Terug naar ‘onze Joodse wortels’(?) Kring Rotterdam Noord; 29 oktober 2013 Roses are red-ish Violets are blue-ish If it wasn't for Saint Paul We'd all be Jewish (auteur onbekend) 1. Inleiding Het seizoen 2012-2013 heb ik een cursus gevolgd bij Nehemia Ministries (Glory & Grace College; www.gloryandgrace.nl). Eén dagdeel werd aandacht besteed aan de vraag of wij, christenen, niet terug moeten naar ‘onze Joodse wortels’. Moeten wij niet ook de Joodse feesten vieren, de sabbat houden en ons laten besnijden? Volgens Dick Pieterman, die dit dagdeel verzorgde, is er een groeiende groep christenen die deze vraag bevestigend beantwoordt. Ik kon mij er weinig bij voorstellen. Er waaien weleens winden van leer (Ef. 4:14) langs waarvan ik goed kan begrijpen dat deze broertjes en zusjes wegblazen, maar déze wind? Nee toch? Een paar maanden nadat ik plichtmatig aantekeningen had gemaakt van Pietermans verhaal en het voorgeschreven studiemateriaal had bestudeerd, hoorde ik dat de wind ook De Schutse was binnengewaaid. Het lijkt me daarom goed de kwestie van de Joodse wortels met elkaar te bespreken. 2. De kwestie in de vroege gemeente De vraag of de christenen uit de heidenen niet ook de Joodse gebruiken zouden moeten overnemen kwam al op in de vroege gemeente. Laten we lezen uit Handelingen 15. ‘[Toen Paulus en Barnabas in Jeruzalem aankwamen] werden ze verwelkomd door de apostelen en de oudsten en door de rest van de gemeente. Ze brachten verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht. Enkele gelovigen die tot de partij van de farizeeën behoorden, gaven echter te verstaan dat ook de niet-Joodse gelovigen dienden te worden besneden en opdracht moesten krijgen zich aan de wet van Mozes te houden. De apostelen en de oudsten kwamen bijeen om nader op deze zaak in te gaan. ’ (Hand. 15:4-6; mijn toevoeging) Tijdens deze bijeenkomst neemt Petrus het woord: ‘Waarom wilt u God […] trotseren door op de schouders van [de christenen uit de heidenen] een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen? Nee, we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij.’ Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht.’ (Hand. 15:10-12; mijn aanpassingen) Toen iedereen zijn zegje had gedaan (vers 13) besloot Jakobus, de biologische broer van Jezus en de voorganger van de gemeente van Jeruzalem, de discussie aldus: ‘(…) (I)k (ben) van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen, maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf.’ (Hand. 15:19-20) Schrik niet van deze woorden als je eens bloedworst hebt gegeten. 1
a) Waarom zouden de leiders van de vroege gemeente hebben voorgeschreven dat de christenen uit de heidenen geen vlees waar nog bloed in zit of bloed zelf tot zich mogen nemen? Omdat zij geloofden dat in het bloed de ziel, het leven – nephesh ( ) – zit (zie Gen. 9:4; Lev. 17:11, 14; Deut. 12:23). Je moet goed bedenken dat deze leiders Joden waren en dat zij hun hele leven onder de wet van Mozes hadden geleefd. Ik vind het ongelofelijk dapper dat de apostelen en de oudsten ervoor durven te kiezen praktisch de hele wet over boord te gooien en het houden bij offervlees, hoererij – porneias (πορνείας), waar het woord porno van is afgeleid – en vlees waar nog bloed in zit en bloed zelf. Paulus durft het later aan álle voedselvoorschriften over boord te gooien (bijv. 1 Kor. 8:4 e.v., 10:25 e.v., vgl. Mat. 15:10 e.v.), maar daarover later meer. 3. Petrus’ berisping Paulus schrijft in de Galatenbrief over de zojuist besproken vergadering: ‘[Ik ging] naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. Dat was mij in een openbaring opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidenen verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. De belangrijkste broeders – hun positie interesseert me trouwens niet, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. Integendeel, toen ze inzagen dat mij de verkondiging onder de heidenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen– want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk onder de Joden, zo had hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de onbesnedenen –, en ze dus de genade onderkenden die mij geschonken was, toen reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de besnedenen. Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.’ (Gal. 2:1-10; mijn aanpassing) Paulus heeft het evangelie niet van mensen, maar rechtstreeks van God ontvangen (Gal. 1:12, 16b). Pas drie jaar na de openbaringen die hij had gekregen, ging bij langs bij Petrus – ook wel Kefas genoemd – en Jakobus (Gal. 1:18-19). Na deze ontmoeting ging hij weer uit om het evangelie onder de heidenen te verkondigen. Na veertien (!) jaar keerde hij terug naar Jeruzalem. Uit Galaten 2 valt op te maken dat hij bij ‘de belangrijkste broeders’ wilde checken of hij nog wel met hen op één lijn zat. Tussen de regels door valt te lezen dat hij verbaasd – of misschien moet ik zeggen: positief verrast – was dat dit het geval was. Zelfs Titus werd door ‘de belangrijkste broeders’ niet gedwongen zich te laten besnijden! En ook verder werd hem niet verplicht de heidenen die hij het evangelie bracht de wet van Mozes of zelfs maar een light-versie daarvan te brengen! Ik denk dat de tweede bespreking in Jeruzalem heel belangrijk is geweest voor Paulus’ geestelijke ontwikkeling. Natuurlijk, hij had het evangelie, als gezegd, uit eerste hand, maar had hij het écht goed begrepen? Had hij het evangelie op de juiste wijze verkondigd? Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar als ik een openbaring van God denk te hebben ontvangen wil de twijfel nog wel eens toeslaan. Zei Gód dat nou? Heb ik het góed begrepen? Het is dan fijn bevestigd te worden. Je weet dan: ja, ik heb het (deze keer) goed begrepen, maar, en dat is nog belangrijker, je wordt er ook door bemoedigd: ik kan (ook de volgende keer) op de stem die ik hoor af gaan. Paulus vervolgt zijn brief aan de Galaten aldus:
2
‘Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kun je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven?’ (Gal. 2:11-14) Petrus leefde als een heiden, schrijft Paulus. Dat is geen belediging. Paulus bedoelt te zeggen dat Petrus de wet van Mozes niet meer hield. Dat hoefde ook niet meer; Jezus ‘heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigd door het aan het kruis te nagelen’ (Kol. 2:14), waarover zo ook meer. Wat Paulus steekt, is dat Petrus zich anders voordoet als ‘voorstanders van de besnijdenis’, oftewel Messiasbelijdende Joden, die het christelijk geloof zien als een light-versie van het Joodse geloof, langskomen. Paulus berispt Petrus: je moet wel staan voor je eigen overtuiging. Als je ervan overtuigd bent dat je niet meer onder het Mozaïstisch verbond bent, maar dat je vrij bent, moet je dat ook uitdragen. 4. De Galatenbrief: de wet versus de genade Ik heb vanavond een aantal keer gesproken over het Mozaïstisch verbond en een light-versie ervan. Het verbond dat Jezus namens ons met God de Vader sloot (zie mijn spreekbeurt God geeft het Zijn vrienden als ze slapen) is een heel níeuw verbond, dat het verbond dat Mozes namens het volk van Israël met God sloot overbodig maakt. Dit wordt op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament tot uitdrukking gebracht, met name door Paulus en dan vooral in zijn brief aan de Galaten, waar we zojuist ook twee passages uit lazen. De Galatenbrief is in meerdere opzichten een bijzondere brief, niet in de laatste plaats omdat Paulus, anders dan in zijn andere brieven, met de deur in huis valt. In zijn andere brieven schrijft Paulus eerst iets aardigs over de ontvanger(s) (zie bijv. 1 Kor. 1:4-9; 2 Kor. 1:3 e.v.). In de Galatenbrief laat hij alle vriendelijke woorden achterwege en begint meteen te tieren: ‘Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een ander evangelie hebt gekeerd. Er is geen ander evangelie, er zijn alleen maar mensen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel – vervloekt is hij! Ik heb het al eerder gezegd en zeg het nu opnieuw: wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat u hebt ontvangen – vervloekt is hij!’ (Gal. 1:6-9) De Galaten hadden volgens Paulus een ánder evangelie aangenomen en dat andere evangelie ís geen evangelie, geen ‘goed nieuws’. Wat de boodschap was waarvoor de Galaten die van Paulus hadden ingeruild lezen we in het tweede hoofdstuk van zijn brief: ‘Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, weten we dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven. En in ons streven om door Christus rechtvaardig te worden, blijkt dat wijzelf ook zondaars zijn. Betekent dit dat Christus dus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. Maar wanneer ik weer aanneem wat ik had verworpen, maak ik van mezelf opnieuw een overtreder. Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn.’ (Gal. 2:15-21) 3
De gemeente van Galatië had het offer van de Here Jezus geaccepteerd, maar wilde dit aanvullen door de wet te houden. Paulus zegt dat dit niet de bedoeling is. Als we rechtvaardig proberen te worden door de wet te houden – wat niet mogelijk is –, is Christus voor niets gestorven. Hij schrijft de Galaten verder: ‘Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. Het (woord) Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.’ (Gal. 4:2126, NBG) De berg Sinaï is de berg waarop Mozes de tien geboden van God ontving. En wat zegt Paulus over deze berg? Hij brengt slaven voort. Wij zijn geen slaven, wij zijn vrijen. ‘Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen. Luister naar wat ik, Paulus, tegen u zeg: als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten. Ik verzeker u dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven. Als u probeert door God als een rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven, bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld. Want door de Geest hopen en verwachten wij dat we op grond van geloof als rechtvaardigen worden aangenomen. In Christus Jezus is het volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is. Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent, die het geloof zijn kracht verleent. U was zo goed op weg, wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven volgen? Niet hij die u geroepen heeft. Bedenk goed: Al een beetje desem maakt het hele deeg zuur. De Heer geeft mij de overtuiging dat u en ik het daar volledig over eens zijn. Maar degenen die u in verwarring brengen zullen worden gestraft, wie ze ook zijn.’ (Gal. 5:1-10) Jullie waren zo goed op weg! En nu hebben jullie je toch allerlei regels laten voorschrijven! Waarom? Jezus heeft ons vrijgemaakt van de wet! Als je nu alsnog probeert rechtvaardig te worden door wat je dóet, heb je het niet begrepen. Je hebt dan zelfs Gods genade verspeeld, dat klinkt helemaal ongezellig. (Ik hoop hierop begin 2014 nader in te gaan, in de studie Onze God is een verterend vuur!) Het is niet: ‘een beetje wet en een beetje genade’, maar: ‘de wet óf de genade’ (vgl. bijv. Rom. 4:14). Omdat wij niet onder de wet zijn – niet onder de wet van Mozes, maar ook niet onder een lightversie daarvan – schrijft Paulus (in een andere brief): ‘Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus. (…) Als u met Christus dood bent voor de machten van de wereld, waarom laat u zich dan geboden opleggen alsof u nog in de wereld leeft? ‘Raak dit niet aan, proef dat niet, blijf daarvan af’ – het zijn menselijke voorschriften en principes over zaken die door het gebruik vergaan.’ (Kol. 2:16-17, 20-22) We zien hier dat Paulus een stap verder gaat dan ‘de belangrijkste broeders’: alle voorschriften die betrekking hebben op eten zijn ménselijke voorschriften. Waarom zouden wij onze oren nog laten hangen naar dit soort voorschriften? We zijn toch dood voor ‘de machten van de wereld’? ‘[God] heeft ons geschikt gemaakt om het nieuwe verbond te dienen: niet het verbond van een geschreven wet, maar dat van zijn Geest. Want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.’ (2 Kor. 3:6, mijn toevoeging) 5. De Hebreeënbrief: het verouderde, onvolmaakte versus het nieuwe, betere verbond 4
