5
Tebis Applicatiesoftware
STCC530E Aanwezigsheidsmelder 2-V 360° A faire
TP product RF producten
Productcode
Beschrijving
TCC530E
Aanwezigheidsmelder Bi-Zone
TCC530E
Uitgangsmodule: Dimmer
Gekoppelde belastingen
Beheer Aanwezigheid / afwezigheid
Uitgangsmodule: AAN / UIT Dimmen AAN / UIT Scene Prioriteit
Ingangsmodule KNX / EIB
Visualisatiesysteem
Absoluut dimmen Autorisatie Besturing op afstand Master / Slave
TCC530E
1
6T 8009-06a
Inhoud 1. Algemene presentatie ....................................................................................................................................................... 3 2. Configuratie en Algemene parameters ............................................................................................................................. 4 2.1 Meest voorkomende instellingen ................................................................................................................................. 4 2.2 Type melder................................................................................................................................................................. 4 2.3 Verlicht kanaal ............................................................................................................................................................. 5 2.4 Aanwezigheidskanalen 1 en 2..................................................................................................................................... 5 2.5 Opties IR afstandsbediening ....................................................................................................................................... 5 3. Configuratie en parameters van de regeling..................................................................................................................... 6 3.1 Functies van de regeling ............................................................................................................................................. 6 3.1.1 Modus 1: actieve regeling volgens het instelpunt op afstand (auto modus) ....................................................... 6 3.1.2 Modus 2 : actieve regeling volgens het lokale instelpunt.................................................................................... 7 3.1.3 Modus 3:inactieve regeling : ............................................................................................................................... 7 3.1.4 Regeling Bi zone................................................................................................................................................. 8 3.2 Lijst van de detectoren voor de eigenschappen van de regeling ................................................................................ 8 4. Configuratie Regelkanaal.................................................................................................................................................. 9 4.1 Regulating ................................................................................................................................................................... 9 4.2 Functie Regeling actief ................................................................................................................................................ 9 4.3 Functie Regeling inactief ........................................................................................................................................... 12 4.4 Functie Regeling Instelling Potentiometer ................................................................................................................. 14 4.5 Tijdsvertraging ........................................................................................................................................................... 16 4.6 Verschil in verlichting Zone 1 / zone 2....................................................................................................................... 16 4.7 Graad van de reflectie van het natuurlijke en kunstmatige licht ................................................................................ 17 4.8 Functie uitstellen........................................................................................................................................................ 17 4.9 Scene opslaan met lange toetsdruk .......................................................................................................................... 18 4.10 Autorisatie................................................................................................................................................................ 18 4.11 Status na downloaden ............................................................................................................................................. 18 4.12 Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning .......................................................................................... 18 4.13 Status na herstel busspanning ................................................................................................................................ 19 5. Configuratie van Aanwezigheidskanalen 1 en 2 ............................................................................................................. 19 5.1 Functie ON / OFF en Timer ....................................................................................................................................... 20 5.2 Prioriteit ..................................................................................................................................................................... 20 5.3 Helderheidswaarde en Helderheidswaarde Aanwezigheid / Afwezigheid................................................................. 20 5.4 Scène en aanwezigheids- / afwezigheidsscène ........................................................................................................ 20 5.5 Tijdsvertraging ........................................................................................................................................................... 21 5.6 Uitvoeren tijdsvertraging............................................................................................................................................ 21 5.7 Gevoeligheid detectie ................................................................................................................................................ 21 5.8 Autorisatie.................................................................................................................................................................. 22 5.9 Status na downloaden ............................................................................................................................................... 22 5.10 Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning .......................................................................................... 22 6. Lichtsterkte...................................................................................................................................................................... 22 7. Fysieke adressering........................................................................................................................................................ 23
TCC530E
2
6T 8009-06a
1. Algemene presentatie Met het STCC530E applicatieprogramma kunt u de aanwezigheidsmelder met verlichtingsregelaar 2 zones TCC530E instellen. Hieronder treft u de hoofdfuncties aan: ■ Aanwezigheidsmelders De aanwezigheidsdetector met verlichtingsregelaar 2 zones TCC530E is gevoelig voor infraroodstralen die gekoppeld zijn aan de warmte die door lichamen en beweging uitgestraald wordt. Hierdoor kan de aanwezigheid of afwezigheid van een persoon in een ruimte gedetecteerd worden. ■ Kanaal van aanwezigheidsdetectie en verlichtingsbesturing 2 zones Met de aanwezigheidsmelder TCC530E kunt u de KNX dimmers of de KNX / Dali (TX216) gateways besturen om de om de functie van de verlichtingsregeling in te vullen. De verlichtingsregeling wordt geactiveerd in functie van de aan- en afwezigheid, er zijn 4 regelmodi mogelijk:: • Potentiometer instelling, • Actief, • Niet actief, • Regeling gekoppeld aan het object On / Off, • Wanneer de modus Instellingen potentiometer geselecteerd is, regelt de detector het verlichtingsniveau in functie van de gewenste waarde in Lux die op het product ingesteld is, • Wanneer de regeling actief is, regelt de detector het verlichtingsniveau in het onderdeel in functie van de gewenste waarde in Lux bij aanwezigheid en in functie van een verschillende gewenste waarde bij afwezigheid. In functie van de gekozen parameters, kan het gewenste instelpunt gewijzigd worden via een ingang van de besturing vanop afstand, • Wanneer de regeling inactief is, bepaalt de detector het dimniveau van de uitgangen van de dimmer op een waarde, bepaald in configureerbaar % in geval van aanwezigheid en op een andere configureerbare waarde in geval van afwezigheid, • Wanneer de modus Regeling gekoppeld aan het object On / Off geselecteerd is, schakelt het product bij ontvangst van Datapoint Switch On, om naar permanente regeling en houdt het geen rekening met de aan- of afwezigheid van iemand in de ruimte. Het product houdt deze permanente instelling aan totdat Datapoint switch Off ontvangen wordt. De regeling van de verlichting van zone 2 is gelijkaardig aan die van zone 1. Met een parameter kunt u een coëfficiënt van evenredigheid selecteren. ■ Tijdsvertraging (Functies Verlichting en Regeling) Deze functie lanceert een vertraging voor iedere aanwezigheidsdetectie, ze verlengt bijgevolg de aanwezigheidsperiode. De afwezigheidsperiode start bij het vervallen van de vertraging als er geen enkele nieuwe detectie gedurende deze tijd plaatsvindt. De waarde van de vertraging kan door een parameter ETS vastgelegd worden of op het product via een potentiometer. ■ Autorisatie ON of OFF (Functies Verlichting en Regeling) Deze functie laat de aanwezigheidsmelding toe of verbiedt ze (bijvoorbeeld dankzij een uurwerk, tijdens bepaalde periodes). ■ Half-automatische of Automatische modus, besturing overschrijven (Functies Verlichting en Regeling) De half-automatische modus, overschakeling op aanwezigheid en inschakeling verlichting worden uitgevoerd door een actie op de afstandsbediening (knop KNX), omschakeling bij afwezigheid wordt dus bestuurd door de detector, in functie van de gedetecteerde aanwezigheid en de instelling van de vertraging. In Automatische modus wordt de status van de uitgang om aan de eisen van bepaalde toepassingen te beantwoorden (bv. projecties van dia's) mogelijk gemaakt door een derogatiebesturing. Bij de toelating OFF gedraagt de detector zich als een eenvoudige vertraagde tijdschakelaar terwijl de derogatie-ingang actief is. ■ Scene Met de functie Scene kunt u, voor een gegeven scenenummer, de gewenste instelpunten of verlichtingsniveaus bepalen om sferen of scenario's te creëren (scenario van aanwezigheid of afwezigheid). ■ Infraroodbesturing op afstand EEK002 / EE808 De aanwezigheidsmelder integreert een infraroodontvanger. De infraroodbesturing op afstand biedt dezelfde functies als de input van drukknop KNX (object Besturing op afstand). ■ Instellingen met de afstandsbediening EEK001 / EE807 van de installateur Bepaalde instellingen (inschakeling, halfautomatisch / automatisch, lichtniveau in lux, tijdsvertraging verlichting) kunnen uitgevoerd worden met de afstandsbediening EEK001 / EE807 van de installateur. De functie Besturing op afstand kan in- of uitgeschakeld worden via ETS. ■ Functie Master / Slave Deze functie breidt de detectiezone van de aanwezigheidsmelder uit door er meerdere overige melders aan toe te voegen.
