Systeemplafond montage handleiding
1.
Systeemplafonds: sfeerbepalend .................................................................................................... 3
2.
Gereedschap, materialen en projectoverwegingen ........................................................................ 5
3.
Planning maken voor het plafond ................................................................................................... 7
4.
Hoogte lijnen en muurbevestiging ................................................................................................ 10
5.
Lijnen spannen voor de hoofdprofielen ........................................................................................ 11
6.
Bevestigen ophangdraad of snelhangers ...................................................................................... 12
7.
Eerste verwijzingslijnen ................................................................................................................. 13
8.
Hoofdprofielen en nieuwe verwijzingslijnen................................................................................. 14
9.
Ophangen van het syteem ............................................................................................................ 15
10.
Plaatsen van de panelen ........................................................................................................... 16
11.
Optionele situaties .................................................................................................................... 17
12.
Plaatsen van licht in een systeemplafond ................................................................................. 18
13.
Onderhoud van systeemplafonds ............................................................................................. 19
1. Systeemplafonds: sfeerbepalend Omdat plafonds meestal minder opvallend zijn dan andere delen van het interieur in een ruimte, wordt de impact op de sfeer vaak onderschat. Samen met de vloer is dit het grootste oppervlak van een ruimte. Deze aspecten worden vaak over het hoofd gezien bij het opnieuw modelleren van ruimtes. Systeemplafonds worden niet alleen als design onderdeel gebruikt, maar ook als bedekking. Plafonds verbergen het aangezicht van de vloer of dak dat zich boven de ruimte bevindt, maar ook pijpen, leidingen, elektrakabels, isolatie, etc. Systeemplafonds zijn hiervoor uitstekend geschikt, aangezien het een ruimte creëert die eenvoudig toegang biedt bij reparaties of ander werk dat benodigd is in een ruimte.
Voordat u begint – Veiligheid Wees er altijd zeker van dat u de veiligheidsvoorschriften begrijpt en dat u zich er aan houdt. Voor het monteren van een plafond gelden de volgende regels:
1. Gebruik geschikt gereedschap 2. Gebruik een stofmasker of mondkap tijdens het schuren en zagen 3. Draag een veiligheidsbril bij het gebruik van machinaal gereedschap of bij het timmeren boven het hoofd 4. Houd de elektriciteitsbedrading in de gaten zodat deze uw werkzaamheden niet belemmeren 5. Houdt messen scherp. Op een bot mes moet u meer druk uitoefenen waardoor u ongelukken kunt veroorzaken 6. Gebruikt u een trap, klapt u dan beide poten volledig open en klap de veiligheidsbalk uit. Wanneer u een ladder tegen de muur plaatst, zorgt u dan voor een veilige afstand tussen de voet van de ladder en de muur. Deze is een ¼ van de lengte van de ladder. Gebruik geen aluminium ladder wanneer u in de buurt van elektrabedrading werkt. Overweeg om gebruik te maken van een steiger
Nuttige termen -
Akoestisch plafond – Een plafond dat de kwaliteit van geluid in een ruimte verbeterd.
-
Kantlat – Onderdeel van de randafwerking
-
-
-
-
Hoofdprofiel – Belangrijkste steun in het systeem van een systeemplafond. Wordt haaks op de kantlat en hoeklijn gemonteerd. (Bij diagonale plafonds onder 45 graden) Dwarsprofielen – Systeemonderdeel dat de hoofdprofielen haaks aan elkaar verbindt. Systeemplafond – Een plafond dat lager ligt dan het originele, bouwkundige plafond. Het wordt meestal gebruikt om leidingen, pijpen en elektrabedrading weg te werken. Doorzak platen – Een plaat met een sponning waardoor de zichtbare kant van de plaat lager is dan rest van de plaat die in het systeem rust.
2. Gereedschap, materialen en projectoverwegingen
Tijd Montage van een systeemplafond in een ruimte van 10 x 8 meter neemt ca 14 tot 20 manuur in beslag, met uitzondering van ongebruikelijke situaties. Het monteren is het beste te doen met twee personen.