De schrijver van de Hebreeënbrief heeft een iets andere insteek dan Paulus. Hij kiest ervoor het Mozaïstisch verbond en het verbond dat Jezus sloot tegenover elkaar te zetten. b) Dat is ook logisch. Kan iemand zeggen waarom? De brievenschrijver richt zich tot de Joodse christenen die, anders dan de christenen uit de heidenen, eerder de neiging zouden hebben hun oude tradities terug op te pakken. ‘Niet doen!’, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief. Ook hij schrijft dat Jezus een nieuw verbond heeft gesloten dat niet een soort voortzetting van het Mozaïstisch verbond is, maar een geheel nieuw verbond. Hij benadrukt evenwel vooral dat het nieuwe verbond ook een béter verbond is. Deze boodschap onderstreept hij door twaalf keer te zeggen dat hetgeen het nieuwe verbond brengt uitmuntender, hoger, sterker, nuttiger, is (in het Grieks steeds afgeleiden van het woord kreittón of kreissón (κρείττων)). Ik wil niet alle twaalf punten doornemen, maar noem er – ter illustratie – twee: ‘Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften.’ (Heb. 8:6) Jezus heeft namens ons – bemiddelaar – een beter (κρείττονός) verbond gesloten. Een beter verbond dan wat? Een beter verbond dan het verbond van Mozes. En dat betere verbond brengt ons ook betere (κρείττοσιν) beloften. De schrijver vervolgt: ‘Zou het eerste verbond zonder gebreken zijn geweest, dan zou er geen tweede voor in de plaats hebben hoeven komen.’ (Heb. 8:7) Deze zin is voor sommige christenen moeilijk te verkroppen. Blijkbaar was er iets mis met het Mozaïstisch verbond! Maar de wet is toch heilig en Gods geboden rechtvaardig en goed? Ja, zeker (Rom. 7:12), maar de wet kan niet anders dan mensen op hun gebreken wijzen. Je ziet in de wet dat er van alles in je leven niet in overeenstemming met Gods bedoelingen is. En dan? Offers brengen maar. En opnieuw offers brengen. En opnieuw. En opnieuw. Daar komt nooit een eind aan en het maakt niemand een haar beter (m.n. Heb. 10:11 e.v.). Alle rituelen, alle uiterlijkheden waren evenwel niet meer dan een verwijzing naar het nieuwe verbond. De schrijver van de Hebreeënbrief verwoordt het zo: ‘Dit alles is een zinnebeeld voor de huidige tijd: er worden daar gaven en offers gebracht die het geweten van degenen die ze opdragen niet tot volmaakte zuiverheid kunnen brengen; het gaat alleen om voedsel, drank en rituele wassingen, om bepalingen over uiterlijkheden die slechts gelden tot aan de nieuwe orde. Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent – die niet door mensenhanden gemaakt is en niet behoort tot onze schepping – voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan, en dan niet met bloed van bokken en jonge stieren maar met zijn eigen bloed. Zo heeft hij een eeuwige verlossing verworven.’ (Heb. 9:9-12) Onder het Mozaïstisch verbond mochten mensen wel naar de tempel gaan, maar ze mochten niet tot God naderen. Alleen de hogepriester mocht één keer per jaar het Heilige der Heiligen in. Onder het verbond dat Jezus heeft gesloten hoeven wij niet naar de tempel toe te gaan, maar zíjn wij Gods tempel (bijv. 1 Kor. 3:16). Het nieuwe verbond maakt het mogelijk dat God ín ons woning maakt (bijv. 1 Joh. 4:13)! En de Geest die in ons leeft, werkt uit dat wij tot het doel dat God met ons heeft komen: ‘In hun verstand zal ik mijn wetten leggen en in hun hart zal ik ze neerschrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Volksgenoten zullen elkaar niet meer hoeven te onderwijzen, men zal elkaar niet meer hoeven te zeggen: “Ken de Heer!”, want allen zullen mij kennen, van klein tot groot. 5