TCC530E
3
6T 8009-06a
■ Bewakingskanalen 1 en 2 Naast het kanaal voor de verlichtingsregeling, kan de detector ook een object activeren ON / OFF dat enkel gekoppeld is aan de aan- of afwezigheid. Er wordt geen rekening gehouden met de verlichting voor deze 2 kanalen. Dankzij deze kanalen kunnen de ventilatie- of verwarmingscircuits bestuurd worden in functie van de aanwezigheid van personen in de zones.
2. Configuratie en Algemene parameters 2.1 Meest voorkomende instellingen Het scherm voor de definitie van de algemene parameters maakt het mogelijk de basisfuncties van de TCC530E in te stellen. ➜ Parameterscherm
Scherm 1
2.2 Type melder Deze functie vergroot de detectiezone van de aanwezigheidsmelder door ze te verbinden met één of meerdere andere detectoren. Er zijn 2 mogelijkheden: parameter ETS (Type detector) wordt gebruikt om de gewenste functie te selecteren. ➜ Parameterscherm
Scherm 2
TCC530E
4
6T 8009-06a
■ Master melder Wanneer de master-detector een object On ontvangt op het object Master van een van de slave-detectoren, zal deze, in functie van de lichtsterkte, het licht of de regeling inschakelen. Dat werkt ook voor de bewakingskanalen. ■ Slave melder Een Slave-detector informeert de master-detector over de aan- of afwezigheid van een persoon in een ruimte. Het houdt geen rekening met de belichting. Benaming Type melder
Beschrijving Hierdoor kan bepaald worden of de detector een master of slave is.
Waarde Master melder Slave melder
2.3 Verlicht kanaal Als er een beweging wordt gedetecteerd, wordt het commando Aanwezigheid naar de bus verzonden waarbij rekening gehouden wordt met het omgevingslicht. Als er geen bewegingen meer worden gedetecteerd, wordt het commando Afwezigheid naar de bus verzonden na het verstrijken van de vertraagde uitschakeling(als deze gedefinieerd was). De Functie parameter maakt het mogelijk de commando's of de waarden te selecteren die naar de bus verzonden moeten worden bij Aanwezigheid of Afwezigheid. Benaming Verlicht kanaal
Beschrijving Hiermee kunnen de sturingen bepaald worden die op de bus gestuurd worden in geval van Aanwezigheid of Afwezigheid.
Waarde Regulating AAN / UIT
2.4 Aanwezigheidskanalen 1 en 2 De aanwezigheidsdetector TCC530E beschikt over 2 aanwezigheidskanalen die enkel gecontroleerd worden in functie van de aanwezigheid (er wordt geen rekening gehouden met belichting). Dankzij deze parameters kan bepaald worden of de Bewakingskanalen 1 en 2 al dan niet gebruikt worden. Benaming Kanaal bewaken*
Beschrijving Hierdoor kan bepaald worden of het bewakingskanaal al dan niet gebruikt wordt.
Waarde Niet in gebruik, Gebruikt Standaardwaarde: Niet in gebruik
* 1 of 2
2.5 Opties IR afstandsbediening De aan de applicatie aanwezigheidsmelder verbonden werkinstellingen kunnen bepaald worden via de parameters ETS of met behulp van de afstandsbediening EEK001 / EE807. Het gebruik van de afstandsbediening kan in- of uitgeschakeld worden. Bij het gebruik van de afstandsbediening kan men tevens bepalen of het commando van de ETS de instellingen overschrijft. Benaming Regelbesturing IR ETS instelling om IR data te overschrijven*
Beschrijving
Waarde
De afstandsbediening voor de inschakeling EE807 / EEK001 kan in- of uitgeschakeld worden.
Gebruikt, Niet in gebruik
Deze parameter maakt het mogelijk de instellingen te overschrijven met behulp van de IR EE807 / EEK001 afstandsbediening.
Gebruikt, Niet in gebruik
Standaardwaarde: Niet in gebruik
Standaardwaarde: Gebruikt
* Deze parameter is alleen zichtbaar als de parameter Afstandsbediening IR van de regeling de volgende waarde heeft : Gebruikt.
TCC530E
5
6T 8009-06a
3. Configuratie en parameters van de regeling 3.1 Functies van de regeling De TCC530E laat 3 functionele modi toe: - modus 1: actieve regeling volgens het instelpunt op afstand (auto modus), - modus 2: actieve regeling volgens het lokale instelpunt, - modus 3: inactieve regeling. De gebruikte modus wordt bepaald via de ontvangst van de besturingen ETS en de lokale instellingen van TCC530E.
3.1.1 Modus 1: actieve regeling volgens het instelpunt op afstand (auto modus) ■ Regeling verlichting in de kantoren De installateur regelt de voorgedefinieerde verlichtingsniveaus (in lux) volgens de normen (bijvoorbeeld 400 lux) en de klant kan het verlichtingsniveau wijzigen met een knop KNX of de afstandsbediening IR (EEK002 / EE808). De detector regelt rond een instelpunt ON tijdens een aanwezigheid en een instelpunt OFF tijdens een afwezigheid.
Tijdsvertraging
Tijdsvertraging
Nieuw instelpunt aan
Dimwaarde uitgang %
Tijdsvertraging
AAN instelpunt
UIT instelpunt
Aanwezigheidsmelding
Tiptoets KNX / Besturing op afstand IR lange toets indruk
TCC530E
6
6T 8009-06a
3.1.2 Modus 2 : actieve regeling volgens het lokale instelpunt ■ Verlichtingsregeling in open kantoren De installateur regelt de voorgedefinieerde verlichtingsniveaus in lux volgens de normen (bijvoorbeeld 400 lux) en de klant kan het uitgangsniveau (in %) tijdelijk wijzigen met een knop KNX of de afstandsbediening IR (EEK002 / EE808). De detector valt terug op de instelling van de installateur na de afwezigheid.
