Sterk door overleg
SERV
Jaarverslag 2004 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen STV-Innovatie & Arbeid Vlaamse Havencommissie
Sterk door overleg
SERV
Jaarverslag 2004 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen STV - Innovatie & Arbeid Vlaamse Havencommissie
Inhoudstafel
2 Colofon
2
Voorwoord
6
Inhoud
2
Deel 1 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
9
1
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
10
1.
Werking
10
2.
Taken SERV
10
3.
Werkgroepen
11
2
VESOC
12
1.
Vergaderingen in 2004
12
2.
Sluitende aanpak
12
3.
Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren
13
4. Voorbereiding Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006 13 3
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen: 19-de werkjaar
14
1.
Werking
14
2.
Vergaderingen in 2004
14
4
Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005
17
5
Klimaat en energie
22
1.
Ontwerpbesluiten over energie
22
2.
Ontwerpplannen en rapporten inzake klimaat
23
6
Milieu en duurzame ontwikkeling
24
1.
Afval- en bodembeleid
24
Colofon
2.
Waterbeleid
25
3.
Luchtbeleid
26
Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
4. Algemeen milieubeleid
27
Wetstraat 34-36 1040 Brussel Tel.: 02/20.90.1 1 1 Fax: 02/21.77.008 E-mail:
[email protected] http://www.serv.be
5.
Duurzame ontwikkeling
27
7
Arbeidsmarkt
28
1.
Huizen van het Nederlands
28
2.
Wijziging modaliteiten opleidingscheques voor werknemers
28
3.
VDAB
29
Redactie Christine Jacobs
4. Inbreng van de sociale partners in het
Opmaak
Vlaamse Actieplan 2004
29
Advies decreet buurt- en nabijheidsdiensten
29
Drukkerij Poot N.V.
5.
Foto’s
6. Advies decreet meerwaardeneconomie
30
SERV, VHC - Dirk Neyts, Studio Dann, VDAB p 13 en 28, Aquafin p27
7.
30
8. Aanbeveling SERV en VVSG over de werking van de lokale werkwinkels
Drukkerij Drukkerij Poot N.V.
Regie van ESF 3 Zwaartepunt 4 en Hefboomkrediet
9.
Aanbeveling aangepaste tewerkstelling
10. De sectorconvenants
30 31 31
Verantwoordelijke uitgever Pieter Kerremans Wetstraat 34-36 1040 Brussel
WD/2005/4665/10
8
Bestuurlijk beleid
32
1.
IVA’s en EVA’s
32
2.
Strategische adviesraden
33
3 9
Ruimtelijke ordening en plattelandsontwikkeling
1.
Advies over het oprichten van de Vlaamse grondenbank
2. 3.
11
34
MiNa-Raad en SERV pleiten voor
22 Commissie Diversiteit
62
1.
De twee gemeenschappelijke platformteksten
62
2.
Adviezen
62
3.
Jaarprogramma
63
een maatschappelijk ingebed ruimtelijk beleid
34
4. Samenkomst commissie Diversiteit
63
Strategische adviesraad RWO
35
5.
63
36
Deel 2 STV-Innovatie & Arbeid
het hoger onderwijs
36
1
Mobiliteit
38
2
Onderzoeksas technologie-organisatie-arbeid (TOA) 68
1.
TOA-screening Vlaamse economie (organisaties
10 Onderwijs 1.
34
Decretale verankering
65
Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in Inleiding
66
12 Economie
40
1.
Regionaal economisch beleid
40
2.
Europese Richtlijn diensten interne markt
41
3.
Het belang van de luchthaven
41
3.
4. Preventief bedrijfsbeleid
42
4. Overheidsbeleid ter stimulering van
13 Begroting
43
5.
43
6. Uitzendarbeid in de dienstensectoren
75
45
3
Onderzoeksas werkbaar werk
77
1.
Nulmeting van de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
77
47
2.
Werkdruk en stress in de Vlaamse hogescholen
78
3.
Stress in de textielverzorging
80
met minimaal 10 werknemers) 2.
mingen (organisaties met maximaal 9 werknemers)
69
Trendrapport Anders Werken
70
organisatorische innovatie in het bedrijfsleven 1.
Richtingaanwijzer voor het begrotingsbeleid van de nieuwe regering
14 Regulering 15 Internationaal Europese Unie
47
2.
Buitenlandse delegaties op bezoek
47
3.
Technische partner bij IAO-project met Letland
71
De positie van oudere werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt
1.
68
TOA-screening Vlaamse economie Micro-onderne-
72
47
4
Vormingsactiviteiten
82
4. Internationale Arbeidsconferentie 2004
48
1.
Ondersteuning van vormingsinitiatieven
82
5.
48
2.
Doelgroep van vormingsinitiatieven
83
3.
Vormingspakketten
83
SER Baskenland
6. Technische bijstand aan de sociaal-economische 7.
raden van Kroatië
48
4. Simulatiespelen
Adviezen
48
5.
8. Samenwerking met Nederland
48
ESF-projecten 6. Workshop BASF – STV-Innovatie & Arbeid
16 Ontwikkelingssamenwerking
49
17 Netwerken
50
18 Beroepsprofielenwerking
51
19 Sectorcommissies
52
1.
Sectorcommissie Goederenvervoer
52
2.
Sectorcommissie Hout en Bouw
53
3.
Sectorcommissie Metaal- en Technologische Industrie 54
4. Sectorcommissie Textiel en Confectie
54
5.
54
Sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg
6. Sectorcommissie Toerisme
55
20 Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling
56
1.
Adviescommissie
56
2.
Activiteiten in 2004
56
21 Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds
Deel 3 Vlaamse Havencommissie
Herplaatsingsfonds
57
2.
Activiteiten in 2004
57
86 87
90
1
Vlaamse Havencommissie
92
1.
Taakomschrijving
92
2
Werking van de Vlaamse Havencommissie in 2004
94
1.
Commissievergaderingen in 2004
94
2.
Dagelijks bestuur
96
3.
Werkgroepen
97
4. Studienamiddag
97
3
Adviezen en aanbevelingen
98
1.
Aanbeveling met prioritaire aandachtspunten die betrekking hebben op havens en havenbeleid (synthese)
2. 3.
98
Aanbeveling over de MER-plicht van zeehandelshavens
57
1.
85
STV-Innovatie & Arbeid valoriseert onderzoek via
Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “betreffende de verhoging
99
4 van de veiligheid van havens”
102
4. Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “betreffende diensten op de interne markt” 5.
106
Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van 110
6. Advies over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “inzake toegang tot de markt voor havendiensten”
111
123
1
Wetgeving
124
1.
Decreet op de SERV: gecoördineerde tekst
124
2.
Vlaamse Havencommissie
124
2
Samenstellingen
132
1.
Raad
132
2.
VESOC
133
3.
Sectorcommissie Goederenvervoer
134
4. Sectorcommissie Hout en Bouw
135
Sectorcommissie Metaal- en technologische industrie 136
6. Sectorcommissie Textiel en Confectie
137
7.
138
Sectorcommissie Welzijns- en gezondheidszorg
8. Sectorcommissie Toerisme 9.
139
Adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest
141
10. Overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus 142 11. Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds
147
Secretariaat-generaal
147
2.
Personeels - en financiële dienst
147
3.
Studiedienst: SERV-domeinen
5.
de interne markt” – UPDATE
5.
SERV-secretariaat
1.
4. SERV – commissies
de Europese Commissie “betreffende diensten op
Deel 4 Praktische informatie
3
142
12. Commissie Diversiteit
143
13. Vlaamse Havencommissie
145
SERV –projecten
147 148 148
6. Informaticadienst
148
7.
148
Communicatie
8. Documentatiecentrum
148
9.
148
STV-medewerkers
10. Ondersteunende diensten
149
4
Externe communicatie
150
1.
SERV-bericht
150
2.
STV-berichten
150
3.
Elektronische nieuwsbrieven
150
4. Adviezen, aanbevelingen en standpunten
150
5.
150
STV-brochures en -informatiedossiers
6. Persmededelingen en –conferenties 7.
Website
150 151
8. Het Vermogen- Vlaanderen NV
151
9.
152
Sociaal – economisch jargon
10. Documentatiecentrum
152
11. Openbaarheid van bestuur
153
12. Klachtenbehandeling
153
5
Publicatielijst
154
1.
SERV
154
2.
STV-Innovatie & Arbeid
156
3.
Vlaamse Havencommissie
156
5
Voorwoord Voor 2004 presenteert de SERV weer een jaarverslag
ritaire aandacht wordt gevraagd voor het woon-werk-
in drie delen. Vooraf blik ik als SERV-voorzitter graag
verkeer.
terug op de activiteiten van SERV en STV-Innovatie &
Tijdens de DHL-crisis midden 2004 werd samen met
Arbeid. Maar het jaarverslag behandelt ook de activiteiten
de GOM-Vlaams-Brabant een studie uitgevoerd om het
van de autonome commissies bij de SERV.
belang van de luchthaven als vestigingsfactor en als motor voor de regio te duiden. De SERV dringt hierbij aan
Binnen VESOC werd overleg gevoerd over de sluitende
op een coherente en duurzame totaalvisie over de lucht-
aanpak en de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren.
haven en de regio.
Ook de voorbereiding en eerste gesprekken voor het
Al in juli 2003 maakte de SERV een raming voor de
werkgelegenheidsakkoord 2005-2006 stonden op de
beleidsruimte op de meerjarenbegroting voor de nieu-
agenda.
we legislatuur. In januari, april en juni van 2004 werden de ramingen geactualiseerd. De belangstelling van pers
Eind 2004 keurde de SERV ook al de teksten goed van
en politiek was groot. De SERV heeft twee maal een toe-
het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 dat
lichting gegeven in de commissie financiën en begroting
begin 2005 werd gepubliceerd.
van het Vlaams Parlement. Op 30 juni mocht de SERV
In 2004 bracht de SERV 44 adviezen en aanbevelingen
zijn advies toelichten bij de formateur.
uit en kregen 28 adviesvragen een antwoord per brief.
Op 7 oktober waren Vlaamse europarlementsleden te
Milieu- en energiebeleid zorgden weer voor het groot-
gast bij de SERV voor een overleg over de SERV-aan-
ste aantal adviezen.
beveling over de Europese Richtlijn voor diensten op de
De SERV wil in zijn werking in dialoog treden met ande-
interne markt (de zogenaamde Bolkesteinrichtlijn).
re actoren op het middenveld. In 2004 resulteerde dit
Bij de start van de convenants kreeg de SERV de coör-
in een nauwere samenwerking met de MiNa-Raad. Een
dinatie van drie thematische netwerken van sectorcon-
concreet resultaat hiervan is de gezamenlijke oproep voor
sulenten als opdracht. Om dit waar te maken kreeg de
een volwaardige Vlaamse STRAtegie voor Duurzame
SERV een extra medewerker die de drie netwerken,
Ontwikkeling. Samen met de MiNa-Raad formuleerde
zijnde diversiteit & kansengroepen, aansluiting onder-
de SERV ook een aanbeveling voor een nieuw Ruimte-
wijs-arbeidsmarkt en levenlang leren & competentie-
lijk Structuurplan Vlaanderen 2007. Hierin pleiten beide
management, trekt.
raden voor een effectieve uitvoering van de engage-
Voor de commissie Diversiteit was 2004 het eerste werk-
menten en voor een betere maatschappelijke inbedding
jaar. De commissie gaf advies over het wegwerken van
en betrokkenheid van sectoren.
activiteitsvallen voor personen met een arbeidshandicap,
Voor een aanbeveling over de lokale werkwinkels werk-
de evenredige arbeidsdeelname bij de Vlaamse over-
te de SERV dan weer samen met het VVSG. Samen met
heid, de redelijke aanpassingen, de registratie in het
De Lijn werd een platformtekst opgesteld waarin prio-
kader van diversiteitsplannen en het positieve actieplan.
7 STV-Innovatie & Arbeid werkte in 2004 rond twee cen-
gelegenheidsakkoord 2005-2006 en niet te vergeten de
trale onderzoeksassen: de onderzoeksas Technologie-
aanmaak van de eerste standaarden voor titels van
Organisatie-Arbeid (TOA) en de onderzoeksas Werk-
beroepsbekwaamheid. Ik heb er goed vertrouwen in dat
baar Werk. De ruggengraat van beide assen is een
de sociale partners, net als in 2004, weer kunnen reke-
driejaarlijks terugkerende enquêtering.
nen op de volle inzet van het personeel van SERV en STV-
In 2004 vond de derde TOA-screening plaats voor de hele
Innovatie & Arbeid om die opdrachten te vervullen.
Vlaamse arbeidsmarkt voor bedrijven van minimaal 10 werknemers en voor het eerst ook voor de micro-onder-
Ilse Dielen
nemingen met minder dan 10 werknemers. De onder-
SERV-voorzitter 2005
zoeken peilen naar de mate waarin nieuwe organisatieconcepten en –veranderingen doordringen in Vlaamse bedrijven. In het verlengde van deze onderzoeken werd een Trendrapport Anders Werken opgesteld en loopt een onderzoek naar de mogelijkheden die de overheid heeft om organisatievernieuwing in bedrijven te stimuleren. Verder onderzocht STV-Innovatie & Arbeid de positie van de oudere werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt en de inzet van uitzendarbeid in de dienstensectoren. De Vlaamse Werkbaarheidsmonitor is een instrument om de kwaliteit van arbeid of de werkbaarheid in Vlaanderen te meten en op te volgen. De monitor werd door STV–Innovatie & Arbeid ontwikkeld in het kader van het Pact van Vilvoorde om stappen te zetten die tegen 2010 leiden tot een hogere werkbaarheidsgraad. In 2004 werd een nulmeting uitgevoerd. Voor 2004 kan de werkbaarheidsgraad becijferd worden op 52,3%. Dit is het aandeel van de werknemers met een kwaliteitsvolle job vanuit het oogpunt van psychische vermoeidheid, welbevinden, leermogelijkheden en werk-privé-balans. Het cijfermateriaal laat ook bijkomende analyses toe om in te zoomen op de werkbaarheid in specifieke sectoren of beroepsgroepen. Verder deed STV-Innovatie & Arbeid onderzoek naar werkdruk en stress in de Vlaamse Hogescholen en stress in de textielverzorging. STV-Innovatie & Arbeid besteedt veel aandacht aan de valorisatie van projectresultaten. In 2004 waren er 125 vormingsactiviteiten. Op basis van het onderzoek rond ploegenarbeid werd een vormingspakket ontwikkeld. STV-Innovatie & Arbeid was als expert betrokken bij de ontwikkeling van een simulatiespel over competentiemanagement. De ESF-projecten Effectiever leren op de werkplek en HRM-coach waarin STV-medewerkers een actieve rol speelden, werden beiden uitgeroepen tot ESF-ambassadeur 2005. Graag dank ik hier de SERV en al zijn medewerkers voor het werk dat ze het voorbije jaar hebben geleverd. In 2005 staat de SERV weer voor een goed gevuld programma. Ik denk aan de valorisatie van het Sociaaleconomisch rapport Vlaanderen 2005, de actualisering van het Pact van Vilvoorde, de uitvoering van het werk-
Deel 1 SociaalEconomische Raad van Vlaanderen
1
De SociaalEconomische Raad van Vlaanderen 1. Werking
2. Taken SERV
De SERV is het overleg- en adviesorgaan van de Vlaam-
Vereenvoudigd kunnen we de bevoegdheden van de
se sociale partners. In de raad zetelen tien vertegen-
SERV bundelen onder twee krachtlijnen:
woordigers van de representatieve Vlaamse werkge-
■
studie, aanbeveling en advies,
versorganisaties en tien vertegenwoordigers van de
■
overleg.
representatieve Vlaamse werknemersorganisaties. De raad is het hoogste orgaan binnen de SERV. In zijn
Advies
adviezen en aanbevelingen streeft de raad naar con-
De SERV adviseert over alle belangrijke sociale en eco-
sensus.
nomische aangelegenheden waarvoor de Vlaamse
De Vlaamse Regering benoemt de leden op voordracht
Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, of
van de sociale partners. Hun mandaat duurt vier jaar en
waarbij ze worden betrokken. Dat doet de SERV op
is verlengbaar.
eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parle-
Het dagelijks bestuur van de SERV bestaat uit telkens
ment, de Vlaamse Regering of een Vlaams minister. De
één vertegenwoordiger van de vier grootste SERV-part-
Vlaamse Regering moet het advies van de SERV inwin-
ners (ABVV, ACV, UNIZO, en Voka - Vlaams Economisch
nen over elk voorontwerp van decreet met een sociaal-
Verbond) én, met raadgevende stem, uit de admini-
economische inslag. Ook brengt de SERV elk jaar ver-
strateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal
plicht advies uit over het Vlaamse begrotingsbeleid.
van de SERV. Het voorzitterschap wisselt jaarlijks. Elk
Daarnaast formuleert de raad aanbevelingen en stand-
jaar levert een andere partner, volgens een toerbeurt,
punten over sociaal-economische thema’s, maakt studies
respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter aan het
en verzorgt publicaties.
dagelijks bestuur. De voorzitter en ondervoorzitter
In 1995 heeft de SERV een aanpassing van zijn eigen
komen nooit tegelijk uit de werkgevers- of de werkne-
reglement van orde goedgekeurd. Het begrip “sociale en
mersgroep.
economische aangelegenheden” wordt strikter inge-
In 2004 was Kris Peeters van UNIZO voorzitter. Omdat
vuld. De raad bepaalt, op voorstel van het dagelijks
Kris Peeters minister werd, werd hij in september ver-
bestuur, of een adviesvraag betrekking heeft op zijn
vangen door Johan Bortier (UNIZO). Ilse Dielen van
aandachtspunten. Dit zijn onderwerpen met een duide-
ACV was ondervoorzitter. De dagelijkse leiding over het
lijk sociaal-economische inslag. Indien dit niet het geval
secretariaat berust bij de administrateur-generaal en de
is, deelt de SERV aan de adviesvrager onmiddellijk en
adjunct-administrateur-generaal.
gemotiveerd mee dat hij m.b.t. deze adviesvraag geen opmerkingen formuleert.
11 Overleg
3. Werkgroepen
Naast deze adviesopdracht vervult de SERV een over-
Voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken kan de
legfunctie. Aan de ene kant houdt dit de voorbereiding
SERV een beroep doen op deskundigen en permanente
in van het drieledige overleg met de Vlaamse Regering
of tijdelijke werkgroepen oprichten. De verschillende
binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité
SERV-organisaties kiezen de leden. Ook kan de raad
(VESOC). De SERV verzorgt hiervoor het secretariaat.
beslissen andere deskundigen aan de werkzaamheden
Aan de andere kant omvat dit het overleg tussen de socia-
van de werkgroepen te laten deelnemen.
le partners onderling.
2
VESOC Het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC),
1. Vergaderingen in 2004
in 1983 opgericht, is het drieledige overlegorgaan tus-
25 maart 2004
sen de Vlaamse Regering, de Vlaamse werkgevers- en
Sluitende aanpak
de Vlaamse werknemersorganisaties. Deze drie groepen
Implementatie Ondernemingsconferentie
hebben onderling een protocol afgesloten. Indien binnen
24 mei 2004
het VESOC een consensus wordt bereikt, verbindt de
Tendering
Regering zich ertoe deze consensus uit te voeren. De
Sluitende aanpak ouderen
sociale partners zullen hem bij hun leden verdedigen en
13 oktober 2004
aan de uitvoering meewerken.
Ondertekening VESOC-protocol
Het overleg handelt over alle beleidsaangelegenheden
Opstart sociaal overleg
met een sociaal-economische dimensie die ofwel beho-
Pact van Vilvoorde
ren tot de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap
Begroting
of het Vlaamse Gewest, ofwel het akkoord, advies of de
9 november 2004
betrokkenheid van de Vlaamse Regering vereisen. Ook
Stand van zaken Werkgelegenheidsakkoord 2003-2004
andere punten mogen op de agenda komen.
en Ondernemingsconferentie
Het comité wordt voorgezeten door de Minister-presi-
Agenda voor drieledig overleg
dent van de Vlaamse Regering. Het bestaat uit een
Aanpak Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006
vaste delegatie van de Vlaamse Regering, die aangevuld
2 december 2004
wordt met de overige leden van de Vlaamse Regering
Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006
naargelang de dagorde, uit acht leden die de werkgevers
Standpunt Vlaamse Regering over Bolkestein en
vertegenwoordigen en uit acht leden die de werkne-
Lissabondoelstellingen
mers vertegenwoordigen. De leden worden voor benoe-
23 december 2004
ming voorgedragen aan de Vlaamse Regering door de
Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006
representatieve organisaties vertegenwoordigd binnen de SERV.
2. Sluitende aanpak Naast dit formeel overleg vindt er ook heel wat informeel
Op 10 oktober 2003 bereikten de verschillende rege-
overleg plaats tussen de VESOC-partners en worden
ringen in België een akkoord over de besluiten van de
de formele vergaderingen uitgebreid voorbereid in
Werkgelegenheidsconferentie. De conferentie werd afge-
VESOC-werkgroepen.
sproken in het federale regeerakkoord. Ze moest maatregelen opleveren op het vlak van vorming, opleiding en
Sinds 1 oktober 1990 staat de SERV in voor het secre-
arbeidscreatie om 200.000 nieuwe banen te creëren voor
tariaat van het VESOC.
het einde van de federale legislatuur. Hoewel de confe-
Sluitendene aanpak ■ Werkgelegenheidsrichtsnoeren ■ Werkgelegenheidsakkoord
13 rentie op federaal niveau georganiseerd werd, bereidden
In VESOC werden de nadere modaliteiten van de sluitende
de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners een
aanpak besproken.
bijdrage aan deze conferentie voor.
werklozen. Hierover werd een akkoord bereikt tussen de
3. Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren
Federale Regering en de gewestregeringen. Zo enga-
Sinds 1998 maken de Europese lidstaten jaarlijks een
geerde de Vlaamse Regering zich ertoe om tegen eind
Nationaal Actieplan op voor de Europese Werkgelegen-
2004 aan alle werklozen vanaf drie maanden een bege-
heidsstrategie. In België wordt dit nationaal actieplan
leidingsgarantie te geven. Op korte termijn zou men
opgemaakt in overleg met de gemeenschappen en
ook de bestaande stock van werkzoekenden van meer
gewesten, die een bijdrage leveren over de richtsnoeren
dan vijf jaar oproepen en hen een passend aanbod voor
die tot hun bevoegdheid behoren. In Vlaanderen wordt
begeleiding, opleiding of werkervaring doen.
deze Europese dynamiek sinds enkele jaren bovendien
Een deel van de conferentie behelsde de begeleiding van
vertaald in een eigen Vlaams Actieplan, met een overIn VESOC en het Beheerscomité van de VDAB werden
zicht van maatregelen uit de diverse betrokken beleids-
en worden afspraken gemaakt om deze sluitende aan-
domeinen.
pak in te vullen. Het Vlaams Actieplan Europese WerkgelegenheidsEerst is er de sluitende preventieve aanpak voor de
richtsnoeren 2004 is gebaseerd op zowel de bijdrage van
kortdurige werkzoekenden. Deze begeleiding is op kruis-
de Vlaamse administraties als op de aanbeveling van de
snelheid 100% sluitend en wordt volledig uitgevoerd
Vlaamse sociale partners. Meer informatie over deze
door VDAB. Het betreft de begeleiding van de groep werk-
SERV-aanbeveling van 14 juli 2004 vindt u in het hoofd-
zoekenden die tussen de 3 en 12 maanden werkzoe-
stuk arbeidsmarkt verder in dit jaarverslag.
kend zijn. In het VESOC worden de diverse bijdragen aan het Daarnaast wordt ook werk gemaakt van de curatieve aan-
Vlaams Actieplan besproken en wordt er overlegd wat
pak. Alle langdurige werkzoekenden tot 50 jaar worden
in het uiteindelijke plan zal komen.
in functie van hun leeftijd sinds 1 maart 2004 stelselmatig uitgenodigd. De VDAB is verantwoordelijk voor de screeIndien blijkt dat de werkzoekende bemiddelbaar is zon-
4. Voorbereiding Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006
der extra opleidingsacties, krijgt de betrokkene gedurende
Aangezien het Werkgelegenheidsakkoord 2003-2004 ten
6 maanden systematisch een jobaanbieding via zijn tra-
einde liep, werden in het najaar van 2004 de voorbe-
jectbegeleider.
reidingen getroffen voor de opmaak van een nieuw
ning, intake en trajectbepaling van deze doelgroep.
Werkgelegenheidsakkoord 2005-2006. Daartoe werd Wanneer de betrokkene ver van de arbeidsmarkt staat,
in VESOC eerst een grondige evaluatie gemaakt van
maar mits extra begeleidings- en opleidingsacties terug
het aflopende akkoord.
kansen heeft op de arbeidsmarkt, volgt een intensief en uitgebreid traject. Sinds 1 maart wordt de eerste reeks
Vervolgens werden de eerste besprekingen aangevat
langdurig werkzoekenden opgeroepen, namelijk de jon-
die moeten leiden tot een nieuw Werkgelegenheidsak-
geren die nog geen 30 jaar zijn. Zij worden via het sys-
koord.
teem van "oriëntatiecentrum" systematisch uitgenodigd door de VDAB voor een persoonlijke begeleiding en samen met hen wordt een traject naar werk uitgestippeld. In dit traject kan beroepsopleiding, persoonsgerichte vorming, sollicitatietraining en/of begeleiding op de werkvloer zitten. Na deze oriëntatieweek, stelt de werkzoekende een concreet actieplan op met een realistisch jobdoelwit. Dit resulteert in het ondertekenen van een trajectovereenkomst met stappen naar tewerkstelling en een duidelijke tijdslijn.
3
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen: 19-de werkjaar 1. Werking
2. Vergaderingen in 2004
Naar jaarlijkse gewoonte geven we een overzicht van de
21 januari 2004
adviezen en aanbevelingen die de SERV in 2004 heeft
■
uitgebracht. Er werden 44 adviezen en aanbevelingen uitgebracht en op de website gepubliceerd. Ook kregen
Bekrachtiging briefadvies luchtverontreiniging en beheer afvalstoffen
■
28 adviesvragen een antwoord per brief. Rond vier
Bekrachtiging advies Uitvoeringsplan Bagger- & Ruimingsspecie
adviesvragen kon geen consensus worden bereikt en
■
Bekrachtiging advies MER/VR-besluit
werden de standpunten van de organisaties in de raad
■
Bekrachtiging briefadvies voorkoming en beheer
aan de bevoegde minister overgemaakt. De SERV keurde een studie goed over de rol van de luchthaven als ves-
afvalstoffen (afvalheffingen) ■
tigingsfactor voor bedrijven en als economische motor in de luchthavenregio. Eind 2004 werden ook de teksten
raad Landbouw & Visserij ■
goedgekeurd voor het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005. Er werd samengewerkt met de MiNa-Raad
Goedkeuring briefadvies MBO milieuzorgsysteem bij bodemsaneringswerken
■
de lokale werkwinkels werd samen opgemaakt met de VVSG.
Goedkeuring rapport: begroting 2004 – een evaluatie
■
DO). Samen met De Lijn werd een platformtekst opgesteld rond het woon-werkverkeer. De aanbeveling over
Bekrachtiging briefadvies instemming overeenkomst Europese Economische Ruimte (EER)
■
rond het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en een Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling (STRA-
Bekrachtiging advies oprichting strategische advies-
Goedkeuring advies milieubeleid wijziging diverse decreten (MiNa-Raad)
■
Goedkeuring advies BBB oprichting IVA, Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
Domeinen
Aantal adviezen
Milieu
9
Arbeidsmarkt
6
Economie
3
Ruimtelijke ordening
3
■
Goedkeuring advies oprichting Vlaams Agentschap Ondernemen – Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen
■
Goedkeuring advies deontologische code loopbaandienstverlening
Gelijke kansen
3
Begroting
2
Bestuurlijk beleid
2
Energie
1
10 maart 2004
Landbouw
1
■
Ontwikkelingssamenwerking
1
Regulering
1
■
Goedkeuring Reglement van Orde van de commissie Diversiteit
Bekrachtiging advies milieubeleidsovereenkomst voor vermindering van SO2 en NOX-emissies bij elektriciteitsproducenten
15 ■
Bekrachtiging advies bij BBB over het oprichtings-
■
decreet VREG en het Vlaams Energieagentschap ■
Bekrachtiging advies decreet Huizen van het Neder-
voor Landbouw en Visserij ■
lands ■
■
kingsjaar 2003
decreet VDAB
14 april 2004
Bekrachtiging advies bij BBB over het oprichtings-
■
Bekrachtiging briefadvies bij BBB over het oprichBekrachtiging briefadvies bij BBB over de investeBekrachtiging advies bij BBB over de oprichting van Bekrachtiging advies over het decreet en besluit Bekrachtiging briefadvies Vlaams programme-
Goedkeuring briefadvies instemmingsdecreet samenwerkingsakkoord voor de ontwikkeling van buurt-
de 2000-2006, grote wijziging 2004 Bekrachtiging advies voorstel van decreet over de
Bekrachtiging advies bij BBB strategische adviesraad RWO
■
ringsdocument voor plattelandsontwikkeling, perio■
Bekrachtiging briefadvies wijzigingsdecreet statuut van terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven
■
over de studiefinanciering in het hoger onderwijs ■
Bekrachtiging briefadvies decreet meerwaardeneconomie
■
een Vlaamse grondenbank ■
Bekrachtiging briefadvies decreet buurt- & nabijheidsdiensten
■
ringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid ■
Bekrachtiging briefadvies instemming avenant Sociale Economie
■
tingsdecreet voor een IVA Inspectie en gezondheid ■
Goedkeuring financieel jaarverslag SERV-STV wer-
Bekrachtiging advies bij BBB over het oprichtings-
decreet voor een mobiliteitsraad (MORA) ■
Bekrachtiging briefadvies oprichtingsbesluit IVA
diensten en -banen ■
Goedkeuring jaarverslag SERV 2003
Vlaamse ontwikkelingssamenwerking ■
■
Bekrachtiging briefadvies bij BBB voorontwerp van
14 juli 2004
decreet tot oprichting van het privaatrechterlijk
■
Goedkeuring advies decreet buurt en trage wegen
vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap
■
Bekrachtiging advies over het voorontwerp 2e Fede-
Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing
raal Plan duurzame ontwikkeling en coördinatie
Bekrachtiging advies wegwerken activiteitsvallen
Vlaams beleid duurzame ontwikkeling in navolging van de top van Johannesburg
bij personen met een arbeidshandicap ■
Bekrachtiging briefadvies opleidingscheques voor werknemers
■
Bekrachtiging briefadvies over energieprestaties en binnenklimaat voor gebouwen
16 ■
■
■
Bekrachtiging advies toewijzingsplan verhandelba-
15 september 2004
re emissierechten
■
Goedkeuring briefadvies sectorale afwijkingsaanvraag – sector autoassemblage
Bekrachtiging briefadvies bij BBB over decretale aanpassingen ruimtelijke ordening, woonbeleid,
■
Goedkeuring Studie luchthaven SERV-GOM
onroerend erfgoed
■
Kennisname sociaal-economische jargonlijst & letterwoordenlijst
Bekrachtiging advies over het protocol redelijke aanpassingen ten gunste van personen met een han-
■
dicap
10 november 2004
Bekrachtiging briefadvies registratie bij diversi-
■
teitsplannen ■
Bekrachtiging briefadvies over protocol sector inter-
lie-installaties ■
nationale handel en sector vermakelijkheidsbedrijf ■
Bekrachtiging briefadvies evenredige arbeidsdeelBekrachtiging briefadvies wijziging plan voor platBekrachtiging advies evenredige participatie Vlaams Bekrachtiging briefadvies MBO VLAREA-aanvaarBekrachtiging briefadvies protocol sector lokale Goedkeuring advies decreet financieringsmechaGoedkeuring advies besluit inzake dag- en nachtBekrachtiging briefadvies certificering van koelBekrachtiging briefadvies MBO VLAREA-aanvaar-
■
port Vlaanderen 2005
over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
8 december 2004
Bekrachtiging aanbeveling SERV Reguleringsim-
■
pactanalyse Bekrachtiging aanbeveling actieplan gehandicapten
■
Goedkeuring begrotingsadvies
■
Bekrachtiging inbreng sociale partners m.b.t. Vlaams
■
koord International Plant Genetic Resources Institute (IPGRI) ■
Bekrachtiging advies Verdrag tot Vaststelling Grondwet voor Europa
■
Bekrachtiging advies positieve actieplan 2005
richtsnoeren 2004
■
Bekrachtiging advies amendement programmadecreet m.b.t. de watersector
Goedkeuring aanbeveling Infrastructuurbeleid Vlaanderen
■
Goedkeuring aanbeveling afkoppelingsbeleid
Goedkeuring aanbeveling over de Bolkestein-richt-
■
Goedkeuring Sociaal-economisch rapport Vlaande-
Kennisname gemeenschappelijke verklaring SERV De Lijn Op één lijn voor een beter woon-werkverkeer
■
Bekrachtiging briefadvies oprichting en zetelak-
Actieplan voor de Europese Werkgelegenheids-
lijn betreffende de diensten op de interne markt ■
Goedkeuring benchmarking Sociaal-economisch rap-
Goedkeuring gemeenschappelijk MiNa-SERV-advies
■
■
Goedkeuring briefadvies kaderovereenkomst WGO over bestrijding tabaksgebruik
■
dingsplicht afvalfotochemicaliën ■
Bekrachtiging aanbeveling van de SERV en VVSG over de lokale werkwinkels
■
technici ■
Bekrachtiging aanbeveling aangepaste tewerkstelling
■
meters (elektriciteitsdecreet) ■
Bekrachtiging advies begeleiding aanpassing begroting ’04 en begeleiding begroting ’05
■
nisme Brownfieldontwikkeling ■
Bekrachtiging advies opwekking elektriciteit uit hernieuwbare bronnen
■
besturen ■
Bekrachtiging advies vaststelling milieukwaliteitsnormen en milieubeleidstaken
■
dingsplicht afgedankte voertuigen ■
Bekrachtiging brief SERV-MiNa-Raad over een Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling (STRADO)
■
overheidspersoneel ■
Bekrachtiging advies Voortgangsrapport Vlaams klimaatsbeleidsplan 2004 (VORA)
■
telandsontwikkeling ■
Bekrachtiging advies sectorale afwijkingsaanvraag VLAREM - Keramische sector
■
name & diversiteit 2010 ■
Bekrachtiging advies onderhoud en nazicht stooko-
Bekrachtiging van het verslag aan het Vlaams Parlement m.b.t. de opvolging van de resoluties Wereldvrouwenconferentie 1995 te Peking
ren 2005
4
Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 Traditionele sociaal-economische beleidsthema's krijgen
1. Om voor het BBP per inwoner de best presterende
vandaag een nieuwe inhoud. De SERV volgt deze nieu-
regio’s en landen te evenaren zullen de onderliggen-
we evoluties op de voet en wil mee de krijtlijnen uitte-
de componenten en in het bijzonder de werkzaam-
kenen voor een vernieuwde sociaal-economische beleids-
heidsgraad moeten verbeteren.
visie op middellange en lange termijn. Daarom brengt de
2. Ondernemerschap mist in Vlaanderen/België de dyna-
SERV om de twee jaar een Sociaal-economisch rapport
miek van de best presterende toetslanden. Vlaan-
Vlaanderen uit over de sociaal-economische ontwikke-
deren kan wellicht leren uit hun omgang met onder-
lingen die voor Vlaanderen belangrijk zijn op middellange termijn. Ook zo in 2005.
nemerschap (administratief, juridisch, financieel,..). 3. Levenslang en levensbreed leren vormt hoe langer hoe meer een noodzakelijkheid. Hoe slagen andere landen
Inzicht in de sociaal-economische positionering van Vlaanderen in een internationale context is noodzake-
en regio’s erin een grotere deelname te bereiken voor vorming en opleiding?
lijk om de positie van Vlaanderen te verbeteren. Het eer-
4. Innovatie is een hefboom voor economische wel-
ste deel van het Sociaal-economisch rapport Vlaande-
vaart en sociaal welzijn. Voor innovatie neemt Vlaan-
ren 2005 omvat een benchmarking van Vlaanderen via
deren een middenpositie in. Vlaanderen moet dit
belangrijke indicatoren voor een breed spectrum van soci-
aangrijpen als een kans om zijn prestaties te ver-
aal-economische domeinen. Vlaanderen/België wordt
sterken.
geplaatst tegenover acht landen en acht regio’s die
5. Duurzaamheid vergt de nodige aandacht, ook voor het
sociaal-economisch tot de absolute top behoren. Hier-
leefmilieu. De zwakke prestatie die Vlaanderen neer-
uit blijken vijf grote uitdagingen waarvoor Vlaanderen
zet ondermeer voor de uitstoot van broeikasgassen
staat.
en waterzuivering dwingt tot handelen. Ter illustratie volgende figuur waarin de positionering van Vlaanderen ten aanzien van de toetsregio’s op een aantal cruciale sociaal-economische parameters gebald wordt weergegeven. Er is voor elke parameter een regio met de minimumscore (0) en een regio met de maximumscore (1).
Sociaal-economisch rapport ■ 55-plussers
18 Regiovergelijking: genormaliseerde scores Vlaanderen ten aanzien van toetsregio's (1=max 0=min) (1) Binnenlandse uitgaven voor O&O (2) BBP per capita (3) groeivoet BBP (4) Deelname 25-64 jarigen aan opleiding en vorming (5) Werkzaamheidsgraad
0,9 0,8
0,79
0,7 0,6 0,55
0,5 0,4
0,31
0,3
0,23
0,2
0,14
0,1 0,0 (1)
(2)
Bron: Eurostat
(3)
(4)
(5)
geconcentreerd binnen 10 sectoren. De vrouwen boven 55 jaar werken vooral in het onderwijs (23%) en in de
Het tweede deel van het Sociaal-economisch rapport
zelfstandige handel (13,2%) of bij het openbaar bestuur
Vlaanderen 2005 diept zeven thema’s verder uit.
(7,6%). De mannelijke 55-plussers vindt men vooral terug in de zelfstandige handel (10,8%), het onderwijs
In het eerste hoofdstuk “De actieve 55-plussers in de
(9,4%) en in de zelfstandige nijverheid/ambachten
Vlaamse economie” belicht STV – Innovatie & Arbeid de
(9,1%). Oudere actieven werken zelden binnen de sectoren
actieve mannelijke en vrouwelijke 55-plussers bij de
post en telecommunicatie, informatica en werving en
zelfstandigen, de overheid, de social profit sectoren,
selectie.
de industrie en de commerciële diensten.
Het profiel van de oudere mannelijke en vrouwelijke
De werkzaamheidsgraad van ouderen tussen 55 en 64
loontrekkenden verschilt. Bij de overheid is 81,3% van
jaar in Vlaanderen evolueerde van 22,9% in 1997 naar
de mannelijke en 75,9% van de vrouwelijke oudere amb-
25,6% in 2002, maar blijft laag in vergelijking met het
tenaren vastbenoemd. Ze werken vooral voltijds. Van de
gemiddelde van 39,8% in de vijftien Europese lidstaten.
mannelijke oudere contractuele ambtenaren werkt 31,7%
Het aantal werkende 55-plussers is echter met 30% toe-
deeltijds, van de vrouwen 61,8%. In de private sector zijn
genomen tussen 1997 en 2002 van 162.650 tot 211.898
de meeste oudere mannen (52,4%) en vrouwen (58,3%)
personen. De stijging is vooral sterk bij de vrouwelijke
bedienden. De meeste mannelijke oudere arbeiders en
55-plussers. Hun werkzaamheidgraad evolueerde van
bedienden werken voltijds: 70% en 82,6%. De meeste
11,7% tot 15,8%. Er zijn vooral meer werkende oudere
vrouwelijke oudere arbeiders en bedienden werken deel-
vrouwen in de publieke en private sector. De werk-
tijds: 67% en 54,1%. Ongeveer 41% van de loontrek-
zaamheidsgraad van de mannelijke 55-plussers evolu-
kenden is kortgeschoold (maximaal lager secundair
eerde van 34,4% naar 35,5%. Toch zijn er nog altijd meer
onderwijs), maar er zijn meer kortgeschoolde oudere
mannen dan vrouwen op latere leeftijd actief. Vrouwen
vrouwen dan mannen.
zijn pas sinds de jaren 1970 in grotere getale op de arbeidsmarkt verschenen. Oudere actieven maken 8,5% van de werkende bevolking uit. Men vindt ze vaker terug bij de zelfstandigen (17%). Bovendien zijn er in 2002 ook nog 33.541 zelfstandigen ouder dan 65 jaar aan de slag. Bij het overheidspersoneel is 11,2% ouder dan 55, in de private sector slechts 5,4%. Tweederde van de actieve ouderen is
Hoogtechnologische sectoren ■ Hernieuwbare energietechnologie ■ Indirecte werkgelegenheid
19 Aantal en percentage werkende 55-plussers wonend in het Vlaams Gewest in 2002 Aantal 55-plussers
% 55-plussers op totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
40.933
27.074
68.007
14,0
8,6
11,2
Private sector (2)
60.017
22.151
82.168
6,7
3,6
5,4
Zelfstandigen (3)
45.918
15.811
61.729
18,3
14,1
17,0
Totaal
146.862
65.036
211.898
10,2
6,2
8,5
Overheid (1)
Bron: RSZ en RSZPPO, gegevens van 30 juni 2002, en RSVZ, gegevens van 31 december 2002. (1) Werkenden in een organisatie met publiek statuut volgens RSZ en RSZPPO. (2) Werkenden in een organisatie met privaat statuut volgens RSZ. (3) Zelfstandigen en helpers in hoofdberoep en actief na pensioen (tot 65 jaar). Een tweede hoofdstuk ontleedt de positie van de hoog-
De keuze voor het thema is niet toevallig. De Vlaamse
technologische sectoren in de economische en export-
hernieuwbare energietechnologiesector is zowel vanuit
structuur van Vlaanderen.
beleidsmatig als vanuit sociaal-economisch oogpunt
Ook in het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005
van groot belang. Het gaat om innovatieve, toekomst-
wordt vastgesteld dat Vlaanderen niet zo uitmuntend
gerichte activiteiten met een groot potentieel en goede
presteert op het vlak van hoogtechnologische export. De
exportmogelijkheden. Bovendien zal de realisatie van
vraag naar de achtergrond hiervan en de mate waarin al
belangrijke beleidsdoelstellingen voor klimaat en ener-
dan niet een afgeleid effect van de economische struc-
gie enkel mogelijk zijn als meer, betere en kosteneffec-
tuur aanwezig is, liggen aan de basis van dit hoofdstuk.
tieve hernieuwbare energietechnologieën beschikbaar
Het hoofdstuk biedt een analyse van de structuur van
komen. De Vlaamse overheid beschikt overigens over
het economisch weefsel in Vlaanderen alsook van de
belangrijke hefbomen om die ontwikkeling te onder-
Vlaamse export. Daarbij wordt ruime aandacht besteed
steunen en om op die manier een ‘industrieel beleid
aan de medium en hoogtechnologische sectoren en
voor het milieu’ te voeren. Op dit moment is er over deze
wordt in het bijzonder ingezoomd op de hoogtechnolo-
sector echter weinig bekend.
gische component. De vastgestelde situatie in Vlaanderen
Het basismateriaal werd verzameld uit een inventarisatie
wordt vergeleken met deze in een aantal constitutionele
en een bevraging van de Vlaamse hernieuwbare ener-
regio’s (Wallonië, Brussel, Baden-Württemberg, Catalo-
gietechnologiebedrijven. De verkregen informatie werd
nië, Schotland en Baskenland), en een aantal landen
gebundeld in een databank, die aangevuld werd met
(Finland, Ierland, Verenigde Staten en Japan).
sociaal-economische informatie uit secundaire bron-
De industriële hoogtechnologische sectoren in Vlaan-
nen. Deze databank vormde de basis van de analyse
deren zijn vrij zwak ontwikkeld. Ierland en Finland, maar
van de sector.
ook Wallonië scoren beter. Ook de hoogtechnologische dienstensectoren zijn in verhouding niet sterk verte-
Een vierde hoofdstuk raamt het indirecte werkgelegen-
genwoordigd in Vlaanderen. Er is dus nood aan een ver-
heidseffect voor veertien bedrijfstakken. De werkgele-
dere uitbouw en sterkere aanwezigheid van hoogtech-
genheid is naast andere elementen een sleutelindicator
nologische sectoren. Zij zijn immers uitermate belangrijk
om het belang van een bedrijfstak in een economie te dui-
voor de toekomstige concurrentiekracht en voor de
den. De huidige werkgelegenheidscijfers hebben het
succesvolle omschakeling naar een creatieve en ken-
nadeel dat zij op bedrijfstakniveau de economische wer-
niseconomie.
kelijkheid onderschatten. Toelevering en uitbesteding van activiteiten zijn immers al meer dan tien jaar belangrij-
Als derde thema komt de hernieuwbare energietech-
ke economische fenomenen.
nologiesector in Vlaanderen aan bod. Het hoofdstuk
Indirecte werkgelegenheid is werkgelegenheid die de
geeft een beeld van de belangrijkste sociaal-economi-
onderzochte bedrijfstak bij andere bedrijfstakken tot
sche kenmerken van de hernieuwbare energietechno-
stand brengt. De indirecte werkgelegenheid komt op
logiesector in Vlaanderen. De Vlaamse hernieuwbare
twee wijzen tot stand: door bestellingen bij andere
energietechnologiesector wordt daarbij gedefinieerd
bedrijfstakken en door consumptieve besteding van
als de sector van organisaties met een vestiging in
inkomen verdiend in de onderzochte bedrijfstak. De
Vlaanderen, die goederen en diensten leveren die gebruikt
berekening berust op macro-economische gegevens en
worden bij opwekking van hernieuwbare energie.
arbeidsmarktstatistieken.