Ik zal hun wandaden vergeven en aan hun zonden zal ik niet meer denken.’ (Heb. 8:10b-12, vgl. Jer. 31:33-34; Zach. 8:8) De ‘ik’ die hier aan het woord is, is God. God beloofde door Jesaja al dat Hij op een dag een nieuw begin zou maken. Het nieuwe verbond zou mogelijk maken dat Gods wetten in de harten van mensen zouden worden geschreven. Niemand zou een ander nog de les hoeven lezen; mensen zouden geleid worden door Gods Geest. En omdat het nieuwe verbond door Jezus gesloten zou worden, speelt ‘zonde’ – en dus ook de offerdienst of andere manieren van boetedoening – geen rol meer: wij zíjn vergeven (o.a. Ef. 1:7, 4:32; Kol. 3:13, vgl. bijv. 2 Kor. 5:18-21)! ‘Op het moment dat [God] spreekt over een nieuw verbond heeft hij het eerste al als verouderd bestempeld. Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang nabij.’ (Heb. 8:13, mijn aanpassing) c) Wat zou de schrijver van de Hebreeënbrief bedoeld hebben met ‘wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning’ (NBG)? Ik geloof dat dit een voortuitwijzing is naar het einde van de tempeldienst. In het jaar 70 na Christus werd de tempel verwoest en kon het Mozaïstisch verbond niet meer worden gehouden (om de eenvoudige reden dat niet meer geofferd kon worden). Daarmee kwam feitelijk een eind aan het verbond dat eigenlijk al verouderd, versleten en verjaard was. 6. De wet houden uit respect? We hebben gelezen dat Paulus tekeer ging tegen de Galaten, omdat zij de wet van Mozes met de genade probeerden te vermengen. Dat kan niet, zegt Paulus: het is óf de wet, óf de genade. Wie zich aan énkele Joodse voorschriften wil houden, moet ze allemaal houden. Maar waarom zou je je aan Joodse voorschriften willen houden, als deze eigenlijk waren bedoeld als voorafschaduwing van wat is gekomen met Jezus’ kruisdood en opstanding? Dick Pieterman mag graag vertellen dat het toch wat mal zou zijn als hij zich, wanneer hij zijn vrouw na lange tijd weer zou zien, op haar schaduw werpt en die uitgebreid gaat kussen, in plaats van haarzelf. Waarom zou je – om maar wat te noemen – de Joodse feesten vieren, als deze feesten wijzen op Jezus? Ik heb begrepen dat er christenen zijn die zeggen zich aan de Joodse voorschriften te houden ‘uit respect’. Mag dat? Paulus schrijft: ‘Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten.’ (1 Kor. 6:12; NBG) Het gevaar zit-em in het slot: wij zijn vrijgemaakt en het is niet de bedoeling dat wij ons door iets laten knechten. Wil je je aan de Joodse leefwijze conformeren uit respect? Of denk je dat het Gods wil is dat je je aan die regels houdt? Hierin moet een ieder zijn eigen overtuiging volgen (Rom. 14:6). Dat betekent wel dat je bij jezelf naar je diepste motieven moet zoeken. Waarom zou je je aan (bepaalde) Joodse voorschriften houden? Aan het begin van de studie lazen we dat zelfs Petrus leefde als een heiden. Blijkbaar zag híj het nut van het houden van de wet van Mozes niet (meer) in. Over de wet houden ‘uit respect’ vind je in de Bijbel niets. Paulus schrijft: ‘Voor de Joden ben ik als een Jood geworden om hen te winnen. Ikzelf sta niet onder de Joodse wet, maar toch heb ik me eraan onderworpen om hen die er wel onder staan te winnen.’ (1 Kor. 9:20) De enige reden die Paulus zag om zich onder de wet te stellen was om serieus genomen te worden door de Joden die Jezus nog niet als Verlosser hadden aangenomen. 7. Uitleiding Tijdens deze studie heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat wij, christenen, niet terug moeten naar ‘onze Joodse wortels’. Mocht je over deze kwestie nog vragen hebben of mocht je vragen hebben 6
over een andere lering, stel die dan vooral hier op de kring. Het zou jammer zijn als je blijft tobben of als je op een voor ons onverwacht moment kenbaar maakt de gemeente te willen verlaten, omdat je ervan overtuigd bent geraakt dat de waarheid anders in elkaar zit dan binnen De Schutse wordt verkondigd. De aangehaalde Bijbelteksten zijn, tenzij anders vermeld, overgenomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Voorde teksten overgenomen uit de NBG-vertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951.
7