Modus 2 : actieve regeling volgens het instelpunt op afstand Tijdsvertraging
Tijdsvertraging
Tijdsvertraging
Dimwaarde uitgang % Tijdsvertraging
AAN instelpunt
UIT instelpunt
Aanwezigheidsmelding
Tiptoets KNX / Besturing op afstand IR
lange toets indruk
3.1.3 Modus 3:inactieve regeling : ■ Installatie van detectoren in de circulatiezones Het idee bestaat erin volledige verlichting te geven wanneer er iemand is en 33 % (bijvoorbeeld) wanneer er niemand is en volledig uit te schakelen na een lange afwezigheid. De klant kan het niveau ON (in %) wijzigen met de k nop KNX of met de afstandsbediening IR (EEK002 / EE808). Het niveau OFF wordt behouden tijdens de vertraging van het niveau OFF (T OFF), het wordt volledig uitgeschakeld na deze vertraging.
Dimwaarde uitgang %
Tijdsvertraging
Tijdsvertraging Tijdsvertraging
AAN instelpunt
Tijdsvertraging
UIT instelpunt
Aanwezigheidsmelding
Tiptoets KNX / Besturing op afstand IR
lange toets indruk
TCC530E
7
6T 8009-06a
3.1.4 Regeling Bi zone De aanwezigheidsmelder TCC530E kan het licht regelen in een tweede zone waarvoor de verlichting bepaald is met behulp van een evenredige coëfficiënt die gekoppeld is aan de gemeten belichting in zone 1. Deze coëfficiënt kan bepaald worden tussen 50% en +50%. Wanneer zone 1 aan 100% is, zal zone 2 ook aan 100% zijn, wat de ingestelde coëfficiënt ook is.
3.2 Lijst van de detectoren voor de eigenschappen van de regeling De uitgang van de verlichtingsregelaar is bijgewerkt in functie van het regelproces met behulp van de objecten Uitgang 1 dimm % en uitgang 2 dimm % (Object 1 byte). Bovendien wordt et object Uitgang ON / OFF verstuurd wanneer er een aanwezigheid gedetecteerd worden terwijl de verlichting onder de gedefinieerde drempelwaarde zit. Het object Dimmen wordt gebruikt om het instelpunt (object tot 4 bits) te wijzigen, met zowel een dimbesturing als het object Volledig dimmen (1 octet) kan de absolute dimwaarde gewijzigd worden (wanneer ze gebruikt wordt zoals in inactieve regelmodus). Met het object Forceren (2 bits) kan de uitgang van de regelaar geforceerd worden terwijl het object Scenenummer gebruikt wordt om de voorgedefinieerde verlichtingsscenes op te roepen. Als de parameter Scene x) = betrokken. Het object Autorisatie wordt gebruikt om de detector te activeren of uit te schakelen met een object aan 1 bit als de parameter Autorisatie gebruikt wordt. Het object Besturing op afstand wordt gebruikt om de modus van de aanwezigheidsmelder om te schakelen naar afwezigheid (en omgekeerd). Met het object Master kan de melder met een andere Slave-melder gekoppeld worden. De master gebruikt de informatie van de Slave-detecter zoals detectie-informatie.
TCC530E
8
6T 8009-06a
➜ Parameterscherm
Scherm 3
4. Configuratie Regelkanaal 4.1 Regulating Het type regeling kan lokaal bepaald worden met behulp van potentiometers of via een ETS indienststelling. er zijn 4 functionele modi beschikbaar: • Potentiometer instelling (lokale instellingen), • Actief, • Niet actief, • Regeling gekoppeld aan het object On / Off. De regeling kan actief (regeling van de dimniveaus van de uitgangen in functie van de belichting) of inactief zijn (vaste dimniveaus). Het type regeling en de instellingen kunnen lokaal gedefinieerd worden op het product via potentiometers of door ETS. De regeling kan ook gekoppeld zijn aan het object ON / OFF, wat toelaat dat het product kan omschakelen naar permanente regeling bij de ontvangst van het object ON. Het product blijft in permanente regeling totdat het object OFF ontvangen wordt.
4.2 Functie Regeling actief De regeling is actief in automatische modus na detectie. De objecten Uitgang1 dim %, Uitgang 2 dim % en Uitgang Aan / Uit worden tijdens de vertraging bestuurd (gedefinieerd door de potentiometer of via een parameter ETS). Het instelpunt van de regeling tijdens de bezetting wordt gedefinieerd door de parameter ETS Instelpunt AAN. Na deze vertraging gebruikt de uitgang het Instelpunt OFF (bepaald via ETS) voor de verlichtingsregeling. Het instelpunt ON kan gewijzigd worden dankzij de drukknop KNX (Object Dimmen) of met de infrarood-afstandsbediening EEK002 / EE808 (drukken op de knop AAN om te verhogen en OFF om te verlagen). Het object ON / OFF wordt gebruikt om de detector te activeren wanneer de detector toegestaan is. Wanneer hij een 1 ontvangt, voert de detector een regeling rond het instelpunt ON uit en lanceert hij de tijdschakelaar voor verlichting (vertraging), terwijl bij een 0, het instelpunt OFF toegepast zal worden. Deze besturing wordt genegeerd wanneer er een forcering van toepassing is (Instelpunt forceren) of als een toelating op OFF staat. Wanneer de detector geactiveerd is (autorisatie op ON), wordt het object Besturing op afstand gebruikt om de status van de uitgang van de detector om te schakelen (zie overschrijven functieparameter voor de details van deze modus), de uitgang komt op instelpunt ON wanneer het licht op OFF staat en overgaat naar OFF (0) wanneer het licht al op ON staat. Tijdens een niet-
TCC530E
9
6T 8009-06a
geautoriseerde periode (wanneer de autorisatie op OFF staat), wordt de besturing op afstand gebruikt om de status van de uitgang om te keren, wanneer er naar ON overgeschakeld wordt, gaat de uitgang over op 100% tijdens de vertraging. Met het object Autorisatie kan de detector geactiveerd / uitgeschakeld worden, wanneer dit niet toegestaan is, kan de detector gebruikt worden als vertraagd geactiveerde schakelaar via drukknop KNX. Met object KNX scenenummer is het ook mogelijk de regeling te activeren met een specifiek regelniveau (Voorbeeld: Scene 2, gewenstewaarde 200 lux). Deze besturing wordt genegeerd wanneer er een forcering van toepassing is (Instelpunt forceren) of als een toelating op OFF staat. Het instelpunt voor forceren KNX wordt gebruikt wanneer het object Forceren geactiveerd is (bijvoorbeeld: instelpunt voor forceren1000 lux), er wordt geen rekening gehouden met de detectie tijdens het forceren. Het object Info ON / OFF informeert de detector over de laadstatus op gecontroleerde afstand. Als de status op OFF staat, wordt de detectie voor een klein ogenblik uitgeschakeld (minder dan 1 s). Hierdoor wordt een slechte detectie vermeden (wat een secundair effect kan zijn van het doven van het licht) tijdens de omschakeling op OFF. ➜ Parameterscherm
Scherm 4
TCC530E
10
6T 8009-06a
Object Dimmen
Object AAN / UIT
Object Uitgang AAN / UIT
Functie Regeling actief
Object Dimwaarde % uitgang 1
Parameters: - Tijdsvertraging - AAN instelpunt - UIT instelpunt - Prioriteit instelpunt
Object Absoluut dimmen
Object Prioriteit
Object Dimwaarde % uitgang 2
Parameter: Kanaal 1 scène regeling - Gewenste waarde scéne xx van 1 tot 32 Scene opslaan met lange toetsdruk - Gebruikt, Niet in gebruik
Object Info AAN / UIT
Object Prioriteit
Object Besturing op afstand
Parameters: Functie uitstellen - Automatisch, Half-automatisch (Manuele omschakeling)
Object AAN / UIT
Benaming Type regeling
UIT instelpunt
Beschrijving Hiermee kan aangevegen worden of de regelparameters gedefinieerd moeten worden via potentiometers op het product of door ETS.