Indirecte werkgelegenheid ■ Erkennen van competenties
20 De som van directe en indirecte werkgelegenheid plaatst
Een vijfde hoofdstuk bestudeert de werking en finan-
het economische en sociale belang van een bedrijfstak
ciering van de Vlaamse zorgverzekering. De Vlaamse
in een breder perspectief.
zorgverzekering is sinds drie jaar zichtbaar op het ter-
De indirecte werkgelegenheid van een aantal Belgische
rein. Gezien de eerder unieke positie die de Vlaamse zorg-
bedrijfstakken is onderzocht voor de periode 1995 tot
verzekering inneemt in de Belgische en ook Europese con-
2002.
text is het belangrijk van bij het prille begin de duim aan
De indirecte werkgelegenheid is van significant belang
de pols te hebben.
voor alle onderzochte bedrijfstakken.
Het opzet van de bijdrage is dubbel:
Industriële bedrijfstakken registreren vooral indirecte
■
Enerzijds een zicht bieden in de huidige feitelijke wer-
werkgelegenheid bij hun toeleveranciers. Voor de mees-
king en financiële situatie van de zorgverzekering.
te dienstenbedrijfstakken is het effect via het inkomen
Het profiel van de leden en gerechtigden alsook het
verdiend in hun bedrijfstak ongeveer even groot als het
budgettair kader van de zorgverzekering komen
effect bij hun toeleveranciers.
hierbij naar voren;
Het directe werkgelegenheidseffect van de gezond-
■
Anderzijds schattingen maken van implicaties van
heids- en welzijnszorg (NACE 85) is in kwantitatieve
mogelijke ontwikkelingen van de Vlaamse zorgver-
termen het grootst: het gaat om iets meer dan 400.000
zekering op middellange termijn. Met een zorgver-
personen. Daar komen een 175.000 personen actief bij
zekeringsmodel worden onderbouwde toekomst-
andere bedrijfstakken als indirecte werkgelegenheid bij.
verkenningen mogelijk. De gekozen scenario’s zijn
In totaal gaat het om een 13,7% van de totale Belgische
informatief en schuiven geenszins een voorkeur van
werkgelegenheid.
de sociale partners naar voren.
De combinatie van directe en indirecte werkgelegenheid van de groothandel (ruime definitie) levert het grootste
Het zesde hoofdstuk geeft een overzicht van de beleids-
totaal op. Ook de bouwnijverheid realiseert een aan-
ontwikkelingen voor het erkennen van competenties
zienlijk totaal: het gaat om een 507.000 personen.
(EVC) en dit op Europees, Belgisch, Waals en Vlaams
Aanvullend is de Vlaamse gezondheids- en welzijnszorg
niveau. EVC is een belangrijk beleidsinstrument bij
in meer detail onderzocht. Het gaat om vijf subbedrijfs-
levenslang leren. Het kan de mobiliteit op de arbeidsmarkt
takken: 1/ ziekenhuizen, 2/ residentiële en semi-resi-
verbeteren, kan motiveren om levenslang te leren en kan
dentiële instellingen voor personen met een handicap,
helpen knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen.
3/ rusthuizen en rust- en verzorgingshuizen, 4/ instel-
Het recente EVC-decreet geeft iedereen het recht zijn
lingen voor bijzondere jeugdzorg, en 5/ erkende kin-
competenties te laten erkennen en certificeren. Het
derdagverblijven.
Directe en indirecte werkgelegenheid, 2002, voor 6 bedrijfstakken 700,000
600,000
500,000
400,000
300,000
200,000
100,000
0,000 Hotels en restaurants
direct
Kleinhandel
toeleveranciers
Kennisintensieve zakelijke dienstverlening
Bouwnijverheid
via consumptieve bestedingen direct
Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
Groothandel en handelsbemiddeling
via consumptieve bestedingen toeleveranciers
Fiscaliteit
21 erkennen zal gebeuren met standaarden afgeleid van de SERV-beroepsprofielen. De SERV zal ook de standaarden ontwikkelen in samenwerking met de sectoren. Een laatste hoofdstuk behandelt de rol van de regio’s op het vlak van fiscaliteit. Een vergelijking met de voormalige lidstaten van de Europese Unie leert dat de impliciete heffingsvoet op consumptie en kapitaal zich in België net boven het Europees gemiddelde bevindt. De impliciete heffingsvoet op arbeid ligt er duidelijk boven. De impact van regionale overheden is moeilijk te bepalen omdat er geen algemene indicator voor die “taxing power” bestaat. De SERV doet een voorstel voor een dergelijke indicator. Het hoofdstuk presenteert ook een kwalitatieve analyse van de regionale fiscale bevoegdheid in vijf Europese landen (Duitsland, Spanje, Italië, Denemarken en Zwitserland). Het debat over fiscale autonomie is overal gekoppeld aan de verdeling van financiële middelen tussen regio’s.
Het “Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005” kan worden besteld bij de Wetenschappelijke Uitgeverij Academia Press. tel. 09.233.80.88 Fax 09.233.14.09 http://www.academiapress.be. Aan het Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005 werkten zowel medewerkers van de SERV-studiedienst als van STV-Innovatie & Arbeid (55-plussers en indirecte werkgelegenheid).
5
Klimaat en energie In 2004 behandelde de SERV zeven adviesvragen inza-
gangsperiode in te bouwen. Verder vraagt de raad zich
ke klimaat- en energiebeleid: drie ontwerpbesluiten,
af of de gemeenten over voldoende mensen, middelen
twee ontwerpplannen/rapporten en twee oprichtings-
en kennis beschikken om de nieuwe taken, o.a. voor
decreten. De adviezen over de oprichting van de VREG
handhaving, te kunnen invullen. Tot slot is blijvende
en het Vlaamse Energieagentschap worden besproken
aandacht nodig voor een aanvullend financieel onder-
in het deel Bestuurlijk Beleid.
steuningsbeleid voor energie-efficiëntieverhogende
Verder maakte de SERV een sociaal-economische ana-
maatregelen in gebouwen.
lyse van de Vlaamse hernieuwbare energietechnologiesector voor het Sociaal-economisch rapport Vlaan-
1.2. Dag- en nachtmeters
deren 2005 (zie boven).
In zijn advies van 14 juli 2004 ondersteunt de SERV de doelstelling van het besluit van de Vlaamse Regering om via een aanpassing van de openbare dienstverplichtin-
1. Ontwerpbesluiten over energie
gen van de netbeheerders laagspanningsklanten met een
1.1. Energieprestaties en binnenklimaat van gebouwen (EPB)
dag- en nachtmeter in het weekend te laten genieten van
De SERV verheugt zich in zijn advies van 5 mei 2004 dat
om hun verbruik te verschuiven naar de stille uren.
eindelijk een decreet en een ontwerpbesluit voor de
Hierdoor kunnen de elektriciteitscentrales efficiënter en
energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen
energiezuiniger werken. Wel moet een flankerend beleid
voorliggen. Energieprestatieregelgeving voor gebou-
garanderen dat deze doelstelling effectief gerealiseerd
wen is immers van belang voor de realisatie van de
wordt en dat ongewenste effecten vermeden worden. Zo
Vlaamse klimaatdoelstellingen. Wel moet de voorge-
mag de regeling geen negatieve impact hebben op de prij-
stelde reglementering duidelijker, eenvoudiger en maat-
zen voor de gebruikers die niet beschikken over een
schappelijk aanvaardbaarder worden.
dag- en nachtmeter. Ook moeten de technische, socia-
Meer bepaald blijven enkele belangrijke kwesties onop-
le en economische implicaties van het ontwerpbesluit
gehelderd, zoals de aansprakelijkheid van bouwheer,
worden onderzocht en moeten alle relevante actoren hier-
architect, aannemer en verslaggever. Ook werden som-
bij betrokken worden. Tot slot moet de timing de acto-
mige doelgroepen onvoldoende bij de totstandkoming van
ren de kans geven om zich aan de gewijzigde omstan-
de regelgeving betrokken, wat de aanvaardbaarheid niet
digheden aan te passen.
het lagere nachttarief. Deze regeling stimuleert klanten
ten goede komt. Daarnaast pleit de SERV voor meer inforre afstemming en integratie met de bestaande proce-
1.3. Opheffing van de gratis distributie van groene stroom
dures. Ook moeten de administratieve lasten beperkt
Op 25 oktober 2004 verklaart de SERV zich akkoord met
worden en moet de overheid overwegen om een over-
de opheffing van de gratis distributie van groene stroom.
matieverstrekking en sensibilisering en voor een bete-
Hernieuwbare energie ■ Energieprestaties gebouwen ■ Dag- en nachtmeter ■ Groen stroom ■ Emissierechten ■ klimaatconferentie
23 Die is noodzakelijk omwille van de strijdigheid met Euro-
rollend klimaatbeleidsplan van deze fundamentele pro-
pese regels voor staatssteun en de vrijwaring van de
blemen. Een plan dat slechts voor 35% in staat is om haar
interne markt. Wel vraagt de SERV aandacht voor drie
eigen doelstellingen voor 2005 te realiseren, kan ove-
aspecten. Ten eerste moet opgevolgd en gecontroleerd
rigens nooit een goed plan zijn. Ofwel is de doelstelling
worden dat de distributienettarieven ook effectief dalen
onrealistisch, ofwel schieten de maatregelen tekort.
als gevolg van de opheffing van de gratis levering. Ten
Bovendien wordt nu duidelijk dat de traditionele aanpak
tweede moet het beleid ter bevordering van elektriciteit
in het milieubeleid voor het klimaatprobleem tekort
uit hernieuwbare energiebronnen geëvalueerd worden,
schiet. Nieuwe beleidsvormen zijn nodig. De overheid
mede gezien een stimulans voor groene stroom wegvalt.
moet in het klimaatbeleid ook de taak opnemen van
Ten derde moet de overgangsregeling van het besluit een-
'change agent’ of promotor van technologische en maat-
duidiger geformuleerd worden.
schappelijke systeeminnovaties. De Vlaamse Regering moet actoren met elkaar in contact brengen om kennis uit te wisselen, te zoeken naar creatieve oplossingen en
2. Ontwerpplannen en rapporten inzake klimaat
consensus en draagvlak te creëren. De SERV roept de
2.1. Toewijzingsplan voor verhandelbare emissierechten
maatconferentie.
In zijn advies van 22 april 2004 over het Vlaams toe-
making, uitvoering en opvolging van de klimaatmaatre-
wijzingsplan voor verhandelbare emissierechten en het
gelen. Ook bieden volgens de SERV de voortgangsrap-
bijhorend ontwerpbesluit vraagt de raad om op korte ter-
porten in hun huidige vorm en inhoud weinig meerwaarde,
mijn een afgewerkt, beter onderbouwd en overlegd ont-
noch als verslaggevend instrument, noch als beheers-
werpplan voor te leggen. Ook moeten de allocatieme-
instrument. Daarom stelt de SERV voor om VORA te ver-
thodes tussen de gewesten en de EU-lidstaten afgestemd
vangen door een website met projectfiches, en door
worden en moet de overheid de nodige mensen en mid-
een jaarlijks beleidsdocument met een samenvattende
delen voorzien voor de invulling, uitvoering en opvolging
boordtabel van beleidsindicatoren en een overzicht van
van het plan. Verder moet snel werk gemaakt worden van
de prioriteiten en beleidskeuzes. Dat beleidsdocument
de flexibiliteitsmechanismen en moet het duidelijk zijn
moet een groot politiek gewicht krijgen.
hoe de kloof tussen de bottom-up en de topdown benadering gedicht zal worden. Het scenario voor de elektriciteitssector moet aangepast worden indien onderzoek naar de billijkheid en haalbaarheid van dit scenario dit noodzaakt. Op langere termijn vindt de SERV het belangrijk dat ook radicalere innovaties via het allocatieplan en via aanvullend beleid gestimuleerd worden. Kostenefficiëntiewinsten die een emissiehandelsysteem teweeg kan brengen, moeten gevrijwaard worden. Verder formuleert de SERV nog technische aanbevelingen bij het toepassingsgebied van de regeling, bij het gebruik van groeifactoren, bij het verrekeningsmechanisme en bij de regeling voor nieuwkomers en andere overgangssituaties.
2.2. Voortgangsrapport 2004 bij het klimaatbeleidsplan In zijn advies van 6 oktober 2004 over het Voortgangsrapport 2004 bij het Vlaams klimaatbeleidsplan (VORA 2004) én over het Vlaamse klimaatbeleid in het algemeen, vindt de raad het problematisch dat visievorming en debat in het klimaatbeleid weinig vooruitgang boekte. Nog altijd ontbreekt een strategie en blijft het onduidelijk of en hoe Vlaanderen de klimaatbeleidsdoelstellingen zal realiseren. Het VORA 2004 getuigt als
regering op deze interactie te organiseren via een kliVerder moeten meer inspanningen gaan naar de bekend-
6
Milieu en duurzame ontwikkeling In 2004 besprak de SERV 20 milieu-adviesvragen. Voor
loskoppeling van de erkenning van de eventuele finan-
twee adviesvragen waarvoor de politieke besluitvor-
ciële ondersteuningsmaatregelen. Voor de financiële
ming niet was afgerond, formuleerde de SERV geen
incentives die het voorontwerp wil invoeren om ont-
advies. Het betreft het ontwerp bodemdecreet en het ont-
wikkelaars ertoe aan te zetten sneller over te gaan tot
werp erkenningendecreet voor deskundigen en labora-
de ontwikkeling van brownfields, is het onduidelijk in
toria. Ook over een ontwerpdecreet tot wijziging van de
welke mate de regeling doelmatig is en in de praktijk de
wet over luchtverontreiniging en van het afvalstoffen-
ontwikkeling van brownfields zal stimuleren. Verder
decreet besliste de SERV op 14 januari 2004 om geen
adviseert de SERV meer maatwerk, door alle erkende
bemerkingen te formuleren. Op 21 januari 2004 gaf de
projecten te laten genieten van de procedurele maat-
SERV wel advies over het voorontwerp van oprich-
regelen, maar per erkend project te bekijken of het
tingsdecreet voor de MiNa-Raad. Dit advies komt aan bod
wordt aanvaard voor verdere stimulering via de voor-
in het deel Bestuurlijk Beleid. De overige milieuadviezen
ziene financiële ondersteuningsmaatregelen, en hoe
worden hierna per thema besproken.
die financiële ondersteuning wordt gemoduleerd. Ook de beslissing tot deelname door een Egalisatiefonds moet van die afweging onderdeel uitmaken, en niet
1. Afval- en bodembeleid
volledig los van de andere financiële instrumenten wor-
1.1. Decreet brownfieldontwikkeling
den ingezet. Tot slot moet het voorontwerp gescreend
In zijn advies van 30 juni 2004 meent de SERV dat de
worden met het oog op het verlagen van de adminis-
stimulering van de ontwikkeling van brownfields moet
tratieve lasten en het vermijden van de juridisch-tech-
gericht zijn op de oplossing van de drie bestaande knel-
nische en legistieke gebreken.
punten: organisatorisch, procedureel en financieel. Het voor op die drie sporen, maar de voorgestelde aanpak
1.2. Uitvoeringsplan Bagger- en ruimingsspecie
is niet altijd doeltreffend en efficiënt. Inzake organisa-
Op 14 januari 2004 gaf de SERV advies over het ontwerp
tie, moet het takenpakket van het Coördinatiecentrum
Uitvoeringsplan Bagger- en Ruimingsspecie. In dit advies
Brownfieldontwikkeling uitgebreid worden, maar de
stelt de raad dat het voorliggend ontwerp Uitvoerings-
oprichting van een nieuw intern verzelfstandigd agent-
plan Bagger- en Ruimingsspecie geen volwaardig plan is,
schap zonder rechtspersoonlijkheid is niet nodig. Voor
zolang informatie over de financiering van de voorgestelde
de oplossing van de procedurele knelpunten volstaat de
programmering ontbreekt. Ook is het ontwerpplan onvol-
invoering van een erkenning als brownfieldontwikke-
doende ambitieus. Op zijn minst moet het plan ambiëren
lingsproject niet en dringen meer doorgedreven oplos-
om de historische bagger- en ruimingsachterstand die
singen zich op. Daarnaast vraagt de SERV een herzie-
momenteel nadelig blijkt voor betrokkenen, vóór 2014 op
ning van het erkenningssysteem, meer bepaald een
te lossen. Verder vraagt de raad om de programmering
voorontwerp van decreet stelt inderdaad maatregelen
Brownfields ■ Bagger- en ruimingsspecie ■ Afvalheffingen ■ MBO bodemsaneringswerken ■ Afgedankte voertuigen ■ Fotochemicaliën ■ Afkoppelingsbeleid
25 waar mogelijk te concretiseren en om de sociaal-econo-
waterzuiveringsinstallaties. De aanbeveling bevat een
mische effecten ervan te inventariseren.
situering van de problematiek, een korte toelichting bij de huidige regeling en een bespreking van de knelpun-
1.3. Wijzigingsdecreet afvalheffingen
ten. Voor elk knelpunt heeft de SERV ook een voorstel
De SERV verklaarde zich op 14 januari 2004 niet akkoord
van oplossing geformuleerd. Belangrijk hierin is de vast-
met het voorstel tot wijziging van de afvalheffingen.
stelling dat sociaal-economische en ruimtelijke aspec-
Meer bepaald keurde de raad af dat de Vlaamse Rege-
ten vandaag te laat in het afwegingsproces over aan- of
ring opnieuw de reglementering rond de milieuheffingen
afkoppelen worden meegenomen. Volgens de SERV
zou aanpassen, terwijl de aangekondigde globale visie
moet ervoor worden gezorgd dat het afwegingsproces
over de financiering van het milieubeleid en over de rol
al van bij het begin evenwichtig kan verlopen. Dat is enkel
van de milieuheffingen hierin uitblijft. Bovendien dreigt
mogelijk als zowel zuiveringstechnische voorwaarden,
het voorontwerp volgens de SERV de vooropgestelde
sociaal-economische voorwaarden, ruimtelijke voor-
doelstellingen voor sturing van de afvalstromen en voor
waarden en milieuvoorwaarden aan bod kunnen komen.
vereenvoudiging van de reglementering niet te realiseren, wegens een gebrekkige inschatting van de technisch-
2.2. Reorganisatie watersector
juridische randvoorwaarden en de bredere beleids- en
Een ontwerp amendement op het programmadecreet
sociaal-economische context.
waarover de SERV eind 2004 bij hoogdringendheid om advies werd gevraagd, legt een fundamentele hervorming
1.4. Milieubeleidsovereenkomsten voor afval en bodem
voor van de financiering van het waterbeleid. Hierdoor
De SERV ontving in 2004 drie adviesvragen over milieu-
ten voor de zuiveringskosten, de zogenaamde boven-
beleidsovereenkomsten voor afval en bodem. In zijn
gemeentelijke bijdrage, en voor het gebruik van riole-
briefadvies van 21 januari 2004 over een milieube-
ringen, de zogenaamde gemeentelijke bijdrage. Die
leidsovereenkomst voor een milieuzorgsysteem in het
bijdrage komt gedeeltelijk in de plaats van de bestaan-
kader van bodemsaneringswerken, vond de raad het
de afvalwaterheffing, en is fiscaal aftrekbaar voor de
een goede zaak dat de Vlaamse overheid en de bodem-
bedrijven. Door de hervorming realiseert Vlaanderen
saneerders hierover afspraken maken. Gezien het ont-
ook een belangrijke BTW-besparing op de Aquafin-fac-
werp vooral procedurele afspraken bevatte over de cer-
tuur. De SERV ondersteunt in zijn advies van 3 decem-
tificatie en de doorlichting van zorgsystemen, bracht de
ber 2004 die doelstellingen en waardeert dat de Vlaam-
raad geen advies uit over de inhoud van het ontwerp. Ook
se Regering hiervoor op korte termijn concrete
over de ontwerp milieubeleidsovereenkomst voor afge-
initiatieven neemt. Wel moet verzekerd worden dat de
dankte voertuigen formuleerde de SERV in zijn brief-
voorgestelde constructie ook juridisch stand houdt en
advies van 2 juni 2004 geen bemerkingen. Bij het ont-
dat gezinnen en bedrijven na de hervorming niet meer
werp van milieubeleidsovereenkomst over de uitvoering
zullen betalen voor de bovengemeentelijke sanering
van de VLAREA-aanvaardingsplicht van afvalfotoche-
dan vandaag. Verder moeten voorschriften voor riool-
micaliën, formuleerde de SERV op 15 juni 2004 evenmin
rechten worden uitgewerkt, zodat de gemeenten naast
bemerkingen, maar vroeg hij wel dat het Beheersorga-
het rioolrecht dat de drinkwatermaatschappij aanre-
nisme de diverse doelgroepen zou betrekken bij de
kent, niet nog één of andere rioolbelasting innen. Boven-
opmaak van de handleiding voor het gebruik en beheer
dien kan de hervorming slechts een eerste stap zijn in
van fotochemicaliën én bij de opmaak van de studie
de bijsturing van de financiering en de organisatie van
over het inzamel- en verwijderingsgedrag voor afvalfo-
de watersector. Het gebrek aan voorspelbaarheid van de
tochemicaliën.
milieuheffingen wordt immers niet opgelost. In ieder
zal de drinkwaterprijs in de toekomst een bijdrage bevat-
geval moet de hervorming slechts als een overgangsregeling gelden en moet tegen 1 januari 2006 een beter
2. Waterbeleid
onderbouwde en overlegde regeling worden uitgewerkt.
2.1. Aanbeveling over het afkoppelingsbeleid van bedrijfsafvalwater van RWZI's
2.3. Instemmingsdecreten
In zijn aanbeveling op 8 december 2004 geeft de SERV
ren over twee decreten die louter instemmen met een
een aanzet voor de aanpassing van de omzendbrief
internationaal verdrag of protocol dat al is onderte-
voor afkoppeling/aansluiting van het bedrijfsafvalwa-
kend. Het betreft enerzijds het decreet dat instemt met
ter van belangrijke lozers op de riolering en op riool-
het Protocol betreffende water en gezondheid (14 janu-
In 2004 besliste de SERV om geen advies te formule-
MBO electriciteitssector ■ Stookinstallaties ■ Koeltechnici ■ VLAREM ■ Autoassemblage ■ Keramische sector
26 ari 2004) en anderzijds het decreet dat instemt met de
moet breed worden geconsulteerd. Daarbij moeten alter-
bijlagen bij het Verdrag voor de bescherming van het
natieven worden onderzocht om het onderhoud en de ver-
marien milieu van de Noordoostelijke Atlantische Oce-
vanging van stookinstallaties te bevorderen, zoals afspra-
aan (10 maart 2004). Wel benadrukt de raad telkens het
ken met de verzekeringssector, informatie, sensibilisering,
belang van een goed onderbouwde deelname van Vlaan-
subsidies, fiscale maatregelen, audits, labels, koppeling
deren aan de internationale milieu-onderhandelingen.
met de REG-verplichtingen van de netbeheerders, enz,
Hiervoor moeten blijvend de nodige middelen worden vrij-
afzonderlijk of in combinatie met een verplichte onder-
gemaakt.
houdingsregeling en periodieke inspecties.
3.3. Certificering van koeltechnici
3. Luchtbeleid
Op 1 juli 2004 formuleerde de SERV een briefadvies
3.1. Milieubeleidsovereenkomst met elektriciteitssector voor vermindering SO 2 en NO X -emissies
over het voorontwerp van besluit voor de certificering
Op 4 februari 2004 oordeelde de SERV dat de ontwerp
wil gaan dan de Europese verordening. Ook moet in
milieubeleidsovereenkomst (MBO) voor de verminde-
overleg met de doelgroepen uitgemaakt worden hoe
ring van SO2- en NOx-emissies afkomstig van installa-
het besluit vertaald zal worden voor occasionele en/of
ties van elektriciteitsproducenten, belangrijke milieu- en
beperkte werkzaamheden die in opdracht, onder toezicht
efficiëntiewinsten kan opleveren. De SERV kan daarom
en onder verantwoordelijkheid van een gecertificeerd
instemmen met het afsluiten van een MBO met deze sec-
koeltechnicus worden uitgevoerd. Verder moet nage-
tor, maar heeft twee essentiële opmerkingen. Ten eer-
gaan worden of het opportuun is om in de opleiding en
ste moeten de verwachte VLAREM-voorwaarden voor de
certificatie van koeltechnici een onderscheid te maken
omzetting van de LCP-richtlijn van toepassing zijn op alle
tussen de diverse types van koelinstallaties. Tenslotte
installaties. Ten tweede moet het mogelijk zijn om de doel-
moet het voor alle betrokkenen duidelijk zijn welke per-
stellingen na 2008 aan te passen, indien een billijke
sonen van de certificatie-instelling toegelaten moeten
intersectorale verdeling van de NEC-emissiereductie-
worden op een site om controles uit te voeren.
van koeltechnici. Daarin vroeg de raad naar de motivering waarom Vlaanderen met het ontwerpbesluit verder
lasten dit zou vereisen. Verder is de raad van oordeel dat aangepast moet worden. Het lijkt aangewezen nu al
3.4. Sectorale afwijkingsaanvragen VLAREM
maatregelen af te spreken voor het geval de doelstel-
De SERV adviseerde in 2004 over twee sectorale afwij-
lingen van de MBO niet gerealiseerd worden. Ook moet
kingsaanvragen van de VLAREM-voorwaarden. In beide
de toetreding van nieuwkomers en nieuwe installaties tot
gevallen vroeg de SERV naar een begeleidende nota
de MBO mogelijk worden.
met een samenvatting van de informatie die bij de over-
de voorliggende ontwerp MBO op belangrijke punten
heid over de problematiek aanwezig is en met de ratio
3.2. Onderhoud stookinstallaties
van de bestaande reglementering.
De SERV onderschrijft op 6 oktober 2004 de doelstel-
Met betrekking tot de sectorale afwijkingsaanvraag voor
ling van een ontwerpbesluit om het periodiek onderhoud
de autoassemblagesector onderschreef de SERV op
en de snellere vervanging van stookinstallaties te bevor-
13 september 2004 de onderliggende problematiek en
deren. Dat kan de uitstoot van broeikasgassen én niet-
drong hij aan op een spoedige oplossing. Ook waar-
broeikasgassen reduceren en het energieverbruik ver-
deerde de SERV dat de sector zelf een alternatief voor-
minderen. Het reduceert ook de risico’s op CO-intoxicatie
stelde. De SERV kan dit alternatief ondersteunen, mits
en schoorsteenbrand. De manier waarop het ontwerp-
wordt nagekeken dat de voorwaarden voor de brand-
besluit die doelstelling wil realiseren, schiet echter tekort.
stofverdeelinstallaties in overeenstemming zijn met de
De voorgestelde regeling is ingewikkeld, te detaillistisch,
normen voor arbeidsveiligheid en explosiegevaar en
slecht afgestemd met andere regelgeving, wellicht moei-
dat de voorgestelde norm strookt met het VOS-emis-
lijk handhaafbaar en zorgt voor onnodige bijkomende
siereductieprogramma.
administratieve verplichtingen. Bovendien zal door de
Over de sectorale afwijkingsaanvraag vanwege de sec-
complexiteit de communicatie hierover aan de gezinnen
tor ‘inrichtingen voor de fabricage van keramische pro-
en bedrijven heel moeilijk zijn, waardoor de naleving
ducten’ betreffende de nieuwe CO-normering voor ovens,
onzeker wordt. Het ontwerpbesluit getuigt niet van een
stelt de SERV op 7 oktober 2004 dat er geen grondige
goede regelgevingskwaliteit. Het ontwerpbesluit moet
onderbouwing aan de grondslag lag van de bedoelde
daarom volledig worden heroverwogen, en daarover
norm. De SERV waardeert dat de sector zelf een studie
MER/VR-besluit ■ Milieukwaliteitsnormen ■ federaal plan duurzame ontwikkeling ■ STRADO
27 bij VITO heeft gefinancierd en een eigen voorstel voor
5. Duurzame ontwikkeling
een nieuwe CO-norm heeft voorgesteld. Wel moet spoedig een volledige BBT-studie gebeuren en in afwach-
5.1. Tweede Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling
ting van deze nader onderbouwde normering moet de
Aangezien de sociale partners zich al op andere fora uit-
door de sector voorgestelde CO-norm als nieuwe norm
spraken over het Voorontwerp van tweede Federaal
worden ingevoerd.
Plan voor Duurzame Ontwikkeling 2004-2008, bracht de SERV op 5 mei 2004 hierover slechts een algemeen en aanvullend advies uit. Dit beklemtoont het belang van
4. Algemeen milieubeleid
consultatie van en coördinatie met gewesten, gemeen-
4.1. MER/VR-besluit
schappen en lokale overheden en van voorafgaandelij-
Op 14 januari 2004 formuleerde de SERV een advies over
ke samenwerkingsakkoorden. Ook kijkt de SERV uit
het ontwerp van besluit tot vaststelling van het Vlaam-
naar een nationale strategie voor duurzame ontwikke-
se reglement inzake milieueffect- en veiligheidsrappor-
ling, die omvattend is, die de initiatieven op de diverse
tage (MER/VR). Dit advies stelt dat het ontwerpbesluit
beleidsniveaus en beleidsdomeinen op elkaar afstemt én
een goede aanzet vormt voor een uitvoeringsreglement
integreert, die uitgaat van een lange termijn visie en die
inzake milieueffect- en veiligheidsrapportage, maar dat
de prioriteiten en verantwoordelijkheden vastlegt. In
het enkele knelpunten onopgelost laat. Ook zal veel
het voorgelegde Federaal Plan moeten binnen de acties
afhangen van hoe de praktijk dit uitvoeringsreglement
nog prioriteiten en posterioriteiten bepaald worden,
zal invullen. Daarom formuleert de SERV aanbevelingen
moeten meer concrete doelstellingen worden geformu-
hoe het MER/VR-beleid in de praktijk vorm moet krijgen
leerd, evenals indicatoren. Bovendien zijn de instru-
en hoe de knelpunten opgelost moeten worden.
menten vaag beschreven en wordt te weinig aandacht
Concreet moet het spoedig duidelijk zijn hoe een ‘al
besteed aan de economische en fiscale instrumenten. Ver-
dan niet MER/VR-plichtig’ bedrijf kan aantonen dat de
der bevat het advies nog specifieke bemerkingen inza-
MER/VR-plicht in zijn concreet geval niet zinvol is. Ver-
ke de thema’s milieu, energie en mobiliteit.
der moeten de rubrieksomschrijvingen die het toepassingsgebied van de MER-plicht afbakenen, voldoende
5.2. STRADO
onderbouwd en overlegd zijn.
In een gezamenlijke brief van 7 oktober 2004 hebben de MiNa-Raad en de SERV de Vlaamse Regering opgeroe-
4.2. Milieukwaliteitsnormen en milieubeleidstaken
pen om aan duurzame ontwikkeling een concrete Vlaam-
Op 4 november 2004 waardeerde de SERV de poging om
tegie voor Duurzame Ontwikkeling (STRADO) uit te
met een voorontwerp van besluit de regelgeving voor
werken. De SERV en de MiNa-Raad kondigden in deze
milieukwaliteitsnormen juridisch-technisch aan te pas-
brief aan actief bij te willen dragen aan die opmaak van
sen en te vereenvoudigen. Toch zijn de aanpassingen
een Vlaamse STRADO. Zij namen daarom het initiatief
onvolkomen, ondermeer omdat de definities van milieu-
om een gezamenlijk traject voor kennisversterking en
kwaliteitsnormen onvoldoende zijn afgestemd met het
beleidsadvisering over duurzame ontwikkeling uit te
decreet over de algemene bepalingen voor het milieu-
werken.
beleid. Ook blijven kernvragen uit de SERV-aanbeveling van 2001 onvoldoende beantwoord, ondermeer over de te volgen stappen, over de criteria bij de bepaling van milieukwaliteitsnormen en over de manier waarop milieukwaliteitsnormen doorwerken in het milieubeleid en de bronnencontrole. De nood aan een duidelijker beleidskader blijft dus bestaan. Over de inhoudelijke aanpassingen inzake milieukwaliteitsnormen en beleidstaken die het ontwerpbesluit voorstelt voor omgevingslawaai, oppervlaktewater, dioxines en asbest kan de SERV op basis van de informatie niet oordelen. In ieder geval lijken de bepalingen voor omgevingslawaai zware implicaties te kunnen hebben. De effecten van het besluit moeten beter geschat worden voor een geïnformeerd maatschappelijke en politiek debat.
se invulling te geven en een volwaardige Vlaamse STRA-
7
Arbeidsmarkt 1. Huizen van het Nederlands
Het blijft echter belangrijk dat de samenwerking op het
De raad stelde vast dat het voorontwerp van decreet
terrein tussen de Huizen van het Nederlands, de centra
voorziet in de decretale regeling van de Huizen van het
en de onthaalbureaus regelmatig wordt geëvalueerd.
Nederlands, zonder dat een grondige evaluatie werd
Altijd moet ernaar gestreefd worden de intake, screening
gemaakt van de toen aflopende experimentperiode van
en doorverwijzing van cursisten NT2 zo efficiënt moge-
de Huizen van het Nederlands.
lijk te organiseren en zo nodig structuren aan te passen.
Gezien dit gegeven was het voor de raad essentieel dat de voorgestelde regeling na verloop van één jaar wer-
De raad stelde voor om ook andere aanbieders van NT2-
king grondig zou worden geëvalueerd, in dialoog met alle
opleidingen ('derden' en privé-aanbieders) dan de in het
stakeholders. Indien hieruit zou blijken dat een bijsturing
voorontwerp van decreet bedoelde centra (centra voor
nodig is, dient de decretale regeling te worden herzien.
basiseducatie, de centra voor volwassenenonderwijs,
De verankering van een evaluatie na één jaar werking was
de talencentra ingericht bij een universiteit, de syntra
voor de raad de bepalende voorwaarde bij de formule-
en de VDAB-beroepsopleidingscentra) op te nemen in de
ring van zijn advies.
bestuursstructuur van de Huizen van het Nederlands.
In zijn standpunt van 15 mei 2002 over Nederlands als
tweede taal niet altijd optimaal gebeurt. Een betere
2. Wijziging modaliteiten opleidingscheques voor werknemers
toeleiding is nodig, niet alleen om een correcte schat-
De SERV gaf op 25 februari 2005 advies over voorge-
ting te maken van de behoeften, maar ook met het oog
stelde wijzigingen van de modaliteiten van de oplei-
op een aangepast traject. Daarom pleit de raad ervoor
dingscheques voor werknemers. Er werden drie maat-
dat de toeleiding tot opleidingen NT2 zou gebeuren via
regelen voorgesteld:
één gemeenschappelijk en onafhankelijk intake-instru-
■
tweede taal (NT2) heeft de raad vastgesteld dat de toeleiding van de cursisten naar opleidingen Nederlands als
Maatregel 1: De invoering van een hoger plafond
ment. Van daaruit moet op basis van een grondige scree-
voor werknemers die uit eigen beweging langdurig
ning een traject worden uitgetekend met één opvol-
kwalificerende trajecten aanvatten, in het bijzonder
gingsdossier.
hogere studies die hun kansen op duurzame werkgelegenheid verbeteren.
Het opzet van het decreet kwam overeen met de ziens-
■
Maatregel 2: Vrijstelling van eigen werknemersbij-
wijze van de raad om te komen tot één gemeenschap-
drage voor werknemers die tweedekansonderwijs
pelijk en onafhankelijk intake-, screening- en dispat-
volgen.
chinginstrument dat kandidaat-cursisten kan oriënteren naar het meest gepaste aanbod NT2.
NT2 ■ Opleidingscheques werknemers ■ VDAB ■ Werkgelegenheidsrichtsnoeren ■ Buurt- en nabijheidsdiensten
29 ■
Maatregel 3: Invoering van een eigen bijdrageplafond
van de raad van bestuur, de bevoegdheid van de arbeids-
voor werknemers uit kansengroepen die opleidingen
rechtbanken, de handhaving en het toezicht, het Char-
volgen aansluitend op hun competentiebilan.
ter van de Werkzoekende, het inwerkingsdecreet, de productontwikkeling –en innovatie, de subregionale aan-
De raad gaf enkele opmerkingen bij deze wijzigingen.
sturing en de adviesfunctie van de sociale partners bij de uitvoering van het decreet.
3. VDAB
Tot slot gaf de raad nog een aantal artikelsgewijze
Op 10 maart 2004 gaf de raad advies over het ontwerp
opmerkingen mee.
van decreet tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
4. Inbreng van de sociale partners in het Vlaamse Actieplan 2004
Nadat de raad in de preambule had vastgesteld dat dit
Naar traditie van de SERV doen de Vlaamse sociale
decreet niet strookte met de besluiten van het VESOC
partners een inbreng voor de invulling van de Europe-
over de hervorming van de VDAB, betreurde hij deze gang
se Werkgelegenheidsrichtsnoeren 2004. Allereerst wor-
van zaken.
den de concrete engagementen in 2003 overlopen en vervolgens wordt de inbreng van de sociale partners voor
Echter, zag de raad zich genoodzaakt zijn bemerkingen
2004 geformuleerd.
te geven uitgaande van de voorliggende adviesvraag.
Achtereenvolgens worden de verschillende richtsnoeren overlopen. Daarbij wordt telkens aangegeven welke de
Zo stelde de raad dat een samenwerkingsakkoord dien-
vragen zijn van de sociale partners naar de Vlaamse over-
de afgesloten te worden tussen Syntra Vlaanderen en de
heid en anderzijds hoe de sociale partners zelf kunnen
VDAB voor de samenwerking, de afstemming en coör-
tegemoetkomen aan het richtsnoer.
dinatie over arbeidsmarktgerelateerde onderwerpen.
voorzag in de decretale onderbouw van de werkwin-
5. Advies decreet buurt- en nabijheidsdiensten
kels, in plaats van een apart decreet over de werkwin-
Op 14 april 2004 gaf de SERV een spoedadvies over het
kels. De raad vroeg daarom rekening te houden met
ontwerp van decreet houdende buurt- en nabijheids-
zijn eerdere opmerkingen bij het voorontwerp van decreet
diensten.
Vervolgens stelde de raad vast dat het VDAB-decreet
over de oprichting en de werking van de lokale werkwinkels (d.d. 8 januari 2003).
Als algemene opmerking stelde de raad zich de vraag naar de verhouding en de scheidingslijn tussen de socia-
Ook over de positie van het werkgelegenheidsbeleid
le werkplaatsen en de invoegbedrijven- en afdelingen. De
van de VDAB naar arbeidsgehandicapten toe, uitte de
raad vroeg dat bekeken zou worden hoe de verschillen-
raad een aantal opmerkingen. Deze handelen over de
de maatregelen voor buurt- en nabijheidsdiensten, socia-
samenwerking van de VDAB met organisaties actief op
le werkplaatsen, invoegbedrijven- en afdelingen, enz. op
het vlak van arbeidsgehandicapten, duidelijkheid over het
elkaar afgestemd kunnen worden.
nog op te richten Subsidie-agentschap, de oprichting bin-
Ook stelde de raad vast dat het niet geregeld is of Brus-
nen de VDAB van een permanent comité voor het over-
selse buurt- en nabijheidsdiensten ook een beroep kun-
leg over de coördinatie van de dienstverlening van de
nen doen op de in dit decreet voorziene regeling.
diverse actoren t.a.v. de erkende personen met een handicap (en ruimer de arbeidsgehandicapten) en de afstem-
Verder gaf de raad enkele specifieke technische opmer-
ming met het decreet tot oprichting van het Vlaams
kingen bij het ontwerpdecreet.
