Toelichting bij de aangifte in de personenbelasting aanslagjaar 2010, inkomstenjaar 2009 Vak VIII Intresten en kapitaalaflossingen van leningen en premies van individuele levensverzekeringen die recht geven op een belastingvoordeel. In dit vak worden alle intresten, kapitaalaflossingen en schuldsaldoverzekeringen ivm kredieten voor onroerende goederen aangegeven. A. Intresten en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen gesloten vanaf 1.01.2005 die in aanmerking komen voor de aftrek enige woning B. Premies van individuele levensverzekeringen gesloten vanaf 1.01.2005, die in aanmerking komen voor aftrek enige woning Beide punten worden samen besproken. a. Welk voordeel levert de aftrek op? - de totale mogelijke aftrek bedraagt 2.080 EUR + 690 EUR + 70 EUR indien 3 kinderen ten laste op 1 januari 2010. Gehandicapte kinderen worden daarbij voor 2 geteld. De verhogingen van 690 + 70 EUR gelden enkel in de eerste 10 jaar. Men verliest ze definitief indien men op 31 december van enig jaar in deze 10 jarige periode, een tweede woning heeft; - zowel intresten, als kapitaalaflossingen, als schuldsaldoverzekeringen voor het hypothecaire deel van de lening komen in aanmerking voor deze aftrek. Drie uitzonderingen: ° de hypothecaire intresten, die verband houden met het verhuurde deel van de woning vallen buiten de aftrek. Zij mogen in code 1146 of 2146 vermeld worden; ° de hypothecaire intresten, die verband houden met het gedeelte van de woning dat voor het beroep gebruikt wordt, mogen in de beroepskosten opgenomen worden; ° de premie van de schuldsaldoverzekering, die meer verzekert dan het hypothecaire deel van de lening moet volledig onder E vermeld worden. - het voordeel bestaat uit een aftrek van deze sommen tegen het marginale tarief. b. Onder welke voorwaarden mogen deze vakken ingevuld worden? 1. Het moet gaan om een krediet waarvoor een basisattest werd afgeleverd door de bank. Dit attest bevestigt dat het krediet voldoet aan alle kredietvoorwaarden inzake looptijd , opgegeven doel bij kredietaanvraag, hypotheek enz. De kredietnemer moet de – op het jaarlijks attest – vermeldde betalingen in 2 gevallen beperken: 1.1 Beperking in functie van de concrete aanwending van het krediet. Het attest houdt geen bevestiging in van de correcte aanwending van het krediet bij uitbetaling van het krediet. Werden er facturen binnengebracht voor andere zaken dan de woning (bv. tuinaanleg of zwembad) dan moet de aftrek ev. gereduceerd worden tot wat fiscaal wel in aanmerking komt. De controleur kan dit controleren aan de hand van de facturen. Wat komt in aanmerking? - alle uitgaven mbt de woning zelf, met uitzondering van gordijnen en ingemaakte kasten op andere plaatsen dan de keuken of badkamer; - mits ze met hetzelfde deelkrediet werden meegefinancierd werden en niet meer dan 50% van het totale kredietbedrag uitmaken: * het terras aan de woning;
* de carport aan de woning; * de losstaande garage op hetzelfde perceel; * de grond (opmerking: enkel bij de grond geldt de beperking van 50% niet; ook indien de lening bijvoorbeeld voor 75% wordt aangewend voor de financiering van de grond, en slechts voor 25% voor de bouw van de woning, kan het volledige bedrag aan kapitaalaflossingen, interestbetalingen en premies een fiscaal voordeel opleveren). Kosten voor het krediet, de hypotheek en notaris komen niet in aanmerking. Registratierechten, schenkingsrechten en successierechten daarentegen wel. 1.2. Beperking in functie van het bedrag waarvoor hypotheek gevestigd werd. Indien het krediet niet 100% hypothecair ingedekt is dan moet de inbreng van de gedane betalingen beperkt worden a rato van het hypothecair gedeelte. Bv. de betalingen van kapitaal en intresten op een krediet van 100.000 EUR, dat voor 50.000 EUR hypothecair ingedekt is, komen slechts voor ½ in aanmerking. 2. Het moet gaan om een krediet van na 1 januari 2005. De herfinanciering na 1 januari 2005 van een krediet van vóór 1 januari 2005 wordt beschouwd als een krediet van vóór 2005 en moet bijgevolg steeds onder C en D aangegeven worden. 