Hiermee kan het regelinstelpunt voor Afwezigheid gedefinieerd worden.
Waarde Actief om het actieve regeltype te selecteren. UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, 1000 lux Standaardwaarde: UIT
AAN instelpunt
Hiermee kunt u het instelpunt voor Aanwezigheid definiëren.
UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, 1000 lux Standaardwaarde: 400 lux
Prioriteit instelpunt
UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, Hiermee kunt u het instelpunt definiëren dat 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, tijdens het forceren gebruikt wordt (geforceerd). 1000 lux Standaardwaarde: 1000 lux
TCC530E
11
6T 8009-06a
Benaming
Beschrijving
Waarde
Betrokken scene xx Scene regeling actief
Betrokken, Niet betrokken
xx: 1 t/m 32 Deze parameter bepaalt of het product betrokken is door scene x of niet. Scene xx, gewenstewaarde xx: 1 t/m 32
Scene regeling actief Deze parameter bepaalt het niveau aan lux dat gebruikt wordt wanneer een scene xx opgeroepen wordt.
Standaardwaarde: UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, 1000 lux Standaardwaarde: specifiek voor iedere scene
4.3 Functie Regeling inactief In deze modus is de verlichtingsregeling verboden. Tijdens de aanwezigheidsmelding, stuurt de detector zijn uitgang op een voorgedefinieerd niveau (Niveau ON% 100%, standaard), dat gewijzigd kan worden met drukknop KNX of de afstandsbediening IR EEK002 / EE808. De objecten Uitgang1 dim %, Uitgang 2 dim % en Uitgang Aan / Uit worden tijdens de vertraging bestuurd (gedefinieerd door de potentiometer of via een parameter ETS). Na de vertraging worden de uitgangen op een minimumniveau gehouden (Niveau OFF) voor een bepaalde duur (15 min wanneer dit lokaal gedefinieerd is of x min in functie van de parameter Vertraging niveau OFF). Het niveau ON (%) kan gewijzigd worden met drukknop KNX (object Dimmen) of met de infrarood afstandsbediening EEK002 / EE808. Het object ON / OFF wordt gebruikt om de detector te activeren wanneer de detector toegestaan is. Wanneer hij een 1 ontvangt, voert de detector een regeling rond het instelpunt ON uit en lanceert hij de tijdschakelaar voor verlichting (vertraging), terwijl bij een 0, het instelpunt OFF toegepast zal worden. Deze besturing wordt genegeerd wanneer er een forcering van toepassing is (Instelpunt forceren) of als een toelating op OFF staat. Wanneer de detector geactiveerd is (de autorisatie staat op Gebruikt), wordt het object afstandsbediening gebruikt om de status van de uitgang van de detector door te laten (zie Overschrijven van de functieparameters voor de details over deze modus), de uitgaat springt naar Niveau (2) % wanneer het licht op ON staat en op OFF (0) overschakelt wanneer het licht al op ON staat. Tijdens een niet-geautoriseerde periode (wanneer de autorisatie op OFF staat), wordt de besturing op afstand gebruikt om de status van de uitgang om te keren, wanneer er naar ON overgeschakeld wordt, gaat de uitgang over op 100% tijdens de vertraging. Met het object Autorisatie kan de detector geactiveerd / uitgeschakeld worden, wanneer dit niet toegestaan is, kan de detector gebruikt worden als vertraagd geactiveerde schakelaar via drukknop KNX. Via een object KNX scenenummer is het ook mogelijk een specifiek lichtniveau voor het object Uitgang dimmen % vast te leggen (Voorbeeld: Scene 2 10%). Deze sturing wordt genegeerd wanneer er een forcering gebeurt (Instelpunt forcering) en als de autorisatie op OFF staat. Het forceringsnniveau (%) wordt gebruikt wanneer het object Forceren geactiveerd is (Voorbeeld: Het forceringsniveau is 100 %). Het object Info ON / OFF informeert de detector over de laadstatus op gecontroleerde afstand. Als de status op OFF staat, wordt de detectie voor een klein ogenblik uitgeschakeld (minder dan 1 s). Hierdoor wordt een slechte detectie vermeden (wat een secundair effect kan zijn van het doven van het licht) tijdens de omschakeling op OFF.
TCC530E
12
6T 8009-06a
➜ Parameterscherm
Scherm 5
Object Dimmen
Object AAN / UIT
Functie Regeling inactief
Parameters: - Tijdsvertraging - AAN instelpunt (%) - UIT instelpunt - Prioriteit instelpunt
Object Absoluut dimmen
Object Prioriteit
Object Uitgang AAN / UIT
Object Dimwaarde % uitgang 1
Object Dimwaarde % uitgang 2
Parameter: Kanaal 1 scène regeling - Gewenste waarde scéne xx van 1 tot 32 Scene opslaan met lange toetsdruk - Gebruikt, Niet in gebruik
Object Info AAN / UIT
Object Prioriteit
Object Besturing op afstand
Parameters: Functie uitstellen - Automatisch, Half-automatisch (Manuele omschakeling)
Object AAN / UIT
TCC530E
13
6T 8009-06a
Benaming
Beschrijving
Waarde
Type regeling
Hiermee kan aangevegen worden of de regelparameters gedefinieerd moeten worden via potentiometers op het product of door ETS.
Niet actief om het type inactieve regeling te selecteren.
Niveau UIT
Hiermee kan het regelinstelpunt voor Afwezigheid gedefinieerd worden.