Gereedschap Een systeemplafond is eenvoudig te monteren en vereist geen bijzondere gereedschappen. De gereedschappen die benodigd zijn voor het plaatsen van een plafond bestaan uit: •
Rolmaat
•
Hamer
•
Winkelhaak
•
Veiligheidsbril
•
Spijkers
•
Boor
•
Waterpas
•
Potlood
•
Handzaag
•
Draad/metselkoord
•
Scherp stanleymes
•
Zaag
•
Trap of steiger
•
Pluggen
•
Stofmasker/mondkap
Materiaal voor een systeemplafond •
Kantlatten
•
Hoeklijnen
•
Snelhangers en/of ophangdraad
•
Hoofdprofielen
•
Dwarsprofielen
•
Plafondplaten
•
TL-armaturen
•
Spijkers, schroefogen, slagankers
Vergunningen en voorschriften U heeft waarschijnlijk geen vergunning nodig om uw plafond te vervangen, maar verifieer dit bij uw gemeente. Meestal is er een minimale plafondhoogte voorgeschreven (ca 2,6 meter). Tevens moet u minstens 10 cm afstand bewaren tussen de tl-armaturen en het bouwkundige plafond.
3. Planning maken voor het plafond
Zorgvuldig plannen is essentieel voor het succesvol monteren van een systeemplafond. Vermijden van of niet voldoende tijd besteden aan deze stap, zal later zorgen voor frustratie. Met een goede planning zal de rest soepel verlopen.
Pasplaten Pasplaten zijn platen die langs alle muren lopen. Aangezien ruimtes zelden te verdelen zijn in 60 of 120 cm, moeten deze platen meestal op maat gemaakt worden. Voor een mooie uitstraling wilt u de tegenoverliggende pasplaten gelijk hebben. Bovendien moeten de pasplaten daarvoor groter dan een halve plaat zijn. De hoofd- en dwarsprofielen moeten op een dusdanige manier geplaatst worden, dat deze uitstraling behaald wordt. Bepaal de richting waarin de hoofdprofielen lopen. Meestal langs de korte zijdes van de ruimte. Span vanaf het bouwkundig plafond draden naar beneden. Maak een diagram op grafisch papier om te bepalen waar alle hoofd- en dwarsprofielen geplaatst zullen worden. Bepaal allereerst welke afmeting plafondplaten u wilt. Bepaal dan de afmeting van de randplaten zodat deze meer dan een halve plaat groot en bovendien gelijk zijn. Om dit te doen moet korte muur opgemeten worden. Wanneer u 60x120 cm platen gebruikt, deel dan de opgemeten lengte door 120 cm. Wanneer u 60x60 cm platen gebruikt, of de 60x120 cm platen waarbij de lengte van de plaat parallel loopt aan de lange muur, deel dan de opgemeten lengte door 60 cm. De uitkomst hiervan is een aantal volle platen en, achter de komma, een deel van een plaat. Neem de decimalen van de plaat en vermenigvuldig deze met de lengte (in cm) van de plaat. Wanneer u 60x120 cm platen gebruikt waarbij de lengte parallel loopt aan de korte muur, tel hier dan 120 cm bij op. Wanneer u 60x60 cm platen gebruikt, of 60x120 cm platen waarbij de lengte van de plaat parallel loopt aan de lange muur, tel er dan 60 cm bij op i.p.v. 120 cm. Deel de uitkomst hiervan door 2 en je hebt de lengte van de randplaten.
Voorbeeld: voor een kamer van 3.10 meter breed met plafondplaten van 60x120 die met de lengte parallel lopen aan de korte muur is de berekening: Deel 3,1 meter door 1,2 meter = 2,58 platen. Vermenigvuldig 0,58 met de lengte van de plaat (120 cm) = 70 cm. Tel hierbij 120 cm op = 190 cm. Deel de
uitkomst door 2 = 95 cm. De randplaten hebben dus een lengte van 95 cm. De platen aan de korte muur zullen bestaan uit 1 volledige plaat en 2 randplaten aan weerszijden (95 + 120 + 95 = 310 cm) Herhaal deze calculatie om de lengte te vinden van de randplaten aan de lange muur. Gebruik hiervoor echter de lengte van de lange muur en deel deze door 60 cm i.p.v. 120 cm.
