Sterk door overleg
SERV
Jaarverslag 2005 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen STV-Innovatie & Arbeid Vlaamse Havencommissie
Sterk door overleg
SERV
Jaarverslag 2005 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen STV - Innovatie & Arbeid Vlaamse Havencommissie
Inhoudstafel
2 Colofon
2
Voorwoord
6
Deel 1 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
9
1
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
10
1.
Werking
10
2.
Taken SERV
10
3.
Werkgroepen
11
2
VESOC
12
1.
Vergaderingen in 2005
12
2.
Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006
12
3.
Vlaams Hervormingsprogramma 2005-2008: Lissabonstrategie 2005-2008
4. Pact van Vilvoorde 3
Wetstraat 34-36 1040 Brussel Tel.: 02/20.90.1 1 1 Fax: 02/21.77.008 E-mail:
[email protected] http://www.serv.be
16
1.
Werking
16
2.
Vergaderingen in 2005
16
4
Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005
19
5
Wetgevingsbeleid
23
1.
Evaluatie van het Vlaamse reguleringsmanagement
23
2.
Voorstellen voor vereenvoudigingsprojecten
23
3.
Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
13 13
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen: 19-de werkjaar
Colofon
2
Inhoud
Voorstellen voor vereenvoudiging en verbetering van het Vlaamse regelgevingsproces
23
6
Duurzame ontwikkeling
24
1.
SERV en MiNa-Raad formuleren gezamenlijk bestuurlijke aanbevelingen voor duurzame ontwikkeling
2.
24
SERV en MiNa-Raad adviseren gezamenlijk over een kadertekst voor een nationale strategie duurzame ontwikkeling
3.
24
SERV geeft reactie op Vlaamse ontwerpstrategienota duurzame ontwikkeling
24
Redactie Christine Jacobs
7
Economie en innovatie
25
Opmaak
1.
Economische dossiers
25
Drukkerij Poot N.V.
2.
Innovatie
26 28
Foto’s SERV, Studio Dann, VHC-Dirk Neyts, BASF p.19, VRWB p.26, Aquafin p.39, Toussanit p.47, Van de velde p.57, International Labour Organization/[Pool photo ILC] p.60, Grip p.63
8
Energie
1.
Vlaamse Klimaatconferentie gaat op advies van
Drukkerij
2.
Sociale partners doen aanbevelingen bij
3.
SERV vraagt efficiënte invoering van het
SERV van start benchmarking elektriciteitskosten
Drukkerij Poot N.V.
Verantwoordelijke uitgever Pieter Kerremans Wetstraat 34-36 1040 Brussel
energieprestatiecertificaat
29 30
4. Aanpassing groenestroomcertificaten is nodig, 5.
WD/2006/4665/27
28
maar mogelijk niet stabiel
30
Andere
30
3 9
Regionaal beleid
31
19 Internationaal
1.
Binnenlands bestuur
31
1.
Internationale missie
50
2.
Regionaal beleid: ERSV/SERR/RESOC
31
2.
Europese Unie
50
3.
Internationale Arbeidsorganisatie
50
50
10 Arbeid
33
4. SER-SERV studiedag in Brussel
51
1.
Groenboek economische migratie
33
5.
51
2.
Advies VDAB samenstelling raad van bestuur
33
3.
Advies Gelijke kansen en diversiteitsplan Vlaamse overheid
Ontvangst van buitenlandse delegaties
20 Sectorconvenants
52 53
33
4. Holebi’s en de arbeidsmarkt
34
21 Sectorcommissies
5.
34
1.
Sectorcommissie Goederenvervoer
53
6. Krachtlijnennota Vesoc-actieplan 2005
34
2.
Sectorcommissie Hout en Bouw
53
7.
34
3.
Sectorcommissie Metaal- en Technologische Industrie 54
Verticaal overleg armoedebeleid Regie van ESF 3 zwaartepunt 4 en Hefboomkrediet
8. Titels van beroepsbekwaamheid en standaarden voor competentiebeoordeling 9.
34
Advies over het uitvoeringsbesluit decreet titels van beroepsbekwaamheid
4. Sectorcommissie Textiel en Confectie
54
5.
54
Sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg
6. Sectorcommissie Toerisme
54
35
10. Advies over de beroepen en titels 2005
35
22 Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling
56
11. Standaarden voor competentiebeoordeling
35
1.
Adviescommissie
56
2.
Activiteiten in 2005
57
11 Onderwijs
36
12 Milieu
38
23 Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds 1.
Pilootpakketten integrale milieuvoorwaarden
58
1.
Herplaatsingsfonds
58
2.
Activiteiten in 2005
58
kunnen niet onverkort werken
38
2.
Raden adviseren over doelgroepenbeleid
38
24 Commissie Diversiteit
3.
Milieuplanning moet verbeterd worden
39
1.
Adviezen
61
39
2.
Insteken
62
3.
Aanbevelingen
4. Andere 5.
Verdere inspanningen voor bodemsaneringsfondsen blijven noodzakelijk
6. Gemengde gevoelens bij de waterbeleidsnota 13 Mobiliteit
4. Jaarprogramma
62
40
5.
62
Andere activiteiten
6. Samenkomst commissie Diversiteit
63
25 Vlaamse Luchthavencommissie
64
Deel 2 STV-Innovatie & Arbeid
67
1
Inleiding
68
2
Onderzoeksas Technologie–Organisatie–Arbeid
70
1.
TOA-screening Vlaamse economie (organisaties
41
Het maatschappelijk debat
41
2.
Het eindverslag
41
3.
Gewestelijk Expres Net Brussel
42
1.
62
39
1.
14 Ruimtelijke ordening
61
43
De strategische adviesraad ruimtelijke ordening - onroerend erfgoed (Saro)
43
2.
De Vlaamse woonraad
43
3.
Het reparatiedecreet
44
4. Een duurzame strategie voor plattelandsontwikkeling 44
met minimaal tien werknemers) 2.
70
TOA-screening Vlaamse economie micro-ondernemingen (organisaties met één
15 Begroting en fiscaliteit
45
1.
Begroting: evalueren en vooruitzien
45
2.
Fiscale maatregelen van de Vlaamse Regering in 2005 46
16 Welzijn
47
17 Jeugd
48
18 Media
49
tot maximaal negen werknemers) 3.
71
Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorische innovatie bij bedrijven: lessen uit het buitenland
73
4. Technologieverkenningen
74
3
Onderzoeksas werkbaar werk
76
1.
Werkbaarheidsmonitor loontrekkenden
76
2.
Werkbaarheidsmonitor voor zelfstandigen
78
3.
Welzijn op het werk in de bouwsector: aanpak van werkdruk
4. Werkbaar werk in de textielverzorging
78 79
4 5.
Werkplekleren in de textielsector
81
6. Opleiding in de voedingsnijverheid
82
Deel 4 Praktische informatie
4
84
1
Wetgeving
128
84
1.
Decreet op de SERV: gecoördineerde tekst
128
85
2.
Vlaamse Havencommissie
132
1.
Vormingsactiviteiten STV-vormingsaanbod
2.
Ondersteuning van vormingsinitiatieven
3.
Doelgroep vormingsinitiatieven
4. Vormingspakketten 5.
Simulatiespelen
85 85
2
Samenstellingen
136
87
1.
Raad
136
2.
VESOC
137
3.
Sectorcommissie Goederenvervoer
138
6. STV-Innovatie & Arbeid valoriseert onderzoek via ESF-projecten
88
4. Sectorcommissie Hout en Bouw 5.
Deel 3 Vlaamse Havencommissie
127
91
139
Sectorcommissie Metaal- en technologische industrie 140
6. Sectorcommissie Textiel en Confectie
141
7.
142
Sectorcommissie Welzijns- en gezondheidszorg
1
Vlaamse Havencommissie
92
8. Sectorcommissie Toerisme
1.
Taakomschrijving
92
9.
2
Werking van de Vlaamse Havencommissie in 2005
94
10. Overlegplatform Vlaamse
1.
Commissievergaderingen in 2005
94
2.
Dagelijks bestuur
96
11. Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds
3.
Werkgroepen
143
Adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest Arbeidsbemiddelingsbureaus
144 145 146
97
12. Commissie Diversiteit
147
4. Schriftelijke procedures
97
13. Vlaamse Havencommissie
148
14. Vlaamse Luchthavencommissie
150
3
Adviezen en aanbevelingen
98
1.
Advies over de organisatie van het eigen
3
SERV-secretariaat
152
1.
Secretariaat-generaal
152
Aanbeveling over het werkdocument inzake
2.
Personeels- en financiële dienst
152
toegang tot de markt voor havendiensten van
3.
Studiedienst: SERV-domeinen
152
vakbondsoverleg voor havenbedrijven 2.
Georg Jarzembowski 3.
98
99
Advies over het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge 108
4. Advies over het ontwerpdecreet betreffende de
5.
SERV–projecten
153 153
6. Informaticadienst
153
begeleiding van de scheepvaart op de maritieme
7.
153
toegangswegen naar de Vlaamse havens en de
8. Documentatiecentrum
153
organisatie van het Maritiem Reddings- en
9.
153
Coördinatiecentrum 5.
4. SERV–commissies
119
Communicatie STV-medewerkers
10. Ondersteunende diensten
153
de richtlijn over de geharmoniseerde voorschriften
4
Externe communicatie
154
en procedures voor het veilig laden en lossen van
1.
SERV-bericht
154
2.
STV-berichten
154
3.
Elektronische nieuwsbrieven
154
Advies over het ontwerpdecreet tot omzetting van
bulkschepen
122
6. Aanbeveling over de amendering van de ontwerprichtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten
124
4. Adviezen, aanbevelingen en standpunten
154
5.
154
STV-brochures en -informatiedossiers
6. Persmededelingen en –conferenties
155
7.
155
Website
8. Vlaanderen NV
156
9.
156
Sociaal – economisch jargon
10. Documentatiecentrum
156
11. Openbaarheid van bestuur
157
12. Klachtenbehandeling
157
5
Publicatielijst
158
1.
SERV
158
2.
STV-Innovatie & Arbeid
160
3.
Vlaamse Havencommissie
161
5
Voorwoord Voor 2005 presenteert de SERV weer een jaarverslag
in de stuurgroep, trok enkele werkgroepen en nam actief
in drie delen. Vooraf blik ik als SERV-voorzitter graag
deel aan de debatten. De Klimaatconferentie resulteer-
terug op de activiteiten van SERV en STV-Innovatie &
de in 365 aanbevelingen. In opdracht van de Vlaamse
Arbeid. Maar het jaarverslag behandelt ook de activiteiten
Regering organiseerde de SERV het maatschappelijk
van de autonome commissies bij de SERV.
debat over het betalen voor mobiliteitsinfrastructuur. Het eindverslag werd op 14 december 2005 voorgesteld.
Binnen VESOC werd op 20 januari 2005 het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006 afgesloten. Naar
In 2005 bracht de SERV 35 adviezen en aanbevelingen
aanleiding van de herijking van de Lissabonstrategie
uit en kregen 35 adviesvragen een antwoord per brief.
overlegden regering en sociale partners over het Vlaams
De samenwerking met de MiNa-Raad werd verder gezet
Hervormingsprogramma 2005-2008 en werden de doel-
en resulteerde in zes gezamenlijke adviezen over onder
stellingen van het Pact van Vilvoorde geactualiseerd. De
meer duurzame ontwikkeling, waterbeleid en bodem-
herijking van de Lissabonstrategie was ook het thema
sanering. Verder gaf de SERV advies over enkele belang-
van de tweejaarlijkse studiedag samen met de Neder-
rijke economie, energie- en arbeidsmarktdossiers en
landse Sociaal-Economische Raad.
uiteraard ook over de Vlaamse begroting met voor het eerst een meerjarenbegroting.
In 2005 presenteerde de SERV zijn tweede SociaalEconomisch rapport Vlaanderen op een studiedag in
In 2005 presenteerde de SERV ook een aanbeveling
het Vlaams Parlement. Deze studiedag kon op veel
over de standaarden voor de beoordeling van compe-
belangstelling rekenen van pers en publiek. Als een ver-
tenties voor een titel van beroepsbekwaamheid en het
volg op dit rapport organiseerde de SERV nog twee stu-
uitvoeringsbesluit voor het verwerven van een titel van
diedagen rond de medium- en hoogtechnologische sec-
beroepsbekwaamheid. De SERV ging ook van start met
tor in Vlaanderen en rond het thema indirecte
het opmaken van de eerste tien standaarden. In novem-
werkgelegenheid. Die indirecte werkgelegenheid werd
ber bezorgde de raad de eerste vier standaarden voor
overigens nog verder onderzocht voor 20 bedrijfstakken.
brood- en banketbakker, kapper, industriële schilder en
De inzichten uit het Sociaal-Economisch rapport Vlaan-
torenkraanbestuurder ter goedkeuring aan de minister.
deren 2005 kwamen verder ook van pas bij de aanbeveling over innovatie en het standpunt over de Vlaam-
Op 25 november werd de Vlaamse Luchthavencommis-
se zorgverzekering.
sie geïnstalleerd. De commissie wordt het platform voor structureel overleg over het Vlaamse luchthavenbeleid
In 2005 stonden ook twee belangrijke maatschappelij-
vanuit een sociaal-economische invalshoek.
ke debatten op de agenda. De Vlaamse Klimaatconferentie kwam er op advies van de SERV. De SERV zat mee
De commissie Diversiteit maakte een evaluatie van
7 beide gemeenschappelijke platformteksten voor even-
cesvol afgerond en werd er één opgestart in de bouw-
redige arbeidsdeelname en diversiteit en gaf advies
sector. Een haalbaarheidsstudie werd uitgevoerd naar het
over het gelijke kansen en diversiteitplan en de redelij-
financieren en uitvoeren van een werkbaarheidsmonitor
ke aanpassingen. Verder waren er twee aanbevelingen
voor zelfstandige ondernemers, gepland voor 2007.
over mobiliteit en toegankelijkheid als barrière en acti-
Tot slot werden twee projecten gestart in de bedrijfs-
viteitsval voor tewerkstelling van personen met een
opleidingsfeer: via gevalstudies in deelsectoren van de
arbeidshandicap en de operationalisering van het con-
voedingssector worden de opleidingsbehoeften in kaart
cept personen met een handicap.
gebracht en in de textielsector worden goede praktijkvoorbeelden van werkplekleren beschreven.
Voor de sectorconvenants was 2005 een overgangsjaar waarin er werd onderhandeld over een nieuwe invulling
Hoofddoel van elk project is het valoriseren van de
van de convenants. Dat weerhield de sectorconsulenten
resultaten. STV-Innovatie & Arbeid doet geen onderzoek
niet massaal deel te nemen aan de elf netwerkbijeen-
omwille van het onderzoek, maar wil met de projectre-
komsten en tal van werkgroepen.
sultaten bijdragen aan het overleg tussen de Vlaamse sociale partners op alle niveaus, en aan het weten-
STV-Innovatie & Arbeid is de enige paritair beheerde
schappelijk onderbouwen van SERV-adviezen en aan-
onderzoeksinstelling in Vlaanderen en uitgegroeid tot hét
bevelingen. Ook in 2005 werd hier met succes aan-
kenniscentrum voor de Vlaamse sociale partners voor
dacht aan besteed met een 25-tal publicaties en opnieuw
de samenhang tussen technologische innovatie, orga-
meer dan 100 optredens bij vormingsinitiatieven voor de
nisatorische innovatie en nieuwe vormen van inzet van
sociale partners. De vormingstools, die STV-Innovatie &
arbeid in al zijn aspecten.
Arbeid ontwikkelt, worden ook internationaal naar waarde geschat via deelname aan enkele ESF-projecten.
De projectprogrammatie is opgebouwd rond twee onderzoeken die driejaarlijks worden herhaald.
Tot slot wil ik benadrukken dat het werk in de SERV alleen
Er is de Technologie-Organisatie-Arbeid (TOA) screening,
kan gebeuren dankzij de inzet van de medewerkers van
een telefonische enquête bij een representatief staal van
het SERV-secretariaat. Ook voor 2006 ligt er immers
bedrijven uit alle sectoren in Vlaanderen. De screening
weer heel wat werk klaar. Ik denk bijvoorbeeld aan het
peilt naar de mate waarin nieuwe managementconcep-
Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2007 waar-
ten of nieuwe vormen van organisatie en innovatie
voor het eigenlijke studiewerk al in 2006 gebeurt. Maar
gekend zijn en worden toegepast. De TOA-screening
ook aan de ontwikkeling van de standaarden voor de titels
wordt in 2007 voor de vierde keer georganiseerd (vori-
van beroepsbekwaamheid die op kruissnelheid komen en
ge edities in 1998, 2001 en 2004).
het eerste werkjaar voor de Vlaamse Luchthavencom-
De grootschalige schriftelijke bevraging van een steek-
missie. Ik daag dan ook de SERV-medewerkers uit om in
proef van 20.000 werkende Vlamingen, of Werkbaar-
2007 met volle inzet en proactief het sociaal overleg mee
heidsmonitor, geeft een accuraat beeld van het welzijn
vorm te geven.
op het werk. Deze monitor past in die doelstelling van het Pact van Vilvoorde waarin zowel naar een hogere werkzaamheidsgraad wordt gestreefd als naar een hogere werkbaarheid. De eerste meting gebeurde in 2004, de volgende, deels aangepaste meting, is gepland voor 2007. Naast het publiceren van onderzoeksresultaten uit deze terugkerende projecten voerde STV-Innovatie & Arbeid in de loop van 2005 nog tal van andere eenmalige onderzoeksopdrachten uit. In een verkennende studie werden de belangrijkste toekomstige ontwikkelingen geschetst in een zevental technologische domeinen. In het buitenland werden overheidsprogramma’s doorgelicht die organisatorische innovatie in het bedrijfsleven willen stimuleren. Op het vlak van welzijn op het werk werd een sectorale studie in de textielverzorging suc-
Deel 1 SociaalEconomische Raad van Vlaanderen
1
De SociaalEconomische Raad van Vlaanderen 1. Werking
2. Taken SERV
De SERV is het overleg- en adviesorgaan van de Vlaam-
Vereenvoudigd kunnen we de bevoegdheden van de
se sociale partners. In de raad zetelen tien vertegen-
SERV bundelen onder twee krachtlijnen:
woordigers van de representatieve Vlaamse werkge-
■
studie, aanbeveling en advies,
versorganisaties en tien vertegenwoordigers van de
■
overleg.
representatieve Vlaamse werknemersorganisaties. De raad is het hoogste orgaan binnen de SERV. In de advie-
Advies
zen en aanbevelingen streeft de raad naar consensus.
De SERV adviseert over alle belangrijke sociale en eco-
De Vlaamse Regering benoemt de leden op voordracht
nomische aangelegenheden waarvoor de Vlaamse
van de sociale partners. Hun mandaat duurt vier jaar en
Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, of
is verlengbaar.
waarbij ze worden betrokken. Dat doet de SERV op
Het uitgebreid dagelijks bestuur van de SERV bestaat uit
eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parle-
telkens één vertegenwoordiger van de SERV-partners
ment, de Vlaamse Regering of een Vlaams Minister. De
(ABVV, ACLVB, ACV, Boerenbond, UNIZO, en Voka -
Vlaamse Regering moet het advies van de SERV inwin-
Vlaams Economisch Verbond) én, met raadgevende
nen over elk voorontwerp van decreet met een sociaal-
stem, uit de administrateur-generaal en adjunct-admi-
economische inslag. Ook brengt de SERV elk jaar ver-
nistrateur-generaal van de SERV. Het voorzitterschap wis-
plicht advies uit over het Vlaamse begrotingsbeleid.
selt jaarlijks. Elk jaar levert een andere partner, vol-
Daarnaast formuleert de raad aanbevelingen en stand-
gens een toerbeurt, respectievelijk voorzitter en
punten over sociaal-economische thema’s, maakt studies
ondervoorzitter aan het dagelijks bestuur. De voorzitter
en verzorgt publicaties.
en ondervoorzitter komen nooit tegelijk uit de werkge-
In 1995 heeft de SERV een aanpassing van het reglement
vers- of de werknemersgroep.
van orde goedgekeurd. Het begrip sociale en economi-
In 2005 was Ilse Dielen van het ACV voorzitter. Philip-
sche aangelegenheden wordt strikter ingevuld. De raad
pe Muyters (Voka – Vlaams Economisch Verbond) was
bepaalt, op voorstel van het dagelijks bestuur, of een
ondervoorzitter. De dagelijkse leiding over het secreta-
adviesvraag betrekking heeft op zijn aandachtspunten.
riaat berust bij de administrateur-generaal en de adjunct-
Dit zijn onderwerpen met een duidelijk sociaal-econo-
administrateur-generaal.
mische inslag. Indien dit niet het geval is, deelt de SERV aan de adviesvrager onmiddellijk en gemotiveerd mee dat hij m.b.t. deze adviesvraag geen opmerkingen formuleert.
11 Overleg Naast deze adviesopdracht vervult de SERV een overlegfunctie. Aan de ene kant houdt dit de voorbereiding in van het drieledige overleg met de Vlaamse Regering binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). De SERV verzorgt hiervoor het secretariaat. Aan de andere kant omvat dit het overleg tussen de sociale partners onderling.
3. Werkgroepen Voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken kan de SERV een beroep doen op deskundigen en permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten. De SERV-organisaties kiezen de leden. Ook kan de raad beslissen andere deskundigen aan de werkzaamheden van de werkgroepen te laten deelnemen.
2
VESOC Het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC),
1. Vergaderingen in 2005
in 1983 opgericht, is het drieledige overlegorgaan tus-
Het VESOC kwam in 2005 twee maal samen: op 20
sen de Vlaamse Regering, de Vlaamse werkgevers- en
januari 2005 met het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord
de Vlaamse werknemersorganisaties. Deze drie groepen
als onderwerp en op 30 september 2005 met de actu-
hebben onderling een protocol afgesloten. Indien binnen
alisatie van het Pact van Vilvoorde, het Vlaams Agent-
het VESOC een consensus wordt bereikt, verbindt de
schap Ondernemen en het Lissabon-hervormingsplan als
Regering zich ertoe deze consensus uit te voeren. De
onderwerpen.
sociale partners zullen die bij hun leden verdedigen en Het overleg handelt over alle beleidsaangelegenheden
2. Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006
met een sociaal-economische dimensie die ofwel beho-
Op 20 januari 2005 kwam het VESOC tot een Vlaams
ren tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap
Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006. Vijf maatrege-
of het Vlaamse Gewest, ofwel het akkoord, advies of de
len moeten een rechtstreeks en zichtbaar effect creë-
betrokkenheid van de Vlaamse Regering vereisen. Ook
ren op de arbeidsmarkt. Ze hebben als doel de mobili-
andere punten mogen op de agenda komen.
teit van en naar de arbeidsmarkt te verhogen, oudere
De Minister-president van de Vlaamse Regering zit het
werknemers langer en kwaliteitsvol aan het werk te
comité voor. Het bestaat uit een vaste delegatie van de
houden en een beleid te voeren voor knelpuntvacatures.
Vlaamse Regering, die aangevuld wordt met de overige
De Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners wil-
leden van de Vlaamse Regering naargelang de dagorde,
len met deze maatregelen de werkzaamheid van kan-
uit acht leden die de werkgevers vertegenwoordigen
sengroepen bevorderen.
aan de uitvoering meewerken.
en uit acht leden die de werknemers vertegenwoordigen. De representatieve organisaties vertegenwoordigd bin-
Maatregel 1 omvat het verhogen van het aantal werk-
nen de SERV dragen de leden voor benoeming voor aan
ervaringsplaatsen met het oog op de sluitende aanpak
de Vlaamse Regering.
voor langdurige werkzoekenden. Concreet komen er 200 Wep-plus werkervaringplaatsen in de niet-com-
Naast dit formeel overleg vindt er ook heel wat informeel
merciële sector en 1.250 plaatsen in de invoegeconomie.
overleg plaats tussen de VESOC-partners en worden de formele vergaderingen uitgebreid voorbereid in
Maatregel 2 tekent een groeipad uit voor het realiseren
VESOC-werkgroepen.
van de sluitende aanpak bij alternerend leren en werken. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs werken
Sinds 1 oktober 1990 staat de SERV in voor het secre-
immers ongeveer 2.500 leerlingen officieel niet. Het
tariaat van het VESOC.
groeipad voorziet in de creatie van 1.000 extra plaatsen
Werkgelegenheidsakkoord ■ Lissabonstrategie ■ Pact van Vilvoorde
13 werkervaring ( in twee fasen) en een voortraject voor
micro-economische uitdagingen en ten vierde de uitda-
2.000 leerlingen.
gingen voor de werkgelegenheid. Het VESOC besprak de diverse bijdragen en pleegde overleg over het uiteindelijke
Het verhogen van het aantal oudere werknemers die kwa-
Vlaams hervormingsprogramma 2005-2008 .
liteitsvol aan het werk blijven, vormt de kerngedachte van maatregel 3. De doelstelling is om via een premie
4. Pact van Vilvoorde
oudere werknemers die door een ontslag of een her-
Het Pact van Vilvoorde werd op 22 november 2001
structurering van hun bedrijf getroffen worden te sti-
ondertekend door de toenmalige Vlaamse Regering, de
muleren om aan het werk te blijven.
Vlaamse sociale partners en natuur- en milieuverenigingen. Het Pact van Vilvoorde was het resultaat van een
Het versterken van het beleid over knelpuntvacatures,
proces waarin de Vlaamse sociale partners een belang-
maatregel 4, krijgt vorm in een drietal deelmaatregelen.
rijke rol hebben gespeeld. In de zomer van 2000 for-
Naast 1.000 bijkomende opleidingen per jaar en een
muleerde de SERV in de platformtekst. Een uitgestoken
Instap-opleiding (IO), krijgen lerenden een tegemoet-
hand een langetermijnvisie voor Vlaanderen. Volgende
koming in de materiaalkosten.
aspecten werden hierin naar voren geschoven als toetssteen voor een kwaliteitsvolle samenleving: (a) het reali-
De laatste maatregel versterkt het beleid rond het
seren van volledige en duurzame werkgelegenheid en (b)
bevorderen van de beroepskwalificaties op de arbeids-
kwaliteitsvolle arbeid; (c) het verzekeren van economi-
markt. Doelstelling is het stimuleren van het verwerven
sche groeikracht; (d) het waarborgen van sociale cohe-
van titels van beroepsbekwaamheid. Concreet worden bin-
sie en een zorgzame omgeving; (e) het veilig stellen
nen deze maatregel tien titels voorbereid in 2005 en vijf-
van een gezond leefmilieu, blijvende bereikbaarheid en
tien in 2006.
kwaliteitsvolle ruimte; (f) een maatschappelijke betrokkenheid verwezenlijken via een verdieping en verbreding
3. Vlaams Hervormingsprogramma 2005-2008: Lissabonstrategie 2005-2008
van de democratie.
De Vlaamse overheid en sociale partners bouwden de
anderen op het middenveld heeft geleid tot het Pact van
voorbije jaren een traditie op van samenwerking en rap-
Vilvoorde. De 21 doelstellingen voor de 21ste eeuw uit het
portering binnen de Europese Werkgelegenheidsstrategie.
Pact van Vilvoorde vertolken de breed gedragen streef-
Tot 2004 maakten ze elk jaar een Vlaams Actieplan
beelden op middellange termijn en betreffen alle aspec-
voor de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren (VLAP)
ten van het maatschappelijk leven. De doelstellingen
op. Dit actieplan, dat de basis vormde voor de Vlaamse
kaderen overigens ook in de conclusies van de EU-top
bijdrage aan het Belgisch Nationaal Actieplan, gaf jaar-
van Lissabon (maart 2000). Daar werd besloten de
lijks een overzicht van de Vlaamse doelstellingen en
Europese Unie op weg te zetten naar de meest concur-
realisaties in het kader van de Europese richtsnoeren en
rerende en dynamische kenniseconomie ter wereld, die
benchmarks.
in staat is tot duurzame economische groei met meer en
De uitgestoken hand van de SERV naar het beleid en
betere banen en een hechtere sociale samenhang. De Europese raad van 22 en 23 maart 2005 keurde de herijking van de Lissabonstrategie goed. Deze omvat twee belangrijke elementen: een prioriteitstelling op groei en werkgelegenheid en een nationale toeeigening door driejaarlijkse nationale hervormingsplannen. De basis van deze nationale hervormingsplannen wordt gevormd door geïntegreerde richtsnoeren, een integratie van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Het Vlaams hervormingsprogramma 2005-2008 is de Vlaamse inbreng voor het nationale hervormingsprogramma en bestaat uit vier onderdelen: een samenvatting met de voornaamste beleidsprioriteiten 20052008, een algemene omgevingsanalyse, de macro- en
Pact van Vilvoorde
14 Doelstellingen, ook langere termijn doelstellingen, moeten worden opgevolgd en op gezette tussentijden tegen het licht worden gehouden: in welke mate zijn ze intussen gerealiseerd? Of net andersom: waar diept de kloof zich verder uit? En wat met de doelstellingen gezien zich voordoende ontwikkelingen en feiten op het vlak van het beleid? Denken wij maar aan de verscherping van doelstellingen op Europees niveau of wijzigende beleidsinzichten. De SERV was al bij het aantreden van de Vlaamse Regering in 2004 vragende partij om de uitvoering van het Pact van Vilvoorde te evalueren en waar nodig de doelstellingen te actualiseren. In 2005 werd de oefening afgerond. Op basis van de actualiseringsvoorstellen van de SERV kon op 30 september 2005 binnen het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité (VESOC) een consensus worden bereikt. Ook de milieu- en natuurverenigingen werden door de Vlaamse Regering bij de actualisering betrokken. De geactualiseerde doelstellingen leest u in bijgevoegd kaderstuk.
Pact van Vilvoorde 2001-2010 Geactualiseerde versie na mid-term review 2005 1. Vlaanderen is in 2010 verder geëvolueerd naar een lerende samenleving. Het levenslang en levensbreed leren zijn ingebed in de samenleving. Minstens 12,5 procent van de Vlaamse inwoners tussen 25 en 64 jaar neemt dan deel aan permanente vorming. In 2010 benadert de participatie van de kortgeschoolden op dit vlak minstens de helft van de vermelde streefnorm. Een lerende samenleving erkent ook dat competenties, waar en hoe men ze ook verwerft, evenwaardig zijn. 2. In 2010 is het aantal functioneel geletterden en het aantal personen met ICT-vaardigheden gestegen tot meer dan driekwart van de bevolking. Het aantal jongeren dat de school verlaat zonder voldoende startkwalificaties voor de arbeidsmarkt en de samenleving, is tegen dan minstens gehalveerd. Tegen 2010 is het onderwijs meer gedemocratiseerd. De dualisering van de samenleving wordt bestreden door de toegang tot leerinitiatieven aan iedereen te garanderen en door doorheen het gehele leerproces effectief en efficiënt ongelijke kansen aan te pakken. Kinderen van niet-hooggeschoolde ouders bereiken een participatiegraad van 60% in het hoger onderwijs. 3. In het Vlaanderen van 2010 heeft elke persoon op actieve leeftijd de gelegenheid om een volwaardi-
ge job uit te oefenen. De werkzaamheidsgraad ligt tegen 2010 zo dicht mogelijk bij de 70 procent. De werkzaamheid van afgestudeerde jongeren en ouderen neemt voortdurend toe. 4. Dankzij een verhoging van de kwaliteit van de arbeid, van de arbeidsorganisatie en van de loopbaan, is in 2010 werkzaam worden en blijven voor iedereen aantrekkelijk. In 2010 ligt de werkbaarheidsgraad substantieel hoger. 5. In 2010 is de achterstand van vrouwen enerzijds en van kansengroepen (onder meer allochtonen, arbeidsgehandicapten, en kortgeschoolden) anderzijds over deelname aan het arbeidsproces in belangrijke mate weggewerkt. Dit blijkt onder meer uit het feit dat zij niet langer oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheid. 6. Vlaanderen is in 2010 verder geëvolueerd naar een ondernemende samenleving. Dit uit zich in een netto-toename van het aantal vestigingen. Het aantal startende ondernemers stijgt voortdurend en Vlaanderen benadert tegen 2010 de positie die het best presterende buurland inneemt. 7. De continue dynamiek van de Vlaamse economie kenmerkt zich in 2010 door een toenemende doorgroei van kleine en middelgrote ondernemingen. Het aandeel gazellen bij middelgrote ondernemingen in Vlaanderen neemt stelselmatig toe. 8. Vlaanderen is tegen 2010 één van de meest aantrekkelijke Europese regio’s voor de vestiging en ontwikkeling van ondernemersactiviteiten. De dalende trend van de investeringsquote in Vlaanderen zal omgebogen worden tot een stijgende trend waarbij Vlaanderen minstens het niveau nastreeft van 2000. 9. In 2010 is Vlaanderen geëvolueerd naar een innoverende samenleving. Nieuwe producten en diensten zorgen voor een kwart van de totale omzet van de Vlaamse ondernemingen. Het aantal starters dat vanuit de kenniscentra in Vlaanderen ontspruit, verdubbelt. De toepassing van vernieuwende vormen van arbeidsorganisatie en personeelsbeleid gericht op ontwikkeling en benutting van competenties neemt o.m. via netwerking, substantieel toe. 10. De armoedebestrijding is in 2010 zo ver gevorderd dat Vlaanderen zich op dit terrein bij de top vijf van EU-lidstaten bevindt. Alle inwoners en doelgroepen hebben tijdens elke levensfase voldoende ontwikkelingskansen en keuzemogelijkheden om op elk domein deel te nemen aan het maatschappelijke en politieke leven. Zo hebben alle inwoners
15 toegang tot behoorlijke huisvesting. 11. In 2010 waarborgt Vlaanderen een toereikend, efficiënt, effectief en voor iedereen toegankelijk en kwaliteitsvol zorgaanbod. 12. In 2010 hebben de inwoners van Vlaanderen de mogelijkheid om een volwaardige loopbaan uit te bouwen en de zorg op te nemen voor gezin en eigen leefomgeving. 13. De stijging van de kwaliteit van het leven heeft er tegen 2010 toe geleid dat de helft van de Vlaamse bevolking zich een regelmatige cultuurparticipant voelt. 14. Vlaanderen is tegen 2010 een meer tolerante en meer verdraagzame samenleving waarin iedereen volwaardig kansen heeft om aan het maatschappelijke en politiek leven deel te nemen. 15. Vlaanderen is tegen 2010 substantieel meer gericht op en aanwezig in het buitenland en de internationale gemeenschap. Deze toenemende internationale openheid uit zich in een groeiende ontwikkelingssamenwerking en meer intense internationale contacten. Zo moet elke jongere uit Vlaanderen vanaf 2010 de kans krijgen om een ervaring op te doen in het buitenland o.m. in het kader van ontwikkelingssamenwerking, culturele vorming en onderwijs. 16. De positie van Vlaanderen over milieu, gezondheid, en biodiversiteit verbetert stelselmatig. In 2010 heeft Vlaanderen betekenisvolle en substantiële vooruitgang geboekt voor water- en luchtkwaliteit, bodembescherming, geluid- en geurhinder en natuurbehoud. 17. In 2010 heeft Vlaanderen een verregaande ontkoppeling gerealiseerd tussen de economische groei enerzijds en milieu-impact, materiaal- en energiegebruik anderzijds. Vlaanderen verbetert in substantiële mate zijn positie t.o.v. de top van de buurlanden. 18. Tegen 2010 heeft Vlaanderen conform de Europese verbintenissen en rekening houdend met het potentieel in Vlaanderen, al een substantiële verhoging bereikt van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de energievoorziening. Er wordt tegen dan gestreefd naar een aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in het totale elektriciteitsverbruik van 6% (25% met inbegrip van warmtekrachtkoppeling). Het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer groeit conform de Europese streefcijfers. 19. De bereikbaarheid van de economische en maat-
schappelijke activiteiten is in 2010 verhoogd door een toename van het gemeenschappelijk vervoer, de wegwerking van missinglinks waar nodig, bedrijfsvervoersplannen en het doelmatig gebruik van de bestaande vervoerscapaciteit. Hierbij wordt er naar gestreefd de maatschappelijke kosten van het wegverkeer te drukken. 20. De verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid zijn tegen 2010 zo verbeterd dat Vlaanderen substantieel beter scoort dan het Europese gemiddelde. 21. In 2010 is de actieve betrokkenheid van Vlamingen aan het verenigingsleven en het vrijwilligerswerk toegenomen. Door bijzondere maatregelen voor kansengroepen stijgt specifiek hun participatie substantieel. Door de versterking van het sociaal kapitaal is het vertrouwen van de burger in de samenleving en de instituties verhoogd. De burger voelt zich dankzij een actieve participatie aan en van het middenveld beter betrokken bij de gemeenschap. Hierdoor is het democratische gehalte van Vlaanderen verbeterd.
3
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen: 19-de werkjaar 1. Werking
2. Vergaderingen in 2005
Naar jaarlijkse gewoonte geven we een overzicht van de
19 januari 2005
adviezen en aanbevelingen die de SERV in 2005 heeft
■
uitgebracht. Er werden 35 adviezen en aanbevelingen uitgebracht en op de website gepubliceerd. Ook kregen 35
inzake economie ■
adviesvragen een antwoord per brief. Rond drie adviesvragen kon geen consensus worden bereikt en werden
Bekrachtiging briefadvies convenant met de sector toerisme
■
de standpunten van de organisaties in de raad aan de bevoegde Minister overgemaakt. Voor zes adviezen
Bekrachtiging advies decreet diverse bepalingen
Bekrachtiging briefadvies verzameldecreet – materies leefmilieu en landbouw
■
werkte de SERV samen met de MiNa-Raad. In februari
Bekrachtiging briefadvies wetboek successierechten / wetboek inkomstenbelastingen
presenteerde de SERV het Sociaal-economisch rapport
■
Bekrachtiging briefadvies decreet onderwijs
Vlaanderen 2005. In december presenteerde de SERV
■
Bekrachtiging briefadvies decreet wonen, inburge-
het eindverslag van het maatschappelijk debat over betalen voor mobiliteitsinfrastructuur.
ring en stedelijk beleid ■
Goedkeuring aanbeveling actieplan reguleringsmanagement 2005
Domeinen
Aantal adviezen
■
Goedkeuring evaluatierapport begroting
milieu en energie
10
werkgelegenheid
6
9 februari 2005
economie
5
■
begroting en fiscaliteit
3
regionaal beleid
3
onderwijs
1
ruimtelijke ordening
2
regulering
1
bestuurlijk beleid
1
toerisme
1
jeugd
1
media
1
Goedkeuring advies decreet organisatie ruimtelijke ordening
■
Goedkeuring standpunt decreet oprichting Grindfonds en regeling grindwinning
■
Goedkeuring briefadvies elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen
■
Goedkeuring aanbeveling Standaarden voor beoordeling competenties i.f.v. titel van beroepsbekwaamheid
■
Goedkeuring aanbeveling mobiliteit en toegankelijkheid als barrière en activiteitsval voor de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap
17 13 april 2005 ■
■
■
Geen consensus over adviesvraag auditconvenant
lator voor de Media ■
Goedkeuring aanbeveling de verdere ontwikkeling van
energie-efficiëntie in de industrie
een sociaal-economisch streekbeleid in de context
Bekrachtiging gezamenlijk advies SERV – MiNa-Raad
van de RESOC en SERR. Belangrijke aandachtspun-
over het voorontwerp van waterbeleidsnota
ten van de sociale partners bij de inhoudelijke invul-
Bekrachtiging advies ontwerp van milieujaarpro-
ling van het sociaal-economisch streekbeleid
gramma ■
Bekrachtiging advies zorgverzekering
13 juli 2005
■
Bekrachtiging advies Lissabonstrategie
■
■
Geen consensus adviesvraag invoering forfaitaire vermindering van de personenbelasting
■
■
bekwaamheid ■
■
verdrag ter voorkoming van verontreiniging door
■
schepen (MARPOL) •
verdrag ter voorkoming van verontreiniging van
Bekrachtiging advies groenboek over economische Bekrachtiging gezamenlijk SERV-MiNa-advies duurGoedkeuring advies beleidskader voor steun aan Goedkeuring briefadviezen internationale overeenBLEU – Bosnië-Herzegovina
•
BLEU – Groot Libisch-Arabische Socialistische BLEU – Verenigde Arabische Emiraten
•
BLEU – Servië-Montenegro
Bekrachtiging verslag aan het Vlaams Parlement houdende de opvolging van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie
■
Volks-Jamahiriyah •
Bekrachtiging briefadvies wijzigingsdecreet oprichting IVA’s leefmilieu en natuur
■
komsten m.b.t. bevordering investeringen: •
Bekrachtiging aanbeveling benchmarking elektriciteitskosten
■
grote kenniscentra t.b.v. innovatie ■
Bekrachtiging gezamenlijke SERV-MiNa-advies duurzame ontwikkeling IMCD & NSDO
■
zame strategie voor plattelandsontwikkeling ■
Bekrachtiging advies rol en opdracht openbare omroep VRT
■
migratie ■
Bekrachtiging advies studiefinanciering hoger onderwijs
■
de zee t.g.v. storten van afval ■
Bekrachtiging briefadvies organisatie tijdelijke projecten onderwijs
Bekrachtiging adviezen: •
Bekrachtiging briefadvies interlandelijke adoptie / hervorming van de adoptie
Bekrachtiging briefadvies decreet regeling van het recht op vrije nieuwsgaring
Bekrachtiging advies verwerven titel van beroeps-
Goedkeuring advies internationaal verdrag inzake het merken van blad- en kneedspringstoffen
■
Goedkeuring briefadvies m.b.t. instemming internationale overeenkomsten inzake politieke dialoog en
■
Goedkeuring briefadvies decreet onderwijs XV
samenwerking tussen:
■
Goedkeuring financieel jaarverslag SERV 2004
•
EU – Andesgemeenschap
■
Goedkeuring jaarverslag SERV-STV-VHC 2004
•
EU – Centraal-amerikaanse staten
11 mei 2005 ■
Kennisname advies SERV-MiNa-Raad Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling
■
Bekrachtiging advies voorontwerp van gemeentedecreet
■
Bekrachtiging advies aanpassing van de begroting 2005
■
Bekrachtiging advies geïntegreerde richtsnoeren voor groei en tewerkstelling
■
Goedkeuring advies vaststelling integrale milieuvoorwaarden
■
Goedkeuring advies derde waarborgbesluit
■
Goedkeuring briefadvies m.b.t. het internationaal verdrag voor bescherming van planten
■
Bekrachtiging briefadvies overeenkomst BLEU – republiek Azerbeidjan
■
Goedkeuring advies oprichting EVA Vlaamse Regu-
■
Goedkeuring advies provinciedecreet
■
Goedkeuring advies begrip lichte vrachtwagen in belastingen
18 ■
Geen consensus adviesvraag decreet vriendenle-
■
ning
Bekrachtiging briefadvies herstructurering en flexibilisering hoger onderwijs
■
Goedkeuring begrotingsadvies
■
Goedkeuring jaaroverzicht werking SERV interna-
nationale overeenkomsten:
tionaal
•
EU – Tadzjikistan
•
EU – Zwitserland i.v.m. fraudebestrijding
■
Goedkeuring begroting SERV 2006
■
Goedkeuring briefadviezen m.b.t. instemming over-
■
■
eenkomsten inzake bevordering en bescherming investeringen tussen: •
BLEU – Guatemala
•
BLEU – Nicaragua
Goedkeuring briefadviezen m.b.t. instemming inter-
Goedkeuring briefadvies decreet Europees Defensieagentschap
■
Goedkeuring advies opleidingsprofiel begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang
■
Goedkeuring aanbeveling naar een strategisch innovatiebeleid in Vlaanderen
14 september 2005 ■
■
rationalisering concept personen met een arbeids-
Goedkeuring advies eerste selectie beroepen en
handicap
overeenkomstige titels ■
■
Goedkeuring advies invoering energieprestatiecer-
■
Goedkeuring aanbevelingen Klimaatconferentie
tificaat
■
Goedkeuring standaarden voor de titel van beroepsbekwaamheid industrieel schilder, torenkraanbe-
Goedkeuring gezamenlijk advies SERV en MiNa-
stuurder, kapper en brood- en banketbakker
Raad over bodemsanering / oprichting bodemsaneringsorganisaties ■
Goedkeuring briefadvies milieuvergunning / schorsende werking beroepen
■
Goedkeuring advies steun aan KMO’s voor ondernemerschapsbevorderende diensten
■
Goedkeuring briefadviezen m.b.t. instemming internationale overeenkomsten
■
•
BLEU - Congo
•
BLEU - Uganda
Goedkeuring briefadvies overdracht personeelsleden vzw Info-Toerisme
16 november 2006 ■
Bekrachtiging briefadvies hersteldecreet (VRT)
■
Bekrachtiging briefadvies Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
■
Bekrachtiging briefadvies gemeente- en provinciekieswet
■
Bekrachtiging briefadvies SAR Ruimtelijke Ordening – Onroerend goed
■
Bekrachtiging briefadvies ontwerpbesluit verspreiding milieu-informatie
■
Bekrachtiging advies milieuplanning
■
Bekrachtiging gezamenlijk advies SERV en MiNaRaad over de omzetting Seveso-richtlijn
■
Bekrachtiging advies tweede Vlaams Jeugdbeleidsplan
■
Bekrachtiging advies begeleiding begroting 2006
■
Bekrachtiging advies bescherming immaterieel cultureel erfgoed
■
Goedkeuring aanbeveling commissie Diversiteit ope-
Bekrachtiging advies BBB – beleidsdomein ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed
■
Goedkeuring internationale missie SERV
4
Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 De SERV brengt om de twee jaar een Sociaal-economisch
verzekering en ervaringen uit het buitenland voor het
rapport (SERA) uit over de sociaal-economische ont-
erkennen van verworven competenties of voor regionale
wikkelingen die voor Vlaanderen belangrijk zijn op mid-
fiscaliteit, … stuk voor stuk kunnen de beleidsmakers er
dellange termijn. Zo ook in 2005. In het SERV-jaarver-
feiten uit halen die nuttig kunnen zijn bij het uitstippe-
slag 2005 werden de krachtlijnen van dit rapport al
len van een langetermijnbeleid voor Vlaanderen.
weergegeven.
Uitdagingen en keuzes Op 18 februari 2005 heeft de SERV dan het tweede
Het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 geeft
Sociaal-economisch rapport Vlaanderen voorgesteld in
een rijke opsomming van feiten en nuttig vergelijkings-
het Vlaams Parlement. Het evenement kon op ruime
materiaal. Een omstandig en belangrijk werk, aldus pro-
belangstelling rekenen van pers, politici, sociale partners,
fessor Erik Schokkaert van de K.U.Leuven, maar slechts
administraties en stakeholders.
de eerste stap. De volgende stap behelst immers het maken van keuzes en dat is heel wat moeilijker maar des
Veel kan beter
te meer noodzakelijk. Uiteindelijk zullen de politici deze
De inhoud van het rapport van 800 bladzijden op één
keuzes moeten maken. Belangrijk is dat daaraan een
namiddag voorstellen is onbegonnen werk. Niettemin pre-
brede discussie vooraf gaat. Hierbij mogen omgevings-
senteerde administrateur-generaal van de SERV, Pieter
factoren en –beperkingen niet verwaarloosd worden en
Kerremans in vogelvlucht, meer als smaakmaker dan als
moeten de verschillende opties/meningsverschillen eer-
samenvatting, de vijf grote sociaal-economisch uitda-
lijk en expliciet weergegeven worden. Bij dit debat is er
gingen waar Vlaanderen voor staat.
een belangrijke rol weggelegd voor het sociaal-econo-
Uit de sociaal-economische positionering van Vlaande-
mische middenveld.
ren tegenover acht toplanden en topregio’s blijkt dat
Erik Schokkaert illustreerde die stelling met drie grote
Vlaanderen beter kan op het vlak van economische
uitdagingen. Voor elk van deze uitdagingen legde hij
prestatie per inwoner, het ondernemerschap, het levens-
een aantal problemen bloot en wees hij op maatschap-
lang en levensbreed leren, innovatie en duurzaamheid.
pelijke vraagstukken en keuzes die een antwoord moe-
Daarna ging hij kort in op de bevindingen uit de zeven
ten krijgen. In het debat rond de vergrijzing kunnen bij-
thema’s uit het tweede deel van het rapport. Het profiel
voorbeeld volgende vragen gesteld worden. Willen we
van de actieve 55-plussers in de Vlaamse economie,
langer werken om behoorlijke pensioenen te financieren?
de positie van de hightech in de Vlaamse economische
Is er bereidheid tot structurele besparingen in het ver-
structuur en export, de analyse en behoeften van de her-
plichte systeem van de gezondheidszorg? Hoeveel vrij-
nieuwbare energietechnologiesector, de berekening van
heid willen patiënten en verstrekkers opofferen? Willen
de indirecte werkgelegenheid per sector, de mogelijk
we betalen voor solidariteit in de toekomstige zorgbe-
financiële toekomstscenario’s voor de Vlaamse zorg-
hoeften? En hoe gaan we die solidariteit organiseren? En
Sociaal-economisch rapport
20 dat tegen een achtergrond waarbij de solidariteit de
Dat laatste is ook belangrijk. Daarom telt niet alleen het
voorbije jaren behoorlijk is verschrompeld.
financiële, maar we moeten ook mensen overtuigen dat werken belangrijk is. Zelfs wanneer het onmiddellijke
Reflecties van de Vlaamse ministers
effect slechts enkele euro’s verschil uitmaakt.
Meteen was het schot voor de boeg gegeven voor een geanimeerd debat met vijf ministers m.n. Frank Van-
Vinger aan de pols
denbroucke, Fientje Moerman, Kris Peeters, Inge Vervotte
Ilse Dielen, voorzitter van de SERV, blikte terug op de cij-
en Dirk Van Mechelen. Dit debat werd geleid door Chris
fers uit het rapport met een boutade. Cijfers, dat heb-
De Nijs, VRT-journalist.
ben we al lang geleerd, worden vaak gebruikt zoals een dronkeman een lantaarnpaal benut: vooral ter onder-
Als eerste thema kwam de zorgverzekering aan bod. De
steuning, zelden ter verlichting. Dit doet het rapport niet.
ministers beaamden dat met het huidige systeem van
Er wordt immers consequent vergeleken met een zelf-
financiering de zorgverzekering in de toekomst niet
de korf van landen en regio’s. Het is een eerlijke verge-
over voldoende middelen zal beschikken. Minister Ver-
lijking, zonder vooringenomenheid. Als het slecht is,
votte benadrukte dat in uitvoering van het regeerakkoord
dan is dat zo. Als het goed is, dan zeggen we het ook.
de ledenbijdrage de eerste jaren niet zal verhogen. Wel
De SERV heeft in Vlaanderen het initiatief genomen
kan de overheidsdotatie aan het systeem verhogen.
voor een langetermijnvisie op sociaal-economisch vlak:
Volgens minister Van Mechelen moet dit haalbaar zijn.
eerst met de platformtekst van 12 juli 2000, daarna
Door de afbouw van de Vlaamse schuld komen er immers
samen met de toenmalige regering met het Pact van Vil-
middelen vrij.
voorde. We zijn nu toe aan een mid-term evaluatie. De SERV wil nagaan of we wel voldoende hebben gedaan om
Bij de milieu-indicatoren hinkt Vlaanderen achterop. Tij-
elk van de doelstellingen van het Pact van Vilvoorde te
dens het debat werd ingegaan op de mobiliteitsproble-
realiseren. En zoniet, hoe we elk van de doelstellingen
matiek. Minister Peeters benadrukte het principe de
alsnog kunnen vertalen in actie, met duidelijke priori-
vervuiler betaalt. Vlaanderen moet uitkijken naar het
teiten. Het rapport kan een belangrijke insteek vormen
meest gepaste instrument (rekeningrijden, wegenvignet,
voor dit debat.
…) om sturend op te treden ten bate van milieuvrien-
De SERV zal ook nog initiatieven nemen in het ver-
delijkere voertuigen en/of files, …
lengde van het rapport. Zo vertalen de inspanningen voor innovatie zich niet in onze economische structuur en
Minister Moerman onderschrijft de stelling van het rap-
export. In het Vlaams Economisch en Sociaal Overleg
port dat Vlaanderen te weinig resultaten boekt in de
Comité zal het innovatie- en industriebeleid en het
hoogtechnologische sectoren. Maar innovatie en hoog-
ondernemerschap op de agenda staan. Ter voorbereiding
technologische ontwikkelingen vindt men ook terug in
hiervan heeft de SERV op 16 november 2006 zijn visie
andere sectoren. Ze geeft wel toe dat er een probleem
op innovatiebeleid in een aanbeveling aan de Vlaamse
is met de transitie van O & O naar hoogtechnologische
Regering neergeschreven.
toepassingen. De Vlaamse overheid nam maatregelen
Voor het BBP per inwoner haalt Vlaanderen niet het
voor start- en risicokapitaal die hier een duwtje in de rug
niveau van de andere landen en regio’s. Dit komt onder
kunnen betekenen. Vlaanderen moet er ook voor zorgen
meer door de lage werkzaamheidsgraad. Met het Vlaams
dat meer onderzoeksresultaten in patenten en octrooi-
Werkgelegenheidsakkoord willen de sociale partners en
en worden geregistreerd. Nu is dit te veel een zaak van
de overheid meer en betere jobs creëren. Ook de voort-
grote bedrijven. Vooral het universitair onderzoek kent
durende aandacht voor levenslang en levensbreed leren
te weinig doorstroming naar patenten.
kan bijdragen tot de werkzaamheidsgraad. Tot slot kwamen ook een aantal thema’s uit het rapport
Minister Vandenbroucke stelde dat het oplossen van de
in afzonderlijke presentatiemomenten aan bod (zie
werkloosheidsval een moeilijke opdracht blijft waarin
kaderstukken). Ook in het verlengde van het Sociaal-Eco-
drie factoren een rol spelen:
nomisch rapport Vlaanderen 2005 raamde de SERV
■
■
werken moet financieel aantrekkelijk genoeg zijn in
voor twintig bedrijfstakken de evolutie van de directe en
vergelijking met een uitkering;
indirecte werkgelegenheid.
de loonkosten moeten voor de werkgever draaglijk zijn;
■
mensen met een uitkering mogen niet in armoede verzeilen.
Hoogtechnologische sectoren ■ Indirecte werkgelegenheid
21 Seminarie over de medium- en hoogtechnologische sector in Vlaanderen: nood aan structurele bijsturingen? In dit seminarie werd bijzondere aandacht besteed aan de structurele versterking van de medium- en hoogtechnologische sector in Vlaanderen. Vier gastsprekers formuleren vanuit hun ervaringen en expertise voorstellen: ■ Koen De Backer (Vlerick Leuven Gent Management School) stelt vast dat Vlaanderen een zwakke economische positie bekleedt in (hoog)technologische industriesectoren. Dat houdt een ernstige beknotting in voor het groeipotentieel van Vlaanderen. Er gebeuren in Vlaanderen relatief weinig O&O-investeringen in medium- en hoogtechnologische sectoren, met relatief kleine marktaandelen tot gevolg. Bovendien zijn die investeringen vaak gekoppeld aan de sterke aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen in Vlaanderen, wat een indicatie vormt voor een relatief zwak eigen ondernemerschap. Het toekomstig beleid moet daarom in de toekomst focussen op de doorgroei van eigen ondernemingen in bepaalde niches, het aantrekken van buitenlandse vlaggenschepen voor netwerking en tenslotte de ontwikkeling van menselijk kapitaal. ■ Dirk Van Steerteghem (afdelingshoofd internationaal ondernemen van Export Vlaanderen) gaat dieper in op de aandacht van Export Vlaanderen (nu FIT) voor hoogtechnologische sectoren. De strategie van het toekomstige FIT zal gericht zijn op het aantrekken van buitenlandse hoogtechnologische investeringen in Vlaanderen en ruime aandacht besteden aan Vlaamse investerings- en samenwerkingsprojecten in het buitenland, technologie-uitwisselingen en licentieoverdrachten, joint ventures, enz. die kenmerkend zijn voor hoogtechnologische bedrijven. Daarnaast zijn er tal van andere acties die gericht zijn op hoogtechnologische sectoren (aangepaste trajectbegeleiding, clusterstimulering, enz.) ■ Wilson De Pril (directeur-generaal Agoria-Vlaanderen) stelt vast dat België een goede vertrekbasis heeft voor O&O en innovatie, die echter voor verbetering vatbaar is. Belangrijk is dat Vlaanderen erin slaagt het industrieel weefsel te versterken door O&O en innovatie. Dit kan door de versterking van de sterke punten, door nieuwe sectoren en technologieën te stimuleren en door het aan-
trekken van doelgerichte buitenlandse investeringen, die belangrijk zijn voor onze economie en concurrentiekracht. Hiervoor is er nood aan een strategische visie en een business plan voor het Vlaams economisch weefsel. ■ Leo Lauwerysen (LBC-NVK) beklemtoont vier aandachtspunten: er is nood aan permanente overheidssteun voor de medium- en hightech sector op basis van een strategische visie, het beslissingsniveau van de ondernemingen moet terug naar België gehaald worden, er is nood aan investeringen in menselijk kapitaal en er moet aandacht zijn voor een werknemersklimaat. Nadien vond er een debat plaats dat gemodereerd werd door de heer Bernard De Potter, directeur Innovatiestimulering van het IWT-Vlaanderen. Indirecte werkgelegenheid steeds belangrijker, en steeds beter in kaart gebracht Een sleutelindicator om het belang van een bedrijfstak in de economie te duiden is de werkgelegenheid. Werkgelegenheid omvat iedereen die in een bedrijfstak werkt, zowel werknemers (arbeiders, bedienden en ambtenaren) als zelfstandigen. Naast de eigen directe werkgelegenheid is ook de indirecte werkgelegenheid van belang. De directe werkgelegenheid is de eigen werkgelegenheid van de onderzochte bedrijfstak. De indirecte werkgelegenheid ontstaat bij andere Belgische bedrijfstakken door de economische activiteit van de onderzochte bedrijfstak. Indirecte werkgelegenheid komt op twee manieren tot stand. Het indirecte werkgelegenheidseffect bij toeleveranciers ontstaat door bestellingen van de onderzochte bedrijfstak bij andere binnenlandse bedrijfstakken. Het gaat bijvoorbeeld om uitbestede taken als interim-arbeid en veiligheidspersoneel. Het indirecte effect via consumptieve bestedingen ontstaat door de besteding van inkomen verdiend in de onderzochte bedrijfstak. Werknemers van die bedrijfstak kopen bijvoorbeeld met hun loon goederen in supermarkten aan, en deze aankoop creëert indirect opnieuw werkgelegenheid bij deze supermarkten en hun toeleveranciers. Na de publicatie indirecte werkgelegenheid in het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 organiseerde de SERV hierover ook een studiedag op 19 april 2005. Op deze studiedag is het fenomeen vanuit verschillende invalshoeken belicht en becommen-
Indirecte werkgelegenheid
22 tarieerd door specialisten vanuit werkgevers- en werknemersorganisaties. Vervolgens zijn twintig bedrijfstakrapporten over indirecte werkgelegenheid opgemaakt die wekelijks voorgesteld zijn vanaf november 2005. Op 22 november is het eerste rapport over de chemie gepubliceerd. Het laatste rapport verschijnt op 10 april 2006. Het belang van indirecte werkgelegenheid is de jongste tien jaar voor nagenoeg alle bedrijfstakken in Vlaanderen toegenomen. Industriële sectoren creëren vooral bijkomende jobs bij hun toeleveranciers. Vele industriële bedrijven laten vandaag bijvoorbeeld hun installaties en terreinen beveiligen door een bewakingsfirma, wat vroeger met eigen werknemers gebeurde. Ook interim-arbeid is een vorm van uitbestede en dus indirecte werkgelegenheid. Dienstenbedrijfstakken creëren vooral indirecte werkgelegenheid via de besteding van inkomen ontstaan in die bedrijfstakken en via de logistieke ketting tussen producent en consument.
Bedrijfstak
Publicatiedatum rapport indirecte werkgelegenheid
Chemie
22/11/2005
Voeding
29/11/2005
Automobiel
06/12/2005
Bouw
13/12/2005
Hout
20/12/2005
Minerale bouwmaterialen
03/01/2006
Horeca
10/01/2005
Post- en telecommunicatie
17/01/2005
Vervoer te land
24/01/2005
Gezondheidszorg
31/01/2005
Zakelijke dienstverlening
07/02/2005
Landbouw / visserij
14/02/2005
Textiel / kleding
21/02/2005
Grafische nijverheid
28/02/2005
Metaal / machinebouw
07/03/2005
Elektrische machines en apparaten
14/03/2005
Energie / water
21/03/2005
Klein- en groothandel en garages
28/03/2005
Banken en verzekeringen
04/04/2005
Overheid en onderwijs
11/4/2005
5
Wetgevingsbeleid 1. Evaluatie van het Vlaamse reguleringsmanagement
actieplan reguleringsmanagement formuleerde, en die
De SERV maakte op eigen initiatief een evaluatie van het
ten werd immers beloofd dat ze in een volgend actieplan
Vlaamse reguleringsmanagement. De SERV meent dat
zouden worden opgenomen. Ten derde doet de SERV een
een belangrijke cultuurverandering zal moeten plaats-
aantal nieuwe projectvoorstellen. De SERV adviseert
vinden, wil het reguleringsmanagement daadwerkelijk en
ook een aanpak waarbij regelgeving horizontaal wordt
structureel de kwaliteit van de Vlaamse regelgeving
doorgelicht, door een onafhankelijke task force met
verbeteren. De prioriteiten zijn volgens de SERV:
experten.
nog niet werden gestart of beëindigd. Voor die projec-
1. De verdere operationalisering van reguleringsimpactanalyse (RIA) in overeenstemming met de internationale beste praktijken. 2. De verbetering van de planning en transparantie van
3. Voorstellen voor vereenvoudiging en verbetering van het Vlaamse regelgevingsproces
het regelgevingsproces door de invoering van een
De SERV formuleerde voorstellen voor de vereenvou-
regelgevingsagenda en het selectief gebruik van wit-
diging en de verbetering van het Vlaamse regelge-
boeken voor belangrijke nieuwe regelgeving.
vingsproces. Al te vaak wordt immers de adviesfase
3. De verbetering van consultaties en de vergroting
verantwoordelijk geacht voor lange doorlooptijden. Dat
van de rol van doelgroepen en adviesraden bij de
blijkt niet te kloppen. Bovendien kan raadpleging van
voorbereiding van de Vlaamse inbreng rond belang-
adviesraden nooit op zich als een overbodige adminis-
rijke Europese en internationale regelgeving in
tratieve formaliteit of vertragende stap in de besluit-
opmaak.
vorming worden gezien. Het is integendeel een onmis-
4. De versterking van de capaciteit om goede regelgeving te maken. 5. De intensifiëring van de samenwerking met e-government.
bare schakel in een goed regelgevingsproces. De SERV komt tot de conclusie dat het mogelijk is om zowel het regelgevingsproces te versterken als de regelgevingsprocedure te vereenvoudigen. Er wordt een concreet voorstel uitgewerkt, gebaseerd op een doorgedreven
2. Voorstellen voor vereenvoudigingsprojecten
koppeling van de regelgevingsprocedure aan eRegeren.
Voor het actieplan reguleringsmanagement 2005 van de
en verkort de effectieve doorlooptijden.
Vlaamse Regering formuleerde de SERV op eigen initiatief een reeks vereenvoudigingsprojecten. De SERV adviseert in de eerste plaats de correcte uitvoering van de vele vroeger aangekondigde projecten. Verder herneemt de SERV de voorstellen die hij voor het vorige
Het voorstel vergroot de efficiëntie van de procedures
6
Duurzame Ontwikkeling 1. SERV en MiNa-Raad formuleren gezamenlijk bestuurlijke aanbevelingen voor duurzame ontwikkeling
tie dat een nationale strategie alleen zin heeft als ze
SERV en MiNa-Raad formuleerden een reeks aanbeve-
vragen ook om de bestuurlijke aspecten in de strate-
lingen over hoe een Vlaamse strategie duurzame ont-
gieontwikkeling een meer prominente plaats te geven.
meerwaarde creëert ten opzichte van het federale plan en de regionale strategieën duurzame ontwikkeling. Ze
wikkeling best wordt voorbereid en over de bestuurlij-
zijn
3. SERV geeft reactie op Vlaamse ontwerpstrategienota duurzame ontwikkeling
1. dat bij de opmaak en uitvoering van de Vlaamse
Met het oog op de onderhandelingen tussen de Vlaam-
strategie duurzame ontwikkeling een breed
se overheid, de sociale partners en andere midden-
eigenaarschap nodig is, via de oprichting van een
veldorganisaties stuurde de SERV op 7 december 2005
multi-stakeholder forum, dat bestaat uit vertegen-
een reactie op een ontwerpversie van de Vlaamse stra-
woordigers van overheid, economische actoren en
tegie duurzame ontwikkeling van de Vlaamse Regering.
maatschappelijke groepen en dat belast wordt met de
Daarin stelt de SERV, dat de relatie tussen het traject
ontwikkeling en opvolging van de strategie;
voor de strategie duurzame ontwikkeling en het proces
ke maatregelen die nodig zijn om in Vlaanderen werk te maken van duurzame ontwikkeling. Kernboodschappen
2. dat de strategie moet vertrekken van wat er al bestaat,
ter realisatie van het Pact van Vilvoorde onduidelijk
in het bijzonder van het Pact van Vilvoorde, om dat
blijft. De SERV meent verder dat de sociaal-economische
te versterken en aan te vullen;
dimensie onvoldoende aan bod komt in de strategieno-
3. dat het beleid over duurzame ontwikkeling zich moet
ta. De strategie wekt bovendien te veel de suggestie dat
richten op de verbetering van het maatschappelijk keu-
duurzame ontwikkeling primair de uitvoering van een
zeproces, met andere woorden van de kwaliteit van
reeks operationele projecten vergt. Volgens de SERV ligt
het beleid en van àlle beleidsprocessen, en niet alleen
niet daar de belangrijkste uitdaging voor een strategie
die rond duurzame ontwikkeling in enge zin.
duurzame ontwikkeling, maar wel op een betere procesengineering. M.a.w. op de versterking en verbetering van
2. SERV en MiNa-Raad adviseren gezamenlijk over een kadertekst voor een nationale strategie duurzame ontwikkeling Op vraag van de Vlaamse Minister-President gaven SERV en MiNa-Raad opmerkingen op een kadertekst ter voorbereiding van een nationale strategie duurzame ontwikkeling. De raden stellen in een gezamenlijke reac-
de lopende beleidsprocessen.