3. Het krediet moet betrekking hebben op de woning die men zelf bewoont op 31 december 2009 voor de kredieten die in 2009 werden aangegaan. Uitz.: in een aantal gevallen staat men toe dat men de woning later bewoont of zelfs niet bewoont: - men kan er om professionele redenen of om sociale redenen niet wonen: onbeperkt uitstel; - men kan er niet wonen omwille van wettelijke of contractuele beperkingen (bv. nog een lopend huurcontract of de verkoper heeft voor zichzelf het recht bedongen om er nog enige tijd te wonen): 2 jaar uitstel om er te wonen; - men kan er niet wonen omwille van bouw-of verbouwingswerken: 2 jaar uitstel om er te wonen. Wanneer men er , ondanks het uitstel van 2 jaar, niet tijdig woont, dan verliest men de aftrek voor de enige eigen woning en valt men ev. terug in het fiscaal minder voordelige lange termijnsparen. Nieuw sinds dit jaar is dat je toch opnieuw van de aftrek enige eigen woning kan genieten als je onmiddellijk in de woning trekt nadat de bouwwerken of verbouwingswerken klaar zijn of nadat de wettelijke of contractuele belemmeringen zijn weggevallen. Voor gehuwden of wettelijk samenwonenden gaat men er steeds van uit dat beiden dezelfde woning bewonen. De fiscale wet vereist niet dat je de woning blijft bewonen. Je mag zonder enige fiscale consequentie verhuizen in een later jaar. 4. Het krediet moet betrekking hebben op de enige woning die men bezit op 31 december 2009 voor de kredieten, die in 2009 werden aangegaan. Uitz. in een aantal gevallen staat men toe dat er toch nog een tweede woning is: - door erfenis is men gedeeltelijk eigenaar, vruchtgebruiker of blote eigenaar van een tweede woning; - de tweede woning staat te koop op 31 december 2009 en zal ook echt verkocht zijn tegen 31 december 2010; De voorwaarde enig moet in hoofde van elke ontlener apart beoordeeld worden. 5. Men moet eigenaar, vruchtgebruiker, opstalhouder of erfpachthouder zijn van de woning waarvoor de lening is aangegaan. Uitz. Indien men gehuwd is zonder huwelijkscontract of met een contract met een stelsel van gemeenschap dan kan de echtgenoot, die geen eigenaar of vruchtgebruiker of erfpachter is
toch de aftrek toepassen indien hij medeontlener is én indien de lening aangegaan werd in een jaar na het jaar van huwelijk. 6. Men mag geen krediet van vóór 2005 fiscaal nog in mindering brengen voor dezelfde woning. Heeft men nog een ouder krediet lopen dan moet men kiezen: - ofwel enkel het nieuwe krediet en SSV aangeven onder A en B; - ofwel het oude en het nieuwe krediet aangeven onder pt C en D maar nooit onder A. LET OP: deze keuze is éénmalig en onherroepelijk. Ze moet gemaakt worden in de aangifte die betrekking heeft op het inkomstenjaar waarin het nieuwe krediet werd aangegaan. Dus voor degenen die in 2009 een hypothecair krediet aangingen moet de keuze in deze aangifte gemaakt worden. Voor de verdere looptijd van de leningen blijft men gebonden door deze keuze. Overweeg dus goed. Gehuwden en wettelijk samenwonenden moeten ook dezelfde keuze maken, tenzij hun situatie niet dezelfde is (bv. voor man enige woning, voor de vrouw niet). Om u te helpen bij de keuze geven we even de voordelen van beide keuzes op een rij: Wat zijn de voordelen voor de keuze van A en B: - de totale aftrek van intresten, SSV’s en kapitaal bedraagt 2.080 EUR + 690 EUR + 70 EUR (70 EUR: indien 3 kinderen ten laste). De verhogingen van 690 + 70 EUR gelden enkel in de eerste 10 jaar. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. De maximale aftrek stijgt bijgevolg elk jaar. Wat zijn de voordelen voor de keuze van het oud stelsel (C en D) - ten belope van de intresten , die van het KI afgetrokken worden kan men een stukje onroerende voorheffing recupereren: 12,5% van het KI. Aangezien de intresten dalen na verloop van tijd, daalt ook deze verrekening; - ev. is er bijkomende intrestaftrek. De bijkomende intrestaftrek is voor een nieuwbouw vóór 2005 beperkt tot de intresten op een ontleend bedrag van +/- 60.000 EUR (exacte bedrag is afhankelijk van het jaar van ontlening en van het aantal kinderen ten laste). Voor een verbouwing (vóór of na 2005 ) is dit beperkt tot de intresten op een ontleend bedrag van +/30.000 EUR. Van deze intresten is slechts 80% aftrekbaar de eerste 5 jaar en de daaropvolgende jaren telkens 10% minder per jaar. De aftrek sterft bijgevolg geleidelijk uit; - kapitaalaflossingen ten belope van een bedrag van +/- 60.000 EUR zijn aftrekbaar, evenals de ssv. Het maximale aftrekbare bedrag is 2.080 EUR maar dit bedrag is afhankelijk van de belastbare inkomsten en kan bijgevolg ook lager zijn. Wat adviseren wij? - gebruik een fiscaal berekeningsprogramma om de 2 berekeningen tegenover elkaar te zetten. Wijst de berekening in een voordeel voor keuze A en B of slechts een klein voordeel voor keuze C en