Schetsen van het systeem Nu de afmetingen van de randplaten berekend zijn, kan het volledige systeem uitgetekend worden op papier. Bepaal de plek van het eerste en laatste hoofdprofiel door deze te tekenen op randplaat afstand van de korte muur (in ons voorbeeld 95 cm). Teken de overige hoofdprofielen op 120 cm daar vanaf. Gebruik een ander kleur potlood en geef aan waar de 120 cm dwarsprofielen geplaatst moeten worden. Begin met het dwarsprofiel op randplaat afstand van de lange muur. Plaats deze dwarsprofielen steeds 60 cm van elkaar vandaan. Indien u 60x60 cm platen gebruikt, voeg dan ook 60 cm dwarsprofielen toe, haaks op de 120 cm dwarsprofielen en halverwege tussen de hoofdprofielen. Wanneer u kolommen of pilaren in de ruimte heeft die de vloer van de bovenliggende verdieping ondersteunen, houdt u daar dan rekening mee. Dit komt vaak voor in kelders. Het systeem moet zo worden gepland dat er geen hoofdprofielen of dwarsprofielen hier tegenaan zullen komen. Indien dit wel het geval is, moet u het systeem zo aanpassen dat de kolom of pilaar in een open ruimte van het systeem valt. Dit kan echter ongelijke randplaten vereisen. Het plaatsen van lichtbakken in het systeem vereist geen verandering, maar moet wel gemarkeerd worden op de tekening. Houdt rekening met het feit dat de elektrabedrading gemonteerd moet worden voordat het systeem geplaatst wordt. Kantlat en hoeklijn is verkrijgbaar in 300 centimeter lengte. Meet de omtrek van de gehele ruimte en deel dit door 300 centimeter om het benodigde aantal kantlatten en hoeklijnen te berekenen. Hoofdprofielen zijn verkrijgbaar in 360 centimeter. Verbindingen aan elk eind van de hoofdprofielen maken het mogelijk om hoofdprofielen van meer dan 360 centimeter te maken. Het is niet mogelijk om meer dan 2 stukken van een hoofdprofiel te gebruiken, aangezien er altijd aan 1 kant van een hoofdprofiel een verbinding moet zitten. Dwarsprofielen zijn verkrijgbaar in 120 en 60 centimeter met verbindingen aan elk eind. Deze verbindingen passen in de sleuven die in de hoofdprofielen en dwarsprofielen zitten.
Ophangdraad is nodig om de hoofdprofielen om de 120 cm op te hangen. Het draad is 15 cm langer dan de afstand tussen het schroefoogje en het nieuwe systeemplafond. Ook zijn er snelhangers te verkrijgen. Hiervoor geldt ook dat deze de hoofdprofielen om de 120 cm ondersteunen. Draadbevestigingen of schroefoogjes zijn nodig om de ophangdraden of snelhangers aan het bouwkundige plafond te bevestigen. Het aantal plafondplaten wordt berekend aan de hand van de tekening. Houdt rekening met de randplaten. Schaf ook de benodigde lichtbakken aan. Note: het systeem kan variëren per fabrikant, maar de meeste systemen zijn overeenkomstig. Tevens is het systeem meestal het zelfde, of het gaat om 60x60 cm plafondplaten of 60x120 cm plafondplaten.
4. Hoogte lijnen en muurbevestiging
Het eerste wat u wilt doen is het plaatsen van een waterpas lijn op de muren rondom de ruimte die de hoogte van het nieuwe plafond aangeeft. Houdt hierbij rekening met de voorschriften die gelden. Bovendien heeft u tenminste 10 cm ruimte nodig tussen het bouwkundig plafond en de lichtbakken. Probeer een zo groot mogelijke afstand te houden tussen het bouwkundig plafond en het systeemplafond, met een minimum van 15 cm indien er geen lichtbakken gemonteerd worden. Het markeren van de hoogte is eenvoudig wanneer de vloer waterpas is. In dat geval hoeft in alleen in elke hoek van de ruimte de hoogte af te tekenen, en een lijn te spannen tussen deze punten. Op deze manier heeft u snel de juiste hoogte van het plafond en kunt u de kantlat en hoeklijn aan de muur bevestigen. Het kan echter voorkomen dat de vloer schuin loopt. Wanneer u in dat geval de hoogte op bovenstaande manier markeert zal het plafond op dezelfde manier schuin lopen als uw vloer. Dus het is van belang dat u eerst bekijkt of uw vloer waterpas is. Wanneer uw vloer niet waterpas is, zal u de hoogte in elke hoek opnieuw moeten bepalen. Een lange 2,5 meter waterpas is hiervoor geschikt. Leg deze waterpas op de vloer en bepaal de verlaging of verhoging hiervan. Bekijk eventueel de mogelijkheid om vanaf het bouwkundig plafond de hoogte te berekenen indien deze waterpas is. Een andere methode om uw 2,5 meter waterpas te gebruiken is echter het meest nauwkeurig. Teken een waterpas lijn op de muren rondom, startend vanaf 1 bepaald punt.