7
Economie en innovatie In 2005 gaf de SERV advies over een aantal economi-
lers (advies, opleiding, kennisoverdracht, mentorschap).
sche dossiers, waaronder dat over de ondernemer-
Een aantal bestaande steuninstrumenten worden opge-
schapsbevorderende diensten.
heven (gratis starterscheques, starterscheques voor prestarters, adviescheques en opleidingscheques). De
In het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005
SERV formuleerde een advies op 14 september 2005. De
onderzocht de SERV het belang van de medium- en
kernboodschap van het advies luidt dat het voorgestel-
hoogtechnologische sector in Vlaanderen. In 2005 werd
de instrument onvoldoende inspeelt op de ambitie om
hier verder rond gewerkt: op 21 april 2005 met een stu-
Vlaanderen uit te bouwen tot een ondernemende, innove-
diedag over de sterkte en de zwakte van de medium- en
rende en lerende samenleving. Hiervoor geeft de SERV
hoogtechnologische sector in Vlaanderen (zie Hoofdstuk
verschillende indicaties aan. In de eerste plaats is er de
4). De SERV maakte ook een analyse van de innovatie-
inperking van het voorziene budget voor de onderne-
factoren van de in- en output en inventariseerde Euro-
merschapsportefeuille naar 40,75 miljoen euro per jaar.
pese, federale en Vlaamse steuninstrumenten voor toe-
Dat is beduidend minder dan de middelen binnen de
gepast wetenschappelijk onderzoek. Die kennis vormde
chequeregelingen die worden opgeheven. Daarnaast lij-
de basis voor een SERV-aanbeveling over een strategisch
ken de modaliteiten (ondermeer het terugschroeven
innovatiebeleid in Vlaanderen.
van het steunpercentage, de plafonds per pijler, uitsluitend bestemd voor KMO’s,…) in strijd te zijn met de
1. Economische dossiers
doelstellingen van het Pact van Vilvoorde waarin onder-
De SERV vindt het positeif dat er een waarborgregeling
nemerschap (aandacht voor starters) en opleiding belang-
komt voor kleine en middelgrote ondernemingen die
rijke aandachtspunten zijn. Tenslotte wijst de SERV
hinder ondervinden door openbare werken, kortweg het
erop dat de instrumenten opgeheven worden op basis van
Derde Waarborgbesluit genoemd. Niettemin waarschuwt
externe evaluaties, zonder de vertegenwoordigers van
de SERV voor administratieve overbelasting van de
de gebruikers van de stelsels, met name de Vlaamse
KMO’s. Zowel op het federaal als op het Vlaamse niveau
ondernemingen en hun werknemers, erbij te betrekken.
zitten immers nog gelijkaardige steunmaatregelen in de pipeline. Naast een oplossing voor dit probleem,
De SERV gaf advies over het voorontwerp van decreet
dringt de SERV aan op een proactief beleid dat de duur
dat de toekenning van subsidies door het Vlaams Agent-
van de openbare werken en dus de hinder beperkt voor
schap voor Internationaal Ondernemen regelt. De SERV
bedrijven en omwonenden.
geeft aan dat er onduidelijkheid bestaat over de verhouding tussen dit voorontwerp van decreet en het
Een belangrijk economisch dossier was de steunmaat-
besluit van 27 mei 2005 dat inhoudelijk de subsidiere-
regel voor KMO’s voor ondernemerschapsbevorderen-
gels voor internationaal ondernemen vastlegt, maar in
de diensten. De nieuwe steunmaatregel bevat vier pij-
de titulatuur het begrip uitvoer bevat.
Innovatie
26 2. Innovatie
ondernemerschap te ondersteunen, …
Op 14 maart 2005 ontving de SERV een adviesvraag over
4. De uitbouw, het onderhoud en de optimalisering van
een ontwerp van beleidskader voor de steun aan grote
onze kennisinfrastructuur. Dit vereist acties gericht
kenniscentra voor innovatie. In een advies van 13 april
op de ontwikkeling van het menselijk kapitaal, het ver-
2005 geeft de SERV te kennen dat strategische ken-
beteren en vergemakkelijken van de toegang tot risi-
nissokkels belangrijk zijn voor de internationale con-
cokapitaal en een efficiënter reguleringsmanage-
currentiekracht van een nationaal/regionaal innovatie-
ment.
systeem en dat het beleidskader in dat opzicht een
5. De uitbouw van wetenschappelijke excellentiecen-
positief initiatief is omdat het toelaat een strategische
tra, zodat de meest competente wetenschappelijke
afweging van de initiatieven te doen. Niettemin stelt
onderzoeksploegen kunnen samenwerken en er vol-
de raad vast dat het beleidskader op zichzelf vooruitloopt.
doende kritische massa ontstaat, zowel op finan-
Door in het beleidskader de bestaande en de lopende ini-
cieel als op expertisevlak.
tiatieven rond grote kenniscentra al te duiden, worden
6. Een sterkere internationale gerichtheid door meer in
er strategische keuzes gepretendeerd, zonder dat het
te spelen op Europese instrumenten, en door de
strategisch gehalte ervan kritisch wordt geëvalueerd
Vlaamse instrumenten en programma’s voor inter-
en aangetoond. Dat strategisch gehalte moet volgens de raad mee bepaald worden vanuit een horizontaal geïntegreerd innovatiebeleid, dat steunt op een lange ter-
nationale samenwerking open te stellen. 7. Meer aandacht voor duurzame ontwikkeling en ecoinnovaties.
mijnvisie over zowel economische groeiopportuniteiten als maatschappelijke noden.
Het horizontaal innovatiebeleid moet een antwoord bieden aan allerlei maatschappelijke uitdagingen, niet alleen
De invoering van een horizontaal geïntegreerd innova-
economische. Innovatie is meer dan investeren in onder-
tiebeleid is een van de twee strategische pistes die de
zoek en ontwikkeling. Innovatie kan ook in de vorm van
SERV voorop stelt in de aanbeveling over een strategisch
arbeidsorganisatorische innovatie, van nieuwe modellen
innovatiebeleid in Vlaanderen. Aan de basis van de aan-
van bedrijfsvoering, procesvernieuwing of competen-
beveling liggen allerlei signalen en berichten die wij-
tieontwikkeling bij werknemers.
zen op een sense of urgency. Die moeten Vlaanderen
Een horizontaal innovatiebeleid impliceert dat innova-
ertoe aanzetten om een krachtige impuls te geven aan
tie in de toekomst integraal deel uitmaakt van het
het innovatiebeleid. Dit is nodig om de innovatiedoel-
beleidskader binnen elk departement, en horizontaal, over
stellingen van het Pact van Vilvoorde en het Innovatiepact
de verschillende beleidsdomeinen heen, aangestuurd
daadwerkelijk te realiseren.
wordt vanuit een strategische lange termijnvisie op de Vlaamse economie en samenleving. Het Pact van Vil-
Om het noodzakelijke nieuwe elan voor het innovatie-
voorde kan hierbij een inspiratiebron vormen. Het uit-
beleid te ondersteunen, stelt de SERV de uitwerking
stippelen van deze lange termijnvisie dient te gebeuren
van twee parallelle pistes voorop: enerzijds de verster-
met een grote betrokkenheid van de maatschappelijke
king van het verticale innovatiebeleid en anderzijds de
middenveldorganisaties en uit te monden in een Inno-
uitbouw van een horizontaal geïntegreerd innovatiebe-
vatiebeleidsplan.
leid.
Het horizontaal geïntegreerd innovatiebeleid moet ook op
Het verticaal innovatiebeleid moet de motor blijven
het terrein efficiënt ingevoerd worden. Dit vereist een
voor innovaties in bedrijven en voor de creatie van een
aangepaste beleidsstructurering en samenwerking zowel
optimale innovatieomgeving. Hiervoor geeft de SERV
op Vlaams, als op federaal en op Europees niveau. De inzet
zeven actielijnen aan:
van de middelen moet regelmatig worden beoordeeld om
1. Meer speerpuntvorming en excellentiegerichtheid
na te gaan of onderzoeksresultaten daadwerkelijk tot
waarbij keuzes gemaakt worden in functie van het
technologische en maatschappelijke innovaties leiden.
potentieel van het Vlaams economisch weefsel.
Tot slot kan ook de Vlaamse overheid zelf als innova-
2. De uitbouw van een doeltreffend innovatiesysteem,
tieactor optreden door de ontwikkeling van een effi-
met meer middelen voor onderzoek en ontwikkeling.
ciënt kennismanagementsysteem en de opbouw van
3. Een betere commercialisering van onderzoeksresultaten
strategische intelligentie, door te netwerken met ken-
door samenwerking tussen wetenschap en bedrijfs-
nisinstellingen en universiteiten, door een innovatieve
wereld aan te moedigen, door meer kennisdiffusie en
opdrachtgever te zijn en door in de reguleringsimpac-
netwerking na te streven, door het kennisabsorptie-
tanalyse ook de innovatieve impact mee te nemen.
vermogen van de ondernemingen te verhogen, door het
Innovatie
27 SERV/VRWB colloquium 17 november 2005 Kennis als kracht : een hefboom naar meer jobs Op 17 november 2005 organiseerde de SERV samen met de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid een colloquium over de inzet van kennis als hefboom voor economische groei en creatie van werkgelegenheid. Doel van het colloquium was een antwoord te krijgen op volgende vragen. Hoe zet Vlaanderen de kennis waarover het beschikt om in jobs? Hoe wordt er best samengewerkt om het aanwezige talent te laten renderen? Hoe verzekeren we de toekomst van Vlaanderen als regio? Met een gevarieerd programma werd op deze vragen ingespeeld. Getuigenissen uit de bedrijfswereld, buitenlandse gastsprekers en een debat met de Vlaamse Minister-President en Vice-Minister-Presidenten gaven het colloquium het nodige inhoudelijke cachet.
8
Energie 1. Vlaamse Klimaatconferentie gaat op advies van SERV van start
Op 18 oktober 2005 sloot een doorstartmoment de eer-
Op advies van de SERV nam minister Peeters het initiatief
voor de regering.
ste fase van de Klimaatconferentie af met de presentatie van een tussentijdse balans en de aanbevelingen
om een Vlaamse Klimaatconferentie te organiseren ter voorbereiding van het Klimaatbeleidsplan 2006-2012. De
De eerste fase van de Klimaatconferentie heeft heel
Klimaatconferentie beoogt een nieuwe vorm van beleids-
wat opgeleverd. De verslagen van de werkgroepen bevat-
ontwikkeling, gebaseerd op een breed en intensief over-
ten een grote rijkdom aan voorstellen, 365 om precies
legproces. Dit is nodig: de overschakeling naar een kool-
te zijn, waaronder nieuwe, creatieve ideeën. De confe-
stofarme economie is een enorme uitdaging die de inzet
rentie maakte ruimte voor visievorming en debat over
van alle maatschappelijke actoren vereist. We kunnen de
meer strategische vraagstukken zoals de inzet van flexi-
gewenste resultaten alleen bereiken door nieuwe vormen
biliteitsmechanismen, het klimaatbeleid na 2012 en
van beleid, waarin leiderschap, creativiteit, interactie,
beter bestuur (governance). Maar bovenal heeft de Kli-
samenwerking en draagvlakontwikkeling centraal staan.
maatconferentie een dynamiek veroorzaakt om zaken bespreekbaar te maken, nieuwe beleidsnetwerken en
Op 6 juni 2005, het startmoment van de conferentie,
partnerschappen gecreëerd en bijgedragen tot de opbouw
hebben de minister en de organisaties vertegenwoordigd
van capaciteit en draagvlak. Die effecten zijn minder tast-
in MiNa-Raad en SERV een intentieverklaring onderte-
baar, maar kunnen bijzonder waardevol blijken.
kend. Die legt de doelstellingen van de conferentie vast:
Inhoudelijk houden veel werkgroepvoorstellen verband met
samen zoeken naar nieuwe maatregelen en oplossingen
(een betere) implementatie en uitvoering van bestaan-
én ruimte vrijmaken voor de ontwikkeling van een lan-
de/besliste maatregelen en met een betere coördinatie
getermijnstrategie. Een stuurgroep, met onder meer
en samenwerking, zowel tussen de beleidsdomeinen in
vertegenwoordigers van de sociale partners en het
Vlaanderen als tussen de verschillende beleidsniveaus bin-
SERV-secretariaat, legde de spelregels vast en coördi-
nen België. Bijzondere aandacht gaat ook naar het
neerde de werkzaamheden.
stroomlijnen en versterken van communicatie en sensi-
Tussen 6 juni en 15 september 2005 kwamen vele werk-
bilisering. Ook over strategievorming en over de bestuur-
groepen samen om te discussiëren over thema’s die op
lijke vernieuwing werden voorstellen geformuleerd.
het startmoment van de Klimaatconferentie waren afgesproken: energie, transport, gebouwen, bedrijven, land-
Uitgaande van de werkgroepverslagen, formuleerden
bouw, innovatie, strategie. Ze discussieerden op basis van
de organisaties die de intentieverklaring tekenden, stra-
discussienota’s die de Vlaamse administratie of de secre-
tegische aanbevelingen (zie kader) en thematische aan-
tariaten van SERV of MiNa-Raad hadden opgesteld. Elk
bevelingen. Zij riepen de regering op om het overleg-
werkgroep maakte tegen 15 september 2005 een verslag.
proces binnen de Klimaatconferentie voort te zetten. Het
Klimaatconferentie ■ Electriciteitskosten ■ Eliaheffing
29 potentieel van de Klimaatconferentie kon immers nog niet volledig worden benut.
Strategische aanbevelingen 1. Groot potentieel in gebouwen en mobiliteit moet worden benut 2. Meer en betere informatie, communicatie en sensibilisering zijn van groot belang 3. Meer samenwerking met andere bevoegdheidsdomeinen en andere beleidsniveaus is essentieel 4. Prijsmaatregelen en slimme financiering verdienen meer aandacht 5. Geïntegreerd beleid is nodig voor de ontwikkeling en promotie van hernieuwbare energiebronnen 6. Een sterkere wisselwerking met het innovatiebeleid is nodig 7. De overheid moet zijn voorbeeldrol opnemen 8. Lokale besturen moeten een actief beleid voeren 9. Bestuurlijke maatregelen zijn onmisbaar 10. De overheid moet mee investeren in netwerken 11. In aanvulling op binnenlandse maatregelen zullen flexibiliteitsmechanismen nodig zijn. Daarvoor is een beleidsplan vereist 12. Het klimaatplan moet nu al een strategie met concrete acties bevatten om de post 2012 periode voor te bereiden. Daarbinnen staat een transitiebeleid voor duurzame energiesystemen centraal Na het “doorstartmoment” van 18 oktober 2005 legde de minister de aanbevelingennota en de werkgroepverslagen voor aan de Vlaamse Regering. De regering engageerde zich om in het nieuwe Klimaatbeleidsplan de aanbevelingen van de Klimaatconferentie in acht te nemen en om een kader te scheppen om de werkzaamheden van de Klimaatconferentie voort te zetten. Op 8 december 2005 hebben MiNa-Raad en SERV de innovatieve aanpak van de Vlaamse Klimaatconferentie gepresenteerd aan een internationaal publiek tijdens een side event van de internationale Klimaatconferentie in Montréal (Canada).
2. Sociale partners doen aanbevelingen bij benchmarking elektriciteitskosten Tijdens de Ondernemingsconferentie in 2003 was afgesproken dat, indien uit een vergelijkende studie over de industriële gebruikerskosten voor elektriciteit zou blijken dat de Vlaamse ondernemingen een concurrentienadeel ondervinden, de regering de resultaten zou bespreken met de bedrijven en de bedrijfssectoren en waar nodig remediëren. Naar aanleiding van van de Ver-
gelijkende studie van de industriële gebruikerskosten
voor elektriciteit in Vlaanderen, Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, formuleerden de sociale partners vaststellingen en aanbevelingen voor remediërende maatregelen, voor de bespreking in VESOC. De benchmarkstudie toonde volgens de sociale partners aan dat in 2004 de elektriciteitskost voor de industriële gebruikers in Vlaanderen gemiddeld was ten opzichte van de benchmarklanden. Voor de hele grote en elektro-intensieve verbruikers waren echter de totale elektriciteitskosten in 2004 duidelijk hoger dan in Duitsland en Frankrijk, maar op het niveau van het gemiddelde van de omringende landen. Ook bleek dat 60% van de kleine professionele gebruikers standaardklanten zijn die het standaardtarief aangerekend krijgen dat hoger is dan het onderhandeld tarief. Bovendien is het aandeel standaardklanten in Vlaanderen beduidend hoger dan het gemiddelde. Met de invoering van de Eliaheffing zullen in 2005 de totale kosten voor de industriële verbruikers in Vlaanderen hoger zijn dan in 2004. Uit deze vaststellingen concluderen de sociale partners dat remediëring gewenst is. Op Vlaams niveau dringen zij aan op een kostenverlaging van het groenestroomcertificatensysteem die rekening houdt met de gebruikte technologie. Ze dringen ook aan op een verlaging van de boete, mits een verfijning van de minimumprijzen van groene stroom. Daarnaast pleiten zij voor een versnelde afschaffing van de Eliaheffing vanaf 2006 voor alle verbruikers. Voor de financiering van de gemeenten zullen hierdoor compensaties nodig zijn, maar dit kan niet ten koste van ondernemers en verbruikers. Verder moet de marktwerking versterkt worden en de capaciteit aan de aanbodzijde uitgebreid, zowel door het Vlaamse als door het federale niveau. Daarenboven moet Vlaanderen er bij de federale overheid op aandringen dat de distributienettarieven, transporttarieven, heffingen en kosten die de leveranciers doorrekenen en aanrekenen, verder worden bewaakt. Tot slot
Energieprestatiecertificaat ■ Groene stroom ■ Grind ■ Auditconvenant
30 moet eind 2005 berekend worden of na de daling van de
ving weer eens wijzigt met een spoedprocedure. Dit
transport- en distributienettarieven sinds begin 2005,
beperkt de mogelijkheden om de regelgeving degelijk te
na de eventuele verhoging van de degressiviteit van de
onderbouwen en om alternatieven te overwegen. Hoe-
federale bijdrage en na uitvoering van de voorstellen, een
wel de aanpassing vanuit pragmatische overwegingen de
concurrentienadeel blijft bestaan voor de heel grote
meest aangewezen optie lijkt, blijft het onzeker of deze
verbruikers. Indien dit zo is, moeten er remediërende
regeling niet opnieuw aangevochten of aangepast zal
maatregelen komen, in overleg met de sociale partners
(moeten) worden. In ieder geval moeten de regionale cer-
en zonder dat dit ten koste gaat van andere gebrui-
tificatensystemen spoedig via samenwerkingsverbanden
kers.
op elkaar afgestemd worden en moet de Europese richtlijn inzake de garantie van oorspong omgezet worden.
3. SERV vraagt efficiënte invoering van het energieprestatiecertificaat
Het dossier bevestigt volgens de raad bovendien de
Het SERV-advies van 14 september 2005 ondersteunt
nieuwbare energie te komen.
nood aan bijkomende inspanningen om via het maatschappelijk debat tot een stabiele regelgeving voor her-
de invoering van het energieprestatiecertificaat. Dat certificaat moet kopers en huurders informeren over het
5. Andere
energieverbruik van een gebouw. Een gunstige beoor-
Met een wijziging van het grinddecreet, stelde de Vlaam-
deling op het certificaat zal de waarde van het gebouw
se Regering voor om ook na 2005 in Limburg grind-
verhogen. Zo wil Europa eigenaars aanzetten om de
winning toe te staan, weliswaar binnen de eerder vast-
energieprestaties van hun gebouwen te verbeteren. Het
gelegde productiequota. Die verlenging van de
certificaat wordt in Vlaanderen vanaf 2006 verplicht bij
grindwinning zou noodzakelijk zijn omdat de verleende
bepaalde bouwprojecten. Vanaf 2008 is het ook verplicht
quota niet gerealiseerd konden worden door vertragin-
bij verkoop van bestaande woningen en vanaf 2009 bij
gen in het vrijgeven van ontginningsgronden. Boven-
verhuur.
dien is volgens de regering het behoud van de grind-
De invoering van een energieprestatiecertificaat is een
winning sociaal-economisch erg belangrijk. De SERV
goede zaak omwille van de voordelen voor het klimaat
ondersteunt in zijn standpunt van 9 februari 2005 de ver-
én voor de gebruikers van gebouwen, op voorwaarde dat
lenging van het grinddecreet zodat de realisatie van de
dit efficiënt gebeurt en dat de administratieve lasten
voorziene quota mogelijk wordt. Over de concrete moda-
beperkt worden. De raad kan voorlopig niet toetsen of
liteiten ervan bestaat echter geen overeenstemming
aan deze voorwaarden voldaan is omdat het regelgevend
binnen de raad en werden de standpunten van de orga-
kader nog niet af is. De raad vraagt daarom om het ont-
nisaties afzonderlijk weergegeven.
brekend kader dringend aan te vullen tot een werkbaar
Over het auditconvenant energie-efficiëntie in de indus-
en efficiënt geheel.
trie werd geen consensus bereikt en werden de stand-
Om pragmatische redenen is bovendien volgens de
punten van de organisaties op 21 februari 2005 over-
SERV een gefaseerde invoering van het energiepresta-
gemaakt aan de minister.
tiecertificaat noodzakelijk. De SERV doet geen uitspraak over de concrete modaliteiten van het voorgestelde stappenplan wegens een gebrek aan informatie over de kosten en baten. De SERV rekent erop dat er tegen de volgende aanpassing van het besluit wel een onderbouwing beschikbaar zal zijn.
4. Aanpassing groenestroomcertificaten is nodig, maar mogelijk niet stabiel Op 27 januari 2005 ontving de SERV een adviesvraag over een wijzigingsbesluit inzake hernieuwbare energiebronnen. Dat schrapt geografische eisen voor in te dienen groenestroomcertificaten, omdat die niet stroken met het vrij verkeer van goederen. Een aanpassing van het systeem is volgens de SERV inderdaad nodig. Wel betreurt de raad dat de hernieuwbare energieregelge-
9
Regionaal beleid 1. Binnenlands bestuur
de indruk dat de decreetgever in de provincies het mid-
Op 19 april en 13 juli adviseerde de raad het ontwerp
denveld niet wil betrekken bij de beleidsuitvoering van
gemeentedecreet en het ontwerp provinciedecreet.
de overheidsagentschappen. Op Vlaams niveau gebeurt
Beide decreten geven een invulling aan de bevoegdhe-
dit in principe wel.
den waarover de gewesten sinds 1 januari 2002 beschikDeze decreten heffen de Gemeente- en de Provinciewet
2. Regionaal beleid: ERSV/SERR/RESOC
grotendeels op, althans voor Vlaanderen en binnen de
Na een lange hervormingsperiode, functioneert het sub-
perken van de nieuwe bevoegdheden.
regionaal arbeidsmarktbeleid (Subregionale tewerk-
De raad stelt vast dat met beide decreten een grotere
stellingcomités) en sociaal-economisch streekbeleid
eenvormigheid en transparantie voor burgers en het
(streekplatformen) sinds medio 2005 in één structuur.
middenveld wordt bereikt. De raad formuleert wel een
Overkoepelend hierbij is de vzw ERSV (Erkend Regionaal
aantal gemeenschappelijke kritieken. Ten eerste mag het
Samenwerkingsverband). In deze koepel functioneren
werken op maat van de gemeente en provincie - dat nu
naar het Vlaamse voorbeeld twee structuren: de twee-
mogelijk wordt - niet leiden tot ongelijke behandeling van
ledige (werknemers/werkgevers) SERR (Sociaal-Econo-
de burger in verschillende gemeenten en provincies.
mische Raad van de Regio) en de drieledige (Overheid
Ten tweede stelt de decreetgever zelf vast dat de vzw
namelijk provincie-gemeente/werknemers/werkgevers)
geen geschikt middel is om provinciale en gemeentelij-
RESOC (Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité).
ken voor de gemeentelijke en de provinciale instellingen.
ke taken uit te voeren, door het democratisch deficit en het gebrek aan transparantie. Toch blijft men de vzw als
De raad stelde vast dat in het hervormingsproces veel
volwaardig instrument beschouwen voor externe ver-
energie is gestoken in het op punt stellen van het sys-
zelfstandiging. De raad vindt dit niet consequent. Ver-
teem. Daardoor kwam de inhoudelijke scherpstelling
der vraagt de raad in het decreet meer waarborgen op
minder tot zijn recht, waardoor de opdrachten over het
te nemen waardoor het maatschappelijk middenveld
sociaal-economisch streekbeleid onduidelijk zijn. Voor
beter betrokken wordt bij het beleid, zonder de partici-
het subregionale arbeidsmarktbeleid stelde zich het
patie van de burger tekort te doen.
probleem minder omdat de RESOC/SERR-structuur de
In het gemeentedecreet mist de raad de regisseursrol.
vroegere opdrachten van de STC overneemt.
Een gemeente zou als een regisseur haar burgers, doelgroepen en middenveld bij het bestuur moeten betrek-
Het is binnen deze context dat de raad op 11 mei 2005
ken.
een aanbeveling formuleerde, die aanknopingspunten
Het provinciedecreet regelt niet hoe het maatschappe-
biedt voor de invulling van het sociaal-economisch
lijke middenveld betrokken kan worden bij het bestuur
streekbeleid.
van de verzelfstandigde agentschappen. De raad krijgt
RESOC
32 De aanbeveling laat zich samenvatten in vijf krachtlijnen:
heel wat regio’s het geval was met het streekplatformenmodel. Één van de zwakkere punten van het streek-
1. RESOC-formule=VESOC-formule
platformenmodel was dat men na de opmaak van het
De SERR/RESOC structuur is niet alleen naar vorm een
streekcharter de dynamiek in heel wat regio’s niet kon
afspiegeling van het Vlaamse overlegmodel. Ook voor de
handhaven omdat er geen duidelijke finaliteit meer was.
draagwijdte van het overleg is er een parallellisme. Dit
Er is dus ook in het huidige streekmodel een scherpe fina-
betekent dat consensus tot gevolg heeft dat de betrok-
liteit nodig.
ken besturen zich engageren om tot realisatie over te
Het structureel overleg moet handelen over het streek-
gaan.
pact en de streekprioriteiten, maar ook over alle streek-
Die overlegfunctie moet uitdrukkelijk onderscheiden
materies met sociaal-economische finaliteit, ongeacht
worden van de adviesfunctie. Bij overleg, volgens de
het bestuurlijk niveau.
VESOC-formule, gaat het er niet om op afstand advies te formuleren, waarbij het vervolgens toekomt aan de
Binnen de hierboven samengevatte krachtlijnen brengt
politieke overheid om dit in te willigen. Bedoeling is tot
de aanbeveling ook thema’s aan waarover dit structu-
een daadwerkelijk overleg te komen met die politieke
reel overleg en advies kan handelen en met welke draag-
overheid om tot consensus te komen, die door elk van
wijdte. Deze thema’s situeren zich op terreinen waar het
de overlegpartners nadien ook gehonoreerd wordt.
streekoverleg al mee bezig was zoals het omgevingsbeleid, het ondernemerschap en de innovatie. Verder ziet
2. RESOC als strategisch streekorgaan
de raad mogelijkheden van advies en overleg bij voor de
RESOC is het orgaan van de visievorming voor de streek,
regio belangrijke ruimtelijk-economische dossiers. Ook
zowel op het niveau van het streekpact als voor belang-
andere voor de regio belangrijke dossiers, zoals struc-
rijke streekdossiers. Dit overleg creëert een sociaal-
tuur- en uitvoeringsplannen, belangrijke infrastruc-
economisch draagvlak. Omdat de RESOC/SERR struc-
tuurwerken, streekmobiliteit, streektoerisme, enz. moe-
tuur de spil zal vormen van het subregionaal
ten aan bod kunnen komen. Niet onbelangrijk is dat het
arbeidsmarkt- en economisch beleid, lijkt het logisch dat
hier niet enkel over Vlaamse dossiers gaat maar ook over
in regio’s waar een verbrede streekwerking bestaat de
provinciale en gemeentelijke dossiers, in zoverre ze een
mogelijkheid wordt geboden die verbrede invalshoek
streekdimensie hebben.
ook binnen RESOC te bewaren.
3. Competentieopbouw op RESOC-niveau Het streekoverleg moet voldoende onafhankelijk zijn, wat voldoende personeel veronderstelt dat verantwoording moeten afleggen aan de nieuwe streekorganen. Om voldoende competentie te kunnen ontwikkelen is er per subregio (volgens de RESOC-omschrijving) nood aan minstens een voltijdse kracht voor de meer economische opdrachten van de RESOC/SERR.
4. Belang van blijvende Vlaamse betrokkenheid De raad meent dat Vlaanderen moet blijven investeren in het streekbeleid. Een minimaal engagement van Vlaanderen bestaat in de permanente financiering uit Vlaanderen van de nieuwe streekstructuren. De sociale partners gaan er ook van uit dat de vormgeving van en het vastleggen van Vlaamse accenten in het sociaaleconomisch streekbeleid een Vlaamse medeverantwoordelijkheid blijft.
5. Naast streekpact ook structureel overleg en advies over streekmateries De raad vindt een duurzaam streekoverlegmodel belangrijk. Het mag niet na enige tijd verwateren zoals dat in
10
Arbeid
1. Groenboek economische migratie
2. Advies VDAB samenstelling raad van bestuur
Op 13 april 2005 bracht de SERV advies uit over een
Op 13 december 2005 gaf de SERV een advies over het
groenboek van de Europese Commissie over economi-
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het
sche migratie in de Europese Unie vanuit derde landen.
ledenaantal van de representatieve werkgevers- en
In dit advies heeft de SERV principiële uitgangspunten
werknemersorganisaties in de raad van bestuur van de
geformuleerd om het beleid over economische migratie
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en de Beroeps-
in de Europese Unie te harmoniseren:
opleiding
■
er naar streven om de arbeidsmarktbehoeften van nemers met daarbij ook de al aanwezige allochtone
3. Advies Gelijke kansen en diversiteitsplan Vlaamse overheid
werknemers en de aanwezige humanitaire immi-
Op 7 december 2005 brachten de SERV en de commissie
granten;
Diversiteit, op vraag van de Vlaamse Minister van
niet enkel aandacht hebben voor de belangen van het
Bestuurszaken, een gezamenlijk advies uit over het
gastland maar ook voor de belangen van de landen
Gelijke kansen en diversiteitplan 2006. Dit advies zette
van herkomst;
een jaarlijkse traditie verder. De werkgroep arbeids-
respecteren van de loon- en arbeidsvoorwaarden
marktbeleid focuste hierbij op gender, kortgeschoolden
die gelden in het gastland;
en ervaren werknemers. De commissie Diversiteit ging
waarborgen van een aantal sociale basisrechten
dieper in op allochtonen en personen met een arbeids-
voor de immigranten;
handicap.
de EU bij voorkeur in te vullen met de zittende werk-
■
■
■
■
■
en aandacht voor opvang en integratie van de immigranten;
Zoals elk jaar herhaalde de raad en de commissie Diver-
SERV stelt voor om het arbeidsmarktonderzoek –
siteit de bezorgdheid dat vrouwen beter vertegen-
waarmee economische immigratie wordt toegestaan
woordigd moeten zijn in het topmanagement. Ze steu-
– in handen van de betrokken lidstaat en regio te laten
nen dan ook de streefcijfers die zijn opgenomen (33%
en dus niet door Europa te laten gebeuren. Meer
vrouwen in topfuncties tegen 2015) en de acties om
coördinatie van dit arbeidsmarktonderzoek in de
die te realiseren (zoals bij gelijke kwalificaties voorrang
lidstaten is wel wenselijk.
geven aan een vrouw). De SERV en de commissie Diver-
Verder stelt de SERV in dit advies dat de harmonisatie
siteit verheugden zich verder over het feit dat kortge-
van het beleid over economische migratie in de EU best
schoolden en ervaren werknemers als doelgroep werden
kan gebeuren via een horizontale aanpak, veeleer dan
opgenomen maar dienden vast te stellen dat er geen
met een set van regelingen voor bepaalde categorieën
actiepunten geformuleerd werden, enkel een aantal
van werknemers zoals bijv. voor hooggeschoolden.
losse ideeën. De SERV en de commissie Diversiteit vra-
Diversiteit ■ Holebi’s ■ Armoede ■ Titels beroepsbekwaamheid
34 groep een volwaardige aanpak ontwikkelt en daartoe de
6. Krachtlijnennota VESOCactieplan 2005
nodige ruimte en mogelijkheden krijgt.
Over de Krachtlijnennota Vesoc-actieplan 2005 formu-
gen dat de dienst Emancipatiezaken ook voor deze doel-
leerde de commissie Diversiteit aan de Minister op 9
4. Holebi’s en de arbeidsmarkt
februari 2005 een insteek. De sociale partners maakten
Op vraag van de Vlaamse Minister van Werkgelegenheid
gelijktijdig met de insteek van de commissie Diversiteit
onderzocht de SERV of de discriminatie van holebi’s
een begeleidende nota over aan de VESOC-werkgroep.
zich uitstrekt tot de arbeidsmarkt. Dit resulteerde in de
In deze nota kaarten de sociale partners enkele hangende
nota Holebi’s en de arbeidsmarkt, die een eerste analyse
dossiers binnen het ruimere diversiteitsbeleid aan.
van de problemen omvatte. Deze toont aan dat de holeHolebi's ondervinden directe of indirecte discrimina-
7. Regie van ESF 3 zwaartepunt 4 en Hefboomkrediet
ties en pesterijen zowel bij werving en selectie, als bij
De SERV is sinds 2000 de inhoudelijke regisseur van
doorstroming en bij ontslag. Ook het welzijn op het werk
zwaartepunt 4 en het Hefboomkrediet en lanceert elk
kan voor een deel van de holebi’s problematisch zijn. De
jaar samen met het ESF-agentschap een oproep naar
dwingende vraag over het al dan niet open zijn over de
bedrijven en andere organisaties. Zo wil het ESF ver-
eigen seksuele voorkeur, en de gevolgen van de geno-
sterking geven aan het Vlaamse beleid over Aanpas-
men beslissing, vormt voor een niet-gering aantal hole-
baarheid. Binnen zwaartepunt 4 bestaan er drie ver-
bi’s de oorzaak van een verminderd welzijn op het werk.
schillende maatregelen: opleidingsbeleid, loopbaan-
bi’s een doelgroep uitmaken voor gelijke behandeling.
dienstverlening en flankerend beleid over EVC. Op 13 april 2005 organiseerde de SERV in samenwerking met de Holebifederatie een hoorzitting Holebi's en de arbeidsmarkt. Tijdens de hoorzitting steldde de SERV een nota voor en gaven zowel vertegenwoordigers van de holebi’s als vertegenwoordigers van het beleid hun visie op deze nota. De nota vormt voor de sociale partners de basis voor een verdere werking.
De nieuwe oproep voor maatregel één leverde 97 positieve geëvalueerde projecten op. De focus lag op kortgeschoolden (81), 45-plussers (5), verwerven van basiscompetenties (7) en tegemoet te komen aan knelpuntvacatures (4). Voor maatregel twee werden vier projecten goedgekeurd in 2005. Daardoor zijn er nu zestien erkende loopbaanbegeleidingsdiensten actief. In
5. Verticaal overleg armoedebeleid
2005 realiseerde deze samen 2.012 begeleidingen. Ten-
Op 16 maart 2005 ontving de SERV van de Vlaamse
ling voor maatregel 3, met als onderwerp transversale
administratie Werkgelegenheid de vraag te onderzoeken
(niet-beroepsspecifieke) competenties. In 2005 wer-
of de SERV, en meer bepaald de commissie Diversiteit,
den in het kader van zwaartepunt 4 aan 117 projecten sub-
een rol kan spelen in de organisatie en inrichting van het
sidies toegewezen.
slotte kregen zestien projecten een positieve beoorde-
verticale overleg armoedebeleid. De SERV ging in op dit verzoek omdat een georganiseerd overleg aan de SERV-
De SERV nam ook deel aan de themawerking Centra voor
partners de mogelijkheid biedt om, via consultatie van
Loopbaanbegeleiding. Dit netwerk kwam drie maal samen
de vertegenwoordigers van het Vlaams netwerk van
in 2005. Daarenboven werd op 24 oktober 2005 een ron-
verenigingen waar armen het woord nemen, hun ideeën
detafelconferentie georganiseerd.
over thema’s in de beleidsadvisering af te toetsen bij de
Vlaams netwerk doorgeven. De werkgroep arbeids-
8. Titels van beroepsbekwaamheid en standaarden voor competentiebeoordeling
marktbeleid is het forum waarbinnen dit overleg vanaf
In december 2004 verscheen in het Belgisch Staatsblad
2006 van start gaat.
het decreet op de titels van beroepsbekwaamheid. Hier-
kansengroep armen. Omgekeerd kunnen sociale partners de standpunten van de vertegenwoordigers van het
mee was in Vlaanderen een belangrijke stap gezet in het De SERV werd advies gevraagd over het Vlaams Actie-
formeel certificeren van de competenties van een per-
plan Armoede 2005-2009. Omdat de adviestermijn
soon los van de wijze waarop die competenties werden
beperkt was en omdat de SERV-opmerkingen enkel in
verworven. In het jargon erkennen van competenties,
annex aan het Actieplan zouden worden toegevoegd, for-
afgekort tot EVC.
muleerde de SERV geen advies. De sociale partners en de SERV hebben in de uitvoering
Titels beroepsbekwaamheid
35 van dat decreet een zeer belangrijke rol gekregen. Jaarlijks moet de SERV een advies geven over de beroepen waarvoor in het volgende jaar titels van beroepsbekwaamheid kunnen worden uitgereikt. Vervolgens moet de SERV de standaarden ontwikkelen waaraan de competenties van een individu worden getoetst en moet de raad die standaarden adviseren.
9. Advies over het uitvoeringsbesluit decreet titels van beroepsbekwaamheid In juni 2005 kreeg de SERV een adviesvraag over het uitvoeringsbesluit van het decreet op de titels van beroepsbekwaamheid. In essentie ging de raad akkoord met de inhoud van het uitvoeringsbesluit. Ook werden tekstuele opmerkingen en vragen geformuleerd.
11. Standaarden voor competentiebeoordeling Al in 2004 begon de SERV zich voor te bereiden op de
10. Advies over de beroepen en titels 2005
komst van de titels van beroepsbekwaamheid. De SERV
Het advies over de titels voor 2005 kwam volgens een
studiegetuigschriften, diploma’s, certificaten, enzo-
bepaalde procedure tot stand. De interprofessionele
voort) baseert op profielen waarvoor de sociale partners
sociale partners hebben al in het tweede kwartaal van
en/of sectoren verantwoordelijk zijn en waar men werkt
2004 een oproep gelanceerd bij hun achterban. Daar-
rond het erkennen van competenties die informeel en
bij werd aangegeven volgens welke criteria de voor-
non-formeel (dus via werkervaring, maatschappelijke
stellen geselecteerd zouden worden. Het moest gaan om
activiteiten, vormingswerk, opleiding, enzovoort) zijn
paritair gesteunde voorstellen, het effect of de meer-
verworven. De SERV heeft ook de literatuur doorgeno-
waarde van een titel moest duidelijk zijn, er moest al een
men over kwalificaties, competentiestandaarden en het
SERV-beroepsprofiel of een door de SERV gelegitimeerd
erkennen van verworven competenties. Dit is uitge-
beroepsprofiel zijn, knelpuntberoepen en titels die de pro-
mond in een aanbeveling over standaarden voor de
motiekansen van kortgeschoolden verhogen kregen
beoordeling van competenties voor een titel van beroeps-
voorkeur en het moest bij voorkeur gaan om beroepen
bekwaamheid. In die aanbeveling werden onder meer de
waarvoor geen onderwijsopleiding bestaat. De voor-
criteria vastgelegd waaraan die standaarden moeten
stellen moesten eind oktober 2004 ingediend worden bij
voldoen, met een format en een werkwijze.
bezocht landen en regio’s waar men kwalificaties (bijv.
de SERV. In mei 2005 is de SERV gestart met het opstellen van In september 2005 bracht de SERV het advies uit om
de standaarden voor de tien titels van 2005. In novem-
voor tien beroepen in 2005 titels van beroepsbe-
ber 2005 zijn de eerste vier standaarden door de raad
kwaamheid te creëren.
geadviseerd. Het ging om: brood- en banketbakker, kapper, industriële schilder en torenkraanbestuurder.
Titels van beroepsbekwaamheid 2005 ° autobuschauffeur ° autocarchauffeur ° begeleider buitenschoolse kinderopvang ° brood- en banketbakker ° call center operator ° industriële schilder ° kapper ° kapper-salonbeheerder ° torenkraanbestuurder ° platwever
SERV-beroepsprofielenwerking In 2005 heeft de SERV dertien beroepsprofielen gemaakt, twee beroepenclusters en één beroepenstructuur. Het profielenteam is tijdelijk versterkt met vijf extra personeelsleden voor het opstellen van standaarden voor de beoordeling van competenties voor titels van beroepsbekwaamheid. Het gros van de tijd is effectief besteed aan het ontwikkelen van de tien standaarden voor de titels van 2005.
11 Onderwijs
Op 29 maart 2005 vroeg de Vlaamse Minister van werk,
Nederlands - Vlaamse Accreditatieorganisatie. De SERV
onderwijs en vorming de SERV advies m.b.t. het Voor-
wenste geen opmerkingen te formuleren. Op 25 oktober
ontwerp van decreet over het onderwijs XV. De SERV zag
2005 kreeg de SERV een adviesvraag over het Voor-
af van advisering omwille van de afwezigheid van soci-
ontwerp van decreet tot instelling van een aantal maat-
aal-economische implicaties.
regelen tot herstructurering en flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, ook wel minidecreet
De SERV kreeg op 3 juni 2005 een adviesvraag m.b.t. het
genoemd. Omwille van de beperkte sociaal-economi-
Voorontwerp van decreet over de organisatie van tijdelijke
sche impact werd ook hierover geen advies uitgebracht.
projecten in het onderwijs. In een briefadvies stelde de raad akkoord te gaan met dit voorontwerp mits onder
De SERV werd eind oktober 2005 geconsulteerd over het
meer de bemerking dat bij innovatie een tijdige en voort-
ontwerp van Europees kwalificatiekader (European Quali-
durende betrokkenheid van alle relevante en maat-
fication Framework, EQF). De raad verklaarde zich in de
schappelijke actoren (inrichtende machten, bedrijfsleven,
hoofdlijnen akkoord om tot een Europees kwalificatie-
vertegenwoordigers van het personeel, lerenden, ouders)
kader te komen, enerzijds omdat het een aanzet is om
cruciaal is.
tot een nationale (regionale) kwalificatiestructuur te komen, anderzijds omdat het de internationale trans-
Op 13 juni 2005 ontving de SERV een adviesvraag bij
parantie en daardoor ook de mobiliteit kan bevorderen.
hoogdringendheid over het Ontwerp van decreet tot
In een advies stelde de SERV dat voor een goede invoe-
wijziging van het decreet van 30 april 2004 over de stu-
ring een benadering vereist is, gebaseerd op leerresul-
diefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger
taten die het gevolg zijn van het gehele levenslange en
onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, ook wel Wij-
levensbrede leren, met voldoende waardering voor tech-
zigingsdecreet genoemd. De raad gaf een beperkt advies
nische en technologische competenties en met ruimte
waarin akkoord werd gegaan met de, vooral technische,
voor afstemming met sectorale kwalificatiestructuren.
wijzigingen. De raad herhaalde de vraag naar een grondige evaluatie van het studiefinancieringsstelstel en
Op 16 december 2005 ontving de SERV een vraag bij
naar een globaal actieplan voor de democratisering van
hoogdringendheid m.b.t. het Ontwerp van decreet hou-
het hoger onderwijs (zoals ook aangehaald bij de actu-
dende instemming met het verdrag over de erkenning van
alisatie van de doelstellingen van het Pact van Vilvoor-
diploma’s hoger onderwijs in de Europese regio. De raad
de).
ging akkoord met dit ontwerp van decreet dat een verdrag van 1997 ratificeert maar vroeg de nodige aandacht
De SERV ontving op 12 september 2005 een vraag naar
voor de problemen die zich voordoen bij het erkennen
advies bij hoogdringendheid over het Voorontwerp van
van diploma’s behaald in het buitenland. Algemeen pleit-
decreet tot bekrachtiging van het reglement van de
te de raad voor een globale geïntegreerde benadering
37 mét kwaliteitswaarborgen van de erkenning van het geheel van competenties en kwalificaties die in het buitenland worden verworven. In de schoot van de SERV kwam in het najaar van 2005 twee maal de Taskforce Afwisselend Leren en Werken samen. Deze taskforce is drieledig samengesteld. Daar werd de Beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) besproken en de realisatie van de werkervaringsplaatsen voor deeltijds lerenden.
12 Milieu
1. Pilootpakketten integrale milieuvoorwaarden kunnen niet onverkort werken
de inrichtingen en voor inrichtingen die verschuiven
In hun advies van 9 mei 2005 tonen SERV en MiNa-Raad
ten bedrijfsfederaties en andere stakeholders beter
zich voorstander van het concept integrale milieuvoor-
worden betrokken bij de voorbereiding. Tot slot moet de
waarden. Integrale milieuvoorwaarden bundelen per
overheid mensen en middelen herschikken voor een
groep bedrijven de voorwaarden in één beknopt, op
betere normstelling, voor hulp aan bedrijven bij de toe-
maat geschreven pakket. Bedrijven moeten dus niet
passing van de voorwaarden en voor controle. De
meer in Vlarem gaan sprokkelen . Dat is gebruiksvrien-
gemeenten, die instaan voor de handhaving, moeten
delijker en zorgt voor meer rechtszekerheid. Bovendien
begeleiding en ondersteuning krijgen.
van het ene systeem naar het andere. Verder moeten de pakketten geregeld worden gemoderniseerd en moe-
zouden de betrokken inrichtingen geen vergunning ben integrale milieuvoorwaarden potentiële voordelen
2. Raden adviseren over doelgroepenbeleid
voor rechtsgelijkheid, milieuwinst en de mogelijkheid tot
De MiNa-Raad en de SERV zijn al lang pleitbezorger
herschikking van mensen en middelen ten voordele van
voor een doelgroepenbeleid dat streeft naar een grotere
de toepassing en handhaving van milieuvoorwaarden.
betrokkenheid van actoren en naar een milieubeleid dat
De twee ontwerp pilootpakketten met integrale voor-
beter uitgewerkt is op maat van de doelgroepen. De
waarden voor garages en schrijnwerkerijen bevatten
raden verwelkomen daarom in hun advies van 23 decem-
voorwaarden die beter begrijpelijk, toepasbaar en hand-
ber 2005 dat er nu actievoorstellen voor een doel-
haafbaar zijn dan de vergelijkbare VLAREM II-voor-
groepenbeleid in industrie en landbouw voorliggen en
waarden. Maar, noch het regelgevend kader, noch de
hopen dat die voor de noodzakelijke nieuwe impuls zor-
uitwerking van het concept, voldoen om deze pakketten
gen.
onverkort in werking te laten treden.
Een aantal actievoorstellen komt tegemoet aan de visie
Zo moet de Regering nog kiezen binnen welk decretaal
van de raden. Toch hebben de raden bedenkingen. Zo vra-
kader integrale voorwaarden zullen werken en moet zij
gen de raden een veel duidelijker conceptueel onder-
het regelgevend kader aanvullen. Er moet ook een nieu-
scheid tussen beter betrekken van actoren, milieubeleid
we meldingsprocedure komen. Daarnaast moeten de
op maat en overlegfora met doelgroepen. De betrok-
pakketten voor garages en schrijnwerkerijen in milieu-
kenheid bij het beleid mag zich niet beperken tot doel-
kundig en juridisch opzicht worden verbeterd. Zij bepa-
groepen in de enge zin, maar moet gericht zijn op alle
len bijvoorbeeld dat de bedrijven vergunningsvoor-
actoren. Naast overleg moet ook aandacht gaan naar
waarden moeten naleven, terwijl deze juist geen
andere vormen van consultatie. Kennisopbouw van par-
vergunning (meer) nodig zouden hebben. Ook moeten de
ticipatieve methoden is nodig. Stimulering van over-
pakketten een overgangsregeling bevatten voor bestaan-
heidsinterne samenwerking is positief, maar sterk afhan-
(meer) nodig hebben. Een melding volstaat. Verder heb-
Milieujaarprogramma ■ Milieubeleidsplanning ■ Seveso
39 kelijk van kritische succesfactoren die te maken hebben
en Natuur. Daardoor moet de Vlaamse Milieumaat-
met bestuurlijke cultuur. Het uitwerken van een milieu-
schappij (VMM) en niet het INBO het milieurapport
beleid op maat moet flexibel ingevuld worden. De oprich-
opstellen en blijven de beleidsvoorbereidende taken
ting van bilaterale overlegfora wordt onderschreven op
voor lucht en hinder bij het departement.
voorwaarde dat ze transparant werken. Op 27 oktober 2005 adviseerden MiNa-Raad en SERV
3. Milieuplanning moet verbeterd worden
over een aanpassing van het Seveso-samenwerkings-
In een brief van 4 maart 2005 haalt de SERV redenen
le staat en de drie gewesten over de beheersing van de
aan om geen advies te geven over het milieujaarpro-
gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stof-
gramma 2005. Zo vindt de raad onder meer dat de aan-
fen zijn betrokken. De raden vinden het positief dat een
bevelingen over vroegere milieujaarprogramma’s nog
samenwerkingsakkoord tot stand is gekomen. Belang-
altijd onvoldoende zijn gevolgd en dat het milieuplan-
rijke elementen zijn de grotere betrokkenheid van de
ningsstelsel dringend op effectiviteit en efficiëntie geë-
(onder)aannemers en de aanpassingen van drempel-
valueerd moet worden.
waarden en het toepassingsgebied. De raden betreuren
akkoord, het samenwerkingsakkoord tussen de federa-
wel de late omzetting van de Europese richtlijn. Zij vraOp 27 oktober 2005 gaven SERV en MiNa-Raad advies
gen ook een verduidelijking en uitbreiding van de toe-
over de voorstellen van de regering om de milieube-
lichting, een betere doorwerking en wisselwerking met
leidsplanning te verbeteren. Milieuplanning is een waar-
het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, een aanpassing van
devol instrument maar de efficiëntie moet verbeteren.
de openbaarheidsaspecten aan de recente regelgeving
Zij vinden de voorstellen voor wijziging van de lokale
en vaste beslistermijnen voor de overheid. De uitbreiding
milieuplanning voorbarig. Er is behoefte aan een gron-
van het toepassingsgebied, de verkorte en vaste beslis-
diger debat in een ruimer perspectief dat ook de Samen-
termijn mag niet leiden tot een minder kwalitatieve
werkingsovereenkomst met de provincies en de gemeen-
beoordeling. De overheid moet zich hiertoe organiseren.
ten in beschouwing neemt. De adviesraden gaan ermee akkoord het cascadesysteem tussen de lokale planning
De SERV bracht geen advies uit over het ontwerpbesluit
en de gewestelijke planning te verlaten, maar pleiten voor
inzake verspreiding van milieu-informatie, noch over
het behoud van een duidelijke hiërarchie. De doelstel-
een wijziging van het milieuvergunningsdecreet inzake
lingen voor de wijziging van de gewestelijke planning, zijn
de schorsende werking van beroepen. Ook over instem-
positief, maar de uitwerking kan verbeteren. Ook is het
mingsdecreten met internationale verdragen, zoals het
spijtig dat de voorstellen niet alle knelpunten aanpakken.
internationaal verdrag voor bescherming van planten, het verdrag ter voorkoming van verontreiniging door sche-
4. Andere
pen (MARPOL) en het verdrag ter voorkoming van ver-
De raad ontving op 4 januari 2005 een adviesvraag
ontreiniging van de zee t.g.v. storten van afval, gaf de
over het ontwerp decreet over diverse bepalingen inza-
SERV geen advies.
ke leefmilieu en landbouw. Omdat de adviestermijn
bemerkingen. Zo is het volgens de raad goed dat de drin-
5. Verdere inspanningen voor bodemsaneringsfondsen blijven noodzakelijk
gende maatregelen die het begrotingskader overstij-
In hun advies van 14 september ondersteunen SERV en
gen via een verzameldecreet aangepakt worden en niet
MiNa-Raad het voorstel van de Vlaamse Regering om sec-
via het programmadecreet. De maatregelen die minder
torale bodemsaneringsfondsen op te richten en dringen
dringend zijn en die ook in het verzameldecreet staan,
zij aan op een snelle operationalisering. Deze bodem-
zoals de wijzigingen aan de milieuheffingen, worden
saneringsfondsen per bedrijfssector zouden bodemsa-
beter afzonderlijk geregeld omwille van de transparan-
neringswerken uitvoeren in ruil voor een financiële bij-
tie, de onderbouwing en de coherentie van de regelge-
drage van de betrokken bedrijven. Deze aanpak heeft heel
ving. Verder heeft de raad bedenkingen bij de retroac-
wat voordelen. De kosten worden solidair gedragen bin-
tieve inwerkingtreding van enkele bepalingen. Dit strookt
nen de sector en gespreid door de jaarlijkse bijdragen.
niet met de principes van behoorlijk bestuur.
Bovendien is de fondsbeheerder een grotere markt-
beperkt was, sprak de SERV zich niet ten gronde uit over dit verzameldecreet en beperkte hij zich tot algemene
speler die betere prijzen kan bedingen. SaneringsplichOp 6 juli 2005 ondersteunde de SERV in zijn briefadvies
tigen kunnen zo wellicht tot 20% besparen. Toch zullen
de wijzigingen voor de oprichting van IVA’s Leefmilieu
de fondsen niet alle financieringsproblemen rond bodem-
Waterbeleidsnota
40 sanering oplossen. Belangrijke budgettaire inspanningen
enboven verwachten de raden op korte termijn voor-
van de Vlaamse overheid blijven nodig.
uitgang in de uitwerking van de visie op het integraal
Ook merken de raden op dat de regeling vooral uitgewerkt
waterbeleid en in de vastlegging van doelstellingen en
is met de problematiek in de droogkuissector in het
termijnen. Er moeten dringend krijtlijnen komen waar-
achterhoofd. De regeling biedt niet voor alle sectoren een
binnen de verschillende overheden plannen kunnen
werkbare oplossing. Er zijn nog te veel onduidelijkheden
maken en instrumenten kunnen inzetten. Ook de afstem-
die de uitvoering in het gedrang kunnen brengen, bij-
ming met het milieubeleid en met andere beleidsdo-
voorbeeld de berekening van de bijdragen. Zij vragen tot
meinen is onvoldoende uitgewerkt.
slot meer waarborgen voor de transparantie van de
De waterbeleidsnota schept verder geen duidelijkheid
financieringsstromen.
over de financiële impact en vermeldt niet of een visie over de financiering van het integraal waterbeleid ont-
6. Gemengde gevoelens bij de waterbeleidsnota
wikkeld wordt en of de kosten aan de gebruikers en de
In een gezamenlijk advies van 24 februari 2005 waar-
dig overleg starten. Tot slot pleiten de raden nog voor
deren MiNa-Raad en SERV dat voor de eerste maal een
een versnelde capacity building bij de overheden en bij
waterbeleidsnota voorligt. Volgens het decreet moet
de betrokkenen en een spoedige operationalisering van
deze nota de krachtlijnen vastleggen van de visie op het
het integraal waterbeleid. Dit betekent onder meer de
integraal waterbeleid voor het Vlaamse Gewest en per
afbakening van de (deel)bekkens en de afwerking van een
stroomgebied. De meerwaarde van de ontwerpwater-
goed regelgevend kader voor het integraal waterbeleid.
beleidsnota als plannings- en programmeringsinstrument lijkt beperkt. De raden vragen daarom een verdere invulling. Het is dan ook een goede zaak dat de waterbeleidsnota wordt beschouwd als een aanbouwnota en dat de strategische waterbeleidsplanning wordt opgevat als een iteratief proces. De nota moet wel nu al aangeven hoe naar oplossingen wordt toegewerkt. Daar-
veroorzakers worden doorgerekend. Hierover moet spoe-
13
Mobiliteit
1. Het maatschappelijk debat
de visies vanuit het maatschappelijk middenveld con-
In het regeerakkoord van 2004 heeft de Vlaamse Rege-
fronteerden met beschikbaar wetenschappelijk stu-
ring de invoering van een wegenvignet ter vervanging van
diemateriaal.
de bestaande verkeersbelasting binnen deze legislatuur in het vooruitzicht gesteld. De regering besliste om
Dit ruim maatschappelijk debat heeft geresulteerd in een
voorafgaand aan de uitwerking van de afspraken uit het
omstandig eindverslag. Het eindverslag over het maat-
regeerakkoord, een breed maatschappelijk debat te
schappelijk debat is op de slotconferentie van 14 decem-
organiseren. De SERV kreeg de opdracht voor de orga-
ber officieel voorgesteld en op 17 januari 2006 door de
nisatie van dit maatschappelijk debat. Vier doelstellin-
Vlaamse Minister van Mobiliteit voorgesteld aan de par-
gen werden vooropgesteld: Informatie inwinnen over
lementaire commissie mobiliteit en openbare werken.
de standpunten van het maatschappelijk middenveld, over deze inbreng een debat organiseren tussen de ver-
2. Het eindverslag
schillende groepen van het maatschappelijk midden-
Het eindverslag geeft enerzijds maximale informatie
veld, binnen het debat deze inbreng confronteren met
over het verloop van het debat en in het bijzonder over
beschikbare gegevens en wetenschappelijke analyses en
de inbreng van alle deelnemende organisaties en des-
aangeven welke elementen tot een consensus kunnen lei-
kundigen. Anderzijds gaat het verslag nog een stap ver-
den.
der door de grote lijnen van het maatschappelijk debat te duiden, aan te geven over welke zaken zich al of niet
Het maatschappelijk debat is van start gegaan begin sep-
een maatschappelijke consensus kan aftekenen en welke
tember. Er vonden in totaal drie debatconferenties (13
resultaten relevant kunnen zijn voor de verdere besluit-
oktober, 27 oktober en 10 november) en een slotcon-
vorming.
ferentie (14 december) plaats. Aan een ruime groep van organisaties (sociaal-economische organisaties, organisaties uit de milieu- en natuurbeweging, mobiliteitsverenigingen, automobilistenverenigingen, sociaal-culturele organisaties) werd een vragenlijst toegestuurd. Organisaties die de vragenlijst hadden ingevuld konden op de debatconferenties ook expliciet hun inbreng toelichten. Negentien organisaties hebben deel-
Enkele blikvangers uit de resultaten van het debat Een vrij ruim draagvlak om op termijn en mits vervulling van een aantal voorwaarden, te evolueren naar een systeem van betalen voor het gebruik van de infrastructuur via een gedifferentieerde kilometerheffing. Een ernstige voorbereiding is hiervoor noodzakelijk.
genomen aan het debat. Uiteraard konden vertegenwoordigers van organisaties die niet hebben deelgenomen aan de schriftelijke bevraging ook deelnemen aan het debat. Er werden ook deskundigen uitgenodigd die
Een sterk pleidooi om werk te maken van het principe de gebruiker betaalt waarbij de gebruiker betaalt
Maatschapplijk debat ■ Wegenvignet ■ Kilometerheffing ■ Gewestelijke Expres Net
42 voor het effectief gebruik van de infrastructuur en de kosten die veroorzaakt worden.
dig geïnformeerd over de stand van zaken en de perspectieven voor het GEN. De federale ministers Renaat Landuyt en Johan Vande Lanotte alsook de NMBS wer-
Het moet om een prijsinstrument gaan waarmee het congestieprobleem kan worden aangepakt.
den uitgenodigd om toelichting en informatie te geven over de stand van zaken. Daarnaast heeft de SERV ook de Vlaamse Minister van Mobiliteit en De Lijn uitgeno-
Geen uitdrukkelijk verzet tegen de invoering van een forfaitair wegenvignet. Maar wel heel wat vragen bij het nut ervan, zeker voor de aanpak van het mobiliteitsprobleem.
digd voor een hoorzitting. Het is de bedoeling om in de
Als er een nieuw instrument wordt ingevoerd, dan samen met de andere gewesten, waarbij het mogelijk blijft om eigen Vlaamse klemtonen te leggen voor de mobiliteitsproblemen waar Vlaanderen voor staat. Ook sterke nadruk op de afstemming van het Vlaamse beleid op wat in andere landen ontwikkeld en gepland wordt.
Wat is het GEN? Het Gewestelijk Expres Net (GEN) is een multimodaal vervoersconcept van snelle voorstedelijke verbindingen per trein, tram en bus in een straal van 30 km rond de hoofdstad. Het heeft als doel 50% meer reizigers naar Brussel te brengen met het openbaar vervoer. Het GEN moet tegen 2012 operationeel zijn. In 2012 zal het GEN bestaan uit acht spoorverbindingen die heel nauw met elkaar verweven zijn en ook uit diverse buslijnen (+ tram- en metrolijnen) om de gebieden te bedienen waar de treinverbindingen niet langskomen. Op een meerderheid van deze treinverbindingen rijdt minstens een trein om het kwartier tijdens de piekuren. Er komt ook aangepast rollend materieel. De eerste nieuwe GEN-stellen moeten rijden tegen 2008. Daarnaast worden ook stations heringericht en komen er nieuwe stopplaatsen bij. Er wordt gestreefd naar eenvormige tarieven (1 ticket) voor trein, tram, metro en bus.
Meerderheid van het maatschappelijk middenveld voor een gefaseerde invoering van een prijsinstrument, met een duidelijk tijdspad over een langere termijn. Een forfaitair wegenvignet is hierbij een opstap naar een meer gesofistikeerd systeem. Zeer sterk pleidooi voor een degelijke voorbereiding en een volgehouden inspanning om te werken aan een maatschappelijk draagvlak met een doorgedreven communicatie als één van de sleutelfactoren voor het succes ervan.
3. Gewestelijk Expres Net Brussel De SERV bleef in 2005 ook verdere aandacht schenken aan het woon-werkverkeer. Zo was de SERV de trekker van een gezamenlijk initiatief van de sociaal economische raden van Vlaanderen (SERV), Brussel (ESRBHG) en Wallonië (CESRW) over het Gewestelijk Expres Net Brussel (GEN). De wegen van, naar en in de Brusselse regio blijven dichtslibben. Een hoogwaardig, snel en efficiënt openbaar vervoernetwerk in de Brusselse regio is stilaan een absolute noodzaak, onder meer voor de duizenden werknemers die elke dag naar en in het Brussels Hoofdstedelijk gewest reizen (woon-werkverkeer). De realisatie van het Gewestelijk Expres Net Brussel (GEN) kan in deze context alvast een essentiële bijdrage leveren. De drie sociaal economische raden besloten om de handen in elkaar te slaan en een gezamenlijk initiatief te nemen. In een eerste fase hebben de raden zich gron-
volgende fase een gemeenschappelijke verklaring van de drie sociaal economische raden over het GEN te formuleren.
14
Ruimtelijke ordening 1. De strategische adviesraad ruimtelijke ordening - onroerend erfgoed (Saro)
tor ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed. Een ande-
De Saro wordt opgericht in het voorontwerp van decreet
gemaakt. Omwille van de maatschappelijke dimensie is
houdende oprichting van de strategische adviesraad
het onaanvaardbaar dat de decretaal geregelde advi-
ruimtelijke ordening - onroerend erfgoed. Omdat de
sering van SERV en MiNa-Raad over het Ruimtelijk
oprichting van de Saro ook wijzigingen inhoudt in ande-
Structuurplan Vlaanderen wordt afgeschaft.
re decreten - meer bepaald voor de adviesprocedures –
Verder pleit de raad voor een duidelijke definiëring in het
werden ook die decreetwijzigingen voorgelegd. Deze
decreet van de middenveldorganisaties en hun aantal die
zijn samengebracht in het voorontwerp van decreet
in de Saro zitting zullen hebben. Het is ook belangrijk dat
houdende decretale aanpassingen binnen het beleidsdomein ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid.
de SERV de mandaten voordraagt die aan de sociale part-
re zaak betreft de maatschappelijke (ruimtelijke) keuzes die via het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden
ners worden toegewezen. Niet onbelangrijk tenslotte is ook een duidelijke verhouding tussen Saro en technische adviescommissies,
De raad formuleerde een advies op 19 oktober 2005.
waaronder Vlacoro. Volgens de raad moet de Saro in alle adviesdossiers het eindadvies geven.