Agentschap voor personen met een handicap. Tot slot stelde de raad vast dat een heel aantal modaHierna ging de raad meer in detail in op het voorliggende
liteiten van dit decreet nog dienden geregeld te worden
ontwerp van decreet. Zo worden een aantal vooraf-
bij uitvoeringsbesluit. Daarom drong de raad erop aan
gaandelijke opmerkingen besproken over: de structurele
dat hij ook om advies gevraagd zou worden over deze uit-
betrokkenheid van het personeel, de decretale veran-
voeringsbesluiten.
kering van het auditcomité, de samenstelling en werking
Meerwaardeneconomie ■ Werkwinkels
30 6. Advies decreet meerwaardeneconomie
Jaarlijks worden nieuwe richtlijnen uitgevaardigd waaraan projecten dienen te voldoen.
Op 14 april 2004 gaf de SERV een spoedadvies over het voorontwerp van decreet voor een impuls- en onder-
In 2004 werden voor de drie maatregelen samen 132 pro-
steuningsprogramma voor de meerwaardeneconomie.
jecten ingediend waarvan er 61 subsidies toegewezen kregen.
Dit decreet had als opzet een decretale onderbouw te voorzien voor die instrumenten die voortvloeien uit het
Eén van de thema’s is loopbaanbegeleiding op vraag
besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2000
van het individu, een dienstverlening waarbij allerlei
voor een impuls- en ondersteuningsprogramma voor
individuele vragen over de loopbaan, de combinatie
de meerwaardeneconomie. Het voorontwerp van decreet
gezin en arbeid, de eigen werkplek, de eigen mogelijk-
vormde ook een uitvoering van afspraken uit de Onder-
heden en competenties en de evoluties en kansen op de
nemingsconferentie.
arbeidsmarkt, kunnen worden beantwoord. De themawerkgroep met de centra van loopbaanbege-
De raad was tevreden dat een decretale basis geboden
leiding komt regelmatig samen in de SERV om ervaring
zou worden aan tal van uitvoeringsbesluiten die al enke-
uit te wisselen en kwaliteitscriteria uit te werken.
le jaren in voege zijn. Het was ook positief dat via dit
In 2004 werd de regelgeving over loopbaandienstver-
decreet een overzicht geboden werd van wat onder de
lening verder geconcretiseerd en werd het uitvoerings-
meerwaardeneconomie kan verstaan worden.
besluit uitgewerkt dat zorgt voor een basisfinanciering van de centra voor loopbaandienstverlening.
Toch had de raad nog een aantal opmerkingen: ■
■
Het decreet lost de bestaande verwarring voor de ter-
Ook het decreet titels van beroepsbekwaamheid en de
minologie in de meerwaardeneconomie, niet op.
bijhorende uitvoeringsbesluiten was een belangrijk punt
Is dit voorontwerp van decreet nog wel conform met
waarrond gewerkt werd.
de Europese richtlijn over tewerkstellingssteun? ■
Het is voor de raad wenselijk dat bekeken wordt hoe
Hiermee verband houdende stelt zich de vraag naar
8. Aanbeveling SERV en VVSG over de werking van de lokale werkwinkels
de toegelaten en niet-toegelaten cumuls, zowel bin-
Eind 2002 wenste de Vlaamse Regering de organisatie
nen dit decreet als daarbuiten.
van de lokale werkwinkels te regelen via een voorontwerp
Indien men wil komen tot een goed werkend Ken-
van decreet voor de oprichting en de werking van de loka-
niscentrum moeten verschillende op het terrein
le werkwinkels. Zowel de SERV als VVSG hebben hier-
actieve initiatieven op subregionaal niveau samen-
over een advies gegeven.
de verschillende maatregelen op zowel Vlaams als federaal vlak op elkaar afgestemd kunnen worden. ■
■
werken. Vervolgens besloot de Vlaamse Regering om de werking Vervolgens gaf de raad enkele artikelsgewijze bemer-
van de lokale werkwinkels toch niet te regelen met een
kingen.
specifiek decreet. Daarom voorziet het VDAB-decreet in de decretale onderbouw van de lokale werkwinkels.
7. Regie van ESF 3 Zwaartepunt 4 en Hefboomkrediet
Bij het begin van de nieuwe legislatuur wensten SERV
De SERV is sinds 2000 de inhoudelijke regisseur van
bij de huidige werking van de werkwinkels, met het oog
Zwaartepunt 4 en het Hefboomkrediet en lanceert elk
op een meer optimaal functioneren.
en VVSG gezamenlijk een aantal opmerkingen te uiten
jaar samen met het ESF-agentschap een oproep naar bedrijven en andere organisaties. Zo tracht het ESF
De aanbeveling behandelt volgende thema’s:
een versterking te geven aan het Vlaamse beleid inza-
■
Samenwerking met andere partners;
ke Aanpasbaarheid. Binnen zwaartepunt 4 bestaan er drie
■
Juridisch kader;
verschillende maatregelen: opleidingsbeleid, loopbaan-
■
Communicatie;
dienstverlening en flankerend beleid. Projectvoorstellen
■
Opdrachten;
moeten kaderen binnen één van deze maatregelen.
■
Aansturing;
Aangepaste tewerkstelling ■ Sectorconvenants
31 ■
Personeel en financiën;
10. De sectorconvenants
■
Praktische problemen.
De “protocols van samenwerking” (of sectorconvenants) tussen Vlaamse Regering en sectoren gingen in 2004 hun derde werkingsjaar in. Het doel van de convenants
9. Aanbeveling aangepaste tewerkstelling
is een grotere afstemming bereiken tussen het arbeids-
Bij aanvang van deze legislatuur wenste de raad bij-
gen van sectoren op het vlak van vorming en tewerk-
zondere aandacht te vragen voor een aantal hangende
stelling voor werkenden en werkzoekenden.
marktbeleid van de Vlaamse overheid en de inspannin-
materies in de sector van beschutte en sociale werkplaatsen. Deze sector bevond zich op dat moment (en
De tussentijdse evaluatie van het eerste werkingsjaar van
nog altijd) in een economisch, maatschappelijk en
de convenants, zoals goedgekeurd op het VESOC van 22
bestuurlijk veranderende omgeving.
oktober 2003, bleek voldoende positief om de werking in 2004 verder te zetten en uit de breiden. In de loop van
Tot tevredenheid van de raad wordt eindelijk werk
2004 sloten nog vier bijkomende sectoren een conve-
gemaakt van een geïntegreerd beleid voor de aangepaste
nant af met de Vlaamse overheid. Dit brengt het aantal
tewerkstelling. Dit sluit namelijk aan op de afspraken in
sectorconvenants eind 2004 op 25, het aantal sector-
het eerste Vlaamse Werkgelegenheidsakkoord van 17
consulenten nam toe van 79,5 eind 2003 tot 94,5 eind
maart 1993 tussen de Vlaamse Regering en de Vlaam-
2004.
se sociale partners in het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité. Op 17 maart 1993 werd namelijk een
VESOC keurde begin 2004 enkele inhoudelijke wijzi-
protocol voor de Werkgelegenheidsconferentie onder-
gingen aan de convenant en het actieplan goed, waar-
tekend dat onder meer bepaalde dat voor begeleide
onder het promoten van de premie knelpuntberoepen,
werklozen die niet inschakelbaar zijn in het reguliere cir-
uitvoering geven aan de bepalingen van het decreet
cuit een beleidskader dient te worden uitgewerkt voor
van 8 mei 2002 over de evenredige arbeidsdeelname en
sociale werkplaatsen, geïntegreerd in het globaal beschut
verfijning van de procedure voor erkennen en certificeren
tewerkstellingsbeleid.
van elders verworven competenties. Bij het hernieuwen van de convenants eind 2004 werd
De aanbeveling is opgesplitst in drie delen. Een eerste
de mogelijkheid voorzien om, vanaf 2005, wijzigingen in
deel stelt dat het beleid dringend op zoek moet gaan naar
het beleid ten gevolge van het aantreden van de nieu-
een oplossing voor de plaats die het Subsidieagent-
we Vlaamse Regering te vertalen in de convenants uiter-
schap zal vervullen in het nieuwe bestuurlijk landschap,
aard mits akkoord van de partners.
en dat op korte termijn moet werk gemaakt worden van
De opvolging en de evaluatie van de convenants is de ver-
het experiment supported employment zoals ook het
antwoordelijkheid van de administratie Werkgelegen-
Actieplan 2004 Personen met een arbeidshandicap ver-
heid. De SERV is betrokken partner naast VDAB en
meldt.
VIZO.
Een aantal thema’s die op korte termijn kunnen ingevuld
De SERV kreeg bij de start van de convenants de coör-
worden, maken het onderwerp uit van een tweede deel.
dinatie van drie thematische netwerken van sectorcon-
De erkenning van de sociale werkplaatsen en de toelei-
sulenten als opdracht. Om dit waar te maken kreeg de
ding naar de aangepaste tewerkstelling kunnen hier
SERV vanaf 1 mei 2004 een extra medewerker toege-
genoemd worden.
wezen die de drie netwerken, zijnde diversiteit & kansengroepen, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en
Het derde deel aanbevelingen bestaat uit aandachtspunten waarvan de raad vindt dat zij – samen met eventueel nog andere thema’s – moeten deel uitmaken van diepgaander overleg in een ronde tafel georganiseerd door de bevoegde minister. Het gaat meer bepaald over: ■
Erkenning van sociale werkplaatsen;
■
Subsidiëring;
■
Platform voor overleg;
■
Doelgroepafbakening.
levenlang leren & competentiemanagement, trekt.
8
Bestuurlijk beleid In de eerste helft van 2004 formuleerde de SERV een
van de administratie tot een meerwaarde leidt. Aan-
aantal adviezen over de oprichting van een aantal instel-
dachtspunten hierbij zijn dat de reorganisatie moet lei-
lingen naar aanleiding van de operatie Beter Bestuurlijk
den tot een coherent beleid, zowel binnen het beleids-
Beleid.
domein als in relatie tot andere beleidsdomeinen.
In de eerste plaats gaat het om Intern Verzelfstandig-
Bovendien mag de hervorming de continuïteit van het
de Agentschappen (IVA) en Extern Verzelfstandigde
beleid niet in het gedrang brengen.
Agentschappen (EVA). Daarnaast werd ook advies verleend over een aantal op te richten strategische advies-
Voor het IWT herhaalt de SERV zijn standpunt dat de
raden.
oprichting als EVA wenselijker is omwille van de toegevoegde waarde die het middenveld kan leveren en omdat
1. IVA’s en EVA’s
een verregaande autonomie en onafhankelijkheid ten
Voor de EVA’s en IVA’s gaat het om de volgende instel-
opzichte van de overheid nodig is voor een goede wer-
lingen.
king.
IVA:
Voor de overige IVA wordt onder meer de nadruk gelegd
Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Tech-
op het belang van een goede werking en betrokkenheid
nologie (IWT)
van het raadgevend comité, hetgeen zich zou moeten ver-
■
Energieagentschap
talen in het huishoudelijk reglement.
■
Agentschap voor Landbouw en Visserij
Daarnaast is een structurele betrokkenheid van het
■
Agentschappen binnen het beleidsdomein Ruimte-
personeel nodig bij de opmaak en evaluatie van het
lijke ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed
beheerscontract.
■
EVA:
Wat de oprichting van de EVA’s betreft die ter advies wer-
■
VREG
den voorgelegd, stemt de SERV ten gronde in met de ont-
■
Vlaams centrum voor Agro- en Visserijmarketing
werpdecreten. Wel worden er telkens kanttekeningen
■
Investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid
geplaatst. Zo benadrukt de SERV dat de VREG autonoom
■
Vlaamse dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroeps-
moet kunnen functioneren ten opzichte van de overheid
opleiding (VDAB)
evenals ten opzichte van de markt en dient de werking van de VREG er toe te leiden dat de transparantie van
Bij zijn advisering vertrok de SERV altijd van de princi-
de markt in al zijn aspecten verhoogt.
pes die in 2003 al naar voren werden geschoven in het
Bij de VLAM ligt de nadruk op de structurele financie-
advies over het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid evenals
ring van het agentschap.
in de aanbeveling over de operationalisering ervan.
Bij de investeringsmaatschappijen wijst de SERV erop
Hoofdbekommernis van de SERV is dat de omvorming
dat dit uitvoeringsinstrumenten zijn van het Vlaams
IVA en EVA ■ Strategische adviesraden
33 economisch overheidsbeleid, waarbij de overheid de
actoren op een correcte manier vertegenwoordigd te zijn.
volle verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoerings-
Dit zowel voor het aantal als voor de aanduiding ervan.
strategie. Wel moet er een structureel overleg zijn tus-
In de tweede plaats dient het takenpakket beperkt te wor-
sen de Vlaamse Regering en de sociale partners over
den tot het beleidsdomein waarbinnen een strategische
deze beleidsmaterie.
adviesraad is opgericht. Dit belet niet dat de adviesraad
Voor de VDAB tenslotte wordt verwezen naar het deel
activiteiten kan ondernemen op andere beleidsdomeinen,
over arbeidsmarkt, aangezien dit advies ruimer was
voor zover relevant, maar dit behoort dan tot het eigen
dan bestuurlijk beleid.
initiatief. In dit kader dient er volgens de SERV dringend werk gemaakt te worden van een overzicht van regelgeving in opmaak.
2. Strategische adviesraden
Een derde opmerking die telkens terugkomt, betreft de
De operatie bestuurlijk beleid houdt ook in dat voor elk
advisering binnen de verschillende deeldomeinen. Bij de
beleidsdomein een strategische adviesraad wordt opge-
MORA en MiNa-Raad werden hiervoor werkcommissies
richt. Over het kaderdecreet op de strategische advies-
/ permanente werkgroepen voorzien waarvan de samen-
raden gaf de SERV al advies in 2002. In 2003 advi-
stelling afwijkt van de raad zelf en die een verregaande
seerde de SERV over het nieuwe SERV-decreet en in
vorm hebben van autonomie. Dit is niet wenselijk volgens
2004 werd advies gevraagd over vier andere strategi-
de SERV.
sche adviesraden:
Wel moet er een flexibele interne organisatie mogelijk
■
MiNa-Raad
zijn om een gedegen advisering over de verschillende
■
Strategische adviesraad voor landbouw en visserij
deeldomeinen mogelijk te maken. Voornamelijk bij de
■
Mobiliteitsraad Vlaanderen
adviesraad ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroe-
■
Strategische adviesraad ruimtelijke ordening, woon-
rend erfgoed gaat het om een zeer divers beleidsdomein
beleid en onroerend erfgoed
dat moeilijk verenigbaar is met een relatief kleine adviesraad. De vraag stelt zich dan ook hoe de strategische
Ook hier zijn een aantal elementen die terugkomen bij
adviesraad zich zal verhouden tot de technische advies-
de verschillende adviezen.
raden die blijven bestaan voor de subsectoren.
In de eerste plaats dienen de relevante maatschappelijke
9
Ruimtelijke ordening en plattelandsontwikkeling 1. Advies over het oprichten van de Vlaamse grondenbank Het ontwerpdecreet regelt de oprichting van een Vlaamse grondenbank binnen de Vlaamse Landmaatschappij. Het ontwerp van decreet organiseert de uitoefening van decretale voorkooprechten, het vervullen van decretale koopplichten en de informatieverstrekking van onroerende goederen in het Vlaamse Gewest. Ook schept het een kader om gronden van landbouwers te ruilen van-
(bijv. ruimtelijke ordening en Vlaamse wooncode) en inzake voorkooprechten die betrekking hebben op panden (met name in de sociale huisvesting). De raad vindt dit ontegensprekelijk een opdracht voor het Vlaams Agentschap voor Geografische Informatie. Ten tweede is de centralisering van de voorkoop- en koopplichten uit andere beleidsdomeinen per definitie een domeinoverstijgende taak. Door de plaatsing bij de Vlaamse Landmaatschappij is dit niet gegarandeerd.
uit een ‘groen gebied‘ naar een agrarisch gebied en voor het verplaatsen van landbouwbedrijven naar de agrarische structuur. Specifiek voor de Vlaamse administratieve overheden die bevoegd zijn voor leefmilieu, landinrichting en natuurbehoud wordt de Vlaamse Grondenbank een centrale organisatorische eenheid rond verwerving, beheer en ver-
De raad meent ook dat uitruiloperaties niet alleen voor de landbouw een belangrijk instrument zijn, maar ook voor andere domeinen. Gedacht wordt aan economische ruimte die de bestemming niet kan waarmaken omdat zij gevat is door de habitat- of vogelrichtlijn.
vreemding van onroerende goederen. Andere Vlaamse administratieve overheden kunnen vrijwillig een beroep
bestaande voorkooprechten en koopplichten in andere
2. MiNa-Raad en SERV pleiten voor een maatschappelijk ingebed ruimtelijk beleid
regelgeving blijven wel bestaan.
Dat de uitvoering van de engagementen in het Ruimte-
doen op de Vlaamse Grondenbank om hen bij te staan in de praktische uitvoering van hun grondbeleid. De
lijk Structuurplan Vlaanderen stroef verloopt, is een
De raad vindt de bundeling van de voorkooprechten en koopplichten in het domein leefmilieu, landinrichting en natuurbehoud positief, maar meent dat men met het voorstel niet tot een efficiënt instrument kan komen.
understatement. De afbakeningsprocessen van de natuurlijke en agrarische structuur en de zoektocht naar de bijkomende hectaren economische ruimte loopt alleszins niet van een leien dak. Bovendien worden hierdoor kwalitatieve doelstellingen veelal naar de achtergrond
Ten eerste reikt de rol als centrale databank veel verder dan de registratie van gronden in het buitengebied. De databank heeft ook betrekking op informatie over voorkooprechten en koopplichten in stedelijke gebieden
geduwd. De raden pleiten voor de onverkorte realisatie van de kwantitatieve doelstellingen en de ontwikkeling van de noodzakelijke instrumenten hiervoor. Om ook kwaliteit te verzekeren menen de raden dat de ruimtebehoevende sectoren bij het definiëren, wetenschap-
Ruimetelijk Structuurplan Vlaanderen
35 pelijk onderbouwen en uitvoeren van het kwalitatief
3. Strategische adviesraad RWO
ruimtegebruik hun verantwoordelijkheid moeten krij-
In het kader van de operatie bestuurlijk beleid wordt er
gen en nemen.
per beleidsdomein één Strategische adviesraad opgericht. Een van die adviesraden is de strategische adviesraad
Deze nieuwe visie impliceert een decretaal onderbouwd
ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed
partnerschapsmodel. Dit is maar mogelijk als de secto-
(SAR RWO), waarbij de Vlaamse Regering opteerde voor
ren zich structureel wetenschappelijk en beleidsmatig
de omvorming of opheffing van de bestaande adviesra-
voorbereiden. Pas dan kan men structuurplannen opma-
den.
ken op basis van de onderbouwde sectorale wensbeelden.
Er wordt een exclusieve rol toegekend aan de strategische adviesraad voor advisering van ruimtelijke orde-
Op niveau van de advisering spelen SERV en MiNa-Raad
ningsdossiers, ondermeer van het (ontwerp) Ruimtelijk
een belangrijke rol, gelet op de grote band met de soci-
Structuurplan Vlaanderen.
aal-economische ontwikkelingen en de milieukwaliteit. Door de introductie van de strategische advisering in het kader van beter bestuurlijk beleid is dit niet gegarandeerd. Concreet voor het nieuwe Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 2007 stellen de raden voor om op korte termijn - op basis van een grondige wetenschappelijke evaluatie - een politiek gedragen krachtlijnennota “Vlaanderen in vorm II” op te stellen met de hoofdlijnen waarrond het nieuw Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen kan worden opgemaakt, als basis voor het maatschappelijk debat. De raden zien het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen II als een document met niet-vrijblijvende strategische beleidsengagementen over de ruimtelijke beleidskeuzes voor de komende periode.
In deze aanbeveling ontwikkelen MiNa-Raad en SERV krachtlijnen voor de verdere ontwikkeling van de ruimtelijke structuurplanning en de opmaak van een nieuw Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in 2007. Beide raden pleiten enerzijds voor de effectieve uitvoering van de in het huidige Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen genomen engagementen en anderzijds voor een betere maatschappelijke inbedding van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Die moet dan ook met een grotere betrokkenheid van de sectoren tot stand komen.
In het licht van zijn aanbeveling Agenda 2007 van december 2003, de gemeenschappelijke aanbeveling van de SERV en de MiNa-Raad van 14 juni 2004 en het advies over het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, meent de raad dat die exclusiviteit niet van toepassing kan zijn. De raad pleit integendeel voor een partnerschapmodel met de organisatie van een reële betrokkenheid van de ruimtevragende sectoren bij het tot stand komen en realiseren van ruimtelijke plannen. Ook de strategische adviesraden van de betrokken departementen moeten hierbij structureel betrokken worden. Om de onevenwichtige situatie die hierbij vandaag bestaat uit te sluiten kan men dit niet overlaten aan het eigen initiatief. Verder stelt de raad dat onder de voorwaarde dat de Vlaamse Woonraad effectief wordt opgericht, de huidige situatie mogelijk te verkiezen is, waarbij per onderdeel van het beleidsdepartement RWO een afzonderlijk adviesorgaan advies geeft zowel over beleidsmateries als technische materies. Een overkoepelde adviesraad ‘boven’ de deelraden is vanuit die optiek overbodig.
10 Onderwijs
1. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs
die daar recht op heeft en de termijn van de beslissing
Op 9 februari 2004 heeft de SERV bij hoogdringendheid
gemaakt. Er moet – binnen de budgettaire mogelijkhe-
geadviseerd over het voorontwerp van decreet en het
den – gestreefd worden naar een zo groot mogelijke
voorontwerp van besluit voor de studiefinanciering en
dekking van de directe studiekosten. De inkomens-
studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de
grenzen die worden gehanteerd blijven zich op een erg
Vlaamse Gemeenschap. De herziening van het studie-
laag niveau situeren, waardoor alleen maar leefeenhe-
financieringssysteem en het systeem van studenten-
den met zeer laag inkomen worden bereikt; het demo-
voorzieningen moest gebeuren gezien een aantal recen-
cratiseringsvraagstuk stelt zich echter ook op het inko-
te evoluties in het hoger onderwijs (structuurdecreet,
mensniveau daarboven. Het in rekening brengen van
flexibilisering), een aantal maatschappelijke ontwikke-
het kadastraal inkomen voor het schatten van de draag-
lingen (nieuwe samenlevingsvormen, oud- en nieuwko-
kracht wordt bijna volledig uitgehold. Uit alle weten-
mers,…) en gezien de internationalisering (bijv. toege-
schappelijk onderzoek blijkt echter dat de correctie
nomen mobiliteit van studenten).
voor het kadastraal inkomen in het verleden uitermate
moet ingekort worden zodat de uitbetaling aansluit bij de periode waarin de meeste kosten moeten worden
doelmatig was om tot een selectievere toekenning te De raad drong er vooraf op aan dat er vrij snel een
komen op basis van de reële draagkracht. De raad pleit-
grondige evaluatie zou gebeuren van het nieuwe stelsel
te, in afwachting van een gedegen evaluatie en een
en een debat zou starten over de tekortkomingen ervan
grondig debat, voor het behoud van huidige techniek. De
zodat het systeem eventueel zou kunnen worden aan-
raad vroeg zich af hoe de invoering van het diplomacri-
gepast. De raad vroeg zich af of de budgettaire beleids-
terium verenigbaar is met de mogelijkheid toegang tot
ruimte niet eerder moet gaan naar essentiële verbete-
het hoger onderwijs te verlenen op basis van erken-
ringen zoals de aanpak van de lage inkomensgrenzen, de
ning van verworven competenties (EVC). De modalitei-
totale dekking – binnen die budgettaire ruimte – van de
ten van de terugvordering moeten rekening houden met
studiekosten voor de laagste inkomens en de uitbreiding
het moment waarop zich de zwaarste kosten voordoen.
tot HOKTSP en secundair onderwijs (na het leerplicht-
De raad pleitte voor een beroepsprocedure in plaats
onderwijs), dan wel naar de financiering van een twee-
van een klachtenprocedure. De bezwaarprocedure zoals
de bachelor of de uitholling van de KI-toets.
nu voorzien is daarin niet duidelijk. In de definitie van zelfstandige moet rekening worden gehouden met onder-
De raad gaf vervolgens volgende fundamentele bemer-
brekingsuitkeringen voor loopbaanonderbreking of tijds-
kingen bij de voorgestelde hervorming. De administra-
krediet, en met aanmoedigingspremies. De beperking van
tieve vereenvoudiging moet in de toekomst een auto-
het stelsel tot de “Bologna-opleidingen”, enkel uitgebreid
matische toekenning toelaten van een beurs aan ieder
tot de lerarenopleidingen (en tijdelijk ook een aantal
Studiefinanciering hoger onderwijs
37 lopende opleidingen) is onaanvaardbaar. Wat met de opleidingen die geen accreditatie krijgen in het kader van Bologna en de opleidingen op niveau hoger onderwijs binnen het volwassenenonderwijs? En vooral ook: wat rechtvaardigt de ongelijke behandeling tussen jongeren die na het leerplichtonderwijs doorstromen naar specialisatiejaren van TSO-BSO en vierde graad secundair onderwijs (of volwassenen die er naar terugkeren) enerzijds en de jongeren en volwassenen die na het leerplichtonderwijs participeren aan het hoger onderwijs? De jongeren die doorstromen binnen het secundair onderwijs en hun ouders moeten nu terugvallen op een veel zwakker stelsel van studietoelagen secundair onderwijs. Er is internationaal een discrepantie tussen de kosten die de studenten moeten dragen voor hun masteropleidingen. Dit mag niet leiden tot een financieel ongelijke behandeling tussen Vlaamse studenten in het buitenland en buitenlandse studenten die in Vlaanderen komen studeren. De raad betreurde ook dat de huidige ongelijkheid inzake studentenvoorzieningen tussen hogescholen en universiteiten in stand wordt gehouden.
11 Mobiliteit
De focus van de sociale partners lag voor verkeer en ver-
wegennet. Binnen dat kader moet de achterstand die
voer in 2004 hoofdzakelijk op de thema’s infrastructuur
Vlaanderen heeft opgelopen bij het wegenonderhoud, via
en woon-werkverkeer. Binnen dat kader heeft de SERV
een specifiek programma, zo spoedig mogelijk worden
in 2004 een aanbeveling uitgebracht over het infra-
weggewerkt.
structuurbeleid in Vlaanderen en heeft de SERV in het kader van de uitvoering van het Werkgelegenheidsakkoord 2003-2004 een essentiële rol gespeeld bij de realisatie van de projecten rond de bedrijfsvervoercheques en het ideeënboek met maatregelen voor een duurzame mobiliteit. Ook werd in 2004 voor de eerste maal een samenwerkingsprotocol afgesloten met De VVM-Lijn met wederzijdse engagementen voor de bevordering van een duurzaam woon-werkverkeer. De SERV stelde in de aanbeveling over het infrastructuurbeleid in Vlaanderen vast dat het infrastructuurbeleid in onze regio gedurende het voorbije decennium vooral een zaak is geweest van opeenvolgende plannen en intenties, die al te vaak dode letter zijn gebleven. Hoe-
In 2004 sloot de SERV voor de eerste keer een samenwerkingsprotocol af met de VVM-De Lijn voor de realisatie van een beter en duurzamer woon-werkverkeer. Meer bepaald werd een gezamenlijke platformtekst opgesteld waarin enerzijds een dringende oproep wordt gedaan aan de Vlaamse Regering om prioritaire aandacht te geven aan het woon-werkverkeer en waarin anderzijds de sociale partners en de VVMDe Lijn zich engageren om inspanningen te leveren voor een duurzame aanpak van het woon-werkverkeer. Dat deze inspanningen nodig zijn blijkt uit de vaststelling dat slechts 6% van de werknemers het openbaar vervoer gebruikt om naar het werk te gaan, terwijl het fileleed alsmaar toeneemt.
wel recent een aantal inspanningen zijn geleverd voor de ontwikkeling van een duurzamer infrastructuurbeleid
Nog met het oog op de realisatie van een beter en voor-
(onder meer op het vlak van behoeftenanalyses en moni-
al duurzamer woon-werkverkeer hebben de sociale part-
toring), is het licht aan het einde van de tunnel nog niet
ners actief geparticipeerd in de realisatie van het pro-
bereikt. Naast een optimale benutting van de infra-
ject bedrijfsvervoercheques. In het kader van de
structuur blijven inspanningen voor een gerichte uit-
uitvoering van het Werkgelegenheidsakkoord werd in
breiding van de infrastructuur absoluut noodzakelijk.
2004 aan 90 bedrijven een bedrijfsvervoercheque van
Het is van primordiaal sociaal en economisch belang dat
10.000 euro toegekend, omwille van de bijzondere
een aantal infrastructurele missing links (te beginnen met
inspanningen die deze bedrijven doen om het woon-
deze die opgesomd zijn in het Mobiliteitsplan Vlaande-
werkverkeer op een duurzame manier te organiseren.
ren, maar deze lijst is verre van volledig) effectief worden gerealiseerd binnen het vooropgestelde tijdspad. In
De sociaal-economische raden van Vlaanderen (SERV),
de aanbeveling pleiten de sociale partners ook voor
Brussel (ESRBHG) en Wallonië (CESRW) besloten in
onverminderde inspanningen voor een verkeersveilig
2004 om de handen in elkaar te slaan en een geza-
Infrastructuur ■ Woon-werk-verkeer ■ GEN ■ MORA ■ Buurt- en trage wegen
39 menlijk initiatief te nemen ten aanzien van het Gewes-
voorstel van decreet houdende de regeling voor de
telijk Expres Net (GEN) voor Brussel. Het is de bedoe-
trage wegen erkent de SERV het economisch en maat-
ling om in de loop van 2005 te komen tot een gemeen-
schappelijk belang van deze wegen. De sociale part-
schappelijke verklaring over het GEN. In een eerste fase
ners vinden het dan ook aangewezen om deze wegen en
hebben de sociaal economische raden zich grondig geïn-
paden op een éénduidige en evenwichtige manier te
formeerd over de stand van zaken en de perspectieven
inventariseren. Een te strakke verankering in de ruim-
van het GEN-project.
telijke structuur is echter niet aangewezen, omdat daardoor het wezen van dergelijke wegen, namelijk het ver-
De SERV werd in 2004 om advies gevraagd over het
anderlijke karakter (met wijzigende functie en structuur)
voorontwerp van decreet over de oprichting van de
wordt aangetast. Het advies pleit voor een correcte
Mobiliteitsraad Vlaanderen (MORA) en over de voor-
toepassing van het beschikbare instrumentarium.
stellen van decreet over de buurtwegen en de trage wegen. In het advies over de MORA achten de sociale partners de manier waarop de aanpassing van de bestaande regeling voor de MORA in het decreet van 20 april 2001, is doorgevoerd niet aanvaardbaar. De SERV heeft in het advies fundamentele bemerkingen zowel over de samenstelling als over de werking van de MORA. In het gebundelde advies over het voorstel van decreet betreffende de buurtwegen en de trage wegen en het
12 Economie
De adviesverlening stond in 2004 in het teken van de ver-
contactpunt voor kandidaat-ondernemers, ondernemers
dere operationalisering van het hervormingsproces
en ondernemingen, in een partnership met de sociaal-
“Beter Bestuurlijk Beleid”. In opvolging van het kader-
economische middenveldorganisaties.
decreet Bestuurlijk Beleid ondergaan de Vlaamse admi-
Het derde decreet waarover de SERV op 21 januari
nistratie en de Vlaamse instellingen een reorganisatie,
advies heeft verleend, wil een kader scheppen dat de pro-
ondermeer door de oprichting van Intern Verzelfstandigde
vincie autonoom toelaat een publiekrechtelijke instelling
Agentschappen (IVA’s) en Extern Verzelfstandigde Agent-
met rechtspersoonlijkheid op te richten en dat als in-
schappen (EVA’s). De SERV heeft op 21 januari en
strument fungeert voor de uitvoering van het provinci-
2 maart 2004 advies verleend over de omvorming van
aal sociaal-economisch beleid. Dit instrument, de Pro-
twee belangrijke economische beleidsinstrumenten, het
vinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) draagt bij
IWT-Vlaanderen en de Vlaamse investeringsmaat-
tot de bevordering van de sociaal-economische ont-
schappijen, respectievelijk tot een intern verzelfstandigd
wikkeling van het werkgebied, zijnde de provincie, door
agentschap met rechtspersoonlijkheid en privaatrech-
de ondersteuning en uitvoering van de sociaal-econo-
telijk vormgegeven extern verzelfstandigde agent-
mische projecten. De POM’s treden in de voetsporen van
schappen. U leest meer hierover in het hoofdstuk
de GOM’s voor de economische beleidsuitvoering die een
“Bestuurlijk beleid” van dit jaarverslag.
bovenlokale aanpak vergt. In zijn advies dringt de SERV aan op een herformulering van de taken in functie van de kernopdracht van de
1. Regionaal economisch beleid
POM’s, zijnde de uitvoering van enerzijds projecten
Een ander belangrijk advies van de SERV in 2004 betreft
gericht op de versterking, ontwikkeling en efficiënte
een ander hervormingsproces, namelijk de reorganisa-
aanwending van de sociaal-economische infrastructuur
tie van het sociaal-economisch streekbeleid en het sub-
en anderzijds de uitvoering van projecten gericht op
regionaal arbeidsmarktbeleid. Dit hervormingsproces
de uitvoering van de streekpacten binnen het wer-
wordt gestalte gegeven via een drieluik van decreten. Een
kingsgebied. Het streekpact en de door de RESOC vast-
eerste decreet betreft het statuut, de werking, de taken
gelegde prioriteiten moeten bindend zijn voor de POM
en de bevoegdheden van de erkende regionale samen-
(consensus bindt partijen rond de tafel inclusief provincie).
werkingsverbanden (ERSV), de sociaal-economische
Er dient in regelmatige terugkoppeling naar RESOC
raden van de regio (SERR) en de regionale sociaal-eco-
over de uitvoering voorzien te worden. De SERV is van
nomische overlegcomités (RESOC). Het tweede decreet
mening dat de bevoegdheden van het RESOC t.a.v. de
betreft de oprichting van het Vlaams Agentschap Onder-
POM decretaal moeten worden verankerd. Dit laatste
nemen dat als missie heeft het duurzaam ondernemer-
geldt ook voor de vertegenwoordiging van de sociale part-
schap in Vlaanderen te stimuleren en te vergemakkelij-
ners in de raad van bestuur van de POM’s. Verder dringt
ken door te functioneren als een laag- en breeddrempelig
de SERV erop aan dat hij ook in de toekomst betrokken
Regionaal economisch beleid ■ Bolkestein ■ Luchthaven
41 zal worden bij de invulling van de opdrachtfunctie van de
■
de onduidelijkheden in de definities van de diensten
POM’s, in navolging van de adviesverlening door de
in het voorstel van Richtlijn die rechtsonzekerheid
SERV over de GOM-richtnota’s.
aanwakkert en ruimte schept voor allerhande inter-
Ook moet er volgens de SERV zo snel mogelijk duidelijkheid worden verschaft over de concrete rol van de
pretaties; ■
de gevaren verbonden aan de toepassing van het oor-
POM’s inzake de huidige opdrachten van de Vlaamse
sprongland-beginsel waarvoor in de Europese Unie
Regering of van Vlaamse overheidsinstellingen aan de
van vandaag de noodzakelijke randvoorwaarden ont-
GOM’s.
breken. Het gaat niet alleen om het ontbreken van
De raad wijst er tenslotte op dat het ontmantelings-
een minimum harmonisatie maar evenzeer om de
proces van de GOM’s een delicate operatie vormt met een
grote moeilijkheden in verband met controle en
gewichtige impact op het personeel. De overdracht van het personeel van de GOM’s naar andere instellingen dient
inspectie; ■
de proactieve aanpak is onvoldoende uitgewerkt.
volgens de raad dan ook voorwerp uit te maken van
De gevolgen van de kaderrichtlijn voor nationale en
een gestructureerd overleg binnen de geëigende orga-
voor sectorale regelingen valt moeilijk direct in te
nen, waarin overleg en onderhandelingen met het per-
schatten. De impactanalyse van de Europese Com-
soneel kunnen gevoerd worden.
missie zelf is te beperkt en moet door de lidstaten worden aangevuld. Voor Vlaanderen lijkt een RIA (reguleringsimpactanalayse - zware versie) aange-
2. Europese Richtlijn diensten interne markt
wezen; ■
in Vlaanderen dreigen de kwaliteitsnormen die in
Om voor 2010 een echte interne markt voor diensten te
ons beleid zijn ingebouwd op de helling te komen
creëren diende de Europese Commissie op 13 januari
staan zonder dat het gepaard gaat met een nood-
2004 een voorstel van richtlijn in betreffende diensten
zakelijke harmonisering op Europees vlak voor de respectieve sectoren;
op de interne markt. De voorgestelde richtlijn wil de juridische belemmeringen wegwerken waarmee dien-
■
de onduidelijkheden in verband met de toepassing van
stenbedrijven kampen als zij zich in andere lidstaten wil-
onze taalwetgeving zowel voor het gebruik van talen
len vestigen of er hun diensten willen aanbieden. Om de
in de bedrijven zelf als voor de consumenten en de
belemmeringen uit de weg te ruimen opteert de Com-
aanbieders en de leveranciers van de diensten.
missie voor een horizontaal wetgevingsinstrument (kaderrichtlijn) dat nagenoeg alle economische dienstensectoren omvat. De Richtlijn zal een grote impact
3. Het belang van de luchthaven
hebben op de dienstenmarkten in de Europese Unie.
Studie van SERV en GOM-Vlaams-Brabant
Ook Vlaanderen en de Vlaamse economie laat dit voor-
Tijdens de DHL-crisis midden 2004 werd samen met
stel van richtlijn niet onberoerd. In zijn aanbeveling van
de GOM-Vlaams-Brabant een studie uitgevoerd om het
14 juli stelt de SERV het principe van de interne markt
belang van de luchthaven als vestigingsfactor en als
voor diensten en de Lissabon-doelstellingen niet in
motor voor de regio te duiden. Deze studie werd op 9 sep-
vraag, maar wel de wijze waarop deze doelstellingen en
tember 2004 door de raad bekrachtigd.
principes in de kaderrichtlijn werden geoperationaliseerd in het bijzonder naar specifieke sectoren toe.
De luchthavenregio heeft een grote concentratie van
De krachtlijnen van de SERV-aanbeveling zijn de volgende:
werkgelegenheid. Er bestaan 4 jobs voor 5 inwoners, waar
het gegeven dat de Kaderrichtlijn de bevoegdhe-
dat in Vlaanderen maar 1 job op 3 inwoners is. Bovendien
den van de Vlaamse Gemeenschap en het Gewest
kende de regio – zij het met een onderbreking in de
miskent en het risico op “hernationalisering”, door
periode 2001-2002 - een sterke werkgelegenheidsgroei.
het verbod op erkenningsmogelijkheden voor spe-
Die groei wordt in grote mate gedragen door regiospe-
cifieke regio’s;
cifieke sectoren, zowel in de industrie als in de diensten.
de groeiende rechtsonzekerheid omwille van een
De luchthaven functioneert duidelijk als groeipool voor
groot gebrek aan coherentie tussen de verschillen-
die specifieke sectoren.
■
■
de initiatieven van de Europese Commissie. Naast de kaderrichtlijn voor de diensten zijn er andere richt-
Op basis van een enquête bij de bedrijven blijkt dat de
lijnen, witboeken en beleidsacties die zich richten op
luchthaven erg belangrijk is voor de bedrijven in de
de openbare dienstverleningsplichten, de diensten van
luchthavenregio. Niet minder dan 37% van de bedrijven
algemeen belang, de uitgesloten diensten…
vindt de aanwezigheid van de luchthaven cruciaal of
Luchthaven ■ Preventief bedrijfsbeleid
42 belangrijk. Deze bedrijven vertegenwoordigen 64,7%
4. Preventief bedrijfsbeleid
van de privé-werkgelegenheid in het gebied. Men kan dus
Met de vergelijkende studie over het preventief bedrijfs-
besluiten dat twee derde van de totale privé-werkgele-
beleid wordt ingegaan op het verzoek van 6 februari
genheid in het gebied afhankelijk is van de luchthaven.
2004 van de toenmalige Vlaamse Regering om dit
In totaal gaat het voor de luchthavenregio om 57.830 tot
onderzoek uit te voeren. In deze studie wordt een diep-
72.023 jobs. De hoofdbrok daarvan bevindt zich in de
gaand onderzoek verricht door de SERV naar de syste-
diensten.
men van preventief bedrijfsbeleid zoals deze worden toegepast in België, Vlaanderen, Wallonië, Brussel, Frank-
De studie besluit dat het belangrijk is om de internationale
rijk, Duitsland, Nederland, Italië, Spanje, Engeland en de
poortfunctie van de luchthaven die door het beleid,
Verenigde Staten. Concluderend kan gesteld worden
ondermeer in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen,
dat enkel in België, (en tot voor kort) in het bijzonder in
wordt naar voren geschoven, ook daadwerkelijk in
Vlaanderen, en in mindere mate in Frankrijk van een
beleidsacties om te zetten.
systeem van preventief bedrijfsbeleid kan gesproken worden.
Naar aanleiding van deze studie onderstreepten de sociale partners in de SERV het sociaal-economische en strategische belang van de luchthaven. De SERV drong bij die gelegenheid aan op een coherente en duurzame totaalvisie over de luchthaven en de regio met ondermeer accent op de sociaal-economische dimensie van het transport, de distributie en de logistiek waarin Vlaanderen een centrale rol speelt en moet spelen.