De volgende stap is het bevestigen van de kantlat en hoeklijn. Met stalen spijkers kunt u de latten bevestigen. Als u een gipswand heeft zoek dan eerst de profielen en/of balken. U kunt deze vinden door op de muur te kloppen (evt. met een hamer) en te luisteren. Bevestig de kantlat en hoeklijn in de gehele omtrek van de ruimte met de bovenof onderkant gelijk aan de lijn op de muur. Gebruik hiervoor het juiste bevestigingsmateriaal, afhankelijk van de soort muur waaraan u dit bevestigd. Voor de binnenhoeken plaatst u de kantlat tegen elkaar aan en de hoeklijn over elkaar heen. Voor de buitenhoeken kunt u de kantlat en hoeklijn in verstek zagen.
5. Lijnen spannen voor de hoofdprofielen
U bent nu klaar om lijnen te spannen tussen de hoeklijnen om aan te geven waar de hoofdprofielen geplaatst worden. U moet hiervoor enige berekeningen doen. Het belangrijkste van het plaatsen van het systeem is dat er nooit minder dan een halve plaat overblijft voor de randplaten. Dit is uitgelegd in stap 3. Gebruik uw rolmaat en span de lijnen haaks op hoeklijn. Doe dit volgens uw tekening.
6. Bevestigen ophangdraad of snelhangers
U bent nu klaar om de schroefoogjes en ophangdraad of snelhangers te monteren. Deze zullen het systeem op hoogte houden. Schroef de oogjes in het bouwkundige plafond boven de lijnen die gespannen zijn voor het hoofdprofiel. Plaats de schroefoogjes op een afstand van 120 cm van elkaar. Haak uw ophangdraad of snelhangers in de schroefoogjes en zorg ervoor dat deze stevig bevestigd worden door het draad 3 keer om zichzelf te draaien. Het ophangdraad of de snelhanger moet ca 15 cm langer zijn dan de afstand tussen het nieuwe systeemplafond en het bouwkundig plafond. Bevestig extra schroefoogjes en ophangdraden of snelhangers bij lichtbakken, een aan elke hoek of anders indien de fabrikant dat voorschrijft.
7. Eerste verwijzingslijnen
U bent nu aangekomen op het punt dat u lijnen kunt spannen die exact waterpas aangeven waar de hoofdprofielen en dwarsprofielen gemonteerd zullen worden. Om deze lijnen te spannen begint u in de hoek vanwaar u de montage zal starten. U zult twee lijnen spannen: lijn AB, welke de afstand van de randplaat vanaf de ene muur aangeeft; en lijn CD, welke de afstand van de randplaat met de andere muur aangeeft. Zorg ervoor dat deze lijnen waterpas lopen aan de onderkant van de hoeklijn, zodat ze niet in de weg zitten bij de montage van het systeem. Controleer de hoek waar deze lijnen elkaar raken met een winkelhaak om ervoor te zorgen dat deze haaks is. Pas de lijnen aan totdat dit het geval is, zelfs wanneer dit zorgt voor een kleine verandering van de randplaten.
8. Hoofdprofielen en nieuwe verwijzingslijnen
De eerste hoofdprofielen kunnen nu gemonteerd worden. Het belangrijkste wat onthouden moet worden, is dat de hoofdprofielen op een dusdanige manier geknipt moeten worden dat de sleuven op exact de goede plaats moeten zitten waar daadwerkelijk de dwarsprofielen gemonteerd zullen worden. De dwarsprofielen worden op lijn AB gemonteerd en vanaf daar om de 60 cm. Meet en knip elk hoofdprofiel op de juiste lengte zodat de sleuven gelijk lopen met lijn AB. Gebruik de lengte van het eerste hoofdprofiel niet voor alle andere hoofdprofielen, maar meet deze voor elk hoofdprofiel apart. Houdt nu het op maat gemaakte hoofdprofiel gelijk aan lijn CD. Zoek het gat voor het ophangdraad of de snelhanger(deze zitten op de bovenkant van het hoofdprofiel en zorgen ervoor dat het ophangdraad of de snelhanger hieraan vast gezet kan worden) dat zo ver mogelijk van de starthoek ligt en het dichtst bij een ophangdraad of snelhanger. Markeer dit gat op het hoofdprofiel. Neem het hoofdprofiel mee naar de lange muur en laat het rusten met de geknipte kant op de hoeklijn. Markeer hier het gat op de muur met een pen of potlood. Verwijder het hoofdprofiel en plaats een spijker op de gemarkeerde plek. Herhaal dit met de muur aan de overzijde. Span daarna een lijn tussen beide spijkers. Deze lijn wordt gebruikt om aan te geven waar de ophangdraden of snelhangers gebogen moeten worden. Merk hierbij op dat deze laatst gespannen lijn gelijk loopt met de gaatjes voor de eerste rij van ophangdraden of snelhangers op de hoofdprofielen (niet perse met de ophangdraden of snelhangers zelf). Deze lijn is een indicatie voor het buigen van de ophangdraden of snelhangers zodat de hoofdprofielen waterpas komen te hangen. Buig elk ophangdraad of snelhanger op de plaats waar het de laatst gespannen lijn raakt in een hoek van 90 graden. Meestal betekend dit dat de ophangdraden of snelhangers niet meer recht hangen in hun uiteindelijke positie, maar daardoor de hoofdprofielen perfect waterpas zullen hangen met de hoeklijn.