De Saro neemt de beleidsadviesfuncties over van de huidige adviesinstellingen en krijgt de exclusieve opdracht
2. De Vlaamse woonraad
toegewezen om adviezen te verstrekken in beleidsma-
Het voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, past bestaande decreten aan, voornamelijk de Vlaamse wooncode. Deze aanpassing gebeurt binnen het bestuurlijk beleid. Daardoor komt de beleidsvoorbereiding in het departement. De beleidsuitvoering gaat naar het intern verzelfstandigd agentschap Wonen Vlaanderen, het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie RWO en het extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW). Tenslotte gaat de beleidsadvisering naar de strategische adviesraad Vlaamse Woonraad.
tige aangelegenheden rond ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed en wordt verplicht geraadpleegd voor alle belangrijke beleidsbeslissingen. Bijkomend zullen door de bepalingen (artikel 88) in het wijzigingsdecreet de Vlacoro en de Saro exclusief advies geven over het ontwerp Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De adviesrol van de SERV en de MiNa-Raad bij het tot stand komen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt afgeschaft. Het is vooral op die exclusieve rol die de Vlacoro en Saro krijgen voor de advisering van het (ontwerp) Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat de raad scherpe kritiek formuleert. De raad stelt dat die exclusiviteit wel van toe-
In het advies van 9 november 2005 focust de raad op
passing is op de specifieke aangelegenheden als de sec-
de wijziging aangebracht in de Vlaamse wooncode met
Reparatiedecreet ■ Plattelandsontwikkeling
44 als doel de strategische adviesraad - Vlaamse Woonraad
ling van een toekomstvisie dient met het oog op de
- op te richten. De raad vindt het positief dat is rekening
nieuwe plattelandsverordening, de basis te vormen voor
gehouden met een eerder advies van de raad in 2004
het volgende plattelandsontwikkelingsprogramma PDPO
waarin gepleit werd om de woonraad af te splitsen van
2007-2013.
de Saro, wat in eerdere voorstelen niet het geval was. De raad ondersteunt ook de gemengde samenstelling, maar
De raden dringen aan op de continuïteit van het huidi-
de raad vraagt in het decreet wel duidelijkheid over
ge plattelandsontwikkelingsprogramma. De vraag naar
welke organisaties in de Vlaamse woonraad zitting zul-
continuïteit mag voor de raden echter geen belemme-
len hebben, alsook het aantal leden.
ring zijn om bij de uitwerking van een Vlaamse plattelandsstrategie maximaal aandacht te hebben voor ver-
3. Het reparatiedecreet
nieuwing en transitie. Verscheidene studies wijzen
Het reparatiedecreet (Voorontwerp van decreet tot wij-
momenteel op de sterk wijzigende rol van de landbouw
ziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) is een gevolg van rechtspraak en adviezen van de Raad van State. Slechts een handvol gemeenten voldoen bij de deadline op 1 mei 2005 aan de vijf decretale voorwaarden om een autonoom gemeentelijk vergunningsbeleid te voeren. Deze vaststelling op zich noopt tot een wijziging van de deadline. Daarnaast rust op het niet voldoen aan de vijf voorwaarden ook een sanctie die voor het gros van de gemeenten zou gelden.
in onze maatschappij en niet in het minst als structurerend element in de plattelandsgebieden. De raden ondersteunen ook de inbedding van het plattelandsontwikkelingsbeleid in het kader van duurzame ontwikkeling. In die context vragen de raden dat een evenwaardige aandacht voor de sociale, economische en ecologische dimensie van plattelandsontwikkeling, zich niet enkel vertaalt in de doelstellingen maar ook tot uiting komt in de maatregelen en de financiële middelen. De raden stellen ook vast dat in het huidige Europese plattelandsbeleid de problematiek van verstedelijkte plat-
Het reparatiedecreet schrapt het artikel dat stamvoor-
telandsgebieden onvoldoende aan bod komt. De raden
schriften verplicht maakt. In het advies van 9 februari
dringen er op aan dat Vlaanderen op een actieve manier
2005 pleit de raad toch voor een zekere uniformisering
de eigenheid van plattelandsgebieden onder verstede-
van de stedenbouwkundige voorschriften voor de gewes-
lijkingsdruk gaat bepleiten op Europees niveau. De Euro-
telijke RUP, die moeten bovendien doorwerken naar de
pese plattelandsverordening moet voldoende vrijheid bie-
lagere bestuurlijke niveaus.
den opdat Vlaanderen kan inspelen op de belangrijke
De raad betreurt dat de deadline moet verschuiven
kansen en mogelijkheden van het platteland in verste-
omdat de gemeenten er niet op tijd in slagen aan de vijf
delijkte gebieden.
voorwaarden te voldoen.
Tenslotte beklemtonen de raden de belangrijke koppe-
Dit doet aan de ene kant vragen rijzen over het gevoer-
ling tussen het plattelandsbeleid en het gemeenschap-
de ruimtelijke ordeningsbeleid op Vlaams niveau. Aan de
pelijk landbouwbeleid.
andere kant is een bezinning nodig over de modaliteiten van het planningssysteem en de capaciteit die dit bij de gemeenten vergt. De raad dringt er dan ook op aan dat de in de memorie aangekondigde bezinning hierover tot structurele oplossingen leidt, binnen de gestelde periode van twee jaar. Tenslotte is de voorziene afschaffing van de ingebouwde sancties voorbarig en dit schept rechtsonzekerheid voor zonevreemde woningen en bedrijven.
4. Een duurzame strategie voor plattelandsontwikkeling Op vraag van de administratie formuleerden MiNa-Raad en SERV op 24 maart 2005 een gezamenlijk advies over de plattelandsontwikkeling in Vlaanderen voor de volgende planperiode 2007-2013. De raden benadrukken het belang van een strategische aanpak. De ontwikke-
15
Begroting en fiscaliteit 1. Begroting: evalueren en vooruitzien
Daarbij steunde de SERV de intenties van de regering om
De SERV focust ieder jaar twee maal op de Vlaamse
aantal voorwaarden die overigens achteraf niet werden
begroting. In januari neemt de SERV de pas goedgekeurde
vervuld. In het advies van juli 2004 ging de SERV voor
begroting van het lopende jaar (2005) onder de loep. In
2005 uit van een zero beleidsruimte. De begroting die
juli is het tijd voor het eigenlijke begrotingsadvies dat
in januari 2005 werd geëvalueerd heeft die hypothese
kijkt naar de volgende jaren en in het bijzonder naar de
grotendeels bevestigd. Belangrijk vond de SERV in ieder
volgende begroting (2006).
geval dat de regering over de twee begrotingsjaren
de verstrengde HRF-norm maar te aanvaarden onder een
2004 – 2005 heen de Vlaamse begroting in een toestand Het evaluatierapport van januari 2005 kon zich echter
heeft gebracht die vanaf 2006 toelaat om de structu-
niet beperken tot de begroting van 2005. Bijzondere aan-
rele groei van de ontvangsten volledig om te zetten in
dacht moest uitgaan naar wat de nieuwe Vlaamse Rege-
extra beleidsruimte.
ring had gedaan met de belangrijke knelpunten die de
De SERV kon dan ook het januarirapport afsluiten met
uitvoering van de begroting 2004 stelde. De SERV had
een positieve evaluatie.
immers in het advies van juli 2004 een aanduiding gegeven van de vrij substantiële ingrepen die in 2004 nog zou-
Bij de voorbereiding van het advies in juli kon de SERV
den nodig zijn om de begroting in overeenstemming te
voor het eerst gebruik maken van een degelijk uitge-
brengen met de begrotingsnormen. Er was sprake van
werkte meerjarenbegroting die de regering in mei van
een vereiste structurele ingreep van euro 285 mln. In
2005 aan het Vlaams Parlement had meegedeeld. De
januari stelde de SERV dat de regering de gerezen kloof
voorgelegde meerjarenbegroting was echter een tech-
met de begrotingsdoelstellingen voor 2004 had opge-
nisch document, waarin de Vlaamse begroting voor
lost. Daarbij kon ze gebruik maken van extra eenmalige
2006 – 2009 wordt doorgerekend bij toepassing van
ontvangsten. Dergelijke maatregelen zijn volgens de
ongewijzigd beleid. Doortrekken van ongewijzigd beleid
SERV niet aan te bevelen voor de toekomst (in een aan-
en toetsing met de begrotingsdoelstellingen levert een
tal gevallen veroorzaken ze in de toekomst extra uitga-
groeiende beleidsruimte op voor nieuwe initiatieven.
ven), maar gegeven de situatie in 2004 wel te verant-
De invulling van die beleidsruimte was nog niet rond en
woorden. Positief vond de SERV ook dat de hoge
parallel met de voorbereiding van het SERV – advies heeft
onderbenutting van kredieten die in het verleden wel eens
de regering daarover een reeks belangrijke politieke
voorkwam niet werd aangehouden in 2004. Voorts wer-
keuzes gemaakt. De precieze inhoud daarvan was nog
den ook de schulddoelstellingen gerealiseerd.
niet duidelijk bij de opmaak van het advies, wat een
Voor de begroting 2005 toetste de SERV eerst de eigen
beoordeling natuurlijk bemoeilijkte. Verder was er begin
begrotingsvoorstellen voor de komende jaren met de aan-
juli intens overleg tussen de federale regering en de
bevelingen van de Hoge Raad van Financiën (HRF).
deelregeringen over de inspanningen van de deelrege-
Meerjarenbegroting
46 ringen bij de begrotingsdoelstellingen van de geza-
brengen. Die correcties hadden echter in grote mate te
menlijke Belgische overheid. Op 6 juli werd in het bij-
maken met een andere definitie van wat ongewijzigd
zonder aan Vlaanderen een forse verhoging van de
beleid is. De SERV vond immers dat een aantal in het ver-
begrotingsinspanning voor 2005 gevraagd, weliswaar
leden genomen engagementen – waaronder het inno-
gecompenseerd met verminderde inspanningen in de vol-
vatiepact of de groei van de thuiszorg- als ongewijzigd
gende jaren. Naderhand is gebleken dat ook voor 2006
beleid bestempeld moesten worden en niet zoals in de
een dergelijke operatie nodig bleek. De SERV moest
meerjarenbegroting doorgeschoven mochten worden
dan ook bij de opmaak van het begrotingsadvies erg kort
naar de beleidsruimte. De netto beleidsruimte die de
op de bal spelen.
SERV raamde voor 2006 – 2009 was in die hypothesen duidelijk lager dan wat de meerjarenbegroting voorop-
Grote aandacht ging in het advies zelf naar de analyse
zette, een verschil van bijna 1,25 mld. euro gecumu-
van de meerjarenbegroting. De SERV begon met veel
leerd voor de gehele periode. Een groot deel had te
waardering voor het voorgelegde document en sprak de
maken met een verschillende definitie van ongewijzigd
hoop uit dat het ook effectief zou gebruikt worden als
beleid. Maar toch is enige voorzichtigheid geboden bij
een beleidsinstrument om in het bijzonder de transpa-
de invulling van de netto beleidsruimte. Voor 2006 zelf
rantie van de begroting te verhogen. Toch had de SERV
ging de SERV ervan uit dat rekening houdend met een
ook bedenkingen die bij de resultaten van de meerja-
aantal genomen beslissingen er geen beleidsruimte
renbegroting enige nuances aanbrachten. Langs de zijde
meer zou beschikbaar zijn.
van de ontvangsten hield de SERV toch rekening met wat groei in 2005 duidelijk werd en ook via het mechanis-
2. Fiscale maatregelen van de Vlaamse Regering in 2005
me van de financieringswet gevolgen heeft voor de vol-
De regering heeft in 2005 enkele fiscale maatregelen ter
gende jaren. Aan de andere kant is vanaf 2005 de uit-
advies voorgelegd. De SERV adviseerde over de invoe-
gesproken hogere dynamiek van de gewestbelastingen
ring van een fiscale definitie voor lichte vrachtwagens.
erg opvallend en overigens ook in de loop van de meest
Over de voorgenomen korting op de personenbelasting
recente maanden bevestigd. Ook langs de uitgavenzij-
konden de sociale partners geen unaniem advies berei-
de meende de SERV wat correcties te moeten aan-
ken.
minder groei, vooral omdat ondertussen de tegenvallende
16
Welzijn
Binnen het domein welzijn gaf de SERV in 2005 advies
gevolgen hebben als zorgbehoevendheid zich voor-
over onder meer het adoptiedecreet, het Vlaams Agent-
doet.
schap Geestelijke Gezondheidszorg, VIPA, ...
Vooral voor financieel mindervermogenden, die bovendien vaak minder vertrouwd zijn met administratie-
Belangrijk was het standpunt van de SERV om het stel-
ve plichtplegingen en bijgevolg niet per definitie te
sel van de Vlaamse zorgverzekering maximaal toegan-
kwader trouw handelen, kan de opgelopen schorsing
kelijk te maken via een regularisatiemechanisme. Aan-
of wachttijd bijzonder zwaar doorwegen. De gederf-
geslotenen bij de Vlaamse zorgverzekering die hun
de tegemoetkoming kan immers vlug oplopen tot
bijdragen geheel of gedeeltelijk niet betaald hebben, of
een niet onaanzienlijke fractie van het jaarbudget
voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, personen die
van betrokkenen.
zich niet hebben aangesloten, krijgen voorlopig nog de kans zich zonder verdere sanctie correct aan te sluiten
De SERV meent dat de geboden regularisatiemogelijk-
bij het stelsel. Daarvoor moet de betrokkene alle open-
heid hoe dan ook dient geflankeerd te worden met sen-
staande bijdragen betalen.
sibiliseringsacties zodat personen die tot nu toe een betalingsachterstand opliepen zich ook effectief in regel
De SERV onderlijnde hierbij twee voorwaarden:
stellen. De SERV kan zich aansluiten bij de invoering van
1. Iedereen die zich moet aansluiten bij een zorgkas
een administratieve geldboete en meent dat dit meer
moet deze verplichting ook nakomen.
effect heeft op de naleving van de bijdrageplicht dan de
Diegenen die de aansluitingsplicht verzuimen moe-
huidige regeling.
ten volgens de geldende procedures ambtshalve aangesloten worden bij de Vlaamse zorgkas. Een sluitend controlemechanisme screent permanent wie niet of niet correct bij de Vlaamse zorgverzekering is aangesloten, bijvoorbeeld door een dubbele aansluiting. De SERV vraagt inspanningen (ondermeer voor informatica) te leveren om dit sluitend mechanisme te ontwikkelen. 2. De leden moeten de verschuldigde bijdragen tijdig betalen. Immers, de sanctie op het verzuim van de verplichting - met name een opschorting van de uitvoering van de tenlastenemingen met vier maanden voor elk jaar dat een aangeslotene in gebreke bleef - kan ingrijpende
17 Jeugd
De SERV bracht op 14 oktober 2005 advies uit over het
in het Pact van Vilvoorde. Voor de SERV is het vanzelf-
voorontwerp van het tweede Vlaams Jeugdbeleidsplan
sprekend dat in het Jeugdbeleidsplan alle relevante
2006-2009.
doelstellingen uit het Pact van Vilvoorde worden uitgevoerd.
De SERV onderschrijft de taken van het Vlaamse jeugdbeleid waartoe het Jeugdbeleidsplan 2006-2009 een bij-
De SERV is nader ingegaan op de domeinen vrijwilli-
drage levert. Het beoogde jeugdbeleid wil bijdragen tot
gerswerk, mobiliteit, werkgelegenheid en onderwijs,
de optimale participatie, ontplooiing en ontwikkeling
altijd in relatie tot de doelgroep.
van alle kinderen en jongeren, zowel als individuen als in formele en informele groepen. Het besteedt bijzondere aandacht aan maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid. De SERV wijst erop dat het aangewezen kan zijn in het jeugdbeleid aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen (ondermeer allochtonen, gehandicapten, kortgeschoolden). Het voorgestelde Vlaamse jeugdbeleid is categoriaal opgevat en doorkruist als zodanig meerdere beleidsdomeinen en raakt meerdere bestuurlijke niveaus. Dit categoriale Jeugdbeleidsplan vergt nog vele confrontaties met andere sectoren en niveaus. Daarom moet de dynamiek bewaakt worden zodat het uiteindelijke plan voldoende stuurt maar ook visie en pragmatisme verenigt. De SERV dringt erop aan dat voor alle beleidsmaatregelen binnen alle domeinen een toets wordt voorzien voor de weerslag op de doelgroep. De SERV onderstreept het belang om het voorgelegde Jeugdbeleidsplan te kaderen in een bredere Europese context. Hierbij is het Europees Pact voor de Jeugd voor de hand liggend, maar ook de herijkte Lissabonstrategie. Voor Vlaanderen krijgt de Lissabonstrategie een vertaling
18
Media
De SERV gaf op 13 juli advies over de beheersovereen-
(Vlaams Commissariaat voor de Media, Vlaamse Geschil-
komst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VRT voor
lenraad, Vlaamse Kijk- en Luisterraad) worden geïnte-
de periode 2007-2011.
greerd in de Vlaamse Regulator voor de Media.
Voor de SERV is het essentieel dat de openbare omroep
De SERV ondersteunt ook het voornemen van de Vlaam-
originaliteit en kwaliteit brengt naar vorm en inhoud
se Regering om binnen de VRT te komen tot een grotere
binnen een brede programmatie (informatie en duiding,
financiële transparantie en evenwichtige bestuursver-
cultuur, educatie en ontspanning). Dit brede aanbod
houdingen. De Vlaamse Regering heeft een bevoegd-
moet universeel toegankelijk zijn. De openbare televi-
heidsverdeling tussen de raad van bestuur en de gede-
sieomroep mag niet verschrompelen tot een nichezen-
legeerd bestuurder van de VRT voorgesteld die kan
der. Themakanalen mogen geen parkeerplaatsen worden
bijdragen tot evenwichtige bestuursverhoudingen, zon-
voor kerntaken. De uitdaging voor de VRT-televisie
der dat de operationele slagkracht van de VRT in het
bestaat erin om meer kwaliteit te brengen in informatie
gedrang komt. De SERV gaat er principieel van uit dat
en duiding. Hierbij moeten alle thema’s, waaronder ook
tussen de Raad van bestuur en de VRT-directie gestreefd
sociaal-economische, met de nodige grondigheid en
wordt naar een maximale overeenstemmende zienswij-
evenwichtigheid in beeld gebracht worden. De huidige
ze, niet in het minst in strategische aangelegenheden.
performantiemaatstaf voor duidings- en informatieprogramma’s op televisie werkt vervlakkend en heeft ongewenste effecten op de wijze waarop informatie en duiding op televisie komen. De sociaal-economische component moet gedifferentieerd en genuanceerd aan bod komen in de mainstreamprogrammatie van de openbare omroep. Daarnaast moet de VRT in samenwerking met de SERV een kwalitatief hoogstaand sociaal-economisch televisieprogramma realiseren. Dit programma wordt best gemaakt door VRT-journalisten. De SERV sluit zich aan bij de oprichting van een Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). De nieuwe instelling zal instaan voor het toezicht en de naleving van de mediareglementering en voor het afleveren dan wel adviseren van omroeperkenningen en –vergunningen. De bestaande instanties voor het Vlaamse mediatoezicht
19
Internationaal 1. Internationale missie
samenwerking vastgelegd. Vervolgens was er een ont-
De SERV stuurde in 2005 de internationale missie bij op
moetingsronde met de Bulgaarse sociale partners op het
basis van de buitenlandse ervaringen van de afgelopen
verantwoordelijke Ministerie in Sofia. Uiteindelijk werd
vijf jaar. De herziene internationale missie draagt als titel
de Twinning Convenant pas goedgekeurd in december
Een open visie op de wereld. De SERV en de sociale partners gaan niet aan de zijlijn staan maar delen de mening van de Vlaamse Regering en van de Internationale Arbeidsorganisatie dat welvaart en economische groei het meest baat hebben bij harmonieuze sociale verhoudingen. Daarom wil de SERV het Vlaamse overlegmodel helpen uitdragen en zich sterker profileren en engageren in internationale projecten en partnerschappen. De Vlaamse sociale partners zijn overtuigd van internationale samenwerking en van uitwisseling van knowhow.
2005, de politieke verkiezingen en de vele administratieve procedures zijn hier allicht niet vreemd aan… Uiteraard geeft de SERV ook aanbevelingen en adviezen over de omzetting en impact van Europese regelgeving voor Vlaanderen. Dit komt aan bod bij de betreffende beleidsdomeinen.
3. Internationale Arbeidsorganisatie De bevoorrechte partner van de SERV op multilateraal gebied is de Internationale Arbeidsorganisatie: zowel het
2. Europese Unie
hoofdcentrum in Genève als het opleidingscentrum in
In 2005 werkte de SERV verder aan de uitbouw van het
Turijn.
netwerk met de Europese instellingen.
Het SERV-secretariaat nam deel aan verschillende ini-
Er waren contacten met het Economisch en Sociaal
tiatieven van de IAO zoals de 92ste IAO-conferentie in
Comité, met het Comité van de Regio’s en met ver-
Genève en de vierjaarlijkse regionale conferentie Euro-
schillende vertegenwoordigingen van Europese regio’s.
pa in Boedapest. Het thema van deze laatste conferentie was de grote uit-
De focus van de Europese werking van de SERV in 2005
daging door de globalisering, voor migratie en werkze-
lag op de voorbereiding van het PHARE project. In 2004
kerheid in Europa en Centraal-Azië.
was de SERV geselecteerd als junior partner in een
Op 26 mei 2005 was het dagelijks bestuur van de SERV
PHARE Twinning project met Bulgarije. In 2005 kwam
uitgenodigd om deel te nemen aan een high level IAO-
de voorbereiding van dit project op gang en in 2006 zal
EU symposium over de sociale dimensie van de vrij-
het voorgoed van start gaan. De SERV was actief betrok-
handel. Dit seminarie had de bedoeling de beide inter-
ken bij de eerste stappen. Zo organiseerde het SERV-
nationale instellingen bij elkaar te brengen samen met
secretariaat een kennismakingsronde met de Noord-
de andere spelers: sociale partners en civiele organisaties.
Ierse en de Engelse partners in het Vlaams huis te
In de marge van dit symposium was er een ontvangst en
Londen. Daar werd de eerste basis voor de verdere
rondleiding in het IAO-opleidingscentrum in Turijn.
51 Er waren gesprekken met de verschillende afdelingen
sabonstrategie met name onderwijs en arbeidsmarkt en
maar vooral met de sectie sociaal overleg en met de
duurzame ontwikkeling. In de voormiddag kwamen de
woordvoerders van de werkgevers- en werknemers-
visies van de sociale partners en de bevoegde ministers
groepen van de IAO. Er werd afgesproken de samen-
en staatssecretarissen aan bod. In de namiddag werden
werking met de SERV en de verschillende samenstellende
twee werkgroepen georganiseerd. In de eerste werk-
organisaties verder te verdiepen.
groep was er het verhaal over Slimmer werken in Neder-
Nieuwe projecten waaraan de SERV participeert werden
land en het erkennen van verworven competenties in
aangekondigd: onder andere een opleidingsproject voor
Vlaanderen. In de werkgroep over duurzaamheid bestu-
de bevordering van het sociaal overleg in Oekraïne. In
deerde men het innovatie- en transitiebeleid voor milieu
oktober 2005 werd het project met Oekraïne goedge-
en energie in beide regio’s.
keurd door de Vlaamse Regering. In 2006 zal dit starTwee van de vorige projecten waarbij de SERV als tech-
5. Ontvangst van buitenlandse delegaties
nische partner optrad, kregen in een assessmentrapport
In april 2005 was er een vakbondsdelegatie van Griek-
een ruime voldoende. De doorlichting greep plaats in sep-
se en Turkse Cyprioten op bezoek. Zij kregen een toe-
tember 2005 en gaat na of en welk elan er na een zeke-
lichting over de staatshervorming en de manier waarop
re periode nog overblijft van de trainingen.
in Vlaanderen het sociaal-economisch overleg is geor-
ten.
ganiseerd.
4. SER-SERV studiedag in Brussel
In mei waren de Chinezen aan de beurt. Deze kwamen
Om de twee jaar organiseren de Sociaal-Economische-
van het Chinese ministerie van Arbeid en Sociale zaken
Raad van Vlaanderen (SERV) en de Nederlandse Soci-
en van de regionale tewerkstellingsagentschappen.
aal-Economische Raad (SER) samen een studiedag.
In september was er twee maal bezoek van de werkge-
In 2005 was het de beurt aan de SERV om in te staan
versorganisaties van de Balkan en van Centraal- en
voor de organisatie en de locatie. Op 2 juni had deze
Oost-Europa. Zij wilden graag weten hoe Vlaanderen
plaats in het Vlaams Parlement rond de Lissabonstra-
de sociale partners betrekt bij de uitvoering van het
tegie. De studiedag focuste op twee pijlers uit de Lis-
Europese structuurbeleid.
voor een VDAB project en bestonden uit afgevaardigden
20
Sectorconvenants 2005 was een belangrijk (overgangs)jaar voor de proto-
VDAB, VIZO en SERV zijn betrokken partners.
cols van samenwerking of sectorconvenants afgesloten tussen de Vlaamse Regering en sectoren. Het algemene
Bij de start van de convenants kreeg de SERV de coör-
doel van de convenants was en is een grotere afstemming
dinatie van drie thematische netwerken van sectorcon-
bereiken tussen het arbeidsmarktbeleid van de Vlaam-
sulenten als opdracht. Op 1 mei 2004 kwam een extra
se overheid en de inspanningen van sectoren op het vlak
medewerker netwerken in dienst om dit te realiseren.
van onderwijs, van vorming en tewerkstelling voor werkenden en werkzoekenden en van diversiteit. Het aan-
De drie netwerken hebben als thema’s: betere aansluiting
treden van een nieuwe Vlaamse Regering en een Minis-
tussen onderwijs en arbeidsmarkt (bruggen tussen leren
ter die zowel bevoegd is voor onderwijs als voor werk, gaf
en werken), leven lang leren (bruggen naar werk) en
aanleiding tot de opmaak van een nieuwe modelconve-
diversiteit. Er vonden elf netwerkbijeenkomsten plaats en
nant. Deze focust nog sterker op deze drie thema’s.
verschillende ad hoc werkgroepen o.a. over kwaliteitszorg. Ook in 2005 waren op elk netwerk gemiddeld achttien sec-
In de loop van 2005 werden vervroegd onderhandelin-
toren vertegenwoordigd naast vertegenwoordigers van
gen aangevat met de meeste sectoren om de overstap
de administratie Werkgelegenheid, de Dienst Beroeps-
te zetten naar het nieuwe modelconvenant. Zeker het
opleiding (DBO) en het ESF - Agentschap.
invullen van de diversiteitstoets en het werken met zo concreet mogelijke streefcijfers was voor de onderhan-
Het uitwisselen van ervaring en het geven van informatie
delaars van de sectoren niet altijd vanzelfsprekend.
blijven de belangrijkste opdrachten van de netwerken.
Eventuele knelpunten kunnen sectoren voorleggen op
In 2005 kwamen onder meer volgende thema’s aan
klankbordgroepen, met vertegenwoordigers van ver-
bod: Titels van beroepsbekwaamheid, werkervaring in het
schillende ministers en administraties. Deze klank-
deeltijds onderwijs, cases rond competentiemanage-
bordgroepen kwamen in 2005 (nog) niet van de grond.
ment, beleidsnota’s werk en onderwijs, stages, Janusproject, Accent op Talent, voorstelling Forum Etnisch-cul-
Er werden in 2005 geen nieuwe convenants afgesloten,
turele minderheden, VESOC actieplan EAD, jobcoaching,
wat maakt dat het aantal op 25 blijft. Wel werden er
diversiteitsplannen in de praktijk, strategisch oplei-
onderhandelingen gestart met de sector van de verhui-
dingsbeleid en loopbaanplanning, plan geletterdheid,
zers en kregen enkele sectoren toezegging voor een extra
de lerende organisatie, Centra voor Leren & Werken,
consulent. Dit brengt het aantal sectorconsulenten eind
diversiteitstoets, ….
2005 op 97,5 (2003: 79,5 – 2004: 94,5). Per consulent voorziet de overheid een toelage van 51.000 euro. De
In het najaar van 2005 werd een eerste gezamenlijk ini-
verantwoordelijkheid voor de opvolging en de evaluatie van
tiatief op de rails gezet namelijk een sectorenbeurs
de convenants ligt bij de administratie Werkgelegenheid;
voor leerkrachten die plaatsvindt begin 2006.
21
Sectorcommissies Elke sectorcommissie bestaat uit twintig vertegen-
vervoer werd gelegd. De ontwerptekst werd echter niet
woordigers van de representatieve Vlaamse sociale
besproken in de voltallige sectorcommissie en heeft
partners uit de betrokken sector. Tien leden vertegen-
niet geleid tot de publicatie van een officieel standpunt.
woordigen de Vlaamse werkgeversorganisaties. Tien
Dit omdat de verschillende organisaties vertegenwoor-
leden vertegenwoordigen de Vlaamse werknemersor-
digd in de sectorcommissie, konden deelnemen aan en
ganisaties. Het voorzitterschap en het dagelijks bestuur
een inbreng doen in het maatschappelijk debat over
volgen dezelfde methode als bij de SERV. Jaarlijks wordt
betalen voor infrastructuur dat door de SERV werd
de vertegenwoordiger van een andere organisatie respec-
georganiseerd. De standpunten en bekommernissen van
tievelijk voorzitter of ondervoorzitter van de sector-
de organisaties die vanuit de sectorcommissie aan het
commissie en van het dagelijks bestuur. De voorzitter en
debat hebben deelgenomen, werden opgenomen in het
ondervoorzitter mogen nooit tegelijk uit de werkge-
eindverslag van het maatschappelijk debat.
vers- of werknemershoek komen.
1.2. Bijeenkomsten
1. Sectorcommissie Goederenvervoer
Het dagelijks bestuur kwam bijeen op: ■ 7 april 2005
De sectorcommissie Goederenvervoer werd opgericht op 29 april 1991. Binnen deze commissie gebeurt het soci-
2. Sectorcommissie Hout en Bouw
aal overleg over alles wat verband houdt met het goe-
De sectorcommissie Hout en Bouw werd opgericht op 26
derenvervoer in Vlaanderen: het goederenvervoer over
maart 1997. Deze commissie formuleert aanbevelingen
de weg, per spoor, via de binnenscheepvaart, de lucht-
en adviezen van de bouw- en houtsector.
vaart en het maritiem vervoer.
2.1. Activiteiten 1.1. Activiteiten
De werkgroep bouw heeft in 2005 het actieplan in uit-
Het dagelijks bestuur van de sectorcommissie Goede-
voering van het Vlaams sectorconvenant van nabij opge-
renvervoer wilde in het debat over de aanrekening van
volgd (aansturing sectorconsulenten, arbeidsmarkt-
kosten voor het gebruik van de wegeninfrastructuur
analyse,..) en op basis van een evaluatie van de aflopende
niet aan de kant blijven. Omdat de impact van een
convenantperiode de herijking en verlenging van het
wegenvignet of ander prijsinstrument op de logistiek in
convenant voorbereid. Daarnaast werd geïnvesteerd in
onze regio en de transportsector in het algemeen, niet
een samenwerking met de VDAB ondermeer voor een
mag worden verwaarloosd, wilde het dagelijks bestuur
sectorale screening van niet-werkende werkzoekenden.
van de commissie proactief inspelen op mogelijke ini-
Met de SERV werden afspraken gemaakt over de ont-
tiatieven vanuit het beleid en werd een ontwerpstand-
wikkeling van titels voor beroepsbekwaamheid voor de
punt voorbereid waarbij de focus vooral op het vracht-
bouwsector, met name industrieel schilder en toren-
54 kraanbestuurder. De werkgroep bouw begeleidt daarnaast
mede van ander transportmateriaal, de kunststofver-
als deskundigengroep het onderzoek van STV-Innovatie
werking inclusief de nieuwe materialen.
& Arbeid naar werkstress in de bouwsector. De werkgroep heeft ook de bijeenkomst van het VBOC van 18 januari
3.1. Bijeenkomsten
2006 voorbereid.
De sectorcommissie Metaal- en Technologische Industrie kwam in 2005 niet bijeen.
2.2. Bijeenkomsten De sectorcommissie Hout en Bouw kwam in 2005 niet samen, het dagelijks bestuur evenmin.
4. Sectorcommissie Textiel en Confectie De sectorcommissie Textiel en Confectie werd opge-
De werkgroep bouw van de sectorcommissie Hout en
richt op 29 april 1991. Binnen deze commissie gebeurt
Bouw kwam samen op:
het sociaal overleg over alles wat verband houdt met tex-
■
31 januari
tiel en confectie in Vlaanderen: de bewerking of ver-
■
14 maart
werking van textielstoffen in de diverse stadia van het
■
29 april
omvormings- of veredelingsproces, de productie van
■
28 juni
textielvezels voor scheikundige procédés, het roten en
■
23 augustus
zwingelen van vlas, de confectie en maatwerk van alle
■
3 oktober
artikelen in textielstoffen en de fabricage, de confectie
■
21 oktober
of de omvorming van bestanddelen of van kledingtoe-
■
8 november
behoren inclusief het verven of reinigen ervan.
■
10 november
■
22 november
4.1. Bijeenkomsten
■
14 december
De sectorcommissie Textiel en Confectie kwam in 2005 niet bijeen.
3. Sectorcommissie Metaal- en Technologische Industrie De sectorcommissie Metaalverwerking is opgericht op
5. Sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg
29 april 1991.
De sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg werd
In de loop van 2000-2001 heeft de sectorcommissie
opgericht op 21 april 1994. Binnen deze commissie
een dossier voorbereid om de titulatuur en bevoegd-
gebeurt het sociaal overleg over alles wat verband
heidsomschrijving te wijzigen. Dit initiatief werd geïn-
houdt met de welzijns- en gezondheidszorg in Vlaande-
spireerd vanuit de vaststelling dat de geldende titel en
ren: onderdelen van het gezondheidsbeleid, de bijstand
bevoegdheidsomschrijving niet langer de lading dek-
aan personen, het onthaal en de integratie van inwijke-
ten van de sector, zowel organisatorisch als ratione
lingen, het bejaardenbeleid en de jeugdbescherming.
materiae. Dit initiatief mondde uit in een besluit van de Vlaamse
5.1. Bijeenkomsten
Regering van 14 december 2001 (B. S. 1 februari 2002)
De sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg kwam
waarbij de artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaam-
in 2005 niet bijeen.
se Regering van 19 september 1990 tot uitvoering van artikel 7bis van het decreet van 27 juni 1985 op de
6. Sectorcommissie Toerisme
SERV, worden gewijzigd.
De sectorcommissie Toerisme werd opgericht op 31
Sindsdien gaat de sectorcommissie door het leven onder
oktober 2001. Deze commissie heeft als opdracht het
de benaming sectorcommissie Metaal- en Technologische
sociaal overleg binnen de sector Toerisme op gang bren-
Industrie. Binnen deze commissie gebeurt het sociaal
gen. De bedrijfstakken binnen dit sociaal overleg zijn erg
overleg over alles wat verband houdt met volgende
verscheiden: de logiesverstrekkende bedrijven, de res-
domeinen: metalen en materialen, de eerste metaal-
taurants en cafés, de vermaak- en recreatiebedrijven, de
verwerking, de ijzer- en staalproductie, de metaalpro-
kantoren die organiseren, verkopen en/of bemiddelen
ducten, de metaalbouw inclusief montageactiviteiten, de
(reisbureaus, touroperators,…) en het personenvervoer.
machinebouw, de productie van defensie- en veiligheidsmateriaal, van elektrotechniek en elektronica, van
6.1. Activiteiten
informatie- en communicatietechnologie, de vervaar-
In 2005 heeft de commissie twee adviezen afgeleverd
diging van automobiel-, lucht- en ruimtevaartuigen als-
bij de Minister van Toerisme: een advies over de koppeling
55 tussen toerisme en buitenlands beleid en een advies over
Het sectorconvenant toerisme werd in november 2005
de toepassing van administratieve vereenvoudiging in het
verlengd voor een periode van acht maanden. Zowel
toeristische beleid. Deze twee thema’s waren overigens
het convenant als het actieplan werd aangepast naar een
al belangrijke aandachtspunten in een memorandum
meer realistisch werkprogramma, dat rekening houdt met
van de commissie van 2004.
de specificiteit van de sector toerisme. De verlenging stelt
In het advies buitenlands beleid ging de aandacht voor-
de sectorconsulent in staat het analyserapport over de
al naar een betere strategie in de buitenlandse promo-
werking van de sectorcommissie af te werken en voor
tie van Vlaanderen als toeristische bestemming. De
te stellen. Anderzijds verwoordt het convenant de nood-
commissie stelt enkele knelpunten vast in het promo-
zaak om ook in de toeristische sector aandacht te schen-
tiebeleid en betreurt dat het uitvoerend orgaan (Toerisme
ken aan diversiteit, levenslang leren en de afstemming
Vlaanderen) geen uitgebouwd strategisch plan volgt.
onderwijs- arbeidsmarkt. Het actieplan benadrukt de
De informatie stroomt niet genoeg door naar de priva-
verzameling van gegevens voor deze aspecten van
te sector toerisme, groepstoerisme kan prominenter
tewerkstelling in de toeristische sector.
aanwezig zijn en het Vlaamse promotiebeleid bezit geen goede positie op de verre niet-Europese markten. Het
6.2. Bijeenkomsten
advies somt enkele strategische en operationele aan-
De commissie kwam bijeen op:
dachtspunten op om deze problemen weg te werken.
■
11 januari
■
24 januari
Het advies administratieve vereenvoudiging rappor-
■
3 maart
teert de bevraging bij de sectorcommissie Toerisme
■
24 maart
over knelpunten in de regelgeving voor de toeristische sector. De commissie stelt vast dat de meeste problemen
Het dagelijks bestuur vergaderde op:
federaal aangepakt moeten worden. De vertegenwoor-
■
11 januari
digers ondervinden geen moeilijkheden in de regelgeving
■
24 januari
voor subsidieaanvragen en vergunningen voor de toe-
■
12 mei
ristische sector.
■
22 juni
■
26 augustus
In mei 2005 legde de Minister een nieuwe adviesvraag
■
12 september
voor aan de commissie, over de aanpak van het cul-
■
9 december
tuurtoerisme. De centrale vraag luidde: hoe kan een wederzijdse win-win-situatie tussen de culturele sector en de toeristische sector tot stand gebracht worden? Binnen het dagelijks bestuur van de commissie is dit advies in de loop van 2005 grondig voorbereid. Het advies wordt uitgebracht in 2006. Bijzondere aandacht is dit jaar uitgegaan naar het sectorconvenant dat de Vlaamse Regering eind 2004 met vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur van de sectorcommissie heeft afgesloten. Door dit convenant kon vanaf juli 2005 een sectorconsulent aan de slag gaan bij de SERV. Het actieplan stelde een analyse van de werking van de sectorcommissie Toerisme voorop, als eerste en voornaamste taak van de sectorconsulent. Een mondelinge bevraging van de leden van de commissie en van externe toerismedeskundigen geeft een beeld van de verschillende problemen en oplossingen over de werking van de commissie. Zo werd de samenstelling van de commissie onderzocht, de thema’s die er aan bod komen, maar ook de rol van de commissie op dit ogenblik en in de toekomst. Het rapport wordt voorgesteld in 2006.
22
Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling 1. Adviescommissie
De bureaus worden in beginsel erkend voor onbepaalde
In Vlaanderen zijn er tal van ondernemingen actief in de
duur. Indien er n.a.v. het onderzoek van de erkennings-
arbeidsbemiddeling: uitzendbureaus, wervings- en selec-
aanvraag van een bureau in de commissie enige twijfel
tiebureaus, outplacementbureaus, impresario’s, sport-
bestaat rond de naleving van aspecten van de regelge-
makelaars, … .
ving, kan de commissie een erkenning van beperkte
De privé-ondernemingen die in Vlaanderen arbeidsbe-
duur voorstellen. In de praktijk gaat het hierbij altijd om
middelingsactiviteiten willen uitoefenen moeten hiertoe
erkenningen voor één jaar. In 2005 heeft de commissie
– op grond van het decreet van 13 april 1999 – door de
voor vijf bureaus (waarvan vier uitzendbureaus) een
bevoegde Vlaamse Minister erkend worden.
erkenning voor één jaar voorgesteld. Na verloop van
Ook in Wallonië en in Brussel is er een erkenningsrege-
dit jaar kan – als blijkt dat de betrokken bureaus de
ling.
regelgeving correct naleven – deze erkenning voor één
Bedoeling van deze gewestelijke erkenningsregelingen
jaar overgaan in een erkenning voor onbepaalde duur.
is de arbeidsbemiddelingssector doorzichtig te houden en vooral ook controle mogelijk te maken en aldus de
Eind 2005 beschikten 736 bureaus over een algemene
rechten van de werkzoekenden/werknemers maximaal
erkenning voor private arbeidsbemiddeling.
te beschermen.
Deze erkenning is vereist om aan werving en selectie voor gewone, vaste jobs te doen. Sinds het decreet van 13 april
De adviescommissie adviseert de Vlaamse Minister
1999 worden bureaus die een aanvraag doen voor een
bevoegd voor werkgelegenheid over de erkenning of de
bemiddelingsactiviteit waarvoor een aparte erkenning
intrekking van de erkenning van private arbeidsbemid-
vereist is, automatisch ook erkend als bureau voor pri-
delingsbureaus.
vate arbeidsbemiddeling.
Van bureaus die de sociale regelgeving niet naleven,
Eind 2005 beschikten 119 bureaus over een erkenning om
kan – indien het om ernstige en/of herhaalde overtre-
(algemene) uitzendactiviteiten in Vlaanderen te ver-
dingen gaat – op voorstel van de adviescommissie de
richten; waren er 101 bureaus erkend om outplacement-
erkenning ingetrokken worden.
activiteiten te verrichten; waren er 85 bureaus erkend om aan arbeidsbemiddeling van betaalde sportbeoefenaars
Eind 2005 waren er 862 bureaus erkend om arbeids-
te doen en waren er 220 bureaus erkend om schouw-
bemiddelingsactiviteiten in Vlaanderen te verrichten. Heel
spelartiesten te bemiddelen. Verder waren er in Vlaan-
wat bureaus zijn erkend voor meerdere vormen van
deren twaalf bureaus die een erkenning hebben voor
arbeidsbemiddeling. Aan de 862 erkende bureaus wer-
het verrichten van uitzendactiviteiten in de bouwsec-
den er 1.285 erkenningen toegestaan.
tor. Uitzendactiviteiten in de bouw mogen niet gecombineerd worden met uitzendactiviteiten in andere sectoren.
Erkenningsaanvragen
57 Sinds 2003 is er ook een afzonderlijke erkenning inge-
Door 27 firma’s of natuurlijke personen werd een erken-
steld voor uitzendactiviteiten in de artistieke sector.
ning aangevraagd om schouwspelartiesten (zangers;
Hiervoor waren er eind 2005 twaalf bureaus erkend.
acteurs; …) te bemiddeling en vier sportmakelaars hebben een erkenning gevraagd.
2. Activiteiten in 2005
Er waren in 2005 twee erkenningsaanvragen voor uit-
In 2005 waren er tien bijeenkomsten van de advies-
zendactiviteiten in de bouwsector (Paritair Comité 124).
commissie. Er werden door de commissie 104 adviezen uitgebracht.
In 2005 heeft de adviescommissie de intrekking voor-
In 2005 werden er 36 hoorzittingen gehouden met de
gesteld van de erkenning van twee bureaus: een uit-
vertegenwoordiger(s) van bureaus, waarvan achttien
zendbureau en een wervings- en selectiebureau.
n.a.v. het indienen van een nieuwe erkenningsaanvraag.
Beide erkenningen werden ingetrokken door de bevoegde Vlaamse Minister.
Er werden in 2005 door de adviescommissie 97 nieuwe
Verder werd door de adviescommissie negatief advies
erkenningsaanvragen geadviseerd. Verder waren er
uitgebracht over twee erkenningsaanvragen omdat niet
zeven uitbreidingsaanvragen van bureaus die al voor
voldaan was aan de erkenningsvoorwaarden.
bepaalde bemiddelingsactiviteiten erkend waren en die ook andere bemiddelingsactiviteiten willen verrichten.
Alle adviezen in 2005 werden door de adviescommissie
Van de bureaus die in 2005 een nieuwe erkenning heb-
bij eenparigheid uitgebracht. Alle adviezen werden ook
ben gevraagd, waren er elf die – naast de algemene
gevolgd door de bevoegde Vlaamse Minister.
erkenning voor arbeidsbemiddeling (cf. supra) – ook uitzendactiviteiten willen verrichten en dertien die ook
In 2005 werd(en) de erkenning(en) geschrapt van 37
outplacementactiviteiten willen verrichten.
bureaus wegens stopzetting van de arbeidsbemiddelingsactiviteiten.
23
Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds 1. Herplaatsingsfonds
vanuit het Herplaatsingsfonds.
Het Herplaatsingsfonds – opgericht bij decreet van 18 mei
De begeleidingscommissie brengt advies uit over:
1999 – heeft als doel outplacementbegeleiding vanuit
■
Vlaamse overheidsmiddelen te betalen voor werknemers die werkloos geworden zijn in een onderneming of
vraag; ■
vzw die zelf niet meer over de financiële middelen
de bepaling van de categorieën van ex-werknemers die bij voorrang in aanmerking komen gelet op de toe-
beschikt om deze begeleiding te financieren. Aanvankelijk was het toepassingsgebied beperkt tot
de ontvankelijkheid en gegrondheid van de aan-
stand op de arbeidsmarkt; ■
het aantal ex-werknemers dat in aanmerking komt
werknemers die werkloos geworden zijn door het fail-
voor een gewone of voor een verhoogde tegemoet-
lissement van een onderneming of van de gerechtelijke
koming;
ontbinding van een vzw wegens kennelijke staat van
■
specifiek voor ondernemingen in moeilijkheden, de
onvermogen.
bewijsstukken die worden voorgelegd om aan te
In 2003 werd dit toepassingsgebied uitgebreid tot de ex-
tonen dat de onderneming zelf onvoldoende finan-
werknemers van ondernemingen waaraan een gerech-
ciële middelen heeft om de outplacementbegeleiding
telijk akkoord is toegestaan en de ex-werknemers van
te financieren.
ondernemingen in moeilijkheden. Deze laatste onder-
Een stuurgroep binnen de betrokken onderneming of vzw
nemingen moeten het bewijs leveren dat ze onvoldoen-
duidt de ex-werknemers aan die – binnen de toegeken-
de financiële middelen hebben om zelf de outplace-
de enveloppe – in aanmerking komen voor de outplace-
mentbegeleiding te financieren.
mentbegeleiding.
De tegemoetkoming vanuit het Herplaatsingsfonds
De bureaus die de outplacementbegeleiding verstrekken,
bedraagt € 2.220,81 per ex-werknemer die begeleiding
rapporteren over de resultaten van deze begeleiding
krijgt.
bij de begeleidingscommissie.
Voor de moeilijkst herplaatsbare ex-werknemers kan er een verhoogde tegemoetkoming van € 4.441,63 wor-
2. Activiteiten in 2005
den toegekend. Dit laatste kan maar voor maximum
De begeleidingscommissie heeft in 2005 56 aanvra-
20% van de begeleide ex-werknemers van een onder-
gen voor tegemoetkoming geadviseerd, tegenover 72
neming of vzw. De verhoogde tegemoetkoming wordt toe-
aanvragen in 2004.
gekend voor ex-werknemers die om- en bijscholing nodig hebben om opnieuw aan werk te geraken.
Voor alle ingediende aanvraagdossiers werd door de begeleidingscommissie voorgesteld om de gevraagde
De begeleidingscommissie van het Herplaatsingsfonds
tegemoetkomingen (inclusief de verhoogde tegemoet-
geeft de Vlaamse Minister bevoegd voor Werkgelegen-
komingen) toe te staan.
heid advies over de aanvragen tot tegemoetkoming
De aanvragen tot tegemoetkoming die in 2005 werden
Aanvragen Herplaatsingsfonds
59 ingediend hadden betrekking op 1.713 gewone tege-
De hiernavolgende tabel geeft een overzicht – per dos-
moetkomingen (2.639 in 2004) en 403 verhoogde tege-
sier – van het aantal gevraagde en door de begelei-
moetkomingen (660 in 2004).
dingscommissie goedgekeurde tegemoetkomingen:
AANTAL TEGEMOETKOMINGEN DOSSIER NR.
FIRMANAAM
VG.HF.134
NV PROGRESSIVE SOFTWARE SER.
VG.HF.135
BVBA VERVATEX
VG.HF.136
BVBA SUN CLEANING
VG.HF.137
NV DE WIT
VG.HF.138
BVBA DAILY BAKERY
VG.HF.140
totaal
gewone
verhoogde
SECTOR
12
10
2
levering van softwareprogramma’s
6
5
1
textielsector
26
21
5
industriële reiniging fabricage ramen en deuren
21
17
4
108
87
21
industriële bakkerij
NV STT-GENT
27
22
5
onderhoud en reparatie auto’s
VG.HF.141
NV NEW ARF SHIPPING
42
34
8
bouw en reparatie schepen
VG.HF.142
NV YSENBAARDT
11
9
2
schrijnwerk van hout of van kunststof
VG.HF.143
NV EMPIRE CARPETS
68
55
13
vervaardiging tapijt
VG.HF.144
NV DS FURNITURE
38
31
7
vervaardiging meubelen
VG.HF.145
NV SALYP
5
4
1
vervaardiging machines
VG.HF.146
BVBA MADEB
VG.HF.139
GROEP CALL CENTER
6
5
1
superette
138
111
27
call center
VG.HF.147
GROEP NICOLAI
18
VG.HF.148
BVBA ALWEBO
12
15
3
boomkwekerijen
10
2
bouw
VG.HF.149
NV D.F.B.
24
20
4
verv. kantoor-, winkel- en ateliermeubelen
VG.HF.150
NV PARAPHANE PLUS
83
67
16
verv. golfkarton en verpakkingsmateriaal
VG.HF.151
NV CLAES TRADIGITAL PHOTOLAB
10
8
2
fotografische activiteiten
VG.HF.152
NV RENEW
26
21
5
textielsector
VG.HF.154
BVBA ELECTRO MARINE
23
19
4
metaalsector
VG.HF.155
BVBA RIMOTRANS
3
3
-
wegenbouw
VG.HF.156
NV VDM LASER OPTICS
3
3
-
reinigen optische spiegels
VG.HF.157
GROEP DIMACO KNITTING
VG.HF.158
BVBA GELITEX
24
20
4
textielsector
VG.HF.159
NV T.P.A.I.
31
25
6
metaalsector
textielsector
VG.HF.160
NV GLOBEGROUNDS BRUSSELS
142
114
28
ondersteunende activiteiten luchtvaart
VG.HF.161
NV BELGIUMEXEL
45
36
9
logistieke ondersteuning luchtvaart
VG.HF.162
BVBA ARDUCO
64
52
12
installatie elektrische bedrading
VG.HF.163
BVBA DAELEMANS TRANSPORT
9
8
1
goederenvervoer over de weg
VG.HF.164
BVBA ETS. A. CANTENS
11
9
2
textielsector
VG.HF.165
NV DRN INFRA
176
61
15
bouwsector
VG.HF.166
NV TURPA
7
6
1
vervaardiging van papier en karton
VG.HF.167
vzw JOB & CO CBW
2
2
-
beroepsopleiding
VG.HF.168
BVBA VANDAELE
1
1
-
verf – vernis – drukinkt
VG.HF.169
NV DRUKKERIJ VAN IN
31
25
6
drukkerij
VG.HF.170
NV ATRAMEF
70
56
14
VG.HF.171
BVBA RENOVE
6
5
1
vervaardiging machines
VG.HF.172
NV HEBROS
62
50
12
vervaardiging onderdelen motor
VG.HF.173
NV WELLS & MOMMAERTS
42
34
8
groothandel voeding
VG.HF.174
NV UNALIT
68
53
13
houtsector
VG.HF.175
BVBA ELIAERTS CONSTRUCTIEW.
11
9
2
wegenbouw
VG.HF.176
NV BRUNO MAES
25
20
5
voeding
expeditiekantoor
Aanvragen Herplaatsingsfonds
60 VG.HF.177
NV BALBRO
VG.HF.178
NV INALFA
16
13
3
textielsector
353
283
70
metaalsector
VG.HF.179
BVBA EVIRO
10
8
2
verpakkingsbedrijven
VG.HF.180
NV BREIGOEDFABRIEKEN
VG.HF.181
NV GEREEDSCHAPSMAKERIJ
59
48
11
textielsector
OVERPELT
64
52
12
vervaardiging van gereedschap
VG.HF.182
NV HEBBELYNCK & CO
21
17
4
vervaardiging onderdelen motor
VG.HF.183
NV SEMCOM
6
5
1
verhuur niet-residentiële gebouwen
VG.HF.184
NV FONTEYN WOUTERS
32
26
6
groothandel kranten, boeken, tijdschriften
VG.HF.185
BVBA ELIAERTS
9
8
1
wegenbouw
LUCIEN DE POORTERE
VG.HF.186
NV CHARLES DELVOYE
35
28
7
textielsector
VG.HF.187
NV STURZO
13
11
2
vervaardiging van meubels
VG.HF.188
BVBA AGFAPHOTO BELGIUM
20
16
4
groothandel in fotografische apparaten
VG.HF.189
BVBA DIS
20
16
4
goederenvervoer over de weg
VG.HF.190
NSC CONCEPT GROEP
12
10
2
elektrische installatie
2.116
1.713
403
Uit het feit dat in 2005 voor 2.116 ex-werknemers een
vragen tot tegemoetkoming maar drie uitgingen van
tegemoetkoming van het Herplaatsingsfonds werd
ondernemingen in moeilijkheden en één van een onder-
gevraagd, mag niet afgeleid worden dat dit aantal ex-
neming waaraan een gerechtelijk akkoord werd toege-
werknemers inderdaad ook een outplacementbegeleiding
staan.
heeft gevolgd. In de praktijk volgt altijd maar een gedeel-
Alle overige aanvragen gingen uit van ondernemingen
te van de ex-werknemers waarvoor een tegemoetkoming
in faling.
wordt gevraagd, de outplacementbegeleiding. Uiteraard
Ook in 2005 ging het merendeel van de aanvragen uit
betaalt het Herplaatsingsfonds de tegemoetkoming
van gefailleerde ondernemingen. Slechts vier aanvragen
maar voor de ex-werknemers die de begeleiding vol-
gingen uit van ondernemingen in moeilijkheden
gen.
(nv Turpa; nv Breigoedfabrieken Lucien De Poortere; nv Sturzo en vzw Job & CO CBW) en één van een onder-
Alle adviezen van de begeleidingscommissie werden
neming waaraan een gerechtelijk akkoord werd toege-
door de bevoegde Vlaamse Minister gevolgd.
staan (groep Nicolai).
In 2004 werd vastgesteld dat ondanks de uitbreiding van het toepassingsgebied tot de ex-werknemers van ondernemingen waaraan een gerechtelijk akkoord is toegestaan en van ondernemingen in moeilijkheden, er van de 72 aan-
24
Commissie Diversiteit De commissie Diversiteit, bestaande uit de SERV-part-
De Vlaamse Minister van Bestuurszaken vroeg op
ners en vertegenwoordigers van de kansengroep alloch-
7 november 2005 een advies over het Gelijke kansen
tonen en de kansengroep personen met arbeidshandicap,
en diversiteitplan 2006. Naar een evenredige verte-
heeft als opdracht om het beleid te adviseren over de
genwoordiging van kansengroepen in de Vlaamse over-
evenredige arbeidsdeelname van kansengroepen en
heid. De commissie Diversiteit en de SERV formuleer-
diversiteit. De commissie Diversiteit bestaat uit twee
de op 12 december 2005 een gezamenlijk advies. Dit gaat
werkgroepen (personen met een arbeidshandicap en
onder meer dieper in op de implementatie van het uit-
allochtonen), een dagelijks bestuur en een commissie
voeringsbesluit van 24 december 2004. De commissie
Diversiteit. De werking van de commissie Diversiteit
Diversiteit en de SERV vragen een globaal streefcijfer
vindt onder meer haar basis in de twee Gemeenschap-
per kansengroep, een groeipad om dat te realiseren en
pelijke platformteksten over evenredige arbeidsdeel-
een nulmeting. Verder gaat het advies dieper in op het
name en diversiteit, namelijk die voor allochtonen (3
raamstatuut, de instroom van kansengroepen (startba-
december 2002) en die voor personen met een arbeids-
nen, stageplaatsen) en de campagne over de beeldvor-
handicap (2 december 2003).
ming. Specifiek voor de kansengroep allochtonen ijvert het advies voor de aanpak van de nationaliteitsvoor-
1. Adviezen
waarde, het integreren van de Erkenning van Verworven
De commissie Diversiteit werd op 25 april 2005 door de
Competenties en het afstemmen van de taalvereiste
Vlaamse Minister van Werk gevraagd een evaluatie te
aan de functie. Voor personen met een arbeidshandicap
maken voor het jaar 2004 van beide Gemeenschap-
worden de invoering van een rendementssubsidie, het
pelijke platformteksten voor evenredige arbeidsdeelname
voorzien van loopbaanbegeleiding en het ontwikkelen van
en diversiteit. Hiermee wordt verder gebouwd op de
redelijke aanpassingen in testsituaties bepleit.
werkzaamheden van 2004. Bij het opstellen van de evaluaties van beide platformteksten werd gestreefd naar
Op 12 december formuleerde de commissie Diversiteit,
meer uniformiteit. Beide evaluaties bevatten nu een
op vraag van de Vlaamse emancipatieambtenaar, een
beschrijvend gedeelte, een evaluatief gedeelte met aan-
advies over het charter (en aanvullende handleiding)
bevelingen en tenslotte een actieplan met heel concre-
Redelijke aanpassingen bij werving en selectie voor
te actiepunten. Op 15 juli 2005 ontving de Vlaamse
personen met een arbeidshandicap . De commissie
Minister van Werk de evaluatie van de Gemeenschap-
Diversiteit juicht in het advies het initiatief om een stap
pelijke platformtekst van 2 december 2003 voor per-
voorwaarts te zetten toe. Indien het charter slaagt in zijn
sonen met een arbeidshandicap. De evaluatie van de
opzet zal dit een positieve invloed hebben op de instroom-
Gemeenschappelijke platformtekst van 3 december
kansen van personen met een arbeidshandicap. Bij de
2002 voor allochtonen werd op 3 oktober 2005 aan de
inhoud van het charter heeft de commissie Diversiteit
Minister overgemaakt.
geen principiële bezwaren maar zij is wel van mening dat
Opleidingscheques ■ VRT ■ Mobiliteit ■ Arbeidshandicap ■ Kansengroepen
62 het ondertekenen van het charter toekomt aan de indi-
2003 staat het concept personen met een arbeidshan-
viduele partners.
dicap centraal. De commissie Diversiteit komt in deze aanbeveling tot een operationalisering van het concept en
2. Insteken
dit voor zowel het micro-, het meso- als het macroniveau.
Over de Krachtlijnennota Vesoc-actieplan 2005 ontving
Met de overheveling van bevoegdheden naar het beleids-
de commissie Diversiteit op 17 januari 2005 een vraag
domein werk en sociale economie kwam deze aanbeve-
tot insteek van de Vlaamse Minister van Werk. De insteek
ling tot stand in een veranderende omgeving. Ze gaat dan
werd aan de Minister bezorgd op 9 februari 2005. Van-
ook dieper in op de vraag waaraan de toekomstige toe-
uit de sociale partners werd gelijktijdig een begelei-
kenning van ondersteuning voor werk dient te voldoen.
dende nota overgemaakt aan de VESOC-werkgroep met enkele hangende dossiers binnen het ruimere diversi-
4. Jaarprogramma
teitsbeleid. De Krachtlijnennota Vesoc-actieplan 2005
Op 29 september 2005 keurde het dagelijks bestuur van
resulteerde in een Besluit van de Vlaamse Regering van
de commissie Diversiteit het programma voor septem-
3 juni 2005.
ber 2005 – juni 2006 goed. Hierbij weerhield het dagelijks bestuur volgende mogelijke onderwerpen voor een
Vanuit de Vlaamse Minister van Werk werd de leden
aanbeveling: loonkostensubsidies voor personen met
van de werkgroepen van de commissie Diversiteit een
een arbeidshandicap, de rol en mogelijkheden van de sec-
insteek gevraagd over de communicatie naar de kan-
tor aangepaste tewerkstelling, de ondersteuning van
sengroepen bij de opleidingscheques voor werknemers.
werkenden personen met een arbeidshandicap, de
Het beleid hoopt het bereik van werknemers uit kan-
arbeidsmarktpositie van hooggeschoolde allochtonen en
sengroepen te vergroten en wenste dan ook dat de
de meerwaarde van instroombevorderende maatregelen
leden van de werkgroepen zouden aangeven hoe de
voor allochtonen.
communicatie naar werknemers uit deze kansengroepen kan verbeteren. Op 25 april 2005 ontving het kabinet van
Daarnaast selecteerde het dagelijks bestuur ook enke-
de Minister deze insteek.
le thema’s voor een bespreking in de werkgroepen: evaluatie van de commissie Diversiteit en de bijhorende
Voor het SERV-advies over de nieuwe beheersovereen-
werkgroepen, activiteitsvallen voor personen met een
komst van de VRT, werd voor het luik diversiteit een
arbeidshandicap, mobiliteit, interactie allochtonen -
insteek gevraagd aan de leden van de werkgroepen van
autochtonen op de werkvloer, taalverwerving, registra-
de commissie Diversiteit. Zowel vanuit vertegenwoor-
tie voor de diversiteitsplannen, werking van de structurele
digers van personen met een arbeidshandicap als van-
projecten en de projecten van de eigen organisaties, de
uit vertegenwoordigers van de allochtone gemeen-
diversiteitstoets en EVC.
schappen werd aangegeven welke klemtonen ze hier wensen te leggen. Deze inbreng werd geïntegreerd in het
Tenslotte stemde het dagelijks bestuur ook in met de
SERV-advies van 20 juni 2005.
organisatie van een gesprek met het centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding en een
3. Aanbevelingen
gesprek over de invoering van streefcijfers met de social
Mobiliteit en toegankelijkheid als barrière en activiteitsval voor de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap (9 februari 2005)
profit, De Lijn en de VDAB.
De commissie Diversiteit analyseert in deze aanbeveling
behoort ook het uitwisselen van standpunten en het
de mobiliteitsproblemen die personen met een arbeids-
stimuleren van de onderlinge discussie, zonder onmid-
handicap bij tewerkstelling ondervinden. Aansluitend
dellijk te moeten komen tot een consensus, tot de
formuleert de commissie Diversiteit zeven aanbevelin-
opdrachten van de commissie Diversiteit. Dit gebeurt op
gen om het woon-werkverkeer van personen met een
een impliciete manier tijdens de samenkomsten van de
mobiliteitsbeperking te vergemakkelijken.
werkgroepen. Met het organiseren van de discussiena-
5. Andere activiteiten Naast het formuleren van adviezen en aanbeveling
middag tewerkstellingsmaatregelen voor kansengroe-
Operationalisering van het concept personen met een arbeidshandicap (18 juli 2005)
pen op 23 maart 2005, werd deze opdracht voor een eer-
In de gemeenschappelijke platformtekst Evenredige
inleidingen, één met als focus het VIONA-onderzoek
arbeidsdeelname en diversiteit 2010 van 2 december
naar de diversiteitsplannen en één waarin een over-
ste maal expliciet vorm gegeven. Vertrekkende van twee
63 zicht van mogelijke maatregelen werd gegeven, wisselden de deelnemers pro en contra’s uit over de diverse maatregelen. Op vraag van de nieuwe opdrachthouder Emancipatiezaken vond op 17 mei 2005 een overleg plaats tussen haar en de leden van de werkgroepen van de commissie Diversiteit. Mevr. Pelssers hield er aan, bij het begin van haar opdracht, haar ideeën over de rol en de opdracht van de dienst Emancipatiezaken te toetsen bij relevante actoren in het veld.
6. Samenkomst commissie Diversiteit De commissie Diversiteit bestaat uit de leden van de SERV-raad en uit de door de minister aangeduide vertegenwoordigers van de kansengroep allochtonen en kansengroep personen met een arbeidshandicap. Op 16 november 2005 kwam de commissie Diversiteit samen in aanwezigheid van Vlaams minister van Werk Vandenbroucke. Op deze samenkomst schetste de Minister de eerste contouren van wat begin 2006 werd goedgekeurd als het Samen voor meer banen plan.
25
Vlaamse Luchthavencommissie Op vrijdag 25 november 2005 werd de Vlaamse Lucht-
noodzaak van een stabiel en rechtszeker kader voor de
havencommissie plechtig geïnstalleerd in aanwezigheid
luchthavenactiviteiten en het belang van een samen-
van de minister-president Yves Leterme en ministers Kris
werkingsakkoord hierover tussen de bevoegde overhe-
Peeters en Fientje Moerman.
den. Vlaams minister Kris Peeters schetste vier doelstellin-
De Vlaamse Luchthavencommissie is in de schoot van
gen. Een eerste doelstelling is de vrijwaring van de
de SERV opgericht, maar kent een eigen werking. Deze
bereikbaarheid van de luchthaven, zowel landzijdig als
commissie is het platform voor structureel overleg over
luchtzijdig. Ten tweede beklemtoonde hij de nood aan een
het Vlaamse luchthavenbeleid. Tot de missie en opdrach-
verzekerde beveiliging van de luchthavens in overeen-
ten van de commissie behoren het bijdragen tot de
stemming met vooral de Europese verordeningen. Een
voorbereiding van het luchthavenbeleid in Vlaanderen
derde doelstelling ligt bij een verbetering van de aan-
vanuit een sociaal-economische invalshoek, die rekening
vaarding door de omgeving van de luchthavenactivitei-
houdt met de draagkracht van de omliggende regio en
ten. Een vierde doelstelling is de realisatie van de aan-
de principes van duurzame ontwikkeling. De commissie
sluitende economische ontwikkeling. Hij verwacht dat de
zal via studie en eigen onderzoek de ontwikkeling van
Vlaamse Luchthavencommissie mee de bouwstenen zal
de luchthaven van Zaventem en van de regionale Vlaam-
aanreiken om deze doelstellingen te realiseren.
se luchthavens - Oostende, Antwerpen-Deurne en Kort-
Vlaams minister Fientje Moerman stelde dat sinds 1999
rijk-Wevelgem - als logistieke poorten voor Vlaanderen
het dossier luchthavens te veel in een negatief per-
stimuleren. De Vlaamse Luchthavencommissie verleent
spectief terecht is gekomen. Het verhaal van een lucht-
ook advies en aanbevelingen op vraag van de Vlaamse
haven is breder dan hinder en overlast. Het is ook een
Regering of op eigen initiatief.
verhaal van werkgelegenheid, bedrijfsontwikkeling,
Op de installatievergadering benadrukte de voorzitter van
infrastructuur, mobiliteit en een visie op de toekomst van
de SERV het toegenomen belang van de poorten van
mensen en bedrijven in een luchthavenregio. Binnen
Vlaanderen: de havens en de luchthavens in een mon-
deze context verwacht Vlaams minister Fientje Moerman
diale wereldwijde economie. De voorzitter van de SERV
dat de Vlaamse Luchthavencommissie expertise aan-
beklemtoonde de rol van de Vlaamse Luchthavencom-
draagt ter versterking van de kwaliteit van het Vlaam-
missie in een coherent beleid rond de luchthaven van
se luchthavenbeleid.