13
Begroting
1. Richtingaanwijzer voor het begrotingsbeleid van de nieuwe regering
De SERV ziet voor de jaren 2005 – 2009 een verdere
De SERV komt ieder jaar twee maal op de proppen met
einde van de legislatuur. Over de jaren 2005 – 2010
zijn visie over het begrotingsbeleid van de Vlaamse
voorziet de SERV nog gecumuleerde overschotten van
Gemeenschap. In januari maakt de SERV de balans op
1,51 miljard euro. Daarmee is tegen dan de Vlaamse
van de goedgekeurde begroting van het lopend jaar en
schuld grotendeels weggewerkt en blijft er nog ruimte
in juli formuleert de SERV zijn aanbevelingen voor de
over om reserves aan te leggen voor toekomstige uit-
opmaak van de begroting voor het volgend jaar en dat
dagingen. Toch laat dit pad toe dat in de jaren 2005 –
telkens in een lange termijnperspectief. Het was dit jaar
2010 de primaire uitgaven jaarlijks reëel groeien met
niet anders, maar alles stond natuurlijk in het licht van
ongeveer 2,25 % wanneer we uitgaan van een gemid-
de nieuwe legislatuur. Al in juli 2003 had de SERV een
delde reële economische groei van 2 %. Dat laat al een
eerste maal aanbevelingen geformuleerd over het begro-
stevige groei toe en kan bovenop de groeidynamiek van
tingsbeleid in de periode 2004 – 2009 en daarbij al
de begroting bij ongewijzigd beleid beleidsruimte creë-
een eerste raming gemaakt van wat dat zou opleveren
ren voor nieuwe initiatieven. Aanvankelijk was de SERV
aan beleidsruimte voor de nieuwe regering. Die eerste
optimistischer over het niveau van die netto beleids-
aanbevelingen en ramingen werden in het januarirapport
ruimte. In april werd die beleidsruimte nog geraamd op
geactualiseerd en verder uitgewerkt. De SERV hield
3,7 miljard euro. In het uiteindelijke advies dat aan de for-
verder de vinger aan de pols en kwam in april met een
mateur werd overhandigd moest de SERV die beleids-
geactualiseerde versie van de meerjarenraming. Voor het
ruimte fors herleiden tot ongeveer 2,6 miljard euro. Een
eerst werden de belangrijkste resultaten en onderliggende
aantal factoren hebben daar een rol in gespeeld, maar
hypothesen in een handig model op de website geplaatst.
in hoofdzaak had het te maken met de grote kloof die de
Midden in de onderhandelingen voor de vorming van een
begroting 2004 optekende tegenover de afgesproken
nieuwe regering heeft de SERV in zijn jaarlijks advies de
begrotingsdoelstellingen. De verwachtingen voor een ste-
voorstellen voor het begrotingsbeleid en de raming van
vige beleidsruimte gingen er vanuit dat die kloof in
de beleidsruimte nog eens scherp gesteld.
2004 nog werd gedicht. Dat leek gaandeweg niet meer
bijdrage van Vlaanderen in het federale stabilisatieprogramma, maar met afnemende overschotten tegen het
mogelijk. In zijn advies aanvaardde de SERV dat een deel Wat waren de belangrijkste klemtonen voor de begro-
van het probleem werd aangepakt met eenmalige inspan-
tingsaanbevelingen van de SERV?
ningen. Die konden de druk op de volgende legislatuur
De SERV heeft zijn eigen voorstellen voor de begro-
niet volledig wegnemen waardoor de beleidsruimte
tingsdoelstellingen geformuleerd en daarmee een bij-
moest worden bijgestuurd. Maar de SERV drong ook
drage geleverd aan wat de nieuwe regering zal uitwer-
aan op structurele maatregelen voor ongeveer 285 mil-
ken onder de vorm van een eigen Vlaamse toekomstnorm.
joen euro om nog voldoende mogelijkheden te creëren
Begroting
44 in de volgende legislatuur. In tegenstelling met voorstellen vanuit de Vlaamse administratie om het begin van de nieuwe legislatuur te starten met lage overschotten bleef de SERV vasthouden aan het oorspronkelijke voorstel. Dat is overigens ook bevestigd door het latere advies van de Hoge Raad van Financiën en door het regeerakkoord zelf. De belangstelling voor de aanbevelingen en de ramingen van de SERV was bijzonder groot. De SERV heeft twee maal toelichting gegeven in de commissie “financiën en begroting” van het Vlaams Parlement. Onder ruime persbelangstelling heeft de SERV op 30 juni zijn advies overhandigd aan de toenmalige formateur. In januari 2005 heeft de SERV dan het geleverde regeringswerk geëvalueerd.
14
Regulering De SERV heeft met een advies mee aan de wieg gestaan
De Kenniscel Wetsmatiging kreeg de opdracht om de
van de uitbouw van de Kenniscel Reguleringsmanage-
invoering van een systeem van reguleringsimpactana-
ment, intussen herdoopt tot de Kenniscel Wetsmati-
lyse voor te bereiden en op een Vlaamse leest te schoei-
ging. Via adviezen over decreten en besluiten bewaakt
en. Het stelde daartoe een consultatienota op dat ter
de SERV mee de kwaliteit van de wetgeving, alsook de
raadpleging werd voorgelegd aan de administraties, de
haalbaarheid en de uitvoerbaarheid ervan in de praktijk.
Vlaamse openbare instellingen en diverse experten.
De SERV is ook, omwille van zijn ervaring en expertise terzake, nauw betrokken in de uitvoering van de over-
De SERV heeft op 21 april 2004 een aanbeveling uitge-
heidsdoelstelling rond reguleringsmanagement. Getui-
bracht over deze consultatienota.
ge hiervan zijn de gedachtewisseling tussen de Vlaam-
Reguleringsimpactanalyse is een strategisch instru-
se Minister-president en actoren uit het maatschappelijk
ment voor het bevorderen van de regelgevingskwali-
middenveld d.d. 2 april 2003 om tot een mogelijke
teit. De raad verwijst hiervoor naar de functies die RIA
samenwerking rond reguleringsmanagement te komen,
terzake kan vervullen inzake verbetering van regelge-
de bijdrage van de SERV aan het Actieprogramma “Regu-
vingskwaliteit, evenwichtige besluitvorming, beleids-
leringsmanagement 2003-2004” en meer recentelijk nog
coördinatie, meer welvaart en welzijn, sociale recht-
de uitgangspunten die werden ingenomen ten aanzien
vaardigheid,
van het in het kader van de Ondernemingsconferentie
transparantie van het beslissingsproces en dynamiek. Al
geuite beleidsvoornemen van de Vlaamse Regering om
deze aspecten moeten leiden tot een verhoogde doel-
in de schoot van de SERV een Toetspanel voor Bedrij-
matigheid en efficiëntie van de regelgeving.
ven op te richten.
Het systeem, zoals uitgewerkt in de consultatienota
wetsmatiging,
onderbouwing
en
van de Kenniscel Wetsmatiging, is volgens de raad
Een centraal onderdeel van reguleringsmanagement is reguleringsimpactanalyse of RIA. RIA is een instrument om betere regelgeving te maken, door het versterken van de rationele, analytische basis voor beslissingen en door het vergroten van de transparantie van het regelgevingsproces. Er worden drie vormen van RIA in Vlaanderen voorzien: een lichte RIA voor ontwerpregelgeving met een regulerende impact, een zware RIA voor ontwerpregulering met een substantiële impact en een RIE of reguleringsimpactevaluatie hetgeen slaat op de ex post doorlichting van al bestaande regelgeving.
behoorlijk geargumenteerd en onderbouwd en betekent een belangrijke stap vooruit. De uitbouw van een RIAsysteem verdient van overheidswege de nodige ondersteuning. Ook de raad zelf is bereid om in overleg met de Kenniscel mee te werken aan de optimalisering van het systeem in Vlaanderen. Nochtans werden ook enkele fundamentele bemerkingen geformuleerd bij de consultatienota. De belangrijkste betreft de ondergewaardeerde strategische rol ex ante van het middenveld bij de beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie. De rol van de Vlaamse sociale partners wordt vooral ex post benaderd wanneer het gaat over de
Reguleringsimpactanalyse
46 controle van de inhoudelijke kwaliteit van een RIA. De raad vindt het belangrijk dat het middenveld in een vroeg stadium van het beslissingsproces wordt betrokken. In de eerste plaats denkt de raad hierbij aan de strategische adviesraden. Wat de SERV betreft, is de raad van oordeel dat hij zowel in zijn hoedanigheid van overlegorgaan als van strategisch adviesorgaan voor het beleidsdomein EWT ex ante betrokken dient te worden bij de uitwerking van een RIA.
15
Internationaal 1. Europese Unie
Roemeense KMO-organisaties op bezoek en op 14 decem-
In 2004 heeft de SERV voor het eerst meegedaan aan
ber maakten we kennis met de Turkse “VDAB”-dien-
de selectieproeven voor Europese twinning-projecten in
sten.
het kader van PHARE. PHARE is het Europees samenwerkingsprogramma dat de toekomstige lidstaten van waardig lidmaatschap. De SERV deed twee maal mee. Eén
3. Technische partner bij IAOproject met Letland
keer in Roemenië voor een twinning-project voor de
Het IAO-project “Bevordering van het sociaal overleg in
bevordering van diversiteit en gelijke kansen. De twee-
Letland” dat in 2002 van start ging, werd afgesloten in
de keer voor de ondersteuning en capaciteitsopbouw van
2004 met een trainingssessie voor de vertegenwoor-
het sociaal overleg in Bulgarije. Voor dit laatste project
digers van de Letse sociaal-economische raad en van de
werd de SERV geselecteerd als junior partner. In 2005
bevoegde ministeriële diensten. Deze mensen kregen op
zal dit project starten en zullen de Vlaamse sociale
de SERV een opleiding op maat en toerden door Vlaan-
partners samen met de Engelse en de Noordierse hoofd-
deren voor bezoeken aan de Vlaamse sociale partners
partner opleidingen organiseren voor de Bulgaarse
en bedrijven.
de Europese unie mee helpt begeleiden naar het vol-
sociale partners en het Bulgaarse ministerie, zowel in Bulgarije als in Vlaanderen. De federale overheidsdienst voor werkgelegenheid is ook betrokken bij dit project.
2. Buitenlandse delegaties op bezoek Ook in 2004 ontving de SERV allerhande buitenlandse delegaties. Op 27 januari 2004 stelde de SERV zijn werking voor aan een delegatie van Estse arbeidsmarktspecialisten van werkgeversorganisaties en vakbonden binnen een PHARE-Twinning-project rond sociale dialoog in Estland. Op 1 juni was er een groep van Chinese afgevaardigden van het ministerie van Arbeid en van de plaatselijke ( provinciale) werkgelegenheidsagentschappen. Op 14 september kwamen de vertegenwoordigers van de
Europese Unie ■ IAO
48 4. Internationale Arbeidsconferentie 2004
7. Adviezen
De SERV was aanwezig op de 92ste Internationale
tionale akkoorden en samenwerkingsovereenkomsten.
Arbeidsconferentie die plaatshad in Genève van 1 juni tot
De belangrijkste waren deze over de Europese grondwet
17 juni 2004. Het SERV-secretariaat nam deel aan de
en deze over het voorstel van Europese richtlijn over de
besprekingen in de commissie Human Resources over een
vrijmaking van de diensten ( de zogenaamde Bolkestein-
herziening van de aanbeveling over leven lang leren die
richtlijn).
in een tweede lezing was geagendeerd. Deze commissie
Het SERV-advies over de interne dienstenmarkt kende
- samengesteld uit vertegenwoordigers van de werk-
heel wat respons en het stoffeerde het standpunt van de
nemersorganisaties, de werkgeversorganisaties en de
Vlaamse Regering. Omdat het over een voor sociale
nationale regeringen - rondde de discussie verder af
partners zeer belangrijk thema ging werd een voorlich-
zodat de nieuwe aanbeveling kon worden goedgekeurd
tingsvergadering met de Vlaamse Europese parle-
in de plenaire bijeenkomst
mentsleden georganiseerd. Deze ontmoeting was een
Ook in 2004 bracht de SERV advies uit over interna-
succes en kwam op een geschikt moment omdat het in deze richtlijn om een medebeslissingsprocedure van
5. SER Baskenland
het Europees Parlement gaat.
In mei 2004 bracht een SERV-delegatie o.l.v. SERVvoorzitter Kris Peeters een werkbezoek aan SER-Baskenland, in opvolging van het bezoek aan Vlaanderen in
8. Samenwerking met Nederland
mei 2003.
Om de twee jaar organiseren de Nederlandse SER en de
Op de CES Vasco (Baskische sociaal-economische raad)
SERV een gemeenschappelijk seminarie of colloquium.
was er een ontmoeting met de voorzitter van de CES, de
In 2004 begon men met de voorbereiding ervan.
secretaris-generaal en met een aantal leden van de
In november nam de SERV deel aan de Belgisch-Neder-
Baskische sociaal-economische raad zelf. Vervolgens
landse conferentie in Den Haag.
waren er ontmoetingen met diverse personaliteiten en bezoeken aan instellingen in Spaans Baskenland. Ter gelegenheid van het SERV-bezoek werd een persconferentie met de beide voorzitters belegd. Op het niveau van de secretariaten werd overeengekomen dat de mogelijkheid van een netwerk van regionale Europese sociaal-economische raden onderzocht wordt. In oktober 2004 kwam een beperkte Baskische delegatie naar de SERV en werden de eerste stappen gezet voor de mogelijke oprichting van een Europees netwerk. In 2005 wordt dit alvast vervolgd.
6. Technische bijstand aan de sociaal-economische raden van Kroatië Van 19 tot 23 januari 2004 verzorgde het SERV-secretariaat samen met de GOM Vlaams-Brabant een opleidingssessie voor de leden van de Kroatische regionale sociaal-economische raden. Het thema van de trainingen die plaats hadden in Zagreb en in Split was de betrokkenheid van sociale partners bij de sociaal-economische ontwikkeling van de streek. Dit project werd gefinancierd door het Amerikaanse US AID en was een spin off van een eerder bezoek van de Kroatische SER aan de SERV in Brussel.
16
Ontwikkelingssamenwerking In 2003 startte de SERV een werking rond ontwikkelingssamenwerking en werden er dat jaar nog verscheidene adviezen verstrekt over deeldomeinen van de ontwikkelingssamenwerking. In maart 2004 gaf de SERV advies over het kaderdecreet voor de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking aan de voorzitter van het Vlaamse Parlement. Dit kaderdecreet kwam er aan het eind van de legislatuur en werd uiteindelijk niet meer behandeld. In het SERV-advies werd aandacht gevraagd voor het sociaal-economische luik en het sociaal overleg, ook binnen de ontwikkelingssamenwerking. Sociaal-economische ontwikkeling is immers één van de basisvoorwaarden voor duurzame menselijke ontwikkeling. De SERV deelt de mening van de Internationale Arbeidsorganisatie dat welvaart en economische groei het meest gebaat zijn met harmonieuze sociale verhoudingen. Sociaal overleg is dan ook een fundament van democratische ontwikkeling en de implementatie op de werkvloer is bij uitstek een zaak van sociaal overleg. De Vlaamse Regering zal een nieuw decreet moeten uitvaardigen. De SERV zal in elk geval verder deelnemen aan het debat over de invulling van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking.
17
Netwerken De SERV kreeg bij de start van de convenants de coördinatie van drie thematische netwerken van sectorconsulenten als opdracht. Om dit waar te maken kreeg de SERV vanaf 1 mei 2004 een extra medewerker toegewezen die de drie netwerken, zijnde diversiteit & kansengroepen, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en levenlang leren & competentiemanagement, trekt. Er vonden 9 netwerkbijeenkomsten plaats (en één werkgroep over woon-werkverkeer), eind 2004 waren in elk netwerk ongeveer 18 sectoren vertegenwoordigd alsook vertegenwoordigers van de administratie Werkgelegenheid, de dienst Beroepsopleiding (DBO) en het ESF-Agentschap. De netwerken stonden in 2004 vooral in het teken van uitwisseling van ervaring en het geven van informatie. Peterschapsopleiding, Investors in People, Nederlands op de werkvloer in KMO’s, diversiteitsplannen, aanpak knelpuntberoepen, voortrajecten en instroomprojecten, stages en stageregelgeving, ontwikkeling Regionale Technologie Centra, meten van competenties, …. zijn enkele thema’s die aan bod kwamen. Zowel sectorconsulenten zelf als sprekers en experts van VDAB, administraties, onderwijsinstellingen, sociale partners, kabinetten, STV-Innovatie & Arbeid en SERV verschaften informatie of leverden een insteek voor discussies. In 2005 worden de netwerkbijeenkomsten verder ontwikkeld, zowel inhoudelijk als naar aantal bijeenkomsten, en uitgebreid met werkgroepen en themadagen.
18
Beroepsprofielenwerking In 2004 werd het team van de profielenwerking van de SERV versterkt met twee extra onderzoekers tot een totaal van acht onderzoekers. Met zijn allen zijn die er in 2004 in geslaagd 23 beroepsprofielen en 2 beroepenstructuren af te werken en 38 profielen en 2 beroepenstructuren te starten. Er werd een nota gemaakt over welzijn op het werk die intersectoraal werd besproken en goedgekeurd zodat nu in elk profiel de takentabellen en vereiste competenties voor welzijn op het
Een belangrijke nieuwe evolutie is het erkennen van competenties (EVC) en meer bepaald de titels van beroepsbekwaamheid en de standaarden daarvoor. Om iemands competenties te beoordelen zijn er Vlaamse standaarden nodig. Die zullen worden afgeleid van de profielen die de SERV maakt in samenwerking met de sectoren. De SERV-profielenwerking heeft van de Vlaamse minister van Onderwijs, Vorming en Werk de opdracht gekregen die standaarden te maken.
werk eenvormig worden beschreven. Hetzelfde gebeurde met de tabellen voor HRM voor niet-HRM beroepen
Het SERV-profielenteam is o.m. in het kader van EVC en
en ICT voor niet-ICT beroepen. Ook de tabellen over
het opstellen van een kwalificatiestructuur in Vlaande-
bedrijfsbeheer werden gestandaardiseerd. De intersec-
ren, op studiebezoek geweest naar Ierland, Engeland en
torale legitimering ervan zal begin 2005 gebeuren. Nog
Schotland. De bedoeling van die studiereizen was infor-
een belangrijke activiteit was het intersectoraal uit-
matie te verzamelen door bezoeken aan de relevante
werken van een operatorentypologie. Op basis van een
actoren en gesprekken met experts over de wijze waar-
voorlopig intersectoraal akkoord hierover werd in 2004
op in die landen kwalificaties worden onderbouwd van-
gestart met het maken van beroepsprofielen van ope-
uit competentieprofielen die door de sociale partners wor-
ratoren in o.a. de metaal- en technologische industrie en
den gemaakt of gelegitimeerd en hoe ver men daar
de scheikundige industrie.
staat met het erkennen van non-formeel en informeel leren, en hoe men de standaarden daarvoor opvat, het
Er werd ook vergaderd met de Dienst voor onderwijs-
assessment heeft uitgebouwd, enzovoort.
ontwikkeling om een aantal knelpunten en onduidelijkheden in de profielen te overlopen in het licht van het
Ook nog in 2004 is het externe evaluatieonderzoek
opstellen van specifieke eindtermen.
gestart over de profielenwerking. Het studiebureau Tempera heeft de opdracht gekregen de profielenwerking qua gebruik en methode door te lichten zodat de SERV een duidelijk beeld krijgt van de verspreiding en het gebruik van de profielen en beroepenstructuren en het format en de methode kunnen worden aangepast aan een aantal nieuwe ontwikkelingen zoals profielen voor hoger opgeleiden, voor nieuwe beroepen, voor standaarden,….
19
Sectorcommissies Elke sectorcommissie bestaat uit twintig vertegen-
zien goederenvervoer door zijn specifieke karakter een
woordigers van de representatieve Vlaamse sociale
specifieke benadering en aanpak vergt, achtte de sec-
partners uit de betrokken sector. Tien leden vertegen-
torcommissie goederenvervoer het aangewezen om in
woordigen de Vlaamse werkgeversorganisaties. Tien
het verlengde van het SERV–advies een aanbeveling
leden vertegenwoordigen de Vlaamse werknemersor-
over het Mobiliteitsplan Vlaanderen te formuleren die zich
ganisaties. Voor het voorzitterschap en het dagelijks
hoofdzakelijk toespitst op het goederenvervoer. Ook
bestuur wordt dezelfde methode als bij de SERV gevolgd.
hoopte de commissie met deze aanbeveling een aantal
Jaarlijks wordt de vertegenwoordiger van een andere
acute bekommernissen op de politieke agenda te plaat-
organisatie respectievelijk voorzitter of ondervoorzitter
sen.
van de sectorcommissie en van het dagelijks bestuur. De voorzitter en ondervoorzitter mogen nooit tegelijk uit de werkgevers- of werknemershoek komen.
1. Sectorcommissie Goederenvervoer De sectorcommissie Goederenvervoer werd opgericht op 29 april 1991. Binnen deze commissie gebeurt het soci-
De aanbeveling van de sectorcommissie over het Mobiliteitsplan in een notendop Het Mobiliteitsplan is een stap in de goede richting. Toch is van een duidelijke, afgelijnde en doelgerichte visie op mobiliteitsbeleid voor het goederenvervoer en de integratie in de logistieke ketting nauwelijks sprake.
aal overleg over alles wat verband houdt met het goederenvervoer in Vlaanderen: het goederenvervoer over de weg, per spoor, via de binnenscheepvaart, de luchtvaart en het maritiem vervoer.
Er moet een afzonderlijk “lange termijn programma” voor goederenvervoer en logistiek opgesteld worden. Op basis van dergelijk programma moet een concreet “korte termijn actieprogramma” worden uitgewerkt.
1.1. Activiteiten Op 17 oktober 2003 werd door de Vlaamse Regering het aangepaste “Mobiliteitsplan Vlaanderen: beleidsvoornemens” principieel goedgekeurd. Dit plan geeft een richtinggevend kader voor het toekomstige mobiliteitsbeleid in Vlaanderen voor de korte (tot 2007) en de middellange termijn (tot 2012). De SERV heeft eind 2003 over het Mobiliteitsplan een advies uitgebracht. Aangezien het goederenvervoer een belangrijke factor is binnen het algemene mobiliteitsgebeuren en aange-
Er moet gestreefd worden naar een weloverwogen realisatie van enkele strategische infrastructurele missing links die absoluut noodzakelijk zijn voor een duurzame verbetering van de mobiliteit en het goederenvervoer. De Vlaamse Regering moet zich engageren om deze missing links effectief binnen een vastgestelde termijn te realiseren.
Mobiliteitsplan Vlaanderen ■ Acquis communautaire ■ Sectorconvenant Bouw
53 De invoering van een kilometerheffing is een transparantere en duurzamere regeling dan een jaarlijks te betalen niet-variabele “belasting”. Maar de kilometerheffing moet voldoen aan een aantal strikte voorwaarden.
staten er niet in slagen om het volledige acquis communautaire, en meer in het bijzonder de regelgeving voor vrij verkeer van goederen, vervoersbeleid, sociaal beleid, milieu en fiscaliteit, ook daadwerkelijk toe te passen. Zo zijn er momenteel grote discrepanties tussen de toetredende lidstaten en de huidige lidstaten op
Voor een grotere verkeersveiligheid moet er een onafhankelijk adviserend instituut voor ongevallenanalyse komen dat belast is met het onderzoek naar de oorzaken van ongevallen of incidenten in de transportsector.
het vlak van verloning en sociale verworvenheden, maar ook op milieu-technisch en fiscaal vlak vaart of rijdt het nieuwe Europa met verschillende snelheden. De aanbeveling is dan ook in de eerste plaats bedoeld als een signaal en dringende oproep aan de Vlaamse over-
Er moet een overkoepelend, bovengemeentelijk beleidskader voor stedelijke distributie worden ontwikkeld, waarbij gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke afstemming van de venstertijden voor het leveren en/of afhalen van goederen in de steden en gemeenten.
heid, maar ook aan de federale en Europese overheden
De overheid moet ervoor zorgen dat uitzonderlijke transporten op een behoorlijke wijze kunnen gebeuren en dat de infrastructuur die hiervoor gebruikt moet worden voldoet aan de vereisten van deze transporten.
1.2. Bijeenkomsten
Er moet eindelijk een duidelijke stap voorwaarts gezet worden om te komen tot een grotere flexibilisering van de logistieke concepten in het goederenvervoer. Hierbij moet men nadenken over concepten van flexibilisering over alle sectoren heen.
■
29 januari 2004
■
3 maart 2004
■
18 juni 2004
om bijzonder waakzaam te zijn en zeer alert te blijven voor de al dan niet naleving en de werkelijke toepassing van het aqcuis communautaire door de kandidaat-lidstaten.
De commissie kwam bijeen op: ■
22 maart 2004
Het dagelijks bestuur kwam bijeen op:
2. Sectorcommissie Hout en Bouw De sectorcommissie Hout en Bouw werd opgericht op 26 De sectorcommissie Goederenvervoer heeft in 2004
maart 1997. Deze commissie formuleert aanbevelingen
ook een aanbeveling uitgebracht over de uitbreiding
en adviezen van de bouw- en houtsector.
van De Europese Unie, het communautair acquis en de impact ervan op de transportsector.
2.1. Activiteiten Ook in 2004 was de werking van de sectorcommissie
De Europese Unie stond in 2004 voor de grootste uit-
vooral gericht op de operationalisering van de bouw-
breiding uit haar geschiedenis. Deze operatie plaatst de
sectorconvenant. De diverse aspecten van het convenant
Europese Unie, de andere lidstaten, maar ook het eco-
werden van zeer nabij opgevolgd en gestuurd. Daar-
nomisch en maatschappelijk weefsel en de transport-
naast werden binnen de sectorcommissie de bijeen-
sector in zijn geheel voor niet eerder vertoonde uitda-
komsten van het Vlaams Bouwoverlegcomité (VBOC)
gingen. Het Europese beleid zal de komende jaren
voorbereid.
ongetwijfeld worden beheerst door de uitbreiding en de gevolgen ervan.
De werkgroep Bouw van de sectorcommissie Hout en Bouw richtte op 5 maart 2004 een aanbeveling aan
In het licht van deze uitbreiding hebben de nieuwe kandidaat-lidstaten er zich toe verbonden om het volledige pakket van de Europese regelgeving over te nemen; het zogenaamde “acquis communautaire”.
minister Landuyt over bedrijfsoverschrijdende projecten m.b.t. diversiteit. Eind 2004 werden in de werkgroep ook de besprekingen gevoerd over een verlenging van het aflopende conve-
De commissie wilde via deze aanbeveling haar bekom-
nant. Op 17 december 2004 werd het nieuwe convenant
mernis uiten over de reële gevaren en bedreigingen
ondertekend.
voor de eigen transportsector indien de nieuwe EU-lid-
54 2.2. Bijeenkomsten
3.1. Bijeenkomsten
De sectorcommissie Hout en Bouw kwam in 2004 niet
De sectorcommissie kwam in 2004 niet bijeen.
samen, het dagelijks bestuur evenmin. De werkgroep Bouw van de sectorcommissie Hout en Bouw kwam samen op:
4. Sectorcommissie Textiel en Confectie
■
19 januari 2004
De sectorcommissie Textiel en Confectie werd opge-
■
2 februari 2004
richt op 29 april 1991. Binnen deze commissie gebeurt
■
1 maart 2004
het sociaal overleg over alles wat verband houdt met tex-
■
5 april 2004
tiel en confectie in Vlaanderen: de bewerking of ver-
■
10 mei 2004
werking van textielstoffen in de diverse stadia van het
■
27 september 2004
omvormings- of veredelingsproces, de productie van
■
29 oktober 2004
textielvezels voor scheikundige procédés, het roten en
■
23 november 2004
zwingelen van vlas, de confectie en maatwerk van alle
■
24 november 2004
artikelen in textielstoffen en de fabricage, de confectie
■
2 december 2004
of de omvorming van bestanddelen of van kledingtoebehoren inclusief het verven of reinigen ervan.
3. Sectorcommissie Metaal- en Technologische Industrie
4.1. Activiteiten
De sectorcommissie Metaalverwerking is opgericht op
worden bereikt tussen de sociale partners om via het
29 april 1991.
overleg- en adviesplatform van de sectorcommissie Tex-
In de loop van 2000-2001 heeft de sectorcommissie
tiel & Confectie, opnieuw gezamenlijke activiteiten op te
een dossier voorbereid om zijn titulatuur en bevoegd-
starten. In 2004 werd tot een eerste aanzet daartoe
heidsomschrijving te wijzigen. Dit initiatief werd geïns-
beslist.
Na een periode van inactiviteit kon in 2004 een akkoord
pireerd vanuit de vaststelling dat de geldende titel en bevoegdheidsomschrijving niet langer de lading dek-
4.2. Bijeenkomsten
ken van de sector, zowel organisatorisch als ratione
Het dagelijks bestuur kwam bijeen op:
materiae.
■
15 juni 2004
Dit initiatief mondde uit in een besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 (B. S. 1 februari 2002) se Regering van 19 september 1990 tot uitvoering van
5. Sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg
artikel 7bis van het decreet van 27 juni 1985 op de
De sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg werd
SERV, worden gewijzigd.
opgericht op 21 april 1994. Binnen deze commissie
Sindsdien gaat de sectorcommissie door het leven onder
gebeurt het sociaal overleg over alles wat verband
de benaming sectorcommissie Metaal- en Technologische
houdt met de welzijns- en gezondheidszorg in Vlaande-
Industrie. Binnen deze commissie gebeurt het sociaal
ren: onderdelen van het gezondheidsbeleid, de bijstand
overleg over alles wat verband houdt met volgende
aan personen, het onthaal en de integratie van inwijke-
domeinen: metalen en materialen, de eerste metaal-
lingen, het bejaardenbeleid en de jeugdbescherming.
waarbij de artikelen 1 en 2 van het besluit van de Vlaam-
verwerking, de ijzer- en staalproductie, de metaalproducten, de metaalbouw inclusief montageactiviteiten, de
5.1. Bijeenkomsten
machinebouw, de productie van defensie- en veilig-
De sectorcommissie Welzijns- en Gezondheidszorg kwam
heidsmateriaal, van elektrotechniek en elektronica, van
samen op 23 april 2004.
informatie- en communicatietechnologie, de vervaardiging van automobiel-, lucht- en ruimtevaartuigen als-
Het dagelijks bestuur van de sectorcommissie Welzijns-
mede van ander transportmateriaal, de kunststofver-
en Gezondheidszorg kwam samen op:
werking inclusief de nieuwe materialen.
■
5 mei 2004
■
26 november 2004
Sectorconvenant Toerisme
55 6. Sectorcommissie Toerisme
schillende beleidsaccenten die voor de toeristische sec-
De sectorcommissie Toerisme werd opgericht op 31
tor van belang zijn.
oktober 2001. Binnen deze commissie gebeurt het sociaal overleg over alles wat verband houdt met toerisme
Naar aanleiding van de verkiezingen werd ook door Toe-
in Vlaanderen. De bedrijfstakken die binnen dit sociaal
risme Vlaanderen een programma opgesteld en over-
overleg tot de toeristische sector worden gerekend zijn
handigd aan de nieuwe minister. De heer Vanseveren van
de logiesverstrekkende bedrijven, de restaurants en
Toerisme Vlaanderen heeft bij die gelegenheid een toe-
cafés, de vermaak- en recreatiebedrijven, de kantoren
lichting gegeven aan de sectorcommissie waarbij hij
die organiseren, verkopen en/of bemiddelen (reisbu-
het belang van onderling contact en overleg tussen Toe-
reaus, touroperators,…) en het personenvervoer. Deze
risme Vlaanderen en de sectorcommissie benadrukte.
sectorcommissie vertegenwoordigt dus een niet duidelijk af te bakenen bedrijfssector waar verscheidenheid
Eind oktober ontving de sectorcommissie twee advies-
troef is.
vragen van minister Bourgeois. In een eerste adviesvraag,
De sectorcommissie heeft als doel een belangrijke rol te
waar de sectorcommissie zich meteen over gebogen
spelen op het vlak van ondernemerschap, het gaat
heeft, werd gevraagd naar de mogelijkheden om het
immers om een sector met een grote verscheidenheid
toeristisch rendement in Vlaanderen te verhogen door
waarin de noden en problemen binnen de subsectoren
het Vlaams imago in het buitenland te versterken. Het
sterk gelijklopend zijn. Ook zal de commissie werken aan
advies over het buitenlands beleid voor toerisme zal in
inzetbaarheid, welke mensen kunnen in de sector tewerk-
2005 worden uitgebracht.
gesteld worden en wat zijn de vereiste basiscompetenties? Ten slotte besteedt de commissie ook aandacht aan
Een tweede adviesvraag betrof de administratieve ver-
het belang van de aanpasbaarheid van de onderneming
eenvoudiging voor de toeristische sector. In het kader
en de werknemer aan de ontwikkelingen in toerisme.
van dit advies werd bij de leden van de sectorcommissie een rondvraag gedaan naar knelpunten in de regel-
6.1. Activiteiten
geving en voorstellen tot verbetering ervan. Ook dit
In 2004 werd er verder werk gemaakt van het convenant
advies zal uitgebracht worden in 2005.
voor toerisme. Er werd een actieplan opgesteld en zowel het convenant als het actieplan werden ter goedkeuring
6.2. Bijeenkomsten
voorgelegd aan de administratie Werkgelegenheid en Eco-
De commissie kwam bijeen op:
nomie. Ook had het dagelijks bestuur van de sector-
■
7 mei 2004
commissie een onderhoud met het dagelijks bestuur
■
17 juni 2004
van de SERV om te bespreken hoe de sectorconsulent
■
23 september 2004
precies zou worden ingeschakeld ten aanzien van de sectorcommissie. Het is de bedoeling dat de consulent in de
Het dagelijks bestuur vergaderde op:
eerste plaats werkt voor en aangestuurd wordt door
■
de sectorcommissie.
14 april 2004 onderhoud met het dagelijks bestuur van de SERV
■
7 mei 2004
De sectorcommissie heeft ook een rondvraag gedaan bij
■
27 mei 2004
haar leden naar prioriteiten en knelpunten die zij onder-
■
4 juni 2004
vinden en die ze door de commissie behandeld willen zien.
■
17 juni 2004
Op basis van de binnengekomen reacties werd een werk-
■
23 september 2004
programma uitgewerkt dat ook de basis vormde voor het
■
12 oktober 2004 onderhoud met minister Bourgeois
memorandum dat de sectorcommissie heeft opgesteld
■
18 november 2004
naar aanleiding van de verkiezingen en de aanstelling van
■
3 december 2004
de nieuwe Minister voor Toerisme. In dit memorandum
■
23 december 2004
ging de aandacht vooral uit naar het belang van een geïntegreerd toeristisch beleid waarbij vertrokken wordt van een nauwe samenwerking tussen de privé-sector en de overheidsdiensten. Ook het optimaal gebruik van de nieuw opgezette structuren in het kader van het Beter Bestuurlijk Beleid is een aandachtspunt. Verder wordt in het memorandum nog aandacht gevraagd voor ver-
20
Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling 1. Adviescommissie
voor uitzendactiviteiten in de artistieke sector. Hier-
Eind 2004 waren er 793 bureaus erkend om arbeids-
voor waren er eind 2004 12 bureaus erkend.
bemiddelingactiviteiten in Vlaanderen uit te oefenen. Het
Eind 2004 beschikten 112 bureaus over een erkenning
gaat hierbij om uitzendbureaus, wervings- en selectie-
om (algemene) uitzendactiviteiten te verrichten in Vlaan-
bureaus, outplacementbureaus, sportmakelaars en
deren; waren er 90 bureaus erkend om outplacement-
bemiddelaars van schouwspelartiesten. Veel bureaus
activiteiten te verrichten; waren er 82 bureaus erkend
zijn erkend voor meerdere vormen van arbeidsbemid-
om aan arbeidsbemiddeling van betaalde sportbeoefe-
deling. Aan de 793 erkende bureaus werden er 1.147
naars te doen en waren er 199 bureaus erkend om
erkenningen toegestaan.
schouwspelartiesten te bemiddelen.
De private ondernemingen die arbeidsbemiddelingacti-
Er waren 638 bureaus erkend die over een algemene
viteiten in Vlaanderen willen uitoefenen, moeten hiertoe
erkenning voor private arbeidsbemiddeling beschikken.
vooraf erkend worden door de Vlaamse minister voor
Deze erkenning is vereist om aan werving en selectie voor
Werkgelegenheid. Deze erkenning wordt al dan niet toe-
gewone, vaste jobs te doen. Er dient evenwel op gewe-
gestaan op voorstel van de adviescommissie.
zen dat sinds het Decreet van 13 april 1999 houdende de
Van erkende bureaus die de erkenningsvoorwaarden
erkenningsregeling voor private arbeidsbemiddeling in
niet naleven, kan – indien het om ernstige en/of herhaalde
Vlaanderen, bureaus die een nieuwe aanvraag doen
overtredingen gaat – na advies van de adviescommissie
voor een bemiddelingsactiviteit waarvoor een aparte
de erkenning ingetrokken worden.
erkenning vereist is, automatisch ook erkend worden als bureau voor private arbeidsbemiddeling. Rekening hou-
Hoewel als gevolg van een decreetswijziging vanaf 2004
dende met dit laatste en met de kernactiviteiten van de
opnieuw erkenningen van bepaalde duur (1 tot 4 jaar) kun-
erkende bureaus, waren er eind 2004 ongeveer 416
nen toegestaan worden, werd van deze mogelijkheid – op
erkende bureaus waarvan de hoofdactiviteit werving
voorstel van de adviescommissie – nog maar voor één
en selectie voor gewone, vaste jobs is.
bureau gebruik gemaakt. Alle overige bureaus werden erkend voor onbepaalde duur.
2. Activiteiten in 2004 In 2002 werd in Vlaanderen een aparte erkenning inge-
In 2004 waren er 10 bijeenkomsten van de adviescom-
steld voor uitzendactiviteiten in de bouwsector. Eind
missie. Er werden door de commissie 115 adviezen uit-
2004 beschikten 10 bureaus over een dergelijke erken-
gebracht.
ning. Uitzendactiviteiten in de bouw mogen niet gecom-
De adviescommissie kan beslissen om de zaakvoer-
bineerd worden met uitzendactiviteiten in andere sec-
der(s) van bureaus uit te nodigen voor een hoorzitting.
toren.
Bedoeling hierbij is dat uitleg wordt verstrekt bij de
In 2003 werd ook een afzonderlijke erkenning voorzien
(toekomstige) werking van de firma. In 2004 waren er
Erkenningsaanvragen
57 29 hoorzittingen, waarvan 10 n.a.v. het indienen van een erkenningsaanvraag. Er werden in 2004 door de adviescommissie 91 nieuwe erkenningsaanvragen geadviseerd. Verder waren er 16 uitbreidingsaanvragen door bureaus die al voor bepaalde bemiddelingsactiviteiten erkend waren en die ook andere bemiddelingsactiviteiten willen verrichten. Het ging hierbij vooral om uitbreidingsaanvragen om ook uitzendactiviteiten in de artistieke sector te kunnen verrichten. Van de bureaus die in 2004 een nieuwe erkenning hebben gevraagd, waren er 10 die – naast de algemene erkenning voor arbeidsbemiddeling (op grond waarvan een bureau aan werving en selectie voor gewone, vaste jobs mag doen) – ook uitzendactiviteiten willen verrichten en 11 die ook outplacementbegeleiding willen verstrekken. Twintig firma’s of natuurlijke personen hebben een erkenning aangevraagd om schouwspelartiesten te bemiddelen en 10 sportmakelaars hebben een erkenning gevraagd. Er waren in 2004 4 erkenningsaanvragen voor uitzendactiviteiten in de bouw. Er waren 10 uitzendbureaus die in 2004 een uitbreiding van hun erkenning hebben gevraagd om ook uitzendactiviteiten in de artistieke sector te kunnen verrichten. In 2004 heeft de adviescommissie voorgesteld om de erkenning in te trekken van 5 bureaus omdat ze de regelgeving niet naleefden: het ging hierbij om 4 uitzendbureaus en 1 bureau voor arbeidsbemiddeling van schouwspelartiesten. De erkenningen van deze 5 bureaus werden ingetrokken door de bevoegde Vlaamse minister. Verder werden door de adviescommissie 5 negatieve adviezen uitgebracht over erkenningsaanvragen omdat niet voldaan werd aan de erkenningsvoorwaarden. Ook werd door de adviescommissie voorgesteld om de erkenning van onbepaalde duur van 3 bureaus om te zetten in een erkenning voor 6 maanden. Bedoeling is dat de betrokken bureaus zich tijdens deze periode van 6 maanden opnieuw in regel stellen. Alle adviezen in 2004 werden door de adviescommissie bij eenparigheid uitgebracht. Alle adviezen werden ook gevolgd door de bevoegde Vlaamse minister. In 2004 werd(en) de erkenning(en) geschrapt van 51 bureaus wegens stopzetting van de arbeidsbemiddelingactiviteiten.
21
Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds 1. Herplaatsingsfonds
De Begeleidingscommissie van het Herplaatsingsfonds
Het Herplaatsingsfonds werd opgericht bij Decreet van
geeft de Vlaamse Minister bevoegd voor werkgelegen-
18 mei 1999 en heeft als doel outplacementbegeleiding
heid advies over de aanvragen tot tegemoetkoming
vanuit Vlaamse overheidsmiddelen te betalen voor werk-
vanuit het Herplaatsingsfonds.
nemers die werkloos geworden zijn in een onderneming
De Begeleidingscommissie brengt meer in het bijzonder
of vzw die zelf niet meer over de financiële middelen
advies uit over:
beschikt om deze begeleiding te financieren.