9. Ophangen van het syteem
U bent nu klaar om de hoofdprofielen te monteren en de dwarsprofielen daar in te klikken. U kunt extra lijnen spannen om te bepalen waar de ophangdraden of snelhangers gebogen moeten worden. Deze lijnen moeten gelijk lopen met elke rij van gaatjes voor de ophangdraden of snelhangers op de hoofdprofielen zelf. Eenvoudiger is om een waterpas op de hoofdprofielen te leggen en zo de ophangdraden of snelhangers op de juiste lengte om te buigen. Om dit te doen moet de afgezaagde einde van het hoofdprofiel op de hoeklijn steunen. Haal het eerste vooraf gebogen ophangdaad of snelhanger door het gaatje heen. De overige ophangdraden of snelhangers zijn nog niet gebogen. Wanneer u een waterpas op het hoofdprofiel legt en iemand het hoofdprofiel exact waterpas houdt, kunt u de overige ophangdraden of snelhangers ombuigen zodat deze het hoofdprofiel waterpas ondersteunen. Draai alle ophangdraden of snelhangers drie keer om zichzelf nadat u ze door de gaatjes hebt gehaald. Terwijl u naar de andere kant van de ruimte werkt, kunt u hoofdprofielen aan elkaar verbinden waar nodig. Wees zeer nauwkeurig met het meten. U moet het laatste deel op maat knippen (het deel dat u overhoudt moet u gebruiken om de volgende rij te beginnen). Controleer regelmatig terwijl u de delen verbindt en monteert of u de hoofdprofielen zo geknipt heeft dat de sleuven voor de dwarsprofielen gelijk liggen aan lijn AB. U heeft betere ondersteuning wanneer u een extra ophangdraad of snelhanger plaatst op de plek waar twee hoofdprofielen aan elkaar verbonden zijn. Zorg ervoor dat de hoofdprofielen altijd waterpas hangen. Wanneer de hoofdprofielen gemonteerd zijn, kunt u de dwarsprofielen monteren. De 120 cm dwarsprofielen moeten op een afstand van 60 cm van elkaar haaks op de hoofdprofielen worden gemonteerd voor een 60 x 120 cm plafond. Voor een 60 x 60 cm plafond moet u ook de 60 cm dwarsprofielen monteren op het midden van de 120 cm dwarsprofielen. Dit alles is vrij eenvoudig wanneer u de hoofdprofielen nauwkeurig gemonteerd heeft. Monteer als eerste een aantal 120 cm dwarsprofielen in het midden van het systeem. Plaats dan een aantal platen zodat het systeem gestabiliseerd wordt. Monteer daarna de overige dwarsprofielen in het systeem. Nu bent u aangekomen bij het op maat knippen van de dwarsprofielen aan de randen. Meet elk dwarsprofiel aan de rand en gebruik lijn CD als richtlijn, niet de hoofdprofielen. De hoofdprofielen hebben namelijk nog steeds veel speling. Om de lengte te meten zorgt u allereerst dat de hoek van het eerste hoofdprofiel gelijk is met lijn CD. Meet daarna de afstand tussen de wand en de rand van het eerste hoofdprofiel. Meet en knip nauwkeurig. Herhaal deze handeling bij de overliggende wand.
10.