Zaventem en de regionale luchthavens. De minister-president noemde de oprichting van de Vlaamse Luchthavencommissie een nieuwe structurele stap in de uitvoering van het START-actieplan (STrategisch Actieplan voor de Reconversie en Tewerkstelling luchthaven Zaventem). Hij beklemtoonde verder de
65
Deel 2 STV-Innovatie & Arbeid
1
Inleiding STV-Innovatie & Arbeid is de enige paritair beheerde
ven uit alle sectoren in Vlaanderen schetst de mate
onderzoeksinstelling in Vlaanderen. Opgericht eind 1983
waarin nieuwe managementconcepten of nieuwe vormen
en operationeel sinds 1984 is STV-Innovatie & Arbeid uit-
van organisatie en innovatie gekend zijn en worden toe-
gegroeid tot hét kenniscentrum voor de Vlaamse socia-
gepast. De TOA-screening loopt in 2007 voor de vierde
le partners voor de samenhang tussen technologische
keer (vorige edities in 1998, 2001 en 2004).
innovatie, organisatorische innovatie en nieuwe vormen van inzet van arbeid in alle aspecten.
Het tweede terugkerende project is de grootschalige
Alle projecten die STV-Innovatie & Arbeid uitvoert bren-
schriftelijke bevraging van een steekproef van 20.000
gen de sociale partners zelf aan. Een paritair samen-
werkende Vlamingen. De resultaten geven een accu-
gestelde deskundigengroep begeleidt elk project. Het
raat beeld van het welzijn op het werk en dienen voor het
valoriseren van de projectresultaten is erg belangrijk.
samenstellen van de Werkbaarheidsmonitor (WBM).
STV-Innovatie & Arbeid doet geen onderzoek omwille van
Deze monitor past in die doelstelling van het Pact van
het onderzoek. Met de projectresultaten willen we een
Vilvoorde die zowel naar een hogere werkzaamheidsgraad
bijdrage leveren tot het overleg tussen de Vlaamse
als naar een hogere werkbaarheid streeft. De eerste
sociale partners op alle niveaus en tot het weten-
meting gebeurde in 2004, de volgende is gepland voor
schappelijk onderbouwen van SERV-adviezen en aan-
2007.
bevelingen. Ook internationaal wordt het werk van STV-Innovatie &
Onderstaande figuur geeft een overzicht van de pro-
Arbeid naar waarde geschat, onder andere binnen het
jectuitvoering in 2005.
forum van het UKWON-netwerk (United Kingdom Work Organisation Network) waarin expertise over organisatorische innovatie in de EU wordt uitgewisseld. De ruggengraat van de projectprogrammatie zijn twee grootschalige onderzoeken die driejaarlijks worden herhaald. Ze leveren een schat aan data op die op zichzelf een boeiend inzicht geven in de Vlaamse economie, maar die ook als achtergrondinformatie worden gebruikt voor andere eenmalige projecten. Het eerste van deze terugkerende projecten is de Technologie-Organisatie-Arbeid (TOA) screening. Deze telefonische enquête bij een representatief staal van bedrij-
Technologie Organisatie Arbeid ■ Werkbaar Werk
69 Figuur 1 overzicht van de projectuitvoering 2005 Onderzoeksas TOA
Onderzoeksas Werkbaar Werk
TOA-screening 2004
Beheer WBM-databank Loontrekkenden
TOA-screening micro-ondernemingen
Haalbaarheidsstudie WBM Zelfstandigen
Technologieverkenningen
Welzijn op het werk in de Bouwsector
Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorische
Werkbaar werk in de Textielverzorging
innovatie (lessen uit het buitenland)
Werkplekleren in de Textielsector Opleidingsbehoeften in de Voedingssector
Figuur 2 geeft een overzicht van de verschillende valorisatie-initiatieven Figuur 2 overzicht van projectvalorisatie 2005 Type valorisatie
Uitvoering in 2005
Publicaties
7 informatiedossiers 4 brochures 4 STV-Berichten 8 elektronische nieuwsbrieven Focus (vanaf november 2005: twee thema’s per mail) Diverse artikels
Vormingsactiviteiten
110 optredens
Vormingstools
Checklist Keeping up Competence (herwerkte, aan het onderwijs aangepaste versie) Deelname aan 2 ESF-projecten i.v.m. het ontwikkelen van tools voor werkplekleren
Dit jaarverslag 2005 gaat op elk van de projecten dieper in en schetst de vormingsinitiatieven meer in detail.
2
Onderzoeksas Technologie– Organisatie–Arbeid 1. TOA-screening Vlaamse economie (organisaties met minimaal tien werknemers)
wordt op basis van nieuwe of verbeterde producten neemt niet toe; Er zit weinig beweging in de toepassing van teamwerk.
1.1. Waarover gaat het project?
Het streven naar een vlakkere hiërarchie door het
Om de drie jaar houdt STV-Innovatie & Arbeid de Tech-
delegeren van verantwoordelijkheden of het ver-
nologie, Organisatie & Arbeid (TOA)-screening over de
minderen van het aantal leidinggevenden is stilge-
toepassing van nieuwe bedrijfs- en organisatieconcep-
vallen;
ten. De pragmatische aanpak staat garant voor duide-
Geen verdere uitbesteding: voor de bestudeerde
lijk interpreteerbare cijfers en een hoge respons. Samen
activiteiten die uitbesteed kunnen worden is er ofwel
met de driejaarlijkse herhaling is dit onderzoek een
een terugloop ofwel een status-quo van het effectief
uniek instrument om de verschuivingen in de Vlaamse
uitbesteden.
economie in kaart te brengen.
Nieuwe gegevens
1.2. Projectaanpak
Er zijn nieuwe gegevens beschikbaar over de motieven
Dit project is volledig gebaseerd op een telefonische
die organisaties en ondernemingen drijven bij het door-
enquête bij personeelsverantwoordelijken uit een repre-
voeren van organisatieveranderingen en over de hin-
sentatief staal van de Vlaamse economie met inbegrip
dernissen die ze ervaren bij het implementeren ervan.
van de non-profit en de overheid. Er werden 1.646 vol-
Organisatieverandering wordt in de eerste plaats gedre-
ledige vragenlijsten geregistreerd, dit is een respons
ven door een streven naar meer kwaliteit. Vaak spelen
van 59%. In 2007 wordt de vierde editie uitgevoerd,
ook personeelsgebonden motieven zoals het beter benut-
waarbij dan ook de micro-ondernemingen (minder dan
ten van competenties van de medewerkers.
tien werknemers) worden opgenomen.
Wettelijke beperkingen en moeilijkheden met informatica of techniek zijn de meest voorkomende hindernis-
1.3. Belangrijkste resultaten Trends
sen, op het tweede plan staan de moeilijkheden met de planning en weerstand bij het uitvoerend personeel.
Dit zijn de belangrijkste trends in de periode 2001 2004:
Indicatoren voor het Pact van Vilvoorde
Toenemende informatisering: de e-commerce kent een
Op basis van de gegevens van de TOA-screening zijn indi-
toenemende toepassing; ook het werken met beeld-
catoren berekend voor de opvolging van twee aspecten
scherm of computer wordt alsmaar belangrijker;
van doelstelling 9 van het Pact van Vilvoorde. Deze
Meer aandacht voor competenties;
doelstelling beoogt zowel een toename van product- of
Stilstand in de product- of dienstinnovatie: het gemid-
dienstinnovatie als van het competentiegericht onder-
delde percentage van de omzet dat gerealiseerd
nemen.
Technologie Organisatie Arbeid ■ Competenties ■ Micro-ondernemingen
71 Product- of dienstinnovatie De sociale partners en de Vlaamse Regering hebben in het Pact van Vilvoorde een toename van de product- of dienstinnovatie als een belangrijke doelstelling geformuleerd. Meer bepaald willen ze dat 25% van de totale omzet van de Vlaamse economie ontstaat uit nieuwe of verbeterde producten. Het gemiddelde percentage van de omzet dat in het voorbije jaar gerealiseerd is op basis van nieuwe of verbeterde producten was 17,9% in 2001 en 18,6% in 2004. Dat kleine verschil is statistisch niet significant.
2. TOA-screening Vlaamse economie Micro-ondernemingen (organisaties met één tot maximaal negen werknemers) 2.1. Waarover gaat het project? In dit project brengt STV-Innovatie & Arbeid voor het eerst de aanpak van technologie, organisatie en personeel in micro-ondernemingen in kaart. Ruim 80% van de werkgevers in Vlaanderen zijn micro-ondernemingen of bedrijven met één tot negen werknemers. Onze regio telt ongeveer 120.000 micro-ondernemingen en deze bedrij-
Indicator voor competentiegerichte ondernemingen (ICO) Aan STV-Innovatie & Arbeid werd de opdracht gegeven een indicator uit te werken voor het opvolgen van vernieuwende vormen van arbeidsorganisatie en personeelsbeleid gericht op de ontwikkeling en benutting van competenties. Dat is de Indicator voor Competentiegerichte Ondernemingen (ICO) geworden. De ICO is samengesteld uit dertien criteria. Het cijfer dat de ICO weergeeft is het percentage ondernemingen dat op minstens de helft van de criteria scoort (dus 7 op 10). Het aantal ondernemingen met minstens tien werknemers dat aan dit criterium voldoet bedroeg in 2001 42,4%, in 2004 50,6%. Er is dus voor de periode 20012004 een duidelijke toename te zien in het competentiegericht ondernemen.
ven staan in voor 325.000 jobs. Het onderzoek stelt vast dat ondernemers bij de uitbouw van hun bedrijf gebruik maken van nieuwe managementinstrumenten. Bedrijfsleiders die verder willen groeien hebben een sterke behoefte aan organisatieverandering en innovatie. Een van de doelstellingen van het project is het profiel van de micro-ondernemingen vergelijken met dat van de grotere bedrijven (= of > 10 werknemers). Deze vergelijking plaatst de invoering van managementpraktijken in microondernemingen in perspectief.
2.2. Projectaanpak In 2004 werkten een representatief staal van ondernemers uit bedrijven met één tot negen werknemers mee
1.4. Valorisatie
aan een meting voor kleinere KMO-werkgevers, de zgn.
Er zijn over dit onderzoek twee informatiedossiers gepu-
micro-ondernemingen. De telefonische enquête behaal-
bliceerd:
de een antwoordpercentage van ruim 64% of 510 respondenten. Dit onderzoek past in het TOA-onderzoek van
Delagrange, H. (2005). TOA 3 Deelanalyses Volume 1:
STV-Innovatie & Arbeid. De SERV volgt hiermee de
Competentiegerichte ondernemingen, Product- of dienstinnovatie en Motieven en hindernissen bij organisatieveranderingen. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 149 p.
belangrijkste ontwikkelingen voor management en personeelsbeleid in bedrijven en instellingen cijfermatig op. In 2005 werden analyses rond o.a. organisatiestructuur, innovatie en personeelsbeleid afgerond. Ook was een vergelijking mogelijk met de gegevens van de
Delagrange, H. (2005). TOA 3 Trendrapport 2001 – 2004. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 43 p. Delagrange, H. (2006). Nieuwe vormen van werkorganisatie. Trends 2001-2004. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 24p. STV-Innovatie & Arbeid gebruikt de gegevens in tal van andere onderzoeken en vormingssituaties.
Contactpersoon Hendrik Delagrange, 02.20.90.16,
[email protected]
TOA-enquête over 2004 voor grotere organisaties.
Technologie Organisatie Arbeid ■ Micro-ondernemingen
72 2.3. Belangrijkste resultaten
Micro-ondernemingen lijken dus sterk achterop te hin-
We focussen hier op de mate waarin micro-onderne-
ken voor innovatie. Wellicht werken kleine bedrijven in
mingen verschillen van grotere bedrijven.
marktniches waar zij minder nood ervaren aan snelle vernieuwing. Niettemin betekent dit dat micro-onderne-
De vergelijking van de micro-ondernemingen op de voor-
mingen ondanks hun dynamiek, een kwetsbaar segment
naamste TOA-indicatoren met de grotere bedrijven beves-
vormen in het economische weefsel.
tigt het bestaan van een aanzienlijk grootte-effect. Over het algemeen mag men stellen dat micro-ondernemingen
Figuur 3 Vernieuwing van producten en diensten
verschillende nieuwe zaken voor de technologie, de werkorganisatie en het personeelsbeleid minder vaak toe-
100%
passen, maar er ook minder goed van op de hoogte zijn. Dit wordt geïllustreerd voor functioneringsgesprekken en
geen 75%
beperkt
de vernieuwing van producten en diensten.
sterk (>25% omzet)
50%
Functioneringsgesprekken in klein en groot. In bijna de helft van de micro-ondernemingen vinden er regelmatig functionerings- of evaluatiegesprekken plaats, zo leert ons tabel 1. Deze vorm van systematische feedback tussen managers en medewerkers over de taakuitoefening kent duidelijk al een veel ruimere verspreiding in groei KMO’s (10-49 WN), waar in zeven op tien bedrijven dergelijke gesprekken worden georganiseerd. In middelgrote bedrijven ligt het aandeel toepassers op 82%. Functioneringsgesprekken worden quasi algemeen toegepast in heel grote bedrijven (200+ WN = 93%). Tabel 1 Worden er functionerings- en/of evaluatiegesprekken
25%
29% 11%
26%
32%
0%
1-9 WN
10 -49 WN 50 -199 WN
200+ WN
2.4. Valorisatie van het project De uitgebreide onderzoeksresultaten zijn opgenomen in twee informatiedossiers: De Hondt P., Roelandt P. (2004). Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-ondernemingen. Resultaten van de TOA-survey bij KMO-werkgevers met minder dan tien werknemers. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid. Informatiedossier, 177p.
gehouden? 1-9 WN
10-49 WN
50-199 WN 200 + WN
Ja
47%
71%
82%
93%
Neen
53%
29%
18%
7%
100%
100%
100%
100%
Dat functionerings- en evaluatiegesprekken minder
De Hondt P., Roelandt P. (2005). Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-ondernemingen. Statistische oefeningen over organisatiestructuur, productinnovatie, organisatieverandering, opleiding, HRM en IKZ Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid. Informatiedossier, 109p. Een brochure vat de voornaamste vaststellingen samen:
voorkomen in micro-ondernemingen hoeft niet te verbazen. In kleine arbeidsorganisaties kan de communicatie en de feedback tussen de ondernemer en de medewerkers vaak direct plaatsvinden. Toch ziet bijna de helft van de bedrijfsleiders een meerwaarde in systematische gesprekken met het personeel.
Innovatie in klein en groot Volgens de figuur kent slechts 11% van micro-ondernemingen een sterke mate van vernieuwing van de producten of diensten. Sterk innovatieve bedrijven realiseerden meer dan een kwart van hun omzet via nieuwe producten of diensten. Het aantal sterk innovatieve bedrijven ligt voor de grotere ondernemingen ongeveer drie maal zo hoog. Er zijn maar beperkte verschillen tussen groei-KMO’s, middelgrote – en grote bedrijven.
De Hondt P., Roelandt P. (2005). Micro-ondernemingen in Vlaanderen. Ondernemerschap en organisatievernieuwing. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid. Brochure, 28p.
Organisatorische innovatie ■ Buitenland
73 Contactpersonen Paul De Hondt, 02.209.01.62,
[email protected] Patrick Roelandt, 02.209.01.76,
[email protected]
Ook wordt de aandacht voor organisatie-innovatie dikwijls ingebed in programma’s met een brede maatschappelijke thematiek (bijv. vergrijzing, duurzame ontwikkeling, welzijn, … ). Hierdoor kan iedereen er zich in herkennen of er ten minste de relevantie van inzien.
3. Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorische innovatie bij bedrijven: lessen uit het buitenland
Dergelijke overheidsprogramma’s krijgen best een lan-
3.1. Waarover gaat het project?
jectniveau. Deze capacity building lijkt immers een
Almaar vaker vallen de termen breed innovatiebeleid,
essentieel element van succes.
getermijnperspectief. Tussentijdse evaluaties en bijsturingen zijn dan mogelijk en noodzakelijk. Zo kan men ook kennis cumuleren, zowel binnen de overheid als op pro-
innovatiebeleid van de derde generatie, horizontaal innovatiebeleid. In essentie gaat het telkens om het centraal stellen van innovatie als motor van onze economie. Men hanteert hier expliciet een ruim begrip van innovatie, naast technologische innovatie zijn andere vormen van innovatie, zoals het vernieuwen van arbeidsorganisatie, van cruciaal belang. Ter voorbereiding van het debat hierover tussen de sociale partners en de overheid, onderzocht STV-Innovatie & Arbeid hoe overheden organisatorische innovatie kunnen en proberen aan
Een geëngageerde aanpak De betrokkenheid van alle actoren (overheid, sociale partners, bedrijfsleven, deskundigen, onderzoekers) is hierbij van cruciaal belang. Mensen en bedrijven veranderen niet omdat de overheid dat oplegt. Organisatieinnovatie is alleen mogelijk als alle actoren intensief worden betrokken zowel bij het globaal uitwerken van de overheidsprogramma’s als bij de projecten binnen de bedrijven.
te moedigen. De focus lag dus op concrete, recente overheidsprogramma’s in het buitenland waarin het sti-
Daarbij is het opzetten van netwerken duidelijk een
muleren van organisatorische innovatie in het bedrijfs-
belangrijke opdracht voor de overheid. Zo stimuleert de
leven ofwel centraal staat, ofwel een belangrijke plaats
overheid de overdracht van ervaringen tussen mensen
krijgt. Het opzet was om vanuit deze buitenlandse voor-
en organisaties. Netwerken spelen zo ook een belang-
beelden lessen te trekken voor Vlaanderen.
rijke rol bij het valoriseren van de resultaten en bij de continuïteit van het beleid.
3.2. Projectaanpak Dit onderzoeksproject bestond uit een uitgebreide lite-
Het vooropstellen van kwantificeerbare doelstellingen
ratuurstudie over deze problematiek en het opzoeken van
werkt duidelijk versterkend voor het engagement van de
buitenlandse voorbeelden van een overheidsbeleid waar-
betrokken actoren. Het geeft ook de mogelijkheid om de
in het stimuleren van organisatorische innovatie in
impact van het beleid te meten. Toch moet men altijd voor
ondernemingen ofwel centraal staat ofwel een belang-
ogen houden dat niet alle aspecten meetbaar en kwan-
rijke doelstelling is. Een dertigtal programma’s worden
tificeerbaar zijn en dat de resultaten van organisatori-
gescreend en besproken naar hun opzet, omvang, orga-
sche innovatie eerder op lange termijn zichtbaar worden.
nisatie, partnerships en resultaten. Opvallend is dat het bij de succesvolle buitenlandse
3.3. Belangrijkste resultaten
programma’s altijd gaat om gedeelde engagementen
Er werden tien algemene succesfactoren afgeleid uit
en om een gedeelde financiële verantwoordelijkheid
de buitenlandse ervaringen. Die succesfactoren zijn
(overheid, bedrijven, sociale partners, intermediaire
samen te vatten in: een brede visie, een geëngageerde
organisaties). Voor het succes van dergelijke over-
aanpak en maatwerk.
heidsprogramma’s is het van cruciaal belang om over langere periodes voldoende financiële middelen te voorzien
Een brede visie Het blijkt bij het stimuleren van organisatie-innovatie erg belangrijk expliciet te vertrekken vanuit een brede visie op innovatie. Dit houdt in dat men het innovatieproces ziet als een samengaan tussen technologische procesen productinnovatie en innovatie voor bedrijfsvoering en organisatie.
om zo voldoende kritische massa te hebben.
Op maat Waar op algemeen programmaniveau de doelstellingen duidelijk moeten omschreven zijn, kan er op projectniveau een grote flexibiliteit gehanteerd worden om die doelstellingen te realiseren. Deze flexibiliteit komt ook
Innovatie ■ Technologie
74 tegemoet aan het besef dat er geen one best way is om
4. Technologieverkenningen
organisatievernieuwing door te voeren. Tegelijk biedt deze
4.1. Waarover gaat het project?
flexibiliteit mogelijkheden om experimenten op te zet-
Met dit onderzoek keert STV-Innovatie & Arbeid terug
ten en ze stimuleert bottom-up initiatieven.
naar haar wortels, namelijk de sociale gevolgen van
Ook is het van groot belang een breed gamma van in-
technologische ontwikkelingen. De technologieverken-
strumenten en mechanismen in te zetten om zo flexibel
ningen omvatten zeven technologiedomeinen: materia-
te kunnen inspelen op verschillende doelgroepen, sec-
len, ICT, life sciences, energietechnologie, transport,
toren, types ondernemingen,… Het hele gamma kan aan
milieutechnologie en nanotechnologie. Voor ieder van
bod komen van seminaries, publicaties, bekend maken
deze technologiedomeinen werd nagegaan welke tech-
van best practices, initiëren van opleiding, tot het opzet-
nologische ontwikkelingen de komende tien tot vijftien
ten van onderzoek en experimenten.
jaar van belang zullen zijn. Daarnaast werd gepeild naar
Van bij de start van een programma dient er erg veel aan-
de mogelijke impact van deze technologische innovaties
dacht te gaan naar valorisatiemechanismen: zowel voor
op de economische ontwikkeling en de samenleving.
het lokale niveau (bijvoorbeeld de ondernemingen die binnen projecten zijn betrokken), als voor het regionale,
4.2. Projectaanpak
nationale en zelfs het internationale niveau. Valorisatie
Bestaande (internationale) overzichtliteratuur, toe-
van resultaten verloopt immers niet volgens een spon-
komstverkenningstudies en een doelgerichte analyse
taan proces maar moet effectief gestimuleerd, begeleid
van het internet vormden de basis voor een eerste
en ondersteund worden.
inventaris van de belangrijkste innovaties per technologiedomein en hun mogelijke sociaal-economische
In Vlaanderen bestaan er al heel wat aanknopingspun-
gevolgen. Deze overzichten werden voor ieder techno-
ten bij deze succesfactoren, zoals het Pact van Vil-
logiedomein door deskundigen op het terrein nagelezen,
voorde en zijn indicatoren, het werkgelegenheidsak-
aangevuld en/of gecorrigeerd.
koord, de aandacht voor levenslang leren en erkennen van verworven competenties (EVC’s), het groeiende
4.3. Belangrijkste resultaten
debat rond het brede innovatiebeleid,... Er blijven nog heel
Materialen Technologische ontwikkelingen voor materialen richten zich op het begrijpen, controleren en toepassen van bruikbare materiaaleigenschappen zoals hardheid en hittebestendigheid. In de toekomst zullen keramische materialen, kunststoffen en samengestelde materialen relatief aan belang winnen ten koste van metalen. Materialen evolueren naar multifunctionele en intelligente materialen.
wat aandachtspunten, waaronder een innovatiebeleid dat hoofdzakelijk technologisch is georiënteerd, de zorg voor het behoud van een langetermijnperspectief en de geëngageerde betrokkenheid daarin van alle actoren.
3.4. Valorisatie Publicatie van een informatiedossier: Bamps H., Berckmans P. (2005) Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorische innovatie in bedrijven: lessen uit het buitenland. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 155p. Inbreng in de SERV Werkgroep Innovatie Uitnodiging door netwerk UKWON (UK Work Organisation Network) voor seminaries rond Social Dialogue and
Work Organisation binnen een project van de University of Nottingham (Prof. Dr. Peter Totterdill) voor de Europese Commissie.
Contactpersoon Paul Berckmans, 02.20.90.160,
[email protected] Hadewych Bamps, 02.20.90.172,
[email protected]
ICT ICT staat voor informatie- en communicatietechnologie, zoals computer, GSM en softwareprogramma’s. Doordat computers alsmaar kleiner worden is ICT alom aanwezig. Ook ontwikkelingen voor mens-machine interfacesystemen, draadloze en naadloze communicatie dragen hiertoe bij. Door het toenemend gebruik van ICT worden er alsmaar meer gegevens verzameld en opgeslagen waardoor de nood ontstaat om al deze kennis te beheren. Beide trends zorgen ook voor nieuwe ontwikkelingen voor veiligheid. Life sciences Life sciences is een verzamelterm voor verschillende wetenschappen die te maken hebben met de levensprocessen van mensen, dieren en planten. Met de ontdekking van het DNA, de informatiedrager van erfelijke
Innovatie ■ Transport ■ Milieutechnologie ■ Nanotechnologie
75 eigenschappen en de ontwikkeling van technieken om dit erfelijke materiaal te veranderen is men in staat om eigenschappen van planten, dieren en micro-organismen (gisten, schimmels en bacteriën) gericht te veranderen. Dit zal leiden tot verscheidene toepassingen voor gezondheidzorg bijv. gentherapie, landbouw en voeding bijv. functionele voeding en industriële processen bijv. bio-productieprocessen.
Energietechnologie Energietechnologie zet de energie uit primaire bronnen zoals steenkool, de zon en uranium om in secundaire energie zoals warmte, kracht en elektriciteit. In de technologieverkenning wordt vooral gefocust op elektriciteit. Toekomstige ontwikkelingen binnen de hernieuwbare energietechnologieën (zoals zonne- en windenergie) zullen vooral gericht zijn op het verbeteren en het kosteneffectief maken van bestaande technieken, terwijl technologische innovaties binnen niet-hernieuwbare energietechnologieën (zoals steenkool- en kerncentrales) zich vooral zullen richten op het reduceren van de milieu-impact.
Nanotechnologie Nanotechnologie staat voor het bestuderen en het manipuleren van materialen op de schaal van atomen en moleculen. In deze wereld van het extreem kleine vertoont materie nieuwe eigenschappen dit zich op grotere schaal niet voordoen. Dit stelt nanotechnologie in staat om materialen en systemen te ontwikkelen met totaal nieuwe chemische, fysische en biologische eigenschappen. De technologieverkenning gaat in op ontwikkelingen voor nanomaterialen zoals dekmaterialen waarin nanodeeltjes worden verwerkt, nano- en bioelektronica zoals kwantumcomputers en elektronische zintuigen en ten slotte biomedische nanotechnologie zoals DNA-chips en moleculaire beeldvorming.
4.4. Valorisatie De onderzoeksresultaten werden gepubliceerd in een brochure: Hedebouw L. (2006). De technologie van morgen. Technologische innovatie en mogelijke sociaal-economische gevolgen. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 80p.
Transport De technologieverkenning is gericht op wegtransport. Ze gaat in op ontwikkelingen die te maken hebben met het aandrijven van motoren zoals het gebruik van alternatieve brandstoffen, de integratie van elektronica zoals het gebruik van navigatiesystemen en het gebruik van nieuwe materialen en structuren zoals lichtere en stevigere materialen. Deze ontwikkelingen zijn gericht op het beperken van de milieuverontreiniging, het aanpakken van mobiliteitsproblemen en het verzekeren van de veiligheid van transport- en andere weggebruikers. Milieutechnologie Milieutechnologie omvat iedere technologie die dient om het milieu te beschermen of milieuverontreiniging op te sporen. Drie groepen van milieutechnologie komen aan bod. Beheer van verontreiniging wordt op het einde van een productieproces geïnstalleerd, zoals membranen bij afvalwaterbehandeling. Schonere technologieën zijn in hun geheel minder verontreinigend, zoals het gebruik van biomassa als bron van energie voor chemische processen. Ten slotte beheer van hulpbronnen waarbij men zo efficiënt mogelijk gebruik maakt van hulpbronnen (water, energie, afval, …), zoals rationeel watergebruik.
Contactpersoon Liselotte Hedebouw, 02.20.90.175
[email protected]
3
Onderzoeksas werkbaar werk 1. Werkbaarheidsmonitor loontrekkenden
meting in 2007 en 2010 te herhalen zodat de werkbaarheidsevolutie in beeld komt.
1.1. Waarover gaat het project? De Vlaamse Werkbaarheidsmonitor is een instrument om
1.3. Belangrijkste resultaten
de kwaliteit van arbeid of de werkbaarheid in Vlaande-
Welke elementen in de arbeidssituatie vormen een kans
ren te meten en op te volgen. De monitor werd door
of een risico voor werkbaar werk? Deze vraag stond
STV–Innovatie & Arbeid ontwikkeld naar aanleiding van
centraal bij het verder uitdiepen van de informatie van
het engagement van de sociale partners en de Vlaam-
de nulmeting. Er werd nagegaan welke rol de zes risico-
se Regering om stappen te zetten die tegen 2010 leiden
indicatoren (werkdruk, emotionele belasting, routine-
tot een hogere werkbaarheidsgraad.
matig werk, onvoldoende autonomie, onvoldoende onder-
De monitor brengt vier facetten van werkbaarheid in
steuning
beeld: psychische vermoeidheid, welbevinden in het
arbeidsomstandigheden) spelen bij het ontstaan van
werk, leermogelijkheden en de werk-privé-balans. Om
stress, motivatieproblemen, een deficit voor leermo-
zicht te krijgen op oorzaken en achtergronden van werk-
gelijkheden en een onhaalbare werk-privé-combinatie.
baarheidsknelpunten zoomt de monitor ook in op poten-
De analyse gebeurde onder controle van de relevante ach-
tiële risicofactoren in de arbeidssituatie: werkdruk, emo-
tergrondkenmerken (zoals leeftijd, geslacht, beroeps-
tionele belasting, belastende arbeidsomstandigheden,
groep) en met de techniek van logistische regressie.
gebrek aan autonomie of taakvariatie en een deficit
Deze werkwijze laat toe het zuivere risico-effect van een
voor sociale steun en coaching.
specifiek kenmerk van de arbeidssituatie te bepalen.
De informatie van de nulmeting 2004 werd in 2005
Naast de algemene analyse voor de Vlaamse werknemer
verder verwerkt. Er werd nagaan welke elementen in de
zijn er resultaten beschikbaar op het niveau van de sec-
arbeidssituatie een risico vormen voor werkbaar werk.
tor en de afzonderlijke beroepsgroepen.
door
de
directe
leiding,
belastende
De resultaten tonen het algemeen beeld voor de Vlaamse arbeidsmarkt maar laten ook toe om in te zoomen op
Een groep van 29,8% of 600.000 Vlaamse werknemers
de situatie voor sectoren of beroepsgroepen.
kampt met psychische vermoeidheidsproblemen. De zes risicofactoren doen de kans op problematische psychische
1.2. Projectaanpak
vermoeidheid stijgen, maar werkdruk vormt het meest ern-
De Werkbaarheidsmonitor is gebaseerd op een schrif-
stige risico. Bij werknemers die onder hoge werkdruk
telijke bevraging van 12.000 loontrekkenden of een
moeten presteren is de kansverhouding vijf keer deze van
respons van 60% op de 20.000 verstuurde enquêtes. De
de collega’s die niet onder hoge werkdruk moeten pres-
resultaten garanderen een representatief beeld van de
teren. Ook emotionele belasting en onvoldoende onder-
werkbaarheidssituatie van de loontrekkenden op de
steuning vanuit de directe leiding verhogen in sterke
Vlaamse arbeidsmarkt. Het is de bedoeling om deze
mate het risico op psychische vermoeidheid.
Werkbaarheidsmonitor
77 Bij 18,7% of 390.000 werknemers is de arbeidssituatie
Bourdeaud’hui, R., Janssens F., Vanderhaeghe S. (2005),
voor welbevinden in het werk problematisch. Onvol-
Workable jobs in Flanders, The Flemish workability monitor provides a picture of quality work in Flanders, Conference book, Labor Market Research and Policy Making in Flanders;
doende ondersteuning vanuit de directe leiding en onvoldoende taakvariatie zijn de sterkste risicofactoren. Bij werknemers die onvoldoende steun krijgen van de directe leiding (resp. onvoldoende gevarieerde taken hebben) is de kansverhouding problematisch/niet-problematisch voor het welbevinden in het werk meer dan vier keer deze van collega’s die wel voldoende ondersteuning krijgen (resp. voldoende gevarieerde taken hebben). Ook hoge werkdruk is een sterk risicoverhogende factor voor problemen met welbevinden in het werk. 22,6% of 470.000 werknemers hebben een job die voor de leermogelijkheden problematisch is. Hoge werkdruk en emotionele belasting zijn geen risicofactoren voor problemen met leermogelijkheden. Dat arbeidssituaties
Focus op werkbaar werk (elektronische nieuwsbrief) Sectoren onder de loep (januari 2005) Leermogelijkheden in de job ongelijk voor mannen en vrouwen (maart 2005) Nood aan een leeftijdsbewust personeelsbeleid (mei 2005) Wat maakt werk werkbaar? (juni 2005) Een werkbaar beroep? (juli 2005) Werkstress bij ploegen- en nachtwerker (augustus 2005) Leerkracht: een job als geen ander (augustus 2005) Minder werkbaar werk voor deeltijders (november 2005) Weg met de herrie (december 2005)
onvoldoende leermogelijkheden in zich hebben kan vooral verklaard worden door het gebrek aan taakvariatie, autonomie en ondersteuning door de directe leiding. Voor 11,8% of ongeveer 245.000 werknemers is de
Technische nota’s Werkstress bij werknemers in ploegen- of nachtdienst (augustus 2005) Werkbaar werk bij deeltijders (november 2005)
werk-privé-balans problematisch. Jobs waarin onder hoge werkdruk moet gepresteerd worden vormen het belangrijkste risico voor dit probleem maar ook emotioneel belastend werk draagt sterk bij tot een onevenwichtige balans.
1.4. Valorisatie Publicaties Bourdeaud’hui, R., Janssens F., Vanderhaeghe S. (2005), Wat maakt werk werkbaar? Onderzoek naar determinanten van werkbaar werk op basis van de nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor 2004 , Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 217p. Bourdeaud’hui, R., Vanderhaeghe S. (2005), Werkbaar
werk in Vlaanderen. Nulmeting Vlaamse werkbaarheidsmonitor 2004, Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 32 p.
Sectorprofielen Werkbaarheidsprofiel voor veertien sectoren: voedingsindustrie, textiel- en confectiesector, chemische industrie, metaalindustrie, bouwsector, groot- en kleinhandel, horeca, transportsector, post- en telecommunicatiesector, financiële sector, zakelijke dienstverlening, openbaar bestuur, onderwijssector, gezondheids- en welzijnssector. Ter beschikking stellen van databank Onder bepaalde voorwaarden staat de databank ter beschikking voor wetenschappelijk onderzoek naar aspecten van kwaliteit van de arbeid. Zes protocols met academische instellingen werden al afgesloten. website www.serv.be/werkbaarwerk
Contactpersoon Ria Bourdeaud’hui, 02.20.90.168,
[email protected]
Werkbaarheidsmonitor ■ Zelfstandigen ■ Bouw
78 risicofactoren voor stress (Vlaamse werknemer)
kenden betrekking heeft en het aanmoedigen van onder-
6
kansverhouding stress/geen stress
nemerschap ook rekening moet kunnen houden met een werkbare toekomst voor de zelfstandige, heeft
hoge werkdruk
5
STV–Innovatie & Arbeid onderzocht of een werkbaar4
heidsmonitor voor zelfstandigen haalbaar is.
3
onvoldoende ondersteuning leiding
2.2. Projectaanpak
emotioneel belastend werk
Inhoudelijk werd afgetoetst in welke mate het meetin-
2
belastende arbeids omstandigheden
strument van de Werkbaarheidsmonitor voor loontrek-
onvoldoende autonomie
kenden toepasbaar gemaakt kan worden voor een schrif-
onvoldoende taakvariatie
1
telijke enquête bij zelfstandigen. Vervolgens ontwikkelde 0 0%
10%
20%
30%
40%
50%
% van werknemers
STV-Innovatie & Arbeid een nieuwe/bijkomende vraagstelling voor de arbeidsproblematiek bij zelfstandigen. Methodologisch werd gezocht naar een bruikbaar data-
Leeswijzer: de figuur geeft de mate van ernst van elke
bestand voor een schriftelijke enquêtering en werd een
van de relevante risicofactoren voor één werkbaar-
stappenplan vastgelegd voor de uitvoering van deze
heidsindicator weer. De mate van ernst van de risicof-
enquête.
actor (bijv. werkdruk) voor de werkbaarheidsindicator (bijv.stress) hangt af van twee factoren:
2.3. Belangrijkste resultaten
1. aandeel mensen dat met de risicofactor(bijv. werkdruk)
De Werkbaarheidsmonitor voor zelfstandigen wordt een
geconfronteerd wordt: het probleem is ernstiger
eerste maal uitgevoerd in het voorjaar 2007. De eerste
naarmate een groter % van de werknemers met een
resultaten worden verwacht in juni 2007.
specifieke risicofactor geconfronteerd wordt (hoe meer naar rechts op de horizontale as) 2. de impact van de risicofactor (bijv. werkdruk) op de werkbaarheidsindicator (bijv. stress): het probleem is ernstiger naarmate de specifieke risicofactor de
Contactpersoon: Stephan Vanderhaeghe, 02.20.90.171,
[email protected]
werkbaarheidsindicator sterker doet toenemen (hoe hoger op de verticale as) hoge werkdruk het voornaamste probleem is voor stress.
3. Welzijn op het werk in de bouwsector: aanpak van werkdruk
Van de zes onderzochte risicofactoren komt werkdruk
3.1. Waarover gaat het project?
niet alleen het meest voor (verder op de X-as), hoge werk-
De afgelopen jaren is de aandacht voor de werkdruk in
druk verhoogt ook het meest het risico op stress (hoger
organisaties sterk toegenomen. Te hoge werkdruk kan
op de Y-as).
zowel voor organisaties als voor de leden van die orga-
De figuur laat zien dat voor de Vlaamse werknemer een
nisaties ongewenste sociale en economische gevolgen
2. Werkbaarheidsmonitor voor zelfstandigen
met zich meebrengen.
2.1. Waarover gaat het project?
Bouw en de werkgroep bouw van de SERV een aanlei-
De Werkbaarheidsmonitor is een instrument om de kwa-
ding om de werkdruk op de agenda te plaatsen en een
liteit van het werk of de werkbaarheid in Vlaanderen te
onderzoek door STV-Innovatie & Arbeid te laten uit-
meten en op te volgen. De monitor werd door STV-Inno-
voeren naar werkdruk binnen de Vlaamse bouwsector.
vatie & Arbeid ontwikkeld naar aanleiding van het enga-
De sectorcommissie Hout & Bouw, werkgroep bouw gaf
gement van de sociale partners en de Vlaamse Regering
er de voorkeur aan om te werken met gevalstudies.
in het Pact van Vilvoorde om stappen te zetten die
Doelstelling van het project was om op basis van deze
tegen 2010 leiden tot een hogere werkbaarheidsgraad.
gevalsstudies preventiemaatregelen te formuleren.
Dit vormde voor de paritaire sectorcommissie Hout &
Het huidige meetinstrument van de Werkbaarheidsmonitor is beperkt omdat het enkel georiënteerd is op
3.2. Projectaanpak
loontrekkenden. Hierdoor blijft een belangrijk deel van
Met zaakvoerders, preventieadviseurs, HRM-verant-
werkend Vlaanderen, met name de zelfstandige beroeps-
woordelijken, bouwvakkers en werknemersvertegen-
bevolking, buiten beeld. Omdat het streven naar een
woordigers uit elf bouwbedrijven werd nagegaan welke
werkzamer en werkbaarder Vlaanderen op alle wer-
organisatorische veranderingen bouwbedrijven kunnen
Werkbaar Werk ■ Textielverzorging
79 uitvoeren om werkdruk te voorkomen. De aandacht ging
Een belangrijk aandachtspunt in het voorkomingsbe-
naar maatregelen ter verbetering van de afstemming tus-
leid naar stress en werkdruk is een verbeteren van de
sen medewerkers, de taakverdeling, en/of de communi-
stijl van leiding geven, het geven van voldoende onder-
catie- en overlegstructuur. Belangrijk was dat deze orga-
steuning, waardering, de werksfeer en overleg o.m. via
nisatieveranderingen bijdragen tot een vermindering
functioneringsgesprekken en toolboxmeetings.
van de faalkosten, een verbetering van het rendement
Het benutten van de verschillende opleidingsmogelijk-
en een verminderde werkdruk. Dit is zowel in het belang
heden die er in de sector bestaan voorkomt dat mede-
van het bedrijf als van de medewerkers.
werkers boven hun niveau moeten presteren.
3.3. Belangrijkste resultaten
De arbeidsomstandigheden binnen de sector zijn een blij-
De uitvoering van een bouwproject gebeurt vaak in een
vend aandachtspunt. Arbeid in de bouw staat synoniem
tijdelijk samenwerkingsverband, doorgaans met andere
voor zwaar fysiek werk in weer en wind. Samen met de
onderaannemers, binnen een vooropgestelde deadline.
factor woon/werkverkeer draagt dit bij tot het verloop
Het productieproces is opgesplitst in gespecialiseerde
in de sector. Dit is ook een belangrijke oorzaak van het
deeltaken, wat de planning en de afstemming bemoei-
instroomprobleem. Door de personeelkrapte is er te
lijkt. De kans op (onzichtbare) afstemverliezen is groot:
veel werk voor te weinig volk en ontstaat werkdruk.
dit leidt tot vele kleine en grote verstoringen van het pro-
Ook oudere werknemers kampen met dit probleem: for-
ductieproces met als gevolg vertragingen, piekbelasting
mules zoals tijdskrediet kunnen voor hen een oplossing
en afstemverliezen. Deze afstemmingsproblemen (bijv.
bieden maar dit is organisatorisch moeilijker te regelen.
wachttijden) samen met strikte deadlines houden een risico op werkdruk in.
3.4. Valorisatie
Hoe meer van deze processtappen men samenvoegt
Deelname aan Partnerdag de BOUW-WERFt (29 sep-
hoe minder afstemmingsproblemen er in principe optre-
tember 2005). Leren en werken in de bouw, Gent: stad
den. De creatie van geheel zelfstandige (bouw-)ploe-
in werking:
gen is daarom al een stap in de goede richting. Een dergelijke vaste groep bestaat uit allround werknemers die
Een brochure met aanbevelingen om werkdruk te voor-
zich in de groep kunnen ontwikkelen en hun vakbe-
komen wordt in het voorjaar 2006 voorbereid.
kwaamheid uitbreiden. Naast louter uitvoerende taken krijgt de ploeg ook regelende taken zoals de (detail-) planning toegewezen. Werk dat in de loop der jaren naar de werfleider is over-
Contactpersoon Patrick Roelandt, 02.20.90.176,
[email protected]
geheveld, keert voor een deel terug bij de ploeg. Doordat werfleiders taken afstoten die de bouwvakkers ook meer richten op hun kerntaken.
4. Werkbaar werk in de textielverzorging
Een bijkomend voordeel is dat de invoering van zelf-
4.1. Waarover gaat het project?
standige (bouw)ploegen ook tot een vermindering van
Het onderzoek gaat na welke organisatiekenmerken
interne afstemmingsproblemen kan leiden. Storingen
positief zijn voor werkbaar werk. STV-Innovatie & Arbeid
en wijzigingen in de planning kunnen binnen de ploeg wor-
bouwt met dit onderzoek voort op gelijkaardig onderzoek
den opgevangen.
in de textielsector en in de confectiesector. Voor de
kunnen, vermindert hun werkdruk en kunnen zij zich
analyse van de arbeidsorganisatie zijn tien kenmerken Werkdruk kan voor een stuk ook worden voorkomen
bestudeerd: technologie, ergonomie, werkorganisatie,
door het verbeteren van de communicatiestromen tus-
werkverdeling, kwaliteitszorg, competentiemanagement,
sen de verschillende deelnemende onderaannemers en
leidinggevenden, loonbeleid, arbeidstijden en werkze-
tussen de commerciële en technische diensten binnen
kerheid. Het onderzoek gebeurde in opdracht van het
het bouwbedrijf. Het betrekken van alle medewerkers op
Gemeenschappelijk Fonds voor Textielverzorging.
de bouwplaats zelf kan de organisatie en de planning al voor een groot stuk verbeteren. Bouwvakkers krijgen dan
4.2. Projectaanpak
meer zicht op de totaliteit van het project. Als ze een
Met een grootschalige enquête bij de helft van de arbei-
eigen inbreng hebben voelen ze zich ook meer betrok-
ders in de textielverzorging (respons: 55%) werden
ken.
arbeidsorganisatie, risico’s en indicatoren van werkbaar werk in kaart gebracht. Diepte-interviews met sleutel-
Werkbaar Werk ■ Textielverzorging
80 figuren in enkele bedrijven maakten een kwalitatieve
Van de werkneemsters die nooit voldoende opgeleid
duiding van de verbanden tussen organisatie en kwali-
zijn om de taken uit te voeren heeft 51,2% problemen
teit van het werk mogelijk. Werkbaar werk wordt geme-
met de werkdruk, in vergelijking met 20,5% wanneer men
ten met de Werkbaarheidsmonitor.
altijd goed opgeleid is. Het percentage arbeidsters met stress daalt van 40,1% naar 20,1% en voor de motiva-
4.3. Belangrijkste resultaten
tieproblemen is dat een daling van 43,7% naar 12%. Goed
Van de mensen die vaak met storingen te maken hebben
opgeleide leidinggevenden kunnen de werkdruk en de
heeft 47,7% stress, wie nooit storingen meemaakt heeft
stress beperken.
25,4% stressproblemen. Bij grote ergonomische belasting is de werkdruk voor 67,5% van de werkneemsters
80
problematisch, bij lage belasting is dat 18,2%. Afwisse-
70
ling in het werk is voor 67,7% van de bandwerkers een
60
probleem tegen 50,4% bij de teamwerksters en 51% op individuele werkposten. Multi-inzetbaarheid zonder polyvalentie geeft voor 59,8% een probleem van taakvariatie,
% problematisch Werkdruk
58,6
Stress 48,8
50
Motivatie 45,1
41,8 38,2
38,5
40
34,3 32,1
30
25,5
bij polyvalente werknemers is dat 46,5%. Aandacht
27,1 26,6
18,2
20
voor kwaliteit bepaalt de werkdruk, stress en motivatie. 10 0
80
Nooit (13,6%)
% problematisch
70 60
Soms (29,3%)
Vaak (22,1%)
Altijd (35,1%)
Het werk tijdig plannen en organiseren (% werkneemsters)
63,4
Werkdruk 48,6
50
43,5
Stress
Wanneer het werk nooit tijdig georganiseerd is, wordt de
Motivatie
werkdruk voor 58,6% problematisch. In de situatie
38,5
40
31,8
30
waarin altijd tijdig gepland wordt heeft 27,1% problemen 25,6
met de werkdruk. De stress daalt van 41,8% van de
19,9
20
14,1
13,3
10
werkneemsters naar 26,6% en de motivatieproblemen van 48,8% naar 18,2%. Van de werkneemsters die niet
0 Snelheid (24,7%)
Beiden (55,9%)
Kwaliteit (19,4%)
in de juiste loonklasse zitten heeft 38% een problematische stress en 40,1% is gedemotiveerd. Bij de voltijd-
Kwaliteit of rendement (% werkneemsters)
se arbeidsters heeft 35,2% problemen met stress en Waar snelheid primeert heeft 63,4% problemen met
29,4% heeft motivatieproblemen. Bij de deeltijds wer-
de werkdruk, in tegenstelling tot 14,1% wanneer kwali-
kenden met een minder dan 3/5 opdracht daalt die
teit voorop staat. Voor stress is dat respectievelijk
groep tot 18,6% voor stress en 17,3% voor motivatie. Van
48,6% tegenover 19,9%.
de werkneemsters met een kleine werkzekerheid heb-
In de textielverzorgingssector voelt 13,1% zich altijd
ben 47% problemen met stress en 40,6% zijn gede-
goed opgeleid, 21,5% meestal, 31,3% soms en 34,1%
motiveerd.
nooit. Bedrijven die erin slagen om hun werknemers in de meest gunstige omstandigheden te laten werken slagen
80
% problematisch
70 60
Werkdruk 51,2
erin om het werk werkbaar te houden. 80
Stress
50
43,7 40,1
40
Motivatie
41,3
% problematisch
70
36,3
60 29,5
30
25,1
20,5 17,4
20
Stress
50,3
26,7
50 20,1 12,0
44,3
Motivatie
40
10
29,7 30
26,0
0 Nooit (34,1%)
Soms (31,3%)
Meestal (21,5%)
Altijd (13,1%)
18,8
20
11,7
Voldoende competent om taken uit te voeren (% werkneemsters)
10 0 Staart (32,7%)
Peloton (32,7%) Organisatietypes (% werkneemsters)
Koplopers (34,6%)
Werkplekleren ■ Textiel
81 In de staartbedrijven heeft 50,3% van de werkneemsters problemen met stress, in de koploperbedrijven is dat
Contactpersoon Gert Verdonck, 02.20.90.165
[email protected]
18,8%. Voor motivatie daalt de groep met problemen van 44,3% naar 11,7%. digheden werken, is de kans groot dat men uitkijkt naar
5. Werkplekleren in de textielsector
ander werk.
5.1. Waarover gaat het project?
Wanneer werkneemsters in ongunstige werkomstan-
Het project gaat na welke plaats werkplekleren heeft in Nooit
Verloopintentie
100
Af en toe
90
82,3
Regelmatig
80
de Vlaamse textielsector (Nace-bel 17), welke methodieken gebruikt worden en wat efficiënt en effectief werkplekleren kan bevorderen.
70 56,9
60 50 40 30
5.2. Projectaanpak 41,9 35,6
Het project bestudeert de kwaliteit van werkplekleren via
31,8
secundaire bronnen (beschikbare studies, verslagen,
22,5
20
14,3
11,3
10
enz.) en met acht casestudies in verschillende textiel3,4
0 Staart (32,7%)
Peloton (32,7%)
bedrijven qua grootte, subsector, regio.
Koplopers (34,6%)
Organisatietypes (% werkneemsters)
5.3. Belangrijkste resultaten De focus van het onderzoek is gericht op on-the-job
Het aantal werkneemsters dat regelmatig uitkijkt naar
trainingen, maar zonder het globale beleid uit het oog
ander werk daalt van 22,5% bij de staartbedrijven naar
te verliezen. De on-the-job trainingen of de opleidin-
3,4% in de koploperbedrijven. In staartbedrijven denkt
gen aan de machine op de werkplek worden dikwijls ook
41,9% nooit aan veranderen van werk. In koploperbe-
aangevuld met theorie of instructies los van de werkvloer.
drijven is dat 82,3%.
Naast deze formele vormen van opleiding krijgen ook de informele leermomenten meer en meer aandacht. Veel
4.4. Valorisatie
bedrijven spreken niet meer van een opleidingsbeleid,
De bevindingen zijn gerapporteerd in een informatie-
maar van een competentiebeleid. De term competen-
dossier en in een brochure. De resultaten werden voor-
tiemanagement voldoet meer aan de permanente ont-
gesteld in vormingssessies voor de verschillende socia-
wikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes waar
le partners. Bedrijven maken gebruik van de brochure om
bedrijven vandaag de dag zoveel nood aan hebben.
het preventiebeleid te ondersteunen.
Om de opleidingsinitiatieven in kaart te brengen wordt vertrokken van het schema p. 82.
Verdonck G. (2003) Werkbaar werk in de textielver-
zorgingssector? De organisatie maakt het verschil. Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 32p. Verdonck G. (2005). Werkbaar werk in de textielverzorgingssector. Risico-indicatoren en arbeidsorganisatie, Brussel: SERV/STV-Innovatie & Arbeid, 306p.
Werkplekleren ■ Textiel
82 Leren vorm versus inhoud
Technisch én jobgericht
Formeel: doelgericht leerprocessen On-the -jo b peterschap instructeur zelfstudie werkgroepen Of f-the -job intern
extern
Informeel: spontane, niet gestuurde leerprocessen tijdens het werk
Technisch én carrièregericht
Algemeen en/of sociaal-vormend
Met didactische ondersteuning van het leerproces Opleiding en training tijdens het werken of formeel werkplekleren collega, chef initiatie door toekomstige idem collega collega of extern idem idem lectuur didactische job aids: didactische job aids: simulaties, simulaties, handboeken, ... handboeken, ... Opleiding en training apart van de werkplek eigen of externe trainers, eigen of externe eigen of externe klas, simulaties, trainers, klas, simulaties, trainers, klas, spreekbeurten, panel- of spreekbeurt, panel- of simulaties, groepsdiscussie, groepsdiscussie, spreekbeurt, panel... ... of groepsdiscussie, ... idem, bezoek aan beurzen, zelfstudie, simulaties, spreekbeurt, panel- of groepsdiscussie, ...
idem, bezoek aan beurzen, zelfstudie, simulaties, spreekbeurt, panel- of groepsdiscussie, ...
idem, zelfstudie, simulaties, spreekbeurten, panel- of groepsdiscussie, ...
Met didactische onderbouw van de organisatiecontext en arbeidsvoorwaarden:
ondersteund door de arbeidsinhoud (resultaat van de arbeidsorganisatie, de arbeidsomstandigheden en de gebruikte software)
leergerichte functies: vaktechnisch
leergerichte functies: vaktechnisch
leergerichte functies: sociale en functionele contacten, werkoverleg (communicatie, organiseren)
ondersteund door de arbeidsvoorwaarden (vnl. de promotiemogelijkheden en verloning)
appellerend op vakinteresse, bijv. verloning, ...
motiverend voor doorgroei: functioneringsgesprekken, verloning, ..., bezoek aan beurzen
mogelijkheden tot het ontwikkelen van de persoonlijkheid
In de figuur komen twee soorten leren aan bod, beiden
ken om het opleidingsbeleid en het werkplekleren te
zijn belangrijke hefbomen voor de competentieontwik-
ondersteunen.
keling van werknemers. Werknemers kunnen enerzijds leren op een formele manier en dan gaat het om opleidingen en zelfstudie, en anderzijds op een informele manier terwijl men werkt. Beide vormen zijn belang-
Contactpersoon Gert Verdonck, 02.20.90.165
[email protected]
rijk, want werknemers moeten al hun competenties kunnen ontwikkelen. Onderzoek wijst uit dat bedrijven die ook veel informele leermogelijkheden bieden. Formeel
6. Opleiding in de voedingsnijverheid
en informeel leren gaan hand in hand. De casestudies in
6.1. Waarover gaat het project?
de textielsector hebben plaats in het najaar 2005 en
In een meer geglobaliseerde markt verandert ook de voe-
voorjaar 2006.
dingsnijverheid in Vlaanderen: de marktpositie van
veel inspanningen leveren voor formele opleidingen,
bedrijven, de productie- en werkorganisatie, de arbeids-
5.4. Valorisatie
markt. De inhoud van functies verandert door de toe-
De bevindingen worden gerapporteerd in een informa-
genomen eisen over kwaliteit en voedselveiligheid, door
tiedossier en in een brochure. De resultaten worden
automatisering en informatisering, door het inspelen
voorgesteld in vormingssessies voor de verschillende
op nieuwe marktniches (export naar niet-buurlanden),
sociale partners. Bedrijven kunnen de brochure gebrui-
door nieuwe producten (functionele en kant-en-klare
Opleiding ■ Voeding
83 voeding), door andere verpakkings- en traceringstech-
6.3. Valorisatie
nieken. Door de veranderingen ontstaan er nieuwe leer-
De bevindingen in de bedrijven en de feedback uit de
behoeften. STV–Innovatie & Arbeid onderzoekt in samen-
expertgroepen leiden tot een rapport per deelsector
werking met IPV – Initiatieven voor Professionele Vorming
en een synthese voor de verschillende deelsectoren
van de Voedingsnijverheid - nieuwe tendensen voor de
samen.
evolutie in functies, vereiste competenties en opleidingsnoden en –inspanningen.
6.2. Projectaanpak Het gaat om een kwalitatief onderzoek. STV-Innovatie & Arbeid verzamelde de informatie door casestudies in enkele voedingssectoren. Volgende sectoren kwamen aan bod: zuivel, vleesverwerking, bereide maaltijden en groenteverwerking en industriële bakkerijen. Het uitgangspunt is dat de situatie niet in alle bedrijfstakken van de voedingsnijverheid dezelfde is. De informatie wordt verzameld door gesprekken met HRen productiemanagers, een rondgang in de productie en de studie van enkele functies, bijvoorbeeld inpakker, productiemedewerker, productieoperator, procesoperator. De bevindingen worden besproken met expertgroepen aan werkgevers- en werknemerszijde. Het onderzoek wordt eind maart 2006 afgerond.
Contactpersoon Leen Baisier, 02.209.01.74,
[email protected]
4
Vormingsactiviteiten De eerste opdracht van STV-Innovatie & Arbeid bestaat
mingsactiviteiten houdt verband met het thema werk-
erin onderzoek uit te voeren rond de veranderingen die
baar werk (bijv. stressonderzoek in het hoger onder-
zich in het bedrijfsleven voordoen en die de inzet van
wijs, kwaliteit van de arbeid, werkstress in specifieke sec-
arbeid beïnvloeden. Een belangrijke graadmeter voor het
toren).
nut van het STV-onderzoek is wat met de resultaten ervan
Met het simulatiespel Ruimte voor competenties wer-
tijdens of na het onderzoeksproject gebeurt: de ver-
den zowel open spelsessies als in company sessies geor-
spreiding van STV-publicaties, de aandacht in de pers of
ganiseerd. In scholen speelden we het spel met stu-
de publicaties van de sociale partners, de mate waarin
denten die een opleiding HRM of personeelsbeleid volgen.
de onderzoeksresultaten tijdens studiedagen of vor-
Maar competentiemanagement kwam ook aan bod in pre-
mingactiviteiten aan bod komen, …
sentaties (op basis van eigen onderzoek) en uit de TOAcijfers werden dertien indicatoren gelicht die aangeven
1. STV-vormingsaanbod
hoe competentiegericht een organisatie is.
In 2005 werkten we mee aan meer dan 100 vorming-
Voor bedrijfsleiders van KMO’s werden trainingen uit-
sinitiatieven. In dit taartdiagram krijgt u een overzicht
gewerkt: moderne HR-oplossingen, motiverend belo-
van de thema’s die aan bod kwamen.
nen, werkverzuim aanpakken, competentiemanagement, … Een voorstelling van de onderzoeksresultaten uit het pro-
Teamwerk
ject ploegenarbeid werd in enkele sectoren aangegrepen
Motiverend belonen
om een discussie over bestaande ploegensystemen op gang te brengen. Vormingswerkers kregen een training
Werkplekleren Varia Ploegenarbeid en gezondheidsrisico's
Werkbaar werk en werkdruk
Personeelsbeleid in de KMO
Competentie management
In 2004 verschenen de eerste cijfers van de nulmeting van de Werkbaarheidsmonitor. Ook het voorbije jaar werden medewerkers van STV-Innovatie & Arbeid gevraagd om deze resultaten op vormingsdagen en/of seminaries toe te lichten. Bijna 45% van onze vor-
over het vormingspakket Ploegenarbeid, gezondheidsrisico’s en sociaal leven. In de grafiek bevat werkplekleren activiteiten binnen het ESF-project Effectiever leren op de werkplek en Indicatoren voor kwaliteitsvol werkplekleren, waar STV-Innovatie & Arbeid aan meewerkt. In trainingen over motiverend belonen gebruiken we de simulatieoefening “Wie verdient het?”. Organisaties die teamwerk willen invoeren of teamwerk willen verbeteren doen een beroep op STV-Innovatie & Arbeid om voor hen het Teamspel te begeleiden. De varia zijn een verzameling van eenmalige vormingsactiviteiten zoals outsourcing, wat is STV-Innovatie &
Vormingsinitiatieven ■ Doelgroep ■ Vormingspaketten
85 Arbeid, arbeidsflexibiliteit, kengetallen bedrijfsoplei-
In 2005 was er geen enkele activiteit voor een paritair
dingen, …
publiek.
2. Ondersteuning van vormingsinitiatieven Organisaties (bedrijven, vakbonden, beroepsfederaties,
Anderen; 6
Paritair publiek; 0
Studenten; 9
onderwijsinstellingen enz.) kunnen een beroep doen op STV-Innovatie & Arbeid ter ondersteuning van vormingssessies, cursussen, studiedagen, infovergaderin-
Werknemers; 6
gen, seminaries enzovoort. Die ondersteuning kan ver-
Vakbondsafgevaardigden vrijgestelden; 44
schillende vormen aannemen. Van louter informatie verstrekken via het documentatiecentrum of onder-
Management; 11
zoekers laten meewerken aan een vormingsprogramma (heel actueel onderzoeksmateriaal ter beschikking stellen, inhoudelijk bijwerken van vormingswerkers en/of kaders) tot het geven van een lezing, een uiteenzetting
Werkgevers; 2
Werkgevers KMO; 13
over een onderzoek of de resultaten.
Rondetafel met ondernemers over beloningsbeleid Een 15-tal ondernemers ontmoeten elkaar in een restaurant. De regiovoorzitter van UNIZO KMO contact verwelkomt de deelnemers, licht het opzet van de avond toe en leidt de begeleider in. Tijdens het aperitief op deze Rondetafel krijgen KMO-bedrijfsleiders van een STV-medewerker een inleiding over innovatieve trends voor het belonen van personeel. Daarbij staat de vraag centraal of en hoe dergelijke beloningsaanpak het personeel daadwerkelijk motiveert. Na een lichte maaltijd is er ruim de tijd voorzien zodat ondernemers hun eigen aanpak kunnen voorstellen en ervaringen kunnen delen over goede motiverende praktijken voor het belonen van personeel. STV-Innovatie & Arbeid structureert de gedachtewisseling met spraakmakende discussiestellingen. Bijv. transparantie over lonen is een voorwaarde of een valkuil voor motivatie.
4. Vormingspakketten Om vormingswerkers, opleidingsverantwoordelijken, docenten, die op zoek zijn naar duidelijke informatie voor een opleiding/cursus, al een aardig eind op weg te helpen werkt STV-Innovatie & Arbeid vormingspakketten uit. Deze pakketten zijn modulair samengesteld zowel voor de inhoud als de werkvormen. Dit betekent dat iedere organisator of samensteller van een cursus zelf een selectie kan maken uit het pakket dat best aansluit bij de eigen doelstellingen en het doelpubliek van de cursus.
Nieuwe technologieën, meer of minder geschoold werk Een pakket over de invloed van innovaties op de vereiste kwalificaties in de bedrijven. Hoe verandert de kwalificatiestructuur? Is er een verhoging, verlaging of polarisatie? Worden die veranderingen enkel veroorzaakt door de innovaties of spelen ook andere elementen een
3. Doelgroep vormingsinitiatieven
rol? Wat heeft de toekomst in petto?
De helft van de vormingsactiviteiten is gericht naar een vakbondspubliek, zowel afgevaardigden als vrijgestelden
Innovatie als baanbreker
(vaak zijn de groepen gemengd).
Hoe wordt de werkgelegenheid beïnvloed door innova-
Bij de bedrijven bereiken we vooral KMO-werkgevers. De
ties? Gaan we naar een onbemande fabriek?
voorstelling van onderzoeksresultaten in de textielverzorging richtte zich ook tot een werkgeverspubliek.
Werken in kringen, kwaliteit in overleg
Via het competentiespel bereiken we vooral het manage-
Hoe werken kwaliteitskringen, werkoverleg? Wat komt
ment in organisaties (HR-verantwoordelijken, perso-
er in aan bod, wie neemt er aan deel enz. Waarom neemt
neelsmanagers en opleidingsverantwoordelijken), maar
het management het initiatief om dit soort overleg in te
ook werknemers.
voeren? Hoe evalueren managers, vakbonden en werk-
Studenten zijn vooral studenten van sociale hogescho-
nemers deze werkplekparticipatie?
len (Ehsal, SH Antwerpen, SH Heverlee) uit de richting personeelswerk of hogescholen lange type (Vlecko,
Beeldschermwerk en ergonomie
Ehsal) of KU Leuven.
Dit pakket wil niet alleen theorie aanreiken, maar gebrui-
Vormingspakketten
86
gebruiksvriendelijke beeldscherm werkposten tot stand
De klok rond. Een vormingspakket over gezondheidsrisico’s en sociaal leven in ploegenarbeid
te brengen.
In Vlaanderen werken iets meer dan 200.000 mensen
kers, ontwerpers, management, elementen en actiemiddelen aanbieden om ergonomische efficiënte en
in ploegen. Zij werken op andere uren of momenten van
Werkstress: achtergronden en aanpak
de dag: ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds, ’s nachts, tij-
Op basis van onderzoeksbevindingen rond werkstress in
dens het weekend. Een kwart draait ploegen in een vol-
het onderwijs, de textielsector, ziekenhuizen en groot-
continu systeem, 24u op 24, 7 dagen op 7.
warenhuizen publiceerde STV-Innovatie & Arbeid een algemene brochure Gejaagd door het werk. Arbeid en
Werken in een volcontinu ploegensysteem houdt risico’s
stress in veranderende bedrijven die de grondslag vormt van dit vormingspakket. Dit vormingspakket wil vooral basisinformatie en discussiestof aanreiken die van nut kan zijn bij het uittekenen van een preventiebeleid op ondernemingsvlak. Het pakket gaat in op de achtergronden van werkstress, wat is werkstress en hoe herkent men stressbronnen in de werkomgeving. Het bevat werkvormen om een robotfoto te maken van risicovolle werksituaties. Het geeft aan hoe nieuwe trends over management en personeelsinzet geanalyseerd kunnen worden vanuit de vraag of een toename van werkstress onontkoombaar is. Het vormingspakket bespreekt de belangrijkste elementen uit een stresspreventieplan en geeft een overzicht van de desbetreffende regelgeving.
in voor de gezondheid en het sociale leven. De onregelmatige uren waarop ploegenarbeiders werken kunnen slaapproblemen en spijsverteringsproblemen veroorzaken door opgebouwde vermoeidheid, onregelmatig te eten en/of verkeerde eetgewoonten. Toch zijn er ook werknemers die al jaren in ploegen meedraaien en geen klachten hebben. Gezondheidsproblemen en sociale problemen bij mensen die in ploegen werken ontstaan meestal door: ■
slecht roosterontwerp;
■
moeilijke combinatie arbeid – gezin, arbeid – sociale leven;
■
problemen op het werk (ontoereikende supervisie, slechte organisatie van het werk, weinig overleg,
Andere tijden, andere bedrijven? Bedrijven waar zelden of nooit termen zoals human resources, integrale kwaliteitszorg, lean production,
…); ■
verschillen in individuele tolerantie ten opzichte van ploegenwerk.
teamwerk, total quality, outsourcing, organisatieverandering, … worden gebruikt zijn vandaag de dag uiterst
Hét beste ploegenstelsel bestaat niet. Elk stelsel heeft
zeldzaam. Het management is constant op zoek naar mid-
sterke en zwakke punten. Maar ook elke ploegenarbei-
delen om de concurrentie een stapje voor te zijn. Men
der zal andere accenten leggen. Wat voor de ene een pro-
hoort niet zelden voortdurend veranderen is de enige
bleem is, is voor de andere een voordeel.
kans op overleven in deze moordende concurrentieslag.