■
Aanvankelijk was het toepassingsgebied beperkt tot werknemers die werkloos geworden zijn als gevolg van
vraag; ■
het faillissement van een onderneming of van de gerech-
de bepaling van de categorieën van ex-werknemers die bij voorrang in aanmerking komen gelet op de toe-
telijke ontbinding van een vzw wegens kennelijke staat van onvermogen.
de ontvankelijkheid en gegrondheid van de aan-
stand op de arbeidsmarkt; ■
het aantal ex-werknemers dat in aanmerking komt
Bij Decreet van 14 maart 2003 werd dit toepassings-
voor een gewone resp. voor een verhoogde tege-
gebied – mede op voorstel van de SERV – uitgebreid tot
moetkoming;
de ex-werknemers van ondernemingen waaraan een
■
specifiek voor ondernemingen in moeilijkheden, de
gerechtelijk akkoord is toegestaan en de ex-werkne-
bewijsstukken die worden voorgelegd om aan te
mers van ondernemingen in moeilijkheden. Voor deze
tonen dat de onderneming zelf onvoldoende finan-
laatste ondernemingen moet het bewijs geleverd wor-
ciële middelen heeft om de outplacementbegeleiding
den dat ze onvoldoende financiële middelen hebben om
te financieren.
zelf de outplacementbegeleiding te financieren. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied van het
Een stuurgroep binnen de betrokken onderneming of vzw
Herplaatsingsfonds is van kracht geworden op 2 novem-
duidt de ex-werknemers aan die – binnen de toegeken-
ber 2003.
de enveloppe – in aanmerking komen voor de outplace-
De tegemoetkoming vanuit het Herplaatsingsfonds
mentbegeleiding.
bedraagt € 2.170,28 per ex-werknemer die wordt bege-
De bureaus die de outplacementbegeleiding verstrekken,
leid.
rapporteren over de resultaten van deze begeleiding
Voor de moeilijkst herplaatsbare ex-werknemers, kan er
bij de Begeleidingscommissie.
een verhoogde tegemoetkoming van € 4.340,57 worden toegekend. Dit laatste kan echter maar voor maximum 20 % van de begeleide ex-werknemers van een onder-
2. Activiteiten in 2004
neming of vzw. De verhoogde tegemoetkoming wordt toe-
In 2004 is er een zeer sterke toename geweest van
gekend ten behoeve van ex-werknemers die om- en bij-
het aantal bij het Herplaatsingsfonds ingediende aan-
scholing nodig hebben om opnieuw aan werk te geraken.
vragen tot tegemoetkoming.
Aanvragen Herplaatsingsfonds
59 De Begeleidingscommissie heeft in 2004 72 aanvra-
Voor alle ingediende aanvraagdossiers werd door de
gen voor tegemoetkoming geadviseerd, tegenover 27
Begeleidingscommissie – gelet ook op de hiervoor
aanvragen in 2003.
beschikbare budgettaire middelen – voorgesteld om de
Deze sterke toename is – behalve door het beter gekend
gevraagde tegemoetkomingen (inclusief de verhoogde
zijn van het instrument Herplaatsingsfonds en door de
tegemoetkomingen) toe te staan.
meer actieve aanpak vanuit de administratie – uiter-
De 72 in 2004 ingediende aanvragen hadden in totaal
aard vooral het gevolg van de moeilijke economische situ-
betrekking op 2.639 gewone tegemoetkomingen (1.260
atie waarin bepaalde sectoren (zoals de textiel- en con-
in 2003) en 660 verhoogde tegemoetkomingen (294 in
fectie- en de drukkerijsector) en bedrijven in Vlaanderen
2003).
zich bevinden.
De hiernavolgende tabel geeft een overzicht – per dossier – van het aantal gevraagde en door de Begeleidingscommissie goedgekeurde tegemoetkomingen: AANTAL TEGEMOETKOMINGEN
DOSSIER
FIRMANAAM
totaal gewone verhoogde
SECTOR
NR. VG.HF.060 NV VENETA
45
9
36
confectie – breigoed
VG.HF.062 BVBA WASSERIJ VAN ZELE
33
27
6
wasserij
VG.HF.063 NV SAVELKOUL IND. SERV.
50
40
10
montage- en onderhoudswerkzaamheden
VG.HF.064 BVBA FRIGOS FIERENS
19
16
3
overige bouwinstallaties
VG.HF.065 NV BEVANNU
12
10
2
vervaardiging van cosmetica
VG.HF.066 NV PRIVATE LABEL COSMETICS
25
20
5
vervaardiging van cosmetica
9
8
1
beleggingsadvies / vermogensbeheer
VG.HF.067 BVBA RECAHO VG.HF.068 NV DEGRIECK
23
19
4
groothandel in groenten en fruit
VG.HF.069 BVBA AREK
34
28
6
groenteteelt
VG.HF.070 NV TECHNOCOM
31
25
6
wegenbouw
VG.HF.071
35
28
7
wegenbouw
460
368
92
19
16
3
NV SETIME
VG.HF.072 NV SOBELAIR VG.HF.075 NV REUTEN VG.HF.076
NV REUTRANS
VG.HF.061
NV MEUBELFABRIEK C&B
luchtvaartsector groot- en kleinhandel in zuivelproducten
8
7
1
goederenvervoer over de weg
22
18
4
vervaardiging van stoelen en zetels
VG.HF.077 BVBA ADEM
48
39
9
VG.HF.078 NV RESOCUB II
113
91
22
leggen van kabels vervaardiging van keukenmeubels
VG.HF.079 NV VEILING FLORA
33
27
6
groothandel in bloemen en planten
VG.HF.080 NV DECKERS
33
27
6
groothandel in farmaceutische producten
VG.HF.081
30
24
6
slopen van gebouwen
VG.HF.082 NV VAN RAEMDONCK
BVBA PELTBOUW
35
28
7
confectie en breigoed
VG.HF.083
39
32
7
goederenvervoer over de weg
8
7
1
confectie en breigoed
49
40
9
bouwsector
VG.HF.086 NV WANSON INDUSTRIES
71
57
14
vervaardiging van koelinstallaties
VG.HF.088 NV RIDAK
18
15
3
exploitatie van sportaccomodaties
VG.HF.089 NV A.E.S. INTERNATIONAL
13
11
2
elektrische installatie
VG.HF.090 NV BERCHEM CAR SERVICE
11
9
2
groothandel in motorvoertuigen
VG.HF.092 NV ALEX D'HUYVETTER & CIE
6
5
1
bouwsector
VG.HF.093 NV CUSTOMS AND TRAFFIC DAVA 57
46
11
goederenvervoer over de weg
VG.HF.095 NV SOWA - NV TWO SB
31
25
6
confectie en breigoed
VG.HF.094 NV A.M.M.I.
23
19
4
metaalsector
VG.HF.087 NV HORECA SERVE
59
48
11
industriële wasserijen, ververijen e.d.
NV LELIETRANS
VG.HF.084 BVBA GEOLUX VG.HF.085 NV ALGEMENE AANNEMINGEN
VG.HF.096 NV GUNTHER BELGIUM
76
61
15
verv. van schakel- en verdeelinrichtingen
VG.HF.098 NV PEARS PLASTICS -
37
30
7
recuperatie van recycleerbaar afval
NV PLASTIC RECYCLING CIE.
Aanvragen Herplaatsingsfonds
60 VG.HF.097 NV DENAEYER PAPIER
122
98
24
VG.HF.099 NV PARAGON BELGIUM
41
33
8
uitgeverij
7
6
1
kleinhandel in elektrische huishoudapparaten
VG.HF.074
BVBA MUSIKLADEN
vervaardiging van papier
VG.HF.100
groep VEBOR
80
64
16
wegenbouw
VG.HF.101
NV VAN AS WEGENBOUW
22
18
4
wegenbouw
VG.HF.102
NV I.C.C. INDUSTRIES
27
22
5
oppervlaktebehandeling / bekleding
VG.HF.103
CVA EURO KIDS BELGIUM
23
19
4
confectie en breigoed
VG.HF.104
BVBA INT. CONTRACT PACKERS
55
44
11
verpakkingsbedrijven
VG.HF.105
groep JMD
96
77
19
bouwsector
VG.HF.106
NV PROFESSIONAL INTERACTIVE
72
58
14
ontwikkelen en uitvoeren van
26
21
5
bouwsector
van metaal
MEDIA CENTRE VG.HF.107
NV CVV PROJECT
VG.HF.108
NV FLANDERS CLEANING SERV.
VG.HF.109
NV ETS. C. VERSWIJVER
VG.HF.110
groep BRANT
VG.HF.111
multi-media technologieën 9
8
1
industriële wasserijen, ververijen e.d.
41
33
8
onderhoud en reparatie van auto's
102
82
20
groep VERBIST
31
25
6
groothandel in machines voor (mijn)bouw
VG.HF.112
NV DATA LINE INTERNATIONAL
32
26
6
groothandel in computers
VG.HF.113
BVBA MENIM
11
9
2
supermarkt
VG.HF.114
groep DELIREINE
31
25
6
vleesverwerking
VG.HF.115
NV VELU VENTILATION PRODUCTS 27
22
5
installatie van airconditioning
VG.HF.116
groep MARCEL LAMBERT
68
55
13
goederenvervoer over de weg
VG.HF.117
BVBA SPAAR SELECT
19
16
3
verzekeringen
VG.HF.118
NV HERMES SHIPSTORES
11
9
2
overige groothandel
VG.HF.119
BVBA BOEKBINDERIJ D.L.N.
20
16
4
boekbinden en afwerking boekbinden en afwerking
metaalsector
VG.HF.120
BVBA RDB
5
4
1
VG.HF.121
NV THOBE-CONSTRUCT
35
28
7
metaalsector
VG.HF.122
NV OISA-MFL
60
48
12
metaalsector
VG.HF.123
NV DE SUTTER
38
31
7
confectie en breigoed
VG.HF.124
NV GEVELBEKLEDINGEN
58
47
11
fabricage en plaatsen van ramen en
VG.HF.125
NV AGORA ROTOGRAVURE
107
86
21
drukkerijsector
VG.HF.126
BVBA VANTAGE KNEXYS
11
9
2
advisering en levering van programmatuur
VG.HF.127
NV DRUKKERIJ L. VANMELLE
65
52
13
drukkerijsector
VG.HF.128
BVBA SAKOF
39
32
7
confectie en breigoed
VG.HF.129
BVBA ALBOKOR
25
20
5
handel in onroerend goed
VG.HF.130
BVBA GARDEN SYSTEMS
7
6
1
groothandel in bloemen en planten
deuren
VG.HF.131
NV DRUKKERIJ DE BRAUWERE
19
16
3
Drukkerijsector
VG.HF.132
BVBA DOORNBOS BELGIE
16
13
3
groothandel bouwmachines
VG.HF.133
groep SENTINEL/CARE 4 DATA
226
181
45
vervaardiging van ongebruikte informatie dragers
3.299
2.639
660
Het gegeven dat in 2004 voor 3.299 ex-werknemers een
Alle adviezen van de Begeleidingscommissie werden
tegemoetkoming werd gevraagd, impliceert niet dat dit
door de bevoegde Vlaamse Minister gevolgd.
aantal ex-werknemers inderdaad ook een outplacementbegeleiding heeft gevolgd.
Ondanks de uitbreiding van het toepassingsgebied van
In de praktijk volgt altijd maar een gedeelte van de ex-
het Herplaatsingsfonds in november 2003 tot de ex-werk-
werknemers waarvoor de tegemoetkoming wordt
nemers van ondernemingen waaraan een gerechtelijk
gevraagd, de outplacementbegeleiding.
akkoord is toegestaan en van ondernemingen in moei-
De tegemoetkoming wordt uiteraard slechts betaald
lijkheden, gingen er van de 72 aanvragen tot tege-
voor de ex-werknemers die de begeleiding volgen.
moetkoming in 2004 slechts 3 uit van ondernemingen
61 in moeilijkheden (NV Meubelfabriek C&B; NV Denaeyer Papier en NV De Sutter) en één van een onderneming waaraan een gerechtelijk akkoord werd toegestaan (NV Alex D’Huyvetter & Cie). Alle overige aanvragen gingen uit van gefailleerde ondernemingen.
22
Commissie Diversiteit De commissie Diversiteit, bestaande uit de SERV-part-
loop van 2004 een Actieplan voor personen met een
ners en vertegenwoordigers van de kansengroep allocht-
arbeidshandicap opgesteld. Op vraag van het kabinet van
onen en de kansengroep personen met arbeidshandicap,
de minister van Werkgelegenheid en Toerisme leverde
heeft als opdracht om het beleid te adviseren over de
de commissie Diversiteit hierover een ruime insteek.
evenredige arbeidsdeelname van kansengroepen en
Het Actieplan 2004 werd overgenomen door VESOC
diversiteit. De commissie Diversiteit bestaat uit twee
en bevat meerdere concrete initiatieven per werkings-
werkgroepen (personen met een arbeidshandicap en
domein opgenomen in de Gemeenschappelijke plat-
allochtonen), een dagelijks bestuur en een commissie
formtekst van 2 december 2003.
Diversiteit.
2. Adviezen 1. De twee gemeenschappelijke platformteksten
2.1. Wegwerken van activiteitsvallen voor personen met een arbeidshandicap
De werking van de commissie Diversiteit vindt onder meer
Kort na haar oprichting eind 2003 kreeg de commissie
haar basis in de twee gemeenschappelijke platformtek-
Diversiteit de vraag van de toenmalige minister van
sten over evenredige arbeidsdeelname en diversiteit,
Tewerkstelling om de activiteitsvallen bij personen met
namelijk die voor allochtonen (3 december 2002) en die
een arbeidshandicap in kaart te brengen. Deze vraag
voor personen met een arbeidshandicap (2 december
resulteerde op 3 maart 2004 in het eerste advies van
2003).
de commissie Diversiteit, namelijk een advies over het wegwerken van activiteitsvallen bij personen met een
Op 30 maart 2004 vroeg de Vlaamse minister van
arbeidshandicap dat 20 knelpunten aangeeft.
Tewerkstelling een evaluatie van het eerste werkingsjaar
op met als focus de 6 actiedomeinen opgenomen in de
2.2. Besluit betreffende evenredige arbeidsdeelname bij het Vlaams overheidspersoneel
Gemeenschappelijke platformtekst en de verwezenlij-
Het decreet houdende evenredige participatie op de
kingen van de concrete acties van de ondertekenende
arbeidsmarkt (van 8 mei 2002) is een belangrijke pijler
partners. Op basis van de evaluatie werden ook beleids-
van het beleid in Vlaanderen. De commissie Diversiteit
aanbevelingen geformuleerd. Het advies werd op 19 mei
formuleerde op 19 mei 2004 een advies over het uit-
2004 overgemaakt aan de minister.
voeringsbesluit dat de evenredige arbeidsdeelname bij
van de Gemeenschappelijke platformtekst voor allochtonen. De commissie Diversiteit stelde een lijvig document
het Vlaams overheidspersoneel dient te stimuleren. Dit Zoals opgenomen in de Gemeenschappelijke platform-
uitvoeringsbesluit werd uiteindelijk op 24 december
tekst voor personen met een arbeidshandicap werd in de
2004 definitief goedgekeurd onder de titel “Besluit van
Redelijke aanpassingen ■ Diversiteitsplannen ■ Positieve actieplan
63 de Vlaamse Regering houdende maatregelen ter bevor-
3. Jaarprogramma
dering en ondersteuning van het gelijkekansen- en diver-
Op 10 september 2004 keurde het dagelijks bestuur
siteitsbeleid in de Vlaamse administratie”. Zo werd, na
van de commissie Diversiteit het programma voor de wer-
de goedkeuring van het besluit over de Vlaamse arbeids-
king september 2004 – juni 2005 goed. Het dagelijks
marktvoorzieningen op 30 januari 2004, een tweede uit-
bestuur weerhield volgende algemene thema’s: jaar-
voeringsbesluit op het decreet van 8 mei 2002 gere-
lijkse evaluatie van de doelstelling van de Gemeen-
aliseerd.
schappelijke platformteksten, de uitvoeringsbesluiten op het decreet van 8 mei 2002 en de tewerkstellings-
2.3. Protocol betreffende redelijke aanpassingen
maatregelen voor kansengroepen. Specifiek voor de
In het spoedadvies over het protocol betreffende de
thema’s toeleiding, operationalisering van de term
redelijke aanpassingen (5 mei 2004) uitte de commis-
allochtonen, Nederlands tweede taal – Nederlands op de
sie Diversiteit meerdere bekommernissen over de inter-
werkvloer en tenslotte gelijkschakeling van buitenland-
pretatie van het concept “redelijke aanpassingen” zoals
se diploma’s. Voor de kansengroepen personen met een
dit voorlag in het ontwerpprotocol op de Interministe-
arbeidshandicap werden volgende items geselecteerd:
riële Conferentie voor Personen met een Handicap. Het
mobiliteit en toegankelijkheid (verplaatsing van, naar en
is (nog) niet gekomen tot een finalisering van het pro-
tijdens het werk), operationalisering definitie en scree-
tocol wat betekent dat er nog geen, over de verschillende
ning “arbeidshandicap”, loonkostsubsidies, doorstro-
overheden heen, gedeelde invulling is van het legistiek
ming personen met een arbeidshandicap van beschut-
belangrijke concept “redelijke aanpassing”.
te werkplaats naar regulier circuit / experiment supported
kansengroep allochtonen bevat het jaarprogramma de
employment, het in kaart brengen van de loonregelingen
2.4. Registratie in het kader van de diversiteitsplannen
in beschutte werkplaatsen en als laatste thema de tot
De commissie Diversiteit leverde een insteek aan de
concept redelijke aanpassingen.
de Vlaamse bevoegdheid behorende aspecten van het
werkgroep arbeidsmarktbeleid van de SERV voor de adviesvraag betreffende de administratieve verwerking bij diversiteitplannen. De SERV formuleerde op 4 mei
4. Samenkomst commissie Diversiteit
2004 een advies op het ontwerpbesluit. Dit ontwerp-
De commissie Diversiteit wordt gevormd door de leden
besluit werd echter niet voorgelegd aan de Vlaamse
van de SERV en de door de minister aangeduide verte-
Regering. Dit heeft tot gevolg dat de VESOC-consensus
genwoordigers van de kansengroep allochtonen en kan-
van april 2003 betreffende de registratie in het kader
sengroep personen met een arbeidshandicap. Op 10
van diversiteitsplannen ook in 2004 niet geïmplemen-
november 2004 hield Vlaams minister van Onderwijs,
teerd werd.
Werk en Vorming Vandenbroucke een toespraak voor de
van gegevens verzameld in het kader van de registratie
commissie Diversiteit. Op deze samenkomst lichtte de
2.5. Positieve actieplan 2005
minister de beleidsdoelstelling voor de nieuwe legisla-
Op vraag van de Vlaamse minister van Bestuurszaken
tuur toe, sprak hij zijn appreciatie uit voor wat de com-
bracht de commissie Diversiteit, samen met de SERV, op
missie Diversiteit presteerde in haar eerste werkingsjaar
24 november 2004 een advies uit over het “Positieve
en vroeg hij alle partners om de inspanningen op het vlak
actieplan 2005 ter bevordering van gelijke kansen en
van diversiteit op te voeren.
evenredige vertegenwoordiging van mannen-vrouwen, allochtonen en personen met een handicap in de Vlaamse overheidsadministratie.” Hierin wordt de Vlaamse
5. Decretale verankering
overheid onder meer gevraagd de engagementen die ze
Met het nieuwe SERV-decreet van 7 mei 2004 kreeg de
opnam in het kader van de Gemeenschappelijke plat-
commissie Diversiteit, in artikel 19, een decretale ver-
formteksten en het Actieplan 2004 te realiseren.
ankering. Het decreet stelt onder meer dat de commissie Diversiteit op eigen initiatief studies en aanbevelingen kan richten aan de SERV (§5). De Vlaamse Regering dient echter nog een besluit uit te vaardigen om de datum van de inwerkingtreding van het SERV-decreet vast te stellen.
Deel 2 STV-Innovatie & Arbeid
1
Inleiding De project-programmatie is opgebouwd rond twee cen-
In de onderzoeksas Technologie-Organisatie-Arbeid
trale onderzoeksassen: de onderzoeksas Technologie-
gaat het om een screening (telefonische enquête) bij een
Organisatie-Arbeid (TOA) en de onderzoeksas Werkbaar
steekproef van ondernemingen en organisaties in de
Werk. De ruggengraat van beide assen is een driejaar-
Vlaamse Economie, die peilt naar de mate waarin ver-
lijks terugkerende enquêtering.
nieuwende management- en organisatieconcepten gekend en toegepast worden. Onderstaand schema geeft een overzicht van deze screenings.
Schema 1: Overzicht van de TOA-screenings Jaartal
Onderzochte populatie in de TOA-screenings
Respons
1998
Alle industriële sectoren, ondernemingen met minimaal 10 werknemers
78%
2001
Hele Vlaamse arbeidsmarkt, ondernemingen of organisaties met minimaal 10 werknemers
55%
2004
Hele Vlaamse arbeidsmarkt, micro-ondernemingen of organisaties met minder dan 10 werknemers
64%
2004
Hele Vlaamse arbeidsmarkt, ondernemingen of organisaties met minimaal 10 werknemers
59%
2007
Hele Vlaamse arbeidsmarkt
In de onderzoeksas Werkbaar Werk staat de 3-jaarlijk-
In beide onderzoeksassen worden eenmalige projecten
se meting van de werkbaarheidsgraad (schriftelijke
uitgevoerd die een aspect of thema verder uitdiepen.
enquête) bij een steekproef van werkende Vlamingen cen-
Schema 2 geeft een overzicht van deze individuele pro-
traal. De nulmeting gebeurde in 2004 en gaf aanlei-
jecten in de loop van 2004.
ding tot het opmaken van de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor, dit in het kader van het Pact van Vilvoorde.
Technologie - Organisatie - Arbeid ■ Werkbaar Werk
67 Schema 2: Eenmalige projecten binnen de twee centrale onderzoeksassen Onderzoeksas TOA
Onderzoeksas Werkbaar Werk
TOA-screening Vlaamse economie (organisaties met
Nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
minstens 10 werknemers), derde editie (lopend)
(lopend)
TOA-screening Micro-ondernemingen,
Werkdruk en stress in de Vlaamse
eerste editie (lopend)
hogescholen (afgewerkt)
Trendrapport Anders Werken (afgewerkt)
Stress in de sector van de textielverzorging (lopend)
Hoe kan een overheidsbeleid stimulerend werken voor organisatie-innovatie in de Vlaamse economie? (lopend) Tewerkstelling van oudere werknemers in de industrie en de profit diensten (afgewerkt) Uitzendarbeid in de dienstensectoren (lopend)
In al deze projecten staat de valorisatie van de onderzoeksresultaten centraal. STV-Innovatie & Arbeid heeft op dit vlak een expertise opgebouwd die door de sociale partners sterk wordt gewaardeerd. Er is intussen een heel scala aan valorisatie-instrumenten uitgebouwd, zoals onderstaand schema synthetiseert.
Schema 3: Valorisatie-instrumenten Type valorisatie
Uitvoering in 2004
Publicaties
8 Informatiedossiers, 2 Brochures, 4 STV-Berichten, Diverse artikels en bijdragen aan conferenties.
Vormingsactiviteiten
125 ‘optredens’
Vormingstools
1 Simulatiespel, 1 Vormingspakket, 2 Deelnames aan ESF-projecten.
In dit jaarverslag 2004 wordt ingegaan op beide onderzoeksassen en wordt dieper ingegaan op de valorisatieinitiatieven.
2
Onderzoeksas technologieorganisatie-arbeid (TOA) 1. TOA-screening Vlaamse economie (organisaties met minimaal 10 werknemers)
den voorafgegaan door een aankondigingsbrief. De
1.1. Waarover gaat het project?
is gestratificeerd naar grote sectorclusters en bedrijfs-
Het betreft de derde uitgave van de driejaarlijkse TOA-
grootte. Na weging levert dit een representatief staal op.
respons voor deze editie was 59,3% wat neerkomt op 1.646 volledig ingevulde vragenlijsten. De steekproef
enquête naar nieuwe vormen van arbeidsorganisatie in de Vlaamse economie. De relatie tussen technologie,
1.3. Belangrijkste bevindingen
organisatie en arbeid staat daarbij centraal, vandaar
De eerste bevindingen zullen beschikbaar zijn in het
de afkorting. De eerste editie werd uitgevoerd in 1998
voorjaar 2005.
en had enkel betrekking op de Vlaamse industrie. De tweede editie werd afgenomen in 2001. Deze versie
1.4. Valorisatie
betekende ook een uitbreiding naar de volledige eco-
De resultaten van de screening zullen gerapporteerd
nomie, wat een vrij grondige aanpassing vereiste. In
worden in verschillende publicaties: trendrapporten
2004 werd ook een versie voor de kleine ondernemin-
(trends in de industriële sectoren 1998-2001-2004;
gen uitgevoerd. De editie van 2004 voor de onderne-
trends voor de hele economie 2001-2004); nieuwe
mingen met minstens 10 werknemers en voor de volle-
inzichten (vergelijking micro-ondernemingen met grotere
dige economie is de eerste waarbij zowat alle gegevens
ondernemingen 2004; motieven en hinderpalen tot
vergelijkbaar zijn met 2001.
innovatie 2004); thematische rapporten (teamwerk,
De enquête gaat over de structuur van de onderneming
profiel van de innovatieve ondernemingen, enz).
en de veranderingen daarin, procesaanpassingen, net-
Ook via de website en andere communicatiekanalen
werking, personeelsbeleid, teamwerk, flexibiliteit, func-
worden de resultaten stapsgewijs bekend gemaakt.
tiestructuur, e-business, uitbesteding, innovatie, kwaliteitszorg, marktstrategie en de kennis of toepassing van een reeks managementconcepten. Nieuw in deze editie zijn vragen over de motieven voor organisatieverandering en de hindernissen die erbij ondervonden worden.
1.2. Werkwijze De gegevens werden verzameld met een telefonische enquête bij personeelsverantwoordelijken of zaakvoerders. De interviews duren gemiddeld 17 minuten en gebeuren met een volledig gesloten vragenlijst. Ze wor-
Contactpersoon Hendrik Delagrange, 02.20.90.16,
[email protected]
Technologie - Organisatie - Arbeid ■ Micro-ondernemingen
69 2. TOA-screening Vlaamse economie Micro-ondernemingen (organisaties met maximaal 9 werknemers)
Innovatiedoelstelling Pact van Vilvoorde moeilijk haalbaar
2.1. Waarover gaat het project?
sten op de markt. De gemiddelde omzet via innovatie
Ruim 80% van de werkgevers in Vlaanderen zijn micro-
bedraagt slechts 9%. Dit ligt ver onder de 25% doel-
ondernemingen, of bedrijven met 1 tot 10 werknemers.
stelling van het Pact van Vilvoorde. De kloof lijkt zo dat
Onze regio telt 120.000 micro-ondernemingen en deze
de haalbaarheid van deze doelstelling tegen 2010 voor
bedrijven staan in voor 325.000 banen. Over de micro-
de micro-ondernemingen op de helling staat.
Slechts vier op tien micro-ondernemingen bracht het voorbije jaar nieuwe of verbeterde producten en dien-
ondernemingen leven erg uiteenlopende veronderstelover de werkorganisatie en de aanwending van nieuwe
Grootste groep ondernemers streeft niet naar verdere groei
technologieën en managementinzichten bij kleine werk-
Slechts één op vier van de bedrijven wenst na een posi-
gevers niet veel te vertellen valt. Anderzijds verwacht
tieve dynamiek het activiteitsniveau nog verder uit te
men dat het ondernemerschap in kleine bedrijven een
breiden. Voor meer dan vier op tien van de ondernemers
belangrijke motor moet zijn voor nieuwe werkgelegen-
is dergelijke groeiambitie niet aanwezig, zij streven naar
heid en duurzame welvaart. De studie toetst cijferma-
consolidatie. Deze ‘Kaapse buffels’ onderscheiden zich
tig een aantal hypothesen over het managementge-
van de ‘kleine gazellen’ in innovatiestrategie en perso-
beuren in micro-ondernemingen.
neelsbeleid. Groeiambities gaan vaker samen met pro-
lingen. Enerzijds gaat men er gemakkelijk van uit dat er
ces- en productinnovatie. Ook consultants spelen hier-
2.2. Werkwijze In het voorjaar van 2004 werkten een representatief staal van ondernemers uit bedrijven met 1 tot 10 werknemers
Kaapse buffels
mee aan een specifieke meting voor kleinere KMO-werkgevers, de zogenaamde micro-ondernemingen. De tele-
Kleine gazellen en Kaapse buffels volgens innovatie en strategie 80%
Kleine gazellen
77%
fonische enquête behaalde een antwoordpercentage van ruim 64% of 510 respondenten. Dit studiewerk sluit aan bij het inzicht van de sociale partners dat succes-
60%
56% 52%
51%
volle innovatie het resultaat is van een integrale benadering van technologische kennis, organisatorische ver-
40% 30%
beteringen en een personeelsbeleid dat de competenties van werknemers optimaal wil benutten.
20%
2.3. Belangrijkste bevindingen
0%
27% 18%
14%
IT invest.
De TOA-survey bestrijkt een breed spectrum aan manage-
33%
e-bestel. ontvangen
innovatie
bedrijfsadvies
14%
beleidsnota
mentpraktijken. Hieronder wordt ingezoomd op enkel opmerkelijke vaststellingen over micro-ondernemingen. Personeelsbeleid bij Kleine gazellen en Kaapse buffels
Organisatiestructuur niet per definitie eenvoudig
LEIDINGGEVEN
Hoewel ruim vier op tien ondernemers voltijds meewerkt met z’n personeel kennen micro-ondernemingen
63% 60%
61% 51%
50% 45% 39%
40%
31%
een uitgesproken eenvoudige structuur. Ongeveer evenveel bedrijven zijn uitgegroeid tot echte gestructu-
25% 20% 13%
reerde mini-organisaties met o.a. leidinggevenden en afdelingen. Deze laatste investeren ook vaker in technologie en organisatievernieuwing.
THEORIE
55%
verschillende organisatievormen. De studie identificeert vijf types van ondernemingen. Slechts een kwart heeft
OPLEIDING
80%
16% 12%
0% overleg
sterke
funct.
delegatie
gesprek
opl. 2003
opl. 00-02
HRM
Technologie - Organisatie - Arbeid ■ Micro-ondernemingen ■ Trendrapport Anders Werken
70 bij meer een rol. Bedrijven die verder willen groeien, lij-
petenties van werknemers, meer specifiek van werk-
ken ook sneller de nood te ervaren aan een formeel
nemers in technische beroepen, moeten beter ontwik-
personeelsbeleid met meer bijscholing en een regel-
keld en benut worden. Dit vereist een bedrijfs- en arbeids-
matige evaluatie van het personeel.
organisatie die de ontplooiing en benutting van talenten en competenties mogelijk maakt én stimuleert, die spe-
Sterke vergrijzing onder de micro-werkgevers als nieuw risico.
cifiek ook voor technische beroepen nieuwe kansen
De gemiddelde leeftijd van de bedrijfleiders bedraagt 50
ten van een rigide taakverdeling, worden competenties
jaar. 21% van de werkgevers is ouder dan zestig. Deze
eerder beknot en zijn de mogelijkheden voor het ont-
grijze ondernemers zijn meer aan te treffen in de ambach-
wikkelen van talenten erg beperkt, met onaantrekkelij-
telijke werksfeer. Ze gebruiken minder nieuwe commu-
ke banen tot gevolg, in het bijzonder voor technische
nicatiemiddelen en zijn het minst innovatief. Ze wensen
beroepen.
dubbel zo vaak dan andere ondernemers hun activi-
Het dagelijks bestuur van de SERV schaarde zich globaal
teitsniveau af te bouwen. Een lichtpunt is dat onderne-
achter deze analyse en gaf aan STV-Innovatie & Arbeid
mers vanaf 60 jaar vaker met meerdere zaakvoerders
de opdracht om een trendrapport te maken over de
aan het hoofd staan van de onderneming. Voor deze
stand van zaken van organisatievernieuwing in de Vlaam-
bedrijfsleiders is de opvolging wellicht verzekerd.
se economie.
2.4. Valorisatie
3.2. Werkwijze
De uitgebreide onderzoeksresultaten zijn opgenomen in
Basis voor het trendrapport is bestaand onderzoeks-
twee informatiedossiers:
materiaal dat een representatief beeld schetst van de
schept. In vele organisaties, nog gebaseerd op concep-
mate waarin concepten van organisatieverandering zijn
Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-ondernemingen. Resultaten van de TOA-survey bij KMO-werkgevers met minder dan tien werknemers. Informatiedossier STV-Innovatie & Arbeid. SERV. Brussel, 2004.
doorgedrongen in de Vlaamse economie. Daarvoor werd geput uit de eigen TOA-screenings, maar ook uit onderzoeksgegevens van andere onderzoeksinstellingen, zoals het PASO-onderzoek. Er werden enkele specifieke oefeningen gemaakt op
Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-ondernemingen. Statistische oefeningen over organisatiestructuur, productinnovatie, organisatieverandering, opleiding, HRM en IKZ. Informatiedossier STV-Innovatie & Arbeid. SERV. Brussel, 2005.
het bestaande materiaal met het oog op de situatie van
Een brochure vat de belangrijkste vaststellingen samen:
3.3. Belangrijkste bevindingen
Micro-ondernemingen in Vlaanderen. Ondernemerschap en organisatievernieuwing. Brochure STV-Innovatie & Arbeid. SERV. Brussel, 2005.
Het begrip organisatieverandering werd verengd tot die
de technische beroepen. Tenslotte werden enkele instrumenten beschreven die zijn ontworpen om competenties op de werkvloer beter te schatten of te stimuleren.
concepten waarbij competentieontwikkeling de doelstelling is, of een noodzakelijke voorwaarde tot succesvolle toepassing.
Contactpersonen Paul De Hondt, 02.209.01.62,
[email protected] Patrick Roelandt, 02.209.01.76,
[email protected]
De grote, geïntegreerde organisatieconcepten die zich theoretisch uitdrukkelijk baseren op het beter benutten van competenties worden in een minderheid van ondernemingen en organisaties toegepast. Het empowerment-concept is maar door een kleine minderheid gekend,
3. Trendrapport Anders Werken
en de toepassing ervan is dan ook gering (10% gedeel-
3.1. Waarover gaat het project?
telijk, 4% geheel). Het concept competentiemanage-
In 2002 publiceerde de Koning Boudewijnstichting de
ment is beter gekend en wordt ruimer toegepast, maar
analyse Accent op Talent. Daarin pleiten de auteurs
ook in een minderheid van ondernemingen (22% gedeel-
naast een heroriëntering van het onderwijssysteem ook
telijk, 11% geheel). Hier is er wel een opvallend verschil
voor een andere manier van werken. Talenten en com-
naar grootte: 21% van de grote ondernemingen zeggen competentiemanagement volledig toe te passen. Positief uitgedrukt: er ligt nog een groot potentieel voor
Organisatorische innovatie
71 toepassing van deze concepten binnen de Vlaamse eco-
sectoren waar technische beroepen of opleidingen domi-
nomie in alle sectoren en alle groottecategorieën.
nant zijn. Dat zou er kunnen op wijzen dat er zich een soort Mattheuseffect voordoet: ondernemingen in op ken-
De aspecten die inzicht geven in taakcomplexiteit ver-
nis gerichte sectoren, waarin relatief meer hoger
tonen een gevarieerd beeld. In 41% van alle onderne-
geschoolden werken, hechten meer belang aan opleiding
mingen en organisaties is minstens de helft van het
en aan het ontwikkelen van competenties. Met andere
personeel polyvalent. In de non-profit ligt dit percenta-
woorden: wie al slim is, zal nog slimmer worden.
ge lager (32%). In 20% van de ondernemingen is geen enkele medewerker polyvalent. Voor de industrie is tus-
3.4. Valorisatie
sen 1998 en 2001 het aantal bedrijven met minimaal de
De resultaten van de analyses werden gepubliceerd in een
helft van het personeel polyvalent gestegen van 37% naar
informatiedossier:
42%. Teamwerk wordt toegepast in 44% van alle ondernemingen, maar er zijn sterke verschillen naar sector: 57% bij de non-profit, 26% in de industrie (slechts 15% in 1998). Merkwaardig is het geringe verschil naar
Berckmans P. (eindredactie), Anders Werken: Trendrapport Organisatievernieuwing in Vlaanderen. Bijdrage van de sociale gesprekspartners aan de ontwikkeling van Accent op Talent, aspect “Verbetervoorstel 6 Anders Werken”, SERV, Brussel, 2004, 113p.
bedrijfsgrootte. Teams krijgen heel verschillende bevoegdheidspakketten toebedeeld. Aspecten van werkverdeling
Dit informatiedossier diende mee als basis voor de aan-
en werkmethode worden het meest toegekend (58% en
bevelingen van de SERV-partners die geïntegreerd wer-
54%), opleiding en onderhoud het minst (32% en 23%).
den in het eindrapport van de Koning Boudewijnstichting.
Bij het delegeren van bevoegdheden naar de medewer-
Contactpersoon Paul Berckmans, 02.20.90.160,
[email protected]
kers, scoort de zorg voor de kwaliteit van het werk erg hoog: gemiddeld is 73% van de Vlaamse werknemers hiervoor verantwoordelijk. Meer dan de helft is verant-
Ook nu zijn er belangrijke verschillen naar sector en
4. Overheidsbeleid ter stimulering van organisatorische innovatie in het bedrijfsleven
bedrijfsgrootte.
4.1. Waarover gaat het project?
woordelijk voor timing (54%) en werkmethode (51%). Slechts 10% draagt financiële verantwoordelijkheid.
In het rapport Accent op Talent dat in opdracht van de De drie weerhouden concepten die inzicht geven in de
Koning Boudewijnstichting werd gemaakt, wordt er gepleit
betrokkenheid van werknemers bij hun werk worden in
voor een andere manier van leren, maar ook voor een
een ruime meerderheid van ondernemingen toegepast.
andere manier van werken. Talenten en competenties van
Formeel werkoverleg vindt plaats in 78% van de onder-
werknemers, vooral van werknemers in technische beroe-
nemingen en in 54% is er een formeel suggestiesysteem.
pen, moeten beter ontwikkeld en benut worden. Dit ver-
In maar liefst 95% van alle organisaties worden werk-
eist een bedrijfs- en arbeidsorganisatie die de ontplooi-
nemers soms of vaak als bron voor innovatie benut. Dit
ing en benutting van talenten en competenties stimuleert.
laatste concept vertoont ook een positieve trend in de
Dit is niet zo evident. In heel wat organisaties worden de
industrie: het aantal bedrijven dat vaak beroep doet op
competenties door een te rigide taakverdeling eerder
het personeel als innovatiebron verhoogde tussen 1998
beknot en zijn de mogelijkheden voor het ontwikkelen van
en 2001 van 26% naar 45%.
talenten erg beperkt, zo blijkt uit onderzoek. Concrete en specifieke beleidsacties gericht op nieuwe
In een grote meerderheid (83%) van ondernemingen
vormen van arbeidsorganisatie blijven voorlopig zeld-
wordt opleiding gegeven (maar dus in 17% ook niet), en
zaam. In deze context wensen de sociale partners een
dit voor gemiddeld de helft van het personeel. Voor de
duidelijker beeld te krijgen van hoe een overheid der-
industrie is de trend tussen 1998 en 2001 positief: meer
gelijke organisatievernieuwingen in bedrijven kan sti-
bedrijven geven opleiding voor meer personeel
muleren. Meer specifiek wordt ingezoomd op hoe overheden in het buitenland organisatievernieuwing in
De implementatie van competentiebevorderende orga-
bedrijven en/of organisaties proberen te stimuleren.
nisatieconcepten is - met uitzondering van formeel
Kunnen wij, hier in Vlaanderen, daar inspiratie uit halen
werkoverleg - duidelijk minder ver doorgedrongen in
of lessen uit trekken?
Oudere werknemers
72 4.2. Werkwijze
de diploma en belangrijkste beroepsgroep. Het onder-
Dit onderzoeksproject bestaat voornamelijk uit een uit-
zoek biedt een algemene analyse en een analyse voor
gebreide literatuurstudie van alle mogelijke bronnen
32 afzonderlijke sectoren uit de industrie en commer-
over deze problematiek en over de concrete buiten-
ciële diensten.
landse voorbeelden: boeken, wetenschappelijke arti-
Via workshops en gesprekken met twintig Vlaamse per-
kels, officiële rapporten, studies, elektronische infor-
soneelsmanagers van bedrijven uit uiteenlopende sec-
matie
toren krijgen we zicht op hun ervaringen in verband
op
overheidssites
en
websites
van
onderzoeksinstellingen, …
met de tewerkstelling van oudere werknemers en de
Deze informatie wordt aangevuld met gesprekken met
mogelijkheden en beperkingen van een leeftijdsbewust
experts en bevoorrechte getuigen.
personeelsbeleid.
4.3. Belangrijkste resultaten
5.3. Belangrijkste bevindingen
Het project wordt eind april 2005 afgerond.
In 2000 maken de 45-plussers in de Vlaamse bevolking op beroepsactieve leeftijd 37,2% uit, in de industrie
4.4. Valorisatie
25,7% en in de commerciële diensten 18,7%. Sectoren
De resultaten zullen in een informatiedossier gerap-
met meer dan 25% 45-plussers zijn: kleding, meubel, che-
porteerd worden en ingebracht worden in de aanbeve-
mie, glas en bouwmaterialen, metallurgie, machines,
lingen of adviezen van de sociale partners met betrek-
elektrische machines, kantoormachines, transportmid-
king tot het innovatiebeleid.
delenindustrie, verhuurdiensten en vervoersondersteunende activiteiten. De sector van de metallurgie
Contactpersonen Paul Berckmans, 02.20.90.160,
[email protected] Hadewych Bamps, 02.20.90.172,
[email protected]
scoort het hoogst: 36,7%. In de private post- en telecommunicatie, informatica en selectie en terbeschikkingstelling van personeel halen de 45-plussers net geen 10%.