D: neem dan steeds keuze A en B. - heb je geen fiscaal berekeningsprogramma dan kunnen volgende tips ook al richtingaanwijzend zijn: * kijk naar de betaalde intresten, kapitaalaflossingen en betaalde SSV op een volledig jaar van je nieuwe lening: als je daarmee de volledige aftrek A en B (liefst van beide partners) kunt benutten: eerder keuze A en B; * heb je geen bijkomende intrestaftrek, noch op de oude lening, noch op de nieuwe lening: eerder keuze A en B; * is één van beide partners geen eigenaar van de woning maar is hij/zij wel medeontlener en zijn beiden gehuwd met een stelsel van gemeenschap of wettelijk stelsel: keuze A en B * is men enkel vruchtgebruiker van de woning en geen volle eigenaar: keuze A en B * heb je recentelijk (2002,2003 of 2004) een lening afgesloten voor een nieuwbouw en sloot je na 01.01.2005 nog een kleine bijkomende lening af voor afwerking: keuze C en D * heeft één van beide partners een vrij laag inkomen: keuze A en B * gaat het om een verbouwing, die je grotendeels zelf uitvoerde of waarvoor je het minimumbedrag aan facturen van geregistreerde aannemers niet haalt: eerder keuze A en B
7. In volgende gevallen kan je wel een combinatie maken van de aftrekken in A en B enerzijds en de aftrekken in C en D anderzijds: - je oude lening en je nieuwe lening ivm dezelfde woning overlappen elkaar niet in de tijd. Bv. je oude lening liep af (of betaalde je vervroegd terug met eigen middelen) in april 2009 en in augustus 2009 ging je een nieuwe lening aan; - de twee leningen hebben betrekking op een verschillende woning. Je hebt bv. nog een oude lening voor een eerste woning, die ondertussen verkocht werd en er is een lening van na 1. 01.2005 voor een enige eigen woning; - de twee leningen hebben betrekking op 2 aan elkaar palende verschillende woningen. Voor de eerste woning werd vóór 2005 een lening afgesloten. Na 2005 leende men voor de bijkomende woning maar vóór 31 december van het jaar waarin de laatste lening werd afgesloten werd van beide woningen één woning gemaakt. In deze gevallen kun je de aftrek voor de 2 woningkredieten volledig cumuleren. In het beste geval kan je in dit geval aftrek hebben van (2.080 + 690 + 70 EUR voor de nieuwe lening) + (2.080 EUR kapitaalaftrek + intrestaftrek + bijkomende intrestaftrek voor de oude lening). Dit is uitzonderlijk want in principe moeten de aftrekken van de basiskorf van 2.080 EUR van het nieuw stelsel (A en B) gecompenseerd worden met de aftrekken 2.080 EUR van het oud stelsel (C,D en E). c. In te vullen bedragen in code 1370,2370 en volgende De fiscus vraagt in de toelichting bij de aangifte om de juiste en ev. reeds beperkte bedragen in te vullen. Dit doe je als volgt: Stap 1: Je vertrekt van het betalingsattest waarop de betaalde intresten en kapitaalaflossingen vermeld staan. Stap 2: Als je hypotheek kleiner is dan het kredietbedrag dan beperk je (met de regel van 3) de betaalde intresten en kapitaalaflossingen tot het hypothecair gedeelte. Stap 3: De bekomen bedragen worden verdeeld onder de kredietnemers. - Feitelijke samenwoners De uitsplitsing van de bedragen over de verschillende ontleners gebeurt volgens het % eigendom in het onroerend goed. bv. Jan en Sofie zijn feitelijk samenwonenden. Ze sloten samen een lening af van 100.000 EUR voor het verwerven van hun woning. Ze betaalden vorig jaar 2.500 EUR kapitaal en 3.000 EUR aan intresten. Jan is 60% eigenaar , Sofie voor 40%. Jan zal 60% of 3.300 EUR (te beperken tot 2.770 EUR) kunnen in mindering brengen en Sofie slechts 2.200 EUR. Indien ze elk apart een kredietopening van 50.000 EUR hadden afgesloten dan konden ze elk 2.750 EUR in mindering brengen. Deze regel van uitsplitsing volgens eigendomsverhouding is enkel een vermoeden dat de fiscus hanteert. Indien Jan 20% van de eigendom met eigen middelen betaalde en indien ze elk de helft van de lening betaalden dan kan Sofie aan de hand van betalingsbewijzen wel aantonen dat zij effectief 50% van de lening betaalde ipv 40 % . Wettelijk gezien hebben ze het recht om elk de helft in mindering te brengen. Ze zullen dan wel moeten kunnen bewijzen dat ze ook de helft betaalden. - Gehuwden of wettelijke samenwoners Gehuwden en wettelijk samenwonenden mogen optimaliseren indien ze beiden recht hebben op de aftrek enige eigen woning. Deze optimalisatie zal maar van belang zijn in de gevallen dat er minder dan 2 x 2.770 EUR aan kapitaal, intresten en SSV premie betaald werd.