Varianten in ploegenstelsel komen er niet zomaar. Ze zijn
Deze veranderingen gaan ook aan de werknemers en hun
het gevolg van keuzes die een onderneming maakt in haar
vertegenwoordigers niet onopgemerkt voorbij. Werk-
bedrijfs- en arbeidsorganisatie. Met dit vormingspakket
nemers worden medewerkers, zij krijgen een nieuw pro-
willen we aangeven dat binnen bepaalde marges ver-
fiel aangemeten, men spreekt van taakverruiming, ver-
beteringen mogelijk zijn aan bestaande ploegensystemen.
antwoordelijkheid, samenwerking, teamspirit, enzovoort.
In dit pakket vindt u inspiratie om wie betrokken is bij
Dit pakket maakt het mogelijk allerlei bedrijfsverande-
ploegenarbeid (werknemers, managers, lijnverantwoor-
ringen ruimer te kaderen. Welke invloed heeft de omge-
delijken, preventieadviseurs, bedrijfsgeneeskundige
ving op het bedrijfsbeleid? Hoe reageren bedrijven op
diensten, personeelsverantwoordelijken, vakbondsaf-
nieuwe uitdagingen van de markt? Heeft dit invloed op
gevaardigden, trainingsverantwoordelijken, sectorver-
het personeelsbeleid? Samen met de deelnemers kan u
antwoordelijken, …) inzicht te geven in ploegenstelsels
de veranderingen in het eigen bedrijf in kaart brengen
en de mogelijke gezondheidsrisico’s en sociale risico’s.
en verduidelijken. Op basis van de gegevens die de deel-
Het pakket stelt werkwijzen voor om tijdens vormings-
nemers verstrekken via de bedrijventest kan u niet
sessies ploegenstelsels te analyseren en mogelijke ver-
alleen werken rond de situaties in de bedrijven zelf,
beteringen bespreekbaar te maken.
maar ook rond de gemeenschappelijke kenmerken en de uitgesproken verschillen.
Met dit pakket willen we niet in de plaats treden van diegenen die betrokken zijn bij het vormgeven van ploegenstelsels. Een ploegenstelsel concreet invullen of ver-
Simulatiespelen
87 beteren is een ondernemingsgebonden aangelegenheid
Teamconsult, Interface Consult, CM (Christelijke mutu-
met een eigen rol voor de verschillende partijen. Wij
aliteiten) en ACLVB.
hopen wel dat het pakket een inspiratiebron of ondersteuning kan zijn in dit vaak ingewikkelde besluitvor-
Wie verdient het?
mingsproces.
In het voorjaar slaat de evaluatiekoorts weer toe in bedrijven en organisaties. Dat zorgt vaak voor de nodi-
5. Simulatiespelen
ge commotie zowel bij medewerkers als leidinggevenden.
Wie een complex thema wil behandelen waarin allerlei
Toch vinden medewerkers het belangrijk om één keer per
factoren een rol spelen, waar het eerder gaat om evo-
jaar met hun direct leidinggevende een gesprek te heb-
luties en mechanismen dan om exacte informatie en
ben over het eigen functioneren en dat van hun afdeling.
wie vooral deelnemers hierin een inzicht wil geven kan
Voor de beloning gaan zowel leidinggevenden als mede-
gebruik maken van een simulatiespel.
werkers principieel akkoord met de koppeling van beloning aan een prestatiebeoordeling. Maar ondanks deze
Het toeleveringsspel
principiële goedkeuring, bestaat er zowel bij leidingge-
In dit simulatiespel worden de deelnemers geconfronteerd
venden als bij medewerkers heel wat kritiek op het
met de realiteit van een toeleveringsnetwerk en met
(eigen) systeem.
Just-in-time. De spelers moeten oplossingen zoeken
STV-Innovatie & Arbeid ontwikkelde in samenwerking met
voor problemen zoals transportproblemen, kwaliteits-
het Centrum Informatieve Spelen een spelvorm om in
problemen, organisatieproblemen, stockbeheer proble-
organisaties de discussie over het beoordelings- en
men enzovoort. De deelnemers krijgen een inzicht in de
beloningssysteem op verschillende niveaus mogelijk te
grote afhankelijkheid tussen de bedrijven en de gevol-
maken. Maar niet alleen de systemen zijn onderwerp van
gen hiervan op de inzet van machines en mensen.
gesprek, ook elementen als loon naar werk, samenwerken, problemen oplossen, afspraken maken, elkaar onder-
Het netwerkspel
steunen, evaluatiegesprekken houden, … komen aan
In dit spel staat de make-or-buy beslissing centraal. De
bod.
spelers staan voor de beslissing om activiteiten van een bedrijf al dan niet uit te besteden. Door het spel krij-
Ruimte voor competenties
gen zij inzicht in de motivatie om uit te besteden, het ver-
In 2002 vroeg STV-Innovatie & Arbeid aan 1.581 perso-
loop van een uitbesteding en de gevolgen ervan, de
neelsverantwoordelijken of zij vertrouwd zijn met het
relaties en communicatiestromen tussen de bedrijven.
begrip competentiemanagement. Voor een grote meerderheid van ondernemingen (60%) was het antwoord
Het teamspel
negatief. Toch zegt 33% van de ondernemingen het
Het teamspel wil teamwerk niet promoten. Het wil wel
geheel of gedeeltelijk toe te passen. Dit is een opmer-
het inzicht in het veranderingsproces vergroten. Wat ver-
kelijk hoge score. Het concept wordt hoofdzakelijk in grote
andert er? Welke problemen duiken op? Hoe pakken we
bedrijven toegepast en is meer doorgedrongen in de
problemen aan? Zo worden hardnekkige mythes de
non-profit.
wereld uitgeholpen. Het teamspel verduidelijkt hoe teamwerk functioneert
Bedrijfsstrategen zien competenties als de unieke com-
en geeft de bedrijfseconomische noodzaak ervan aan. Het
binatie van resources waarmee een organisatie een
spel gaat in op de belangrijkste problemen (samenwer-
strategisch voordeel kan opbouwen. HRM-specialisten
ken in een team, het takenpakket van het lagere kader,
zien er een kans in om een geïntegreerd personeelsbe-
het invoeringsproces) en maakt die bespreekbaar. Het
leid te voeren en via competentiemanagement bij te
biedt ook de mogelijkheid om organisatorische veran-
dragen tot het succes van de organisatie. Voor de mede-
deringen zoals JIT, integrale kwaliteitszorg en andere te
werkers vormt het een versterking van hun positie op de
kaderen binnen teamwerk.
interne en externe arbeidsmarkt.
Het Teamspel beantwoordt duidelijk aan een vraag van de bedrijven. Grote bedrijven gebruiken het op grote
Toch staat de sociale dialoog rond competenties in
schaal. Het spel werd aangekocht door Volvo Cars, IVOC
Vlaanderen nog in de kinderschoenen. Dat niet alle par-
(Instituut voor Vorming en Opleiding in de Confectie),
tijen rond de tafel evenveel kennis hebben van het
Bayer Antwerpen nv, CIS (Centrum Informatieve Spelen),
gebruikte jargon is een van de belangrijke oorzaken van
Philips Matsushita Battery Corporation, Fabrimetal/
een stroeve dialoog. Uit onderzoek blijkt dat een goed
Delphi, Fabrimetal/CKZ Antwerpen, BACOB, Volkswagen,
werkend systeem van competentiemanagement alleen
Simulatiespelen ■ Competenties
88 mogelijk is als er een draagvlak voor bestaat. Dat kan er enkel komen als er daadwerkelijk overleg gepleegd wordt met de werknemers en hun afgevaardigden. Daarom werd met de steun van de Vlaamse overheid, over de vakbondsgrenzen heen, een project opgestart rond de sociale dialoog over competenties. Het resultaat is een simulatieoefening om deelnemers wegwijs te maken in competentiemanagement: Wat houdt het begrip precies in? Hoe moet u er in uw organisatie mee omgaan? En wat betekent dat uiteindelijk voor de medewerkers? Wat zijn de kansen en valkuilen van competentiemanagement? Het antwoord krijgt u als u Ruimte voor Competenties speelt. Het competentiespel werd ontwikkeld met de (heel heterogene) doelgroep van vakbondsafgevaardigden in het achterhoofd, dat zowel bruikbaar is voor de groep van
Ruimte voor competenties Een simulatieoefening over competenties, ontwikkeling van competenties en competentiemanagement. Wat zijn competenties? Hoe kan je werken met een portfolio? Welke competenties zijn het belangrijkst? Hoe kan je competenties meten? Hoe kan je competenties ontwikkelen? Welke gebeurtenissen in een organisatie hebben een invloed op de vereiste competenties? Kan je competentieontwikkeling rijmen met teamontwikkeling? Hoe link je competenties aan andere domeinen van personeelsbeleid? Dit is maar een greep uit vragen die aan bod komen in het simulatiespel Ruimte voor competenties . In een bedrijf dat ruimteshuttles bouwt en bemant leren de deelnemers al spelenderwijs over competenties en competentieontwikkeling. Ze krijgen inzicht in de mogelijkheden én beperkingen van competentiemanagement en gaan zelf aan de slag om competenties te ontwikkelen.
uitvoerenden (arbeiders, lagere bedienden) als voor kaderleden en hoger geschoolden. Ondanks deze uitdrukkelijke keuze is het competentie-
Meer informatie over dit spel en het gebruik ervan vindt
spel niet enkel bruikbaar binnen vakbondsmiddens maar
u in de brochure Vormingsideeën over organisatiever-
voor iedereen die ten gronde rond competenties, com-
nieuwing en personeelsbeleid.
petentiemanagement en competentieontwikkeling wil werken. Het was een bewuste keuze van de initiatiefnemers om in het spel geen dogmatische vakbondshouding te verwerken t.a.v. competenties. Wel om er een uitnodiging van te maken om met kennis van zaken en vanuit een constructief kritische houding een visie te ontwikkelen rond het thema. Ruimte voor competenties is een simulatiespel. De deelnemers kruipen in de rol van een werknemer uit het bedrijf TEKAR 6 (tekar is gewoon een omkering van het woord raket) . Deze onderneming heeft zich gespecialiseerd in het ontwikkelen van spaceshuttles met als eindbestemming het ISS (Internationaal ruimtestation). De spelers (het spel is gemaakt voor groepen van 6 tot 30 deelnemers) hebben als initiële opdracht een degelijke spaceshuttle op het lanceerplatform te brengen en die te voorzien van een competente bemanning.
6. STV-Innovatie & Arbeid valoriseert onderzoek via ESF-projecten In 2004 organiseerden 32,6% van de bedrijven in Vlaan-
Het spelen van Ruimte voor competenties neemt ideali-
deren een opleiding van minstens acht uur voor minstens
ter één dag in beslag (2 spelrondes), nabespreking inbe-
de helft van hun personeel. Ten opzichte van 2001 is dit
grepen.
een stijging met 5,9%. Het aantal niet-opleiders is
Voor de uitvoering van het spel tekende het Centrum
gedaald tot 8,8% van de bedrijven. Deze cijfers uit de
Informatieve Spelen, STV-Innovatie & Arbeid was bij
TOA-enquête van STV-Innovatie & Arbeid zegt alleen iets
het project betrokken als expert (onderzoek compe-
over de formele off-the-job opleidingen. Cijfers over
tentiemanagement en expertise in de ontwikkeling van
inspanningen voor werkplekleren zijn quasi onbestaan-
simulatiespelen).
de. Toch hebben we in het project Effectiever leren op de werkplek vastgesteld dat heel wat bedrijven met werkplekleren bezig zijn. Werknemers leren terwijl ze wer-
ESF ■ Werkplekleren
89
ken, problemen oplossen en feedback krijgen. Werkne-
werkplekopleidingen. In welke condities zijn zij leerbe-
mers leren van hun peter of coach, via werkoverleg met
vorderend en sorteren zij duurzame leereffecten? En hoe
collega’s, door goed uitgeschreven werkinstructies, via
deze effecten meten? Helpt het gebruik van ICT de kwa-
on-line opleidingen, enzovoort.
liteit van werkplekopleidingen te verhogen of juist niet? Aan welke voorwaarden moet de ICT voldoen om het for-
Het nieuwe ESF-project Indicatoren voor kwaliteitsvol
mele opleiden op de werkplek te ondersteunen of te
werkplekleren met als promotor VOV-Lerend Netwerk
verbeteren?
werd goedgekeurd in juni 2005. Na deze onderzoeksfase zullen de projectpartners checkDit tweede project rond werkplekleren heeft als doel-
lists opstellen met relevante kwaliteitsindicatoren voor
stelling indicatoren te ontwikkelen die kunnen helpen de
de verschillende aspecten van werkplekleren en een
kwaliteit van de leerprocessen op de werkplek te beoor-
inventaris van de best practices samenstellen.
delen en te verbeteren.
Het verloop van dit project kan gevolgd worden via www.vov.be/werkplek (door in te schrijven op de user-
De kwaliteit van het leren op de werkplek is afhankelijk
groep-mailinglist).
van verschillende factoren zegt Prof. dr. Herman Baert (K.U.Leuven). De projectpartners onderzoeken eerst
De partners in dit project zijn Vibam, IPV, SERV/STV-Inno-
een aantal van deze aspecten in een reeks bedrijven vol-
vatie & Arbeid, VIA-opleidingen, COBOT, VDAB, Vectes,
gens de methodiek van Prof. dr. René Bouwen (K.U.Leu-
IVCO, K.U.Leuven: Centrum voor Sociale en Beroeps-
ven).
pedagogiek en Centrum voor Organisatie en Perso-
Zo kijken we naar de organisatie van de werkplek (wan-
neelspsychologie. In de klankbordgroep (voor het tus-
neer en in welke mate is zij leervriendelijk?). De leerre-
sentijds toetsen van de bevindingen) zitten bedrijven
levante karakteristieken van medewerkers voor leerbe-
zoals Pfizer en IMEC.
reidheid, leerervarenheid, leerstijl, leermotivatie of leerbelangen worden onder de loep genomen. Speciale
De Dienst Beroepsopleiding van het Ministerie van
aandacht gaat uit naar de mate waarop leeftijd resp.
Onderwijs diende tegelijkertijd een project in onder de
anciënniteit een invloed heeft.
naam WELP. Zij willen in dit project kwaliteitsindicato-
Verder gaan we na wanneer en in welke mate de dage-
ren ontwikkelen voor stageplaatsen of leerwerkplek-
lijkse formele en informele contacten tussen medewer-
ken. Omdat er heel wat overeenkomsten zijn tussen
kers en collega’s, leidinggevenden en tussen medewer-
beide projecten zal er een intensieve samenwerking
kers en hun leveranciers, klanten leerbevorderend zijn.
zijn met de partners in dit project.
Tenslotte wordt ook gekeken naar de invulling van de
Deel 3 Vlaamse Havencommissie
1
Vlaamse Havencommissie 1. Taakomschrijving
over alle hinterlandverbindingen van de havens en het
De Vlaamse havens Antwerpen, Gent, Zeebrugge en
interregionaal en internationaal overleg over het zee-
Oostende zijn bijzonder belangrijk voor de Vlaamse en
havenbeleid. De algemene beleidsobjectieven moeten
Belgische economie. De havens kennen een enorme
worden omgezet in infrastructuurplannen en projecten
rechtstreekse en onrechtstreekse bedrijvigheid: ver-
voor het geheel van de havens.
voer, overslag en opslag, logistiek, distributie, handel, diensten, industrie, enz. Elk van deze activiteiten zorgt
Aan de Havencommissie wordt ook advies gevraagd
voor tewerkstelling en toegevoegde waarde. Het spreekt
over ontwerpen van decreet, ontwerpbesluiten en beleids-
voor zich dat Vlaanderen een groot belang hecht aan de
nota’s die relevant zijn voor het havenbeleid. Deze advie-
havens en aan een gedegen havenbeleid.
zen worden gevraagd voordat er op regeringsniveau een beslissing over wordt genomen.
Daarom heeft de Vlaamse Regering in 1989 een commissie opgericht: de Vlaamse Havencommissie (VHC).
Analoog adviseert de commissie ook over projecten die
De Havencommissie levert een bijdrage tot de voorbe-
de havens realiseren en waarvoor de Vlaamse overheid
reiding van het havenbeleid. Deze taak bestaat uit ener-
subsidie verleent of (mede-)investeerder is. De Minister
zijds een advies- en aanbevelingsopdracht en ander-
is uitdrukkelijk gebonden om aan de commissie advies
zijds een informatie- en studieopdracht.
te vragen over de projecten met een overheidsinvestering van ten minste tien miljoen euro. Tot enkele jaren
1.1. De advies- en aanbevelingsopdracht
geleden lag de nadruk in de adviezen van de Vlaamse
Het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering, de bevoeg-
Havencommissie vooral op de haalbaarheid en de wen-
de Minister en de SERV kunnen de Havencommissie om
selijkheid van investeringsprojecten in de havens. Belang-
advies vragen of de Havencommissie kan op eigen ini-
rijke voorbeelden van dergelijke investeringsprojecten
tiatief een aanbeveling doen.
zijn de Flanders Container Terminal (Zeebrugge), het Verrebroekdok (Antwerpen), het Kluizendok (Gent), de reno-
De algemene adviezen en aanbevelingen hebben betrek-
vatie van de haven van Oostende, de Containerkade
king op het uitwerken van algemene beleidsobjectie-
Noord en de Containerkade West (Antwerpen). Onder-
ven voor de infrastructuur en exploitatie van de havens,
tussen is de nadruk in de adviezen en aanbevelingen wat
algemene voorstellen over de concurrentievoorwaar-
verschoven naar de meer algemene beleidsmatige onder-
den tussen havens (financiering, subsidiëring, samen-
werpen, zoals Europese aangelegenheden (Havenricht-
werkingsverbanden), de bevordering van de coördinatie
lijn), Strategische plannen, het Ruimtelijk Structuur-
tussen het beleid van de havens en overleg en een ver-
plan Vlaanderen, havenbestuurlijke bevoegdheden,
sterkte samenwerking tussen de havens. De Vlaamse
financiering van havens, enz.
Havencommissie kan ook aanbevelingen formuleren
93
1.2. De informatie- en studieopdracht
vergroting, allianties en fusies en de gevolgen daarvan
Het secretariaat van de Havencommissie vervult
voor de Vlaamse havens. Begin 2004 publiceerde de
autonoom de algemene informatieopdracht van de
Vlaamse Havencommissie een boekje over de invloed van
Vlaamse Havencommissie. Op regelmatige tijdstippen
de Europese Unie op de Vlaamse zeehavens: Wegwijzer
publiceert de Vlaamse Havencommissie informatieve
in Europese haven- en vervoerdossiers. Voor een hele
rapporten over bijvoorbeeld de toekomstige verkeers-
reeks Europese dossiers staat hierin bondig maar dui-
evolutie in de havens, het hinterlandvervoer van en
delijk uitgelegd waar het over gaat en wat de actuele
naar de havens of over het sociaal-economische belang
stand van zaken is van het dossier. Begin 2005 werd de
van de Vlaamse zeehavens (met gegevens over toege-
tweede uitgave van dit boekje gepubliceerd en het wordt
voegde waarde, tewerkstelling, enz.). Binnen haar infor-
continu op de website van de Vlaamse Havencommissie
matie- en studieopdracht kan de Vlaamse Havencom-
actueel gehouden.
missie ook opdrachten geven aan externen, bijvoorbeeld studiebureaus, om één of meerdere aspecten van een
De jaarverslagen, jaaroverzichten, rapporten en stu-
havenrelevant probleem te onderzoeken. In oktober
dies zijn verkrijgbaar bij het secretariaat van de Vlaam-
2000 heeft de Havencommissie een rapport gepubliceerd
se Havencommissie of via de bestelmodule van de SERV-
over de trends in de containerbusiness zoals schaal-
website (www.serv.be).
2
Werking van de Vlaamse Havencommissie in 2005 1. Commissievergaderingen in 2005
was een uitgemaakte zaak. De vorm waaronder dat
In 2005 is de Vlaamse Havencommissie drie maal samen-
was de aanleiding voor de adviesvraag van de Minister.
gekomen, namelijk op 18 maart, 30 mei en 20 septem-
Het Advies van de Vlaamse Havencommissie over de
ber 2005. Op 30 mei vond de plechtige installatiever-
organisatie van het eigen vakbondsoverleg voor haven-
gadering van de vernieuwde Vlaamse Havencommissie
bedrijven van 18 maart 2005 formuleerde een voorstel
plaats. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste
van overlegstructuur dat met unanimiteit van stemmen
agendapunten van deze drie vergaderingen.
werd goedgekeurd.
18 maart 2005
Het tweede punt op de agenda van de plenaire verga-
Er werden twee belangrijke agendapunten besproken:
dering van de Vlaamse Havencommissie was de stand
enerzijds het ontwerpadvies van de Vlaamse Haven-
van zaken van de tweede Havenrichtlijn. De Haven-
commissie over de organisatie van het eigen vak-
richtlijn werd op dat ogenblik behandeld in de trans-
bondsoverleg voor havenbedrijven en anderzijds de
portwerkgroep van de Europese Raad (Shipping Working
stand van zaken in het dossier van de tweede haven-
Party). Deze werkgroep had in enkele vergaderingen de
richtlijn (ontwerprichtlijn van de Europese Commissie
verschillende artikels van de ontwerprichtlijn stuk voor
inzake toegang tot de markt voor havendiensten).
stuk besproken. Hierbij werd er door verschillende leden
moest gebeuren was nog het voorwerp van discussie en
aangedrongen op een impact assessment studie. De Als eerste punt op de agenda werd het ontwerpadvies
heer Georg Jarzembowski werd opnieuw aangesteld als
besproken over het vakbondsoverleg in de havenbe-
rapporteur voor het Europees Parlement. Hij kondigde
drijven. De Vlaamse Havencommissie had op 7 decem-
toen aan dat hij tegen 29 augustus 2005 een finaal
ber 2004 een adviesvraag gekregen van de heer Kris
rapport zou klaar hebben. Daarop konden opmerkingen
Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Ener-
worden geformuleerd tegen 15 september. Al op
gie, Leefmilieu en Natuur over een specifiek element in
10 december 2004 formuleerde de Vlaamse Haven-
het Intersectoraal akkoord 2003-2004. De Minister
commissie haar standpunt over het tweede voorstel
vroeg meer bepaald advies over de wenselijkheid en de
voor een havenrichtlijn dat de Europese Commissie op
modaliteiten van de oprichting van een eigen sociaal over-
13 oktober 2004 deed (Advies van de Vlaamse Haven-
leg voor havenbedrijven. In het Intersectoraal akkoord
commissie over het voorstel van richtlijn van de Euro-
2003-2004 werd door de vakbonden de vraag gesteld
pese Commissie inzake toegang tot de markt voor haven-
om een aparte overkoepelende overlegstructuur voor de
diensten). Sinds dan werd de ontwerprichtlijn in de
Vlaamse havenbedrijven op te richten in het kader van
werkgroepvergaderingen van de Havencommissie bespro-
het syndicaal statuut van de overheidssector. Dat er
ken in functie van eventuele vervolgacties. In de werk-
dergelijke overlegstructuur moest worden opgericht,
groep werden enkele pertinente vragen gesteld die zijn
Havenrichtlijnen ■ Installatievergadering
95 doorgespeeld aan een deskundige van de Europese
de Havencommissie worden immers rechtstreeks of
Commissie, de heer Malcolm Colling. De heer Malcolm Col-
onrechtstreeks gebruikt in beleidsnota’s en officiële
ling gaf in de daaropvolgende werkgroepvergadering
standpunten. Voorts wees Willy Winkelmans op de stu-
toelichting bij die vragen en bij het ontwerp van de
diefunctie die door de Vlaamse Havencommissie wordt
Europese Commissie.
uitgeoefend. Zowel de aanbevelingen, de adviezen, als de rapporten, als andere publicaties en de website worden
Voorts werd op de plenaire vergadering van 18 maart
erg geapprecieerd en zijn dikwijls terug te vinden in de
2005 de nieuwe, uitgebreide editie van de publicatie Weg-
bronvermeldingen van thesissen, rapporten en boeken.
wijzer in Europese haven- en vervoerdossiers voorgesteld. Minister Kris Peeters bouwde zijn toespraak op rond een In een werkgroepvergadering werd gepolst naar moge-
aantal thema’s uit zijn Beleidsnota Openbare Werken,
lijkheden om rond het thema Natuur en havens een
onderdeel havens. Hij legde daarbij de nadruk op de
gemeenschappelijk advies van de MiNa-Raad en de
strategische en operationele doelstellingen die op één
Vlaamse Havencommissie te geven. Naar aanleiding
of andere manier verband houden met de Vlaamse
van die bespreking had het secretariaat een nota opge-
Havencommissie. In Operationele doelstelling 12 van de
steld. In een mogelijk gemeenschappelijk advies zou
beleidsnota nam de Minister zich voor om de Europese
geprobeerd worden om de rechtsonzekerheid die er
dossiers nog beter op te volgen en in functie van dit voor-
voor natuur en havens nog bestaat, weg te werken.
nemen stelde hij voor dat de Vlaamse Havencommissie,
Deze nota werd in de plenaire vergadering besproken.
en meer bepaald het secretariaat daarvan, hiervoor nog intensiever zou samenwerken met de Administratie
De mandaten in de Vlaamse Havencommissie zijn gel-
Waterwegen en Zeewezen. Bij beide instanties is in het
dig voor vier jaar en vervielen op 31 maart 2005. Het
verleden rond dit thema al veel inspanning geleverd en
secretariaat heeft na bevraging bij de leden een voor-
het zou heel zinvol zijn om dit nog te versterken. Ook
stel van de nieuwe samenstelling opgemaakt. Na goed-
pleitte de Minister ervoor dat de Havencommissie zelf
keuring door het dagelijkse bestuur werd dat voorstel van
een concreet plan zou opstellen om het maatschappe-
de nieuwe samenstelling van de Vlaamse Havencom-
lijk draagvlak van de Vlaamse havens te vergroten. De
missie, ter goedkeuring overgemaakt aan minister Kris
Havencommissie, die in feite de hele havensector ver-
Peeters. De nieuwe ambtstermijn is ingegaan op 1 april
tegenwoordigt, is bij uitstek de geschikte instantie om
2005.
dergelijk plan op te stellen.
30 mei 2005 (installatievergadering)
20 september in Antwerpen
De Vlaamse Havencommissie is op 1 april 2005 aan een
Na de hernieuwing van de ambtstermijn op 1 april 2005
nieuwe ambtstermijn van vier jaar begonnen. Op 30
van de leden van de Vlaamse Havencommissie maakten
mei 2005 vond de plechtige startvergadering van de nieu-
heel wat leden hun debuut in de Havencommissie. Om
we ambtstermijn, of de installatievergadering plaats.
de nieuwe leden de mogelijkheid te bieden zich ver-
Bij die eerste vergadering hielden voorzitter Willy Win-
trouwd te maken met de Vlaamse Havencommissie en
kelmans en minister Kris Peeters elk een toespraak.
met de havens werd beslist om de vier volgende plenaire vergaderingen achtereenvolgens te organiseren in elk van
Voorzitter Willy Winkelmans maakte de balans op van de laatste drie ambtstermijnen sinds de oprichting van de Havencommissie eind 1989. Hij merkte daarbij vooral op dat de aard van de adviezen en aanbevelingen is geëvolueerd van overwegend projectevaluaties naar overwegend aanbevelingen over Strategische Plannen, Ruimtelijke Structuurplannen Mobiliteits- en andere plannen enerzijds en – heel belangrijk – Europese dossiers anderzijds. De voorzitter vroeg zich af of de Vlaamse Havencommissie nu nog nodig is, een vraag waarop hij zelf onmiddellijk ja antwoordde. Voor de argumentatie verwees hij onder meer naar de manier waarop politiek wordt omgegaan met de adviezen en aanbevelingen van de Vlaamse Havencommissie. Veel van de standpunten van
de vier Vlaamse havens. Iedere plenaire vergadering
Havenrichtlijn ■ Strategisch plan Brugge-Zeebrugge ■ Bulk
96 wordt gevolgd door een havenbezoek. De eerste verga-
decreet tot omzetting van richtlijn 2001/96/EG van het
dering in die reeks van vier vond plaats op 20 septem-
Europees Parlement en Raad van 4 december 2001 tot
ber 2005 in Antwerpen.
vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor het veilig laden en lossen van bulkschepen,
Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/84/EG van het Euro-
sie van 20 september 2005 werden vier onderwerpen
pees Parlement en de Raad van 5 november 2002 hou-
besproken: de voorbereiding van de amendementen op
dende wijziging van de richtlijnen op het gebied van
de tweede havenrichtlijn, het advies over het Strategisch
maritieme veiligheid en voorkoming van verontreini-
Plan voor de haven Brugge-Zeebrugge, het advies over
ging door schepen. Gegeven de inhoud van dit dossier
de omzetting van de richtlijn Bulk en het advies over de
heeft de SERV aan de Vlaamse Havencommissie
omzetting van de Monitoringrichtlijn (het Scheepvaart-
gevraagd om deze adviesvraag te behandelen. Het
begeleidingsdecreet).
advies werd verwacht binnen de 30 werkdagen. Op de werkgroepvergadering van 6 september werd een eer-
Als eerste punt op de vergadering werd een overzicht
ste korte bespreking gehouden over dit dossier. Het
gegeven van de stand van zaken in het dossier van de
secretariaat heeft een ontwerpadvies opgesteld. Dit
tweede havenrichtlijn. Op 7 juni 2005 heeft de Vlaam-
Advies van de Vlaamse Havencommissie over het ont-
se Havencommissie de Aanbeveling over het werkdo-
werpdecreet tot omzetting van de richtlijn over gehar-
cument 'inzake toegang tot de markt voor havendiensten'
moniseerde voorschriften en procedures voor het vei-
van Georg Jarzembowski schriftelijk goedgekeurd. Onder-
lig laden en lossen van bulkschepen werd door de plenaire
tussen zijn er de volgende zaken gebeurd in dit dossier:
vergadering van 20 september 2005 met unanimiteit van
Prof. Eric Van Hooydonk heeft in opdracht van de Vlaam-
stemmen goedgekeurd.
se Havencommissie en de VNA (AWZ) ontwerpamendementen opgesteld op de Havenrichtlijn 2. Daarover is
Ook op 27 juli 2005 kreeg de SERV van de minister van
drie keer vergaderd in werkgroepverband en één keer (uit-
Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris
sluitend m.b.t. de knelpunten en de aanpak) in het dage-
Peeters, een adviesvraag over het Voorontwerp van
lijks bestuur.
decreet over de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen naar de Vlaamse havens en
Vervolgens werd het advies over het Strategisch Plan
de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördi-
voor de haven Brugge-Zeebrugge besproken. De Vlaam-
natiecentrum. Ook deze adviesvraag moest binnen de 30
se Havencommissie heeft daarover op 23 juni 2005
werkdagen worden beantwoord en werd om inhoudelij-
een adviesvraag gekregen van de secretaris-generaal van
ke redenen doorgeschoven naar de Vlaamse Haven-
het Departement Leefmilieu en Infrastructuur van de
commissie. Aan de hand van de bespreking van het dos-
Vlaamse Gemeenschap, in opdracht van de Vlaamse
sier in de werkgroepvergadering van 6 september 2005
Regering. In de adviesvraag werd een reeks heel speci-
heeft het secretariaat een ontwerpadvies opgesteld.
fieke vragen over het dossier geformuleerd. Het advies
Het Advies van de Vlaamse Havencommissie over het
moest binnen de drie maanden geformuleerd worden. Op
ontwerpdecreet over de begeleiding van de scheep-
15 juli heeft de werkgroep hierover een eerste keer ver-
vaart op de maritieme toegangswegen naar de Vlaam-
gaderd, met een voorstelling van het plan door twee men-
se havens en de organisatie van het Maritiem Reddings-
sen van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur
en Coördinatiecentrum werd met eenparigheid van stem-
van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Op
men goedgekeurd.
basis van deze vergadering heeft het secretariaat een ontwerpadvies gemaakt, dat op 6 september werd
2. Dagelijks bestuur
besproken in de werkgroep. Het dagelijks bestuur heeft
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de alge-
dit ontwerpadvies besproken op 12 september 2005. Na
mene werking van de Vlaamse Havencommissie en for-
bespreking in de plenaire vergadering werd het Advies
muleert de opdrachten aan de werkgroepen en het
van de Vlaamse Havencommissie over het Strategisch
secretariaat. Het finaliseert, op basis van de voorstel-
Plan Brugge-Zeebrugge met unanimiteit van stemmen
len van het secretariaat en de werkgroepen, de ont-
goedgekeurd.
werpaanbevelingen en/of ontwerpadviezen voor de Vlaamse Havencommissie.
Op 27 juli 2005 heeft de SERV van de minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris
In 2005 kwam het dagelijks bestuur twee maal samen,
Peeters, een adviesvraag gekregen over het Ontwerp van
namelijk op 30 mei en op 12 september 2005.
97 30 mei
oktober 2004 formuleerde. Deze laatste werkgroep-
De vergadering van het dagelijks bestuur van 30 mei
vergaderingen bereidden een aanbeveling voor met het
2005 vond juist vóór de plechtige installatievergadering
standpunt van de Vlaamse Havencommissie over het
van de Vlaamse Havencommissie plaats. Op de agenda
werkdocument van de rapporteur van de commissie
van deze vergadering stond maar één punt: de bespre-
Vervoer en Toerisme van het Europees Parlement (Aan-
king van de ontwerpaanbeveling van de Vlaamse Haven-
beveling van de Vlaamse Havencommissie over het
commissie over het werkdocument inzake toegang tot
werkdocument inzake toegang tot de markt voor haven-
de markt van havendiensten van Georg Jarzembowski.
diensten van Georg Jarzembowski). De werkgroepvergadering Havenrichtlijn 2 formuleerde amendementen
Tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur werden
op het werkdocument van de rapporteur en op de ont-
nog opmerkingen op de ontwerptekst geformuleerd.
werptekst van de tweede havenrichtlijn (Aanbeveling van
Aan de hand van de opmerkingen werkte het secretari-
de Vlaamse Havencommissie over de amendering van de
aat een nieuw voorstel uit. Op 30 mei besloot de raad
ontwerprichtlijn inzake toegang tot de markt voor haven-
om via een schriftelijke procedure de nieuwe ontwer-
diensten) en stelde een stemadvies op over de amen-
paanbeveling verder op te volgen en goed te keuren. De
dementvoorstellen. Het secretariaat van de Vlaamse
goedkeuring vond plaats op 7 juni 2005.
Havencommissie heeft op het kabinet over dit stemadvies op 16 november 2005, in aanwezigheid van minis-
12 september
ter Kris Peeters, een toelichting gegeven aan de Vlaam-
Het dagelijks bestuur vergaderde opnieuw op 12 sep-
se Europarlementsleden.
tember 2005. Er werd over vier belangrijke agendapunten vergaderd. Vooreerst werd de stand van zaken
4. Schriftelijke procedures
van het dossier over de tweede havenrichtlijn andermaal
Wegens het dringend karakter van sommige adviesvra-
besproken. Vervolgens werd gedebatteerd over drie
gen kan de gewone procedure (voorbereiding van het
adviesvragen, namelijk over de adviesvraag over het
advies in een werkgroep, beoordeling door het dagelijks
Strategisch Plan voor de haven Brugge-Zeebrugge, over
bestuur van het door de werkgroep uitgewerkt ontwerp
de adviesvraag over de omzetting van de richtlijn Bulk
en de uiteindelijke bespreking en goedkeuring in de ple-
en over de adviesvraag over de omzetting van de Moni-
naire vergadering van de Vlaamse Havencommissie)
toringrichtlijn.
door tijdsgebrek niet worden gevolgd. In dat geval verloopt het overleg over de ontwerptekst schriftelijk. In
3. Werkgroepen
2005 was dit het geval in verschillende dossiers, met
De dossiers voor het dagelijks bestuur en de Haven-
name in het advies over het vakbondsoverleg van 18
commissie werden in de loop van 2005 voorbereid door
maart 2005 (Advies van de Vlaamse Havencommissie
de verschillende werkgroepen.
over de organisatie van het eigen vakbondsoverleg voor havenbedrijven), in het advies over de omzetting van de
De werkgroepen zijn verantwoordelijk voor de voorbe-
richtlijn bulk van 20 september 2005 (Advies van de
reiding van het grootste deel van de adviezen en aan-
Vlaamse Havencommissie over het ontwerpdecreet tot
bevelingen. Ze zijn samengesteld uit vertegenwoordigers
omzetting van de richtlijn over de geharmoniseerde
van de werknemers, werkgevers en havenbesturen. Het
voorschriften en procedures voor het veilig laden en
secretariaat kan deskundigen van de administratie
lossen van bulkschepen) en in het advies over de omzet-
Waterwegen en Zeewezen (Departement Leefmilieu en
ting van de monitoringrichtlijn (Advies van de Vlaamse
Infrastructuur) uitnodigen, indien dat nodig is.
Havencommissie over het ontwerpdecreet over de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangs-
In 2005 vergaderden de werkgroepen van de Vlaamse
wegen naar de Vlaamse havens en de organisatie van het
Havencommissie tien maal. Eén vergadering werd gewijd
Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum). Ook de
aan de mogelijke samenwerking van de Vlaamse Haven-
opmaak van de Aanbeveling van de Vlaamse Haven-
commissie met de MiNa-Raad voor Haven en Natuur. Er
commissie over het werkdocument inzake toegang tot
werd nagegaan hoe de samenwerking het best kon ver-
de markt voor havendiensten van Georg Jarzmbowski van
lopen. Twee werkgroepvergaderingen bereidden het
7 juni 2005 verliep met een schriftelijke procedure. De
advies voor van de Vlaamse Havencommissie over het
schriftelijke goedkeuring door de raad werd telkens ach-
Strategisch Plan voor de haven Brugge-Zeebrugge en
teraf door de plenaire Vlaamse Havencommissie beves-
zeven vergaderingen behandelden het tweede ontwerp
tigd.
van een Havenrichtlijn die de Europese Commissie op 13
3
Adviezen en aanbevelingen 1. Advies over de organisatie van het eigen vakbondsoverleg voor havenbedrijven 1.1. Inleiding De Vlaamse Havencommissie heeft op 7 december 2004 een adviesvraag gekregen van de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over een specifiek element in het Intersectoraal akkoord 2003-2004. De Minister vroeg meer bepaald advies over de wenselijkheid en de modaliteiten van de oprichting van een eigen sociaal overleg voor havenbedrijven.
1.2. Probleemstelling 1. In het Intersectoraal akkoord 2003-2004 werd door de vakbonden de vraag gesteld om een aparte overkoepelende overlegstructuur voor de Vlaamse haven-
overleg voor deze havenbedrijven valt onder Comité C (lokale overheidsinstanties). 5. Het Havenbedrijf van Zeebrugge heeft een afzonderlijk statuut, dat erop neerkomt dat het steeds de vorm heeft aangenomen van een VOI (Vlaamse Openbare Instelling). Het paritair overleg voor het havenbedrijf Zeebrugge heeft steeds plaatsgevonden onder Comité B (nationale, gemeenschaps- en gewestelijke overheidsdiensten). Naar aanleiding van de invoering van het Havendecreet heeft de Vlaamse Gemeenschap, die hoofdaandeelhouder was van het havenbedrijf Zeebrugge (MBZ), alle aandelen overgedragen aan het stadsbestuur van Brugge, zodat nu quasi alle (+98%) aandelen in handen van de stad Brugge zijn. Door deze aandelenoverdracht is de MBZ niet langer een VOI en ressorteert de MBZ daarom niet onder het Sectorcomité XVIII van het Comité B.
bedrijven op te richten in het kader van het syndicaal overlegstructuur moet worden opgericht, is een uit-
1.3. Advies van de Vlaamse Havencommissie
gemaakte zaak. De vorm waaronder dat moet gebeu-
1. De Vlaamse Havencommissie is van mening dat er een
ren is nog het voorwerp van discussie en is de aan-
aparte overkoepelende paritaire overlegstructuur voor
statuut van de overheidssector. Dat er dergelijke
leiding voor de adviesvraag van de Minister, waarop onderhavig advies een antwoord biedt. 2. Er is een consensus tussen de vakbonden en de directies van de vier havenbedrijven dat het syndicaal statuut van het personeel van de openbare diensten blijft gelden voor de vier havenbedrijven. 3. Eén van de basisprincipes van het Havendecreet is dat de havenbedrijven over een ruime autonomie inzake personeelsbeleid moeten kunnen beschikken. 4. De Havenbedrijven van Antwerpen, Gent en Oostende zijn gemeentelijke havenbedrijven. Het paritair
de Vlaamse havenbedrijven moet worden opgericht. 2. Deze overkoepelende overlegstructuur moet worden opgericht als een afzonderlijke onderafdeling van het Comité C (lokale overheidsinstanties). De Wet van 19 december 1974 voorziet in een Comité C (lokale overheidsinstanties), met afdelingen en onderafdelingen (zoals het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap). Het is mogelijk om een onderafdeling Vlaamse havenbedrijven op te richten die specifiek voor die havenbedrijven sectorale akkoorden kan afsluiten.
Vakbondsoverleg havenbedrijven ■ Havenrichtlijn
99 3. Voor elk havenbedrijf moet een bijzonder comité
gekomen. Ter voorbereiding van de discussies in het
worden opgericht zodat elk havenbedrijf een
Europees Parlement heeft rapporteur Georg Jarzem-
autonoom personeelsbeleid kan voeren.
bowski een werkdocument opgesteld, dat dient als dis-
4. Er moeten bij de oprichting van de overkoepelende
cussiedocument. Verschillende mogelijke opties wor-
paritaire overlegstructuur voor de Vlaamse haven-
den in dat werkdocument opengelaten voor latere
bedrijven de nodige maatregelen worden getroffen
invulling. De Vlaamse Havencommissie reageert in deze
teneinde ervoor te zorgen dat de autonomie van de
aanbeveling op het werkdocument van de rapporteur door
havenbedrijven niet wordt aangetast door de sectorale akkoorden van de provinciale en lokale besturen. 5. De oprichting van de overkoepelende paritaire overlegstructuur voor de Vlaamse havenbedrijven onder Comité C mag geen gevolgen hebben voor de hoedanigheid of het statuut van de MBZ als onderneming. De MBZ is geen gemeentelijk havenbedrijf zoals de andere drie havenbedrijven dat wel zijn, maar een N.V. van publiek recht zoals bepaald in het Havendecreet, en de oprichting van de nieuwe overlegstructuur verandert daar niets aan. 6. Voor de MBZ wijzigt het overlegniveau van Comité B naar Comité C, door het feit dat de Vlaamse overheid geen aandeelhouder meer is en omdat de MBZ niet meer als VOI beschouwd wordt. Deze overgang vergt overgangsmaatregelen die ervoor zorgen dat de bestaande verhoudingen tussen de huidige vakbondsvertegenwoordigers en de MBZ niet worden geschaad. 7. De Vlaamse Havencommissie vraagt uitdrukkelijk aan de Minister om alles in het werk te stellen om de voorgestelde maatregelen (o.m. de voorlegging aan Comité A) om te zetten in de praktijk en om op de hoogte gehouden te worden van de verdere afwikkeling van dit dossier.
voor elk van de behandelde elementen een standpunt te
2. Aanbeveling over het werkdocument inzake toegang tot de markt voor havendiensten van Georg Jarzembowski 2.1. Inleiding De Europese Commissie heeft op 13 oktober 2004 de ontwerprichtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten aangenomen. Over deze ontwerprichtlijn werd door de Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur advies gevraagd, dat door de Vlaamse Havencommissie op 10 december 2004 werd geformuleerd. In dat advies stelde de Havencommissie uitdrukkelijk dat het ging om een advies dat heel vroeg in de procedure werd geformuleerd en dat er opnieuw advies zou worden uitgebracht van zodra het dossier zelf of de standpunten erover op significante wijze zijn gewijzigd of aangevuld. Het dossier is nu inderdaad in een nieuwe fase terecht-
voorzien. De standpunten die werden ingenomen door de Vlaamse Havencommissie in het betreffende advies van 10 december 2004 blijven onverminderd geldig. Deze aanbeveling bespreekt in punt 2 het werkdocument van de rapporteur, meer bepaald hetgeen in het document wordt opgenomen onder B. Centraal deel. De Vlaamse Havencommissie is voorts voorstander van een impact assessment studie en werkt in deze aanbeveling een lijst uit met elementen die in dergelijke impact assessment studie aan bod moeten komen. Dat gebeurt in punt 3. In punt 4 worden de conclusies geformuleerd.
Havenrichtlijn
100 2.2. Bespreking van het werkdocument van de rapporteur 2.2.1 Noodzakelijkheid van een Europese regeling
en noodzakelijke voorwaarden voor dergelijke regelge-
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
schappen niet leiden tot inbreuken op de regels van het
den in een kader weergegeven)
Europees Verdrag. Dergelijke nieuwe reglementering
ving zouden zijn: proportionaliteit en duidelijkheid en een vrijwaring van de eigenheid van de verschillende types van havens in Europa, voor zover die typische eigen-
mag niet leiden tot een ondermijning van de nationale
I. Regels voor de mededinging en toegang tot de markt in één afzonderlijke haven 1. Noodzakelijkheid van een Europese regeling Overal binnen de Europese Unie geldt de vrijheid van dienstverrichting als fundamentele vrijheid, dus ook in de zeehavens en op waterwegen van en naar een haven. Hetzelfde valt te zeggen voor de binnen de gehele EU geldende mededingingsregels. Op grond van objectieve redenen zoals capaciteitsproblemen in een haven of om veiligheidsredenen kan de vrijheid van dienstverrichting echter worden beperkt. Hiertoe zijn evenwel passende objectieve, transparante en nietdiscriminerende wettelijke bepalingen op Gemeenschapsniveau nodig. Dit fundamentele standpunt werd bij de voorafgaande wetgevingsprocedure zowel door de Commissie als door het Parlement en de Raad ingenomen. Uit het oogpunt van de rapporteur zijn er geen argumenten die een afwijking van dit standpunt zouden kunnen rechtvaardigen. Integendeel, de noodzaak van een Europese regeling wordt nog onderstreept door het feit dat zeven van de tien staten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, over zeehavens beschikken. Daardoor is de diversiteit van nationale regelingen inzake zeehavens nog verder toegenomen en de noodzaak van gelijkvormige, binnen de gehele Unie geldende voorschriften nog dringender geworden. Deze fundamentele behoefte aan een Europese regeling neemt niet weg dat het Parlement en de Raad speelruimte hebben ten aanzien van de vraag, voor welke diensten op het gebied van zeehavens zij op welke wijze en in welke mate Europese regelingen willen treffen. Daarom is het bij deze wetgevingsprocedure van doorslaggevend belang de door de Commissie voorgestelde afzonderlijke bepalingen wat betreft hun noodzakelijkheid en hun specifieke uitwerking nauwkeurig te onderzoeken, en aan het einde van de eerste lezing uit het oogpunt van het Parlement gedetailleerde wijzigingen voor te leggen.
regelgeving en heeft pas nut als deze leidt tot een substantieel grotere mate van rechtszekerheid voor alle betrokken marktpartijen. Naar analogie met het SERV-advies over de ontwerprichtlijn Diensten op de interne markt hebben de kritische bemerkingen in deze aanbeveling niet zozeer betrekking op het principe van de interne markt voor diensten en de Lissabon-doelstellingen, die niet in vraag worden gesteld, noch op de behoefte aan een rechtszeker kader voor diensten (met inbegrip van diensten van algemeen belang), maar wel op de wijze waarop deze doelstellingen en principes in deze ontwerprichtlijn werden geoperationaliseerd, in het bijzonder naar de havensector. In eerdere aanbevelingen van de Vlaamse Havencommissie werden kritische commentaren geleverd over het nut en de noodzaak van de vorige Havenrichtlijn. De Vlaamse Havencommissie heeft bij de nieuwe Havenrichtlijn gelijklopende belangrijke bezwaren: 1. De argumentatie voor de opstelling van de procedureregels suggereert dat er op dit moment onvoldoende toegang tot de markt bestaat en vooral dat er daarover grote ontevredenheid bestaat. De Europese Commissie toont echter niet aan dat dit inderdaad zo is. Bovendien is er in de havensector al een liberalisatie aan de gang. De ontevredenheid over de huidige situatie zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit het bestaan van een groot aantal klachten bij de Europese instanties, maar dat is niet zo. Als de ontevredenheid minder groot is dan wordt gesuggereerd, dan zijn een aantal onderdelen van de richtlijn (zoals bijv. over de duurtijd van de vergunningen, introductie van zelfafhandeling) te ingrijpend, en dus dreigt de regel van de proportionaliteit in het gedrang te komen. 2. In de ontwerprichtlijn worden maatregelen voorgesteld ter voorkoming van situaties waarin het aantal dienstverleners wordt beperkt (Artikel 9). In feite moet steeds een zo groot mogelijk aantal dienstverleners
De Vlaamse Havencommissie is, algemeen gesteld, voor-
worden toegelaten en wanneer er toch beperkingen
stander van een reglementering (bijvoorbeeld in de
worden opgelegd, dan moeten alle geïnteresseerde
vorm van een richtlijn), waarin voor de dienstverlening
partijen geïnformeerd worden over de redenen van die
in de havens duidelijke regels worden voorzien. Logische
restricties. Dergelijk artikel geeft de indruk dat er zich
Havenrichtlijn
101 op dit vlak problemen voordoen, doch dit is niet het
zoals dit in sommige Europese havens voorkomt voor
geval. Deze maatregelen zijn dus niet nodig. In de zeer
bijvoorbeeld loodsdiensten en sleepdiensten, is niet
sterk concurrentiele Noord-Europese havencontext
na te streven en contraproductief. Dit in tegenstelling
vergelijken rederijen, voor wat de lijnvaart betreft, prij-
tot de intenties van de richtlijn. In de eerste plaats is
zen tussen dienstverleners niet alleen binnen het
de publieke dienstverlening ‘universeel’, d.w.z. beschik-
havengebied maar ook – en vooral – tussen verschil-
baar voor alle klanten ongeacht hun grootte of markt-
lende havens. Wanverhoudingen tussen prijs en pres-
macht, hetgeen in een geliberaliseerde markt veel
tatie in de dienstverlening, zelfs als het slechts om
moeilijker gerealiseerd kan worden. Een geliberali-
één aanbieder per haven gaat, worden automatisch
seerde markt voor bijv. sleepdiensten kan leiden tot
afgestraft door het vertrek van de reder naar een
situaties waarin de grote klanten gunstige prijzen
andere haven. Het aanbod van havens in de Europe-
kunnen bedingen of eigen nautische dienstverlening
se Unie is dermate dat deze optie voor de reder reëel
kunnen organiseren doch waarbij kleinere klanten
is. De prijzen zijn dus al laag en de kwaliteit is hoog.
onevenredig hoge prijzen betalen of zelfs in het
Recent studiewerk geeft aan dat de Europese haven-
geheel geen of inferieure dienstverlening krijgen (het
sector, samen met deze van de Verenigde Staten, de
zgn. ‘cherry-picking’). Voor bepaalde diensten, zoals
meest efficiënte ter wereld is. Deze efficiëntie kan niet
sleepdiensten, biedt de publieke dienstverlening dus
los worden gezien van de organisatie van de haven-
een noodzakelijke solidariteit tussen en een garantie
arbeid in de Vlaamse havens.
op gelijke behandeling van alle havengebruikers. Wat de beloodsing betreft wordt in de nieuwe richtlijn nu
Binnen een wettelijk kader wordt een permanente en
wel de mogelijkheid geboden aan de bevoegde auto-
intensieve sociale dialoog gevoerd tussen werkgevers-
riteit om, omwille van de veiligheid en de publieke
en werknemersorganisaties. Herhaaldelijk werd aan-
dienstverlening, de beloodsing zelf uit te voeren of om
getoond dat dit sociaal overleg in staat is antwoor-
deze taak toe te wijzen aan één enkele dienstverle-
den te geven op nieuwe uitdagingen die vanuit de
ner. Voor sleepdiensten geldt deze regeling niet,
haveneconomie worden aangebracht. Er kan in dit ver-
waardoor er een ongewenst onderscheid ontstaat in
band verwezen worden naar het specifieke stelsel voor
de behandeling van de technisch-nautische diensten.
de logistieke dienstverlening dat recent ontwikkeld werd in het kader van de havenarbeid. 3. In de Noord-Europese havens zijn ondernemingen gevestigd die beschikken over de allermodernste installaties. Deze installaties vergen enorme investeringen die slechts gedragen kunnen worden door de grootste ondernemingen. De laatste decennia hebben fusies en overnames plaatsgevonden in de havens tussen kleinere ondernemingen, precies omwille van de financiële implicaties van deze investeringen. Als een moderne Noord-Europese haven slechts beschikt over één onderneming voor de overslag van een bepaald soort goederen (bijv. fruit), dan is dit meestal noodzakelijk in functie van de enorme investeringen die werden gedaan. Teruggaan naar een situatie met meerdere kleine ondernemingen zou de grote investeringen onmogelijk maken, hetgeen een aantasting zou kunnen zijn van de efficiëntie van de haven. Misbruiken op het vlak van prijszetting zijn ook in dit geval onwaarschijnlijk, omdat de klant steeds over de mogelijkheid beschikt om naar een andere haven te gaan. Bovendien zou een tendens naar meerdere kleinere dienstverleners contrasteren met de tendens naar een steeds groeiende omvang en marktmacht van reders en verladers (de klanten). 4. Totale liberalisering van publieke dienstverlening
Het behoud van publieke dienstverlening moet nagestreefd worden, maar deze dienstverlening moet wel gestoeld zijn
Havenrichtlijn
102 op bedrijfseconomische principes, op het streven naar
De waterwegen van en naar de havens moeten volgens
een efficiënte werking, de verzekering van de continuïteit
de Vlaamse Havencommissie binnen de werkingssfeer
van de dienstverlening en volledige transparantie.
van de Havenrichtlijn vallen.
2.2.2 Werkingssfeer van de richtlijn
2.2.3 Toepassingsgebied van de richtlijn
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
den in een kader weergegeven)
den in een kader weergegeven)
2. Controle van de voorgestelde afzonderlijke bepalingen Hieronder worden de detailvragen behandeld die reeds in de voorafgaande wetgevingsprocedure in het Parlement en tussen het Parlement en de Raad omstreden waren en die nu weer tot hevige openbare discussies over het nieuwe voorstel van de Commissie hebben geleid. a) Werkingssfeer van de richtlijn De werkingssfeer strekt zich overeenkomstig artikel 2 alleen over de grotere zeehavens in de Unie. aa) Drempelwaarden Er zou over kunnen worden gediscussieerd of de voorgestelde drempels en de overige afbakeningscriteria gepast en zinvol zijn. bb) Havens in openbaar en particulier bezit Speciaal uit het oogpunt van de eigendomswaarborging in de Grondwet zou ter discussie kunnen worden gesteld of überhaupt, en zo ja, op welke manier havens of gedeelten van havens in particulier bezit mogen worden beheerd. cc) Waterwegen van en naar havens Er zou kunnen worden besproken of de waterwegen van en naar havens in het algemeen binnen het toepassingsgebied van artikel 2 vallen en reeds in het algemeen in de doelstelling van artikel 1 dienen te worden opgenomen.
De Vlaamse Havencommissie is er voorstander van dat alleen de grotere zeehavens in de Europese Unie aan de richtlijn worden onderworpen. De drempels die werden ingesteld in de ontwerp-Havenrichtlijn van 13 oktober 2004 zijn voldoende en hoeven niet ter discussie gesteld te worden. De Havencommissie vindt dat er voor wat het toepassingsgebied betreft geen onderscheid mag gemaakt worden tussen havens in openbaar bezit en particulier bezit. De Havencommissie vindt het in vraag stellen
b) Toepassingsgebied van de richtlijn Het toepassingsgebied omvat overeenkomstig artikel 2, lid 1 de in artikel 3, punt 6 genoemde havendiensten. aa) Technisch-nautische diensten Wat betreft de technisch-nautische diensten – (1) loodsen, (2) slepen en (3) afmeren – had het Parlement bij de besprekingen in de voorafgaande wetgevingsprocedure nog in tweede lezing geëist de loodsdiensten buiten het toepassingsgebied van de richtlijn te laten. De Raad had dit steeds van de hand gewezen, maar in de bemiddelingsprocedure met het Parlement voorgesteld de bevoegde nationale instanties de mogelijkheid te geven loodsdiensten, onder andere om veiligheidsredenen, ofwel zelf te verzorgen of aan een dienstverlener uit te besteden, dat wil zeggen de vrijheid van dienstverlening in dit opzicht te beperken. Er zou over kunnen worden gediscussieerd of deze uitzonderingsregeling voor loodsdiensten, die de vrijheid van dienstverlening beperkt, ter zake doende is, of dat de loodsdiensten geheel buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen en aan de lidstaten moeten worden overgelaten. bb) Vrachtafhandeling Uw rapporteur had in eerste lezing van de voorafgaande wetgevingsprocedure voorgesteld deze verrichtingen – laden en lossen, stuwen, overschepen en andere transportverrichtingen aan de terminals – buiten het toepassingsgebied van de richtlijn te houden, aangezien onder de heersende mededingingsomstandigheden geen regulering nodig is. Het Parlement en de Raad waren het er echter steeds over eens dat er wel behoefte aan regulering bestaat. Er zou opnieuw kunnen worden bediscussieerd of de vrachtafhandeling binnen het toepassingsgebied van de richtlijn dient te blijven. cc) Passagiersdiensten Dezelfde discussie en hetzelfde vraagstuk als in het geval van de vrachtafhandeling bestaan eveneens met betrekking tot de passagiersdiensten met inbegrip van het in- en ontschepen.
van de mogelijkheid om havens of gedeelten daarvan in particulier bezit te beheren, niet relevant en zeker niet
De Vlaamse Havencommissie is voorstander van de
passend in de discussie die leidt tot de opstelling van een
opname van de technisch-nautische diensten in de richt-
Havenrichtlijn.
lijn. Om veiligheidsredenen moet aan de lidstaat de
Havenrichtlijn
103 mogelijkheid geboden worden om voor de technisch-nautische diensten de vrijheid van dienstverlening te beperken. Het is essentieel dat technisch-nautische diensten als diensten van algemeen economisch belang worden
zou blijven bestaan, de verlening van de vergunning met minder bureaucratische rompslomp kan worden geregeld en – ten derde door middel van welke vereenvoudigde procedure vergunningen aan de reeds werkzaam zijnde dienstverleners kunnen worden verleend.
beschouwd. Het behoud van publieke dienstverlening voor loodsen en beloodsing en andere technisch-nautische
De Vlaamse Havencommissie is voorstander van een alge-
diensten moet nagestreefd worden. Deze dienstverlening
mene vergunningsplicht, gekoppeld aan de uitdrukkelijke
moet uiteraard wel gestoeld zijn op bedrijfseconomi-
vermelding van de voorwaarden en criteria die in deze
sche principes, op het streven naar een efficiënte wer-
vergunningen moeten gehanteerd worden. In de ont-
king, de verzekering van de continuïteit van de dienst-
werp-Havenrichtlijn van 13 oktober 2004 worden voor-
verlening en volledige transparantie. In deze geest dient
waarden opgenomen die de Havencommissie als vol-
de nautische dienstverlening zowel binnen als buiten het
doende beschouwt. Een efficiënte vergunningsverlening
havengebied conform dezelfde richtlijn geregeld te wor-
zonder administratieve rompslomp is uiteraard te ver-
den.
kiezen en ook is het nuttig om vereenvoudigde procedures te voorzien voor reeds werkzaam zijnde dienstverle-
Het al dan niet opnemen in de richtlijn van de vrachtaf-
ners.
handeling is een discussie die nauw samenhangt met de beoordeling van het nut en de noodzaak van de richtlijn
Wat de criteria van de vergunningen betreft is het nood-
(zie ook punt 2.1. van deze aanbeveling). Gegeven de
zakelijk om een onderscheid te maken tussen vergun-
marktomstandigheden waarin de huidige ondernemin-
ningen die te maken hebben met het verlenen van dien-
gen voor vrachtafhandeling functioneren in de Europe-
sten die ook nu al vallen onder de wetgeving over de
se haven, met een zeer efficiënte werking, een hoge
toekenning van overheidsopdrachten enerzijds en de
graad van concurrentie, enz., is er volgens de Haven-
domeinconcessies anderzijds. Voor de toewijzing van
commissie geen nood aan een Havenrichtlijn die deze
domeinconcessies worden traditioneel minder complexe,
dienstverlening reguleert. Principieel is de Havencom-
doch wel openbare, regels gehanteerd en het is voor de
missie dus voorstander van een Havenrichtlijn waarin de
toekomst ook noodzakelijk dat dergelijke vereenvou-
focus ligt op transparantie en het nastreven van een level
digde procedures mogelijk blijven.
playing field en de invoering van een duidelijk wettelijk kader. In dergelijke Havenrichtlijn hoort de vrachtaf-
De Vlaamse Havencommissie plaatst een groot vraag-
handeling niet thuis.
teken bij en vreest voor de gevolgen van de koppeling tussen de concepten vergunning voor dienstverlening en
De redenering voor de passagiersafhandeling is volledig
de domeinconcessies.
analoog aan deze voor de vrachtafhandeling.
2.2.5 Looptijd van de vergunningen 2.2.4 Vergunningsplicht voor havendiensten
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
den in een kader weergegeven)
den in een kader weergegeven)
c) Vergunningsplicht voor havendiensten Overeenkomstig artikel 7 moeten alle verleners van havendiensten over een door de overheid verleende vergunning beschikken. Er zou kunnen worden besproken: – of ten eerste een dergelijke algemene vergunningplicht überhaupt noodzakelijk is dan wel of, volgens het subsidiariteitsbeginsel, de toepassing daarvan aan de lidstaten dient te worden overgelaten (zie artikel 8, lid 1 van de ontwerptekst van het bemiddelingscomité), – ten tweede op welke wijze, indien de vergunningplicht
d) Looptijd van de vergunningen In artikel 12 worden de verschillende beperkte looptijden voor de vergunningen bepaald, die in vergelijking met artikel 15 van het bemiddelingscomité zijn gereduceerd. Er zou over kunnen worden gediscussieerd of de looptijden weer conform het voorstel van het bemiddelingscomité dienen te worden verlengd om duurzame economische voorwaarden te scheppen voor de nodige investeringen in de havens. In functie van de creatie van duurzame economische voorwaarden is het essentieel dat de looptijd van ver-
Havenrichtlijn
104 met de investeringen die de bedrijven hebben gedaan in
2.2.7 Vergoeding voor voormalige dienstverleners
roerende en onroerende goederen. De Vlaamse Haven-
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
commissie is voorstander van de volgende maximum
den in een kader weergegeven)
gunningen voldoende lang is en in overeenstemming
looptijden van de vergunningen: ■
In het geval er geen betekenisvolle investeringen werden gedaan: 10 jaar;
■
In het geval er wel betekenisvolle investeringen werden gedaan in roerende goederen: 15 jaar;
■
In het geval van betekenisvolle investeringen in onroerende goederen: 45 jaar.
De Vlaamse Havencommissie vindt het essentieel dat de termijnen van lopende domeinconcessies geëerbiedigd worden, voor zover de maximale looptijden van de Havenrichtlijn, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn, niet overschreden worden.
f) Vergoeding voor voormalige dienstverleners In artikel 10, lid 2, tweede alinea worden de lidstaten op verkapte en rudimentaire wijze verplicht vergoeding ten gunste van voormalige dienstverleners te waarborgen. Er zou kunnen worden besproken of een gedetailleerde en substantiële vergoedingsregeling voor bestaande dienstverleners (vergelijk artikel 12 van de ontwerptekst van het bemiddelingscomité alsmede amendement 24 op artikel 9 bis uit de tweede lezing van het Parlement in de voorafgaande wetgevingsprocedure) dient te worden opgenomen om duurzame economische voorwaarden voor de nodige investeringen in de havens te waarborgen.
2.2.6 Verplichte selectieprocedure
De Vlaamse Havencommissie is van mening dat in de
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
Havenrichtlijn uitdrukkelijk moet gesteld worden dat
den in een kader weergegeven)
de lidstaten moeten voorzien in een regeling die ervoor zorgt dat voormalige dienstverleners verplicht worden
e) Verplichte selectieprocedure In het geval van de beperking van het aantal verleners van een of meer havendiensten voert de bevoegde nationale instantie overeenkomstig artikel 8 en artikel 9 onder de bestaande en de nieuwe dienstverleners een selectieprocedure uit voor de verlening van een vergunning. Er zou kunnen worden besproken of een selectieprocedure door de bevoegde instantie achterwege kan blijven indien: – ten eerste in een haven reeds twee of drie verleners van een bepaalde havendienst werkzaam zijn en/of – ten tweede binnen een reeks havens reeds mededinging tussen twee of drie havens ten aanzien van een bepaalde havendienst bestaat (waarbij de relevante markt niet een afzonderlijke haven is, maar een exact te definiëren reeks havens). Hoewel in bovenstaande paragraaf van het werkdocument van de heer Jarzembowski geen uitspraak wordt gedaan over het onderscheid tussen de termen competent authority (bevoegde instantie) en managing body of the port (havenbeheerder), wijst de Vlaamse Havencommissie op het inconsistente gebruik van beide termen doorheen de richtlijn. De regel zou moeten zijn dat binnen het haven-
vergoed indien zij bij een de selectie van een nieuwe diensverlener niet geselecteerd worden. Er moet in de Havenrichtlijn worden opgenomen dat deze vergoeding moet bestaan uit de klassieke boekhoudkundige elementen die bij overnames worden gehanteerd, uitdrukkelijk met inbegrip van immateriële zaken en goodwill.