5. De positie van oudere werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt
In de industrie werken vooral mannen, arbeiders en
5.1. Waarover gaat het project?
werknemers hebben een diploma hoger secundair onder-
Het maatschappelijk debat over de vergrijzing en de
wijs en de geschoolde arbeiders zijn in de meerderheid.
eindeloopbaan van oudere werknemers is volop aan de
De 25,7% werknemers ouder dan 45 jaar hebben bijna
gang. Een kwart van de Vlaamse bevolking is ouder dan
over de hele lijn dezelfde kenmerken. De commerciële
65 jaar. Nog slechts 40% tussen 50 en 64 jaar en 25%
diensten stellen vooral mannen, bedienden en werkne-
tussen 55 en 64 jaar is aan het werk. Het onderzoek
mers in een voltijds regime tewerk. De mannelijke vol-
levert een bijdrage tot dit debat. Aan de hand van sta-
tijdse bedienden vormen de grootste groep. De meeste
tistische gegevens wordt nagegaan in welke sectoren de
werknemers hebben een diploma hoger secundair onder-
ouderen die nog werken, actief zijn en welk profiel ze heb-
wijs en de administratieve bedienden zijn in de meer-
ben. Verder worden praktijkvoorbeelden beschreven
derheid. De 18,7% werknemers ouder dan 45 jaar heb-
van (leeftijdsbewust) personeelsbeleid voor oudere
ben bijna over de hele lijn dezelfde kenmerken.
werknemers in een voltijds regime. De mannelijke voltijdse arbeiders vormen de grootste groep. De meeste
werknemers in bedrijven. Troeven en beperkingen bij de tewerkstelling van oude-
5.2. Werkwijze
re werknemers houden volgens de managers verband met
Het statistisch onderzoek spitst zich toe op de situatie
hun competenties (kennis, ervaring, vaardigheden, atti-
van 45-plussers omdat ook zij niet zo makkelijk meer aan
tudes), hun gezondheid, maar ook met de positie en de
de bak te komen als ze hun job verliezen. Op basis van
functies die ze bekleden. Leeftijdsbewust personeels-
statistische gegevens van 2000 van de Rijksdienst voor
beleid via functioneringsgesprekken, competentie-
Sociale Zekerheid en de Enquête naar de Arbeids-
management, loopbaanbegeleiding, opleiding en coaching
krachten van het Nationaal Instituut voor de Statistiek
is bedoeld om de inzetbaarheid van alle werknemers te
wordt de leeftijdsopbouw in sectoren uit de industrie en
bevorderen rekening houdend met de behoeften van de
de commerciële diensten bestudeerd. Er wordt nagegaan
verschillende leeftijdsgroepen en de mogelijkheden van
in welke sectoren de 45-plussers werken en welk profiel
de bedrijfs- en werkorganisatie. In de meeste bestu-
ze hebben: bedrijfsgrootte, geslacht, statuut (arbeider
deerde bedrijven zien we vooral een bewustwording
of bediende), regime (voltijds of deeltijds), hoogst behaal-
Oudere werknemers
73 rond de aanpak van de tewerkstelling van oudere werknemers ontstaan. Sommige bedrijven nemen maatregelen om oudere werknemers te valoriseren en/of hen langer aan het werk te houden rekening houdend met hun mogelijkheden of beperkingen: van stappen naar een algemeen leeftijdsbewust personeelsbeleid met competentiebeheer voor alle medewerkers tot en met afzonderlijke maatregelen die rekening houden met de positie van oudere werknemers. Systemen van vervroegde uittreding zijn algemeen bekend. Verder zijn er maatregelen om de inzetbaarheid van de oudere werknemers te bevorderen of te behouden: maatregelen om hun kennis en ervaring actueel te houden, maatregelen om hen minder te belasten (fysiek minder belastende functies, functies met minder verantwoordelijkheid of aangepaste werkregimes zoals tijdskrediet) en maatregelen die een andere rol voorzien zoals peter, instructeur of mentor van jongeren of coördinator bij systemen van kennisoverdracht. De meeste oplossingen blijken om organisatorische redenen echter vaak moeilijk veralgemeenbaar.
Industrie, commerciële diensten, profit sector en bevolking op beroepsactieve leeftijd in het Vlaams Gewest in 2000 60-64 jaar 55-59 jaar
Mannen
Vrouwen
50-54 jaar 45-49 jaar 40-44 jaar 35-39 jaar 30-34 jaar 25-29 jaar 22-24 jaar bevolking (100%) profitsector (100%) industrie (100%) Commerciële diensten (100%)
18-21 jaar 15-17 jaar 15,0%
10,0%
5,0%
0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
Oudere werknemers
74 Aantal
%
loontrekkenden
45-plussers
1.244.830
21,9
561.270
25,7
Sectoren (WAV-indeling) Profitsector Industrie Commerciële diensten S11 metallurgie S18 overige industrie
683.560
18,7
22.601
36,7
7.127
32,2
11.631
31,2
S8 chemische industrie
49.487
29,7
S10 glas en bouwmaterialen
19.464
29,5
S13 machines
26.271
28,1
T6 vervoer
60.719
28, 0
S4 kleding, schoeisel, leer en bont
10.803
27,5
S5 meubelindustrie
15.299
27,4
S15 kantoormachines
17.887
27,1
T4 verhuurdiensten
S14 elektrische machines S3 textielindustrie S17 transportmiddelenproductie S20 bouw
16.118
26,7
36.020
25,6
51.741
25,6
115.254
24,1
T9 financiële diensten
21.402
24,0
T2 groothandel en handelsbemiddeling
110.551
23,8
T14 overige diensten aan personen
16.529
23,7
8.527
23,5
S6 houtindustrie
31.941
23,2
S12 metaalproducten
40.867
23,0
S2 dranken, voeding en tabak
65.929
22,4
S9 rubber- en kunststofnijverheid
21.039
22,4
S7 grafische nijverheid
T1 garagesector
31.486
22,2
T13 industriële reiniging
23.924
20,6
T11 advies & bijstand aan bedrijven & personen
65.153
20,0
S16 medische & precisieapparatuur
4.094
19,7
T7 vervoersondersteunende activiteiten
28.035
19,6
T3 kleinhandel
100.371
16,9
T5 horeca
62.239
16,7
7.130
9,6
23.158
9,2
121.232
9,2
T8 private post en telecommunicatie T10 informatica T12 selectie & terbeschikkingstelling van personeel
5.4. Valorisatie Alle onderzoeksgegevens werden gepubliceerd in vier
Baisier L., De tewerkstelling van de oudere werkne-
informatiedossiers:
mers in de industrie en profitdiensten in het Vlaams Gewest in 2000. Deel 3: De profitdienstensectoren, SERV, Brussel, 2004, 167p.
Baisier L., De tewerkstelling van de oudere werknemers in de industrie en profitdiensten in het Vlaams Gewest in 2000. Deel 1: Algemene analyse, SERV, Brussel, 2004, 120p.
Baisier L., De tewerkstelling van oudere werknemers.
Ervaringen van Vlaamse HR-managers, SERV, Brussel, 2004, 52p.
Baisier L., De tewerkstelling van de oudere werkne-
mers in de industrie en profitdiensten in het Vlaams Gewest in 2000. Deel 2: De industriële sectoren, SERV, Brussel, 2004, 210p.
Contactpersoon Leen Baisier, 02.20.90.174,
[email protected]
Uitzendarbeid ■ Dienstensector
75 6. Uitzendarbeid in de dienstensectoren
dersbedrijven. In de dienstensector zijn arbeiders vaker
6.1. Waarover gaat het project?
uitzendkrachten die men inzet hebben meestal hetzelf-
Het onderzoek naar flexibiliteit en uitzendarbeid in de
de statuut als de meeste werknemers. Zo ontstaat er een
dienstensector kent twee luiken.
rode draad: kleine ondernemingen zijn vaak arbeiders-
In het eerste luik wordt gepeild naar de inzet van uit-
bedrijven en zetten niet zo vaak uitzendkrachten in,
zendarbeid en de motieven daarvoor. Er wordt naast de
grote ondernemingen zijn vaak bediendebedrijven en zet-
wettelijk voorziene motieven veel aandacht besteed
ten vaker uitzendarbeid in. De variatie in het aantal
aan de ‘comfortmotieven’: al dan niet gewaardeerde
ingezette uitzendkrachten is bij alle vormen van inzet eer-
eigenschappen van het werken met uitzendarbeid die
der beperkt.
geen doorslaggevende rol spelen maar in de achter-
Het belang van de drie hoofdmotieven ligt dicht bij
grond toch van invloed kunnen zijn. Daarnaast is er ook
elkaar: het percentage gebruikers dat vervangen een
veel aandacht besteed aan andere vormen van flexibi-
belangrijk motief acht is 48,4%, voor pieken opvangen
liteit in de diensten en aan de mogelijkheid om een aan-
is dat 47,0% en met een klein verschil komt rekruteren
tal elementen van personeelsbeleid uit te besteden.
met 43,2%.
terug te vinden in kleine dan in grote ondernemingen. De
Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten uit de industrie (project uit 2001).
Rekruteren is vaker belangrijk bij gebruikers van uit-
In het tweede luik wordt op basis van secundair bron-
zendarbeiders, al wordt er minder vaak gerekruteerd in
nenmateriaal een kwalitatief profiel geschetst van de uit-
deze kleinere bedrijven. Bij bedienden is het motief min-
zendkracht.
der belangrijk maar wordt er vaker gerekruteerd waardoor op het einde het rekruteren van bedienden vaker
6.2. Werkwijze
voorkomt. Als het om rekruteren gaat duren de opdrach-
De gegevens voor het eerste onderzoeksluik werden
ten meestal langer dan bij andere motieven. 41,7% van
verzameld met een telefonische enquête bij perso-
de aangeworven personeelsleden hadden voor hun aan-
neelsverantwoordelijken of zaakvoerders. De interviews
werving een uitzendcontract, terwijl in 37,4% van de
duurden gemiddeld 24 minuten en gebeurden met een
ondernemingen waar gerekruteerd werd er meerdere
volledig gesloten vragenlijst. Ze werden voorafgegaan
kanalen tegelijk werden gebruikt. Rekruteren is dus een
door een aankondigingsbrief. De respons voor deze edi-
centraal gegeven bij de inzet van uitzendarbeid in de dien-
tie was 70%. Wat neerkomt op 702 volledig ingevulde
stensectoren.
vragenlijsten. Aanvullend zijn er ook 136 ultrakorte enquêtes afgenomen bij niet-gebruikers van uitzendar-
Pieken opvangen is vooral belangrijk bij gebruikers van
beid waardoor het totaal op 838 ligt.
uitzendarbeiders. Dat zijn meestal kleinere bedrijven
Voor het tweede luik worden bestaande statistische
waardoor de impact hiervan op de gehele dienstensec-
bronnen gebundeld en becommentarieerd (cijfers van
tor beperkt is. Als het om pieken gaat, is de inzet wel
Federgon, Steunpunt WAV, EAK, Sociaal Fonds).
intensief en is er veel variatie en zijn de opdrachten kort. Pieken komen voor in 69% van de ondernemingen, even
6.3. Belangrijkste bevindingen
veel bij arbeidersbedrijven als bij bediendebedrijven.
Uit de enquête blijkt dat van de flexibiliteitmaatregelen die betrekking hebben op de inzet van werknemers,
Vervangen is vooral van belang bij de uitzendbedienden.
polyvalentie en deeltijds werk het meest zijn verspreid.
De opdrachten kunnen nogal verschillen in duur. Het
In het algemeen is er geen effect van uitzendarbeid op
gaat vaker dan bij de inzet voor andere motieven om een-
de andere flexibiliteitsystemen: gebruikers van uit-
voudige uitvoerende functies. De eenvoud van het motief
zendarbeid zetten in het algemeen ook meer andere
is bedrieglijk: het is even belangrijk als rekruteren.
flexibiliteitsystemen in dan de niet-gebruikers. Ondernemingen met pieken zetten vaker uitzendkrachten in en
In vergelijking met de industrie is er in de diensten min-
ook meer andere flexibiliteitsystemen, maar de ver-
der inzet van flexibiliteit in het algemeen, dus ook van
schillen zijn beperkt. Ondanks de ruime inzet van flexi-
uitzendarbeid. Pieken opvangen was in de industrie dui-
biliteit blijft het contract van onbepaalde duur van toe-
delijk het belangrijkste motief voor de inzet van uit-
passing op 94% van de werknemers en dus de norm.
zendarbeid terwijl dat in de diensten niet zo is. Ook rek-
Van de dienstenondernemingen met meer dan 10 werk-
rutering is belangrijker in de industrie terwijl vervangen
nemers maken 43% gebruik van uitzendarbeid, grote veel
er een tweederangsrol heeft.
meer dan kleine, bediendebedrijven meer dan arbei-
Uitzendarbeid ■ Dienstensector
76 Interim management en vooral outplacement zijn enkel voor de grootste bedrijven van belang, waardoor er ook een onvermijdelijke band is met de inzet van uitzendarbeid. Loonadministratie en opleidingen zijn duidelijk de twee toppers: respectievelijk 82,4% en 52,3% besteedt dit minstens gedeeltelijk uit. Rekrutering en selectie volgt met 32,6%. Organisatieadvies, assessment en loopbaanbegeleiding worden elk door nauwelijks een op tien van de ondernemingen uitbesteed, al heeft dat zeker gedeeltelijk te maken met het niet aanwezig zijn van die activiteiten. Belang van de drie hoofdmotieven voor de inzet van uitzendarbeid in de dienstensector Percentage gebruikers dat dit motief belangrijk vindt Vervangen
Rekruteren
Pieken opvangen
Alle bedrijven
48%
43%
47%
Bedrijven die vooral uitzendbedienden inzetten
52%
35%
35%
Bedrijven die vooral uitzendarbeiders inzetten
46%
50%
57%
6.4. Valorisatie De resultaten van de enquête worden gepubliceerd in een informatiedossier:
Uitzendarbeid en flexibiliteit in de dienstensector, SERV, Brussel, 2005 Een brochure is in voorbereiding. De publicatie van de resultaten van het tweede onderzoeksluik is in voorbereiding.
Contactpersonen Hendrik Delagrange, 02.20.90.167,
[email protected] Sandra Hellings, 02 20.90.166,
[email protected]
3
Onderzoeksas werkbaar werk 1. Nulmeting van de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor
werknemers. Daarvan stuurden 12.098 respondenten
1.1. Waarover gaat het project?
mulier terug. Dit komt neer op een responspercentage
De Vlaamse Werkbaarheidsmonitor is een instrument om
van 60,6%, een uitzonderlijk cijfer bij schriftelijke pei-
de kwaliteit van arbeid of de werkbaarheid in Vlaande-
lingen. De resultaten garanderen een representatief
ren te meten en op te volgen. De monitor werd door
beeld van de werkbaarheidssituatie van de loontrek-
STV–Innovatie & Arbeid ontwikkeld naar aanleiding van
kenden op de Vlaamse arbeidsmarkt. Het is de bedoe-
het engagement van de sociale partners en de Vlaam-
ling om deze meting in 2007 en 2010 te herhalen zodat
se Regering in het kader van het Pact van Vilvoorde om
de werkbaarheidsevolutie gevolgd kan worden.
een (voor verwerking bruikbaar) ingevuld enquêtefor-
stappen te zetten die tegen 2010 leiden tot een hogere werkbaarheidsgraad.
1.3. Belangrijkste resultaten
Vier facetten van werkbaarheid worden door de moni-
Voor de vier aspecten van werkbaar werk stellen zich bij
tor in beeld gebracht: psychische vermoeidheid, wel-
een ruime meerderheid van Vlaamse werknemers geen
bevinden in het werk, leermogelijkheden en de werk-privé-
problemen: voor negen op tien werknemers is de balans
balans. De monitor geeft voor deze vier aspecten aan
tussen werk en privé-leven in evenwicht, bij vier op vijf
welk deel van de Vlaamse arbeidsmarktpopulatie zich al
werknemers zijn welbevinden en leermogelijkheden in het
dan niet in een problematische situatie bevindt. Om
werk ‘OK’, voor bijna drie op vier werknemers is ook van-
zicht te krijgen op oorzaken en achtergronden van werk-
uit het oogpunt van (psychische) vermoeidheid het werk
baarheidsknelpunten zoomt de monitor ook in op een
best werkbaar.
reeks potentiële risicofactoren in de arbeidssituatie:
Een beleidsgericht meetinstrument wil echter vooral
werkdruk, emotionele belasting, belastende arbeids-
(te remediëren) knelpunten detecteren en die zijn er
omstandigheden, gebrek aan autonomie of taakvariatie
uiteraard ook op het vlak van werkbaar werk op de
en een deficit op het vlak van sociale steun en coaching.
Vlaamse arbeidsmarkt.
In 2004 werd een eerste meting uitgevoerd, de zoge-
Op het vlak van psychische vermoeidheid verkeert
naamde nulmeting. De resultaten tonen het algemeen
28,9% van de Vlaamse werknemers in een problemati-
beeld voor de Vlaamse arbeidsmarkt maar laten ook toe
sche situatie. Het gaat om 600.000 werkenden die
om in te zoomen op de werkbaarheid in specifieke sec-
abnormaal langdurig moeten recupereren van hun
toren of beroepsgroepen.
arbeidsprestaties en daardoor een verhoogd risico lopen op gezondheidsproblemen.
1.2. Werkwijze
Voor welbevinden in het werk bevindt 18,7% (390.000
De werkbaarheidsmonitor is gebaseerd op een schrif-
werknemers) zich in een problematische situatie. Deze
telijke bevraging van loontrekkenden. In februari 2004
werknemers ervaren hun job niet (langer) als boeiend en
werd een eerste meting uitgevoerd bij 20.000 Vlaamse
zijn nauwelijks intrinsiek gemotiveerd.
Werkbaar werk ■ Psychische vermoeidheid ■ Welbevinden ■ Werk-privé-balans
78 100%
doende leermogelijkheden biedt. De inzetbaarheid van
20,5 80%
deze werknemers op langere termijn wordt gehypothekeerd omdat de mogelijkheden tot competentie-ont-
4,0
12,8
22,6% (470.000 werknemers) heeft een job die onvol-
11,5
23,8
4,5
6,1
7,3
16,1
12,1
83,9
87,9
20,8
31,0 60%
wikkeling tekort schieten. Op het vlak van de werk-privé-balans is de situatie van
69,0
11,8% (245.000) van de Vlaamse werknemers problematisch. De jobeisen stellen hier systematisch combi-
79,5
40%
76,2
79,2
20%
natiemoeilijkheden t.a.v. gezin en sociaal leven. Voor 2004 kan de werkbaarheidsgraad becijferd worden
0%
op 52,3%. Dit is het aandeel van de werknemers met een
werkdruk
kwaliteitsvolle job uit het oogpunt van psychische ver-
emotionele belasting
niet problematisch
taakvariatie
autonomie
problematisch
ondersteuning leiding
arbeidsomstandigheden
acuut problematisch
moeidheid, welbevinden, leermogelijkheden en werkprivé-balans.
1.4. Valorisatie
Kijkend naar de risico’s in de arbeidssituatie kan vast-
De resultaten werden toegelicht op een persconferen-
gesteld worden dat de arbeidsbelasting die gekoppeld
tie (24 mei 2004) en worden op verschillende wijzen
is aan het werkvolume, tempo en deadlines het omvang-
gepubliceerd en bekendgemaakt.
rijkste probleem is. Opvallend is ook het groot aandeel van de werknemers (20,5%) dat emotioneel belastend
Bourdeaud’hui, R., Janssens F., Vanderhaeghe S. (2004),
werk heeft. Dit hoge cijfer reflecteert wellicht het groei-
Nulmeting Vlaamse werkbaarheidsmonitor. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt 2004, SERV/STV-Innovatie & Arbeid, Brussel.
ende aandeel contactberoepen en de toenemende klemtoon op het ‘klantgericht’ werken. De aspecten taakvariatie en autonomie leveren ons kennis over de structuur van de functies. Taakvariatie geeft aan in welke mate de functie-inhoud een afwisselend takenpakket omvat en
Bourdeaud’hui, R., Janssens F., Vanderhaeghe S. (2004),
beroep doet op de vaardigheden van de werknemers.
Werkbaar werk. Op zoek naar verschillen op de Vlaamse arbeidsmarkt, in: De arbeidsmarkt in Vlaanderen, jaarboek editie 2004, Steunpunt WAV en VIONA stuurgroep strategisch arbeidsmarktonderzoek, Garant, Antwerpen.
Autonomie indiceert de mate waarin werknemers invloed hebben op de planning en de organisatie van hun eigen werk. Van de Vlaamse werknemers heeft 23,8% een job die onvoldoende taakvariatie biedt en 20,8% een job met onvoldoende autonomie. Een grote meerderheid (84%) van de werknemers krijgt voldoende steun in
Ontwikkeling van webmodule http://www.serv.be/werk-
het werk vanuit de directe leiding. Ook de arbeidsom-
baarwerk
standigheden stellen voor de meeste werknemers niet zoveel problemen, hoewel een aandeel van 12% dat in
Een elektronische nieuwsbrief Focus op werkbaar werk:
onze zogenaamde ‘informatiesamenleving’ aangeeft
■
onder belastende arbeidsomstandigheden te moeten werken, toch op een niet te veronachtzamen probleem
Nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor. Indicatoren voor de Vlaamse arbeidsmarkt
■
Werkbaarheidsrisico’s in kaart gebracht
duidt. 100%
4,0
12,8
20,5 80%
11,5
23,8
7,3
4,5
6,1 16,1
12,1
83,9
87,9
20,8
Contactpersoon Ria Bourdeaud’hui, 02.20.90.168, rbourdeaud’
[email protected]
31,0 60%
79,5
40%
69,0
76,2
79,2
2. Werkdruk en stress in de Vlaamse hogescholen 2.1. Waarover gaat het project? Het hogescholenlandschap is de laatste jaren voortdu-
20%
rend in beweging. Aan het personeel worden alsmaar hogere eisen gesteld door de overheid, de hogeschool-
0% werkdruk
emotionele belasting
niet problematisch
taakvariatie
autonomie
problematisch
ondersteuning leiding
arbeidsomstandigheden
acuut problematisch
directies én de studenten. Maar hoe zit het met dat personeel? Is het allemaal niet te veel? Worden zij niet
Hogescholen ■ Psychische vermoeidheid ■ Welbevinden
79 bedolven onder de lawine van veranderingen en ver-
opdrachten gedaan krijgt binnen een redelijke werk-
nieuwingen? Hebben zij er intussen het plezier in hun job
week, men de taken duidelijk afbakent en evenwichtig ver-
niet bij verloren? Zijn er op dit vlak verschillen tussen
deelt en veranderingen niet overhaast worden doorge-
hogescholen en/of tussen departementen? Zijn er orga-
voerd. Opmerkelijk blijft wel dat de departementen die
nisatiekenmerken die deze verschillen kunnen verklaren?
dit al doen en met andere woorden een goed “werk-
Dit waren de vragen die aan de basis lagen van het
drukbeleid” voeren, toch nog altijd beduidend slechte-
onderzoek. Het opzet was immers kritische factoren af
re scores laten optekenen dan het Vlaamse gemiddelde.
te bakenen in het beleid van de hogescholen en depar-
Dit geeft aan dat departementen wel degelijk een ver-
tementen, die kunnen helpen de werkdruk beheersbaar
schil kunnen maken maar niet “het” verschil. Er is dui-
te maken.
delijk sprake van een probleem op sectorniveau.
2.2. Werkwijze
Naast de psychische vermoeid van het personeel, werd
In januari 2003 werd aan al het personeel van de 22
ook onderzocht in welke mate men nog plezier beleeft
Vlaamse hogescholen een vragenlijst “stress en werk-
aan zijn job. Hier blijken de cijfers beduidend beter dan
druk in Vlaamse hogescholen” bezorgd. De respons was
die van de Vlaamse beroepsbevolking. Ondanks het ver-
massaal, 71% van het personeel van de Vlaamse hoge-
moeiende van de job, blijft men er over het algemeen toch
scholen heeft aan het onderzoek meegewerkt (5.454
sterk door geboeid. Maar ook hier zijn er grote ver-
leden van het onderwijzend personeel, of een respons van
schillen tussen departementen. Zo zijn er departemen-
71%; en 2.123 leden van het administratief en technisch
ten die, ondanks het vrij gunstige sectorgemiddelde,
personeel, of een respons van 72%).
toch slechter scoren dan de Vlaamse referentie. Ook op de motivatie en het welbevinden van het personeel blijkt
2.3. Belangrijkste bevindingen Resultaten voor het onderwijzend personeel (OP)
het taakinvullingsbeleid en de wijze waarop men ver-
Van de Vlaamse beroepsbevolking is 4,5% problematisch
naast zijn ook de mate van overleg in een departement
psychisch vermoeid. Bij de docenten en lectoren in de
evenals het personeelsbeleid, van cruciaal belang voor
Vlaamse hogescholen is dat quasi het dubbele (8,7%).
het plezier dat men aan zijn of haar job beleeft. Direc-
34,2% van de docenten geeft ernstige vermoeidheids-
ties en verantwoordelijken van hogeschooldeparte-
signalen, in de Vlaamse beroepsbevolking is dit 23,3%.
menten die hun OP’ers met plezier en gemotiveerd aan
De situatie is zonder meer ernstig te noemen. Het onder-
de slag willen houden, hebben er dus alle baat bij hier-
wijzend personeel in de Vlaamse hogescholen is duide-
aan te werken.
anderingen aanpakt een impact te hebben. Maar daar-
lijk meer psychisch vermoeid dan de gemiddelde Vlaamse werknemer.
Het gaat hier immers niet om “problemen tussen de oren van de mensen”. Deze problemen hebben duidelijk hun
De hoge cijfers op het vlak van psychische vermoeidheid
weerslag op de concrete dagdagelijkse gang van zaken
blijken voornamelijk te wijten aan de hoge werkdruk en
in een departement. Zo blijven psychisch vermoeide en
de problemen die men ondervindt bij de talrijke veran-
gedemotiveerde docenten vaker en langer afwezig, over-
deringen en vernieuwingen. Dit op zich is niet zo ver-
wegen ze meer dan de andere een andere job te zoeken
rassend. Wat wel opvalt, is dat de veelgehoorde stelling
en solliciteren ze ook effectief vaker elders. Een pre-
dat werkdruk op zich geen probleem is als er voldoen-
ventiebeleid kan dus wel degelijk (ook financieel) wat ople-
de overleg is en men voldoende ondersteund wordt door
veren.
collega’s en leiding, hier niet opgaat. Overlegmogelijkschil te maken voor psychische vermoeidheid. Opvallend
Resultaten voor het administratief en technisch personeel
is nog dat tussen organisatie-eenheden (departementen,
De situatie bij de ATP’ers is over het algemeen een stuk
opleidingen) grote verschillen zijn. Deze verschillen blij-
minder problematisch. Voor psychische vermoeidheid
ken in belangrijke mate te verklaren door het beleid
scoren zij duidelijk beter dan de docenten en lectoren,
dat er gevoerd wordt. Concreet betekent dit dat de
al zijn de cijfers voor de stafleden en de leidinggeven-
taakbelasting (gemiddeld aantal uur dat men werkt)
den toch ook wel verontrustend te noemen. Voor wel-
een rol speelt, evenals de manier waarop het departe-
bevinden liggen de scores in de buurt van die van het OP
ment veranderingen aanpakt als de manier waarop taken
en in ieder geval hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Wat
verdeeld worden. Vanuit het oogpunt van preventie is het
nog opvalt, is dat we grote verschillen terugvinden tus-
dus belangrijk ervoor te zorgen dat het personeel zijn
sen hogescholen. Dit heeft met verschillen in werk-
heden en de mate van ondersteuning blijken geen ver-
Textielverzorging ■ Werkbaar werk
80 druk(beleid), taakverdeling, participatie en leider-
3. Stress in de textielverzorging
schapsstijl te maken. Een stresspreventiebeleid kan ook
3.1. Waarover gaat het project?
hier een verschil maken.
Het Gemeenschappelijk Fonds van de Textielverzorging gaf de opdracht om de werkbaarheidsrisico’s en de
2.4. Valorisatie
gevolgen voor werkbaar werk voor de arbeid(st)ers in
De resultaten werden gepubliceerd in een informatie-
kaart te brengen. De focus is gericht op de invloed van
dossier en een brochure, deze bevatten de gegevens op
de organisatiekenmerken op werkbaar werk: de tech-
sectorniveau:
nologie, de ergonomie, de werkorganisatie, de werkverdeling, de kwaliteitszorg, het competentiebeleid, het
Bamps H., Werkdruk en stress in Vlaamse hogescholen,
leiderschap, het loonbeleid, het arbeidstijdbeleid en de
SERV, Brussel, 2004, 77p + bijlagen.
werkzekerheid. De organisatiekenmerken kunnen gunstig of ongunstig ingezet worden vanuit het oogpunt van
Bamps H. en Janssens F., Boeiend maar vermoeiend.
kwaliteit van het werk en zijn daarom ‘sleutels’ voor
Werkdruk en stress in Vlaamse hogescholen, SERV,
werkbaar werk. Het onderzoek moet alternatieven aan-
Brussel, 2004, 32p.
reiken om het welzijn op het werk te verbeteren. De sociale partners kunnen de resultaten van het onderzoek
Er werd uitgebreid feedback gegeven op het niveau van
gebruiken om initiatieven te nemen ter bevordering van
de individuele hogeschool en de departementen. Deze
het welzijn op het werk.
informatie werd enkel ter beschikking gesteld van de
In opdracht van de Vlaamse sociale partners heeft STV-
betreffende instelling zelf. Verder waren er bijdragen aan
Innovatie & Arbeid al soortgelijk onderzoek uitgevoerd
verschillende studiedagen en enkele artikels voor tijd-
in verschillende sectoren.
schriften.
Contactpersoon Hadewych Bamps, 02.20.90.172,
[email protected]
Textielverzorging ■ Werkbaar werk
81 3.2. Belangrijkste bevindingen
3.3. Valorisatie
De 10 organisatiesleutels bepalen in belangrijke mate
De onderzoeksresultaten werden gerapporteerd in een
werkbaar werk. Elke sleutel kan op een gunstige of op
informatiedossier en een brochure (beide in opmaak en
een minder gunstige wijze gebruikt worden. De werk-
ter beschikking in het voorjaar van 2005):
nemers in de textielverzorging kunnen op basis van de totaalscore van de organisatiesleutels in een virtueel koplopers-, peloton- of staartbedrijf ingedeeld worden.
Verdonck G., Werkbaar werk in de textielverzorging. Risico-indicatoren en arbeidsorganisatie, SERV, Brussel, 2005
% problematisch
50,3 44,3
Stress Motivatie 29,7 26,0
Verdonck G., Werkbaar werk in de textielverzorging? De organisatie kan het verschil maken. Een toelichting bij de 4 belangrijkste organisatiekenmerken: technologie, ergonomie, kwaliteitszorg en leiderschap, SERV, Brussel, 2005
18,8 11,7
Staart (32,7%)
Peloton (32,7%)
Koplopers (34,6%)
Organisatieprofiel (% werkneemsters)
In de staartbedrijven heeft dat 50,3% problemen met stress, in de koplopersbedrijven is dat 18,8%. Voor de motivatie daalt de groep met problemen van 44,3% naar 11,7%. Werkbaar werk heeft ook tastbare gevolgen voor het bedrijf en voor de werknemers.
Zes of meer gezondheidsklachten 82,3
Geen enkele dag afwezig Geen verloopintentie
56,9 51,8 41,9
40,0
35,5 32,3
14,8
Staart (32,7%)
Peloton (32,7%)
12,4
Koplopers (34,6%)
In de staartbedrijven heeft 32,3% van de werknemers meer dan 5 klachten, in de koplopersbedrijven is dat maar 12,4%. In staartbedrijven is 35,5% geen enkele dag afwezig, in koplopersbedrijven is meer dan 50% geen enkele dag afwezig. In staartbedrijven keek bijna 60% minstens af en toe uit naar ander werk. Koplopers denken er zelden aan om ander werk te zoeken: 82,3% keek in het afgelopen jaar nooit uit naar ander werk.
Contactpersoon Gert Verdonck, 02.20.90.165,
[email protected]
4
Vormingsactiviteiten Een belangrijke graadmeter voor het nut van het STV-
■
Wat is werkbaar werk?
onderzoek is wat met de resultaten ervan tijdens of na
■
Uitzendarbeid in Vlaanderen
het onderzoeksproject gedaan wordt: de verspreiding van
■
Nieuwe ontwikkelingen in Human Resources
STV-publicaties, de aandacht in de pers of de publicaties
■
Klantvriendelijkheid en personeelsbeleid in de detail-
van de sociale partners, de mate waarin de onder-
handel
zoeksresultaten tijdens studiedagen of vormingactivi-
■
Opleiding en rekrutering in de bouwsector
teiten aan bod komen.
■
Kwaliteitszorg in de grafische sector
In 2004 werd op basis van het onderzoek rond ploe-
■
Leeftijdsbewust personeelsbeleid
genarbeid een vormingspakket ontwikkeld. STV-Innovatie
■
….
& Arbeid was als expert betrokken bij de ontwikkeling van een simulatiespel over competentiemanagement. De
In 2004 was er de nulmeting van de werkbaarheids-
ESF-projecten Effectiever leren op de werkplek en HRM-
monitor. Na het verschijnen van de eerste resultaten wer-
coach waarin STV-medewerkers een actieve rol speel-
den medewerkers van STV-Innovatie & Arbeid gevraagd
den, werden beiden uitgeroepen tot ESF-ambassadeur
om deze resultaten op vormingsdagen en/of semina-
2005.
ries toe te lichten. Bijna 30% van onze vormingsactiviteiten is gelinkt aan het thema werkbaar werk (bijv. stressonderzoek in het hoger onderwijs, kwaliteit van de
1. Ondersteuning van vormingsinitiatieven
arbeid, werkstress in specifieke sectoren).
Organisaties (bedrijven, vakbonden, beroepsfederaties, onderwijsinstellingen enz.) kunnen een beroep doen op STV-Innovatie & Arbeid ter ondersteuning van vormingssessies, cursussen, studiedagen, infovergaderingen, seminaries enzovoort. Die ondersteuning kan verschillende vormen aannemen. Louter informatie verstrekken via het documentatiecentrum. Of onder-
Anderen 8% Leren op de werkplek 8%
Simulatiespelen 17%
Leeftijdsbewust personeelsbeleid 6% Competentiemanagement 7%
Personeelsbeleid in KMO's 17%
zoekers laten meewerken aan een vormingsprogramma (zeer actueel onderzoeksmateriaal ter beschikking stellen, inhoudelijk 'bijwerken' van vormingswerkers en/of
Ploegenarbeid 9%
kaders). Of het geven van een lezing, een uiteenzetting over een onderzoek of de resultaten. Voorbeelden van thema’s die aan bod kunnen komen: ■
Competentiemanagement
Werkbaar werk / Stress / Q arbeid 28%
Vorming ■ Vormingsinitiatieven ■ Doelgroep ■ Vormingspakketten
83 Voor bedrijfsleiders van KMO’s werden specifieke trai-
In 2004 hebben we bijgehouden hoeveel deelnemers er
ningen uitgewerkt: moderne HR-oplossingen voor de
telkens aan een activiteit deelnamen. Dit geeft toch
KMO, medewerkers in een KMO motiveren, e-onderne-
een iets andere verdeling voor de doelgroepen.
men, motiverend belonen in een KMO, …
Groepen die bestaan uit deelnemers uit de vakbonden
Van alle simulatiespelen die STV-Innovatie & Arbeid
tellen gemiddeld 27 personen. Vaak gaat het hier om vor-
ontwikkelde blijft het Teamspel een vaste waarde. Het
mingen waar je de hele dag met een groep rond een
spiksplinternieuwe spel Ruimte voor Competenties was
bepaald thema werkt. Komen de deelnemers uit het
in 2004 al goed voor 6 sessies. Daarnaast werden ook
bedrijfsleven dan zijn de groepen gemiddeld niet veel gro-
talrijke presentaties over dit thema gehouden.
ter. Dit cijfer (gemiddelde is 29 deelnemers per activi-
Werkplekleren bevat activiteiten in het kader van het ESF-
teit) wordt sterk bepaald door de opleidingssessies voor
project Effectiever leren op de werkplek.
de KMO bedrijfsleiders die meestal draaien rond 30
Een voorstelling van de onderzoeksresultaten uit het pro-
deelnemers.
ject ploegenarbeid werd in enkele sectoren aangegrepen om een discussie over bestaande ploegensystemen op gang te brengen. Vormingswerkers werden getraind in
paritair publiek
het gebruik van het vormingspakket Ploegenarbeid,
8%
gezondheidsrisico’s en sociaal leven. Leeftijdsbewust personeelsbeleid wordt door STV-Innovatie & Arbeid aangevuld met cijfers over oudere werknemers in sectoren en cases uit een 20-tal organisaties. “Anderen” bevat een verzameling van eenmalige vormingsactiviteiten zoals bijvoorbeeld outsourcing, maar bevat ook voorstellingen van STV-onderzoek of train de trainer.
2. Doelgroep van vormingsinitiatieven In 2004 was er een mooie verdeling tussen deelnemers
studenten 7%
vakbondspubliek
intermediair publiek
36%
15%
bedrijfspubliek 34%
uit bedrijven 30% (bedrijfsleiders KMO, management en werknemers) en deelnemers uit vakbonden 36% (afgevaardigden en vrijgestelden of secretarissen). 7% van de
3. Vormingspakketten
vormingsactiviteiten waren voor een paritair publiek.
Om vormingswerkers, opleidingsverantwoordelijken,
Onder intermediair publiek (17%) zetten we sectorver-
docenten, die op zoek zijn naar duidelijke informatie
antwoordelijken, trainers en vormingswerkers.
voor een opleiding/cursus, al een aardig eind op weg te helpen werkt STV-Innovatie & Arbeid vormingspakketten uit. Deze pakketten zijn modulair samengesteld
paritair publiek 7%
zowel wat betreft de inhoud als de werkvormen. Dit betekent dat iedere organisator of samensteller van een cursus zelf een selectie kan maken uit het pakket dat
studenten 10% vakbondspubliek 36%
het best aansluit bij de eigen doelstellingen en het doelpubliek van de cursus.
Nieuwe technologieën, meer of minder geschoold werk
intermediair publiek 17%
Een pakket over de invloed van innovaties op de vereiste kwalificaties in de bedrijven. Hoe verandert de kwalificatiestructuur? Is er een verhoging, verlaging of polarisatie? Worden die veranderingen enkel veroorzaakt door de innovaties of spelen ook andere elementen een bedrijfspubliek 30%
rol? Wat heeft de toekomst in petto?
Vormingspakketten
84 Innovatie als baanbreker
voort.
Hoe wordt de werkgelegenheid beïnvloed door innova-
Dit pakket biedt de mogelijkheid om allerlei bedrijfs-
ties? Gaan we naar een onbemande fabriek?
veranderingen in een ruimer kader te plaatsen. Welke invloed heeft de omgeving op het bedrijfsbeleid? Hoe
Werken in kringen, kwaliteit in overleg
reageren bedrijven op nieuwe uitdagingen van de markt?
Hoe werken kwaliteitskringen, werkoverleg? Wat komt
Heeft dit invloed op het personeelsbeleid? Samen met
er in aan bod, wie neemt er aan deel enz. Waarom neemt
de deelnemers kan u de veranderingen in hun eigen
het management het initiatief om dit soort overleg in te
bedrijf in kaart brengen en verduidelijken. Op basis van
voeren? Hoe evalueren managers, vakbonden en werk-
de gegevens die de deelnemers verstrekken via de
nemers deze werkplekparticipatie?
bedrijventest kan u niet alleen werken rond de situaties in de bedrijven zelf, maar ook rond de gemeenschappelijke
Beeldschermwerk en ergonomie
kenmerken en de uitgesproken verschillen.
Dit pakket wil niet alleen theorie aanreiken, maar gebruimiddelen aanbieden om ergonomische efficiënte en
De klok rond. Een vormingspakket over gezondheidsrisico’s en sociaal leven in ploegenarbeid
gebruiksvriendelijke beeldschermwerkposten tot stand
In Vlaanderen werken iets meer dan 200.000 mensen
te brengen.
in ploegen. Zij werken op andere uren of momenten van
kers, ontwerpers, management, elementen en actie-
de dag: ’s ochtends, ’s middags, ’s avonds, ’s nachts, tij-
Werkstress: achtergronden en aanpak
dens het weekend. Een kwart draait ploegen in een vol-
Op basis van onderzoeksbevindingen rond werkstress in
continu systeem, 24 uur op 24, 7 dagen op 7.
het onderwijs, de textielsector, ziekenhuizen en grootwarenhuizen publiceerde STV-Innovatie & Arbeid een
Werken in een volcontinu ploegensysteem houdt risico’s
algemene brochure Gejaagd door het werk. Arbeid en
in voor de gezondheid en het sociale leven. De onre-
stress in veranderende bedrijven, die de grondslag vormt van dit vormingspakket. Dit vormingspakket wil vooral basisinformatie en discussiestof aanreiken die van nut kan zijn bij het uittekenen van een preventiebeleid in een onderneming. Het pakket gaat in op de achtergronden van werkstress, wat is werkstress en hoe herkent men stressbronnen in de werkomgeving. Het bevat werkvormen om een robotfoto te maken van risicovolle werksituaties. Het geeft aan hoe een aantal nieuwe trends inzake management en personeelsinzet geanalyseerd kunnen worden vanuit de vraag of een toename van werkstress onontkoombaar is. Het vormingspakket bespreekt de belangrijkste elementen uit een stresspreventieplan en geeft een overzicht van de regelgeving.
gelmatige uren waarop ploegenarbeiders werken kunnen
Andere tijden, andere bedrijven?