UIT (0%), 5 %, 10 %, 15 %, 20 %, 25 %, 30 %, 35 %, 40 %, 45 %, 50 %, Standaardwaarde: UIT
Niveau AAN (%)
Geforceerd niveau (%)
Hiermee kunt u het instelpunt voor Aanwezigheid definiëren. Hiermee kunt u het instelpunt definiëren dat tijdens het forceren gebruikt wordt (Prioriteit modus).
0 tot 100 stap 1 Standaardwaarde: 100 0 tot 100 stap 1 Standaardwaarde: 100
Deze parameter bepaalt de duur van het vooralarm. Niveau tijdsvertraging UIT*
Permanent UIT, 5 min, 10 min, 15 min, 30 min, 45 min, Tijdens deze vertraging gebruikt de detector het 1 u, 2 u, 3 u, 4 u niveau OFF. De detector schakelt volledig over naar OFF na deze vertraging. Standaardwaarde: Betrokken scene xx
Scene regeling niet actief
Betrokken, Niet betrokken
xx: 1 t/m 32 Deze parameter bepaalt of het product betrokken is door scene x of niet.
Standaardwaarde:
Scene xx, gewenstewaarde 0 tot 100 stap 1
xx: 1 t/m 32 Scene regeling niet actief Deze parameter bepaalt het niveau aan lux dat gebruikt wordt wanneer een scene xx opgeroepen wordt.
Standaardwaarde: specifiek voor iedere scene xx
* Deze parameter is enkel zichtbaar als de parameter Niveau OFF een andere waarde dan OFF heeft.
4.4 Functie Regeling Instelling Potentiometer Het type regeling kan rechtstreeks gedefinieerd worden via de instellingen van de potentiometer. Er zijn drie mogelijke modi: • modus 1: actieve regeling volgens het instelpunt op afstand (auto modus), • modus 2: actieve regeling volgens het lokale instelpunt, • modus 3: Inactieve regeling. Modus 1 en modus 3 bieden dezelfde functies als het product wanneer het ingesteld is door ETS. Modus 2 is enkel toegankelijk via de lokale instellingen. De regeling is actief met het lokale instelpunt na de detectie. De objecten Uitgang1 dim %, Uitgang 2 dim % en Uitgang Aan / Uit worden tijdens de vertraging bestuurd (gedefinieerd door de potentiometer of via een parameter ETS). Het instelpunt van de regeling tijdens de bezetting wordt lokaal bepaald door de potentiometer Lux. Aan het einde van deze vertraging gebruikt de uitgang het Instelpunt OFF (gedefinieerd via ETS) voor de regeling van de verlichting bij afwezigheid. Het Instelpunt ON kan enkel lokaal gewijzigd worden met de potentiometer. Een KNX drukknop kan gebruikt worden om tijdelijk de 2 uitgangen dimmen % via de dimbesturing te wijzigen. Met object KNX scenenummer is het ook mogelijk de regeling te activeren met een specifiek regelniveau (Voorbeeld: Scene 2200lux, gewenstewaarde). Het instelpunt voor forceren KNX wordt gebruikt wanneer het object forceren geactiveerd is (Voorbeeld: Prioriteit instelpunt 1000 lux).
TCC530E
14
6T 8009-06a
Benaming
Type regeling
UIT instelpunt
Beschrijving
Waarde
Hiermee kan aangevegen worden of de regelparameters gedefinieerd moeten worden via potentiometers op het product of door ETS.
De instellingen van de potentiometer worden gebruikt om de modus van de regelfunctie te definiëren, de regeling kan actief of inactief zijn in functie van de positie van de potentiometers (Modus 1, 2 of 3).
Hiermee kan het regelinstelpunt voor Afwezigheid gedefinieerd worden.
UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, 1000 lux Standaardwaarde: UIT
AAN instelpunt
Hiermee kunt u het instelpunt voor Aanwezigheid definiëren.
UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, 1000 lux Standaardwaarde: 400 lux
Prioriteit instelpunt
UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, Hiermee kunt u het instelpunt definiëren dat 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, tijdens het forceren gebruikt wordt (geforceerd). 1000 lux Standaardwaarde: 1000 lux
Niveau UIT
Hiermee kan het regelinstelpunt voor Afwezigheid gedefinieerd worden.
UIT (0%), 5 %, 10 %, 15 %, 20 %, 25 %, 30 %, 35 %, 40 %, 45 %, 50 % Standaardwaarde: UIT
Niveau AAN (%)
Hiermee kunt u het instelpunt voor Aanwezigheid definiëren.
Geforceerd niveau (%)
Hiermee kunt u het instelpunt definiëren dat 0 tot 100 stap 1 tijdens het forceren gebruikt wordt (geforceerde Standaardwaarde: 100 modus). Deze parameter bepaalt de duur van het vooralarm.
Niveau tijdsvertraging UIT*
0 tot 100 stap 1 Standaardwaarde: 100
Permanent UIT, 5 min, 10 min, 15 min, 30 min, 45 min, 1 u, 2 u, 3 u, 4 u
Tijdens deze vertraging gebruikt de detector het niveau OFF. De detector schakelt volledig over Standaardwaarde: naar OFF na deze vertraging. Betrokken scene xx
Scene regeling niet actief
Betrokken, Niet betrokken
xx: 1 t/m 32 Deze parameter bepaalt of het product betrokken is door scene x of niet.
Standaardwaarde:
Scene xx, gewenstewaarde 0 tot 100 stap 1
xx: 1 t/m 32 Scene regeling niet actief Deze parameter bepaalt het niveau aan lux dat gebruikt wordt wanneer een scene xx opgeroepen wordt.
Standaardwaarde: specifiek voor iedere scene xx
Betrokken scene xx Scene regeling actief
Betrokken, Niet betrokken
xx: 1 t/m 32 Deze parameter bepaalt of het product betrokken is door scene x of niet.
TCC530E
15
Standaardwaarde:
6T 8009-06a
Benaming
Beschrijving Scene xx, gewenstewaarde xx: 1 t/m 32
Scene regeling actief Deze parameter bepaalt het niveau aan lux dat gebruikt wordt wanneer een scene xx opgeroepen wordt.
Waarde UIT, 100 lux, 150 lux, 200 lux, 250 lux, 300 lux, 350 lux, 400 lux, 450 lux, 500 lux, 550 lux, 600 lux, 650 lux, 700 lux, 750 lux, 800 lux, 900 lux, 1000 lux Standaardwaarde: specifiek voor iedere scene
4.5 Tijdsvertraging De vertraging van de verlichting wordt geactiveerd tijdens de overgang van Afwezigheid (geen beweging) naar Aanwezigheid (beweging) op het regelkanaal (zie de functie Regeling). De aanwezigheidssensor gaat terug naar de modus Afwezigheid (geen beweging) aan het einde van de tijdsvertraging of bij ontoereikend omgevingslicht. Deze timer wordt na de detectie automatisch opnieuw opgestart. De vertraging kan gedefinieerd worden door ETS of via de potentiometer op het product of met de afstandsbediening EEK001 / EE807. Benaming
Tijdsvertraging
Beschrijving Hiermee kan de duur bepaald worden waarin de uitgang omschakelt naar ON op het moment van een aanwezigheidsmelding (Verlichting onder de drempelwaarde). Als een aanwezigheid gedetecteerd wordt voor het verstrijken van de vertraging, wordt de timer teruggesteld (De vertraging begint opnieuw).