vb. Kurt en An betaalden in 2009 4.000 EUR. Kurt zijn inkomen ligt een heel stuk hoger dan dat van An. Zij hebben er alle belang bij om 2.770 EUR bij Kurt aan te geven en de rest of 1.230 EUR bij An. De vrije verdeling is sinds inkomstenjaar 2008 niet meer beperkt. Vóór 2008 moest er steeds minstens 15% van het betaalde bedrag bij de minst verdienende persoon in mindering gebracht worden. Stap 4. Voor leningen, die aangegaan werden na 01.01.2005 en vóór 2009 moet nagegaan worden of het voor alle ontleners op 31 december 2009 nog om de enige woning ging. Je moet elk jaar nagaan of het nog om de enige woning gaat in hoofde van elke ontlener. Is dat niet langer het geval, dan moet de maximale aftrek beperkt worden tot 2.080 EUR ipv 2.080 EUR + 690 EUR + ev. 70 EUR. OPMERKING 1: het begrip enige woning verschilt van het begrip enige woning hierboven, toen we het hadden over de voorwaarden van deze aftrek: 1° bij de voorwaarden moest men geen rekening houden met woningen in mede-eigendom, vruchtgebruik of blote eigendom verkregen ingevolge erfenis; 2° hier moet men geen rekening houden met blote eigendom van andere woningen, op welke manier die ook verkregen werd. vb. Je vader sterft in 2005. Je wordt samen met je broer blote eigenaar van de woning van je ouders. Je leent in 2005 voor je enige eigen woning. Je hebt recht op de aftrek voor je enige eigen woning. In 2009 sterft je moeder. Je wordt samen met je broer mede-eigenaar van de woning van je ouders. Je hebt geen recht meer op de bijkomende aftrek van 690 EUR + 70 EUR. Je moet je aftrekbaar bedrag bijgevolg beperken tot 2.080 EUR. Als je code 1370-2370 invult dan betekent dit dat je recht hebt op de aftrek enige eigen woning cfr. de eerste interpretatie. Het invullen van code 1374-1375 en 2374 en 2375 gaat over de 2° interpretatie. De 2° interpretatie kan ook al in het jaar van aangaan van de lening een struikelblok zijn om ooit de verhoogde korf van 690 EUR te genieten. vb. zelfde situatie als hiervoor maar de lening wordt in 2009 afgesloten. Je hebt recht op aftrek enige eigen woning (1° interpretatie) maar niet op de verhoogde korf van 690 EUR (2° interpretatie). Stap 5 Kom je met de betaalde kapitaalaflossingen en intresten niet aan je fiscaal maximum dan kan je in code 1371 of 2371 bijkomend premies voor schuldsaldoverzekeringen ingeven voor de lening. We doen dit slechts in laatste instantie. Als je ooit éénmaal een premie van een schuldsaldoverzekering in mindering brengt dan belast de fiscus je nabestaanden bij een ev. uitkering. C. Intresten, andere dan deze bedoeld in A. 1. Gewone intrestaftrek Algemene regels De gewone intrestaftrek is van toepassing voor de leningen die aangegaan werden voor het verwerven of behouden van onroerende goederen. Uitzondering: de leningen die dateren van na 1 januari 2005, die dienen voor het verwerven van de enige eigen woning en aanleiding geven tot een belastingvoordeel onder de woonbonus, kunnen niet aangewend worden voor de intrestaftrek. Indien echter een deel van deze woning verhuurd wordt, dan mogen de intresten die betrekking hebben op dat deel, wel in code 1146 of 2146 ingevuld worden.
Indien er meerdere kredietnemers zijn moet men de intresten verdelen volgens het eigendomsaandeel in het onroerend goed. De Administratie benadrukt dat er in deze situatie geen bewijs meer zal worden gevraagd om na te gaan of de belastingplichtige dat deel werkelijk heeft betaald. Wanneer echtgenoten of feitelijk samenwonenden een hoofdelijk en onverdeelde lening hebben afgesloten om een onroerend goed te verwerven waarvan zij ieder voor 50% eigenaar zijn, dan mag iedere partner 50% van de intresten aftrekken, ook al heeft hij daarvan bijvoorbeeld 2/3 voor zijn rekening genomen. Indien in hoofde van echtgenoten het aftrekbaar bedrag aan intresten groter is dan het onroerend inkomen, dan zal het saldo aan intresten automatisch overgeheveld worden naar de andere echtgenoot. Administratieve toegeving voor echtgenoten waarvoor een gemeenschappelijke aanslag is gevestigd. Wanneer het kadastraal inkomen van het onroerend goed waarvoor de lening is aangegaan in de belastbare grondslag van beide echtgenoten is opgenomen, dan staat de Administratie toe dat de intresten vrij worden omgedeeld tussen beide echtgenoten. Deze vrije omdeling zal dus steeds het geval zijn voor: - echtgenoten die gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel; - echtgenoten die gehuwd zijn onder het stelsel scheiding van goederen waarbij iedere echtgenoot een eigendomsaandeel bezit in het onroerend goed; - wettelijk samenwonenden waarbij iedere partner een eigendomsaandeel bezit in het onroerend goed. Deze vrije omdeling heeft in de praktijk geen belang wanneer het totale bedrag van de intresten groter is dan het onroerend inkomen van beide echtgenoten samen. 2. Bijkomende intrestaftrek Principe Intresten van een hypothecaire lening, dd. vóór 01.01.2005 met een looptijd van minstens 10 jaar, aangegaan om een in de EER gelegen ‘enige’ woning te bouwen, in nieuwe staat te verwerven of te verbouwen, komen in aanmerking voor bijkomende intrestaftrek. Intresten van een hypothecaire lening, dd. na 01.01.2005 met een looptijd van minstens 10 jaar, aangegaan om een in de EER gelegen ‘enige’ woning te verbouwen, terwijl er nog een andere lening van vóór 2005 voor dezelfde woning loopt, komen in aanmerking voor bijkomende intrestaftrek indien men de keuze voor het ‘oude stelsel’ maakt. Voor een verbouwingslening is het bovendien vereist dat: - de woning minstens 15 jaar eerder in gebruik is genomen; - de werken worden uitgevoerd door een geregistreerd aannemer; - en dat de minimale kostprijs van de werken (incl. 6% BTW) 27.410 EUR bedraagt (= geïnd. bedrag voor het inkomstenjaar 2009).