Plaatsen van de panelen
Plaatsen van volledige platen is zeer eenvoudig. U tilt ze door het systeem en legt ze op de juiste plaats. Zorg dat u schone handschoenen draagt, of dat uw handen schoon zijn zodat u de witte tegels niet vervuild. De randplaten moeten op maat gesneden worden. De inlegplaten hoeft u meestal alleen maar recht te snijden met een scherp mes om deze passend te maken. Doorzak platen zijn platen die met de zichtzijde onder het systeem hangen. Bij deze platen moet u een sponning snijden, zodat deze in het systeem past. Om dit te doen moet u de maat van de opening opmeten plus de sponning. Plaats de plaat op de juiste plek in het systeem. De zijde van de plaat die gesneden moet worden, moet op de hoeklijn rusten. Teken met een potlood een lijn op de plaat waar deze de hoeklijn raakt. Zorg ervoor dat de andere zijde van de plaat goed in het systeem ligt. Verwijder de plaat en leg deze met de zichtzijde omhoog, op een vlakke ondergrond. Snij langs de potloodlijn met een scherp mes tot halverwege de dikte van de plaat. Snij 1 cm verder de plaat in zijn geheel door, parallel aan de potlood lijn. Snij tot slot met het mes horizontaal in de zijkant van de plaat, zodat de sponning gelijk is aan de originele zijkant. Plaats nu de plaat in het systeem.
11.
Optionele situaties
Een koof plaatsen voor een kelderraam Plaats een koof voor elk raam. U kunt 60 cm multiplex gebruiken voor de bovenkant, en een houten plank van 30 cm x 180 cm voor de 3 zijdes. Zorg ervoor dat de koof breed genoeg is dat het raam nog open kan, en lang genoeg is voor de raambekleding. In de meeste gevallen is dat 22 cm aan beide zijden, dus in totaal 44 cm, voldoende voor raambekleding. Plaats de bovenkant van de koof aan de onderkant van het bouwkundig plafond en plaats de kantlat en hoeklijn voor het systeemplafond op de juiste hoogte. Gordijnroedes kunnen aan de binnenkant van de koof gemonteerd worden.
Een koof plaatsen om steunbalken en leidingen Veel kelders bevatten horizontale steunbalken die de vloer van de begane grond ondersteunen. Om hier een koof om heen te maken moet u de volgende aanwijzingen volgen: Maak houten roosters aan beide zijden van de steunbalk. Gebruik houtstroken van 1 of 2,5 cm breed (1 strook aan de boven- en onderzijde, elke 40 cm een verticaal strookje) om dit rooster te maken. Monteer dit rooster met spijkers aan de houten balken van de bovenliggende vloer, gelijk aan de stalen balk. Bedek de steunbalk door het af te werken met het juiste materiaal (gipspanelen o.i.d.). Spijker dit tegen het rooster aan de zijkanten en de onderkant van de steunbalk. Bevestig aan deze koof de kantlat en hoeklijn op de juiste hoogte van het nieuwe plafond. Ditzelfde is mogelijk bij het wegwerken van leidingen e.d.
Pilaren en palen Snij de plaat doormidden op het middenpunt van de pilaar. Snij dan de cirkel op de maat die nodig is om de plaat om de pilaar te laten vallen. Gebruik voor dit alles een scherp mes. Wanneer de twee delen van de plaat in het systeem worden gelegd, lijm dan twee stukken afvalhout op de achterzijde van de plaat, zodat deze weer een geheel wordt.
12.
Plaatsen van licht in een systeemplafond
Het plaatsen van licht in een systeemplafond is eenvoudig. Meestal is het verstandig om de bedrading te monteren voordat u begint met het monteren van het systeemplafond. Echter is het meestal mogelijk om dit achteraf te doen aangezien er ruimte is tussen het bouwkundige plafond en het systeemplafond. U kunt spotjes en/of armaturen plaatsen. De lichtbakken bestaan vaak uit een bak die precies in een systeemplafond past. Spotjes zijn er in verschillende varianten. U moet voorzichtig met spotjes omgaan, aangezien deze veel warmer worden dan lichtbakken. Armatuur lichtbakken bevatten verstelbare draden die aan het bouwkundig plafond bevestigd kunnen worden, zodat deze het gewicht tilt. Voor een spotje moet een gaat in een plaat gemaakt worden. Hier komt een beslag in, zodat het gesneden gat bedekt wordt.
13.
Onderhoud van systeemplafonds
Het onderhouden van een systeemplafond is eenvoudig. Wanneer er sprake is van waterschade, of vervuiling, dan kan de plaat eenvoudig vervangen worden. Ook kunnen de platen schoongemaakt en geverfd worden.
Disclaimer Dit is een document van systeemplafond groothandel www.bestelplafond.nl. Dit document mag alleen na toestemming van bestelplafond.nl verspreid worden. Stuur een e-mail naar
[email protected] voor meer informatie.