■
slaapproblemen en spijsverteringsproblemen veroorzaken door opgebouwde vermoeidheid, onregelmatig eten en/of verkeerde eetgewoonten. Toch zijn er ook werknemers die al jaren in ploegen meedraaien en geen klachten hebben. Gezondheidsproblemen en sociale problemen bij mensen die in ploegen werken ontstaan meestal door: ■
slecht roosterontwerp
■
moeilijke combinatie arbeid – gezin, arbeid – sociaal leven
■
problemen op het werk (ontoereikende supervisie, slechte organisatie van het werk, weinig overleg, …)
Bedrijven waar zelden of nooit termen als human resour-
verschillen in individuele tolerantie van ploegenwerk.
ces, integrale kwaliteitszorg, lean production, teamwerk, total quality, outsourcing, organisatieverande-
Hét beste ploegenstelsel bestaat niet. Elk stelsel heeft
ring, …, worden gebruikt zijn vandaag uiterst zeldzaam.
zijn sterke en zwakke punten. Maar ook elke ploegen-
Het management is constant op zoek naar middelen
arbeider zal andere accenten leggen. Wat voor de ene
om de concurrentie een stapje voor te zijn. Men hoort
een probleem is, is voor de andere een voordeel.
niet zelden ‘voortdurend veranderen is de enige kans op
Varianten in ploegenstelsel komen er niet zomaar. Ze zijn
overleven in deze moordende concurrentieslag’.
het gevolg van keuzes die een onderneming maakt in haar
Deze veranderingen gaan ook de werknemers en hun ver-
bedrijfs- en arbeidsorganisatie. Met dit vormingspakket
tegenwoordigers niet onopgemerkt voorbij. Werkne-
willen we aangeven dat binnen bepaalde marges ver-
mers worden ‘medewerkers’, zij krijgen een ‘nieuw pro-
beteringen mogelijk zijn aan bestaande ploegensystemen.
fiel’ aangemeten, men spreekt van taakverruiming,
In dit pakket vindt u inspiratie om wie betrokken is bij
verantwoordelijkheid, samenwerking, teamspirit, enzo-
ploegenarbeid (werknemers, managers, lijnverantwoor-
Simulatiespelen
85 delijken, preventieadviseurs, bedrijfsgeneeskundige
Het teamspel verduidelijkt hoe teamwerk functioneert
diensten, personeelsverantwoordelijken, vakbondsaf-
en geeft de bedrijfseconomische noodzaak ervan aan. Het
gevaardigden, trainingsverantwoordelijken, sectorver-
spel gaat in op de belangrijkste problemen (samenwer-
antwoordelijken, …) inzicht te geven in ploegenstelsels
ken in een team, het takenpakket van het lagere kader,
en de mogelijke gezondheidsrisico’s en sociale risico’s.
het invoeringsproces) en maakt die bespreekbaar. Het
Het pakket stelt werkwijzen voor om tijdens vormings-
biedt ook de mogelijkheid om organisatorische veran-
sessies ploegenstelsels te analyseren en mogelijke ver-
deringen zoals just-in-time, integrale kwaliteitszorg en
beteringen bespreekbaar te maken.
andere te kaderen binnen teamwerk. Het Teamspel beantwoordt duidelijk aan een vraag van
Met dit pakket willen we niet in de plaats treden van die-
de bedrijven. In de grote bedrijven wordt het op grote
genen die betrokken zijn bij het vormgeven van ploe-
schaal gebruikt. Het spel werd aangekocht door Volvo
genstelsels. Een ploegenstelsel concreet invullen of ver-
Cars, IVOC (Instituut voor Vorming en Opleiding in de Con-
beteren is een ondernemingsgebonden aangelegenheid
fectie), Bayer Antwerpen NV, CIS (Centrum Informatie-
met een eigen rol voor de verschillende partijen. Wij
ve Spelen), Philips Matsushita Battery Corporation,
hopen wel dat het pakket een inspiratiebron of onder-
Fabrimetal/Delphi, Fabrimetal/CKZ Antwerpen, BACOB,
steuning kan zijn in dit vaak ingewikkelde besluitvor-
Volkswagen, Teamconsult, Interface Consult, CM (Chris-
mingsproces.
telijke mutualiteiten) en ACLVB.
Wie verdient het?
4. Simulatiespelen
In het voorjaar slaat de evaluatiekoorts weer toe in
Wie een complex thema wil behandelen waarin allerlei
bedrijven en organisaties. Dat zorgt vaak voor de nodi-
factoren een rol spelen, waar het eerder gaat om evo-
ge commotie zowel bij medewerkers als leidinggevenden.
luties en mechanismen dan om exacte informatie en
Toch vinden medewerkers het belangrijk om één keer per
wie vooral deelnemers hierin een inzicht wil geven kan
jaar met hun direct leidinggevende een gesprek te heb-
gebruik maken van een simulatiespel.
ben over het eigen functioneren en dat van hun afdeling. Wat het beloningsaspect betreft gaan zowel leidingge-
Het toeleveringsspel
venden als medewerkers principieel akkoord met de
In dit simulatiespel worden de deelnemers geconfronteerd
koppeling van beloning aan een prestatiebeoordeling.
met de realiteit van een toeleveringsnetwerk en met just-
Maar niettegenstaande deze ‘principiële’ goedkeuring,
in-time. De spelers moeten oplossingen zoeken voor
bestaat er zowel bij leidinggevenden als bij medewerkers
problemen zoals transportproblemen, kwaliteitsproble-
heel wat kritiek op het (eigen) systeem.
men, organisatieproblemen, stockbeheer problemen
STV-Innovatie & Arbeid ontwikkelde in samenwerking met
enzovoort. De deelnemers krijgen een inzicht in de grote
het Centrum Informatieve Spelen een spelvorm om in
afhankelijkheid tussen de bedrijven en de gevolgen hier-
organisaties de discussie over het beoordelings- en
van op de inzet van machines en mensen.
beloningssysteem op verschillende niveaus mogelijk te maken. Maar niet alleen de systemen zijn onderwerp van
Het netwerkspel
gesprek, ook elementen als ‘loon naar werk’, samen-
In dit spel staat de 'make or buy' beslissing centraal. De
werken, problemen oplossen, afspraken maken, elkaar
spelers worden geconfronteerd met de beslissing om acti-
ondersteunen, evaluatiegesprekken houden, … komen aan
viteiten van een bedrijf al dan niet uit te besteden. Door
bod.
het spel krijgen zij inzicht in de motivatie om uit te besteden, het verloop van zo'n uitbesteding en de gevol-
Ruimte voor competenties
gen ervan, de relaties en communicatiestromen tussen
In 2002 vroeg STV-Innovatie & Arbeid aan 1.581 perso-
de bedrijven.
neelsverantwoordelijken of zij vertrouwd zijn met het begrip competentiemanagement. Voor een grote meer-
Het teamspel
derheid van ondernemingen (60%) was het antwoord
Het teamspel wil teamwerk niet promoten. Het wil wel
negatief. Toch zegt 33% van de ondernemingen het
het inzicht in het veranderingsproces vergroten. Wat ver-
geheel of gedeeltelijk toe te passen. Dit is een opmer-
andert er? Welke problemen duiken op? Hoe worden
kelijk hoge score. Het concept wordt hoofdzakelijk in grote
problemen aangepakt? Zo worden een aantal hardnek-
bedrijven toegepast en is meer doorgedrongen in de
kige mythes de wereld uitgeholpen.
non-profit.
Simulatiespelen ■ Werkplekleren
86 Bedrijfsstrategen zien competenties als de unieke com-
spelers (het spel is gemaakt voor groepen van 6 tot 30
binatie van resources waarmee een organisatie een
deelnemers) hebben als initiële opdracht een degelijke
strategisch voordeel kan opbouwen. HRM-specialisten
spaceshuttle op het lanceerplatform te brengen en die
zien er een kans in om een geïntegreerd personeelsbe-
te voorzien van een competente bemanning.
leid te voeren en via competentiemanagement bij te dragen tot het succes van de organisatie. Voor de mede-
Het spelen van “Ruimte voor competenties” neemt
werkers vormt het een versterking van hun positie op de
idealiter 1 dag in beslag (2 spelrondes), nabespreking inbe-
interne en externe arbeidsmarkt.
grepen. Voor de uitvoering van het spel tekende het Centrum
Toch staat de sociale dialoog rond competenties in
Informatieve Spelen, STV-Innovatie & Arbeid was bij
Vlaanderen nog in zijn kinderschoenen. Dat niet alle
het project betrokken als expert (onderzoek compe-
partijen rond de tafel evenveel kennis hebben van het
tentiemanagement en expertise in de ontwikkeling van
gebruikte jargon is een van de belangrijke oorzaken van
simulatiespelen).
een stroeve dialoog. Uit onderzoek blijkt dat een goed werkend systeem van competentiemanagement alleen mogelijk is als er een draagvlak voor bestaat. Dat kan er enkel komen als er daadwerkelijk overleg gepleegd wordt met de werknemers en hun afgevaardigden. Daarom werd met de steun van de Vlaamse Overheid, over de vakbondsgrenzen heen, een project opgestart rond de sociale dialoog over competenties. Het resultaat is een simulatieoefening om deelnemers wegwijs te maken in competentiemanagement: Wat houdt het begrip precies in? Hoe moet u er in uw organisatie mee omgaan? En wat betekent dat uiteindelijk voor de medewerkers? Wat zijn de kansen en valkuilen van competentiemanagement? Het antwoord krijgt u als u Ruimte voor Competenties speelt. Het competentiespel werd ontwikkeld met de (zeer hete-
Vormingsverantwoordelijke
[email protected]
rogene) doelgroep van vakbondsafgevaardigden in het achterhoofd, dat zowel bruikbaar is voor de groep van
Ondanks deze uitdrukkelijke keuze is het competentie-
5. STV-Innovatie & Arbeid valoriseert onderzoek via ESFprojecten
spel niet enkel bruikbaar binnen vakbondsmiddens maar
Effectiever leren op de werkplek
voor iedereen die ten gronde rond competenties, com-
In 2004 werd het ESF-project Effectiever leren op de
petentiemanagement en competentieontwikkeling wil
werkplek succesvol afgesloten. STV-Innovatie & Arbeid
werken. Het was een bewuste keuze van de initiatief-
is één van de organisaties die aan dit project deelneemt.
nemers om in het spel geen dogmatische vakbonds-
In 2004 werden allerlei instrumenten rond werkplekle-
houding te verwerken t.a.v. competenties. Wel om er
ren die uitgetest werden bij de deelnemende bedrijven
een uitnodiging van te maken om met kennis van zaken
verwerkt in een webapplicatie www.vov.be/werkplek.
uitvoerenden (arbeiders, lagere bedienden) als voor kaderleden en hoger geschoolden.
en vanuit een constructief kritische houding een visie te ontwikkelen rond het thema.
Op deze website komen zeer uiteenlopende vormen van leren op de werkplek aan bod zoals opleiden op de werk-
“Ruimte voor competenties” is een simulatiespel. De
plek, begeleiden van het leren op de werkplek (peter-
deelnemers kruipen in de rol van een werknemer uit
schap, coaching en mentorschap) en teamleren (met
het bedrijf TEKAR 6 (tekar is gewoon een omkering van
behulp van intervisie en community of practice). Maar
het woord raket). Deze onderneming is gespecialiseerd
dit werkplekleren kan pas effectief zijn als ook de werk-
in het ontwikkelen van spaceshuttles met als eindbe-
omgeving alle kansen biedt, als er een draagvlak is voor
stemming het ISS (Internationaal ruimtestation). De
leren op de werkplek in de organisatie.
Werkplekleren ■ HRM-coach
87 Aan de hand van beslissingsbomen en diagnose-instru-
coach is een initiatief van KMO Contact, de UNIZO-wer-
menten kan een organisatie bepalen welke aanpak voor
king voor groei-KMO’s. Samen met andere organisaties
haar het best rendeert en het meest overeenkomt met
ondersteunt STV-Innovatie & Arbeid op basis van haar
haar cultuur. De innovatieve meerwaarde van het project
onderzoek de inhoudelijke ontwikkeling van deze in-
ligt in een beleidsmatige aanpak van werkplekleren in de
strumenten.
ondernemingen met als doel de kwaliteit van de arbeid te bevorderen en de intrinsieke leermogelijkheden van
In 2004 lag de nadruk op het opzetten van een nieuwe
functies te verhogen, gecombineerd met een pragma-
internettoepassing voor competentiebeheer, op maat van
tische aanpak via een concrete handleiding en instru-
de KMO. De software biedt een interactief evaluatie-
menten om dit beleid effectief te realiseren.
systeem. Ondernemers kunnen er een bedrijfspresentatie met opstellen en functieomschrijvingen uitwerken.
In het project werken volgende partners mee: VOV,
Bovenal wil de competentiesoftware ondersteuning bie-
Jonac nv (opleidingsverstrekker), Cevora, Vibam, Kamer
den bij de planning en opvolging van functioneringsge-
van Koophandel van Antwerpen en Waasland, Tessenderlo
sprekken. De eerste versie van de software werd in het
Chemie, Duracell, Aviapartner Belgium, Ministerie van de
najaar 2004 op een 20-tal workshops getest door KMO-
Vlaamse Gemeenschap, K.U. Leuven (Centrum voor Per-
bedrijfsleiders en verbeterd. Het internetadres is
manente Vorming in Beroepen en Organisaties, Faculteit
www.hrmcoach.be.
Psychologie en Pedagogische Wetenschappen), IPV en de SERV.
In het kader van het project HRM-coach is al eerder
Internationale feedback vanwege de University of Cam-
een map samengesteld met meer dan twintig toet-
bridge, Programme for Industry.
singslijsten over verschillende vraagstukken rond personeel (onthaal, diversiteit in de onderneming, stress en
De webapplicatie werd door het werkveld en de subsi-
welzijn op het werk,…). Deze map is een instrument
diërende overheid zeer goed ontvangen. Daarom werd
met een zeer lage drempel en hierdoor bijzonder toe-
het project gehonoreerd met de titel ESF-ambassa-
gankelijk voor de kleinste werkgever. Ruim 10.000 exem-
deurschap 2005. In 2005 zullen daarom nog enkele
plaren van deze map vonden al de weg naar de KMO-
initiatieven genomen worden om de website nog gebruiks-
bedrijfsleiders. Voor deze prestatie kreeg het project van
vriendelijker te maken.
de overheid de titel ESF-ambassadeur 2005.
6. Workshop BASF – STVInnovatie & Arbeid Op dinsdag 15 juni 2005 organiseerde BASF samen met STV-Innovatie & Arbeid een workshop rond de thema’s personeelsbeleid, competentiemanagement, werkplekleren en ploegenarbeid. Doel van deze workshop is het toetsen van onderzoeksresultaten aan de praktijk en vice versa. Samen met BASF werden enkele thema’s afgesproken die momenteel erg actueel zijn in het bedrijf. De onderzoeker in kwestie brengt een korte inleiding op het thema, waarna hierover gediscussieerd wordt met mensen van o.a. de personeelsafdeling.
Programma 10u
Ontvangst op BASF Korte voorstelling van het bedrijf (Josse
HRM-coach, personeelsbeleid op maat van de KMO
Abrahams)
Dit ESF-project wil de KMO-bedrijfsleider ondersteu-
(Paul Berckmans)
Korte voorstelling STV-Innovatie & Arbeid
nen bij het professionaliseren van het personeelsbeleid. Hiertoe worden verschillende instrumenten ingezet: onder andere relevante checklists, praktische workshops en een aantal toepassingen via het internet. HRM-
11u
Bezoek aan een productieplant op het bedrijf
88 13u
Lunch Aanwezigheid van John Dejaeger (gedelegeerd bestuurder en voorzitter directiecomité BASF)
14u15
Interactieve workshop
Thema 1
Personeelsbeleid
14u15 – 14u45 Personeelsbeleid en loopbaanbeleid bij BASF (Koen Raets) 14u45 – 15u
Onderzoek competentiemanagement (Leen Baisier)
15u – 15u15
Keeping Up Competence toegepast in de chemie (Gert Verdonck)
15u15 – 15u30 Discussie Thema 2
Ploegenarbeid
15u30 – 16u
Toelichting bij de ploegensystemen van BASF
16u – 16u20
Gezondheidsrisico’s en sociale risico’s in een volcontinu ploegensysteem (Erwin Eysackers)
16u20 – 16u45 Discussie 16u45
Afsluiting workshop
Deel 3 Vlaamse Havencommissie
1
Vlaamse Havencommissie 1. Taakomschrijving
over alle hinterlandverbindingen van de havens en het
De Vlaamse havens Antwerpen, Gent, Zeebrugge en
interregionaal en internationaal overleg over het zee-
Oostende zijn bijzonder belangrijk voor de Vlaamse en
havenbeleid. De algemene beleidsobjectieven moeten
Belgische economie. De havens kennen een enorme
worden omgezet in concrete infrastructuurplannen en
rechtstreekse en onrechtstreekse bedrijvigheid: ver-
projecten voor het geheel van de havens.
voer, overslag en opslag, distributie, handel, diensten, industrie, enz. Elk van deze activiteiten zorgt voor
Aan de Havencommissie wordt ook advies gevraagd
tewerkstelling en toegevoegde waarde. Het spreekt voor
over ontwerpen van decreet, ontwerpbesluiten en beleids-
zich dat Vlaanderen een groot belang hecht aan haar
nota’s die relevant zijn voor het havenbeleid. Deze advie-
havens en aan een gedegen havenbeleid.
zen worden gevraagd voordat er op regeringsniveau een beslissing over wordt genomen.
Daarom heeft de Vlaamse Regering in 1989 een commissie opgericht: de Vlaamse Havencommissie (VHC).
Analoog adviseert de commissie ook over projecten die
De Havencommissie levert een bijdrage tot de voorbe-
in de havens worden gerealiseerd en waarvoor de Vlaam-
reiding van het havenbeleid. Deze taak bestaat uit ener-
se overheid subsidie verleent of (mede-)investeerder
zijds een advies- en aanbevelingsopdracht en ander-
is. De minister is uitdrukkelijk gebonden om aan de com-
zijds een informatie- en studieopdracht.
missie advies te vragen over de projecten met een overheidsinvestering van ten minste 10 miljoen euro. Tot
1.1. De advies- en aanbevelingsopdracht
enkele jaren geleden lag de nadruk in de adviezen van
Het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering, de bevoeg-
de Vlaamse Havencommissie vooral op de haalbaar-
de minister en de SERV kunnen de Havencommissie
heid en de wenselijkheid van investeringsprojecten in de
om advies vragen of de Havencommissie kan op eigen
havens. Belangrijke voorbeelden van dergelijke inves-
initiatief een aanbeveling doen.
teringsprojecten zijn de Flanders Container Terminal (Zeebrugge), het Verrebroekdok (Antwerpen), het Klui-
De algemene adviezen en aanbevelingen hebben betrek-
zendok (Gent), de renovatie van de haven van Oosten-
king op het uitwerken van algemene beleidsobjectie-
de, de Containerkade Noord en de Containerkade West
ven voor de infrastructuur en exploitatie van de havens,
(Antwerpen). Ondertussen is de nadruk in de adviezen
algemene voorstellen over de concurrentievoorwaar-
en aanbevelingen wat verschoven naar de meer algemene
den tussen havens (financiering, subsidiëring, samen-
beleidsmatige onderwerpen, zoals Europese aangele-
werkingsverbanden), de bevordering van de coördinatie
genheden (Havenrichtlijn), Strategische plannen, het
tussen het beleid van de havens en overleg en een ver-
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, havenbestuurlijke
sterkte samenwerking tussen de havens. De Vlaamse
bevoegdheden, financiering van havens, enz.
Havencommissie kan ook aanbevelingen formuleren
93 1.2. De informatie- en studieopdracht
De jaarverslagen, rapporten en studies zijn verkrijg-
Het secretariaat van de Havencommissie vervult
baar bij het secretariaat van de Vlaamse Havencommissie
autonoom de algemene informatieopdracht van de
of via de bestelmodule van de SERV-website
Vlaamse Havencommissie. Op regelmatige tijdstippen
(www.serv.be).
publiceert de Vlaamse Havencommissie informatieve rapporten over bijvoorbeeld de toekomstige verkeersevolutie in de havens, het hinterlandvervoer van en naar de havens of over het sociaal-economische belang van de Vlaamse zeehavens (met gegevens over toegevoegde waarde, tewerkstelling, enz.). Binnen haar informatie- en studieopdracht kan de Vlaamse Havencommissie ook opdrachten geven aan externen, bijvoorbeeld studiebureaus, om één of meerdere aspecten van een havenrelevant probleem te onderzoeken. In oktober 2000 heeft de Havencommissie een rapport gepubliceerd over de trends in de containerbusiness zoals schaalvergroting, allianties en fusies en de gevolgen daarvan voor de Vlaamse havens. Begin 2004 publiceerde de Vlaamse Havencommissie een boekje over de invloed van de Europese Unie op de Vlaamse zeehavens: “Wegwijzer in Europese haven- en vervoerdossiers”. Voor een hele reeks Europese dossiers wordt hierin bondig maar duidelijk uitgelegd waar het over gaat en wat de actuele stand van zaken is van het dossier.
2
Werking van de Vlaamse Havencommissie in 2004 1. Commissievergaderingen in 2004
beleidsnota van de nieuwe Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur.
In 2004 is de Vlaamse Havencommissie drie maal samengekomen, namelijk op 28 april, 8 juli en 10 decem-
In de ontwerprichtlijn over de MER-plicht van zeehan-
ber 2004. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste
delshavens werd de problematiek van de MER-plicht
agendapunten van deze drie vergaderingen.
van de exploitatie van zeehavens belicht. Het decreet van 18 december 2002 “betreffende milieueffect- en vei-
28 april
ligheidsrapportage”, dat op zich een aanvulling vormde
Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
op het decreet van 5 april 1995 “houdende algemene
sie van 28 april 2004 werden twee belangrijke agen-
bepalingen inzake milieubeleid”, bevat een aantal bepa-
dapunten besproken: enerzijds de ontwerpaanbeveling
lingen die verdere uitwerking vergen. Dit gebeurt in het
van de Vlaamse Havencommissie met prioritaire aan-
ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering “tot vaststel-
dachtspunten die betrekking hebben op havens en
ling van het Vlaams reglement inzake milieu- en veilig-
havenbeleid (ontwerpaanbeveling t.b.v. het regeerak-
heidsrapportage”. Het is een besluit dat ook uitvoering
koord 2004) en anderzijds de ontwerpaanbeveling over
geeft aan verschillende Europese richtlijnen, met name:
de MER-plicht van zeehandelshavens. Daarnaast werd het boekje “Wegwijzer in de Europese Haven- en ver-
■
Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni;
voerdossiers”, dat door het secretariaat van de Haven-
■
Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december;
commissie werd opgemaakt, aan de plenaire vergadering
■
Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en
voorgesteld.
de Raad van 27 juni; ■
De ontwerpaanbeveling van de Vlaamse Havencom-
Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei.
missie met prioritaire aandachtspunten die betrekking hebben op havens en havenbeleid (ontwerpaanbeveling
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV)
t.b.v. het regeerakkoord 2004), die eind 2003 voorbe-
heeft zich in een advies van 14 januari 2004 uitge-
reid werd in twee werkgroepvergaderingen en twee keer
sproken over het genoemde ontwerpbesluit. De SERV
op het dagelijks bestuur werd besproken, werd op 28 april
beperkte zich in haar advies “tot enkele algemene
2004 ter goedkeuring voorgelegd aan Vlaamse Haven-
bemerkingen en aanbevelingen” en vond het bovendien
commissie. Deze aanbeveling was vooral bedoeld als
“niet aangewezen om zich uit te spreken over de tech-
bijdrage vanuit de havensector bij de opmaak van de rege-
nische criteria die bepalen of de MER- en de VR-plicht
ringsverklaring van de nieuwe Vlaamse Regering na de
van toepassing zijn”.
verkiezingen van 13 juni 2004 en als insteek in de
MER-plicht zeehandelshavens ■ Bolkestein ■ Veiligheid havens
95 De ontwerprichtlijn van de Vlaamse Havencommissie over
zeer ernstige gevolgen kunnen hebben als de richtlijn ook
de MER-plicht van zeehandelshavens is volledig aan-
van toepassing blijkt te zijn op de havensector.
vullend op het SERV-advies in de zin dat er over het besluit zelf geen inhoudelijke uitspraak wordt gedaan.
Op 10 februari 2004 lanceerde de Europese Commissie
De Vlaamse Havencommissie signaleert in deze aan-
een voorstel van richtlijn “betreffende het verhogen
beveling wel één uiterst belangrijk probleem dat betrek-
van de veiligheid van havens” (COM(2004)76 def). Deze
king heeft op het toepassingsgebied van de MER-plicht.
nieuwe richtlijn vormt een aanvulling op de reeds bestaan-
Met name wordt in het ontwerpbesluit, in bijlage 2a,
de verordening “betreffende de verbetering van de
rubriek 4.1, niet alleen een MER-plicht voorzien voor
beveiliging van schepen en havenfaciliteiten” (verorde-
de aanleg van zeehavens, maar ook voor de exploitatie
ning (EG) nr. 725/2004). De voorgestelde nieuwe richt-
ervan, hetgeen bij toepassing van het besluit voor ern-
lijn breidt de beveiligingsmaatregelen van de verorde-
stige problemen zal zorgen in de Vlaamse zeehavens. In
ning uit tot de gehele havenzone, zonder daarbij
de aanbeveling vraagt de Vlaamse Havencommissie
bijkomende verplichtingen op te leggen voor de zones
met aandrang om de bijlage 2a van het ontwerpbesluit
(terminals) die reeds door de bestaande verordening
van de Vlaamse Regering “tot vaststelling van het
worden gedekt.
Vlaams reglement inzake milieueffect- en veiligheidsrapportage” te herzien, en met name de exploitatie van
Voorts werd op de vergadering van 8 juli 2004 meege-
zee(handels)havens niet aan te duiden als een MER-
deeld dat de Nationale Havenraad van Nederland aan het
plichtig project.
VHC-secretariaat gevraagd had om een ondersteunende rol te spelen in het ECOPORTS-project. In september
De secretaris van de Havencommissie stelde tijdens de
2004 werd een tweede Nederlands/Vlaamse bijeen-
vergadering de nieuwe publicatie “Wegwijzer in de Euro-
komst gepland in Antwerpen (met het Havenbedrijf Ant-
pese Haven- en vervoerdossiers” voor en gaf een korte
werpen als gastheer).
demonstratie hoe de bijkomende informatie bij de publicatie op de website van de Vlaamse Havencommissie
Tenslotte werd nog aandacht besteed aan de proble-
(www.serv.be/vhc) kan geraadpleegd worden.
matiek van de beheerswijzen van lokale openbare diensten. In de vergadering van het dagelijks bestuur van 14
8 juli
april vestigde Gentse havenschepen Daniël Termont de
Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
aandacht op de problemen van de verenigbaarheid van
sie van 8 juli 2004 werden twee ontwerpaanbevelingen
bepaalde vormen van beheer van lokale openbare dien-
besproken: enerzijds de ontwerpaanbeveling over het
sten met de communautaire richtlijnen inzake over-
voorstel van richtlijn van de Europese Commissie
heidsopdrachten. De Europese Commissie stuurde op 16
“betreffende diensten op de interne markt” (de Bol-
december 2003 een aanmaning aan minister Louis
kestein-richtlijn) en anderzijds de ontwerpaanbeveling
Michel, de Belgische minister van Buitenlandse Zaken.
over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie
De Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten
“betreffende de verhoging van de veiligheid van havens”.
(VVSG) heeft dit onderwerp ook naar voren gebracht in een gesprek met het dagelijks bestuur van de SERV.
De Europese Commissie publiceerde op 13 januari 2004
De afspraak tussen SERV en VVSG was dat er verder
een voorstel voor een “Richtlijn van het Europees Par-
onderling overleg zou worden gepleegd en dat er even-
lement en de Raad betreffende diensten op de interne
tuele verdere acties zouden worden gepland van zodra
markt”. De voorgestelde richtlijn beoogt de vaststelling
de Europese Commissie ongunstig reageerde op het
van een rechtskader om de belemmeringen, die de vrij-
antwoord van het Vlaams Gewest. De vergadering van
heid van vestiging van dienstverrichters en het vrije
de Vlaamse Havencommissie van 8 juli 2004 besliste om
verkeer van diensten tussen de lidstaten in de weg
een brief te sturen aan de SERV en de VVSG met aan-
staan, te verwijderen. Dit om, aldus de Europese Com-
duiding van het belang van het dossier voor de haven-
missie, van de Europese Unie tegen 2010 de meest con-
besturen, met de vraag om bij ongunstige reacties van-
currerende en dynamische kenniseconomie van de
wege de Europese Commissie ook de Vlaamse
wereld te maken. De voorgestelde richtlijn is voor quasi
Havencommissie te betrekken in het overleg rond ver-
alle sectoren bestemd en dus niet alleen (of misschien
dere acties in dit dossier en met de vraag om elkaar
zelfs niet) voor de havensector. De Havencommissie
(SERV, VHC, VVSG) op de hoogte te houden.
heeft het voorstel geanalyseerd en signaleert in deze aanbeveling een aantal knelpunten die voor de havensector
Tweede havenrichtlijn
96 10 december
werpaanbevelingen en/of ontwerpadviezen voor de
Tijdens de vergadering van de Vlaamse Havencommis-
Vlaamse Havencommissie.
sie van 10 december 2004 werden twee onderwerpen besproken: de ontwerpadvies over een voorstel van
In 2004 kwam het dagelijks bestuur drie maal samen,
richtlijn van de Europese Commissie “inzake toegang tot
namelijk op 4 maart, 14 april en 29 november 2004.
de markt van havendiensten” (de tweede Havenrichtlijn) en de ontwerpaanbeveling over het voorstel van richt-
4 maart
lijn van de Europese Commissie “betreffende diensten
Tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur van 4
op de interne markt” (de Bolkestein-richtlijn).
maart 2004 kwamen twee grote thema’s aan bod: een toelichting van Toon Colpaert, de Gewestelijke Haven-
De Vlaamse Havencommissie heeft op 29 oktober 2004
commissaris, over alternatieve instanties die mogelijks
een adviesvraag ontvangen van de Vlaamse Minister van
de bevoegdheid van de concertatiecommissie inzake
Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, met
gemeenschappelijk promotiebeleid zouden kunnen uit-
betrekking tot het nieuwe voorstel van richtlijn “inza-
oefenen en de bespreking van de ontwerpaanbeveling van
ke toegang tot de markt voor havendiensten” (de twee-
de Vlaamse Havencommissie met prioritaire aan-
de Havenrichtlijn). De Minister vroeg het advies tegen
dachtspunten die betrekking hebben op havens en
midden december 2004. In functie van die vraag wer-
havenbeleid (ontwerpaanbeveling t.b.v. het regeerak-
den drie vergaderingen gehouden: op 19 november
koord 2004).
2004 werkgroepvergadering (bespreking voorstel secretariaat ontwerpadvies); op 29 november 2004 het
In juli 2003 werd beslist dat de Vlaamse Havencommissie
dagelijks bestuur en op 10 december 2004 een plenai-
een bijdrage zou leveren aan het regeerakkoord, in de
re Havencommissie. De Havencommissie formuleerde
vorm van een aanbeveling. Op het dagelijks bestuur van
dit advies zeer vroeg in de procedure die het voorstel
5 december 2003 en op de plenaire Havencommissie van
van de tweede Havenrichtlijn nog moet doorlopen, op
15 december 2003 werd deze tekst besproken, werden
basis van de gegevens en teksten die op dat moment
amendementen geformuleerd en werd besloten om deze
beschikbaar waren. Hierdoor werd de basis gelegd om
tekst pas op een later tijdstip publiek te maken (aange-
dit dossier proactief en van zeer nabij te volgen. Deze
zien het nog te vroeg was om dit te doen in functie van
werkwijze houdt ook in dat het advies een eerste stap
de verkiezingen in juni 2004).
is in een voortschrijdend proces: zowel de nieuwe Havenrichtlijn als de standpunten op de verschillende
14 april
overlegniveaus zullen verder evolueren. De Haven-
Het dagelijks bestuur vergaderde opnieuw op 14 april
commissie zal opnieuw advies uitbrengen van zodra
2004. Er werd over twee belangrijke agendapunten ver-
het dossier zelf of de standpunten significant zijn gewij-
gaderd. Vooreerst werd de stand van zaken van de ont-
zigd of aangevuld.
werpaanbeveling van de Vlaamse Havencommissie met prioritaire aandachtspunten die betrekking hebben op
De Vlaamse Havencommissie formuleerde al op 8 juli
havens en havenbeleid (ontwerpaanbeveling t.b.v. het
2004 een eerste aanbeveling over het voorstel van
regeerakkoord 2004) besproken. Vervolgens werd ver-
richtlijn van de Europese Commissie “betreffende dien-
slag uitgebracht over de activiteiten van de werkgroepen
sten op de interne markt” (de Bolkestein-richtlijn). Deze
“Dienstverlening Interne Markt” en “Havenpromotie”.
eerste aanbeveling blijft onverminderd geldig. De Havencommissie vond het echter dringend nodig om enkele
De ontwerpaanbeveling van de Vlaamse Havencom-
belangrijke elementen uit de vorige aanbeveling opnieuw
missie met prioritaire aandachtspunten die betrekking
onder de aandacht te brengen. Dat gebeurde in een
hebben op havens en havenbeleid (ontwerpaanbeveling
korte aanbeveling.
t.b.v. het regeerakkoord 2004) werd tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur van 14 april 2004 besproken als voorbereiding op het voorleggen van de
2. Dagelijks bestuur
ontwerptekst aan de plenaire Havencommissie van 28
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de alge-
april 2004.
mene werking van de Vlaamse Havencommissie en formuleert de opdrachten aan de werkgroepen en het
29 november
secretariaat. Het finaliseert, op basis van de voorstel-
De belangrijkste punten van de vergadering van het
len van het secretariaat en de werkgroepen, de ont-
dagelijks bestuur van 29 november 2004 waren de
Impact Europa op Vlaamse Zeehavens
97 bespreking van het ontwerpadvies over het voorstel
4. Studienamiddag
van richtlijn van de Europese Commissie “inzake toegang
Op 20 oktober 2004 organiseerde de Vlaamse Haven-
tot de markt voor havendiensten” en van de opvolging
commissie, in samenwerking met de administratie Water-
ontwerprichtlijn “Diensten op de interne markt”.
wegen en Zeewezen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een succesvolle studienamiddag over de
De Vlaamse Havencommissie heeft voordien over het
impact van Europa op de Vlaamse zeehavens. Meer dan
voorstel van richtlijn van de Europese Commissie
200 deelnemers woonden de studienamiddag bij.
“betreffende diensten op de interne markt” (de Bolkestein-richtlijn) al een aanbeveling gemaakt. Op de
Tot voor een tiental jaren was de Europese Commissie
vergadering van 29 november 2004 werd over de laat-
van oordeel dat er geen nood was aan een specifiek
ste stand van zaken verslag uitgebracht. Daarbij werd het
Europees havenbeleid. Als vervolg op de liberalisering
nodig geacht om enkele belangrijke elementen uit de vori-
van transport- en nutsdiensten en ingevolge gerucht-
ge aanbeveling opnieuw onder de aandacht te brengen
makende rechtszaken over de toepassing van de Euro-
in de vorm van een korte aanbeveling.
pese mededingingsregels op havenactiviteiten is deze stelling volledig verlaten. Meer en meer wordt de havensector geconfronteerd met specifieke Europese regel-
3. Werkgroepen
geving. Deze betreft niet alleen de liberalisering van de
De dossiers voor het dagelijks bestuur en de Haven-
dienstverlening, maar ook de financiering van havens, de
commissie werden in de loop van 2004 voorbereid door
veiligheid en de beveiliging van het havenverkeer, milieu-
de verschillende werkgroepen.
voorschriften bij havenbouw, enzovoort. Weinig aspecten van de hedendaagse havenexploitatie ontsnappen nog
De werkgroepen zijn verantwoordelijk voor de voorbe-
aan de impact van het Europees beleid. In opdracht van
reiding van het grootste deel van de adviezen en aan-
de Vlaamse Havencommissie en met medewerking van
bevelingen. Ze zijn samengesteld uit vertegenwoordigers
de administratie Waterwegen en Zeewezen van de Vlaam-
van de werknemers, werkgevers en havenbesturen. Het
se Gemeenschap werd door een multidisciplinair con-
secretariaat kan deskundigen van de administratie
sortium van experts een grondig onderzoek naar de
Waterwegen en Zeewezen (Departement Leefmilieu en
gevolgen van het Europese havenbeleid voor de Vlaam-
Infrastructuur) uitnodigen, indien dat nodig is.
se zeehavens gevoerd. Tijdens de studienamiddag werd dit onderzoek en de Vlaamse actie tegenover het Europese havenbeleid toegelicht.
3
Adviezen en aanbevelingen 1. Aanbeveling met prioritaire aandachtspunten die betrekking hebben op havens en havenbeleid (synthese) De Vlaamse Havencommissie vraagt aan het beleid aan-
het beleid en sectoroverschrijdende financieringsmechanismen (onder andere met betrekking tot de domeinen economie, openbare werken en milieu) zijn hiervoor noodzakelijk. ■
Het Havendecreet vergt bijsturing. In de periode
dacht voor de volgende knelpunten die op korte termijn
sinds de invoering van het Havendecreet en de uit-
een oplossing vergen, en kunnen worden gegroepeerd
voeringsbesluiten zijn een aantal aspecten onvol-
rond 4 thema’s. In onderstaande synthese worden deze
doende duidelijk en werkbaar gebleken. Verduidelij-
knelpunten verkort weergegeven. In het tweede deel
king en aanpassing zijn nodig, onder meer in
(“nadere uitleg”) van deze aanbeveling wordt op elk
overeenstemming met de “Aanbeveling van de Vlaam-
knelpunt dieper ingegaan.
se Havencommissie over de organisatie van de financiering van de publieke taken in havens en de cofi-
1.1. Financiering van de Vlaamse zeehavens ■
nanciering van havenprojecten” (2 juli 2003). Deze verduidelijkingen en aanpassingen zijn in voorbe-
De organisatie van de financiering van de publieke
reiding. Vanuit het beleid is ondersteuning hiervan
taken in havens en de cofinanciering van havenpro-
uiteraard noodzakelijk. Aan de essentiële inhoud
jecten. Bij de organisatie van de financiering van
van het oorspronkelijke havendecreet mag niet
de havens ontbreken soms transparantie en doel-
geraakt worden: de eenheid van beheer binnen het
matigheid, worden besluiten (nog) niet in praktijk
havengebied, een responsabilisering voor het com-
gebracht en ontbreken (soms) duidelijke regels en pro-
merciële luik alsook de verantwoordelijkheid van
cedures in verband met de afhandeling van project-
het Vlaams Gewest voor de financiering van de
dossiers. Op begrotingstechnisch vlak is er nood
publieke toegankelijkheid dient te worden gegaran-
aan continuïteit en duidelijkheid (bij voorkeur aan-
deerd.
wending van reguliere begroting, gebruik van fondgevallen). Voorts is meerjarenplanning voor haven-
1.2. Toegankelijkheid van de havens (hinterland en maritiem)
infrastructuur dringend gewenst.
■
sen, zoals het FFEU, slechts in specifieke, beperkte
■
De hinterlandverbindingen van de Vlaamse havens
Sommige strategische investeringsprojecten over-
vergen aandacht. Zowel voor binnenvaart, wegver-
stijgen het gebruik van de huidige financieringsme-
voer, spoor, shortsea shipping als gecombineerd ver-
chanismen. Sommige havenprojecten hebben een
voer is bijzondere beleidsaandacht nodig zodat de hin-
uitzonderlijk groot belang maar passen door hun
terlandzijde van de havens vlot toegankelijk blijft.
omvang niet in de huidige financieringsmechanismen.
Gebeurt dit niet dan zullen er vervoersstromen ver-
Aangepaste procedures, uitdrukkelijke keuzes door
plaatst worden naar de buurlanden, met negatieve
Prioritaire aandachtspunten havens en havenbeleid
99 gevolgen voor economie, ecologie en werkgelegen■
■
De havengebieden moeten dringend afgebakend
heid.
worden. Het ontbreken van een afbakening (begren-
Afstemming van de maritieme toegang op de
zing) van de havengebieden veroorzaakt rechtson-
scheepvaartontwikkelingen. Gegeven de ontwikke-
zekerheid omdat het niet duidelijk of bepaalde zones
lingen in de scheepvaart (met o.m. schaalvergro-
tot het havengebied behoren of niet. Dergelijke
ting en strikte vaarschema’s van containerrederijen)
rechtsonzekerheid vraagt een dringende oplossing.
worden hoge eisen gesteld aan de havens op het vlak gebied zijn marktpositie wil handhaven of verbete-
1.4. Het Europese beleidsniveau en exportpromotie
ren, dan is het noodzakelijk om de maritieme toegang
■
van de maritieme toegang. Als Vlaanderen op haven-
■
genheid. Vlaanderen moet veel actiever anticipe-
bestaande en te verwachten scheepvaartontwikke-
ren en reageren op en participeren in Europese en
lingen.
andere internationale initiatieven. Deelname in het
Veilige, vlotte en flexibele afwikkeling van het
door Europa gefinancierde onderzoek, een sterkere
scheepvaartverkeer. De veilige, vlotte en flexibele
profilering in het Europese overleg en een alerte opvolging van alle Europese dossiers is noodzakelijk.
afwikkeling van het scheepvaartverkeer is in belangrijke mate afhankelijk van beloodsing en scheep-
■
Het Europees beleid is ook een Vlaamse aangele-
van de havens te optimaliseren in functie van de
■
Een centrale rol voor de havens in de exportpromotie
vaartbegeleiding. Intensieve en structurele samen-
van de overheid. Een sterk exportbeleid kan niet
werking, optimalisering van de uitrusting op het
zonder een sterke buitenlandse promotie van de
gebied van materieel en personeel en toepassing
havens. Bijkomende initiatieven, geen versnippe-
van de nieuwste technieken zijn noodzakelijk.
ring van middelen en de creatie van één aan-
Duidelijke standpunten in onderhandelingen met
spreekpunt zijn de belangrijkste noden op korte ter-
Nederland. Vlaams-Nederlandse dossiers zoals de
mijn.
Scheldeverdieping, de IJzeren Rijn en de sluis van Ter-
Gegeven de omvang van het document wordt voor de nadere uitleg bij elk van deze punten verwezen naar de integrale tekst van de aanbeveling (zie www.serv.be/vhc bij publicaties Vlaamse Havencommissie).
neuzen vergen studie en onderhandeling. Het Vlaamse beleid moet, in het belang van de Vlaamse havens, toezien een vlottere afhandeling van deze dossiers verzekeren en alle vertragingen, zowel aan Nederlandse als aan Vlaamse zijde, bestrijden.
1.3. Leefmilieu en ruimtelijke ordening ■
■
milieu moet ook rekening houden met havens.
2. Aanbeveling over de MERplicht van zeehandelshavens
Havengebieden concurreren, door hun ligging aan de
2.1. Inleiding
zee of aan rivieren, met ecologische gebieden. Een
Het decreet van 18 december 2002 “betreffende milieu-
gedifferentieerde aanpak is nodig: inzake milieu en
effect- en veiligheidsrapportage”, dat op zich een aan-
ruimtelijke ordening moet rekening worden gehou-
vulling vormde op het decreet van 5 april 1995 “houdende
den met de typische eigenschappen van een haven
algemene bepalingen inzake milieubeleid”, bevat een aan-
en van de activiteiten die in havens worden uitge-
tal bepalingen die verdere uitwerking vergen. Dit gebeurt
oefend. De regels moeten duidelijker worden, dit
in het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering “tot
leidt tot meer rechtszekerheid.
vaststelling van het Vlaams reglement inzake milieu- en
Strategische plannen voor de havens moeten voor-
veiligheidsrapportage”. Het is een besluit dat ook uit-
al sociaal-economisch georiënteerd zijn. De in aan-
voering geeft aan verschillende Europese richtlijnen,
maak zijnde strategische plannen betrekken de rele-
met name:
Havens moeten rekening houden met het milieu, het
vante havenactoren te weinig bij het overleg en besteden te weinig aandacht aan de sociaal-econo-
■
Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985
mische aspecten van de havens. De huidige plannen
betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaal-
moeten, waar nodig, worden bijgestuurd. De finaliteit
de openbare en particuliere projecten goedgekeurd
van de in aanmaak zijnde strategische plannen is de
zoals gewijzigd door de Richtlijn 97/11/EG van de
afbakening van het havengebied door middel van een GRUP en het voorzien van een vrije economische ruimte voor havenactiviteiten.