De intresten van de hypothecaire lening komen slechts in aanmerking voor bijkomende intrestaftrek in de mate dat het leningsbedrag niet meer bedraagt dan een grensbedrag. De geïndexeerde bedragen voor nieuwbouw en vernieuwbouw: NIEUWBOUW Aantal kinderen op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van de lening Kredietjaar
0
1
2
3
+3
1986-1989
49.578,70
52.057,64
54.536,58
59.494,45
64.452,32
1990
51.115,64
53.668,95
56.222,25
61.353,65
66.460,25
1991
52.875,69
55.528,15
58.180,61
63.460,74
68.740,87
1992-1998
54.536,58
57.263,40
59.990,23
65.443,89
70.872,76
1999
55.057,15
57.808,77
60.560,39
66.063,62
71.566,86
2000
55.652,10
58.453,29
61.229,70
66.782,52
72.360,12
2001
57.570,00
60.440,00
63.320,00
69.080,00
74.830,00
2002
58.990,00
61.930,00
64.880,00
70.780,00
76.680,00
2003
59.960,00
62.950,00
65.950,00
71.950,00
77.940,00
2004
60.910,00
63.960,00
67.000,00
73.090,00
79.180,00
Vanaf 2005 worden er geen bedragen meer gegeven omdat nieuwbouwleningen aangegaan in 2005 geen bijkomende intrestaftrek meer genieten. VERNIEUWBOUW Aantal kinderen op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van de lening Kredietjaar
0
1
2
3
+3
1989
24.789,35
26.028,82
27.268,29
29.747,22
32.226,16
1990
25.557,82
26.846,87
28.111,13
30.664,43
33.217,73
1991
26.450,24
27.764,07
29.077,91
31.730,37
34.382,83
1992-1998
27.268,29
28.631,70
29.995,12
32.721,95
35.448,77
1999
27.516,18
28.904,38
30.267,80
33.019,42
35.771,04
2000
27.838,44
29.226,65
30.614,85
33.391,26
36.192,45
2001
28.780,00
30.220,00
31.660,00
34.540,00
37.420,00
2002
29.490,00
30.970,00
32.440,00
35.390,00
38.340,00
2003
29.980,00
31.480,00
32.980,00
35.970,00
38.970,00
2004
30.460,00
31.980,00
33.500,00
36.550,00
39.590,00
2005
31.090,00
32.650,00
34.200,00
37.310,00
40.420,00
2006
31.960,00
33.560,00
35.150,00
38.350,00
41.540,00
2007
32.530,00
34.160,00
35.780,00
39.040,00
42.290,00
2008
33.120,00
34.780,00
36.430,00
39.740,00
43.060,00
2009
34.610,00
36.340,00
38.070,00
41.530,00
44.990,00
We merken op dat gehandicapte kinderen voor twee worden geteld. Het begrip ‘enige’ woning in hoofde van echtgenoten Vanaf het aanslagjaar 2005 moet het ‘enig’ karakter van de woning per echtgenoot worden beoordeeld. Vanaf het aanslagjaar 2005 kunnen zich voor de beoordeling van het ‘enig’ karakter in hoofde van echtgenoten volgende mogelijkheden voordoen: 1. beide echtgenoten zijn gezamenlijk eigenaar (in gemeenschap of in onverdeeldheid) van een woning waarvoor een hypothecaire lening is aangegaan: - geen van beide echtgenoten is eigenaar van een andere woning: beide echtgenoten hebben recht op de bijkomende intrestaftrek - één van beide echtgenoten is eigenaar van een andere woning: enkel de echtgenoot die geen eigenaar is van een andere woning, heeft recht op de bijkomende intrestaftrek; 2. beide echtgenoten zijn elk afzonderlijk eigenaar van een woning waarvoor ze elk een hypothecaire lening hebben aangegaan en die bovendien de ‘enige’ woning is voor iedere echtgenoot: iedere echtgenoot heeft recht op de bijkomende intrestaftrek; 3. slechts één van beide echtgenoten is eigenaar van de woning waarvoor de hypothecaire lening is afgesloten en die bovendien zijn ‘enige’ woning is: enkel deze echtgenoot heeft recht op de bijkomende intrestaftrek. Aangifte voor alleenstaanden en echtgenoten a) Alleenstaande en de lening werd uitsluitend door hem aangegaan - “intresten” (code 1138 of 1139)= het totaal bedrag van de betaalde intresten - “bedrag van de lening” (code 1141)= het totaal bedrag van de lening aangegaan door de alleenstaande - “kinderlast” (code 1142)= het aantal kinderen die de alleenstaande ten laste had op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de lening is aangegaan - “uw aandeel in de woning” (code 1148)= het eigendomsaandeel (%) van de
alleenstaande in de woning - “aandeel in de woning van de personen die de lening samen met U hebben aangegaan” (code 1149)= 0,00 aangezien er geen mede-ontleners zijn - “betreft het een woning van beide samen belaste echtgenoten of wettelijk samenwonenden die voor beiden de enige woning is?” (code 1137)= neen b) Alleenstaande en de lening werd door meerdere belastingplichtigen aangegaan - “intresten” (code 1138 of 1139)= het gedeelte van de intresten dat overeenstemt met het eigendomsaandeel in de woning. Er zal hier niet meer worden nagegaan of de alleenstaande, dan wel zijn mede-ontlener de intresten effectief heeft betaald - “bedrag van de lening” (code 1141)= het totaal bedrag van de lening (inclusief het gedeelte dat door de mede-ontleners is aangegaan) - “kinderlast” (code 1142)= het aantal kinderen die de alleenstaande ten laste had op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de lening is aangegaan - “uw aandeel in de woning” (code 1148)= het