Waarde Potentiometer instelling, 5 s, 15 s, 30 s, 1 min, 2 min, 3 min, 4 min, 5 min, 10 min, 15 min, 30 min, 1 u, 2 u, 3 u, 4 u, 8 u Standaardwaarde: Potentiometer instelling
4.6 Verschil in verlichting Zone 1 / zone 2 De TCC530E detector kan een tweede zone besturen waarvoor de verlichting bepaald is met behulp van de parameter Verschil in verlichting Zone 1 / zone 2 die gekoppeld is aan de gemeten verlichting in zone 1. Deze ratio kan gedefinieerd worden tussen -50% en +50%. Toch, wanneer de zone 1 aan 100% is, bijvoorbeeld 's nachts, is de tweede ook aan 100% wat de gedefinieerde ratio ook isi. Benaming
Verschil in verlichting Zone 1 / zone 2
Beschrijving
Waarde
Zone 2 = Zone 1 - 50% Zone 2 = Zone 1 - 45% Zone 2 = Zone 1 - 40% Zone 2 = Zone 1 - 35% Zone 2 = Zone 1 - 30% Zone 2 = Zone 1 - 25% Zone 2 = Zone 1 - 20% Zone 2 = Zone 1 - 15% Zone 2 = Zone 1 - 10% Zone 2 = Zone 1 - 5% Zone 2 = Zone 1 Hiermee kan de ratio van de verlichting die zone Zone 2 = Zone 1 + 5% 2 aan zone 1 koppelt, gedefinieerd worden. Zone 2 = Zone 1 + 10% Zone 2 = Zone 1 + 15% Zone 2 = Zone 1 + 20% Zone 2 = Zone 1 + 25% Zone 2 = Zone 1 + 30% Zone 2 = Zone 1 + 35% Zone 2 = Zone 1 + 40% Zone 2 = Zone 1 + 45% Zone 2 = Zone 1 + 50% Standaardwaarde: Zone 2 = Zone 1
TCC530E
16
6T 8009-06a
■ Methode voor de bepaling van de ratio Verschil in verlichting Zone 1 / zone 2 Op het midden van de dag, met kunstlicht en open rolluiken, het natuurlijk licht in beide zones met een luxmeter meter. Ga over tot de volgende handeling: (Verlichting zone 2 / verlichting zone 1) - 1.
4.7 Graad van de reflectie van het natuurlijke en kunstmatige licht De mate van helderheid van de detector kan beïnvloed worden door de omgeving. Om dit te benaderen, is het mogelijk deze meting aan te passen volgens de twee selecteerbare modi via de parameter Configuratie van de reflectiegraad: • Vereenvoudigd: de detector biedt de volgende mogelijkheid: Rechtstreekse belichting en onrechtstreekse belichting. De reflectiegraden van het licht worden automatisch aangepast, • Expert: De reflectiegraden van het natuurlijk licht en het kunstmatig licht moeten manueel aangepast worden. Benaming
Beschrijving
Configuratie van de reflectiegraden
Hiermee kan de instelmethode van de reflectiegraden van het licht geselecteerd worden.
Type verlichting*
Hiermee kan het type verlichting in het gebouw bepaald worden.
Reflectiegraad natuurlijk licht**
Reflectiegraad kunstmatig licht**
Hiermee kan de reflectiegraad van het natuurlijk licht bepaald worden. Hiermee kan de reflectiegraad van het kunstmatig licht bepaald worden.
Waarde Vereenvoudigd, Expert Standaardwaarde: Vereenvoudigd Direct licht, Indirect licht Standaardwaarde: Indirect licht 0 t/m 50 Standaardwaarde: 25 1 t/m 12 Standaardwaarde: 10
* Deze paramter is enkel zichtbaar wanneer de parameter Configuratie van de reflexiegraden de waarde Vereenvoudigd heeft. ** Deze paramter is enkel zichtbaar wanneer de parameter Configuratie van de reflexiegraden de waarde Expert heeft. ■ Methode om de Reflectiegraad van natuurlijk licht te bepalen Op klaarlichte dag, kunstmatig licht gedoofd. Met een luxmeter in zone 1 de belichting op het oppervlak onder de detector meten. Vervolgens de belichting op het plafond, vlak naast de detector meten. Reflectiegraad natuurlijk licht = Belichting oppervlak / Belichting Plafond ■ Methode om de Reflectiegraad van het kunstmatige licht te bepalen Met gesloten rolluiken of in het midden van de nacht, kunstmatig licht aan 100%. Met een luxmeter in zone 1 de belichting op het oppervlak onder de detector meten. Vervolgens de belichting op het plafond, vlak naast de detector meten. Reflectiegraad natuurlijk licht = Belichting oppervlak / Belichting Plafond
4.8 Functie uitstellen Object Besturing op afstand wordt gebruikt om het belichtingskanaal te besturen zonder rekening te houden met de bewegingsdetectie of de drempelwaarde van de lichtsterkte. De werkmodus (Automatisch of halfautomatisch) wordt geselecteerd via een ETS parameter of via de afstandsbediening EE807 van de installateur. ■ Semi-automatisch / handmatig inschakelen (met autorisatie = AAN) Om de detector te activeren, en dus het licht aan te doen, moet een drukknop aan de buitenzijde (knop KNX ) gebruikt worden of een besturing op afstand IR (EEK002 / EE808). Deze modus maakt aanzienlijke energiebesparingen mogelijk. Wanneer de detector een Object bediening op afstand ON krijgt, schakelt hij om van Afwezig naar Afwezig wanneer hij in modus Afwezig staat en naar modus Afwezig wanneer hij op Aanwezig staat. Tijdens de aanwezigheid gebruikt de detector het instelpunt ON of het niveau ON in functie van de gebruikte regelmodus (actief of niet actief). Wanneer hij op Afwezig staat, schakelt de detector om naar OFF. Met een object besturing op afstand UIT keert de melder terug in de automatische modus. ■ Automatisch (Als de autorisatie AAN is) In deze modus, wordt de verlichting beheerd door de beweging in de detectiezone en de niveaus van het omgevingslicht. Als er een Aanwezigheid wordt gedetecteerd terwijl de helderheidsniveaus lager dan het vereiste niveau liggen, wordt de sensor ingeschakeld en houdt deze de verlichting ingeschakeld tijdens de gehele duur van de aanwezigheid en de hierop volgende tijdsvertraging (parameter Tijdsvertraging Verlichting).