2.2.8 Zelfafhandeling (de teksten uit het werkdocument van de rapporteur worden in een kader weergegeven)
g) Zelfafhandeling De bepalingen van artikel 3, punt 9 en 10 alsmede artikel 13 regelen de zelfafhandeling. Er zou kunnen worden besproken of: – ten eerste de definitie van de zelfafhandeling weer tot scheepsbemanningen dient te worden beperkt (vergelijk artikel 4, punt 9 van de ontwerptekst van het bemiddelingscomité) en – ten tweede de nieuwe specifieke bepaling voor lijndiensten in het kader van de korte vaart en maritieme snelwegen overeenkomstig artikel 13, lid 2 überhaupt noodzakelijk is dan wel op een andere manier kan worden geregeld.
gebied de havenautoriteit de bevoegde instantie is. De Vlaamse Havencommissie constateert dat de bepalingen in Artikel 13 rond zelfafhandeling slechts in beperkte mate afwijken van de formuleringen in de vorige Havenrichtlijn. De definitie van zelfafhandeling in
105 Artikel 3 van de nieuwe Havenrichtlijn is echter onaan-
maatregelen worden genomen. In die versie van de eer-
vaardbaar ruim geworden en zal het level playing field
ste Havenrichtlijn werd een afzonderlijk artikel opge-
tussen de havens aantasten (in tegenstelling tot de
nomen (Artikel 24) met de overgangsmaatregelen. In de
doelstelling van de ontwerprichtlijn). Zelfs als de meest
nieuwe Havenrichtlijn zijn geen overgangsmaatregelen
strikte voorwaarden worden toegepast, dan:
meer voorzien.
■
■
zal de toepassing van de nationale regelgeving door
De Havencommissie vindt het inderdaad nodig, over-
zelfafhandelaars zeer moeilijk te controleren zijn in
eenkomstig de suggestie van de rapporteur, om gede-
de praktijk, waardoor de nationale sociale wetgeving
tailleerde en substantiële overgangsregelingen te voor-
wordt ondermijnd;
zien voor bestaande dienstverleners teneinde duurzame
kan de toepassing van zelfafhandeling aanleiding
economische voorwaarden voor de tewerkstelling van de
geven tot variabele loon- en arbeidsvoorwaarden
werknemers en voor de nodige investeringen in havens
voor zelfafhandelaars, telkens het schip in een ander
te waarborgen.
land aanmeert. ■
Artikel 4 en Artikel 13.4 over sociale bescherming is
De Vlaamse Havencommissie vindt het essentieel dat
niet voldoende om de toepassing van onze sociale
lopende domeinconcessies geëerbiedigd worden, voor
wetgeving te garanderen. Zelfafhandeling door
zover de maximale looptijden van de Havenrichtlijn, te
scheepsbemanning zal gebeuren, zoals vastgelegd
rekenen vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn, niet
in internationale wetgeving, onder de loon- en
overschreden worden.
arbeidsvoorwaarden van de vlag waaronder het schip op Europese wetgeving zorgt artikel 4 niet voor het
2.2.10 Waarborging van de sociale bescherming, veiligheid, beveiliging en milieubescherming
respecteren van onze wetgeving inzake havenar-
(de teksten uit het werkdocument van de rapporteur wor-
beid.
den in een kader weergegeven)
vaart. Aangezien internationale wetgeving primeert
De Vlaamse Havencommissie is van mening dat het introduceren van zelfafhandeling in een Havenrichtlijn niet aanvaardbaar is. Specifieke regelingen dienen op lokaal of nationaal niveau onderhandeld te worden en horen dus niet thuis in een Havenrichtlijn.
2.2.9 Overgangsregelingen (de teksten uit het werkdocument van de rapporteur worden in een kader weergegeven)
h) Overgangsregelingen Het voorstel van de Commissie bevat in artikel 10, lid 3 slechts rudimentaire bepalingen met betrekking tot overgangsmaatregelen voor bestaande dienstverleners. Er zou kunnen worden besproken of gedetailleerde en substantiële overgangsregelingen voor bestaande dienstverleners (vergelijk artikel 24 van de ontwerptekst van het bemiddelingscomité) dienen te worden opgenomen om duurzame economische voorwaarden voor de tewerkstelling van de werknemers en voor de nodige investeringen in havens te waarborgen. In de overweging 40 van de eerste Havenrichtlijn staat De huidige situatie in de havens in de Gemeenschap, die wordt gekenmerkt door een veelheid van vergunningsen selectiemethodes en -periodes, en de behoefte aan rechtszekerheid vereisen dat duidelijke overgangs-
i) Waarborging van de sociale bescherming, veiligheid, beveiliging en milieubescherming, de voorschriften op het gebied van opleidingen en sociale zaken alsmede de internationale status van de havens In artikel 4 – sociale bescherming –, artikel 5 – veiligheid, beveiliging en milieubescherming –, artikel 13, lid 4 – voorschriften op het gebied van opleidingen en sociale zaken bij zelfafhandeling – alsmede artikel 20 – internationale status – wordt uitdrukkelijk verklaard dat de nieuwe richtlijn deze gebieden onverlet laat. Zie in dit verband artikel 7, lid 3, letter c, tweede volzin, artikel 7, lid 7, artikel 8, lid 8 en artikel 13, lid 3. Er zou kunnen worden besproken of nadere bepalingen bij deze gebieden noodzakelijk zijn. De Vlaamse Havencommissie wijst op de passages in de preambules die betrekking hebben op de volledige naleving van de bestaande sociale en arbeidswetgeving, bij groeiende werkgelegenheid in de sector.
Havenrichtlijn
106 - ten tweede de doelstelling van eerlijke mededingingsvoorwaarden tussen zeehavens in artikel 1 van de richtlijn op te nemen.
2.2.11 Regels voor de mededinging tussen havens (de teksten uit het werkdocument van de rapporteur worden in een kader weergegeven)
De Vlaamse Havencommissie heeft geen probleem met
II. Regels voor de mededinging tussen havens 1. Noodzakelijkheid van een Europese regeling Zoals de sterke concurrentie tussen havens binnen één reeks havens aantoont, zijn ten behoeve van de behoorlijke werking van eerlijke mededinging op de Europese interne markt duidelijke en specifiek op de zeehavens toegesneden gemeenschappelijke regelingen ten aanzien van overheidssubsidies voor havens en havenbedrijven evenals bijstandsrichtsnoeren absoluut noodzakelijk. Dit door het Parlement oorspronkelijk ingenomen standpunt was in de bemiddelingsprocedure in het kader van de voorafgaande wetgevingsprocedure onomstreden en is derhalve door de Commissie in haar nieuwe voorstel opgenomen.
transparantiebepalingen en bijstandsrichtsnoeren op
2. Controle van de voorgestelde afzonderlijke bepalingen a) Transparantiebepalingen Er zou besproken kunnen worden of de bepalingen inzake de transparantie van de financiële betrekkingen in artikel 16 (vergelijk het nagenoeg eensluidende artikel 5 van de ontwerptekst van het bemiddelingscomité) afdoende zijn of nog aanvulling behoeven. b) Bijstandsrichtsnoeren Er zou kunnen worden besproken of de regeling met betrekking tot bijstandsrichtsnoeren in artikel 17 (vergelijk het nagenoeg eensluidende artikel 6 van de ontwerptekst van het bemiddelingscomité) afdoende zijn of nog aanvulling behoeven. c) Titel van de richtlijn Noch in de titel van het voorstel voor de richtlijn – toegang tot de markt voor havendiensten – noch in artikel 1 – doel van de richtlijn – komt tot uitdrukking dat deze richtlijn ook de materie van de financiële transparantie van financiële hulp door de staat en van de concurrentie tussen havens wil regelen, twee gebieden die van cruciaal belang zijn voor het Europese vervoersbeleid. Het is echter in de wetgevingspraktijk gebruikelijk de inhoud van een richtlijn duidelijk aan te geven, en vooral ook in het belang van de betrokken burgers en ondernemingen. In dit opzicht is het onvolledig en misleidend dat de titel van de richtlijn beperkt blijft tot de havendiensten. Er zou over kunnen worden gesproken: - ten eerste de titel van de richtlijn te veranderen in richtlijn inzake zeehavens en
Door verschillende lidstaten en organisaties werd op
zich. Ook is het al dan niet wijzigen van de titel van de ontwerprichtlijn geen zwaarwegend punt. Echter, de zeer zinvolle bepalingen over financiële transparantie en concurrentie tussen havens zouden in feite zèlf het hoofdvoorwerp moeten zijn van de Havenrichtlijn. Nu worden deze elementen toegevoegd, als secundaire elementen, aan een ontwerprichtlijn waarvan het nut en de noodzaak nog te veel betwijfeld wordt.
2.3. De noodzaak van een impact assessment studie en de elementen die daarin aan bod moeten komen 2.3.1 De noodzaak van een impact assessment studie verschillende vergaderingen en fora de vraag gesteld aan de Europese Commissie om een Impact Assessment studie uit te voeren. M.a.w., er werd herhaaldelijk gevraagd om grondig na te gaan wat de gevolgen zijn van de invoering van de Havenrichtlijn en er werd ook gevraagd om met de resultaten van dergelijke studie rekening te houden bij de verdere behandeling van het dossier. De Vlaamse Havencommissie is nadrukkelijk ook voorstander van dergelijke studie, waarin op zijn minst de volgende elementen aan bod moeten komen.
2.3.2 De elementen die aan bod moeten komen in de impact assessment studie 2.3.2.1 Algemeen ■
Heeft de ontwerp-Havenrichtlijn, in de huidige vorm, positieve of negatieven effecten voor de havens?
■
In welke mate versterkt/verzwakt de Havenrichtlijn de mogelijkheid om de strategische businessplannen van de havenbedrijven te realiseren?
■
Wat is de invloed van de Havenrichtlijn op het aandeel van het vrachtvervoer over de weg?
2.3.2.2 Effecten op de concurrentie ■
In welke mate zal de Havenrichtlijn de huidige structuur van de markt veranderen?
■
Zal de Havenrichtlijn de concurrentie tussen bedrijven in een haven, tussen havens van een lidstaat en tussen havens van verschillende lidstaten beïnvloeden en hoe?
Havenrichtlijn
107 ■
■
In welke mate zal de Havenrichtlijn nieuwkomers
•
De toegevoegde waarde en de werkgelegenheid;
op de markt afschrikken of aanmoedigen?
•
De concurrentie tussen reders, verladers en goederenbehandelaars.
Zal de Havenrichtlijn leiden tot hogere of lagere instapkosten voor nieuwkomers?
■
■
Zal de Havenrichtlijn leiden tot opstartkosten voor
2.3.2.5 Effecten op de bestaande wetgeving
nieuwkomers, die voor bestaande dienstverleners niet
■
Is de regelgeving van de Havenrichtlijn in conflict met
bestaan?
bestaande wetgeving, regels, codes of standaarden
Kan de Havenrichtlijn leiden tot een verstoring van
in de havensector?
de markt tussen bestaande concurrenten en nieuwkomers?
2.3.2.6 Effecten op de administratie ■
2.3.2.3 Effecten op de modernisering van de havens ■
Zal de Havenrichtlijn leiden tot meer of minder inno-
In welke mate is de Havenrichtlijn te verzoenen met bestaande overheidsvereisten en -verplichtingen die reeds op de havensector zijn opgelegd?
vatie? ■
Zal de Havenrichtlijn de houding van de dienstver-
2.4. Conclusie 2.4.1 Reactie op het werkdocument van Georg Jarzembowski
leners veranderen ten voordele of ten nadele van de
De recente ontwerprichtlijn inzake toegang tot de markt
klanten?
voor havendiensten, de Havenrichtlijn 2, werd aan een
Zal de Havenrichtlijn leiden tot meer efficiëntie in de havens?
■
eerste kritische analyse onderworpen door de Vlaamse 2.3.2.4 Economische, sociale en milieueffecten ■
■
■
Havencommissie in december 2004. De Vlaamse Haven-
Zal de kost van de implementatie van de Haven-
commissie kondigde toen aan dat er opnieuw advies
richtlijn sommige marktspelers meer dan anderen
zou worden uitgebracht van zodra het dossier zelf of de
treffen?
standpunten erover op significante wijze zouden zijn
Kan de Havenrichtlijn de mogelijkheid van de verle-
gewijzigd of aangevuld. Het dossier is nu inderdaad in
ners van havendiensten om zelf de prijs, de kwaliteit,
een nieuwe fase terechtgekomen, want ter voorbereiding
het assortiment en de plaats van hun diensten te
van de discussies in het Europees Parlement heeft rap-
bepalen versterken of beperken?
porteur Georg Jarzembowski een eerste werkdocument
Is het mogelijk om de sociale, economische en milieu-
opgesteld.
voordelen, die uit de invoering van de Havenrichtlijn
■
■
voortspruiten, op korte, halflange en lange termijn
De rapporteur laat in zijn eerste werkdocument een
in te schatten?
aantal vragen open en formuleert suggesties tot her-
Wat zijn de effecten van de invoering van de Haven-
formulering. De Vlaamse Havencommissie geeft com-
richtlijn op aanverwante sectoren, hogerop in de
mentaren op dit document en neemt standpunten in
bevoorradingsketen? Zijn deze effecten positief of
over elk onderwerp dat in het werkdocument wordt
negatief?
behandeld.
Wat zijn de mogelijk ongewilde effecten door de Zal de regelgeving betreffende de financiële trans-
2.4.2 De noodzaak van een impact assessment studie
parantie in de Havenrichtlijn, de havens ten goede
Door verschillende lidstaten en organisaties werd op
komen of schaden?
verschillende vergaderingen en fora de vraag gesteld aan
Zal de Havenrichtlijn een positieve, een negatieve of
de Europese Commissie om een Impact Assessment
een neutrale impact hebben op de duurzame ont-
studie uit te voeren. M.a.w., er werd herhaaldelijk gevraagd
wikkeling van de havensector?
om grondig na te gaan wat de gevolgen zijn van de
Wat is de invloed van de Havenrichtlijn op:
invoering van de Havenrichtlijn en er werd ook gevraagd
•
invoering van de Havenrichtlijn? ■
■
■
• •
De veiligheids- en milieuproblematiek in haven-
om met de resultaten van dergelijke studie rekening te
gebieden;
houden bij de verdere behandeling van het dossier. De
De loon- en arbeidsvoorwaarden van de scheeps-
Vlaamse Havencommissie is nadrukkelijk ook voor-
bemanningen;
stander van dergelijke studie en geeft in deze aanbeveling
De loon- en arbeidsvoorwaarden van de havenarbeiders in de respectievelijke Europese lidstaten;
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
108 aan welke elementen in de impact assessment studie aan bod moeten komen.
3.2. Situering en beschrijving van het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge 3.2.1 Situering
3. Advies over het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
Het regeerakkoord van de Vlaamse Regering van 13 juli
3.1. Inleiding
een geïntegreerd Strategisch Plan moet worden gemaakt.
De Vlaamse Havencommissie heeft op 23 juni 2005
Deze Strategische Plannen moeten multidisciplinair de
een adviesvraag gekregen van de secretaris-generaal van
functie en de gewenste ontwikkeling van de zeehaven en
het Departement Leefmilieu en Infrastructuur van de
zijn relatie met de omgeving beschrijven op korte (5 jaar),
Vlaamse Gemeenschap, in opdracht van de Vlaamse
middellange (10-15 jaar) en lange termijn (25-30 jaar). De
Regering.
Vlaamse Regering besliste destijds dat het Strategisch
1999 stelde dat voor elk van de Vlaamse zeehavens
Plan daarbij moet rekening houden met de maximale In de adviesvraag werd een reeks zeer specifieke vragen
bescherming van de woonzones, het behoud en het ver-
over het dossier geformuleerd:
sterken van de natuurlijke infrastructuur en het mogelijk maken van een economische expansie mits zuinig
“Meer specifiek wens ik van de Vlaamse Havencommissie antwoord te krijgen op de volgende vragen: ■ Acht de Vlaamse Havencommissie de planning van nieuwe infrastructuur in het Strategisch Plan realistisch en haalbaar? ■ Wordt het Strategisch Plan in voldoende mate aangewend in functie van de vergroting van het maatschappelijk draagvlak van de haven? ■ Zijn de teksten en plannen van het Strategisch Plan voor de haven van Brugge-Zeebrugge voldoende duidelijk? ■ Zijn alle deelaspecten van het Strategisch Plan voor de haven van Brugge-Zeebrugge voldoende evenwichtig onderbouwd en behandeld? ■ Zijn alle relevante actoren in de loop van het planningsproces voldoende betrokken geweest bij de opmaak van het plan? ■ Zijn alle elementen aanwezig die de Vlaamse Havencommissie in haar advies van 1 maart 2002 nodig achtte? ■ Is de inhoud van het Strategisch Plan van BruggeZeebrugge nog voldoende actueel om beleidsbeslissingen op te baseren?
ruimtegebruik. De nieuwe Vlaamse Regering heeft in haar regeerakkoord opgenomen dat voor elk havengebied een Strategisch Plan en een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) wordt opgesteld. Het plan moet vertaald worden naar een streefbeeld van de gewenste ontwikkeling en een voorstel van actieplan op korte en op langere termijn. Sinds het regeerakkoord van 1999 is er in de vier Vlaamse havens aan de Strategische Plannen gewerkt. Door verschillen in de aanpak, de omvang en de complexiteit van de havens en de begintijdstippen van het studiewerk, bevinden de Strategische Plannen voor elk van de havens zich in een ander stadium. Het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge is het eerste dat aan de Vlaamse Havencommissie wordt voorgelegd.
3.2.2 Overlegstructuur De verschillende instanties, die deel uitmaakten van de overlegstructuur, zijn de volgende: ■
De stuurgroep, onder leiding van de Gouverneur van West-Vlaanderen, stond in voor de coördinatie van de opmaak van het Strategisch Plan. De stuurgroep
Het staat de Vlaamse Havencommissie vanzelfsprekend vrij om ook andere aspecten in het advies te behandelen.
besprak de tussentijdse nota’s, verbeterde ze en keurde ze goed. De stuurgroep bestond uit vertegenwoordigers van gemeenten, de provincie, het Vlaams Gewest, afgevaardigden van de Maatschap-
Het lijkt mij zeer zinvol als u nu al rekening houdt, bij de opstelling van de structuur van uw advies, met het feit dat de drie andere Strategische Plannen ook ter advies zullen worden voorgelegd aan de Vlaamse Havencommissie.”
pij voor Brugse Zeevaartinrichtingen (MBZ), de NMBS, De Lijn, het Instituut voor Natuurbehoud en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij. ■
De plangroep bereidde alle documenten en tussentijdse nota’s voor. Deze bestond uit vertegenwoordigers van de Vlaamse administraties, de stad Brugge,
Het advies moet binnen de drie maanden geformuleerd
het provinciebestuur, de Gewestelijke Ontwikke-
worden.
lingsmaatschappij, de Maatschappij voor Brugse Zeevaartinrichtingen (MBZ) en de studiebureaus.
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
109 ■
Werkgroepen werden opgericht wanneer specifiek
king tot de ontwikkeling van deelaspecten van het zee-
onderzoek vereist was om dieper op een bepaald
havengebied en omgeving én in een voorstel van actie-
thema in te gaan. Zo waren er werkgroepen rond eco-
programma op de korte, middellange en lange termijn.
nomie, natuur, veiligheid, baggerproblematiek, leefdiverse onderzoeksrapporten die in het Strategisch
3.2.4 Korte samenvatting van de kernbeslissingen
Plan zijn geïntegreerd. Zo is er onderzoek gedaan
Onderstaand worden de kernbeslissingen kort samen-
naar de economische positionering, de Brugse bin-
gevat. Deze samenvatting voegt informatie toe aan dit
nenhaven, baggerproblematiek en grondverzet, zui-
advies, doch is geen weerspiegeling van het standpunt
nig ruimtegebruik, natuur in de haven, de interna-
van de Vlaamse Havencommissie. Voor de volledige
tionaal beschermde vogelsoorten aan de kust, de
tekst en uitleg wordt verwezen naar het Strategisch
volumebuffer rond de Dudzeelse Polder, een leef-
Plan zelf.
baarheid, toerisme en landschap. Dit mondde uit in
baarheidsonderzoek, de ontsluiting van de haven ■
en de verbetering van het lokale wegennet enz.
3.2.4.1 Kernbeslissing 1: Uitbouw van de kusthaven in
Voorstellen van de stuurgroep zijn getoetst in de
meerdere ruimtelijke kamers
maatschappelijke klankbordgroep. Die gaat na of de
■
voorstellen maatschappelijk gedragen zijn. De groep
Efficiënt en zuinig omgaan met ruimte in de haven.
bestaat uit leden van verschillende maatschappelij-
Het ganse havengebied kan worden opgedeeld in ruim-
ke groepen en organisaties uit de regio.
telijke kamers die naargelang hun ligging en kwalitei-
Via hoorzittingen is de ruime bevolking uitgenodigd
ten een andere functie krijgen. In het zeehavengebied
mee na te denken over de toekomst van hun haven.
zijn op sommige plaatsen enkel echte havenactivi-
Tijdens informatiefora zijn alle geïnteresseerden inge-
teiten toegelaten, op andere plaatsen enkel haven-
licht over de stand van zaken in het planningproces.
gebonden, havenondersteunende of logistieke activiteiten. Met een selectief vestigingsbeleid moet worden
3.2.3 Documentstructuur
getracht om het juiste bedrijf op de juiste plaats te krij-
Het Strategisch Plan bevat een streefbeeld en een actie-
gen. De ligging ten opzichte van diepwaterinfra-
programma. Het streefbeeld bevat een voorstel van
structuur voor of na de sluizen en de ligging ten
visie en ruimtelijke structuur op de gewenste ontwikkeling
opzichte van de omgeving (nabij of ver van de dorpen)
van het zeehavengebied. Deze visie en gewenste struc-
zijn factoren die bepalen welke soort activiteiten op
tuur zijn geconcretiseerd in kernbeslissingen met betrek-
welke plaats terechtkomt.
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
110 Het ontwikkelen van de beschikbare ruimte voor haven-
vervoer te verhogen, wordt de spoorweginfrastructuur
activiteiten wordt gefaseerd naargelang de economi-
een stuk efficiënter gemaakt. Dit onder meer door de vol-
sche ontwikkeling. Op korte termijn beschikt de haven
gende maatregelen te nemen:
over voldoende ruimte om een gemiddelde economische groei op te vangen. Om een meer expansieve groei
■
Uitwerking van een investering- en uitvoeringspro-
en een groei op langere termijn op te vangen (maar nog
gramma voor de afwerking van het spoorwegennet
binnen de planperiode tot 2030) worden strategische
voor de ontsluiting en de bediening van de haven (met
reserves voorzien.
inbegrip van de aanleg van een derde spoor BruggeDudzele en de aanleg van een derde en vierde spoor
Strategisch haveninfrastructuurproject. Om in de toekomst de meest kansrijke ontwikkelingen te garanderen
van de lijn Brugge-Gent); ■
Een capaciteitsuitbreiding voor het vormingssta-
is een ‘verruiming van de voorhaven’ noodzakelijk. Het
tion Zeebrugge-Vorming ter hoogte van Zwanken-
aanbod aan ruimte in de voorhaven is immers beperkt.
damme;
Na de volledige aanleg van het Albert II-dok zijn alter-
■
De aanleg van de bocht van Ter Doest tussen de lijn
natieven noodzakelijk. Er is daarbij gekozen voor de
Brugge-Knokke en de lijn Brugge-Zeebrugge en de
aanleg van een vernieuwd havengebied dat vlot nautisch
opmaak van een project-MER (milieueffectenrap-
toegankelijk is, hetzij via een open vaargeul hetzij via een
port) voor deze actie. Door de aanleg van deze bocht
‘snelle’ zeesluis.
zal het rangeren van treinen met wagons van de oostelijke en de westelijke kant heel wat vlotter verlopen;
Nautische toegang. In de voorhaven is reeds een ver-
■
Voor de leefbaarheid van Zeebrugge worden moge-
diepingsprogramma uitgevoerd met een nautische toe-
lijkheden onderzocht voor het verbeteren van de
gang voor getijongebonden vaart tot 46 voet en getij-
spoorontsluiting naar de Zweedse kaai (en opvolging
gebonden vaart tot 55 voet. Zodra economisch
van de resultaten).
noodzakelijk wordt de nautische toegankelijkheid van de achterhaven verbeterd via een ‘snelle zeesluis’ of een
Waterwegen. De voor- en nadelen van de aanleg van een
‘open getijzone’. Tussen deze twee mogelijke alterna-
(vernieuwd of) nieuw kanaal tussen Zeebrugge en het
tieven is nog geen definitieve keuze gemaakt.
hoofdwaterwegennet zijn afgewogen en vergeleken met de bestaande mogelijkheden. De noodzaak van een
Brugse binnenhaven. Het gebied ten zuiden van de Her-
nieuw kanaal lijkt hierbij nu niet voldoende onderbouwd,
dersbrug, de Brugse binnenhaven, wordt opgenomen in
er wordt gevraagd verder onderzoek te doen (MaIS-
het zeehavengebied. De vrij liggende terreinen worden
studie terug opstarten). De estuaire vaart (de vaart via
er gereserveerd voor havenactiviteiten, havengebonden
de kustlijn en de Westerschelde), moet worden gega-
en havenondersteunende activiteiten. De binnenhaven
randeerd en tegelijkertijd ook de doorvaart voor bin-
wordt toegankelijk gemaakt voor zeeschepen tot 10.000
nenschepen tot 1350 ton via het kanaal Brugge-Gent.
ton. De aanleg van de AX (tussen de N31 ter hoogte van Blauwe Toren en de N49 te Westkapelle), met een beweeg-
3.2.4.3 Kernbeslissing 3: Verdere uitbouw van het onder-
bare brug over het Boudewijnkanaal, garandeert de nau-
liggend wegennet in de haven
tische toegankelijkheid voor de Brugse binnenhaven. Vlotte en veilige wegen binnen de haven. Sommige 3.2.4.2 Kernbeslissing 2: Aanbieden van een multimo-
wegen dienen enkel als toegangsweg tot terminals of
dale ontsluitingsinfrastructuur
ander lokaal verkeer, andere wegen krijgen de functie te zorgen voor een vlotte verkeersafwikkeling (bijv. Pieter
Wegen. Over de weg is de haven vandaag verbonden met
Troostlaan, ...) of het verkeer naar de snelwegen te lei-
het hinterland via de E40-N31 enerzijds en de N49-
den (bijv. N31, Havenrandweg-oost). Naargelang de func-
Havenweg-oost (A.Ronsestraat) anderzijds. Om de druk
tie van een weg, is een aangepaste inrichting nodig.
op de N31 te verlichten, wordt, in twee fasen, een nieu-
Een ontbrekende schakel ter hoogte van Zeebrugge-
we weg aangelegd, de AX. Deze verbindt de N49 en de
dorp is de verbinding tussen de N31 en de Havenrand-
N31. In een eerste fase verbindt deze nieuwe weg de N49
weg-oost. Een oplossing hiervoor is de mogelijke aanleg
met de Havenweg-Oost (A.Ronsestraat). Later wordt
van de zogenaamde NX.
deze weg uitgebreid tot aan de N31.
Voor fietsende werknemers wordt een fietsnetwerk in het havengebied uitgebouwd met hoofdassen en plaatselij-
Spoorwegen. Om de capaciteit van het goederenspoor-
ke aansluitingen van bedrijven.
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
111 Aanleg van de NX. De NX verbindt de N31 met de Haven-
3.2.4.6 Kernbeslissing 6: Leefbare dorpen en stads-
randweg-oost via de Isabellalaan. Deze weg ten zuiden
wijken
van de Stationswijk van Zeebrugge zal vooral het (doorgaand) havenverkeer opnemen. Door de aanleg van de
Waar de havenactiviteiten en grote verkeersinfrastruc-
NX verbetert de leefbaarheid in Zeebrugge-dorp en in
turen de woonomgeving kunnen verstoren, worden buffers
de Stationswijk. De Kustlaan (N34) wordt zo voor een
aangelegd die zowel lawaaihinder als lichtvervuiling
groot deel ontlast van het zwaar verkeer. De Kustlaan
tegengaan. Ook aan het uitzicht van het landschap wordt
doorheen Zeebrugge-dorp krijgt de nodige aanpassin-
gewerkt. Op verschillende locaties worden acties gepland:
gen, de kusttram krijgt er een betere plaats en het cen-
■
trum is aangenamer in te richten. 3.2.4.4 Kernbeslissing 4: Uitbouw van een onderlig-
Zwankendamme; ■
tussen Zwankendamme en het Boudewijnkanaal;
■
ter versterking van de bestaande groenbuffer op de
gend wegennet in de omgeving van de haven
westelijke oever van het Boudewijnkanaal; ■
Het netwerk van de grote wegen (E40, N31, N49) func-
corridor voor een fietsroute; ■
keer moeten eveneens over een vlot en veilig wegennet
kapelle en de kanalen); ■
kunnen bereiken. Daarom wordt er onder meer een fietsnetwerk aangelegd tussen de dorpen onderling en
■
tussen Zeebrugge-dorp en de N34 (landschappelijk ingepast);
■
keer gescheiden van het havenverkeer. Veilige oversteekplaatsen op de N31 zijn cruciaal.
ter hoogte van Heist mogelijke uitbreiding van de volumebuffer ten zuiden van de N34;
de haven, dat ook aansluit op het fietsnetwerk in de haven zelf. Ter hoogte van de Herdersbrug wordt het lokale ver-
tussen de achterhaven en het oostelijk poldergebied (Heist-Ramskapelle en de zone tussen Rams-
beschikken om bijvoorbeeld vanuit hun woning andere dorpen, woongebieden, steden, het havengebied... te
tussen de zuidelijke Havenrandweg en Dudzele in de vorm van een landschaps- en natuurproject met een
tioneert enkel goed als het tot op het lokale niveau afgewerkt en verfijnd is. Lokale gebruikers van het ver-
ter hoogte van het vormingsstation in de richting van
in Zeebrugge aanpakken van de geluidshinder van de spoorwegverbinding met de Zweedse kaai;
■
aan de oostelijk strekdam wordt visueel de landschappelijke inkleding aangepast.
3.2.4.5 Kernbeslissing 5: Omgaan met de elementen van de natuurlijke structuur en de ecologische infra-
3.2.4.7 Kernbeslissing 7: Zichtbare en gastvrije haven
structuur De haven stelt zich open naar omwonenden en toerisNatuur(lijk) in de haven. Natuur is dikwijls moeilijk ver-
ten, behalve op plaatsen waar dit de veiligheid in het
vangbaar en soms onvervangbaar. Voor de aansnijding
gedrang brengt. Wandelingen en indrukwekkende uit-
van de Dudzeelse Polder is er nu geen dwingende reden.
zichten maken van de haven ook voor niet-gebruikers een
Als de noodzaak zich stelt en er geen alternatieven zijn
aantrekkingspool.
te vinden, bestaat de mogelijkheid dat de haven dit gebied in gebruik neemt (de Dudzeelse Polder blijft dus
3.2.4.8 Kernbeslissing 8: Verbeteren van de beeldkwa-
havengebied, maar wordt op dit moment niet als dusdanig
liteit en het imago van de haven
in gebruik genomen). Een bindende voorwaarde is dat dan in elk geval gezorgd wordt voor een compensatie van de
Op korte termijn start de uitwerking van een land-
natuurwaarden die verloren gaan. Tussen de delen van
schapsopbouwplan. Dit plan bevat directe acties die de
het gebied die nu wel voor economische activiteiten
openbare besturen kunnen uitvoeren en sturingsele-
kunnen dienen (het noordwestelijk deel van de polder)
menten voor bijvoorbeeld de constructie van gebou-
en de delen waar de bescherming van de natuurwaarden
wen en installaties. Zo kunnen panorama’s op het open
primeert, wordt een buffer aangelegd.
poldergebied vanuit het gezichtspunt van de dorpen worden uitgewerkt. De haven- en dorpsranden kunnen
De broedkolonies van internationaal belangrijke ster-
duidelijk zichtbaar worden in het landschap. De toe-
nenpopulaties in het voorhavengebied krijgen alterna-
gangswegen (zoals de N31 en de AX) krijgen bij voorkeur
tieve broedplaatsen aangeboden op het bestaande ster-
het uitzicht van lanen.
nenschiereiland.
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
112 3.2.4.9 Kernbeslissing 9: Rol van het havenbestuur naar
op elkaar afstemt, de uitvoering evalueert en waar nodig
de lokale besturen en bewoners
bijstuurt.
De dialoog tussen het havenbestuur, de omliggende lokale besturen en bewoners moet goed georganiseerd en
3.3. Algemene beschouwingen over Strategische Planning
continu zijn. De behandeling van klachten en het bespre-
3.3.1 De rol van de Strategische Plannen in het Vlaam-
ken van verbeteringsacties moet in overleg gebeuren met
se havenbeleid
de lokale besturen. Het havenbestuur zal een milieu-
De Strategische Plannen voor de Vlaamse havens wer-
vriendelijk beleid blijven voeren. Elke bedrijfsactiviteit
den opgelegd door het regeerakkoord van de Vlaamse
wordt steeds uitgevoerd met het oog op zo weinig moge-
Regering van 13 juli 1999: “Binnen twee jaar moet door de Vlaamse Regering voor elk havengebied in Vlaanderen een Strategisch Plan en een ruimtelijk uitvoeringsplan worden opgesteld dat uitgaat van een maximale bescherming van de omliggende woonzones, het behoud en het versterken van de ecologische infrastructuur binnen en buiten het havengebied en een zuinig ruimtegebruik, waardoor de economische expansie van die havens niet langer gelijkstaat met het innemen van steeds nieuwe open ruimte ten koste van landbouw, natuur of bestaande woongebieden.”
lijk leefmilieuhinder. Een meldpunt voor klachten en permanent overleg vormen voor dit alles de noodzakelijke basis. 3.2.4.10 Kernbeslissing 10: Omgaan met onderhoudsbaggerspecie en grondoverschot bij haveninfrastructuurwerken Een actieplan voor de verwerking van baggerspecie en grondoverschotten tengevolge van onderhouds- en uitdiepingswerken in de maritieme toegangswegen en in de rest van de haven wordt uitgewerkt. Het aanleggen van visuele en geluidsbuffers, evenals het aanleggen van
In de beleidsnota van minister Peeters over Openbare
een sterneneiland in de voorhaven, lossen al een deel-
Werken (2004) wordt uitdrukkelijk naar de Strategi-
tje van deze problematiek op.
sche Plannen verwezen: “De Strategische Plannen
3.2.4.11 Kernbeslissing 11: Milieuhygiënische en milieuveilige haven De milieuhygiëne en de milieuveiligheid in de haven zijn een belangrijk aandachtspunt. Problemen worden zoveel mogelijk bij de bron aangepakt. Daarnaast worden preventieve maatregelen uitgewerkt. Om die reden is al een Ruimtelijk VeiligheidsRapport (RvR), een leefbaarheidsstudie en een plan-MER (plan-milieueffectenrapport) opgemaakt. Deze plannen zijn in het ontwerp van Stra-
beschrijven multidisciplinair de functie en de gewenste ontwikkeling van de verschillende zeehavens in relatie tot de omgeving en dit zowel op korte, middellange als lange termijn. De momenteel lopende planningsprocessen zijn dynamische processen, die op korte termijn een maatschappelijk gedragen planningsdocument zullen opleveren. (…) Elk Strategisch Plan leidt tot een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) welke de afbakening van het havengebied vastlegt met als uitgangspunt de economische finaliteit zoals in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen beoogd.”
tegisch Plan geïntegreerd. De Vlaamse Havencommissie beschouwt de Strategische 3.2.4.12 Kernbeslissing 12: (Sociaal)veilige haven
Plannen voor de Vlaamse havens als belangrijke beleidsdocumenten die voor elke haven:
Ook op het humane vlak heeft de haven een rol te spelen. Mensenhandel en transporten van illegalen vormen
1. de functie en de gewenste ontwikkeling (het streef-
een actuele problematiek die maatregelen op het infra-
beeld) schetsen van de haven op economisch gebied
structurele vlak noodzaken. De haven moet zich bovendien
(overslag, industrie, trafiekstromen in, vanuit en naar
ook beveiligen tegen terroristische activiteiten. Daarom
de haven), rekening houdende met alle randvoor-
moeten bepaalde havenzones afgesloten kunnen worden.
waarden op ecologisch, ruimtelijk en maatschappe-
3.2.4.13 Kernbeslissing 13: opvolging van het Strate-
2. het maatschappelijk draagvlak verbreden omdat het
lijk gebied. gisch Plan
streefbeeld tot stand komt samen met / door raadpleging van alle bij de haven betrokken actoren. Door
De uitvoering van de voorgenomen acties valt onder
de wisselwerking tussen enerzijds de economische
de verantwoordelijkheid van verschillende besturen en
doelstellingen en anderzijds de ecologische, ruimte-
administraties. Er komt een overleggroep die alle acties
lijke en maatschappelijke randvoorwaarden, en het
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
113 ruime overleg daarover met alle havenrelevante acto-
Ondertussen blijkt dat er tussen de verschillende Stra-
ren, wordt de verdere ontwikkeling van de havens in
tegische Plannen weinig sprake is van een gemeen-
de toekomst bespreekbaar en aanvaardbaar gemaakt.
schappelijke structuur of aanpak. Dit beperkt de ver-
3. een duidelijke afbakening van de grenzen van het
gelijkingsmogelijkheden en bemoeilijkt het gebruik van
havengebied verschaffen.
de plannen in functie van een algemeen overkoepelend havenbeleid. De Vlaamse Havencommissie aanvaardt
De Vlaamse Havencommissie wijst wel op het feit dat de
dat er verschillen zijn in de aanpak en de structuur van
hele procedure om een Strategisch Plan op te stellen, zo
de Strategische Plannen; er zijn immers te veel facto-
blijkt nu uit de realiteit, bijzonder lang duurt. De mees-
ren die deze diversiteit in de hand werken, o.m. het feit
te Strategische Plannen die nu voltooid of in aanmaak zijn,
dat elke haven anders is en elk Plan door andere men-
nemen al vele jaren in beslag. Dit zorgt voor uitstel van
sen wordt gemaakt. De Vlaamse Havencommissie zal wel
plannen en projecten die van het Strategisch Plan afhan-
nagaan of:
gen en kan rechtsonzekerheid veroorzaken. De meeste projecten die in het Strategisch Plan worden genoemd,
■
Er een minimum van elementen, die de Vlaamse
werden trouwens reeds eerder vermeld in het Ruimtelijk
Havencommissie in haar aanbeveling van 1 maart
Structuurplan Vlaanderen. De Vlaamse Havencommissie
2003 heeft vooropgesteld, in de Strategische Plan-
pleit er uitdrukkelijk voor dat alles in het werk wordt
nen aanwezig is (zie ook bijlage 1);
gesteld om de voltooiing van de Strategische Plannen,
■
dat de oorspronkelijke doelstellingen van de Stra-
inclusief de Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s), te
tegische Plannen werden bereikt (zie het regeerak-
bespoedigen. De Vlaamse Havencommissie vraagt met
koord van 1999 en de beleidsnota van minister Pee-
aandrang dat er in de RUP’s enkel bestemmingsuitspra-
ters over Openbare Werken (2004), weergegeven in
ken worden gedaan en geen uitspraken over de wijze waar-
punt 3.1. van dit advies).
op de bestemming moet worden gerealiseerd, aangezien deze bevoegdheid moet toekomen aan het
Een belangrijk verschil tussen de verschillende Strate-
havenbedrijf, zodat in het zeehavengebied zelf een cohe-
gische Plannen is ook de wijze waarop de Plannen wor-
rent langetermijnbeleid kan worden gevoerd. Het is een
den gefinancierd en de instantie die de hoofdverant-
fundamentele optie in het opzet van de Strategische
woordelijke is van de studie. Sommige Strategische
Plannen dat binnen de vastgelegde beschikbare econo-
Plannen vallen onder de hoofdverantwoordelijkheid van
mische ruimte de economische activiteiten zich, met
het Departement Leefmilieu en Infrastructuur (Brugge-
inachtname van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening,
Zeebrugge) of de Administratie Waterwegen en Zee-
milieu en natuur, de omgevingsregelgeving en de algemeen
wezen (Oostende), terwijl andere Strategische Plannen
erkende principes zoals zuinig ruimtegebruik, vrij kunnen
onder de verantwoordelijkheid vallen van de provincie-
ontwikkelen. Binnen de beschikbare economische ruim-
gouverneur. Ook wat de financiering van de studies
te moeten de havenbeheerder en de economische acto-
betreft, zijn er grote verschillen.
ren te allen tijde flexibel kunnen inspelen op nieuwe economische opportuniteiten.
3.3.3 De relatie tussen de Langetermijnvisie en de Strategische Plannen
3.3.2 Analoge structuren en principes voor alle Strategische Plannen?
De Vlaamse Havencommissie formuleerde in haar aan-
De Strategische Plannen worden alle vier opgesteld vol-
het toenmalige voornemen om – naast de Strategische
gens een gemeenschappelijke methode: de Geïntegreer-
Plannen op havenniveau – ook een Strategisch Plan (de
de Gebiedsgerichte Benadering (GGB), hetgeen in princi-
Langetermijnvisie) op centraal niveau te maken. De
pe zou moeten kunnen leiden tot documenten die een
belangrijkste bedenking van de Vlaamse Havencom-
gemeenschappelijke inhoud en structuur hebben en waar-
missie was dat voor de opstelling van de Langetermijn-
in dezelfde methoden worden gevolgd. De Vlaamse Haven-
visie in feite best de Strategische Plannen op lokaal
commissie constateerde in haar aanbeveling van 1 maart
niveau als uitgangspunt zou genomen worden. Aange-
2002 reeds dat er tussen de in opmaak zijnde plannen toch
zien deze plannen op lokaal niveau toen nog niet af
heel wat verschillen zijn in aanpak en methode. De Vlaam-
waren, was het in 2002 volgens de Vlaamse Haven-
se Havencommissie achtte het toen nuttig om een lijst van
commissie niet het juiste moment om met de Lange-
elementen in de aanbeveling op te nemen die op zijn
termijnvisie aan te vangen.
minst in één of andere vorm aan bod zou moeten komen.
beveling van 1 maart 2002 kritische bedenkingen bij
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
114
niet allemaal voltooid zijn. De Vlaamse Havencommis-
3.4. Specifieke beschouwingen over het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge 3.4.1 Indeling van de specifieke beschouwingen
sie is van mening dat hiermee de kans gemist wordt om
Onderstaande specifieke beschouwingen zijn ingedeeld
de lokale Strategische Plannen samen te brengen, te inte-
volgens de vragen in de adviesvraag, die op zich geba-
greren in één totaaldocument en te gebruiken als bot-
seerd waren op de kritische opmerkingen uit het advies
tom-up bijdrage voor de uitwerking van een beleidsdo-
van de Vlaamse Havencommissie over de Strategische
cument. Gegeven de grotere autonomie die door het
Plannen van 1 maart 2002.
Ondertussen is de Langetermijnvisie bijna voltooid, terwijl de Strategische Plannen op lokaal niveau zeker nog
Havendecreet aan de havenbesturen wordt toegekend, getermijnvisie en anderzijds de lokale Strategische Plan-
3.4.2 Realistische planning van nieuwe infrastructuur
nen, niet in lijn met de filosofie van het Havendecreet.
Het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge bevat een
is de afzonderlijke ontwikkeling van enerzijds de Lan-
streefbeeld en een actieprogramma. Het streefbeeld
3.3.4 Opvolging en verdere uitwerking van de Strategische Plannen
bevat een voorstel van visie en ruimtelijke structuur
De Vlaamse Havencommissie vindt dat de Strategische
Deze visie en gewenste structuur zijn geconcretiseerd
Plannen belangrijke beleidsdocumenten zijn die weer-
in kernbeslissingen met betrekking tot de ontwikkeling
geven hoe alle bij de haven betrokken actoren de verdere
van deelaspecten van het zeehavengebied en omge-
op de gewenste ontwikkeling van het zeehavengebied.
ontwikkeling van de haven zien en welke acties nodig wor-
ving én in een voorstel van actieprogramma op de
den geacht om die ontwikkeling mogelijk te maken.
korte, middellange en lange termijn.
Bovendien ontstaat duidelijkheid over de afbakening van het zeehavengebied. Het lijkt de Havencommissie
De Vlaamse Havencommissie maakt de volgende opmer-
logisch dat de Strategische Plannen:
kingen: ■
■
■
De Vlaamse Havencommissie is zich ervan bewust
Worden gebruikt als beleidsondersteunend docu-
dat prognoses per definitie onzeker zijn. De wijze
ment. Projecten die in een Strategisch Plan als
waarop de toekomstverwachtingen worden geschetst,
gewenst of noodzakelijk worden beschouwd, dienen
lijkt volgens de Havencommissie echter aanvaardbaar.
nog wel onderzocht te worden in de meeste geval-
Dit houdt uiteraard geen uitspraak in over het streef-
len (technische uitwerking, sociaal-economische
beeld of over de planning van projecten, aangezien
rendabiliteit, financiële haalbaarheid, enz.), maar
(1) de planning en prioritering van projecten in de eer-
ze zijn een eerste toets van maatschappelijke aan-
ste plaats een verantwoordelijkheid zijn van het
vaardbaarheid reeds gepasseerd.
havenbedrijf zelf en (2) de infrastructuurprojecten
Op regelmatige tijdstippen worden geactualiseerd en
op termijn door de Vlaamse Havencommissie elk
bijgestuurd. De overlegstructuur die werd opgezet
afzonderlijk op basis van een sociaal-economisch
kan best operationeel blijven om essentiële nieuwe
dossier zullen worden beoordeeld, voor zover de kostprijs de tien miljoen euro overstijgt.
feiten en ontwikkelingen, die van belang zijn voor de bij de haven betrokken actoren, te blijven versprei-
■
Rekening houdend met de economische wetmatig-
den (in het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
heden en het maatschappelijk belang van de havens
neemt men zich inderdaad voor om de dialoog voort
gebeurt de planning van de uitbouw van de haven van
te zetten, zie kernbeslissing 9). Het maatschappe-
Brugge-Zeebrugge volgens de principes stapsge-
lijk draagvlak, dat tijdens de uitwerking van het Stra-
wijze uitbouw, zuinig ruimtegebruik en selectief toe-
tegisch Plan werd gecreëerd, gaat dan niet verloren.
wijzingsbeleid. De Havencommissie is sterk voor-
Naast deze voortzetting van de dialoog (een conti-
stander van deze principes, op voorwaarde natuurlijk
nu proces), is het aangewezen om met ruimere tussenpozen een actualisatie van het Plan uit te voeren.
dat ze ook worden omgezet in de praktijk. ■
De Vlaamse Havencommissie vraagt bijzondere aan-
Dergelijke actualisatie mag niet de vorm aannemen
dacht voor de realisatie van de achterlandontsluiting
van de opzet van een volledig nieuw plan, maar moet
van de haven; dit geldt voor alle Vlaamse havens (zie
eerder een update zijn van alle essentiële elemen-
hiervoor ook de Aanbeveling van de Vlaamse Haven-
ten die een wezenlijke impact hebben op het streef-
commissie met prioritaire aandachtspunten die
beeld en het actieprogramma. Een update mag geen
betrekking hebben op havens en havenbeleid, april
rem zijn op de uitvoering van projecten.
2004). Het Strategisch Plan besteedt aan dit aspect veel aandacht en kiest niet uitsluitend voor de maxi-
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
115 malisering van de infrastructuuruitbouw. In vele
Met de structuur die werd opgezet om het Strategisch
gevallen wordt de uitbouw gefaseerd, in sommige
Plan Brugge-Zeebrugge te maken (stuurgroep, plan-
gevallen wordt gekozen voor een pragmatische aan-
groep, werkgroepen, maatschappelijke klankbord-
pak op korte termijn. Sommige grote projecten,
groepen en hoorzittingen) was het alleszins moge-
zoals bijvoorbeeld een nieuwe binnenvaartverbinding
lijk om een zeer breed publiek te bereiken.
met grote capaciteit, wordt afhankelijk gemaakt van ■
■
Ten tweede moet de boodschap concreet en vol-
verdere studie en latere beslissingen.
doende gedetailleerd zijn: hoe zal de haven van
De Vlaamse Havencommissie vroeg in haar aanbe-
Brugge-Zeebrugge zich verder ontwikkelen tussen nu
veling van 1 maart 2002 om voor de verschillende
en 2030 en welke middelen kunnen/moeten daarvoor
punten in het actieprogramma de initiatiefnemers aan
ingezet worden. Ook deze voorwaarde is vervuld:
te duiden en de financiële implicaties in te schatten.
er werd een Strategisch Plan opgesteld met concrete
Bij nader inzien is de schatting van de financiële
gegevens in voldoende detail.
implicaties misschien een oefening die interessante informatie kan opleveren, maar die de actiepun-
Op voorwaarde dat het Strategisch Plan Brugge-Zee-
ten en projecten een status geven die nog niet aan
brugge inderdaad gedragen wordt door alle actoren die
de orde is, nl. de financiële afweging in een budget.
hebben meegewerkt of die werden geraadpleegd, is er
De kostprijs van de individuele projecten is boven-
inderdaad een positieve bijdrage geleverd tot de ver-
dien op zijn hoogst bekend in de vorm van een schat-
breding van het maatschappelijk draagvlak: met een
ting (ook over de uitvoeringsdetails, de timing, enz.
gedetailleerde boodschap (nl. de verdere ontwikkeling van
is niet alles exact bekend). Het is nu ook niet in
de haven van Brugge-Zeebrugge op lange termijn) werd
detail bekend wie er tussen nu en 2030 de finan-
een zeer grote groep actoren bereikt. De Vlaamse Haven-
cierende partijen zullen zijn (privé, PPP, overheid,
commissie vindt het essentieel om de dialoog, die door
Europa, Havenbestuur, enz.) en over welke middelen
het Strategisch Plan is ontstaan, ook in de toekomst te
zij zullen beschikken. Bijgevolg is het ook niet zinvol
blijven onderhouden. In het Strategisch Plan Brugge-Zee-
om nu al de haalbaarheid van de financiering van alle
brugge wordt hieraan uitdrukkelijk aandacht besteed
projecten samen te beoordelen.
in kernbeslissing 9.
het feit dat de Dudzeelse Polder zich op dit moment kan
3.4.4 Duidelijke en concrete teksten en plannen
ontwikkelen als natuurgebied, terwijl het in feite om
De Vlaamse Havencommissie vindt dat het Strategisch
havengebied gaat. Op een later tijdstip moet deze zone
Plan Brugge-Zeebrugge voldoende duidelijk en lees-
terug als havengebied in gebruik genomen kunnen wor-
baar is.
De Vlaamse Havencommissie heeft wel enige vragen bij
den. Hiervoor moeten nu reeds de nodige maatregelen worden getroffen. De Vlaamse Havencommissie dringt
Wel merkt de Havencommissie op dat er mogelijk ondui-
erop aan dat de Vlaamse Regering een strategische
delijkheden ontstaan bij de latere vergelijking van de vier
reserve van gronden aanlegt om een toekomstige inge-
Strategische Plannen. De vier Strategische Plannen zijn
bruikname van dergelijke natuurgebieden binnen het
(worden) opgesteld met een andere structuur en ver-
havengebied te compenseren. De Havencommissie vraagt
schillen in de invulling van de opdracht. De Havencom-
daarom dat het toepassingsgebied van het recht van
missie vindt deze diversiteit aanvaardbaar, gegeven de
voorkoop in die zin wordt uitgebreid.
verschillen in timing en context en door het feit dat de teams, die aan de Strategische Plannen werken (gewerkt
3.4.3 Maatschappelijk draagvlak van de havens
hebben), van elkaar verschillen. In de Langetermijnvisie
De Vlaamse Havencommissie gaf in haar aanbeveling van
zou in principe een bottom-up integratie van de ver-
2002 reeds aan erg veel belang te hechten aan het
schillende Plannen kunnen gebeuren, ware het niet dat
maatschappelijk draagvlak van de havens en aan de rol
de Langetermijnvisie nu reeds bijna voltooid is.
die de Strategisch Plannen hierin kunnen spelen. Er zijn tegisch Plan Brugge-Zeebrugge er in geslaagd is om
3.4.5 Evenwichtige onderbouwing en behandeling van de deelaspecten
het maatschappelijk draagvlak te verbreden:
De Vlaamse Havencommissie constateerde in haar aan-
twee elementen noodzakelijk om na te gaan of het Stra-
beveling over de Strategische Plannen van 2002 dat er ■
Ten eerste moet een zeer ruim publiek worden
op dat moment in de plannen te veel de nadruk werd
betrokken bij de opmaak van het Strategisch Plan.
gelegd op de ecologische en de ruimtelijke aspecten
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
116 van de haven en te weinig op de sociaal-economische
tussen de afsluiting van de gegevensverzameling (o.m.
aspecten. In het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
voor de economische positionering) en nu heel wat nieu-
wordt aan de sociaal-economische aspecten ruimer
we ontwikkelingen hebben plaatsgevonden.
aandacht besteed. Quasi alle elementen die door de Vlaamse Havencommissie in haar aanbeveling van 1
Wat dit betreft merkt de Vlaamse Havencommissie op
maart 2002 noodzakelijk werden geacht (zie bijlage 1),
dat de prognoses van het Strategisch Plan Brugge/Zee-
werden behandeld in het Strategisch Plan (met uitzon-
brugge gebaseerd zijn op divers cijfermateriaal, waar-
dering van de financiële implicaties van de voorgestel-
bij niet steeds hetzelfde jaar als basis wordt genomen.
de investeringen). De Havencommissie is wel van mening
Sommige tabellen vermelden cijfers tot 2003, maar in
dat aan het aspect werkgelegenheid, evenals aan eco-
andere tabellen dateren de meest recente cijfers van 1998
nomie in het algemeen, meer aandacht besteed had
(bijv. tabel 11). Nog andere tabellen vermelden in de titel
mogen worden. Niettegenstaande er een afzonderlijke
dat er cijfers tot 2001 worden opgenomen, terwijl de tabel
studie is gemaakt over de werkgelegenheid in de haven
zelf cijfers tot 2002 bevat.
van Brugge-Zeebrugge, is aan de resultaten van deze studie in het Strategisch Plan zelf weinig aandacht besteed.
De Vlaamse Havencommissie merkt ook op dat heel
Door in de cijfermatige analyses ook voldoende aandacht
wat gebruikte cijfers gebaseerd zijn op de studies van
aan de werkgelegenheid te besteden, ook bijvoorbeeld
de Nationale Bank van België. In het Strategisch Plan
in de prognoses, had een meer evenwichtig beeld van de
Brugge/Zeebrugge wordt verwezen naar de studies van
toekomstperspectieven geschetst kunnen worden.
2001. Actualisering van die cijfers is moeilijk omdat de NBB intussen de methodiek van de opmaak van de
3.4.6 Betrokkenheid van alle relevante actoren
havenstudies grondig heeft aangepast.
Uit de structuur van het overleg concludeert de Vlaamse Havencommissie dat het Strategisch Plan tot stand
De Vlaamse Havencommissie merkt op dat in het Stra-
is gekomen in samenwerking met, in overleg met of na
tegisch Plan gebruik wordt gemaakt van de cijfergege-
raadpleging van zeer verschillende actoren. Hierbij moet
vens uit het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Dit verband
wel worden opgemerkt dat de verschillende doelgroepen
met studies op Vlaams overkoepelend niveau is positief.
in sterk verschillende gradaties invloed hebben kunnen uitoefenen op de finale tekst van het Strategisch Plan.
Ter aanvulling van het Strategisch Plan wordt hieronder
Daar waar de stuurgroep en de plangroep zeer veel
een selectie gemaakt van belangrijke ontwikkelingen
invloed hebben kunnen uitoefenen op het eindresultaat,
en gebeurtenissen in de periode tussen de afsluiting van
hebben de actoren die in de vorm van een maatschap-
de gegevens in het Strategisch Plan en de datum van dit
pelijke klankbordgroep of een hoorzitting aan het debat
advies. De Vlaamse Havencommissie is van mening dat
hebben kunnen deelnemen, veel minder impact op het
geen enkele van deze ontwikkelingen en gebeurtenissen
eindresultaat gehad. Opmerkingen die in maatschap-
voldoende ingrijpend is om aanpassingen van de kern-
pelijke klankbordgroep of op een hoorzitting werden
beslissingen en/of het actieprogramma noodzakelijk te
geformuleerd, werden door de stuurgroep toch steeds
maken.
beoordeeld en al dan niet opgenomen in het Plan. Finaal gezien is het wellicht onmogelijk en zeker niet wense-
De Vlaamse Havencommissie vindt de volgende recen-
lijk om alle betrokken actoren in dezelfde mate de moge-
te gebeurtenissen in de haven van Brugge-Zeebrugge en
lijkheid te bieden om een inbreng te doen, doch dit moet
de volgende recentere cijfergegevens belangrijk:
wel mee in beschouwing worden genomen bij de beoordeling van de betrokkenheid van de relevante actoren.
■
Nieuwe grote concessie APM Terminals. Eind 2004 werd een concessieovereenkomst ondertekend met
De Havencommissie betreurt dat de sociale partners geen
de Nederlandse containerterminaleigenaar en -ope-
lid waren van de stuurgroep van het Strategisch Plan
rator APM Terminals (AP Møller Terminals) om de con-
Brugge-Zeebrugge, terwijl de sociale partners bij de
tainerterminal aan het Albert II-dok (de vroegere Flan-
Strategische Plannen van de andere havens wel in het
ders Container Terminals (FCT) van Katoen Natie).
hoogste bestuursorgaan vertegenwoordigd zijn.
APM Terminals maakt deel uit van de AP Møller – Maersk Group en van Maersk Sealand, de grootste
3.4.7 Is de inhoud van het SP voldoende actueel?
containerrederij ter wereld. APM Terminals krijgt
Het opstellen van een Strategisch Plan vergt veel tijd voor
een concessie voor 36 jaar. APM Terminals zal er een
onderzoek en overleg en het is onvermijdelijk dat er
multi-user terminal ontwikkelen en uitbaten. Dit
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
117
kunnen behandeld worden. De terminal zal in de
3.5. Conclusies van de Vlaamse Havencommissie 3.5.1 De Strategische Plannen in het algemeen
eerste fase een capaciteit hebben van 1 miljoen TEU.
1. Het Strategisch Plan als beleidsinstrument. De
betekent dat naast de eigen schepen van MaerskSealand –groep ook schepen van derde rederijen
■
■
De terminal wordt operationeel in mei 2006.
Vlaamse Havencommissie beschouwt de Strategi-
Overname 35% van OCHZ door CMA CGM. In juni
sche Plannen voor de Vlaamse havens als belangrij-
2005 werden de onderhandelingen tussen CMA CGM
ke beleidsdocumenten die voor elke haven de func-
en PSA afgerond voor de overname van 35% van de
tie en de gewenste ontwikkeling (het streefbeeld)
aandelen door CMA CGM in de Ocean Containerter-
schetsen van de haven op economisch gebied, reke-
minal Hessenatie Zeebrugge (OCHZ). Er werd een
ning houdende met alle randvoorwaarden op ecolo-
nieuwe vennootschap opgericht, Container Hand-
gisch, ruimtelijk en maatschappelijk gebied. De Stra-
ling Zeebrugge (CHZ), waarin CMA CGM 35% van de
tegische Plannen verbreden het maatschappelijk
aandelen heeft. De rest van de aandelen is in handen
draagvlak omdat het streefbeeld tot stand komt
van PSA. Hierdoor verankert de Franse rederij CMA
samen met / door raadpleging van alle bij de haven
CGM zich verder in de Zeebrugse haven. Intussen
betrokken actoren. Tenslotte moeten de Strategi-
heeft CMA CGM nieuwe containerlijnen en feeder-
sche Plannen een duidelijke afbakening van de gren-
diensten naar Zeebrugge gebracht. CMA CGM zal,
zen van het havengebied verschaffen.
samen met PSA, de containerterminal verder uit-
2. Strategische Planning duurt lang. De Vlaamse Haven-
bouwen. De oppervlakte wordt vergroot en er zijn
commissie wijst op het feit dat de hele procedure om
twee nieuwe containerkranen besteld. Bovendien
een Strategisch Plan op te stellen bijzonder lang
wil PSA een containerterminal bouwen aan de noord-
duurt. Dit zorgt voor uitstel van plannen en projec-
kant van het Albert II-dok omdat de capaciteit van
ten die van het Strategisch Plan afhangen en kan
CHZ intussen is bereikt.
rechtsonzekerheid veroorzaken. De meeste projecten
Verdubbeling capaciteit LNG Terminal. Op de LNG-
die in het Strategisch Plan worden genoemd, werden
terminal van Fluxys wordt gewerkt aan de verdub-
trouwens reeds eerder vermeld in het Ruimtelijk
beling van de capaciteit. De werken, die de bouw van
Structuurplan Vlaanderen. De Vlaamse Havencom-
een vierde (grotere) opslagtank en de realisatie van
missie pleit er uitdrukkelijk voor dat alles in het werk
bijkomende vergassingscapaciteit omvatten, moeten
wordt gesteld om de voltooiing van de Strategische
tegen het einde van 2007 klaar zijn. Door de uit-
Plannen, inclusief de Ruimtelijke Uitvoeringsplan-
breidingswerken wordt de capaciteit van de LNG-ter-
nen (RUP’s), te bespoedigen. De Vlaamse Haven-
minal opgevoerd van 3,5 miljoen ton naar 7 miljoen
commissie vraagt met aandrang dat er in de RUP’s
ton per jaar. Hierdoor zullen de overslagcijfers van
enkel bestemmingsuitspraken worden gedaan en
vloeibare bulk in de haven van Zeebrugge vanaf
geen uitspraken over de wijze waarop de bestem-
2008 gevoelig stijgen. ■
Ontwikkeling Bastenakenkaai als deepsea ro-ro terminal. Binnenkort wordt de nieuwe ro-ro terminal aan de Bastenaken in de achterhaven van Zeebrugge in gebruik genomen. CTO bouwde er een nieuwe autoterminal met bijhorend PDI-centrum. Hierdoor wordt de overslagcapaciteit voor nieuwe personenwagens en ro-ro lading (high and heavy cargoes) gevoelig vergroot. Vanaf 2006 zal Zeebrugge beschikken over 302 ha voor de behandeling van auto’s. Met deze oppervlakte wordt sterk vooruitgelopen op het tijdspad van terreininname zoals voorzien in het Strategisch Plan.
■
De trafiek in de haven van Brugge-Zeebrugge is sinds 2001 in tonnage ongeveer gelijk gebleven, doch er hebben verschuivingen plaatsgevonden in de trafieksamenstelling. Vnl. de auto- en containertrafieken hebben sterk aan belang gewonnen. In 2004 bedroeg de totale trafiek 31,8 miljoen ton.
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
118 ming moet worden gerealiseerd, aangezien deze
nen moeten regelmatig worden geactualiseerd (doch
bevoegdheid moet toekomen aan het havenbedrijf,
eerder in de vorm van een update dan door een vol-
zodat in het zeehavengebied zelf een coherent lan-
ledig nieuw plan te maken; bovendien mag een upda-
getermijnbeleid kan worden gevoerd. Het is een fun-
te geen rem zijn op de uitvoering van projecten).
damentele optie in het opzet van de Strategische Plannen dat binnen de vastgelegde beschikbare eco-
3.5.2 Het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
nomische ruimte de economische activiteiten zich, met
1. Realistische planning van nieuwe infrastructuur. De
inachtname van de wetgeving inzake ruimtelijke orde-
Vlaamse Havencommissie doet in dit advies geen
ning, milieu en natuur, de omgevingsregelgeving en
uitspraak over het streefbeeld of over de planning van
de algemeen erkende principes zoals zuinig ruimte-
projecten, aangezien (1) de planning en prioritering van
gebruik, vrij kunnen ontwikkelen. Binnen de beschik-
projecten in de eerste plaats een verantwoordelijkheid
bare economische ruimte moeten de havenbeheerder
zijn van het havenbedrijf zelf en (2) de infrastruc-
en de economische actoren te allen tijde flexibel kun-
tuurprojecten op termijn door de Vlaamse Haven-
nen inspelen op nieuwe economische opportuniteiten.
commissie elk afzonderlijk op basis van een sociaal-
3. Verschillen in aanpak en methode. De Strategische
economisch dossier zullen worden beoordeeld, voor
Plannen worden alle vier opgesteld volgens de Geïn-
zover de kostprijs de tien miljoen euro overstijgt.
tegreerde Gebiedsgerichte Benadering (GGB), doch er is in de praktijk blijkbaar weinig sprake van een
De Vlaamse Havencommissie vraagt bijzondere aan-
gemeenschappelijke structuur of aanpak. Dit beperkt
dacht voor de realisatie van de achterlandontsluiting
de vergelijkingsmogelijkheden en bemoeilijkt het
van de haven; dit geldt voor alle Vlaamse havens
gebruik van de plannen in functie van een algemeen
(zie hiervoor ook de Aanbeveling van de Vlaamse
overkoepelend havenbeleid. De Vlaamse Havencom-
Havencommissie met prioritaire aandachtspunten
missie aanvaardt deze diversiteit, die toe te schrijven
die betrekking hebben op havens en havenbeleid,
valt aan vele factoren (verschillende havens,
april 2004). Het Strategisch Plan besteedt aan dit
verschillend aanvangstijdstip, verschillende teams).
aspect veel aandacht en kiest niet uitsluitend voor de
Blijkbaar verschillen de Strategische Plannen ook gron-
maximalisering van de infrastructuuruitbouw. In vele
dig van elkaar op het vlak van de hoofdverantwoordelijke
gevallen wordt de uitbouw gefaseerd, in sommige
en de wijze waarop ze werden gefinancierd.
gevallen wordt gekozen voor een pragmatische aan-
4. De Langetermijnvisie en de Strategische Plannen. De
pak op korte termijn. Sommige grote projecten, zoals
Vlaamse Havencommissie is van mening dat er, door
bijvoorbeeld een nieuwe binnenvaartverbinding met
de Langetermijnvisie aan te vangen en te voltooien
grote capaciteit, wordt afhankelijk gemaakt van ver-
vooraleer de Strategische Plannen op lokaal niveau
dere studie en latere beslissingen.
zijn voltooid, de kans gemist wordt om de lokale Strategische Plannen samen te brengen, te integreren in
De Vlaamse Havencommissie heeft wel enige vragen
één totaaldocument en te gebruiken als bottom-up bij-
bij het feit dat de Dudzeelse Polder zich op dit moment
drage voor de uitwerking van een beleidsdocument.
kan ontwikkelen als natuurgebied, terwijl het in feite
Gegeven de grotere autonomie die door het Haven-
om havengebied gaat. Op een later tijdstip moet
decreet aan de havenbesturen wordt toegekend, is de
deze zone terug als havengebied in gebruik genomen
afzonderlijke ontwikkeling van enerzijds de Lange-
kunnen worden. Hiervoor moeten nu reeds de nodi-
termijnvisie en anderzijds de lokale Strategische
ge maatregelen worden getroffen. Hiervoor moeten
Plannen, niet in lijn met de filosofie van het Haven-
nu reeds de nodige maatregelen worden getroffen. De
decreet.