eigendomsaandeel (%) van de alleenstaande in de woning - “aandeel in de woning van de personen die de lening samen met U hebben aangegaan” (code 1149)= het totale eigendoms% van de andere personen die samen met de alleenstaande de lening hebben aangegaan - “betreft het een woning van beide samen belaste echtgenoten of wettelijk samenwonenden die voor beiden de enige woning is?” (code 1137)= neen c) Echtgenoten en beide echtgenoten hebben recht op de bijkomende intrestaftrek voor éénzelfde woning - “intresten” (code 1138/2138 of 1139/2139)= het totaal bedrag van de intresten mag vrij verdeeld worden tussen beide echtgenoten en dit ongeacht of het een gezamenlijke dan wel een persoonlijke lening betreft - “bedrag van de lening” en andere gegevens m.b.t. de lening (codes 1140/2140 tot en met 1149/2149)= * indien één gezamenlijke lening: het bedrag van de lening en de andere gegevens m.b.t. de lening moeten door beide echtgenoten ingevuld worden * iedere echtgenoot heeft afzonderlijk een lening afgesloten: iedere echtgenoot vermeldt afzonderlijk het bedrag van zijn eigen lening alsook de andere gegevens m.b.t. de lening * slechts één echtgenoot heeft de lening afgesloten: enkel deze echtgenoot vermeldt het bedrag van zijn lening alsook de andere gegevens m.b.t. de lening. De andere echtgenoot vult niets in. - “betreft het een woning van beide samen belaste echtgenoten of wettelijk samenwonenden die voor beiden de enige woning is?” (code 1136)= ja d) Echtgenoten en beide echtgenoten hebben recht op de bijkomende intrestaftrek maar voor een verschillende woning - “intresten” (code 1138/2138 of 1139/2139)= iedere echtgenoot vermeldt de intresten die bij hem in aanmerking komen voor bijkomende intrestaftrek, eventueel te beperken tot zijn eigendomsaandeel - “bedrag van de lening” (code 1141/2141)= het totaal bedrag van de lening (inclusief het gedeelte dat door de mede-ontleners is aangegaan) - “kinderlast” (code 1142)= het aantal kinderen die de echtgenoot ten laste had op 1 januari van het jaar na het jaar waarin de lening is aangegaan - “uw aandeel in de woning” (code 1148)= het eigendomsaandeel (%) van de echtgenoot in de woning - “aandeel in de woning van de personen die de lening samen met U hebben aangegaan” (code 1149)= het totale eigendoms% van de andere personen die samen met de echtgenoot de lening hebben aangegaan
- “betreft het een woning van beide samen belaste echtgenoten of wettelijk samenwonenden die voor beiden de enige woning is?” (code 1137)= neen e) Echtgenoten en slechts één van beide echtgenoten heeft recht op de bijkomende intrestaftrek - “intresten” (code 1138/2138 of 1139/2139)= * de lening is uitsluitend aangegaan door de echtgenoot die recht heeft op de bijkomende intrestaftrek: het totaal bedrag van de intresten * de lening is aangegaan met de andere echtgenoot of met andere belastingplichtigen: het gedeelte van de intresten dat overeenstemt met het eigendomsaandeel in de woning. - “bedrag van de lening” en andere gegevens m.b.t. de lening (codes 1140/2140 tot en met 1149/2149)= enkel de echtgenoot die recht heeft op de bijkomende intrestaftrek vult deze gegevens in - “betreft het een woning van beide samen belaste echtgenoten of wettelijk samenwonenden die voor beiden de enige woning is?” (code 1137)= neen Opmerking: indien de echtgenoten gezamenlijk de lening hebben afgesloten, dan kunnen de intresten van de echtgenoot die geen recht heeft op de bijkomende intrestaftrek in aanmerking komen voor de gewone intrestaftrek. Indien het KI van de woning waarvoor de lening is aangegaan over beide echtgenoten verdeeld is, mogen deze intresten bovendien vrij verdeeld worden over beide echtgenoten (zie gewone intrestaftrek). 3. Woningaftrek Indien je nog intresten of kapitaalaflossingen onder C of D aangeeft (krediet van vóór 2005) dan heb je in principe ook het KI van de zelf bewoonde woning aangegeven in code 100,101,121 of 133. De intresten, aangegeven onder C worden van dit KI in mindering gebracht. Indien de intresten niet volstaan, wordt automatisch de woningaftrek toegestaan. Ten gevolge van de decumul gebeurt de woningaftrek per echtgenoot. Iedere echtgenoot heeft bijgevolg recht op een eigen woningaftrek van 3.000,00 EUR (nietgeïndexeerd bedrag). Het geïndexeerde bedrag voor het inkomstenjaar 2009 bedraagt 4.638,00 EUR. Indien er kinderen ten laste zijn, wordt dit bedrag verhoogd. Voor aanslagjaar 2010 bedraagt de verhoging 387 EUR per kind ten laste op 1 januari 2010. Opmerking: voor de verhoging in functie van het aantal kinderen ten laste, mag rekening gehouden worden met het aantal kinderen dat in enig vorig jaar ten laste was, indien dit aantal hoger was. Dit is weliswaar slechts mogelijk in de mate dat de woningaftrek betrekking heeft op dezelfde woning.