TCC530E
17
6T 8009-06a
Nadat de sensor de verlichting heeft uitgeschakeld, is er een nieuwe aanwezigheid en een helderheidsniveau lager dan het vereiste niveau nodig. De gebruikte modus kan gewijzigd worden via de IR afstandsbediening (de standaard modus is Automatische Aanwezigheidsdetectie). De besturing op afstand (object of IR EE808 / EEK002 afstandsbediening) wordt in dit geval gebruikt om de uitgangsstatus van de verlichting te wijzigen (Aanwezigheid of Afwezigheid). De besturing op afstand (object of IR EE808 afstandsbediening) wordt in dit geval gebruikt om de uitgangsstatus van de verlichting te wijzigen (Aanwezigheid of Afwezigheid). De ontvangst van een object Besturing op afstand AAN maakt het onderstaande mogelijk: • schakelen tussen Afwezigheid en Aanwezigheid, • schakelen tussen Aanwezigheid en Afwezigheid. Bij een Object besturing op afstand AAN keert de melder terug in de automatische modus
4.9 Scene opslaan met lange toetsdruk
Benaming Scene opslaan met lange toetsdruk
Beschrijving
Waarde
Deze parameter maakt het wel of niet mogelijk Gebruikt, Niet in gebruik een scenario in te lezen door een lange druk op de knop. Standaardwaarde: Gebruikt
4.10 Autorisatie Deze functie laat de aanwezigheidsmelding toe of verbiedt ze (bijvoorbeeld dankzij een uurwerk, tijdens bepaalde periodes). Benaming
Beschrijving Deze parameter maakt het wel of niet mogelijk aanwezigheid te detecteren.
Autorisatie
Waarde Gebruikt, Niet in gebruik Standaardwaarde: Gebruikt
4.11 Status na downloaden De Status na downloaden voor de autorisatie kan bepaald worden met behulp van een parameter. Wanneer de detector enkel geactiveerd is wanneer de autorisatie op ON staat, tijdens de periode OFF wordt het verlichtingscircuit (lokaal en op afstand) gecontroleerde na een besturing op afstand (Knop KNX of besturing op afstand IR). Benaming Status na downloaden
Beschrijving Deze parameter bepaalt de autorisatiestatus na een download ETS.
Waarde Autorisatie AAN, Autorisatie UIT Standaardwaarde: Autorisatie AAN
4.12 Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning De parameter Uitsturen bij opstart bepaalt of de aanwezigheidsmelder de actuele status stuurt (volgens de bepaalde functie Aan / Uit, het scenenummer of de belichting) via het Regelkanaal na de retour sector of niet. Het versturen van de status kan, bijvoorbeeld, nuttig zijn tijdens de synchronisatie van een visualisatie. Benaming Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning
TCC530E
Beschrijving Deze parameter bepaalt of bij opstart van het product de status van de ingang naar de bus verstuurd wordt.
18
Waarde Gebruikt, Niet in gebruik Standaardwaarde: Gebruikt
6T 8009-06a
4.13 Status na herstel busspanning De status van de ingang na de opstart kan bepaald worden via een parameter, de status van de opstart kan bepaald worden op ON of op OFF na de retour van de bus. Deze gedraging kan gedefinieerd worden via de parameters ETS of met behulp van de besturing op afstand EEK001 / EE807. Benaming Status na herstel busspanning
Beschrijving Deze parameter definieert de status van de ingang na de retour van de bus.
Waarde UIT, AAN Standaardwaarde: AAN
Bij de aanwezigheidskanelen 1 en 2 wordt enkel rekening gehouden met de aanwezigheidsdetectie. De omgevingsbelichting
5. Configuratie van Aanwezigheidskanalen 1 en 2 heeft geen enkele invloed op de besturing van de uitgang. De uitgangsbesturing stelt een andere functie voor: ➜ Parameterscherm
Scherm 6 Met elke parameterwaarde Functie wordt een extra parameter geassocieerd waarde de werkingsmodus gepreciseerd kan worden. Parameterwaarde Functie
Extra parameter(s) die voor de Functiewaarde verschijnen
Niet in gebruik
Geen
AAN / UIT
Functie Aanwezigheid / Afwezigheid
Timer
Tijdsvertraging commandobegrenzing
Prioriteit
Prioriteitstype
Helderheidswaarde
Verlichtingsniveau (Aanwezig) Verlichtingsniveau (Aanwezig)
Verlichtingsniveau (Aanwezig / Afwezig) Helderheidsdrempel bij afwezigheid Scene
Scene nummer voor aanwezigheid Scene nummer voor aanwezigheid
Scene aanwezig / afwezig Scene nummer voor afwezigheid
TCC530E
19
6T 8009-06a
5.1 Functie ON / OFF en Timer Deze functies maken het mogelijk de verlichting of het uitschakelen van een verlichtingscircuit of overige belastingen te bedienen. De functie AAN / UIT verzendt het object AAN / UIT. De functie Timer verzendt het object Timer. De status van de bestuurde uitgang wordt ontvangen op het object Info ON / OFF die de initiële besturing kan bepalen. Benaming
Functie Aanwezigheid / Afwezigheid
Beschrijving Met deze parameter kan de verzonden besturing bepaald worden na een aanwezigheidsmelding en eventueel de verzonden besturing aan het einde van de vertraging.
Waarde UIT, AAN, UIT / AAN, AAN / UIT Standaardwaarde: AAN 1 t/m 30
Tijdsvertraging commandobegrenzing
Standaardwaarde: 15
5.2 Prioriteit Met de functie Prioriteit kunnen commando's voor prioriteit of annulering van prioriteit worden verzonden. De werking van de prioriteit hangt af van het type applicatie dat bestuurd wordt: verlichting, rolluiken, verwarming enz. De functie Prioriteit verzendt een object Prioriteit. De gestuurde uitgangsstatus wordt ontvangen op het object Info AAN / UIT. Benaming
Prioriteitstype
Beschrijving
Waarde
Prioriteit AAN - Omlaag - Comfort, Met deze parameter kan een type prioriteit Prioriteit UIT - Omhoog - Vorstbeveiliging worden gekozen. De actie is afhankelijk van het type applicatie. Standaardwaarde: Prioriteit AAN Omlaag - Comfort
5.3 Helderheidswaarde en Helderheidswaarde Aanwezigheid / Afwezigheid Deze functie maken het mogelijk commando's te verzenden voor het dimmen van de verlichting op 1 of 2 niveaus: een waarde na een aanwezigheidsmelding en eventueel een andere waarde aan het einde van de aanwezigheidsvertraging. Deze functies sturen het object Volledig dimmen uit. Benaming Verlichtingsniveau (Aanwezig)
Helderheidsdrempel bij afwezigheid
Beschrijving Met deze parameter kan het volledige dimniveau van de uitgang na een aanwezigheidsdetectie bepaald worden.
Waarde 0% t/m 100% Standaardwaarde: 100%
0% t/m 100% Met deze parameter kan het volledige dimniveau van de uitgang aan het einde van de vertraging bepaald worden. Standaardwaarde: 0%
5.4 Scène en aanwezigheids- / afwezigheidsscène Met de functies Scène en Scène aanwezigheid / afwezigheid kunnen groepscommando's naar verschillende soorten uitgangen verstuurd worden om verschillende sferen of scenario's (scenario verlaten, leessfeer, enz.) te creëren.. Deze functies verzenden een object Scene.