Vlaamse Havencommissie dringt erop aan dat de
5. Beleidsondersteunende functie, actualisering en
Vlaamse Regering een strategische reserve van gron-
bijsturing. Het lijkt de Havencommissie logisch dat
den aanlegt om een toekomstige ingebruikname van
de Strategische Plannen worden gebruikt als beleids-
dergelijke natuurgebieden binnen het havengebied te
ondersteunend document. Projecten die in een Stra-
compenseren. De Havencommissie vraagt daarom
tegisch Plan als gewenst of noodzakelijk worden
dat het toepassingsgebied van het recht van voorkoop
beschouwd, dienen nog wel onderzocht te worden in
in die zin wordt uitgebreid.
de meeste gevallen (technische uitwerking, sociaal-
2. Maatschappelijk draagvlak van de havens. Op voor-
economische rendabiliteit, financiële haalbaarheid,
waarde dat het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge
enz.), maar ze zijn een eerste toets van maatschap-
inderdaad gedragen wordt door alle actoren die heb-
pelijke aanvaardbaarheid reeds gepasseerd. De Plan-
ben meegewerkt of die werden geraadpleegd, is er
Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge ■ Maritieme toegang ■ Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum inderdaad een positieve bijdrage geleverd tot de ver-
(o.m. voor de economische positionering) en nu heel
breding van het maatschappelijk draagvlak: met een
wat nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden.
gedetailleerde boodschap (nl. de verdere ontwikkeling
Wat dit betreft merkt de Vlaamse Havencommissie op
van de haven van Brugge-Zeebrugge op lange termijn)
dat de prognoses van het Strategisch Plan Brug-
werd een zeer grote groep actoren bereikt. De Vlaam-
ge/Zeebrugge gebaseerd zijn op divers cijfermateri-
se Havencommissie vindt het essentieel om de dia-
aal, waarbij niet steeds hetzelfde jaar als basis wordt
loog, die door het Strategisch Plan is ontstaan, ook
genomen. Verschillende recente gebeurtenissen
in de toekomst te blijven onderhouden.
maken dat de uitgangspunten van het Plan niet meer
3. Duidelijke en concrete teksten en plannen. De Vlaam-
volledig actueel zijn. In het corpus van dit advies
se Havencommissie vindt dat het Strategisch Plan
heeft de Vlaamse Havencommissie daarom een aan-
Brugge-Zeebrugge voldoende duidelijk en leesbaar is.
tal belangrijke recente ontwikkelingen opgenomen.
Mogelijk ontstaan er onduidelijkheden bij de latere ver-
verschillen. In de Langetermijnvisie zou in principe een
4. Advies over het ontwerpdecreet betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen naar de Vlaamse havens en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum
bottom-up integratie van de verschillende Plannen
4.1. Inleiding
kunnen gebeuren, ware het niet dat de Langeter-
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV)
mijnvisie nu reeds bijna voltooid is.
heeft op 27 juli 2005 van de minister van Openbare Wer-
gelijking van de vier Strategische Plannen omwille van de verschillen in structuur en invulling van de opdracht. De Havencommissie vindt deze diversiteit aanvaardbaar, gegeven de verschillen in timing en context en door het feit dat de teams, die aan de Strategische Plannen werken (gewerkt hebben), van elkaar
4. Evenwichtige onderbouwing en behandeling van de
ken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters, een
deelaspecten. In het Strategisch Plan Brugge-Zee-
adviesvraag gekregen over het Ontwerp van decreet
brugge wordt aan de sociaal-economische aspecten
betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen naar de Vlaamse havens en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum.
ruimere aandacht besteed. De Havencommissie is wel van mening dat aan het aspect werkgelegenheid, evenals aan economie in het algemeen, meer aandacht besteed had mogen worden. Niettegenstaande er een afzonderlijke studie is gemaakt over
Gegeven de inhoud van dit dossier heeft de SERV aan
de werkgelegenheid in de haven van Brugge-Zee-
de Vlaamse Havencommissie gevraagd om deze advies-
brugge, is aan de resultaten van deze studie in het
vraag te behandelen.
Strategisch Plan zelf weinig aandacht besteed. structuur van het overleg concludeert de Vlaamse
4.2. Situering en samenvatting 4.2.1 Situering
Havencommissie dat het Strategisch Plan tot stand is
Het Europees Parlement en de Raad hebben op 27 juni
gekomen in samenwerking met, in overleg met of na
2002 de Richtlijn 2002/59/EG goedgekeurd met betrek-
raadpleging van zeer verschillende actoren. Wel heb-
king tot de invoering van een communautair monitoringen informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, ook bekend onder de naam Monitoringrichtlijn.
5. Betrokkenheid van alle relevante actoren. Uit de
ben de doelgroepen in sterk verschillende gradaties invloed kunnen uitoefenen op de finale tekst van het Strategisch Plan, gaande van veel invloed via de stuurgroep, tot weinig of geen invloed via de maatschappelijke klankbordgroep of de hoorzittingen. De Havencommissie betreurt dat de sociale partners geen lid waren van de stuurgroep van het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge, terwijl de sociale partners bij de Strategische Plannen van de andere havens wel in het hoogste bestuursorgaan vertegenwoordigd zijn. 6. Is de inhoud van het SP voldoende actueel? Het
Het decreet betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen naar de Vlaamse havens en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum, dat het voorwerp uitmaakt van dit advies, verder aangehaald als het Scheepvaartbegeleidingsdecreet, heeft onder meer tot doel om de Richtlijn 2002/59/EG om te zetten.
opstellen van een Strategisch Plan vergt veel tijd voor onderzoek en overleg en het is onvermijdelijk dat
Aangezien de Richtlijn 2002/59/EG bepalingen bevat die
er tussen de afsluiting van de gegevensverzameling
zowel federale als gewestelijke bevoegdheden inhou-
119
Maritieme toegang ■ Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum
120
den, wordt niet de volledige richtlijn door het voorliggende
of verontreinigende stoffen, die aan boord van dergelij-
decreet omgezet. De bepalingen die tot de federale
ke schepen worden vervoerd, voldoen aan de vereisten
bevoegdheden behoren, werden omgezet in het Konink-
van deze richtlijn.
lijk besluit tot omzetting van richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van richtlijn 93/75/EEG van de Raad.
In het algemeen kan er één grote lijn in de verdeling van de bevoegdheden worden vastgesteld. De bepalingen, en onderdelen van bepalingen, die betrekking hebben op het opleggen van verplichtingen aan de schepen, het vastleggen van de voorschriften van algemene politie, de con-
4.2.2 Samenvatting van de richtlijn
trole op de opvolging van deze verplichtingen en voor-
De Europese richtlijn wil door de invoering van een
schriften, en het verbaliseren van inbreuken behoren tot
monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheep-
de federale bevoegdheden en dienen dan ook door de
vaart drie verschillende doelstellingen bereiken. In de eer-
federale overheid te worden omgezet. De bepalingen, en
ste plaats wil ze de veiligheid en de efficiëntie van het
onderdelen van bepalingen, die betrekking hebben op de
zeeverkeer in de Gemeenschap verhogen. Vervolgens wil
inrichting en uitrusting van de infrastructuur, de infor-
ze de reactie van de autoriteiten op incidenten, ongevallen
matie die moet worden gemeld, aan wie deze informa-
en potentieel gevaarlijke situaties op zee verbeteren,
tie moet worden gemeld, het opleggen van verplichtin-
waarbij het gaat om de opsporings- en reddingsopera-
gen aan de Vlaamse havens, het gebruikmaken van de
ties. En tenslotte wil de richtlijn bijdragen tot een bete-
beschikbare informatie in het centraal beheersysteem
re voorkoming en opsporing van verontreiniging door
en organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördi-
schepen.
natiecentrum behoren tot de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest en dienen bijgevolg door het Vlaamse
Om dit te bereiken dienen de lidstaten alle noodzakelij-
Gewest te worden omgezet.
ke en passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de kapiteins, exploitanten of agenten van sche-
Het voorliggende Scheepvaartbegeleidingsdecreet bevat
pen, evenals de verladers of eigenaars van gevaarlijke
echter ook bepalingen die niet enkel betrekking hebben
Maritieme toegang ■ Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum
121 op de omzetting van de Monitoringrichtlijn. Voor wat betreft de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen van en naar de Vlaamse havens en de organisatie van het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum, bestond er tot op heden geen specifieke regeling. De bepalingen die als basis hiervoor dienden, waren opgenomen in het Loodsdecreet. Het Loodsdecreet bood echter niet voldoende grondslag om een aantal (praktische) problemen op te vangen. Naar aanleiding van de omzetting van de Monitoringrichtlijn, die op zich voorziet in een uitgebreid aantal bepalingen ten aanzien van verkeersbegeleidingssystemen, werd de mogelijkheid aangegrepen om een wet-
“Art. 31. §1. Onverminderd de wettelijke en decretale bevoegdheden van de Vlaamse havenbedrijven en de havenkapiteinsdiensten, kan de Vlaamse Regering maatregelen nemen om het scheepvaartverkeer van en naar de havens optimaal te coördineren met het scheepvaartverkeer in de havengebieden en om de vlotheid en de veiligheid van de scheepvaart tussen de zee en de ligplaats te bevorderen in het raam van de ketenbenadering. De maatregelen kunnen slechts worden genomen in gemeenschappelijk akkoord met de Vlaamse havenbedrijven, overeenkomstig de nader door de Vlaamse Regering bepaalde regels.”
telijke regeling uit te werken ter vervanging van reeds bestaande bepalingen in het Loodsdecreet en een verdere uitwerking van deze bepalingen om toepassing in de praktijk te vergemakkelijken.
4.3. Conclusies en advies van de Vlaamse Havencommissie 4.3.1 Sociaal overleg De Vlaamse Havencommissie stelt vast dat het ont-
4.3.3 Overheveling van artikel 32 uit het Havendecreet Artikel 32 van het Havendecreet luidt als volgt: “De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd binnen de perken van de begroting subsidies toe te kennen aan de havenbedrijven ten behoeve van de havenkapiteindiensten die expliciet kunnen worden toegewezen aan de verkeersafwikkeling, de veiligheid en de vrijwaring van het milieu.”
werpdecreet rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed heeft op personeelsaangelegenheden, en dat daarover
In het Scheepvaartbegeleidingsdecreet wordt Artikel 32
geen voorafgaandelijk overleg is gepleegd met de repre-
van het Havendecreet letterlijk overgenomen en aan-
sentatieve vakbonden. De Vlaamse Havencommissie
gevuld. In Artikel 67 van het Scheepvaartbegeleidings-
vraagt dat dit overleg alsnog plaatsvindt. Gegeven het
decreet wordt Artikel 32 uit het Havendecreet vervol-
feit dat op dit moment niet gekend is wat het resultaat
gens opgeheven. In feite komt het erop neer dat Artikel
zal zijn van deze besprekingen, vraagt de Vlaamse Havencommissie uitdrukkelijk op de hoogte gesteld te worden van de resultaten van deze besprekingen en de gelegenheid te krijgen om een eventueel aangepaste tekst te bespreken.
32 uit het Havendecreet wordt verplaatst van het Havendecreet naar het Scheepvaartbegeleidingsdecreet. De Vlaamse Havencommissie stelt voor deze ingreep niet te doen en het Havendecreet, voor wat artikel 32 betreft, ongewijzigd te laten. Als alternatief stelt de Vlaamse Havencommissie voor om in het Scheepvaartbegelei-
4.3.2 Introductie van de ketenbenadering
dingsdecreet te verwijzen naar het Havendecreet als
Het Scheepvaartbegeleidingsdecreet introduceert het
volgt: “Conform Artikel 32 van het Havendecreet wordt
principe van de ketenbenadering, en laat toe dat de
de Vlaamse Regering ertoe gemachtigd (…)”.
havenbesturen aangeven welke schepen prioriteit dienen te krijgen bij de organisatie van de maritieme dienst-
De argumentatie van de Havencommissie is de volgen-
verlening. Vooraleer de havenbesturen in de praktijk
de:
gebruik kunnen maken van de door het Scheepvaart-
■
In het Havendecreet zal er geen verwijzing zijn naar
begeleidingsdecreet geboden mogelijkheden op het vlak
het Scheepvaartbegeleidingsdecreet, hetgeen de
van prioritisering, dient echter de gezamenlijke Neder-
huidige bundeling van de verschillende financie-
lands-Vlaamse reglementering (vervat in het Schelde-
ringsregelingen voor de havens ongedaan maakt.
reglement) te worden aangepast. De Vlaamse Haven-
Dit leidt tot minder duidelijkheid en mogelijk ook
commissie vraagt in dit verband om hiervoor de nodige initiatieven te nemen.
rechtsonzekerheid; ■
De lopende overeenkomsten inzake de havenkapiteindiensten voor 2004-2005-2006 zijn gebaseerd
Aanvullend op bovenstaande opmerking wenst de Vlaam-
op Artikel 32 van het Havendecreet. Deze overeen-
se Havencommissie Artikel 31 licht aangepast te zien:
komsten zouden, als de tekst behouden blijft, ook moeten gewijzigd worden, want zij verwijzen naar
Maritieme toegang ■ Bulk
122 ■
Artikel 32 van het Havendecreet;
adviesvraag gekregen over het “Ontwerp van decreet tot
Het huidige uitvoeringsbesluit van het Havende-
omzetting van richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parlement en Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor het veilig laden en lossen van bulkschepen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen”.
creet over de Havenkapiteindiensten van 13 juli 2001 (B.S. van 13 oktober 2001) is in uitvoering van Artikel 32 van het Havendecreet. Dit uitvoeringsbesluit moet dan ook mee verplaatst worden, hetgeen de duidelijkheid van het huidige Havendecreet aantast. Aanvullend op het Artikel 32 van het Scheepvaartbegeleidingsdecreet stelt de Vlaamse Havencommissie voor om in paragraaf 3 toe te voegen: “Deze voor-
Gegeven de inhoud van dit dossier heeft de SERV aan
waarden dienen voor alle havens gelijk te zijn”.
de Vlaamse Havencommissie gevraagd om deze adviesvraag te behandelen.
4.3.4 Timing van de omzetting van de richtlijn vóór 5 februari 2004 de nodige wettelijke en bestuurs-
5.2. Situering en samenvatting 5.2.1 Situering
rechtelijke bepalingen vaststellen om aan deze richtlijn
Het Europees Parlement en de Raad hebben op 4 decem-
te voldoen.
ber 2001 de richtlijn 2001/96/EG tot vaststelling van
Volgens artikel 29 van de richtlijn moesten de lidstaten
geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veiDe richtlijn werd niet op tijd omgezet naar Vlaamse
lig laden en lossen van bulkschepen goedgekeurd. Deze
regelgeving. Dit komt omdat er in eerste instantie een
richtlijn werd gewijzigd bij richtlijn 2002/84/EG van
initiatief werd genomen om voor Europese richtlijnen met
het Europees Parlement en de Raad van 5 november
een maritieme inhoud een algemeen omzettingsdecreet
2002 houdende wijziging van de richtlijnen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen.
te maken, waaraan dan telkens per nieuwe richtlijn een uitvoeringsbesluit kan worden toegevoegd. Dit zou de omzetting van dit soort richtlijn vereenvoudigen en versnellen. Ondertussen is dit initiatief uitgebreid om de
Het ontwerpdecreet dat het onderwerp vormt van dit
omzetting van alle Europese richtlijnen mogelijk te
advies zet bovengenoemde Europese regelgeving om
maken. Hierdoor is het initiatief, dat oorspronkelijk enkel
naar Vlaamse regelgeving. Naast de omzetting naar
voor de maritieme dossiers zou worden toegepast, op de
Vlaamse regelgeving door middel van een decreet wordt
helling komen te staan. Samengevat is er nu dus ver-
ook een deel van bovengenoemde Europese regelgeving
traging opgetreden door een initiatief dat op termijn de
omgezet naar nationale regelgeving door middel van een
omzetting van Europese richtlijnen moet versnellen en
Koninklijk Besluit.
vereenvoudigen.
5.2.2 Samenvatting van de richtlijn De Vlaamse Havencommissie heeft begrip voor de hui-
Het doel van de Europese richtlijn is de veiligheid van
dige vertraging. Aangezien de Vlaamse Havencommis-
bulkschepen, die voor laden of lossen van vaste bulkla-
sie voorstander is van een tijdige omzetting van de
ding terminals in de lidstaten aandoen, te vergroten
Europese richtlijnen, zijn initiatieven die de omzetting
door de risico’s van buitensporige spanning en bescha-
van Europese richtlijnen versnellen en vereenvoudigen,
diging van de structuur van het schip tijdens het laden
alleen maar goed te keuren.
en het lossen te beperken. Dit door het vastleggen van geharmoniseerde geschiktheidsvereisten voor bulk-
5. Advies over het ontwerpdecreet tot omzetting van de richtlijn over de geharmoniseerde voorschriften en procedures voor het veilig laden en lossen van bulkschepen
schepen en -terminals, en geharmoniseerde procedures
5.1. Inleiding
aantal scheepvaartongelukken waarbij bulkschepen zijn
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV)
betrokken en waarbij mensenlevens verloren gaan. Uit
heeft op 27 juli 2005 van de minister van Openbare Wer-
onderzoek naar de oorzaken van ongelukken met bulk-
ken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Kris Peeters, een
schepen blijkt immers dat het laden en lossen van vaste
voor samenwerking en communicatie tussen deze schepen en terminals. Deze maatregelen worden getroffen in het kader van het gemeenschappelijke vervoerbeleid omwille van het grote
Bulk
123 bulklading, indien dit niet op de juiste wijze geschiedt,
tiatief, dat oorspronkelijk enkel voor de maritieme dos-
tot het teloorgaan van bulkschepen kan leiden doordat
siers zou worden toegepast, op de helling komen te
delen van de constructie van het schip in de laadruimen
staan. Samengevat is er nu dus vertraging opgetreden
mechanisch worden beschadigd.
door een initiatief dat op termijn de omzetting van Europese richtlijnen moet versnellen en vereenvoudigen.
De veiligheid van bulkschepen kan worden verbeterd door maatregelen te treffen die erop gericht zijn het risi-
De Vlaamse Havencommissie heeft begrip voor de hui-
co van beschadigingen en verzwakkingen van de struc-
dige vertraging. Aangezien de Vlaamse Havencommis-
tuur van het schip als gevolg van verkeerde laad- en los-
sie voorstander is van een tijdige omzetting van de
verrichtingen te voorkomen.
Europese richtlijnen, zijn initiatieven die de omzetting van Europese richtlijnen versnellen en vereenvoudigen,
5.3. Conclusies en advies van de Vlaamse Havencommissie 5.3.1 Opvolging van de aanbeveling van de VHC van 30 juli 2003
alleen maar goed te keuren.
De Vlaamse Havencommissie heeft op 30 juli 2003 de
ontwerpdecreet toch nog één belangrijke inhoudelijke
aanbeveling geformuleerd over de omzetting van de
opmerking:
richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen in Vlaams en Belgisch recht. In deze aanbeveling werden voor een hele reeks artikels tekstaanpassingen voorgesteld, telkens met het oog op de praktische toepasbaarheid en met als randvoorwaarde dat de Vlaamse en Belgische regelgeving niet minder streng mag gemaakt worden dan de bepalingen van de richtlijn zelf.
5.3.3 Schrapping van Paragraaf 2 van Artikel 9 De Vlaamse Havencommissie heeft bij nalezing van het
■
Artikel 9, §2 van het ontwerpdecreet luidt als volgt: “Als de schade voor de stevigheid van de constructie, voor de waterdichtheid van de romp of voor de essentiële technische installaties van het schip nadelige gevolgen kan hebben, worden de administratie van de vlaggenstaat, of een door hem erkende organisatie die namens hem optreedt, en de havenstaatcontrole-instantie door de terminalvertegenwoordiger op de hoogte gebracht.”
De Vlaamse Havencommissie stelt met genoegen vast
Artikel 9 §2 is de omzetting van Artikel 10 §2 van
dat zowel de omzetting naar Vlaamse regelgeving (het
de richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parle-
ontwerpdecreet) als de omzetting naar federale regel-
ment en de Raad van 4 december 2001 tot vast-
geving (een Koninklijk Besluit), volledig is gebeurd zoals
stelling van geharmoniseerde voorschriften en pro-
werd voorgesteld door de Vlaamse Havencommissie in
cedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen.
haar aanbeveling van 30 juli 2003.
Dat Artikel 10 §2 beoogt dat schade die tijdens laad- en losverrichtingen aan schepen wordt toege-
5.3.2 Timing van de omzetting van de richtlijn
bracht wordt gemeld aan de passende instanties
Volgens artikel 17 van de richtlijn moesten de lidstaten
(relevante classificatiebureaus) en dat de schade
vóór 5 augustus 2003 de nodige wettelijke en bestuurs-
wordt hersteld. Hierdoor wordt tevens voorkomen dat
rechtelijke bepalingen vaststellen om aan deze richtlijn
dezelfde schade in meerdere havens wordt in reke-
te voldoen. De bepalingen, die bekend gemaakt dienen
ning gebracht.
te worden, moesten met ingang van 1 maart 2004 toegepast worden.
■
De Vlaamse Havencommissie is van mening dat uit het decreet zou moeten blijken dat het enkel de
De richtlijn werd niet op tijd omgezet. Dit komt omdat
kapitein van het schip is die beslist of schade al dan
er in eerste instantie een initiatief werd genomen om voor
niet hersteld moet worden en dat het enkel de kapi-
Europese richtlijnen met een maritieme inhoud een
tein is die kan bevestigen of de herstelling van scha-
algemeen omzettingsdecreet te maken, waaraan dan
de al dan niet naar behoren werd uitgevoerd. Het is
telkens per nieuwe richtlijn een uitvoeringsbesluit kan
bijgevolg enkel de kapitein (of een door hem erken-
worden toegevoegd. Dit zou de omzetting van dit soort
de organisatie die namens hem optreedt) die de
richtlijn vereenvoudigen en versnellen. Ondertussen is
administratie van de vlaggenstaat en de haven-
dit initiatief uitgebreid om de omzetting van alle Euro-
staatcontrole-instantie op de hoogte kan brengen.
pese richtlijnen mogelijk te maken. Hierdoor is het ini-
Deze verplichting van de kapitein is reeds geregeld
Havenrichtlijn
124 in punt 6, b van bijlage XIXbis van het koninklijk
De Vlaamse Havencommissie is, algemeen gesteld, voor-
besluit van 19 maart 2004 (Koninklijk besluit tot wij-
stander van een reglementering, waarin op het vlak van
ziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973
de dienstverlening in de havens duidelijke regels worden
houdende zeevaartinspectiereglement).
voorzien. Dit uiteraard op voorwaarde dat proportionaliteit en duidelijkheid worden gegarandeerd en dat de
De terminalvertegenwoordiger is dus niet bevoegd om
eigenheid van de verschillende types van havens in
te oordelen over schade aan het schip en/of over de her-
Europa wordt gevrijwaard. Dergelijke nieuwe regle-
stelling ervan. Daarom moet artikel 9 §2 geschrapt wor-
mentering mag niet leiden tot een ondermijning van de
den in het ontwerpdecreet. Deze schrapping tast de
nationale regelgeving en heeft pas nut als deze leidt tot
omzetting van de Europese richtlijn niet aan, aange-
een substantieel grotere mate van rechtszekerheid voor
zien het hierboven genoemde Koninklijk Besluit deze
alle betrokken marktpartijen. De Vlaamse Havencom-
materie reeds regelt.
missie is van mening dat het huidige voorstel van richtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten volstrekt niet aan deze voorwaarden voldoet.
6. Aanbeveling over de amendering van de ontwerprichtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten
Voor een volledig standpunt verwijst de Vlaamse Havencommissie naar haar advies over het voorstel van richt-
6.1. Inleiding
lijn van de Europese Commissie inzake toegang tot de
De Europese Commissie heeft op 13 oktober 2004 de ont-
markt voor havendiensten van 10 december 2004 (zie
werprichtlijn inzake toegang tot de markt voor haven-
www.serv.be/vhc (publicaties Vlaamse Havencommissie)).
diensten aangenomen. Over deze ontwerprichtlijn werd
Dit standpunt blijft onverminderd geldig.
door de Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur advies gevraagd, dat door de Vlaamse Havencommissie op 10 december 2004 werd geformuleerd. Ter voorbereiding van de discussies in het Europees Parlement heeft rapporteur Georg Jarzembowski vervolgens in de periode april tot september 2005 een werkdocument en een verslag opgesteld, als discussiedocument voor de behandeling van het dossier in het Europees Parlement. In deze aanbeveling formuleert de Vlaamse Havencommissie haar standpunt over de Havenrichtlijn 2 in functie van de behandeling van het dossier in het Europees Parlement. In punt 2 van deze aanbeveling wordt het algemene standpunt van de Havencommissie verwoord en in punt 3 wordt een reeks amendementen op de tekst van de Havenrichtlijn 2 geformuleerd. Deze aanbeveling werd, met uitzondering van de problematiek van de technische nautische diensten, in unanimiteit goedgekeurd.
6.2. Standpunt van de Vlaamse Havencommissie 6.2.1 Nut en noodzaak van de richtlijn In diverse adviezen en aanbevelingen heeft de Vlaamse Havencommissie zich uitgesproken over het nut en de noodzaak van de Havenrichtlijn. Kort samengevat kan gesteld worden dat de Vlaamse Havencommissie zéér kritisch is over de inhoud van de huidige Havenrichtlijn en het nut en de noodzaak ervan sterk in twijfel trekt.
Havenrichtlijn
125 6.2.2 Verwerping versus amendering van de huidige tekst De Vlaamse Havencommissie heeft de indruk dat de Europese Commissie bijzonder gemotiveerd is om de huidige richtlijn te voltooien tot en met een door de Europese Raad en het Europees Parlement goedgekeurde richtlijn. Gegeven het gebrek aan nut en noodzaak van de richtlijn en de diverse potentieel voor de Vlaamse havengemeenschappen (in de brede zin van het woord), nadelige elementen in de richtlijn, zou de Vlaamse Havencommissie in eerste instantie de richtlijn willen verwerpen. Echter, gegeven de kans dat de procedure gewoon blijft voortlopen, is de Vlaamse Havencommissie van mening dat het in tweede instantie goed is om amendementen te formuleren teneinde de efficiënte werking van de Vlaamse havens zoveel als mogelijk te kunnen bestendigen. De amendementen op de Havenrichtlijn 2 worden weergegeven in punt 3 van deze aanbeveling (de amendementen werden opgesteld door Prof. dr. Eric Van Hooydonk, gebaseerd op de eerdere adviezen, aanbevelingen en standpunten van de Vlaamse Havencommissie).
6.3. Amendementen op de Havenrichtlijn 2 Een belangrijk deel van deze aanbeveling van de Vlaamse Havencommissie bestaat uit de amendementen, telkens vergezeld door een toelichting, van de verschillende overwegingen en artikels van de Havenrichtlijn 2. Gegeven de omvang en de mate van detail van dit document, wordt dit deel van de aanbeveling niet weergegeven in dit jaarverslag. Op de website van de Vlaamse Havencommissie (www.serv.be/vhc, zie publicaties) kunnen de adviezen en aanbevelingen integraal gedownload worden. Ook kan de volledige tekst worden besteld via de bestelmodule op de website (zie publicaties).
Deel 4 Praktische informatie
1 Wetgeving Op 7 mei 2004 werd een nieuw decreet inzake de Soci-
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Executie-
aal-Economische Raad van Vlaanderen (B.S. 25.08.2004)
ve, bekrachtigen hetgeen volgt:
goedgekeurd. Bij de opmaak van dit jaarverslag was dit decreet nog niet in werking getreden. Totdat het nieu-
Artikel 1. Dit decreet regelt aangelegenheden bedoeld in
we decreet in werking treedt, geldt nog altijd het onder-
artikelen 39, 127, 128 en 1293 van de Grondwet.
staande decreet van 1985. Art. 2. De Gewestelijke Economische Raad voor Vlaan-
1. Decreet op de SERV: gecoördineerde tekst 1
deren, ingesteld door de kaderwet van 15 juli 1970 hou-
27 JUNI 1985 - Decreet op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad - 03.09.1985)
decentralisatie, heet voortaan Sociaal-Economische
4 APRIL 1990 - Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad - 23.06.1990)
Art. 3 § 1. De Raad is samengesteld uit tien leden voor-
dende organisatie van de planning en economische Raad van Vlaanderen, in afkorting SERV, hierna te noemen de Raad.
gedragen door de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw en uit tien leden voorgedragen door de representatieve organisa-
14 MEI 1996 - Decreet houdende wijziging van het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad - 06.06.1996)2
ties van de werknemers. Deze twintig leden worden door de Vlaamse Executieve benoemd op dubbele lijsten voorgedragen door die organisaties. § 2. Overeenkomstig de bij § 1 bepaalde procedure
20 APRIL 2001 - Decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad – 21 augustus 2001)
benoemt de Vlaamse Executieve voor ieder lid een plaatsvervanger. § 3. De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger welke diens mandaat voltooit. § 4. De Raad kan, voor het onderzoek van bijzondere
1 In deze gecoördineerde tekst werd de nummering van de artikels van de grondwet overgenomen, zoals die n.a.v. de goedkeuring werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Ter informatie hebben we daarnaast en indien nodig - tussen haakjes en cursief - de nieuwe nummering van de grondwet vermeld. 2 Door deze wijziging werd de bepaling dat de SERV toegevoegde leden telt (artikel 3, § 1, tweede lid), opgeheven.
vraagstukken, een beroep doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werkgroepen, onder de voorwaarden bepaald in het reglement van orde. 3 Dit is reeds de nieuwe nummering van de grondwet.
129 Art. 4 § 1. De Raad verkiest onder zijn leden een voor-
§ 2. De Vlaamse Executieve wint het advies in van de
zitter en stelt uit zijn leden het dagelijks bestuur samen.
Raad over
Het dagelijks bestuur is samengesteld uit een gelijk
a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-eco-
aantal leden voorgedragen door de organisaties van de
nomische dimensie hebben en die algemene aange-
werkgevers, de middenstand en de landbouw enerzijds
legenheden regelen bedoeld in artikel 107quater (arti-
en door de organisaties van de werknemers anderzijds,
kel 39) van de Grondwet uitgezonderd het voorontwerp
de voorzitter van de Raad die het dagelijks bestuur
van decreet houdende de begroting van de Vlaamse
voorzit, meegerekend.
Gemeenschap; b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprich-
§ 2. De Raad stelt zijn reglement van orde op dat ver-
ting, afschaffing of verandering van bevoegdheden van
plicht voorziet in:
instellingen waarvan de opdracht een sociaal-eco-
1° de bevoegdheden van de voorzitter;
nomische dimensie heeft en die onder de bevoegd-
2° de bevoegdheden en de werkwijze van het dagelijks
heid van het Vlaamse Gewest ressorteren;
bestuur;
c) alle ontwerpen van wet of van koninklijk besluit die
3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
een sociaal-economische dimensie hebben en waar-
4° de periodiciteit van de vergaderingen;
voor in toepassing van de bijzondere wet van 8 augus-
5° de bekendmaking van de handelingen;
tus 1980 tot hervorming der instellingen het akkoord
6° de regeling inzake het personeel;
van de Vlaamse Executieve vereist is.
7° de voorwaarden waaronder de Raad een beroep kan doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werk-
Art. 6 § 1. De Raad heeft een algemene bevoegdheid tot
groepen, overeenkomstig artikel 3, § 4;
studie, aanbeveling en advies, op eigen initiatief, over alle
8° de organisatie van de administratieve en materiële
aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis (artikels 127,
opvang en het verzekeren van het secretariaat van
128 en 129) van de Grondwet, die een sociaal-economi-
de in de artikel 7bis, 7ter en 7quater bedoelde com-
sche dimensie hebben. De studies, adviezen en aanbe-
missies;
velingen worden gericht aan de Vlaamse Raad en aan de
9° de organisatie van de administratieve en materiële
Vlaamse Executieve.
opvang en het verzekeren van het secretariaat van het overleg in het Vlaams Economisch Sociaal Over-
§ 2. De Vlaamse Executieve wint het advies van de
legcomité.
Raad in over a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-eco-
Dit reglement is onderworpen aan de goedkeuring van
nomische dimensie hebben en die algemene aange-
de Vlaamse Executieve.
legenheden regelen bedoeld in artikel 59bis, § 2 (artikel 127 § 1) en § 2bis (artikel 128 § 1) wat betreft
§ 3. De voorzitter vertegenwoordigt de Raad in gerech-
de beroepsomscholing en -bijscholing, de vorming, het
telijke en buitengerechtelijke handelingen. De rechts-
onderwijs en de persoonsgebonden aangelegenheden,
gedingen waarbij de Raad betrokken is, hetzij als eiser
uitgezonderd het voorontwerp van decreet houden-
hetzij als verweerder, worden ten verzoeke van de voor-
de de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;
zitter uit naam van het dagelijks bestuur ingesteld. De
b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprich-
voorzitter stelt de vorderingen in kortgeding en de eis
ting, afschaffing of verandering van bevoegdheden van
tot inbezitstelling in; hij verricht alle daden van bewaring
instellingen waarvan de opdracht een sociaal-eco-
of alle handelingen tot sluiting van verjaring en van ver-
nomische dimensie heeft en die onder de bevoegd-
val.
heid van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren.
Art. 5 § 1. De Raad heeft een algemene bevoegdheid tot
Art. 7. In de schoot van de Raad is er een Stichting
studie, aanbeveling en advies, op eigen initiatief, over alle
Technologie Vlaanderen. Deze heeft tot taak om op het
aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater (artikel
gebied van de maatschappelijke implicaties van de invoe-
39) van de Grondwet, die een sociaal-economische
ring en het gebruik van nieuwe technologieën:
dimensie hebben of waaromtrent het akkoord, de betrok-
a) informatie en documentatie bijeen te brengen;
kenheid of het advies van het Vlaamse Gewest voorzien
b) lopende onderzoeksprojecten te coördineren;
is. De studies, adviezen en aanbevelingen worden gericht
c) initiatieven te nemen tot de uitvoering van maat-
aan de Vlaamse Raad en aan de Vlaamse Executieve.
schappelijk onderzoek; d) de onderzoeksresultaten te verspreiden;
130 e) adviezen te formuleren aan de Vlaamse Executieve;
Art. 7ter § 1. Onder de benaming “Vlaamse Overleg-
f) op hun verzoek de afgevaardigden van de organisa-
commissie Vrouwen” wordt bij de Raad een commissie
ties genoemd in artikel 3 § 1 te begeleiden door mid-
tot bevordering van de situatie van de vrouw opgericht.
del van adviezen en informatie, wanneer zij betrokken zijn bij de invoering en het gebruik van nieuwe
§ 2. De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen bestaat uit
technologieën.
tien leden, die de representatieve organisaties van werknemers, die zitting hebben in de Raad, vertegenwoordigen
Art. 7bis § 1. Na advies of op verzoek van de Raad kan
en tien leden, die de representatieve organisaties van de
de Vlaamse Executieve voor iedere bedrijfstak die zij
werkgevers, de middenstand en de landbouw, die zitting
omschrijft, bij de Raad sectoriële commissies oprichten.
hebben in de Raad, vertegenwoordigen. Deze leden worden door de Raad benoemd.
§ 2. Iedere sectoriële commissie is samengesteld uit een
Aan de in het voorgaande lid bedoelde leden worden
gelijk aantal stemgerechtigde leden die de representa-
zeven leden toegevoegd die de vrouwenorganisaties
tieve werknemers- en werkgeversorganisaties van de
vertegenwoordigen. Zij worden aangeduid door de Vlaam-
betrokken bedrijfstak vertegenwoordigen. Zij worden
se Executieve. Zij oefenen geen politiek mandaat uit. Deze
door de Vlaamse Executieve benoemd op dubbele lijs-
mandaten worden evenredig verdeeld over de politieke
ten, voorgedragen door de Raad.
fracties waaruit de Vlaamse Raad is samengesteld.
Iedere sectoriële commissie kiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. Er bestaat een wis-
Alle leden hebben stemrecht.
selend voorzitter- en ondervoorzitterschap tussen de leden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.
De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen verkiest onder
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelf-
zijn leden benoemd door de Raad een voorzitter en een
de groep van leden die de werkgevers- of werknemers-
ondervoorzitter. Er bestaat een wisselend voorzitter- en
organisaties vertegenwoordigen, behoren.
ondervoorzitterschap tussen de leden van de werkgevers-
De Vlaamse Executieve bepaalt het aantal leden zonder
en werknemersorganisaties.
dat dit aantal twintig leden mag overschrijden.
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelf-
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan wor-
de groep van leden die de werkgevers- of werknemers-
den hernieuwd. De leden blijven in functie totdat hun
organisatie vertegenwoordigen, behoren.
opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan wor-
zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn
den hernieuwd. De leden blijven in functie tot hun opvol-
plaatsvervanger welke diens mandaat voltooit.
gers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaats-
§ 3. Overeenkomstig de bij § 2 bepaalde procedure
vervanger welke diens mandaat voltooit.
wordt voor ieder lid een plaatsvervangend lid benoemd. De sectoriële commissies kunnen voor het onderzoek van
§ 3. De bepalingen van artikel 7bis, §§ 3 en 4 zijn mede
bijzondere vraagstukken een beroep doen op deskun-
van toepassing voor de Vlaamse Overlegcommissie
digen.
Vrouwen.
§ 4. Iedere sectoriële commissie stelt zijn reglement van
§ 4. De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen heeft een
orde op. Dit reglement van orde is onderworpen aan de
algemene bevoegdheid van informatie, studie, aanbe-
goedkeuring van de Raad en van de Vlaamse Executieve.
veling en advies inzake de aangelegenheden bedoeld in artikelen 59bis (artikels 127, 128 en 129) en 107quater
§ 5. De sectoriële commissies hebben een algemene
(artikel 39) van de Grondwet, die een sociaal-economi-
bevoegdheid van studie, aanbeveling en advies inzake de
sche dimensie hebben en die inzonderheid op de situatie
aangelegenheden bedoeld in artikelen 59bis (artikels 127,
van de vrouw betrekking hebben. Zij kan op eigen initiatief
128 en 129) en 107quater (artikel 39) van de Grondwet
of op verzoek adviezen, studies en aanbevelingen rich-
die een sociaal-economische dimensie hebben en tot de
ten aan de Vlaamse Raad, de Vlaamse Executieve, het
materies van de bedrijfstak behoren. Zij kunnen op
lid van de Vlaamse Executieve dat ter zake bevoegd is
eigen initiatief of op verzoek studies, adviezen en aan-
en aan de Raad. De wijze waarop de commissie tot haar
bevelingen richten aan de Vlaamse Raad, de Vlaamse Exe-
adviezen en aanbevelingen zal komen wordt bepaald in
cutieve, het lid van de Vlaamse Executieve dat terzake
het reglement van orde.
bevoegd is en aan de Raad.
131 Art. 7quater. Bij de Raad wordt een commissie tot voor-
kan de Raad, de sectoriële commissies, de Vlaamse
bereiding van het havenbeleid, hierna genoemd de
Overlegcommissie Vrouwen en de Vlaamse Havencom-
Vlaamse Havencommissie, opgericht. De Vlaamse Exe-
missie om adviezen en studies vragen. De Raad kan de
cutieve bepaalt de bevoegdheid, de samenstelling en de
sectoriële commissies, de Vlaamse Overlegcommissie
werking van de Vlaamse Havencommissie.
Vrouwen en de Vlaamse Havencommissie om adviezen en studies vragen.
Art. 7quinquies. De Raad staat in voor het verstrekken
De in het eerste en tweede lid bedoelde adviezen en stu-
van de nodige administratieve en materiële opvang en
dies worden uitgebracht binnen de termijn, opgelegd in
het verzekeren van het secretariaat van de in artikelen
de adviesaanvraag, die minstens 5 werkdagen moet
7bis, 7ter en 7quater bedoelde commissies.
omvatten.
Art. 7sexies. De Raad staat in voor het verstrekken van
Art. 11. De Raad beschikt voor het uitvoeren van zijn
de nodige administratieve en materiële opvang en het
opdrachten, over een dotatie die jaarlijks ingeschreven
verzekeren van het secretariaat van het overleg tussen
wordt in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. De
de Vlaamse Executieve en de sociale gesprekspartners
dotatie ten laste van de begroting van de Vlaamse
in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité.
Gemeenschap omvat: 1° een vast gedeelte, dat bepaald wordt in functie van
Art. 7septies. Met het oog op coördinatie van de werking
de algemene werkingskosten;
van de Raad en die van de commissies opgericht krach-
2° een variërend gedeelte, dat bepaald wordt in func-
tens artikel 7bis wordt een coördinerend bestuur opge-
tie van de opdrachten waarmee de Vlaamse Execu-
richt dat bestaat uit de voorzitter en het dagelijks
tieve de Raad belast.
bestuur van de Raad en de Voorzitters en Ondervoor-
De Raad moet aan de Gemeenschapsminister, die de
zitters van de sectoriële commissies.
Raad tot zijn bevoegdheid heeft, jaarlijks de begro-
De werking van dit coördinerend bestuur wordt bepaald
ting overmaken opgesplitst in functie van de ver-
door de Vlaamse Executieve, na voorafgaandelijk advies
schillende commissies die bij dit decreet zijn ingesteld.
van de Raad.
In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt bovendien voorzien in een bijzondere dotatie voor de
Art. 7octies. Bij de Raad wordt een Mobiliteitsraad van
uitgaven van de Stichting Technologie Vlaanderen
Vlaanderen opgericht. Het decreet van 20 april 2001
bedoeld in artikel 7.
betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van
Art. 12. Wat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse
Vlaanderen bepaalt de samenstelling, de taken en
Gewest betreft worden opgeheven: artikel 11, § 1, artikel
bevoegdheden, de werking en de werkingsmiddelen van
12, artikel 13, met uitzondering van punt 2, 2°, a) en e)
de Mobiliteitsraad van Vlaanderen.
en van punt 3, en artikel 14 van de wet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planning en economische
Art. 8. Voor 10 september van elk jaar brengt de Raad
decentralisatie.
een met redenen omkleed advies uit over het te voeren begrotingsbeleid. Het advies wordt toegezonden aan
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch
de Vlaamse Executieve. Indien het advies niet tijdig is
Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
verstrekt, moet erop niet worden gewacht. Brussel, 27 juni 1985. Art. 9. De adviezen bedoeld in artikel 5, § 2 en artikel
De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
6, § 2 worden verstrekt een maand te rekenen vanaf de
G. GEENS
aanvraag. Ingeval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse Executieve de termijn inkorten zonder dat
Brussel, 4 april 1990.
hij minder dan vijf werkdagen mag bedragen.
De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
Indien het advies niet tijdig is verstrekt, moet erop niet
G. GEENS
worden gewacht. De Gemeenschapsminister van Economie, Art. 10. De Vlaamse Raad, de Vlaamse Executieve of het
Middenstand en Energie
lid van de Vlaamse Executieve dat terzake bevoegd is,
N. DE BATSELIER
132 De Gemeenschapsminister van Openbare Werken en
De geconsolideerde tekst wordt hieronder weerge-
Verkeer
geven (en vindt u ook op de website van de Vlaamse
J. SAUWENS
Havencommissie, www.serv.be/vhc).
Brussel, 14 mei 1996. De Minister-president van de Vlaamse Regering L. VAN DEN BRANDE
12 JANUARI 2001 - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie (Belgisch Staatsblad – 15.03.2001)
De Vlaamse Minister van Economie, KMO, Landbouw en Media
DE VLAAMSE REGERING
E. VAN ROMPUY Gelet op het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal - Eco-
2. Vlaamse Havencommissie
nomische Raad van Vlaanderen, inzonderheid op artikel
Voor de Vlaamse Havencommissie zijn de volgende juri-
7quater, ingevoegd bij het decreet van 4 april 1990;
dische teksten van belang: Gelet op het decreet van 2 maart 1999 houdende het 1. Het decreet op de SERV (zie hierboven). Artikel 7quater, art. 7quinquies en art. 10.
beleid en het beheer van de zeehavens, inzonderheid op artikel 24;
2. Het oprichtingsbesluit van de Vlaamse Havencom-
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15
missie: Besluit van de Vlaamse Executieve tot oprich-
november 1989 tot oprichting en samenstelling van een
ting en samenstelling van een Vlaamse Havencom-
Vlaamse havencommissie;
missie (B.S. - 17.02.1990). Deze tekst wordt echter volledig vervangen door een nieuw besluit van 12
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën,
januari 2001 (B.S. 15 maart 2001), met uitzondering
gegeven op 22 juni 2000;
van artikel 1 (waarin de Vlaamse Havencommissie werd opgericht). In vorige jaarverslagen werd deze
Gelet op het akkoord van de Vlaamse Minister, bevoegd
tekst integraal afgedrukt.
voor de begroting, gegeven op 17 juli 2000;
3. Het Havendecreet. In het Havendecreet wordt de
Gelet op de beraadslaging op 17 juli 2000 van de Vlaam-
functie van de Vlaamse Havencommissie herbeves-
se Regering en haar aanvraag van 27 juli 2000 tot
tigd in artikel 24:
advies bij de Raad van State binnen een maand;
(…) Art. 24. De Vlaamse Havencommissie adviseert de Vlaamse Regering over het Vlaamse havenbeleid.
Gelet op het advies 30.529/3 van de Raad van State,
De Vlaamse Regering kan te allen tijde de bevoegd-
gegeven op 31 oktober 2000, met toepassing van arti-
heid, de samenstelling en de werking ervan nader
kel 84, eerste lid,1° van de gecoördineerde wetten op de
bepalen.
Raad van State;
De Vlaamse Havencommissie brengt adviezen uit en voert studies uit, hetzij op eigen initiatief, hetzij op
Op voorstel van de Vlaamse Minister van Mobiliteit,
verzoek van de Vlaamse Regering of het Vlaams Par-
Openbare Werken en Energie;
lement. (...) Na beraadslaging, De tekst van het Havendecreet vindt u op de website (www.serv.be/vhc, kies wetgeving). 4. Het nieuwe uitvoeringsbesluit over de Vlaamse Havencommissie. Op 12 januari 2001 heeft de Vlaamse
BESLUIT: HOOFDSTUK I. Bevoegdheid van de Vlaamse Havencommissie
Regering het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de
Art. 1. § 1. De Vlaamse Havencommissie, hierna de Com-
werking van de Vlaamse Havencommissie goedge-
missie te noemen, heeft als opdracht een algemene bij-
keurd (BS 15 maart 2001).
drage te leveren aan de voorbereiding van het havenbeleid.
133 Deze bijdrage houdt onder meer in:
§ 4. De Commissie zal bovendien op basis van het vigerende besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
1° het uitwerken van algemene beleidsdoelstellingen
voorwaarden voor en de procedures tot toekenning, wij-
voor de infrastructuur en exploitatie van de havens.
ziging en intrekking van projectgebonden subsidies en
Het uitwerken van algemene voorstellen voor con-
medefinanciering, alsmede betreffende de subsidie- en
currentievoorwaarden tussen de havens (financiering,
medefinancieringspercentages, adviezen verstrekken
subsidiëring, samenwerkingsverbanden);
over de voorgelegde sociaal-economische studie van nieuwe projecten, die door de havenbedrijven, worden
2° het uitwerken van algemene voorstellen voor con-
ingediend bij de Vlaamse Regering en waarvan de tota-
currentievoorwaarden tussen de havens (financiering,
le investeringskost over de verschillende begrotingsja-
subsidiëring, samenwerkingsverbanden);
ren heen meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 30, § 3, van dit decreet.
3° het uitwerken van voorstellen met betrekking tot alle hinterlandverbindingen van de havens;
§ 5. De Commissie verstrekt, op vraag van de Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare werken, een advies
4° het voorbereiden van interregionaal en internationaal
over alle investeringsdossiers, bedoeld in artikel 29,
overleg met betrekking tot het zeehavenbeleid;
van het voornoemd decreet van 2 maart 1999, voorzover de totale investeringskost over de verschillende
5° het uitwerken van de algemene beleidsdoelstellingen
begrotingsjaren heen, meer bedraagt dan het bedrag
in concrete infrastructuurplannen en projecten voor
bedoeld in artikel 30, §3, van dit decreet. De Vlaamse
het geheel van de havens.
Minister richt zijn vraag aan de Commissie voorafgaand aan de beraadslaging binnen de Vlaamse Regering. Hij
§ 2. Meer in het bijzonder heeft de Commissie tot
kan de termijn vaststellen waarbinnen dit advies uitge-
opdracht:
bracht moet worden.
1° het stimuleren en opzetten van een wetenschappe-
De Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare werken,
lijk, beleidsvoorbereidend instrumentarium dat de
stelt de Commissie in kennis van alle investeringsdos-
economische aspecten van het zeehavenbeleid moet
siers, bedoeld in artikel 29 van het voornoemde decreet
ondersteunen, onverminderd de eigen opdracht van
van 2 maart 1999, voorzover de totale investeringskost
de diensten van de Vlaamse Regering ter zake,
over de verschillende begrotingsjaren heen, lager ligt dan
behelst deze opdracht meer in het bijzonder de
het bedrag, bedoeld in het artikel 30, §3, van dit decreet.
prognoses van goederenstromen op middellange en lange termijn, het onderzoek naar de concurrentie-
§ 6. De Commissie stelt jaarlijks voor 1 april een pro-
positie van de Vlaamse havens, de studie over de
gramma op van de in opdracht van de Commissie uit te
capaciteit en de capaciteitsbenutting, de sectorale
voeren onderzoeken.
analyses voor specifieke goederencategorieën, het onderzoek naar het meest wenselijke evaluatie-
Dit programma moet door de Vlaamse Minister, bevoegd
instrumentarium voor havenprojecten en de stu-
voor de openbare werken, worden goedgekeurd, die er
dies over de sociale en economische bijdrage van de
de nodige kredieten voor aanwijst. De uitvoering ervan
havens, onder meer op het vlak van de werkgele-
gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de admini-
genheid;
stratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, in samenwerking met het
2° het organiseren van overleg tussen de in de Com-
secretariaat van de Commissie. De Commissie stelt een
missie aanwezige partijen aangaande alle knelpun-
begeleidingscommissie aan voor dit onderzoekspro-
ten bij de uitvoering van het havenbeleid, en het
gramma. De onderzoeksrapporten worden steeds aan-
bevorderen van de samenwerking tussen de havens;
gevuld met de conclusies van de Commissie.
§ 3. Voor 1 juli van elk jaar brengt de Commissie een met
Art. 2. De Commissie brengt een jaarlijks verslag uit over
redenen omkleed advies uit over een meerjarenplan
haar werkzaamheden.
voor de havenuitbouw, met aanduiding van de budgettaire gevolgen voor de begroting van het Vlaamse Gewest.
134 HOOFDSTUK II Samenstelling en werking
organisaties, havenbedrijven en instellingen. De §§ 7 en 8 zijn op hen van toepassing.
Art. 3. § 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en 30 leden. De Vlaamse Minister, bevoegd voor de open-
§10. De plaatsvervangende leden voltooien het man-
bare werken, wordt gemachtigd de voorzitter en de
daat van het effectieve lid dat ze vervangen.
effectieve leden van de Vlaamse Havencommissie te benoemen. Hij krijgt tevens de bevoegdheid over te
Art. 4. De Vlaamse Minister, bevoegd voor de openba-
gaan tot de wijziging van de samenstelling van de Com-
re werken, kan op eigen initiatief, of op uitnodiging van
missie.
de Commissie, de vergaderingen bijwonen. De administratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van
§ 2. Acht effectieve leden vertegenwoordigen de werk-
de Vlaamse Gemeenschap kan een ambtenaar afvaar-
nemers en worden benoemd op voordracht van hun
digen voor het bijwonen van de vergaderingen van de
representatieve organisatie in de Sociaal-Economische
Commissie.
Raad van Vlaanderen. Art. 5. § 1. De adviezen en aanbevelingen van de Com§ 3. Acht effectieve leden vertegenwoordigen de werk-
missie worden uitgebracht ten aanzien van de Vlaamse
gevers en worden benoemd op voordracht van hun
Regering, de Vlaamse Minister, bevoegd voor de open-
representatieve organisaties in de Sociaal-Economi-
bare werken, of het Vlaams Parlement. De goedkeuring
sche Raad van Vlaanderen.
geschiedt bij gewone meerderheid van de aanwezige effectieve leden. Bij adviezen ter uitvoering van artikel
§ 4. Elf effectieve leden worden benoemd op voordracht
1, § 4, neemt het havenbedrijf, dat een project ter advies
van de havenbedrijven in de hiernavolgende verhou-
voorlegt, geen deel aan de stemming.
ding: § 2. Van een eenparig advies van de Commissie kan de havenbedrijf van Antwerpen: 5 vertegenwoordigers;
Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare werken,
havenbedrijf van Zeebrugge: 2 vertegenwoordigers;
slechts afwijken mits een motivering.
havenbedrijf van Gent: 2 vertegenwoordigers; havenbedrijf van Oostende: 2 vertegenwoordigers.
§ 3. Bij in artikel 1, §6, bedoelde adviezen van de Commissie vermelden in voorkomende geval de afwijkende
§ 5. Drie effectieve leden vertegenwoordigen erkende
standpunten van de leden.
instellingen op het vlak van respectievelijk het spoorvervoer; een vertegenwoordiger van de NMBS, het weg-
Art. 6. De leden van de Commissie kunnen een beroep
vervoer; een vertegenwoordiger van de SAV (Koninklij-
doen op de medewerking van externe deskundigen, die
ke beroepsvereniging goederenvervoerders Vlaamse
geen deel uitmaken van de Commissie, alsmede op de
Gewest en Brussel hoofdstedelijk Gewest) en de bin-
diensten van de Vlaamse Regering via de functioneel
nenscheepvaart; een vertegenwoordiger van het Alge-
bevoegde Minister.
meen Actiecomité der Belgische Binnenscheepvaartorganisaties.
Art. 7. In de Commissie kunnen werkgroepen worden opgericht, die bijzondere punten aan een voorberei-
§ 6. De voorzitter is niet stemgerechtigd.
dend onderzoek onderwerpen.
§ 7. De voorzitter en de effectieve leden worden benoemd
Art. 8. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement
voor een termijn van vier jaar. Het mandaat is her-
op, dat onder meer voorziet in:
nieuwbaar. 1° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging van de § 8. De kandidaten – voor de effectieve leden, bedoeld
Commissie;
in § 2, § 3, § 4 en § 5 – worden voorgedragen op dubbele kandidatenlijsten.
2° de manier waarop voorstellen op de agenda van de Commissie geplaatst worden;
§ 9. De Vlaamse Minister, bevoegd voor de openbare werken, benoemt een plaatsvervanger voor ieder effectief
3° de voorwaarde waaronder de leden beroep kunnen
lid, op voordracht van de in de §§ 2 tot 5 bedoelde
doen op externe deskundigen en op de diensten van
135 de Vlaamse Regering, via de functioneel bevoegde
Hoofdstuk III slotbepalingen
Minister; Art. 11. Vanaf datum van inwerkingtreding van dit besluit 4° de bevoegdheden van de voorzitter;
tot en met 31 december 2001 geldt in plaats van het bedrag van € 2.231, vermeldt in artikel 10, het bedrag van
5° de samenstelling, de wijze van bijeenroeping en
90.000 BEF.
beraadslaging en de bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur, voor zover de oprichting ervan opportuun
Art. 12. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15
geacht wordt;
november 1989 tot oprichting en samenstelling van een Vlaamse Havencommissie wordt opgeheven met uit-
6° de bekendmaking van de handelingen;
zondering van artikel 1.
7° de opdracht en de rol van het secretariaat.
Art. 13. Dit besluit treedt in werking op datum van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9. § 1. Het secretariaatswerk van de Commissie gebeurt door de administratie van de Sociaal- Econo-
Brussel,
mische Raad van Vlaanderen.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
§ 2. Het secretariaat heeft meer in het bijzonder als taak:
Patrick DEWAEL
1° de administratieve ondersteuning van de Commissie;
De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie
2° de redactie van ontwerpadviezen; Steve STEVAERT 3° ontwerponderzoeksprogramma's en ontwerpverslagen op te stellen; 4° de toevertrouwde opdrachten uit te voeren en de uitbestede onderzoeksopdrachten, alsmede van de werking van de begeleidingscommissies en werkgroepen te coördineren. Art. 10. De bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die bij de Vlaamse Regering behoren, zijn van toepassing op de voorzitter, op het vlak van toelagen. Voor de toepassing van voormelde bepalingen is de Commissie ingedeeld bij categorie III, zoals vermeld in het genoemd besluit, en heeft de voorzitter de hoedanigheid van de personen, vermeld in artikel 1, 3°, van het voormeld besluit. Een aanvullend representatiebudget ten behoeve van de voorzitter wordt bepaald ten bedrage van € 2.231 per jaar.
2
Samenstellingen 1. Raad
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse Confederatie
(op 31.12.2005)
Bouw) Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Leden
Economisch Verbond) Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Vertegenwoordigers van de werknemers
Economisch Verbond) Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Algemeen Belgisch Vakverbond
Economisch Verbond)
Clauwaert Alain (algemeen secretaris algemene centrale ABVV)
Vlaamse confederatie van social-profit ondernemin-
Clauwaert Annick (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
gen (VCSPO)
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV) Jonckheere Fernand (verbondssecretaris ACV Oosten-
Plaatsvervangende leden
de-Westhoek) Rosvelds Sandra (medewerkster studiedienst ACV)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV-Turnhout) Algemeen Belgisch Vakverbond Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB) Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Algemeen Christelijk Vakverbond van België Boerenbond
Chaffart Myrual (algemeen sectorverantwoordelijke
Beyers Alfons (hoofd studiedienst Boerenbond)
water CVD)
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD) Van Sevenant Siska (gewestelijk secretaris ACV Leuven)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Vercammen Sandra (bewegingsploeg ACV)
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Verjans Matthieu (voorzitter ACV-verbond Limburg)
137 Willems Tom (studiedienst ACV)
2. VESOC (op 31.12.2005)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Leden
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werknemers Vertegenwoordigers van de werkgevers Algemeen Belgisch Vakverbond Boerenbond
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Gotzen Rudi (adviseur politiek Boerenbond)
De Baene Jean-Marie (directeur studiedienst Vlaams ABVV)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Bosch Claire (directeur Milieuzaken-Voedingsindustrie Vlaanderen)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Dieryck Frans (gedelegeerd bestuurder Fedichem Vlaan-
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-Metaal)
deren)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Marien Katleen (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV-Turnhout)
Economisch Verbond)
Van Heddegem Piet (adjunct algemeen secretaris LBC-NVK)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON) Rossie Jos (secretaris generaal FEBELGRA Vlaande-
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
ren)
België
Tan Barbara (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Eco-
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
nomisch Verbond)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen (VCSPO)
Boerenbond
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
De Becker Sonja ( algemeen secretaris Boerenbond) Devisch Noël (voorzitter Boerenbond)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Voka -Vlaams Economisch Verbond
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
De Pril Wilson (directeur-generaal AGORIA Vlaanderen) Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Dagelijks Bestuur
Economisch Verbond) Verhoeven Ludo (voorzitter Voka-Vlaams Economisch
Voorzitter
Verbond)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Vermeylen Eric (directeur studiedienst Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Ondervoorzitter Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Vlaamse confederatie van social-profit ondernemin-
Economisch Verbond)
gen Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO)
Leden Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO) Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV) Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Leden van de Vlaamse Regering (vaste delegatie) Anciaux Bert (Vlaams minister van cultuur, jeugd, sport en Brussel) Bourgeois Geert (Vlaams minister van bestuurszaken, buitenlands beleid, media en toerisme) Keulen Marino (Vlaams minister van binnenlands bestuur,
138 stedenbeleid, wonen en inburgering)
Roskams Jeroen (adviseur studiedienst ACV)
Leterme Yves (minister-president van de Vlaamse Rege-
Verwimp Katrien (adviseur studiedienst ACV)
ring, Vlaams minister van institutionele hervormingen,
Vliebergh Ria (secretaresse ACV-Transcom)
landbouw, zeevisserij en plattelandsbeleid)
Wouters Raf (algemene sectorverantwoordelijke belan-
Moerman Fientje (Vice-minister-president van de Vlaam-
gengroep vervoer over de weg ACV- Transcom)
se Regering, Vlaams minister van economie, ondernemen, wetenschap, innovatie en buitenlandse handel)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Peeters Kris (Vlaams minister van openbare werken,
België
energie, leefmilieu en natuur)
Quisthoudt Erik (bestendig secretaris ACLVB)
Van Brempt Kathleen (Vlaams minister van mobiliteit, sociale economie en gelijke kansen)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vandenbroucke Frank (Vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs
Voka -Vlaams Economisch Verbond
en vorming)
Charon Olivier (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Van Mechelen Dirk (Vlaams minister van financiën,
Economisch Verbond)
begroting en ruimtelijke ordening)
De Maegt Isabelle (hoofd externe relaties FEBETRA)
Vervotte Inge (Vlaams minister van welzijn, volksge-
Liebaert Jean-Pierre (directeur- zaakvoerder confede-
zondheid en gezin)
ratie bouw) Otten Eric (trade director Ahlers Bridge nv)
Voorzitter
Restiau Robert (directeur Vlaamse Havenvereniging)
Leterme Yves (minister-president van de Vlaamse Rege-
Smeulders Annie (directeur-expediteur APK Logistics
ring)
bvba) Vienne Erna (manager Belgium P&O North Sea Ferries LTD)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem Terryn Wilfried (wnd. secretaris-generaal departement
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
economie, werkgelegenheid, binnenlandse aangelegen-
De Wilde Liliane (ere-secretaris-generaal SAV)
heden en landbouw Vlaamse Gemeenschap)
Vanhecke Pieter (economisch adviseur UNIZO)
Stappaerts Mieke (directeur-generaal administratie
Van Lancker Christiaan (afgevaardigde UNIZO, Bond
werkgelegenheid Vlaamse Gemeenschap)
van Eigenschippers vzw)
Secretariaat
Plaatsvervangende leden
Kerremans Pieter, administrateur-generaal SERV Deman Esther, adjunct-administrateur-generaal SERV
Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond
3. Sectorcommissie Goederenvervoer
Gestels Marjan (gewestelijk voorzitter ABVV - BBTK)
(op 31.12.2005)
Opdelocht Roger (secretaris Koopvaardij & Binnenvaart
Loridan Marc (secretaris vakgroep haven ABVV-BTB) ABVV-BTB Antwerpen)
Leden
Van Hove Roger (algemeen secretaris ACOD spoor)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke-
Algemeen Belgisch Vakverbond
water ACV-Transcom)
Baete Bob (nationaal secretaris haven BTB)
De Bie Inge (stafmedewerkster studiedienst ACB-metaal)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
De Smedt Christine (secretaris ACV-Transcom)
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
François Jan (algemeen sectorverantwoordelijke ver-
Van Den Rijse Angeline (economisch adviseur studie-
keer – ACV-Transcom)
dienst ABVV)
Van Laethem Marc (algemeen secretaris ACV-Transcom spoorwegen)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Naveau Vic (nationaal verantwoordelijke LBC/NVK)
139 België
4. Sectorcommissie Hout en Bouw
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaams
(op 31.12.2005)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Regionaal ACLVB)
Leden Vertegenwoordigers van de werkgevers Vertegenwoordigers van de werknemers Voka-Vlaams Economisch Verbond Claessens Evrard (hoogleraar Universiteit Antwerpen,
Algemeen Belgisch Vakverbond
faculteit TEW)
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
De Wilde Ranell (afgevaardig-bestuurder CMBT-Invest-
Desmet Rik (federaal secretaris algemene centrale)
ments CMB-Transport)
Henckaerts Bart (adjunct-provinciaal secretaris algemene
Degraef Philippe (verantwoordelijke externe relaties
centrale Limburg)
Febetra)
Jaenen Gaby (secretaris algemene centrale ABVV)
De Wilde Ranell (afgevaardigd-bestuurder CMBT-Investments CMB Transport)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Paelinck Honoré (afgevaardigd - bestuurder Port- en
Heireman Frieda (medewerkster studiedienst ACV-bouw
Transport Consulting nv)
en industrie)
Schram-De Cort Rita (personeelsverantwoordelijke Brabo
Meersman Sofie (ACV-bouw en industrie)
cvba)
Van Dessel Luc (secretaris ACV-bouw en industrie)
Van De Veire Bart (risk & quality manager Antwerp
Van Reeth Rik (secretaris LBC - NVK)
Combined Terminals nv)
Vanthourenhout Stefaan (nationaal verantwoordelijke
Van de Vel An (adjunct-directeur Agoria Vlaanderen)
ACV-bouw en industrie)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Buyl Florent (bedrijfsleider - zaakvoerder Transport
België
Buyl)
Börner Peter (nationaal secretaris verantwoordelijke
Van Wauwe Erna (gedelegeerd bestuurder Transport-
bouw ACLVB)
bedrijf Roosens nv) Verkinderen Lode (secretaris-generaal SAV)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Dagelijks bestuur
Voka-Vlaams Economisch Verbond Bekker Ria (adviseur FEBELHOUT)
Voorzitter
Byvoet Brigitte (adjunct-directeur confederatie Bouw Lim-
De Wilde Liliane (Ere-secretaris-generaal SAV)
burg)
Ondervoorzitter
Cordeel Dirk (ondervoorzitter Vlaamse confederatie
Wouters Raf (algemene sectorverantwoordelijke Ver-
Bouw)
voer over de weg ACV-Transcom)
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse confederatie Bouw)
Leden
Lenaers Rob (gedelegeerd bestuurder - voorzitter Van-
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
hout nv)
Restiau Robert (afgevaardigd bestuurder Vlaamse Haven-
Vaessen Leon (gedelegeerd bestuurder Vaessen nv)
vereniging)
Van Steertegem Guy (directeur-generaal FEBELHOUT Vlaanderen)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Milo Nico (attaché SERV)
De Roock Chris (economisch adviseur Febelhout Vlaanderen) Hoedemakers Robert (gedelegeerd bestuurder Bouwbedrijf Hoedemakers) Masschelein Hilde (secretaris-generaal Bouwunie)
140 Plaatsvervangende leden
Leden Börner Peter (nationaal secretaris verantwoordelijke
Vertegenwoordigers van de werknemers
bouw ACLVB) Desmet Rik (federaal secretaris Algemene Centrale)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Dillen Marc (secretaris- generaal Vlaamse Confederatie
Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV-algemene
Bouw)
centrale)
Van Steertegem Guy (directeur-generaal FEBELHOUT
Soetaert Jan (adviseur algemene centrale)
Vlaanderen)
Verheye Erwin (propagandist ABVV-algemene centrale) Vermeersch Hendrik (secretaris BBTK Brussel)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Michel Déthee (opdrachthouder SERV)
Borloo Deef (medewerker studiedienst ACV- bouw en
Robbie Scaut (attaché SERV)
industrie) Cuyvers Thieu (secretaris ACV- bouw en industrie)
5. Sectorcommissie Metaal- en technologische industrie
Vandereeckt Marc (secretaris ACV- bouw en industrie
(op 31.12.2005)
Crevits Enid (vormingsdienst ACV-bouw en industrie)
regio Brussel-Halle-Vilvoorde) Verhelst Ann (secretaris ACV-bouw en industrie)
Leden
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Vertegenwoordigers van de werknemers
België Van Hertbruggen Ellen (studiedienst ACLVB)
Algemeen Belgisch Vakverbond De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
De Witte Cindy (adviseur ABVV-metaal) Jonckheere Karel (algemeen secretaris CMB-Antwerpen)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
De Goignies Gerrit (adviseur Vlaamse confederatie Bouw) De Wandeleer Pascal (jurist FEBELHOUT Vlaanderen)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Dhondt Jan (adjunct-adviseur Vlaamse confederatie
De Bie Inge (stafmedewerkster studiedienst ACV-metaal)
bouw)
De Decker Eddy (provinciaal secretaris ACV-metaal)
De Witte Inge (bestuurder COVADAK)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Potteau Paul (Potteau Labo)
Kerkhove Annie (secretaris LBC-NVK)
Sprengers Karen (FEBELHOUT Vlaanderen)
Van Woensel Tinne (stafmedewerkster vormingsdienst
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
ACV-metaal)
Economisch Verbond) Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
België
Larik Anja (economisch adviseur UNIZO)
Roelandt Johan (nationaal verantwoordelijke metaal
Ramaekers Geert (adviseur bouwunie)
ACLVB)
Van Hoe Marnix (directeur FEMA)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Dagelijks Bestuur Voka-Vlaams Economisch Verbond Voorzitter
De Pril Wilson (directeur-generaal AGORIA Vlaanderen)
Vanthourenhout Stefaan (nationaal verantwoordelijke
Joris Anne-Marie (personeelsdirecteur - bestuurder
ACV-Bouw en industrie)
Etap Yachting) Schools Jozef (assistent algemene directie Van Hool nv)
Ondervoorzitter
Snaet Willy (algemeen secretaris, lid directiecomité
Masschelein Hilde (secretaris-generaal Bouwunie)
Bekaert nv) Van den Boer Jos (manager personeelsrelaties Ford Genk)
141 Van den Houte Jan (personeelsdirecteur Robert Bosch
Dagelijks Bestuur
Productie) Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Voorzitter
Economisch Verbond)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Ondervoorzitter
Locquet Willy (bestuurder Locquet nv)
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Temmerman Geert (secretaris VLAMEF) Vanpeteghem Hilde (bestuurder Vanpeteghem A&G
Leden
bvba)
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB) Joos Robert (directeur-generaal Ijzer-en staalcomite
Plaatsvervangende leden
en staalindustrie verbond) Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Van den Heede Eric (nationaal secretaris LBC-NVK) Verdonck Kristien (secretaris VLAMEF)
Algemeen Belgisch Vakverbond Debrouwere John (provinciaal secretaris PMB West-
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Vlaanderen)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Jorissen Herwig (voorzitter CMB)
Knaepen Wim (attaché SERV)
Merckx Kristien (secretaris BBTK-Antwerpen) Moerman Albert (provinciaal secretaris PMB-Oost-Vlaanderen)
6. Sectorcommissie Textiel en Confectie (op 31.12.2005)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Diesbecq Nathalie (stafmedewerkster ACV-metaal)
Leden
Nelissen Guido (stafmedewerker ACV-Metaal) Sebreghts Wim (provinciaal secretaris Oost-Vlaande-
Vertegenwoordigers van de werknemers
ren) Van den Heede Eric (nationaal secretaris LBC-NVK)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Vranken Jean (gewestelijk secretaris ACV-chemie)
Lancksweerdt Nicole (medewerkster nationaal secre-
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
taris ABVV- textiel, kleding en diamant)
Lefevre Martine (sectorieel verantwoordelijke financië-
Stabel René (nationaal secretaris ABVV-textiel, kleding,
le sector Vlaamse regionale ACLVB)
diamant) Verbanck Rita ( gewestelijk secretaris ABVV-textiel,
Vertegenwoordigers van de werkgevers
kleding en diamant) Wittevrongel Donald (voorzitter ABVV-textiel, kleding,
Voka-Vlaams Economisch Verbond
diamant)
Helskens André (personeelsdirecteur Samsonite Europe nv)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Hufkens Goedele (adviseur AGORIA Antwerpen-Lim-
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
burg)
De Geyter Maurice (hoofd studiedienst ACV-TEXTURA)
Simoens Bernard (directeur AGORIA O-W-Vlaanderen)
De Tremerie Rein (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
Van de Vel An (adjunct-directeur AGORIA Vlaanderen)
Schaut Dirk (secretaris LBC-NVK)
Vanhaverbeke Stephan (adviseur AGORIA Brabant)
Uyttenhove Dirk (algemeen secretaris ACV-TEXTURA)
Verheyen Cecile (personeelsmanager Volvo Europe Truck nv)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Vervoort Karel (afgevaardigd beheerder FLAG)
België Cassier Etienne (nationaal verantwoordelijke ACLVB)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Larik Anja (economisch adviseur UNIZO) Leenders Luc (algemeen directeur Leenders nv) Van Hecke Frank (bvba S.V.H.)