4 Interesten van groene leningen Wanneer u een lening hebt afgesloten vanaf 1 januari 2009 die uitsluitend bestemd is voor de financiering van energiebesparende maatregelen, heeft u recht op een belastingvermindering van 40% van de interesten die in 2009 werkelijk betaalde. In code 1143 moet u het totaal van deze interesten invullen; de administratie zal zelf berekenen tot welke belastingvermindering deze interesten aanleiding geven. De belastingvermindering wordt automatisch omgedeeld tussen beide partners indien het om een gezamenlijke aangifte gaat.
Merk op dat je de keuze hebt op welke manier je deze interesten zal aanwenden: je kunt deze ook opnemen onder de woonbonus, onder de interestaftrek, of deze kunnen (deels) als beroepskost beschouwd worden. Wanneer je verschillende keuzemogelijkheden hebt voor de aanwending van deze interesten, moet je een keuze maken. Dezelfde interesten kunnen geen aanleiding geven tot een dubbel fiscaal voordeel.
D. Kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen. 1. Kapitaalaflossingen bouwsparen Deze rubriek mag ingevuld worden voor hypothecaire kredieten van vóór 2005 of voor herfinancieringen van dergelijke kredieten die dienden ter financiering van de eigen woning (vóór 1993) of van de enige woning (vanaf 1993 tot 2005). Zij mag ook ingevuld worden voor hypothecaire kredieten vanaf 2005, die aangegaan werden terwijl er nog een krediet bouwsparen liep voor dezelfde woning en waarbij men ervoor kiest om de vermindering bouwsparen verder te genieten. 2. Kapitaalaflossingen lange termijnsparen Deze rubriek mag ingevuld worden wanneer het krediet diende ter financiering van een bijkomende woning of vóór 1993: voor de niet eigen woning. In beide gevallen (1 en 2) mag het ook gaan om een woning, die buiten België, maar in de EER gelegen is. De hypothecaire lening zelf mag niet ouder zijn dan van 01.01.1989. 3. De beoordeling of de kapitaalaflossingen in aanmerking komen voor een vermindering aan het tarief lange termijnsparen of bouwsparen gebeurt voor elke partner afzonderlijk. Men gaat daarvoor terug naar de situatie op moment van aangaan van de lening. 4. Hoe moeten de kapitaalaflossingen verdeeld worden over meerdere personen? De fiscus heeft hiervoor een aantal regels voorgeschreven: - wanneer meerdere personen een woning in onverdeeldheid bezitten en ze hebben samen hoofdelijk en onverdeeld ontleend dan mogen ze hun eigendomspercentage toepassen op het totaal afgeloste kapitaal en dit in hun aangifte opnemen. Wanneer we als bankier aan een cliënt, met een eerder klein inkomen, vragen om een derde (bv. de ouders) om waarborgkundige reden mee te laten optreden als ontlener dan heeft dat fiscaal geen consequenties voor de kredietaanvrager. Als hij 100% eigenaar is van de woning, die aangekocht wordt, dan kan hij 100% van de aflossingen in zijn aangifte opnemen. De derde zal niets in mindering kunnen brengen. Wanneer 2 personen een woning in onverdeeldheid wensen te kopen en de ene persoon heeft meer kapitaal nodig dan de andere, dan is het aangewezen dat men met 2 aparte kredietopeningen op naam van elk afzonderlijk werkt, zoniet moeten de betrokkenen elk betalingsbewijs bijhouden om te kunnen aantonen dat men een groter deel in de lening betaalde dan wat de verdeling volgens eigendomsverhouding zou laten uitschijnen. - wanneer 2 echtgenoten of wettelijk samenwonenden, hoofdelijk en onverdeeld een lening aangaan voor een woning waarin ze beiden eigendomsrecht hebben, dan mogen ze optimaliseren mits rekening te houden met volgende principes: * als het voor beide echtgenoten de enige woning was bij het aangaan van het krediet dan hebben ze beiden recht op bouwsparen en kunnen ze optimaliseren;