TCC530E
20
6T 8009-06a
Opgelet, het product kan enkel een scene activeren, om een scene te registreren, moet er een andere ingang gebruikt worden (die u kunt verwijderen na registratie). Benaming
Beschrijving
Scene nummer voor aanwezigheid
Hiermee kunt u het scenenummer dat na een aanwezigheidsdetectie verzonden wordt, definiëren.
Helderheidsdrempel bij afwezigheid
Hiermee kunt u het scenenummer dat na de vertraging verstuurd wordt, bepalen.
Waarde Scene 1 tot Scene 32 Standaardwaarde: Scene 1 Scene 1 tot Scene 32 Standaardwaarde: Scene 2
5.5 Tijdsvertraging De vertraging voor de verlichting wordt geactiveerd tijdens de overgang van Afwezigheid (geen beweging) naar Aanwezigheid (beweging) op het aanwezigheidskanaal. De aanwezigheidssensor springt terug in de modus Afwezig (geen beweging) aan het einde van de vertraging, wat ook de omgevingsverlichting is. Deze timer wordt na de detectie automatisch opnieuw opgestart. De vertraging kan gedefinieerd worden door ETS of via de potentiometer op het product of met de afstandsbediening EEK001 / EE807. Benaming
Tijdsvertraging
Beschrijving Hiermee kan de duur bepaald worden waarin de uitgang om ON overgaat op het moment van een aanwezigheidsdetectie. Als een aanwezigheid gedetecteerd wordt voor het verstrijken van de vertraging, wordt de timer teruggesteld (De vertraging begint opnieuw).
Waarde Potentiometer instelling, 5 s, 15 s, 30 s, 1 min, 2 min, 3 min, 4 min, 5 min, 10 min, 15 min, 30 min, 1 u, 2 u, 3 u, 4 u, 8 u, Standaardwaarde: 5 min
5.6 Uitvoeren tijdsvertraging
Benaming
Uitvoeren tijdsvertraging
Beschrijving
Met deze parameter kan het versturen van de besturing na de detectie uitgesteld worden.
Waarde Niet actief, 1 s, 2 s, 3 s, 5 s, 10 s, 15 s, 20 s, 30 s, 45 s, 60 s, 1 min 15, 1 min 30, 2 min, 2 min 30, 3 min, 5 min, 10 min, 15 min Standaardwaarde: Niet actief
5.7 Gevoeligheid detectie Deze parameter wordt gebruikt om de gevoeligheid van de detectie te bepalen. Door de hoge gevoeligheid kan de detector de aanwezigheid bij de eerste waarneming valideren. Door de lage gevoeligheden kan de tijdsinterval gedefinieerd worden waarin 3 detecties het evenement aanwezigheid kunnen valideren. Benaming
Gevoeligheid detectie
Lage gevoeligheid*
Beschrijving
Met deze parameter kan de gevoeligheid van de detectie gedefinieerd worden.
Met deze parameter kan de tijdsinterval gedefinieerd worden waarin geldige detecties van het evenement aanwezigheid plaatsvinden.
Waarde Lage gevoeligheid, Hoge gevoeligheid (1 detectie) Standaardwaarde: Hoge gevoeligheid (1 detectie) 3 detecties in 10 seconden, 3 detecties in 30 seconden, 3 detecties in 1 min, 3 detecties in 5 min Standaardwaarde: 3 detecties in 10 seconden
TCC530E
21
6T 8009-06a
5.8 Autorisatie Deze functie laat de aanwezigheidsmelding toe of verbiedt ze (bijvoorbeeld dankzij een uurwerk, tijdens bepaalde periodes). Benaming
Beschrijving Deze parameter maakt het wel of niet mogelijk aanwezigheid te detecteren.
Autorisatie
Waarde Gebruikt, Niet in gebruik Standaardwaarde: Gebruikt
5.9 Status na downloaden De Status na downloaden voor de autorisatie kan bepaald worden met behulp van een parameter. Wanneer de detector enkel geactiveerd is wanneer de autorisatie op ON staat, tijdens de periode OFF wordt het verlichtingscircuit (lokaal en op afstand) gecontroleerde na een besturing op afstand (Knop KNX of besturing op afstand IR). Benaming Status na downloaden
Beschrijving Deze parameter bepaalt de autorisatiestatus na een download ETS.
Waarde Autorisatie AAN, Autorisatie UIT Standaardwaarde: Autorisatie AAN
5.10 Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning De parameter Uitsturen bij opstart bepaalt of de aanwezigheidsmelder de actuele status stuurt (volgens de bepaalde functie Aan / Uit, het scenenummer of de belichting) via het Regelkanaal na de retour sector of niet. Het versturen van de status kan, bijvoorbeeld, nuttig zijn tijdens de synchronisatie van een visualisatie. Benaming Status waarde verzenden naar terugkeer busspanning
Beschrijving Deze parameter bepaalt of bij opstart van het product de status van de ingang naar de bus verstuurd wordt.
Waarde Gebruikt, Niet in gebruik Standaardwaarde: Gebruikt
6. Lichtsterkte De detector kan regelmatig de lichtsterkte dat via het object Lichtsterkte gemeten wordt, doorsturen. Benaming
Cyclustijd periodiek verzenden
Beschrijving
Waarde
Niet actief, 1 s, 2 s, 3 s, 5 s, 10 s, 15 s, 20 s, 30 s, 45 s, 60 s, 1 min 15, 1 min 30, 2 min, 2 min 30, 3 min, 5 min, 15 min, Deze parameter bepaalt de frequentie waaraan 30 min, 45 min, 1 u, 2 u, 3 u, 5 u, 12 u, het object op de bus verstuurd wordt. 24 u Standaardwaarde: 5 min
Waarde verzenden bij variatie van (lux)
TCC530E
Deze parameter bepaalt de minimum vereiste interval zodat het product de waarde naar de bus verstuurt.
22
0 t/m 10003 Standaardwaarde: 150
6T 8009-06a
7. Fysieke adressering De melder kan overgaan op de KNX adresseringsmodus via de lokale potentiometers of met behulp van de EE808 afstandsbediening. Plaats de potentiometer 2 op "Adr" of gebruik Besturing op afstand EE807 (lang drukken > 5 s op de toets SET), het rode LEDlampje achter de lens licht op om de adresseringsmodus aan te geven. Bevestigingsveren
Sensor voor lichtmeting (onder de detectielens)
Potentiometers 1 en 2
Detectielens
LED voor test en IR ontvangstbevestiging
IR sensor (detectie)
IR Ontvanger (Afstandsbediening)
Afstandsbediening EEK001 / EE807 van de installateur
TCC530E
23
6T 8009-06a
NL
Hager Nederland Larenweg 36 Postbus 708 5201 AS ‘s-Hertogenbosch http://www.hager.nl Telefoon: 073 - 642 85 54
TCC530E
24
6T 8009-06a