142 Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vandewalle Griet (sociaal adviseur FEBELTEX Noord & Oost)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Van Gramberen Annemie (economisch adviseur Cre-
Blomme Marc (advieseur Febeltex Textielfederatie)
amoda)
Groeninck Sylvie (economisch adviseur Febeltex) Magnus Erik (directeur-generaal Creamoda)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Quix Jean-Francois (directeur-generaal Febeltex)
De Backker Luc (gedelegeerd bestuurder Kleding De
Santens Jean-Baptiste (gedelegeerd bestuurder Santens
Backker nv)
nv)
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
Staels Ann (afgevaardigd beheerder Staels R&G Konfectie
Wellens Evar (NULL)
nv) Tan Barbara (adviseur studiedienst Voka-Vlaams Eco-
Dagelijks bestuur
nomisch Verbond) Voorzitter UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Quix Fa (directeur-generaal FEBELTEX)
Ardies Luc (nationaal secretaris Verbond) Declerck Jan (afgevaardigd bestuurder Decotex nv)
Ondervoorzitter
Samyn Roos (algemeen directeur Samyn bvba)
Stabel René (nationaal secretaris ABVV-textiel, kleding en diamant)
Plaatsvervangende leden Leden
Vertegenwoordigers van de werknemers
Ardies Luc (nationaal secretaris Verbond voedingsdetailhandel UNIZO)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Callaert Jan (algemeen secretaries ACV Textura)
Colpaert John (politiek secretaris ABVV - textiel, kleding
Cassier Etienne (bestendig secrataris ACLVB)
en diamant)
Magnus Erik (directeur-generaal Creamoda)
Misplon Filip (medewerker nationale studiedienst ABVV-
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
textiel, kleding en diamant)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Pattyn Lieve (secretaris ABVV-textiel, kleding en diamant Turnhout en Mechelen) Willems Hilde (ABVV-textiel, kleding en diamant)
7. Sectorcommissie Welzijns- en gezondheidszorg
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
(op 31.12.2005)
De Norre Vera (vormingsdienst ACV-TEXTURA) Duthieuw Josiane (secretaris LBC-NVK)
Leden
Gheysens Christian (secretaris ACV-TEXTURA) Vannieuwenhuyse Raf (provinciaal verantwoordelijke
Vertegenwoordigers van de werknemers
ACV-TEXTURA) Weyns Luc (secretaris ACV-TEXTURA)
Algemeen Belgisch Vakverbond De Wolf Ferdy (nationaal secretaris algemene centrale)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Duval Raymond (secretaris lokale en regionale besturen
Baeckelandt Dirk (bestendig secretaris ACLVB)
ACOD Antwerpen Langenus André (nationaal secretaris BBTK)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Lingier Frank (secretaris BBTK-Mechelen)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Bekaert Michel (président and chief executieve officer
Cornelis Walter (secretaris LBC-NVK)
Beckaert Textiles nv)
Dirix Frans (nationaal secretaris ACV-voeding en diensten)
Jonnaert Karin (sociaal adviseur Febeltex)
Rosvelds Sandra (studiedienst ACV)
Platteau Luc (directeur-generaal Centexbel)
Selleslagh Mark (vakbondssecretaris LBC-NVK)
Siau Bernard (gedelegeerd bestuurder Alsico)
Van der Gucht Kristien (nationaal secretaris CCOD-sec-
Staels Marc (algemeen-directeur Staels-Borco nv)
tor lokale en regionale besturen)
143 Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Sterckx Jos (coördinator Pluralistisch Platform gehan-
België
dicaptenzorg)
Van Hees Gert (regionaal verantwoordelijke social pro-
Swinnen Monique (directrice KVLV)
fit ACLVB)
Theunis Klaartje (stafmedewerker VVI)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO) Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp) Boonen Carine (algemeen directeur VVI) Cuyt Frank (directeur VWV) Jaminé Luc (coördinator Verbond Sociale Ondernemingen) Jossart Pierre (stafmedewerker VVI) Meulemans Bert (adviseur sociaal en gezinsbeleid) Rabau Paul (voorzitter overlegforum kinisitherapie) Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaamse Economisch Verbond) Van Esch Wim (directeur Pluralistisch Overleg jeugdzorg)
Dagelijks bestuur Voorzitter Jaminé Luc (coördinator Verbond Sociale Ondernemingen) Ondervoorzitter Cornelis Walter (secretaris LBC-NVK) Leden Cuyt Frank (directeur VWV) Langenus André (nationaal secretaris BBTK) Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Plaatsvervangende leden
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV) Dethée Michel (opdrachthouder SERV)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Mathot Axel (attaché SERV)
Algemeen Belgisch Vakverbond
8. Sectorcommissie Toerisme
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
(op 31.12.2005)
Govers Dimitri (consulent social profit ) Merckx Kristien (secretaris BBTK Antwerpen)
Leden
Van Heetvelde Werner (secretaris ABVV-algemene centrale)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Algemeen Belgisch Vakverbond
De Block Kris (vakbondsverantwoordelijke LBC-NVK)
Clauwaert Alain (algemeen secretaris - ABVV algeme-
Laenen Jo (medewerker ACW-studiedienst)
ne centrale)
Paesmans Francis (coördinator-dienstoverste ACV-voe-
Degryse René (secretaris BTB West-Vlaanderen)
ding en diensten)
Demonie Conny (gewestelijk secretaris ABVV-centrale
Persoone Marijke (secretaris LBC - NVK)
der voeding)
Roos Katrien (secretaris CCOD)
Houbrechts Edith (propagandist ABVV) Quackelbeen Freddy (provinciaal secretaris West-Vlaan-
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
deren ABVV Voeding-Horeca-Tuinbouw)
België Van Hertbruggen Ellen (studiedienst Vlaams regionale
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
ACLVB)
De Bilde Peter (centraal propagandist ACV) Stalpaert Pia (ACV voeding en diensten)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Van Bever Christiaan (secretaris ACV voeding en diensten)
Lievens Jos (directeur FDGG)
Van der Gucht Kristien (nationaal secretaris CCOD-sec-
Marain Lucas (coördinator vzw Spoor 2)
tor lokale en regionale besturen)
Moens Isabel (stafmedewerker VVI)
Witters Dorien (secretaresse ACV Transcom)
Pals Griet (stafmedewerkster VWV) Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Reynaert Jan (stafmedewerker VLAB)
België
Serneels Diane (stafmedewerker VVJG)
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
144 Vertegenwoordigers van de werkgevers
Cornillie Peter (price & revenu manager SN Brussels Airlines))
Boerenbond
De Boeck Veerle (secretaris-generaal ABTO)
Van Mierloo Paul (stafmedewerker landelijke gilden)
Geyssens Paul(manager externe distributie NMBS) Reijmers Peter (algemeen directeur Center Parcs België)
Voka-Vlaams Economisch Verbond Antonissen Chris (executieve management assistant
Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen
VLM)
Ghislain Danny (centrum voor jeugdtoerisme)
Geyskens Chris (managing director ITC)
Van de Walle-Tandt Linda (voorzitster vzw gezinsva-
Glorieux Luc (bestuurder-directeur FBAA, Ere-Voorzit-
kanties - familiatours)
ter FTI) Jassogne Jan (afgevaardigd bestuurder CIB)
Unie van Zelfstandige Ondernemers
Van Den Kerkhof Steve (financieel directeur Plopsa-
Moers Chantal (hoteluitbaatster)
land)
Monsieur Philippe (voorzitter Nautiv)
Van Eysendeyk Rudy (algemeen directeur Koninkl. Maatschap. Dierkunde)
Dagelijks bestuur
Unie van Zelfstandige Ondernemers
Voorzitter
De Bauw Luc (secretaris-generaal HO.RE.CA Vlaanderen)
Quackelbeen Freddy (provinciaal secretaris West-Vlaan-
Metsu Dirk (gedelegeerd bestuurder CKVB)
deren ABVV Voeding-Horeca-Tuinbouw)
Verdonck Anny (Autocars Verdonck - Reisbureau Vivaldi) Ondervoorzitter
Plaatsvervangende leden
De Bauw Luc (secretaris-generaal Horeca Vlaanderen)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Leden Glorieux Luc (bestuurder-directeur FBAA Ere-Voorzit-
Algemeen Belgisch Vakverbond
ter FTI)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
Van Bever Christiaan (secretaris ACV- voeding en diensten)
Desmet Pia (gewestelijk secretaris BBTK-Gent) De Wolf Ferdy (nationaal secretaris Algemene Centrale)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
Van Hoorick Paul (directeur LINX+)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV) Poelvoorde Etienne (opdrachthouder SERV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Keersmaecker Veerle (attaché SERV)
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD) Giets Yves (studiedienst ACV voeding en diensten)
Vanderhaegen Herman (algemeen secretariaat LBC-
9. Adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest
NVK)
(op 31.12.2005)
Vandenbussche Johan (secrearis ACV voeding en diensten)
Vandervurst Jean-Paul (algemeen sectorverantwoordelijkeACV-CVCC)
Leden
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Vertegenwoordigers van de werknemers
België Van Hertbruggen Ellen (studiedienst Vlaams regionale
Algemeen Belgisch Vakverbond
ACLVB)
Leybaert Bart (gewestelijk adjunct secretaris BBTK Sint-Niklaas)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Muylaert Laurette (nationaal secretaris ACOD-cultuur) Verlaeckt Bruno (secretaris ABVV Algemene Centrale)
Voka-Vlaams Economisch Verbond Bijttebier Heidi (head of supplier relations BBL travel
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
American Express)
Diesbecq Nathalie (stafmedewerkster ACV-metaal)
145 Druyts Annick (LBC-NVK)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Le Compte Servaas (ACV-Transcom)
De Goignies Gerrit (adviseur Vlaamse Confederatie
Leurs André (juridisch adviseur ACV-studiedienst)
Bouw) Magerman Koenraad (directie-adviseur SD-Workx)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Platteau Ilse (juridisch adviseur FEDERGON)
België
Renson Sandrine (medewerkster FEDERGON)
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Verschueren Paul (economisch adviseur FEDERGON)
Vertegenwoordigers van de werkgevers:
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Sap Jan (adjunct-directeur UNIZO)
Voka-Vlaams Economisch Verbond Brodsky Rob (bestuurder secretaris-generaal BEXSA) Cattelain Ann (adviseur FEDERGON) Linsen Kelly (adviseur Voka-Vlaams Economisch Verbond) Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON) Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Vertegenwoordigers van het departement economie, werkgelegenheid en binnenlandse aangelegenheden Storms Pascal (adjunct van de directeur, administratie werkgelegenheid, ministerie Vlaamse Gemeenschap) Van Breugel Erik (hoofmedewerker afdeling tewerkstelling ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond) UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Bothuyne Robrecht (adviseur studiedienst UNIZO)
Deskundigen De Witte Karel (prof. fac. Psychologie KULeuven) Humblet Patrick (prof. Vakgroep sociaal recht Universiteit Gent)
Van Campenhout Nancy (juridisch adviseur studiedienst UNIZO)
Plaatsvervangende leden Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB) Van Rie Kristien (adviseur studiedienst Vlaams ABVV) Wirken Pascale (adviseur algemene centrale ABVV)
Voorzitter Vanachter Othmar (prof. fac. Rechtsgeleerdheid KULeuven) Wonen de vergadering bij met raadgevende stem Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV) Maes Anja (administratief medewerkster adviescommissie) Beerens Annick (administratief medewerkster adviescommissie)
Daerden Justin (nationaal verantwoordelijke ACV-bouw
10. Overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus
en industrie)
(op 31.12.2005)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Demoor Ann (juridisch adviseur ACV) Paesmans Francis (coördinator-dienstoverste ACV-voe-
Leden
ding en diensten) Rosvelds Sandra (adviseur studiedienst ACV)
Vertegenwoordigers van de beroepsfederaties van private arbeidsbemiddelingsbureaus
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België:
Muyldermans Herwig (FEDERGON)
Van Hertbruggen Ellen (adviseur Vlaamse Regionale
Rasschaert Karin (FEDERGON)
ACLVB)
Vaningelgem Francis (FEDERGON)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers van de publieke arbeidsbemiddeling Vercammen Eddy (VDAB)
Boerenbond (BB) De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond) Vanoirbeek Luc (sociaal adviseur Boerenbond)
146 Vertegenwoordigster van de sector van de kosteloze arbeidsbemiddeling Velleman Marleen (SLN) Vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties binnen de SERV Bothuyne Robrecht (UNIZO) Botterman Chris (BB) Teughels Sonja (Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Secretariaat van het Overlegplatform Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV) Maes Anja (administratieve medewerking) Beerens Annick (administratieve medewerking)
11. Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds (op 31.12.2005)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties binnen de SERV Serroyen Chris (ACV) Van Rie Kristien(ABVV) Engelen Hugo (ACLVB)
Leden Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond
Vertegenwoordigers van de Administratie Werkgelegenheid Storms Pascal (adjunct van de directeur ministerie Vlaamse Gemeenschap)
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
Plaatsvervangende leden
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Serroyen Chris (adviseur studiedienst ACV)
België
Vertegenwoordigers van de beroepsfederaties van private arbeidsbemiddelingsbureaus Cattelain Ann (FEDERGON) De Mey Frank (FEDERGON) Brodsky Robert (FEDERGON)
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaamse Regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Boerenbond
Vertegenwoordigers van de publieke arbeidsbemiddeling Tirez Karel (VDAB)
Botterman Chris (adjunct-algemeen secretaris Boeren-
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties binnen de SERV Kusters Ben (Boerenbond) Vermeulen Veerle (Voka-Vlaams Economisch Verbond) Willems Veronique (UNIZO)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
bond)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond) UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Bothuyne Robrecht (adviseur studiedienst UNIZO)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties binnen de SERV De Baene Jean-Marie (ABVV) Rosvelds Sandra (ACV) Van Hertbruggen Ellen (ACLVB)
Vertegenwoordigers van de administratie werkgelegenheid van de Vlaamse Gemeenschap Storms Pascal (adjunct van de directeur, administratie werkgelegenheid, ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Vertegenwoordigers van de Administratie Werkgelegenheid Van de Voorde Michiel (coördinator Ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Gekozen door de Vlaamse Regering Devolder Dolores (medewerkster kabinet Vlaams Minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening)
Voorzitter
Plaatsvervangende leden
Van Gramberen Mieke (kabinetschef van de Vlaamse Minister van werk, vorming en onderwijs)
Vertegenwoordigers van de werknemers
147 Algemeen Belgisch Vakverbond
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Van Rie Kristien (adviseur studiedienst Vlaams ABVV) Boerenbond Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Beyers Alfons (hoofd studiedienst Boerenbond)
Rosvelds Sandra (adviseur studiedienst ACV)
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Voka-Vlaams Economisch Verbond
België
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse Confederatie bouw)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Boerenbond
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Economisch Verbond) Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Economisch Verbond)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
VCSPO, Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO)
Sap Jan (adviseur studiedienst UNIZO) UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Voorzitter
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Van Gramberen Mieke (kabinetschef Vlaams Minister
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
van werk, onderwijs en vorming)
12. Commissie Diversiteit (op 31.12.2005)
Leden Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV algemene centrale) Clauwaert Annick (adviseur studiedienst Vlaams ABVV) Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV) Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Vertegenwoordigers van de representatieve kansengroepen Chakkar Mohamed (coördinator Federatie Marokkaanse Verenigingen) Dariyeri Bilal (stafmedewerker Unie van Turkse Verenigingen) Debbaut Peter (stafmedewerker Vlaamse Federatie Gehandicapten) Luyts François (vrijwilliger Vlaamse Federatie Gehandicapten) Marzo Fernando (voorzitter werkgroep tewerkstelling Forum van Etnisch-Culturele Minderheden) Pieters Didier (medewerker Werkbank vzw Jong-Katholieke Vereniging Gehandicapten) Vermeiren Johan (vrijwillig medewerker GRIP)
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV TEXTURA) Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke water ACV Transcom) De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV metaal) Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Vertegenwoordiger administratie Werkgelegenheid Ministerie Vlaamse Gemeenschap Van den Cruyce Ann (afdelingshoofd migratie en arbeidsmarktbeleid administatie Werkgelegenheid)
Jonckheere Fernand (verbondssecretaris ACV Oostende-Westhoek)
Plaatsvervangende leden
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV Turnhout) Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV) De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
148 Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Weeghams Ilse (coördinator Vlaamse patiëntenforum GRIP)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD – sector vervoer) Rosvelds Sandra (medewerkster studiedienst ACV) Van Sevenant Siska (gewestelijk secretaris ACV Leuven)
Vertegenwoordiger administratie Werkgelegenheid Ministerie Vlaamse Gemeenschap Vandevoorde Michiel (coördinator administratie Ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Vercammen Sandra (bewegingsploeg ACV) Verjans Mathieu (voorzitter ACV verbond Limburg)
Dagelijks bestuur
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Voorzitter
België
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB) Leden
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV) Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Boerenbond
Economisch Verbond)
Gotzen Rudi (adviseur politiek Boerenbond)
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Andries Mark (adjunct-directeur kenniscentrum Voka-
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Vlaams Economisch Verbond)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Bosch Claire (directeur milieuzaken – voedingsindus-
Scaut Robbie (attaché SERV)
trie Vlaanderen)
Devisch Francis (attaché SERV)
Dieryck Frans (gedelegeerd bestuurder Fedichem Vlaanderen) Linsen Kelly (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Eco-
13. Vlaamse Havencommissie
nomisch Verbond)
(op 31.12.2005)
Marien Katleen (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Leden
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON) Rossie Jos (secretaris-generaal Febelgra Vlaanderen)
Vertegenwoordigers van de werknemers
VCSPO, Vlaamse confederatie van social-profit onder-
Algemeen Belgisch Vakverbond
nemingen
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
Loridan Marc (secretaris vakgroep Haven) Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke water CVD)
Vertegenwoordigers van de representatieve kansengroepen Belkiran Selamet (coördinator Unie van Turkse Verenigingen) Caballero Juan (toeleider Federatie Marokkaanse Verenigingen) Charkaoui Naima (coördinator Forum van Etnisch-culturele Minderheden vzw) Frederickx Jan (arbeidsbegeleider Katholieke Vereniging Gehandicapten)
Dielen Ilse (natioaal secretaris ACV) Naveau Vic (nationaal verantwoordelijke LBC/NVK) Van Den Eynde Jan (interprofessioneel regionale vakbondsverantwoordelijke ACV) Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België Quisthoudt Erik (bestendig secretaris ACLVB Antwerpen)
149 Vertegenwoordigers van de werkgevers
De binnenscheepvaart De Somere Petra (marktprospector promotie Binnenvaart
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Vlaanderen)
Charon Olivier (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Plaatsvervangende leden
Degryse Patrick (financiëel en administratief directeur NHM nv – voorzitter Oostendse Havengemeenschap)
Vertegenwoordigers van de werknemers
De Meyer Rudi (directeur Vlaamse Havenvereniging) Stoop John, (voorzitter Voka-Kamer van Koophandel
Algemeen Belgisch Vakverbond
Antwerpen-Waasland)
Stessens Karel (algemeen secretaris ACOD)
Van Severen Peter (directeur Gentse Havengemeenschap)
Van Den Rijse Angeline (adviseur ABVV)
Vienne Erna (manager Belgium P&O North Sea Ferries LTD)
Verbeeck Monique (medewerkster BTB) Algemeen Christelijk Vakverbond van België
UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers
Buysse Marc (secretaris ACV Gent-Eeklo)
Larik Anja (economisch adviseur Bouwunie)
de Smedt Christine (secretaris Haven ACV Transcom)
Van De Voorde Eddy (hoogleraar UFSIA-RUCA - faculteit
François Jan (algemeen sectorverantwoordelijke ver-
TEW)
keer CVCC) Van Poucke Eric (verbondssecretaris)
Vertegenwoordigers van de havens Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van Het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen
België
Bernaers Greet (directeur infrastructuur Gemeentelijk
Van Hertbruggen Ellen (studiedienst)
Havenbedrijf Antwerpen) Bruyninckx Eddy (afgevaardigd bestuurder Gemeente-
Vertegenwoordigers van de werkgevers
lijk Havenbedrijf Antwerpen) Delwaide Leo (schepen voor haven, diamant, economie
Voka-Vlaams Economisch Verbond
en toerisme Antwerpen)
Bollen Hilde (coördinator Short Sea Shipping Vlaande-
Janssens Patrick (burgemeester van de stad Antwerpen)
ren)
Koeklenberg Ivo (hoofdingenieur directeur technische
Depauw Guy (secretaris-generaal APZI )
dienst Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen)
Devogele Marc (directeur Sita Recycling Service nv) Dubois Mireille (commercieel directeur SEA-Invest)
De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
Meesschaert Redgy (ondervoorzitter Oostendse haven-
(MBZ)
gemeenschap)
Coens Joachim (voorzitter MBZ)
Van Meenen Maria (gedelegeerde bestuurder Dissaco)
Kerckaert Pierre (administrateur-generaal MBZ) UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Gent
Van Campenhout Nancy (juridisch adviseur studiedienst
Bernard Katty (financieel en administratief directeur
UNIZO)
Havenbedrijf Gent GAB)
Vanhecke Pieter (economisch adviseur studiedienst
Termont Daniël (schepen van de haven van de stad Gent)
UNIZO)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Oostende
Vertegenwoordigers van de havens
Gerard Paul (gedelegeerd bestuurder AG Haven Oostende) Vens Vanessa (bestuurder AG Haven Oostende)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Antwerpen Blomme Jan (adviseur Gemeentelijk Havenbedrijf Ant-
Vertegenwoordigers van de transportmodi
werpen) Van Vaerenberg Christien (juridisch adviseur Gemeen-
Het wegvervoer
telijk Havenbedrijf Antwerpen)
Fonteyn Freija (hoofd juridische dienst SAV)
Verbist Jan (commandant Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen)
Het spoorvervoer
Verhoeven Björn (kabinetschef van de schepen van de
Migom Alex (general manager BE Netwerk NMBS)
haven, toerisme en diamant)
150 Wittemans Ann (communicatiemanager Gemeentelijk
Van De Voorde Eddy (hoogleraar UFSIA-RUCA - faculteit
Havenbedrijf Antwerpen)
TEW)
De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
Secretariaat
(MBZ)
Merckx Jean-Pierre (Vlaamse Havencommissie)
Maertens Luc (directeur MBZ)
Neyts Dirk (Vlaamse Havencommissie)
Van Cauwenberghe Patrick (adjunct van de directeur MBZ) Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Gent
14. Vlaamse Luchthavencommissie
Mortier Peter (adjunct directeur generaal Havenbedrijf
(op 31.12.2005)
Gent GAB) Van Craeyvelt Eugeen (directeur generaal Havenbedrijf
Leden
Gent GAB)
Vertegenwoordigers van de werknemers Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Oostende Allaert Georges (bestuurder AG Haven Oostende)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Pannecoucke Eddy (bestuurder AG Haven Oostende)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB) De Deyn Erwin (ondervoorzitter BBTK-ABVV)
Vertegenwoordigers van de transportmodi
Van den Rijse Angeline (economisch adviseur ABVV)
Het wegvervoer
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Verkinderen Lode (secretaris-generaal SAV)
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD-sector vervoer ACV)
Het spoorvervoer
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Kerckaert Koen (wnd. dienstchef coördinatie en securi-
Tordeur Guy (verbondssecretaris ACV-Brussel)
ty NMBS)
Welters Joris (nationaal secretaris ACV-Transcom)
De binnenscheepvaart
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Lambrechts Paul (marktprospector promotie Binnen-
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
vaart Vlaanderen)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Boerenbond
Merckx Jean-Pierre (secretaris Vlaamse Havencom-
Mees Paul (provinciaal secretaris BB)
missie) Voka-Vlaams Economisch Verbond
Dagelijks bestuur
Charon Olivier (adviseur Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Voorzitter
Schillebeeckx Herman (gedelegeerd bestuurder Inves-
Winkelmans Willy (gewoon hoogleraar UFSIA-RUCA -
timmo)
faculteit TEW)
Teughels Sonja (adviseur Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Leden
Van Den Driessche Johan (managing partner KPMG Tax
Coens Joachim (voorzitter MBZ)
Advisers)
Copers Caroline (algemeen secretaris Vlaams ABVV)
Vanneste Johan (managing director VLM Airlines)
De Meyer Rudi (directeur Vlaamse Havenvereniging) Delwaide Leo (schepen van de haven van de stad Ant-
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
werpen)
Van De Voorde Eddy (professor Universiteit Antwerpen
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
stadscampus)
Gerard Paul (gedelegeerd bestuurder AG Haven Oostende)
Van Espen Nancy (regiosecretaris UNIZO Vlaams Brabant
Termont Daniël (schepen van de haven van de stad Gent)
en Brussel)
151 Vertegenwoordigers van de luchthavenuitbaters Cleirbaut Eddy (luchthavencommandant Luchthaven Deurne) De Backer Paul (corporatie communications BIAC) Paridaens Paul (ere-commandant Antwerpen Internationale Luchthaven) Van den Bossche Luc (voorzitter BIAC) Van Depoele Sabine (regulatory affairs officer DHL Worldwide Network nv) Van Dyck Paul (head of environment BIAC) Van Eeckhoutte Stefaan (directeur WIV) Vanspauwen Gino (algemeen directeur Internationale Luchthaven Oostende-Brugge)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België Van Hertbruggen Ellen (adviseur Vlaams Regionaal ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Boerenbond Vleugels Hugo (consulent landelijke gilden) Voka-Vlaams Economisch Verbond Marien Katleen (adviseur Voka-Vlaams Economisch Verbond) Putman Guy (general manager Barco View Avionics)
Deskundigen De Somere Petra (marktprospector Promotie Binnenvaart Vlaanderen) Grietens Erik (beleidsmedewerker Bond Beter Leefmilieu) Kerckaert Koen (dienstchef NMBS Groep) Peeters Francy (directeur De Lijn) Symens Peter (beleidsmedewerker MiNa-Raad) Verschueren Raoul (directeur-generaal Belgocontrol)
Van Milders Bernard (gedelegeerd bestuurder Flying Service) Vermeylen Eric (directeur Voka-Vlaams Economisch Verbond) UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Thijssens Kristof (secretaris GTL Taxi-Nat. Groep taxiondernemingen) Vanhecke Pieter (economisch adviseur UNIZO) Van Craeynest Ingrid (adviseur SAV)
Vertegenwoordigers Ministerie Vlaamse Gemeenschap zonder stemrecht Cattrysse Paul (afdelingshoofd personenvervoer en luchthaven, adm. Luchtvaart) Goudeseune Willy (ingenieur afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen, administratie Infrastructuur) Mertens Geert (adjunct van de directeur AROHM) Vermoesen Koen (adjunct van de directeur Ministerie Vlaamse Gemeenschap cel Regionale economie)
Plaatsvervangende leden
Vertegenwoordigers van de luchthavenuitbaters De Winne Kristoff (aviation strategy & development manger BIAC) Douchy Peter (voorzitter WIV) Monsieur Jacinte (project manager aviation strategy & development BIAC) Stroobants Jos (director aviation development BIAC) Vanpraet Ann (salles & marketing manager/financieel Internationale Luchthaven Oostende-Brugge) Velders Sophie (ingenieur Luchthaven Deurne) Verbist Wim (adjunct-commandant Luchthaven Deurne)
Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond Marchand Steven (provinciaal secretaris ABVV Vlaams Brabant) Meyers Stefaan (secretaris Algemene centrale ABVV) Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD) Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Deskundigen Bollen Hilde (coördinator Short Sea Shipping Vlaanderen) De Decker Catharina (Belgocontrol) Dewulf Dirk (afdelingschef NMBS) Jacobs Philippe (afdelingshoofd De Lijn) Kochuyt Valérie (beleidsmedewerker Natuurpunt vzw) Van Hauwermeiren Saar (beleidsmedewerker Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen)
De Valck Luc (propagandist ACV) Francois Jan (algemeen sectorverantwoordelijke Verkeer ACV-Transcom) Swaans Tim (regiopropagandist ACV) Verschingel Lode (secretaris LBC-NVK)
Vertegenwoordiger administratie Ministerie Vlaamse Gemeenschap zonder stemrecht Maes Jo (adjunct van de directeur Ministerie Vlaamse Gemeenschap afdeling personenvervoer en luchthaven)
3
SERV-secretariaat 1. Secretariaat-generaal Administrateur-generaal Directiesecretariaat
Pieter KERREMANS Ingrid TAELEMANS
Economie - Algemeen
Michel DETHEE
Esther DEMAN
Wim KNAEPEN
Kathleen VERMEIRE
Ingrid SCHURMANS
Adjunct–administrateur –generaal Directiesecretariaat
Economie en werkgelegenheid en toerisme
Natuurlijke rijkdommen en energie
2. Personeels- en financiële dienst
Peter VAN HUMBEECK Annemie BOLLEN Werkgelegenheid
Hoofd personeels- en financiële dienst
Dirk VAN VLEM Rien VAN MEENSEL
Anne REYNIERS Attaché Secretariaat
Robbie SCAUT
Joke BEUSEN Monique DENE
Sociaal-economische regionale ontwikkeling Wim KNAEPEN
Martine JANSSENS
Robbie SCAUT
3. Studiedienst: SERV-domeinen Wetgeving en regulering
Peter VAN HUMBEECK Wim KNAEPEN
Peter CABUS Innovatie en telecommunicatie Toerisme
Etienne POELVOORDE Veerle DE KEERSMAECKER
Buitenlands Beleid en Internationale samenwerking Ria VAN PEER
Wim KNAEPEN
Landbouw
Wim KNAEPEN Michel DETHEE
Ingrid TAELEMANS
Leefmilieu en Natuurbehoud Peter VAN HUMBEECK Financiën en begroting
Annemie BOLLEN
Etienne POELVOORDE
Anncik LAMOTE
Axel MATHOT Mobiliteit
Etienne POELVOORDE Nico MILO
Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Onderwijs algemeen
Mieke VALCKE
Netwerken
Onderwijs – arbeidsmarkt
Mieke VALCKE
Ruimtelijke Ordening, huisvesting, monumenten en
Anne ROOSE Wetenschappelijk onderzoek
Leen VANAERSCHOT
Permanente vorming
Leen VANAERSCHOT
landschappen
Mieke VALCKE Peter CABUS
Wetenschappen en technologisch innovatiebeleid Wim KNAEPEN Bestuurszaken
Welzijn, volksgezondheid en cultuur Michel DETHEE Axel MATHOT
Binnenlandse aangelegenheden
Peter CABUS Wim KNAEPEN
153 Staatshervorming Cultuur, sport en media
Axel MATHOT
Saskia VANDE VELDE
Michel DETHEE
David WILLEMS
Axel MATHOT
6. Informaticadienst 4. SERV–commissies
Hoofd dienst informatie
Guibert JORIS
Sectorcommissies
Medewerker
Tom VERZELE
Metaal- en technologische industrie Wim KNAEPEN Textiel en Confectie
Nico MILO
7. Communicatie
Goederenvervoer
Nico MILO
Communicatieverantwoordelijke
Welzijn- en gezondheidszorg
Michel DETHEE
Medewerkster
Christine JACOBS Martine MUYLLE
Axel MATHOT Hout en bouw
Michel DETHEE Robbie SCAUT
Toerisme
8. Documentatiecentrum Bibliothecarissen
Claudine HUYGHE
Etienne POELVOORDE Veerle DE KEERSMAECKER
Vlaamse Havencommissie
Jean-Pierre MERCKX Dirk NEYTS
Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling
Marc VAN DEN BERGH Webmaster
Claudine HUYGHE
9. STV-medewerkers Directeur
Paul BERCKMANS
Stafmedewerkers
Paul DE HONDT
Dirk VAN VLEM
Frank JANSSENS
Anja MAES
Jos COENEN
Annick BEERENS
Patrick VERBRUGGEN
Barbara SLEGERS Vormingsverantwoordelijke
Brigitte LAUWERS
Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds Dirk VAN VLEM
Wetenschappelijk medewerkers
Leen BAISIER
Anja MAES
Hadewych BAMPS
Annick BEERENS
Ria BOURDEAUD’HUI
Barbara SLEGERS
Hendrik DELAGRANGE Erwin EYSACKERS
Overlegplatform Vlaamse arbeidsbemiddelingsbureaus
Liselotte HEDEBOUW
Dirk VAN VLEM
Sandra HELLINGS
Anja MAES
Patrick ROELANDT Stephan VANDERHAEGHE
Commissie Diversiteit
Francis DEVISCH
Gert VERDONCK
Rien VAN MEENSEL Robbie SCAUT
10. Ondersteunende diensten Secretariaat
5. SERV–projecten Beroepsprofielenproject
Dorina PYNAERT Rita VAN BELLE
Leen VANAERSCHOT
Lieve VAN DEN HEUVEL
Veerle DE KEERSMAECKER
Suzanne VAN DER CAMMEN
Lieven De ROUCK
Huguette VAN DER WILDT
Anne ROOSE Ann OLBRECHTS
Verzendingsdienst
Patrick BAEYENS Monique DE MEYER
Barbara KREKELS Sharon DUVERGER Katleen HAVET
Onthaal
Barbara FAELENS
Kris VAN DEN BROECK Wim LEFEBVRE
Logistiek
Rita COECKELBERGHS
Bart MOUTON
Pascal LEFEVRE
Leen VERACHTERT
Chantal DE COKERE
4
Externe communicatie 1. SERV-bericht
in telkens een andere bedrijfstak. Zo komen twintig
Het SERV-bericht verschijnt driemaandelijks. Het SERV-
bedrijfstakken aan bod.
bericht gaat dieper in op de adviezen en de thema’s waar
Ook de Vlaamse Havencommissie heeft een elektroni-
de SERV rond werkt. Regelmatig brengen we een inter-
sche nieuwsbrief. Hierop kunt u abonneren door een
view. In ieder nummer vindt u ook een overzicht van de
mail te sturen naar
[email protected].
adviezen van de raad. Verder besteden we aandacht
De elektronische nieuwsbrief Focus op werkbaar werk
aan het verklaren van jargon. SERV-bericht is gratis en
werd in de loop van 2005 geïntegreerd in een Focus op
heeft ongeveer 5.000 abonnees.
innovatie en arbeid waarin telkens 2 artikels aan bod komen. Eén artikel over innovatie en arbeid en één over werkbaar werk. Inschrijven kan via
[email protected].
2. STV-berichten Sinds 2002 worden de STV-berichten als een losse SERV-bericht verzonden. Daarnaast worden een 500-tal
4. Adviezen, aanbevelingen en standpunten
exemplaren verspreid op studiedagen en vormingsini-
De belangrijkste adviezen, standpunten, aanbevelingen
tiatieven. De STV-berichten richten zich op personeels-
en studies van de SERV worden gepubliceerd en zijn ver-
en HRM-verantwoordelijken, managers, vakbondsleden,
krijgbaar bij de SERV. U vindt alle adviezen, standpun-
administraties en het beleid in ruime zin.
ten en aanbevelingen ook terug op de website
katern in het SERV-bericht geschoven en samen met het
www.serv.be onder de rubriek publicaties.
3. Elektronische nieuwsbrieven brief. Zo bent u snel op de hoogte van onze adviezen. De
5. STV-brochures en -informatiedossiers
informatie in de nieuwsbrief is bewust beknopt. Wie de
De resultaten van de STV-onderzoeken worden gepu-
volledige tekst wil lezen kan rechtstreeks naar het juis-
bliceerd. In de brochures vindt iedere geïnteresseerde
te advies (in pdf) klikken op de website www.serv.be. U
een beknopte en vlot leesbare weergave. De informa-
kunt zich op de nieuwsbrief abonneren door een mail te
tiedossiers zijn uitgebreidere rapporten en richten zich
sturen, bij voorkeur met uw adresgegevens, naar nieuws-
op studiediensten, deskundigen, onderzoekers, beleids-
[email protected].
makers en bedrijven.
Kort na elke raad verschijnt een elektronische nieuws-
Sinds november 2005 verschijnt er elke week een elektronische nieuwsbrief over de indirecte werkgelegenheid
155 6. Persmededelingen en –conferenties
■
In 2004 publiceerden de SERV, STV-Innovatie & Arbeid
■
Actualiteit en informatie: de persberichten, agenda van de raad, de maandelijkse e-nieuwsbrieven; Publicaties: de volledige tekst van adviezen, SERV-
en de Vlaamse Havencommissie 22 persberichten waar-
bericht, STV-brochures en informatiedossiers (vanaf
van zes persberichten samen met de MiNa-Raad. De
2003);
SERV organiseerde ook acht persconferenties. Deze
■
Informatiebank beroepen: hier vindt u informatie
acties waren rechtstreeks en onrechtstreeks aanleiding
over meer dan 100 beroepen en hun bijhorende com-
voor 205 artikels in de geschreven pers. Af en toe haal-
petenties. Ook voor informatie over sectoren kan u
den we ook het televisie- en radionieuws. De toppers qua
er terecht. Zoekingangen op beroep en sector wijzen
media-aandacht waren: het Sociaal-economisch rap-
de weg. Tenslotte vindt u er ook de volledige tekst
port Vlaanderen 2005, de Werkbaarheidsmonitor en
van de beroepsprofielen terug.
de begroting. Alle persberichten vindt u terug op de website www.serv.be onder de rubriek nieuws - persbe-
Nieuw in 2005:
richten.
■
Uitbreiding met Vlaamse Luchthavencommissie;
■
Bij STV-Innovatie & Arbeid: nieuw werkterrein Werkbaar werk met de bijhorende nieuwsbrief Focus op
7. Website De SERV-website is een belangrijk informatiekanaal van
Innovatie & Arbeid en sectorprofielen; ■
Bij SERV: E-nieuwsbrief Focus op indirecte werkge-
de SERV en is een volwaardig publicatiemiddel naast de
legenheid en onder mobiliteit achtergrondinforma-
gedrukte SERV-publicaties.
tie bij het maatschappelijk debat betalen voor infrastructuur;
Op de website vindt u: ■
■
Bij Vlaamse Havencommissie: Steekkaarten Vlaam-
Algemene informatie over de SERV, VESOC, STV-
se havens en up-date Wegwijzer in Europese haven-
Innovatie & Arbeid en de commissies;
en vervoerdossiers.
Homepage Vlaamse Havencommissie Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Beroepen- en competentiebank Beroepsprofielen STV-Innovatie & Arbeid Sectorcommissies Vlaams Sociaal-Economisch Overlegcomité Werkbaar Werk Commissie Diversiteit Adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds Overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus Vlaamse Luchthavencommissie
Verdeling bezoekers naar entiteit SERV-website
156 8. Vlaanderen NV
22. Sociaal overleg: beter voorkomen dan genezen
Voor de tweede helft van het uitzendseizoen 2004-
29/05/2005
2005 realiseerde het productiehuis Telesaurus in
23. Vlaanderen vakantieland: wat zoeken al die toeris-
opdracht van CANVAS de uitzendingen voor het economisch duidingsprogramma Vlaanderen NV.
ten hier?
De thema’s van de uitzendingen werden in overleg met CANVAS en Telesaurus vastgelegd. Een gezamenlijke
11/09/2005 25. Vlaamse vissers, het water aan de lippen?
stuurgroep SERV-VRT-Telesaurus ondersteunde inhoudelijk het programma. Dit vloeide rechtstreeks voort
18/09/2005 26. De tweedehandseconomie: hoe waardevol is onze
uit een samenwerkingsakkoord dat de SERV afsloot met de VRT. Dit akkoord bepaalde dat de VRT in over-
rommel?
25/09/2005
27. Nanotechnologie, de onzichtbare revolutie?
leg met de SERV een sociaal-economisch programmaonderdeel blijft realiseren, geïntegreerd in een sociaal-
04/09/2005
24. Wegenwerken: een straatje zonder eind?
02/10/2005 28. Vlaamse roulette, maakt gokken gelukkig?
economische frequentie op CANVAS.
09/10/2005
Bij de start van de vernieuwde CANVAS op 24 oktober
29. Startende ondernemers: hoe vind ik het gat in de
2005 werd het programma Vlaanderen NV stopgezet. De
markt?
16/10/2005
VRT besliste samen met de SERV dat een wekelijkse the-
30. Vlaamse filmpjes: hoe goed draait onze filmindustrie?
matische frequentie niet aangewezen was. In de plaats
23/10/2005
zou een gespreide aandacht voor de sociaal-economische berichtgeving komen in het Journaal, Terzake, ‘Morgen Beter’ (Terzake Laat), het Laatavond journaal
9. Sociaal – economisch jargon
en Villa politica.
De sociaal-economische jargon- en letterwoordenlijst vindt u op de website terug: www.serv.be/jargon en
8.1. Overzicht uitzendingen Vlaanderen NV-2005
www.serv.be/letterwoorden.
Nr.
10. Documentatiecentrum
1.
Titel Dotcoms
Uitzenddatum 02/01/2005
Het SERV-documentatiecentrum maakt deel uit van het
09/01/2005
Libisnetwerk.
3. De nieuwe analfabeten
16/01/2005
Op 2 februari 2005 nam LIBIS een nieuw bibliotheek-
4. Smokkel (zonder SERV)
23/01/2005
systeem in gebruik. Momenteel is het nieuwe biblio-
5. Kernenergie (zonder SERV)
30/01/2005
theeksysteem Libisng raadpleegbaar via de vernieuwde
06/02/2005
publiekscatalogus die veel gebruiksvriendelijker is. Op
2. Grijs maar niet versleten
6. Witte producten (zonder SERV)
13/02/2005
de SERV-website (www.serv.be, contacteer SERV ) is
8. Fraude en andere controles
20/02/2005
deze nieuwe publiekscatalogus met toegang tot de
9. Logistiek
27/02/2005
SERV-catalogus toegankelijk.
10. Wonen is duur
06/03/2005
7. De Valentijnsindustrie
13/03/2005
Daarnaast maakt het SERV-documentatiecentrum nog
12. De interim-business
20/03/2005
deel uit van FELNET – Flanders Environmental Library
13. De Vlaming houdt van luxe
27/03/2005
Network – een samenwerkingsverband van de voor-
14. Help, een andere job graag!
03/04/2005
naamste milieudocumentatiecentra in Vlaanderen en
15. Kopen op afbetaling
10/04/2005
Brussel. FELNET is raadpleegbaar op www.felnet.be.
11. Toplonen
16. Open op zondag en ’s nachts (24-uren economie) 17/04/2005 17. Vitaal Platteland
24/04/2005
18. Ons waterbeleid
01/05/2005
19. Arm maakt ziek, ziek maakt arm
08/05/2005
20. De auto van de toekomst: hij is er bijna 15/05/2005 21. Lang zullen we leren
22/05/2005
Deze site (ook bereikbaar via de SERV-website) is de grootste virtuele milieudatabank in Vlaanderen en omvat onder meer de SERV-collectie over milieu en vervoer.
10.1. Collectie Eind 2005 bevatte het SERV-documentatiecentrum: ■
12.380 monografieën, overheidspublicaties en rapporten;
157 ■
■
■
■
450 lopende tijdschriftabonnementen en de stukken
11. Openbaarheid van bestuur
van het Vlaams Parlement;
De SERV volgt de bepalingen over de openbaarheden van
ongeveer 300 jaarverslagen van regionale, federa-
bestuursdocumenten in de diensten en instellingen van
le en supranationale instellingen en van een aantal
de Vlaamse Regering. Aangezien in principe alle beslis-
beroepsfederaties en bedrijven;
singen van de SERV gepubliceerd worden, zijn ze open-
een serie Cd-rom’s zoals Belgostat, Bel-first, Trends
baar. Iedereen kan ze opvragen (eventueel na betaling).
Top 100 000;
De openbaarheid geldt niet zolang over een aangele-
een ruime reeks video’s met onder meer alle uit-
genheid geen eindbeslissing is genomen. Onvoltooide
zendingen van ‘Vlaanderen NV’, ‘Het Vermogen’ en
documenten of interne mededelingen zijn niet automa-
‘De Late Shift’.
tisch openbaar.
De belangrijkste rubrieken binnen het documentatie-
In 2005 ontving de SERV één verzoek tot inzage binnen
centrum zijn: arbeid & innovatie, arbeidsmarkt, milieu,
de regeling openbaarheid van bestuur. Uiteindelijk beslis-
vervoer en havens, onderwijs, (regionale) economie en
te de betrokkene zelf van dit inzagerecht toch geen
staatshervorming. Het materiaal wordt ontsloten door
gebruik te maken.
trefwoorden gebaseerd op het Universeel Decimaal Classificatie-systeem (UDC). Het SERV-documentatiecentrum is geen bewaarbibliotheek en geregeld wor-
12. Klachtenbehandeling
den dan ook de oudere documenten en vroegere tijd-
De SERV ontving in het kader van het decreet van
schriftenjaargangen afgevoerd.
1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtendecreet ten aanzien van de bestuursinstellingen voor het jaar
Daarnaast beschikt het SERV-documentatiecentrum over uitgebreide statistische data: onder meer gedetailleerde arbeidsmarktgegevens, demografische en financiële data. Deze zijn hoofdzakelijk elektronisch beschikbaar en deels in boekvorm.
10.2. Faciliteiten Een ruim publiek (sociale partners, onderzoekscentra, bedrijven, particulieren, studenten) vindt de weg naar het SERV-documentatiecentrum. Raadpleging ter plaatse is mogelijk op woensdag- en vrijdagnamiddag na afspraak. De faciliteiten op een rijtje: ■
een beperkte mogelijkheid tot fotokopiëren (tegen betaling);
■
het raadplegen van boeken, tijdschriften, CD-Rom’s en Internet;
■
het bekijken van de video’s.
Vragen van gebruikers worden telefonisch en/of per e-mail opgevolgd.
2005 geen klachten.
5
Publicatielijst 1. SERV
wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als
1.1. Adviezen, aanbevelingen en standpunten
gevolg van het bestuurlijk beleid dd. 09.11.2005 (16.11.2005)
De adviezen, aanbevelingen en standpunten kunnen gratis gedownload worden van de website. Een kopie kost € 8,68.
Arbeid en werkgelegenheid ■ Aanbeveling over mobiliteit en toegankelijkheid als barrière en activiteitsval voor de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap (09.02.2005) ■ Aanbeveling over de standaarden voor beoordeling van competenties in functie van een titel van beroepsbekwaamheid (09.02.2005) ■ Advies over het Groenboek van de Europese Commissie over het beheer van de economische migratie in de Europese Unie (13.04.2005) ■ Holibi’s en de arbeidsmarkt (nota) (13.04.2005) ■ Advies over het ontwerp van uitvoeringsbesluit voor het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid dd. 30.06.2005 (13.07.2005) ■ Advies over beroepen en titels van beroepsbekwaamheid 2005 (14.09.2005) Begroting ■ Rapport begroting 2005 – een evaluatie (19.01.2005) ■ Advies begroting 2005 (14.07.2005) Bestuurlijk Beleid ■ Aanbeveling over de bijdrage voor het nieuwe actieplan reguleringsmanagement (19.01.2005) ■ Advies over het voorontwerp van decreet houdende
Economie ■ Standpunt over het voorontwerp van decreet tot wijziging van het grinddecreet (09.02.2005) ■ Advies over een ontwerp van beleidskader voor de steun aan grote kenniscentra ten behoeve van innovatie (13.04.2005) ■ Advies over het ontwerp van besluit betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen die hinder ondervinden als gevolg van openbare werken (het Derde Waarborgbesluit) (11.05.2005) ■ Advies over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemersschapsbevorderende diensten (14.09.2005) ■ Aanbeveling naar een strategisch innovatiebeleid in Vlaanderen (16.11.2005) Bijlage informatieve nota: Inventarisatie van steunmaatregelen ten behoeve van de bedrijfswereld in het kader van het toegepast wetenschappelijk onderzoek Energie ■ Aanbeveling Benchmarking elektriciteitskosten. Vaststellingen en aanbevelingen dd. 15.06.2005 (13.07.2005) ■ Advies over ontwerpbesluit energieprestatiecertificaat voor bouw. Stappenplan invoering energieprestatiecertificaat (14.09.2005)
159 Fiscaliteit ■ Advies over een voorontwerp van decreet tot invoering van het begrip lichte vrachtauto in de fiscale wetgeving (13.07.2005) Jeugd ■ Advies over het voorontwerp van het tweede Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009 dd. 19.10.2005 (16.11.2005) Media ■ Advies over bepaalde aspecten van de af te sluiten beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VRT voor de periode 2007-2011 dd. 20.06.2005 (13.07.2005) Milieu ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad over ontwerp waterbeleidsnota dd. 24.02.2005 (13.04.2005) ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad aan de Vlaamse administratie van 24.03.2005 inzake een duurzame strategie voor plattelandsontwikkeling (13.04.2005) ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad over bestuurlijke aanbevelingen voor een effectieve Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling STRADO (28.04.2005) ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad van 9 (11) mei 2005 over de ontwerpbesluiten integrale milieuvoorwaarden. Inrichtingen voor motorvoertuigen & houtbewerkingsbedrijven (11.05.2005) ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad over het decreet bodemsaneringsfondsen (14.09.2005) ■ Aanbevelingen Vlaamse Klimaatconferentie (18.10.2005) ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad van 27.10.2005 over het voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso) (16.11.2005) ■ Gezamenlijk advies SERV, MiNa-Raad van 27.10.2005 over het voorontwerp van decreet wijziging van de milieuplanning (16.11.2005)
Regionaal Beleid ■ Advies over het voorontwerp van gemeentedecreet (19.04.2005) ■ Aanbeveling over de verdere ontwikkeling van een sociaal-economisch streekbeleid in de context van de RESOC en SERR. Belangrijke aandachtspunten van de sociale partners bij de inhoudelijke invulling van het sociaal-economisch streekbeleid (11.05.2005) ■ Advies over het voorontwerp van provinciedecreet (13.07.2005) Ruimtelijke Ordening ■ Advies over het voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 (09.02.2005) ■ Advies over het voorontwerp van decreet houdende oprichting van de strategische adviesraad ruimtelijke ordening – onroerend erfgoed (Saro) en over het voorontwerp van decreet houdende decretale aanpassingen binnen het beleidsdomein ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid dd. 19.10.2005 (16.11.2005) Toerisme ■ Advies buitenlands beleid toerisme (27.01.2005)
1.2. Beroepsprofielen De beroepsprofielen kunnen gratis gedownload worden van de website. Een kopie kost € 5,00. ■
Beroepsprofiel Begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang (januari 2005)
■
Beroepsprofiel Monteur metalen gevel- en dakelementen (februari 2005)
■
Beroepsprofiel Conservator/restaurator van vlak en architecturaal glas (april 2005)
■
Beroepsprofiel Conservator/restaurator van houtsculptuur (april 2005)
■
Beroepsprofiel Glaswerker (juli 2005)
■
Beroepsprofiel Poetsvrouw in de gezondheids- en welzijnszorg (juli 2005)
■
Beroepencluster Fitness en groepsfitness (september 2005)
Onderwijs ■ Advies over de wijziging van het decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs dd. 21.06.2005 (13.07.2005)
■
Beroepsprofiel Brandweerman/-vrouw (november 2005)
■
Beroepencluster Afwerking spinnerij (december 2005)
160 1.3. Jaarverslag Het jaarverslag kan gratis gedownload worden van de
L. Baisier (01.09.2004) ■
website. ■
Nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaam-
Jaarverslag 2005 Sociaal – Economische Raad van
se arbeidsmarkt 2004. R. Bourdeaud’hui, F. Janssens,
Vlaanderen, STV-Innovatie & Arbeid, Vlaamse Haven-
S. Vanderhaeghe (01.07.2004) (€ 35)
commissie
■
Samenvatting. Eerste resultaten nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor.
1.4. Tijdschrift
R. Bourdeaud’hui, F. Janssens, S. Vanderhaeghe
Het SERV-bericht (inclusief STV-berichten) kan gratis
(24.05.2004) (gratis)
gedownload worden van de website. ■
■
per jaar (gratis)
Werkdruk en stress in Vlaamse hogescholen. H. Bamps (15.04.2004)
SERV-bericht (inclusief STV-berichten): 4 nummers ■
De tewerkstelling van de oudere werknemers in de industrie en profitdiensten in het Vlaams Gewest in 2000. L. Baisier (01.03.2004)
2. STV-Innovatie & Arbeid
Deel 1-2-3 samen (€ 20,00) elk deel afzonderlijk verkrijgbaar aan de prijs van € 7,50.
2.1. Brochures Alle brochures kunnen gratis gedownload worden van de
■
website. Een gedrukte versie kost € 5,00 tenzij anders
innovatie in bedrijven: lessen uit het buitenland. H.
vermeld. ■
■
Boeiend maar vermoeiend. Werksdruk en stress in
■
Wat maakt werk werkbaar? Onderzoek naar determinanten van werkbaar werk op basis van de nul-
F. Janssens (15.04.2004)
meting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor 2004. R. Bourdeaud’hui, S. Vanderhaeghe (24.05.2005)
De klok rond… Gezondheid en sociaal leven in ploe■
Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-onderne-
Werkbaar werk in Vlaanderen. Nulmeting Vlaamse
mingen. Statistische oefeningen over productinno-
Werkbaarheidsmonitor 2004.
vatie, organisatiestructuur, organisatieverandering,
S. Vanderhaeghe, R.Bourdeaud’hui (20.10.2005)
opleiding, HRM en IKZ. P. De Hondt, P. Roelandt (01.04.2005)
Werkbaar werk in de textielverzorginssector? De organisatie maakt het verschil.
■
Bamps, P. Berckmans (15.06.2005) ■
Vlaamse hogescholen. H. Bamps,
genarbeid. E. Eysackers (27.02.2004) ■
Overheidsbeleid ter stimulering van organisatie-
■
Werkbaar werk in de textielverzorgingssector. Risi-
G. Verdonck (01.06.2005)
co-indicatoren en arbeidsorganisatie.
Flexibiliteit en uitzendarbeid in de dienstensector. H.
G. Verdonck (14.03.2005)
Delagrange (31.05.2005) ■
Micro-ondernemingen in Vlaanderen. Ondernemer-
2.3. Technische nota’s
schap en organisatievernieuwing.
Alle technische nota’s kosten € 7,50 per stuk, tenzij
P. De Hondt, P. Roelandt (31.01.2005)
anders vermeld. ■
2.2. Informatiedossiers Alle informatiedossiers kunnen gratis gedownload wor-
Werkstress bij werknemers in ploegen- of nachtdienst. R. Bourdeaud'hui, S. Vanderhaeghe (08.2005)
■
den van de website. Een gedrukte versie kost € 7,50, ten-
Werkbaar werk bij deeltijders. R. Bourdeaud'hui, S. Vanderhaeghe (11.2005)
zij anders vermeld. ■
■
Uitzendarbeid en flexibiliteit in de dienstensector. H.
2.4. Vormingsmateriaal
Delagrange (31.12.2004)
■
wing in Vlanderen. P. Berckmans,
Werkstress. Achtergronden en aanpak B. Lauwers (februari 2000) (€ 24,79)
Anders werken: Trendrapport Organisatievernieu■
L. Baisier, H. Delagrange, B. Lauwers, G. Verdronck
De klok rond… Gezondheid en sociaal leven in ploegenarbeid. B. Lauwers (september 2004) (€ 12,50)
(01.12.2004) ■
mingen. Resultaten van TOA-survey bij KMO-werk-
2.5. Feestpublicatie STV-Innovatie & Arbeid 15 jaar
gevers met minder dan 10 werknemers. P. De Hondt,
■
Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-onderne-
P. Roelandt (01.10.2004) ■
De tewerkstelling van oudere werknemers. Ervaringen van Vlaamse HR-managers.
Vernieuwing aan het werk. Portretten van functies in verandering (13.12.1999) (€ 5)
161 2.6. Tijdschriften
3.3. Rapporten 2005
De STV-berichten kunnen gratis gedownload worden
■
van de website. ■
STV-berichten (verschijnt vier maal per jaar) (gratis)
Wegwijzer In Europese haven- en vervoerdossiers. Aangevulde en herziene uitgave. (31.03.2005) (€ 15)
■
Jaaroverzicht Vlaamse havens 2004. (01/09/2004) (gratis)
3. Vlaamse Havencommissie 3.1. Adviezen en aanbevelingen 2004 Alle adviezen en aanbevelingen van de Vlaamse Havencommissie kunnen gratis gedownload worden van de website. ■
Aanbeveling over de MER plicht van zeehavens. (28.04.2004)
■
Aanbeveling met prioritaire aandachtspunten die betrekking hebben op haven en havenbeleid. (28.04.2004)
■
Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende diensten op de interne markten. (08.07.2004)
■
Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende de verhoging van de veiligheid van havens. (08.07.2004)
■
Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende diensten op de interne markten. UPDATE ( 10.12.2004)
■
Advies over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie inzake toegang tot de markt van havendiensten. (10.12.2004)
3.2. Adviezen en aanbevelingen 2005 ■
Aanbeveling over de amendering van de ontwerprichtlijn inzake toegang tot de markt van havendiensten (21.11.2005)
■
Advies over het ontwerpdecreet tot omzetting van de richtlijn over de geharmoniseerde voorschriften en procedures voor het veilig laden en lossen van bulkschepen. (20.09.2005)
■
Advies over het ontwerpdecreet betreffende de begeleiding van de scheepvaart op de maritieme toegangswegen naar de Vlaamse havens en de organisatie van het Maritiem Redding- en Coördinatiecentrum. (20.09.2005)
■
Advies over het Strategisch Plan Brugge-Zeebrugge. (20.09.2005)
■
Aanbeveling over het werkdocument inzake toegang tot de markt voor havendiensten van Georg Jarzembowski. (07.06.2005)
■
Advies over de organisatie van het eigen vakbondsoveleg voor havenbedrijven. (18.03.2005)
162
163
164
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is het overleg- en adviescollege van de Vlaamse sociale partners. In de SERV zetelen tien vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgevers- en tien vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties. De SERV adviseert over alle belangrijke sociale en economische aangelegenheden waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, of waarbij ze worden betrokken. Dat doet de raad op eigen initiatief, op vraag van het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering of een lid van de Vlaamse Regering. Elk jaar brengt de SERV verplicht advies uit over het Vlaamse begrotingsbeleid. Daarnaast formuleert de raad aanbevelingen en standpunten, maakt studies en verzorgt publicaties. Naast deze adviesopdracht vervult de SERV een overlegfunctie. Aan de ene kant omvat dit de voorbereiding en het secretariaat van het drieledige overleg met de Vlaamse Regering binnen het kader van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). Aan de andere kant omvat dit het overleg tussen de sociale partners onderling. Van bij zijn oprichting in 1985 huisvest de SERV de Stichting Technologie Vlaanderen (STV), inmiddels STV- Innovatie & Arbeid. Die onderzoekt de maatschappelijke gevolgen van technologische vernieuwingen in het bedrijfsleven en begeleidt in dat verband de sociale partners.
Dit is een publicatie van de SERV – Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36 1040 Brussel Tel: 02 I 20.90.111 Fax: 02 I 21.77.008 E-mail:
[email protected] www.serv.be
Ook bestaan binnen de SERV enkele commissies. Hun samenstelling en werking vallen niet automatisch samen met die van de SERV. Het gaat om: ■ de Vlaamse Havencommissie, ■ de sectorcommissies Goederenvervoer, Metaal- en Technologische Industrie, Textiel & confectie, Welzijns- & Gezondheidszorg, Hout & bouw en Toerisme, ■ adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse gewest, ■ overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus, ■ begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds, ■ commissie Diversiteit ■ de Vlaamse Luchthavencommissie De SERV werkt samen met sociale partners en sectoren sinds 1997 aan beroepsprofielen en sedert 2000 ook aan beroepenstructuren. Dat gebeurt volgens een wetenschappelijke methode in een samenwerkingsverband met de sociale partners en de sectoren, en met de onderwijs- en opleidingsverstrekkers. De bedoeling is informatie te verzamelen over beroepen en competenties over de sectoren heen. Deze informatie dient als basis voor opleidingsinhouden, om jongeren te helpen in studie- en beroepskeuzes, als hulpmiddel voor het HRM-beleid en voor loopbaanbegeleiding of assessment.