* als het voor beiden niet de enige woning was dan hebben ze beiden recht op lange termijnsparen en dan kunnen ze optimaliseren; * als het voor de ene de enige woning was en voor de andere niet dan moeten ze kiezen: ° ofwel optimaliseren maar dan voor beiden onder het lange termijnsparen; ° ofwel niet optimaliseren en de gewone regels zoals bij een onverdeeldheid toepassen. 5. Het maximumbedrag dat men per partner voor levensverzekeringspremies en kapitaalaflossingen in mindering kan brengen (D + E): Twee begrenzingen: 5.1. Berekening van de maximale korf op basis van het inkomen: 15% van de eerste schijf van 1.730 EUR van het beroepsinkomen + 6% van de rest van het beroepsinkomen. Het totaal aftrekbaar bedrag wordt beperkt tot een absoluut maximum van 2.080 EUR. 5.2. Beperking in functie van wat reeds onder A (woonbonus) in mindering gebracht werd. De bedragen, die voor woonbonus in aanmerking komen, worden eerst in mindering gebracht van de korven van 690 en 70 EUR. Wat nadien in mindering gebracht wordt in de basiskorf van 2.080 EUR moet ook in mindering gebracht worden van het bedrag onder pt. 5.3. Indien de woonbonus ten volle benut wordt blijft er in principe geen ruimte meer over voor de verminderingen onder D en E. Uitzonderingen (die we hiervoor ook al aanhaalden bij de bespreking van A. b.pt. 7) waarbij de tweede beperking niet moet toegepast worden: * de situatie waarbij iemand zijn oud krediet aflost vóór er een nieuw krediet afgesloten wordt voor dezelfde woning; * de situatie waarbij nog een oud krediet loopt voor een ondertussen verkochte woning, samen met een nieuw krediet voor een andere woning waarvoor men van de woonbonus geniet; * de situatie waarbij men van 2 woningen één woning maakt en voor de ene woning vóór 2005 geleend werd en vóór de tweede na 2005 zodat men op 31 december van het jaar van de laatste lening maar over één woning beschikt. E. Premies van individuele levensverzekeringen Indien er per ongeluk meer verzekerd werd dan het hypothecair gedeelte van de lening dan komt de premie niet in aanmerking voor de woonbonus onder A. De premie kan wel nog onder lange termijnsparen in mindering gebracht worden. Voor de premies van SSV’s, die nog bouwsparen genieten (leningen vóór 2005 of leningen na 2005, waarvoor men het oude stelsel kiest) herinneren we eraan dat dit enkel geldt voor de SSV ter indekking van het krediet dat diende voor de enige woning op moment van afsluiten van het krediet. Het enig karakter moet in hoofde van elke partner afzonderlijk beoordeeld worden. De premie valt maar onder bouwsparen ten belope van een bepaald grensbedrag. Dat is het grensbedrag dat van toepassing was op het moment dat men de oudste lening aanging. Dit grensbedrag geldt per woning en is ev. te verdelen over meerdere personen. Bij ongehuwden volgens het eigendoms% van elk. Bij gehuwden kan dit geoptimaliseerd worden. In dat laatste geval gebruik je best een fiscaal berekeningsprogramma. De rest komt in aanmerking voor lange termijnsparen. Voor een overzicht van de grensbedragen: zie hiervoor bij bijkomende intrestaftrek in de tabel nieuwbouw.
Vak IX Uitgaven die recht geven op een belastingvermindering Omdat hier nog steeds misverstanden over bestaan : uitgaven die recht geven op een belastingvermindering zijn maar interessant indien men belastingen betaalt. Men kan door deze uitgaven een vermindering krijgen op de te betalen belasting. Betalen van belasting kan op verschillende manieren: - via ingehouden voorheffingen zoals de bedrijfsvoorheffing, die ingehouden wordt op loon, pensioenen of andere vervangingsinkomsten; - via voorafbetalingen; - via betaling na het ontvangen van de aanslag. Als men geen belastingen betaalt, bv. omdat het inkomen niet boven de belastingvrije som uitkomt of omdat men van één of andere vermindering wegens vervangingsinkomen geniet dan is het in principe zinloos om deze uitgaven om fiscale redenen te doen. Zeer recentelijk wijkt men in een paar gevalletjes (dienstencheques en isolatieuitgaven) van deze regel af door de creatie van een belastingkrediet. In die gevallen betaalt de overheid aan de belastingplichtige een bedrag uit dat overeenstemt met het bedrag van de belastingvermindering, die men zou genoten hebben als men toch belastingen verschuldigd was. A. Betalingen voor pensioensparen Betalingen voor pensioensparen zijn aftrekbaar ten belope van 870 EUR. Je ontving een uittreksel dat dient als bewijs van de storting.