Raad van 3 maart 1997 (Project-m.e.r.-richtlijn); ■
Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van
MER-plicht zeehavens
100
■
■
zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn
zee(handels)havens met uitzondering van militaire
betrokken (Seveso-richtlijn);
havens”. Het probleem waarop de Havencommissie
Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en
wijst, is het feit dat naast de aanleg van zeehavens,
de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoorde-
volgens bijlage 2a van het besluit, nu ook de exploita-
ling van de gevaren voor het milieu van bepaalde plan-
tie van zeehavens onderworpen zou zijn aan een project-
nen en programma’s (Plan-m.e.r.-richtlijn);
MER.
Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in
Er zijn verschillende argumenten die aangeven dat het
publieke inspraak met betrekking tot de opstelling van
onderwerpen van de exploitatie van zeehavens niet
bepaalde plannen en programma’s betreffende het
wenselijk is:
milieu en tot wijziging van de Richtlijn 85/337/EEG van de Raad en Richtlijn 96/61 van de Raad (Participatierichtlijn).
1. In de eerste plaats bestaat vanuit de Europese verplichtingen geen noodzaak voor de invoering van een MER-plicht voor de exploitatie van zeehavens. De
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV)
Europese MER-richtlijn bevat tot op vandaag geen
heeft zich in een advies van 14 januari 2004 uitge-
indicatie dat de exploitatie op zich als MER-plichtig zou
sproken over het genoemde ontwerpbesluit. De SERV
moeten worden aanzien. Eerder lijkt de richtlijn de
beperkte zich in zijn advies “tot enkele algemene bemer-
MER-plicht te koppelen aan de aanleg van havens.
kingen en aanbevelingen” en vond het bovendien “niet
Deze verplichting werd in Vlaanderen correct omge-
aangewezen om zich uit te spreken over de technische
zet in artikel 2.5 van het besluit van de Vlaamse
criteria die bepalen of de MER- en de VR-plicht van toe-
Regering van 23 maart 1989 houdende bepaling voor
passing zijn”. Het SERV-advies kan geraadpleegd wor-
het Vlaams Gewest van de categorieën van werken en
den via de website: www.serv.be.
handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieueffectrapport is vereist voor de volle-
Deze aanbeveling van de Vlaamse Havencommissie is vol-
digheid van de aanvraag van de bouwvergunning (B.S.
ledig aanvullend op het SERV-advies in de zin dat er over
17 mei 1989). De vaststelling dat de Europese Com-
het besluit zelf geen inhoudelijke uitspraak wordt gedaan.
missie op dit punt nooit van een gebrekkige omzetting
De Vlaamse Havencommissie signaleert in deze aan-
gewag heeft gemaakt én het gegeven dat geen enke-
beveling wel één uiterst belangrijk probleem dat betrek-
le andere Europese Lidstaat de exploitatie van havens
king heeft op het toepassingsgebied van de MER-plicht.
aan de MER-plicht heeft onderworpen, bevestigen de
Met name wordt in het ontwerpbesluit, in bijlage 2a,
stelling dat uit de Europese MER-richtlijn geen MER-
rubriek 4.1, niet alleen een MER-plicht voorzien voor
plicht voor havenexploitatie voortvloeit.
de aanleg van zeehavens, maar ook voor de exploitatie ervan, hetgeen bij toepassing van het besluit voor ern-
2. Ook de verantwoording die wordt voorgebracht in de
stige problemen zal zorgen in de Vlaamse zeehavens.
nota van toelichting bij het ontwerp MER/VR-besluit
Deze problemen worden uiteengezet en beargumen-
kan niet overtuigen. Volgens de nota van toelichting
teerd in punt 2 van deze aanbeveling. In punt 3 formu-
kadert het invoeren van de betrokken MER-plicht met
leert de Havencommissie haar aanbevelingen.
name in de doelstelling om de bestaande milieuvergunningsplicht voor zeehavens een effectieve meer-
2.2. Uiteenzetting van het knelpunt
waarde te geven. Als die meerwaarde louter ligt in het
In bijlage 2 van het ontwerpbesluit wordt het toepas-
verkrijgen van informatie, dan zijn er meer eenvoudige
singsgebied bepaald voor de project-MER. In deel 2a van
middelen dan het opleggen van een MER-plicht om
deze bijlage wordt een opsomming gegeven van alle
deze informatie te verkrijgen. De “geringe meer-
projecten die in aanmerking komen om onderworpen te
waarde” van de MER-plicht voor de exploitatie van zee-
worden aan een project-MER. Er zijn twee categorieën:
havens vloeit voort uit het feit dat het havenbeheer
elk soort project wordt ofwel aangeduid met een A (in
losstaat van de concrete exploitatie van de in de
dat geval is de project-MER-plicht steeds geldig) of met
haven opererende bedrijven, die voor de door hen
een B (in dat geval zal de administratie beoordelen of er
geëxploiteerde inrichtingen uiteraard – waar nodig –
al dan niet een project-MER noodzakelijk is).
over de vereiste milieuvergunning moeten beschikken. De zeehavenbeheerders zijn in de eerste plaats dienst-
In bijlage 2a wordt in de opsomming van de projecten
verlenende autoriteiten. Zij kunnen niet gehouden
onder rubriek 4.1 vermeld: “Aanleg en exploitatie van
zijn tot naleving van milieuvergunningsvoorwaarden
MER-plicht zeehavens
101 die eigen zijn aan exploitaties door derden. Overlap-
2.3. Aanbeveling
pende milieuvergunning(svoorwaard)en zijn dan ook
1. De Vlaamse Havencommissie signaleert in deze aan-
onaanvaardbaar en zouden enkel rechtsonzekerheid
beveling een probleem, dat zal voortvloeien uit de
in de hand werken.
ongewijzigde toepassing van het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering “tot vaststelling van het Vlaams
Het voorgaande neemt niet weg dat de havenbestu-
reglement inzake milieu- en veiligheidsrapportage”. De
ren vandaag reeds, o.m. via het politioneel toezicht van
Havencommissie spreekt zich niet uit over de inhou-
de havenkapiteins, controle- en handhavingsbe-
delijke aspecten van het ontwerpbesluit, doch stipt
voegdheden uitoefenen binnen het door hen beheer-
slechts één probleem aan dat zich situeert in bijlage
de havengebied. Zo staat de havenkapiteindienst,
2a van het besluit, rubriek 4.1.
krachtens artikel 14 van het Havendecreet, in voor het nemen van alle maatregelen ter vrijwaring van het milieu.
2. In bijlage 2a van het ontwerpbesluit wordt in rubriek 4.1 aangegeven dat een project-MER niet alleen noodzakelijk is voor de aanleg van zeehavens, maar ook voor
3. Al deze elementen worden overigens bevestigd in de
de exploitatie ervan. De Vlaamse Havencommissie is
studie die door AMINAL werd uitgeschreven inzake het
van mening dat er geen geldige argumentatie is voor
milieurechtelijk statuut van de zeehavens. In het laat-
de invoering van een MER-plicht voor de exploitatie
ste deel van deze studie wordt geconcludeerd dat de
van zeehavens. Een MER-plicht opleggen voor de
MER-plicht voor de exploitatie van zeehandelshavens
exploitatie van zeehavens is duidelijk niet de bedoe-
– alsook de milieuvergunningsplicht – enerzijds geen
ling geweest van de Europese regelgeving die aan de
noodzakelijke omzetting vormen van de Europese
basis ligt van het ontwerpbesluit. Een MER-plicht
MER-richtlijn en anderzijds evenmin de geschikte
opleggen voor de exploitatie van zeehavens heeft
middelen uitmaken tot een optimale milieuzorg in de
bovendien nauwelijks een meerwaarde, aangezien het
havens.
havenbeheer losstaat van de exploitatie van de in de haven opererende bedrijven, die voor de door hen
Op de MiNa-website wordt, in het voorwoord bij deze
geëxploiteerde inrichtingen uiteraard over een milieu-
studie, overigens uitdrukkelijk beaamd dat deze com-
vergunning moeten beschikken.
plexe problematiek in de studie correct werd ontleed. Het komt dan ook op zijn minst merkwaardig voor
3. Een bijkomend argument om de exploitatie van zee-
dat thans een ontwerp van MER/VR-besluit voorligt
havens niet aan de verplichting van een project-MER
dat op dit punt geen rekening houdt met – integendeel:
te onderwerpen is het feit dat geen enkele andere lid-
volkomen indruist tegen – de bevindingen uit de stu-
staat dit heeft gedaan en dat zelfs in Vlaanderen niet
die waartoe de Vlaamse overheid zélf de opdracht
alle terminals vallen onder deze regeling.
heeft gegeven. 4.Gegeven bovenstaande argumentatie vraagt de VlaamDe voornoemde studie leert eveneens dat geen enke-
se Havencommissie met aandrang om de bijlage 2a van
le andere Lidstaat de exploitatie van zeehandelshavens
het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering “tot
als dusdanig aan een milieuvergunning onderhevig
vaststelling van het Vlaams reglement inzake milieu-
heeft gemaakt en dat, zoals reeds aangegeven, de
effect- en veiligheidsrapportage” te herzien, en met
andere Lidstaten de MER-plicht beperken tot de lou-
name de exploitatie van zee(handels)havens niet aan
tere aanleg (en/of ingrijpende wijziging) van zeehan-
te duiden als een MER-plichtig project.
delshavens. Gegeven bovenstaande argumentatie vraagt de Vlaamse Havencommissie met aandrang om de bijlage 2a van het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering “tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake milieuen veiligheidsrapportage” te herzien, en met name de exploitatie van zee(handels)havens niet aan te duiden als een MER-plichtig project.
Veiligheid havens
102 3. Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “betreffende de verhoging van de veiligheid van havens”
3.2. Samenvatting van het voorstel van richtlijn
3.1. Inleiding
ren- en passagiersstromen over zee en over land met
Op 10 februari 2004 lanceerde de Europese Commissie
elkaar. In dit kader spelen de havens een belangrijke rol
een voorstel van richtlijn “betreffende het verhogen
in de nationale economieën. Terroristische aanslagen in
van de veiligheid van havens” (COM(2004)76 def). Deze nieuwe richtlijn vormt een aanvulling op de reeds bestaande verordening “betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten” (verordening (EG) nr. 725/2004). De voorgestelde nieuwe richtlijn breidt de beveiligingsmaatregelen van de verordening uit tot de gehele havenzone, zonder daarbij bijkomende verplichtingen op te leggen voor de zones (terminals) die reeds door de bestaande verordening worden gedekt.
havens kunnen dus resulteren in ernstige ontregelingen
Havens zijn knooppunten waar de verschillende vervoermodi samenkomen. De havens zijn essentiële schakels in de totale vervoersketen en verbinden de goede-
van de vervoerssystemen en een domino-effect veroorzaken op de industrie in de omgeving van de havens alsook schade berokkenen aan mensen in het havengebied en omwonenden. In deze context stelt de Europese Commissie voor om een algemeen beleid inzake de veiligheid van havens te ontwikkelen. Met hetzelfde doel voor ogen heeft de IMO (International Maritime Organisation) reeds een aantal maatregelen getroffen om de veiligheid van schepen en havenfacili-
Er zijn dus in dit verband twee dossiers lopende:
teiten te verbeteren door wijzigingen aan te brengen aan de SOLAS-conventie (Safety of Life at Sea) en door de
1
1. de verordening “betreffende de verbetering van de
ontwikkeling van de ISPS-Code (International Ship &
beveiliging van schepen en havenfaciliteiten” (verder verordening “Beveiliging havenfaciliteiten” genoemd). Deze verordening is definitief goedgekeurd en 2. het voorstel van richtlijn2 “betreffende het verhogen van de veiligheid van havens” (verder ontwerprichtlijn “Havenbeveiliging” genoemd). Deze richtlijn bevindt zich in ontwerpfase.
Port facility Security). Die maatregelen werden door de Commissie overgenomen in de Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten. Een gezamenlijke IMO-ILO-werkgroep (International Maritime Organisation – International Labour Organi-
Deze aanbeveling gaat enkel over 2, de ontwerprichtlijn
sation) heeft recent aan een gedragscode voor de bevei-
Havenbeveiliging.
liging van de havens gewerkt (goedgekeurd op 21 mei 2004), doch deze gedragscode is niet juridisch bin-
In punt 2 van deze aanbeveling wordt het voorstel van
dend. Daarom werkt de Europese Commissie thans aan
richtlijn samengevat. In punt 3 worden de knelpunten en
een eigen systeem om de veiligheid van de havens te ver-
aandachtspunten op een rij gezet en in punt 4 worden
beteren. Het voorstel van de Commissie vult de werk-
de conclusies van de Vlaamse Havencommissie gefor-
zaamheden van IMO-ILO aan.
muleerd. Verordening (EG) nr. 725/2004, de SOLAS-wijzigingen en de ISPS-Code hebben tot doel de maritieme veiligheid te verhogen door het ontwikkelen van veiligheidsmaatregelen betreffende schepen en havenfaciliteiten. Verordening (EG) nr. 725/2004 en de ISPS-code zijn enkel van toepassing op dat gedeelte van de haven dat het raakvlak schip-haven vormt, of is met andere woorden aan landzijde beperkt tot de terminals. Het voorstel van richtlijn “betreffende het verhogen van de veiligheid 1 Een verordening is de strengste vorm van wetgeving die gedetailleerde instructies bevat die van kracht zijn in de volledige Europese Gemeenschap en die direct bindend zijn voor de lidstaten. 2 Een richtlijn is een beslissing van de Europese Unie, die bindend is voor de Europese instellingen en de lidstaten en die geldt als een algemene instructie om een doel te bereiken. De manier waarop dit doel wordt bereikt wordt overgelaten aan de lidstaten.
van havens” daarentegen heeft een dubbel doel: de veiligheid verhogen in die havenzones welke niet onder de Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen en verzekeren dat ingevolge Verordening (EG) nr. 725/2004 uitgevoerde veiligheidsmaatregelen verhoogde veiligheid
Veiligheid havens
103
Met het voorstel van richtlijn “betreffende het verhogen
3.3. Overzicht van knelpunten en aandachtspunten in de voorgestelde richtlijn 3.3.1 De ontwerprichtlijn “Havenbeveiliging” bouwt voort op de verordening “Beveiliging havenfaciliteiten”
van de veiligheid van havens” beoogt de Europese Com-
De havenautoriteiten en havenfaciliteiten zijn nog volop
missie volgende doelstellingen te bereiken:
bezig met de implementatie van de verordening Bevei-
heerst in naburige havenzones. Het voorstel van richtlijn “betreffende het verhogen van de veiligheid van havens” schept geen nieuwe verplichtingen in de gebieden die al onder Verordening (EG) nr. 725/2004 vallen.
liging havenfaciliteiten. Deze werkzaamheden vergen ■
■
■
Waarborgen en monitoren op communautair niveau
intensief overleg, ingrijpende maatregelen en hebben een
van het bereiken van een voldoende niveau van
hoge financiële impact. De Vlaamse Havencommissie
havenveiligheid, door veiligheidsmaatregelen die
ondersteunt daarom het principe dat de nieuwe ont-
van toepassing zijn op het schip/haven raakvlak aan
werprichtlijn zoveel mogelijk voortbouwt op de structuren
te vullen en te ondersteunen;
en instanties die reeds door Verordening 725/2004 in
Zorgen voor geharmoniseerde implementatie en
het leven werden geroepen. Bijkomende structuren en
gelijke voorwaarden in heel de Europese Unie om geen
instanties zouden de werklast voor de betrokken partijen
verschillen in het leven te roepen voor de commer-
enkel maar verhogen, de coördinatie complexer maken
ciële havengebruikers;
en wellicht weinig meerwaarde bieden.
Ervoor zorgen dat de nodige, op de hele haven van toepassing zijnde, veiligheidsmaatregelen zoveel
Gegeven de bestaande werklast ten gevolge van de ver-
mogelijk kunnen worden geïmplementeerd door te
ordening Beveiliging havenfaciliteiten is de Havencom-
steunen op reeds bestaande instrumenten die zijn
missie van mening dat bij voorkeur eerst duidelijkheid
ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 725/2004, en dat
wordt bekomen over de werkbaarheid en de implica-
hiermee maximale veiligheidsresultaten worden
ties van de verordening Beveiliging havenfaciliteiten,
behaald via minimale bijkomende lasten voor de
vooraleer “een stap verder wordt gezet” met de invoe-
havens.
ring van de richtlijn Havenbeveiliging.
van de veiligheid van havens” werd op 10 februari 2004
3.3.2 De ontwerprichtlijn bevat zinvolle voorstellen tot betere coördinatie en overleg
door de Europese Commissie gelanceerd en op 12 febru-
De Vlaamse Havencommissie vindt dat de ontwerp-
ari 2004 aan het Europees Parlement en aan de Raad
richtlijn Havenbeveiliging zinvolle voorstellen bevat tot
toegezonden.
betere coördinatie en overleg:
Het voorstel van richtlijn “betreffende het verhogen
Veiligheid havens
104 ■
In overweging 8 wordt gesteld dat de verantwoor-
coördinatie. De oprichting van een comité voor
delijkheden op het gebied van havenbeveiliging dui-
havenveiligheid, waarin ook de diverse operatoren van
delijk erkend moeten worden door alle betrokken
een haven in vertegenwoordigd dienen te zijn, kan een
partijen. De lidstaten houden toezicht op de naleving
zeer constructieve bijdrage leveren tot de commu-
van de veiligheidsregels en stellen een duidelijke
nicatie en de uitwisseling van praktijkervaringen
verantwoordelijke autoriteit aan voor al hun havens,
tussen de betrokken overheden en de privé-sector.
keuren alle veiligheidsbeoordelingen en –plannen
De huidige ervaringen met betrekking tot de imple-
goed voor hun havens, stellen veiligheidsniveaus
mentatie van de verordening Beveiliging havenfaci-
vast en delen deze mede, zorgen ervoor dat de
liteiten leren dat overleg en coördinatie absoluut
maatregelen goed worden doorgegeven, geïmple-
noodzakelijk zijn om de beveiliging te realiseren
menteerd en gecoördineerd, en voorzien in het ver-
zonder de werking van de havens te belemmeren.
hogen van de effectiviteit van veiligheidsmaatregeinformatieplatform binnen de havengemeenschap.
3.3.3 Niet alleen de havens, maar de volledige transportketens moeten beveiligd worden
Deze overweging bevat maatregelen die ook zeer nut-
De Vlaamse Havencommissie vindt de beveiliging van
tig toepasbaar zijn voor de implementatie van de ver-
havens nuttig en nodig, doch is van mening dat de ver-
ordening Beveiliging havenfaciliteiten.
hoogde veiligheid noodzakelijk is voor de gehele trans-
In art. 9 wordt voorgeschreven dat er een haven-
portketen. Regelgeving die betrekking heeft op de gehe-
veiligheidsfunctionaris moet worden aangesteld.
le transportketen verdient de voorkeur boven een
Deze persoon zou ook goed geplaatst zijn om de ver-
regelgeving die uitsluitend voor het havengebied geldt.
schillende veiligheidsplannen van de havenfacilitei-
Bovendien moet dergelijke regelgeving op mondiaal
ten op elkaar af te stemmen en hierin een coördi-
vlak worden uitgewerkt. De transportketen is zo veilig
nerende rol te spelen. Bovendien kan deze persoon
als de zwakste schakel; het is daarom weinig zinvol om
ook fungeren als aanspreekpunt en tussenpersoon
containers in het havengebied permanent te beveiligen
om concrete vragen met betrekking tot de beveili-
terwijl op het voor- en natransport geen gelijkwaardige
ging van bepaalde installaties voor te leggen aan de
veiligheidseisen van toepassing zijn. De Vlaamse Haven-
bevoegde overheid, zoals voorzien in de verordening
commissie vindt dat ernstig moet overwogen worden of
Beveiliging havenfaciliteiten.
op dit ogenblik wel stringente beveiligingsmaatregelen
Ook art. 10 kan leiden tot beter overleg en betere
nodig zijn in de havengebieden, bovenop de terminals zelf,
len
■
■
en
alarmering
door
middel
van
een
Veiligheid havens
105 terwijl dergelijke maatregelen niet voor de rest van de transportketen van toepassing zullen zijn.
3.3.5 Er is een duidelijke uitspraak nodig over de verdeling van de financiële lasten Reeds van bij het begin van de implementatie van de
3.3.4 De beveiliging van havens als gehele gebieden stuit op praktische problemen
maatregelen van de verordening “Beveiliging havenfa-
Het toepassingsgebied van de ontwerprichtlijn wordt
maatregelen zeer hoog zouden zijn. Ook de ontwerp-
omschreven als volgt (art. 2 §1): “Deze richtlijn behelst
richtlijn Havenbeveiliging zal aanzienlijke kosten ver-
veiligheidsmaatregelen die dienen te worden nageleefd door of van invloed zijn op mensen, infrastructuur en uitrusting, inclusief vervoermiddelen, in havens alsook in naburige gebieden waar deze een directe of indirecte impact hebben op de veiligheid in de haven.” In art. 2 §3 wordt gesteld: “De lidstaten stellen voor elke haven de grenzen vast voor de toepassing van deze richtlijn, in voorkomende gevallen rekening houdend met de informatie van de havenveiligheidsbeoordeling”.
oorzaken. In dit verband vindt de Vlaamse Havencom-
citeiten” werd het duidelijk dat de kostprijs van al deze
missie dat: ■
De Europese Commissie een grondige studie moet laten uitvoeren over de kosten die uit de richtlijn zullen voortvloeien.
■
De Europese Commissie een duidelijk standpunt moet innemen over de wijze waarop de kosten verdeeld moeten worden tussen de privé-sector, de havenautoriteiten en de regionale, nationale en/of
Uit deze definiëring kan worden opgemaakt dat de lid-
Europese overheden. Zonder duidelijke regels hier-
staten zelf het toepassingsgebied moeten afbakenen, en
omtrent, die geldig zijn in alle lidstaten, ontstaat er
dat zij daarvoor ten minste gedeeltelijk een geogra-
een concurrentieverstoring tussen de lidstaten van
fisch criterium moeten hanteren. Niettegenstaande er
de Europese Unie. Met dit aspect werd in de veror-
voor de Vlaamse havens voorlopige of definitieve afba-
dening “Beveiliging havenfaciteiten” geen rekening gehouden.
keningen van de havengebieden bestaan, is het gebruik ervan voor beveiligingsdoeleinden minder eenvoudig,
■
omdat:
De maatregelen ter beveiliging van gehele havens het algemeen belang dienen en dat de overheid in de financiering ervan een belangrijke rol moet spelen.
■
Er zich in de havengebieden openbare wegen bevin-
Dit geldt ook voor de controles (bijv. de beoordeling
den die niet uitsluitend een haveninterne functie
van de havenveiligheidsplannen van de havenfacili-
hebben en die niet zomaar kunnen afgesloten wor-
teiten) die de overheid moet uitvoeren.
den; ■
er zich in de havens nog woonkernen bevinden en
3.4. Conclusie
gebieden met gemengde woon/havenfuncties.
■
De ontwerprichtlijn “Havenbeveiliging” bevat zinvolle regels die zorgen voor een betere coördinatie
Bij de implementatie van de beveiligingsmaatregelen zal
van de implementatie van beveiligingsmaatregelen
bijgevolg veelvuldig gebruik gemaakt moeten worden van
in de havens. Het feit dat wordt voortgebouwd op de
een indeling van de havens in subgebieden, eventueel
verordening “Beveiliging havenfaciliteiten” vindt de
zelfs tot op het niveau van individuele terminals. Maar
Havencommissie positief.
op deze maritieme terminals is de verordening “Bevei-
■
De Havencommissie geeft echter de voorkeur aan een
liging havenfaciliteiten” reeds van toepassing, waar-
timing die toelaat om eerst de maatregelen van de
door mogelijk een overlapping van maatregelen ont-
verordening “Beveiliging havenfaciliteiten”, en de
staat.
implicaties daarvan, te evalueren. ■
Voorts is de Havencommissie van mening dat er
Bovendien zorgt de geografische afbakening van de
beter zou gestreefd worden naar een verbetering van
beveiliging van havengebieden voor een concurrentieel
de beveiliging van de gehele transportketen, in plaats
nadeel voor opslag- en distributiebedrijven die binnen
van het toepassingsgebied te beperken tot uitslui-
de grenzen van het havengebied gevestigd zijn tegenover soortgelijke bedrijven die buiten het havengebied
tend de havengebieden. ■
De Havencommissie constateert dat er praktische
gevestigd zijn (en die buiten de beveiligingsmaatrege-
problemen kunnen rijzen bij de implementatie van de
len vallen). Ook hier geldt de bedenking dat niet een afge-
richtlijn, o.m. gegeven de uitgestrektheid van de
bakend gebied maar een gehele vervoersketen moet
Vlaamse havens en de aanwezigheid in het haven-
beveiligd worden.
gebied van woonkernen en openbare wegen die niet uitsluitend een havenfunctie vervullen.
Bolkestein
106 ■
De Europese Commissie moet duidelijkheid scheppen
enorme potentieel van de dienstensector op het gebied
over de omvang van de kosten die door de richtlijn
van groei en werkgelegenheidscreatie is tot dusver
worden veroorzaakt, over de wijze waarop deze kos-
onbenut gebleven, omdat de ontwikkeling van dien-
ten moeten worden verdeeld, en welke Europese
stenactiviteiten op de interne markt door talrijke obsta-
ondersteuning hierbij kan worden gegeven. Zonder
kels wordt belemmerd. Het voorstel maakt deel uit van
duidelijke regels hieromtrent, die geldig zijn in alle
de strategie van de Commissie om deze belemmeringen
lidstaten, ontstaat er immers een concurrentiever-
uit de weg te ruimen.
storing tussen de lidstaten van de Europese Unie. De voorgestelde richtlijn beoogt de vaststelling van een rechtskader om de belemmeringen, die de vrijheid van
4. Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “betreffende diensten op de interne markt”
vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten in de weg staan, te verwijderen.
4.1. Inleiding
Om de belemmeringen voor de vrijheid van vestiging op
De Europese Commissie publiceerde op 13 januari 2004
te heffen voorziet het voorstel in de volgende maatre-
een voorstel voor een “Richtlijn van het Europese Par-
gelen:
lement en de Raad betreffende diensten op de interne markt”. De voorgestelde richtlijn beoogt de vaststelling
■
maatregelen voor een administratieve vereenvou-
van een rechtskader om de belemmeringen, die de vrij-
diging, met name de invoering van "één loket" waar
heid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten in de weg staan, te verwijderen. Dit om, aldus de Europese Commissie, van de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken.
dienstverrichters de administratieve formaliteiten met betrekking tot hun activiteit kunnen vervullen en de verplichting om de mogelijkheid te bieden deze formaliteiten langs elektronische weg te vervullen; ■
de vaststelling van een aantal beginselen waaraan vergunningstelsels die op dienstenactiviteiten van toepassing zijn, moeten voldoen, met name de voor-
De voorgestelde richtlijn is voor quasi alle sectoren
waarden en procedures voor de verlening van ver-
bestemd en dus niet alleen (of misschien zelfs niet)
gunningen;
voor de havensector. De Havencommissie heeft het
■
voorstel geanalyseerd en signaleert in deze aanbeveling
der beperkend zijn en die in de wetgeving van bepaal-
een aantal knelpunten die voor de havensector zeer ernstige gevolgen kunnen hebben als de richtlijn ook van
een verbod op bepaalde wettelijke eisen die bijzonde lidstaten nog kunnen voorkomen;
■
de verplichting om te beoordelen of bepaalde ande-
toepassing blijkt te zijn op de havensector. Ook voor ande-
re wettelijke eisen in overeenstemming zijn met de
re sectoren zullen er ernstige problemen ontstaan door
in de richtlijn vastgelegde voorwaarden, en met
de richtlijn, maar deze worden niet behandeld in deze aan-
name of zij evenredig zijn.
beveling. Om de belemmeringen voor het vrije verkeer van dienIn punt 2 van deze aanbeveling wordt het voorstel van
sten op te heffen voorziet het voorstel in de volgende
richtlijn samengevat. In punt 3 worden de knelpunten op
maatregelen:
een rij gezet en in punt 4 worden de conclusies van de
■
Vlaamse Havencommissie geformuleerd.
invoering van het oorsprongslandbeginsel; dit beginsel houdt in dat op een dienstverrichter alleen het recht van het land van vestiging van toepassing is en
4.2. Samenvatting van het voorstel van richtlijn
dat de lidstaten diensten, die door een in een ande-
Het voorstel voor een richtlijn “betreffende diensten
richt, niet mogen beperken. Dit beginsel gaat gepaard
op de interne markt” maakt deel uit van het proces van
met een aantal algemene en tijdelijke afwijkingen en
re lidstaat gevestigde dienstverrichter worden ver-
met bepaalde afwijkingen inzake specifieke gevallen;
economische hervorming met het doel van de EU tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kennis-
■
het recht om diensten uit andere lidstaten af te
economie van de wereld te maken. Dit doel kan volgens
nemen, zonder dat het land van de afnemer res-
de Europese Commissie alleen worden bereikt, wanneer
trictieve maatregelen mag opleggen of overheids-
er een ware interne markt voor diensten bestaat. Het
diensten of particuliere ondernemingen discrimine-
Bolkestein
107 ■
■
rend gedrag mogen vertonen;
De richtlijn is daarentegen niet van toepassing op niet-
een systeem dat bijstand verleent aan afnemers
economische activiteiten of activiteiten waarbij het ken-
van diensten van dienstverrichters die in een ande-
merk van vergoeding ontbreekt, bijvoorbeeld bij activi-
re lidstaat zijn gevestigd;
teiten die de staat zonder economische tegenprestatie
een verdeling van de taken tussen de lidstaat van oor-
verricht in het kader van zijn taken op sociaal, cultureel,
sprong en de lidstaat van bestemming alsmede bepa-
gerechtelijk of onderwijsgebied.
lingen betreffende de uitvoering van controlepro-
Tevens worden in het voorstel maatregelen voorzien
4.3. Overzicht van knelpunten in de voorgestelde richtlijn 4.3.1 De richtlijn heeft een onduidelijke, maar ingrijpende impact op de gehele economie
om te zorgen voor het voor de opheffing van deze belem-
De Vlaamse Havencommissie constateert dat uit het
meringen noodzakelijke wederzijds vertrouwen tussen
voorstel van richtlijn niet duidelijk blijkt welke gevolgen
de lidstaten.
precies uit de toepassing ervan zullen voortvloeien. Het
cedures bij de terbeschikkingstelling van werknemers voor de verrichting van een dienst.
is bijzonder moeilijk om, sector per sector of actor per In artikel 4, onder 1, wordt het begrip "dienst" gedefi-
actor, uit te maken welke betekenis de richtlijn precies
nieerd: "elke economische activiteit, anders dan in loon-
heeft. De Vlaamse Havencommissie is uiteraard niet
dienst, zoals bedoeld in artikel 50 van het Verdrag, die
bevoegd om zich uit te spreken over of in naam van ande-
bestaat in een dienstverrichting waarvoor een econo-
re sectoren of in naam van een hele economie, maar geeft
mische tegenprestatie wordt ontvangen".
in deze aanbeveling wel aan dat de gevolgen van de richtlijn zeer ingrijpend zullen zijn. Voor een sectoro-
Concreet gezien dekt deze definitie een zeer breed
verschrijdende houding tegenover de richtlijn verwijst
scala van activiteiten, zoals beheersadviezen, certificatie
de Havencommissie naar het standpunt van de Sociaal-
en testen, onderhoud, de reiniging en beveiliging van kan-
Economische Raad van Vlaanderen (www.serv.be).
toren, reclamediensten, arbeidsbemiddeling, inclusief uitzendbureaus, handelsagenten (tussenpersonen), juridische of belastingadviezen, diensten in verband met onroerend goed, zoals vastgoedmakelaars, diensten in verband met de bouw, architecten, handel, de organisatie van beurzen, autoverhuur, beveiligingsdiensten, toeristische diensten, inclusief reisbureaus en gidsen, audiovisuele diensten, sportcentra en pretparken, diensten in verband met recreatie, gezondheidszorg, thuiszorg, bijvoorbeeld bij ouderen. Onder de richtlijn vallen dus: ■
diensten voor consumenten, diensten voor ondernemingen of diensten die voor beide categorieën gebruikers worden verricht;
■
diensten die worden verricht door een dienstverrichter die zich naar de lidstaat van de afnemer heeft verplaatst, op afstand verrichte diensten (bijv. via internet), in het land van oorsprong verrichte diensten nadat de afnemer zich heeft verplaatst, of in een andere lidstaat verrichte diensten nadat zowel de dienstverrichter als de afnemer zich aldaar hebben verplaatst (bijv. toeristengidsen);
■
al dan niet gratis diensten ten behoeve van de eindafnemer.
Bolkestein
108 4.3.2 Toepasbaarheid van de richtlijn op de havensector
■
sagiers: deze worden steeds uitgevoerd tegen een vergoeding.
De Vlaamse Havencommissie constateert dat er onduidelijkheid bestaat rond de vraag of de richtlijn al dan niet
Goederenbehandeling en diensten geleverd aan pas-
■
Andere dienstverlening in het havengebied, zoals
van toepassing is op de havensector. Er komen vanuit het
drinkwaterbedeling, bunkering, afvalbeheer, scheeps-
Directoraat-Generaal “Interne markt” duidelijke signa-
agentuur en expeditie: ook deze worden steeds uit-
len dat de richtlijn niet van toepassing zou zijn op de
gevoerd tegen een vergoeding.
havensector, noch op de vervoersector (behoudens enkele uitzonderingen: geldvervoer, lijkenvervoer en
Politioneel toezicht, de regeling van de behandeling van
ziekenvervoer). Het lag volgens de opstellers van de
gevaarlijke goederen, milieu-inspecties, veiligheid en
tekst niet in de bedoeling om de vervoersector en de
beveiliging en alle andere diensten die verband houden
havensector op te nemen in de reikwijdte van de richt-
met de uitoefening van het openbaar gezag vallen niet
lijn. Op datum van deze aanbeveling zijn de intenties van
onder de richtlijn, niettegenstaande er soms ook een ver-
de Europese Commissie niet gematerialiseerd in nieuwe
goeding voor deze diensten moet betaald worden.
tekstvoorstellen. Daarenboven dient opgemerkt dat de transportdiensten in het huidige voorstel slechts van de werking van de richtlijn wordt uitgesloten voor zover deze zijn geregeld door specifieke regelgeving. De transportsector blijft dus aan de richtlijn onderworpen voor alle kwesties die niet in specifieke regelgeving zijn geregeld. Er dient dus over gewaakt te worden dat de havensector een volledige uitsluiting uit het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijn bekomt, ongeacht het voorhan-
De Vlaamse Havencommissie vraagt met aandrang aan de Vlaamse en Belgische beleidsverantwoordelijken om er bij de Europese instanties op aan te dringen dat er duidelijkheid komt rond het toepassingsgebied van de richtlijn en dat de intentie van deze instanties om de havensector buiten het toepassingsgebied te laten vallen, onverwijld wordt gematerialiseerd in een nieuw tekstvoorstel.
den zijn van specifieke Europese regelgeving voor de
De Vlaamse Havencommissie baseert zich in deze aan-
4.3.3 De veiligheid, de sociale stabiliteit en de marktpositie van de Vlaamse havens zijn mogelijk in gevaar
beveling op de ontwerptekst zoals deze op 13 januari
De wijze waarop de Vlaamse havens georganiseerd zijn,
2004 werd gepubliceerd door de Europese Commissie
is het product van vele decennia opbouw van ervaring
en constateert dat er in de tekst geen aanwijzingen zijn
en knowhow, zowel bij de havenbesturen, de bedrijven
die aangeven dat de havensector niet onder de richtlijn
in de haven, de werknemers in de havengebieden (haven-
zou vallen. Tot op het moment dat er een nieuwe officiële
arbeiders en andere) als de overheid. Deze ontwikkelingen
tekst door de Europese Commissie wordt gepubliceerd
hebben geleid tot goed functionerende havens met hoge
waaruit duidelijk op te maken valt dat de havensector niet
veiligheidsnormen, efficiënte arbeid, hoge productiviteit
onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt,
en een hoog niveau van sociale stabiliteit. Het samen-
beschouwt de Havencommissie de ontwerptekst als
gaan van al deze eigenschappen van de Vlaamse haven-
zijnde wel van toepassing op havens.
sector geeft aan dat er nu reeds een uniek evenwicht
havens.
bestaat. Dit zou betekenen dat de richtlijn van toepassing zou zijn op de volgende diensten die in de havensector worden
Door het oorsprongslandbeginsel wordt het verboden om
geleverd:
de vrijheid van dienstverrichters te beperken als deze, gevestigd in een andere lidstaat, in Vlaanderen hun
■
■
Het beheer van haventerreinen en het voorzien in
diensten komen verrichten. Dit betekent voor de haven-
haveninfrastructuur. Deze diensten worden welis-
sector dat het bijzonder moeilijk zal worden om het
waar dikwijls beschouwd als van algemeen econo-
systeem van havenarbeid, zoals dat nu bestaat, te hand-
misch belang, doch ze worden steeds uitgevoerd
haven. Zelfafhandeling zou mogelijk kunnen worden en
tegen een vergoeding (havengelden en concessie-
kan mogelijk zelfs niet of moeilijk aan reglementeringen
gelden).
worden onderworpen (want behoudens uitzonderingen
Technische en nautische dienstverlening (loods-
zijn de regels in het land van oorsprong van toepas-
diensten, sleepdiensten en vast- en losmaakdien-
sing). Voor zover wel reglementering mogelijk is, lijkt de
sten): deze worden steeds uitgevoerd tegen een ver-
handhaving van deze regels in de praktijk niet voor de
goeding.
hand liggend.
Bolkestein
109 De marktpositie van de Vlaamse havens wordt volledig
actoren in de havensector. De onduidelijkheden en vaag-
afhankelijk van de wijze waarop in andere landen met de
heden in de ontwerprichtlijn zijn talrijk. Enkele voor-
richtlijn wordt omgegaan. Andere lidstaten hebben
beelden:
immers de mogelijkheid om op een andere wijze dan België en/of Vlaanderen hun nationale en/of regionale
■
In het raam van de Havenrichtlijn werd ervan uitge-
regelgeving aan te passen in functie van de richtlijn, zodat
gaan dat het begrip vergunning ook sloeg op ver-
de concurrentiepositie van de Vlaamse havens in gevaar
gunningen of overeenkomsten betreffende het
kan komen.
gebruik van haventerreinen of -gebouwen (zoals de domeinconcessies in Vlaamse havens). De verlening
De toepassing van de richtlijn op de havensector zal ingrij-
van dergelijke vergunningen en overeenkomsten
pende gevolgen hebben voor de wijze waarop de Vlaam-
door havenbesturen aan goederenbehandelaars en
se havens nu georganiseerd zijn, met zware gevolgen
andere havenondernemingen, viel dus principieel
inzake veiligheid, efficiëntie, productiviteit en sociale
onder de Havenrichtlijn. Het is echter betwijfelbaar
voorwaarden.
of de verlening van dergelijke vergunningen en overeenkomsten in havens ook onder de bepalingen over
De Vlaamse Havencommissie dringt er sterk op aan alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de ontwerprichtlijn niet van toepassing zal zijn op de havensector, gegeven de zware gevolgen op sociaal vlak, op het vlak van veiligheid en voor de concurrentiepositie van de Vlaamse havens.
vergunningen zouden vallen die zijn opgenomen in de voorgestelde richtlijn betreffende diensten op de interne markt. ■
De nieuw voorgestelde richtlijn definieert een vergunning bovendien als een “besluit” van de overheid betreffende de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit; dit wijst op een eenzijdige over-
4.3.4 De richtlijn legt enkel de algemene lijnen vast
heidsbeslissing zodat de vraag rijst of contracten tus-
Het voorstel van richtlijn is een kaderrichtlijn, hetgeen
domeinconcessies en concessies van openbare dienst)
sen havenbesturen en havenondernemingen (zoals wel onder de regels voor vergunningen vallen.
betekent dat er een algemeen rechtskader wordt vastgesteld dat behoudens enkele uitzonderingen op alle eco-
■
In de aanhef van het richtlijnvoorstel wordt gesteld
nomische dienstenactiviteiten van toepassing is. Deze
dat de bepalingen over de vrijheid van vestiging
horizontale aanpak is volgens de Europese Commissie
(inclusief deze over vergunningen) alleen van toe-
gerechtvaardigd omdat de juridische belemmeringen, die
passing zijn voor zover de betrokken activiteiten
de totstandkoming van een ware interne markt voor
voor concurrentie opengesteld zijn, zodat bestaan-
diensten in de weg staan, dikwijls voor vele verschillende
de monopolies kunnen worden behouden; in de richt-
activiteiten gelden en talrijke aspecten met elkaar
lijntekst zelf is deze restrictie blijkbaar niet opge-
gemeen hebben. Aangezien het een voorstel tot kaderrichtlijn betreft, heeft het niet tot doel gedetailleerde
nomen. ■
De voorgestelde richtlijn bevat bepalingen over ver-
regels vast te stellen of alle regels van de lidstaten
boden of beoordelingsplichtige eisen. De lidstaten
inzake de dienstensector te harmoniseren.
mogen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk
Juist omdat het een kaderrichtlijn is, die bedoeld is
stellen van o.m. de toepassing, geval per geval, van
voor alle economische sectoren, is de concrete toepas-
economische criteria. In dergelijke economische cri-
selijkheid en toepasbaarheid op de zeehavensector
teria wordt de verlening van de vergunning afhankelijk
onduidelijk. De precieze gevolgen van diverse bepalin-
gesteld van het bewijs dat er een economische
gen voor havenactiviteiten zijn vaak moeilijk in te schat-
behoefte of marktvraag bestaat of wordt nagegaan
ten. Het richtlijnvoorstel hanteert begrippen en termen
of de activiteit in overeenstemming is met de door
die niet specifiek zijn afgestemd op de feitelijke en juri-
de bevoegde instantie vastgestelde doelen van de
dische praktijken die gangbaar zijn in de havensector.
economische planning. Voor de Vlaamse havenbesturen is de onmogelijkheid om in hun beleid en
4.3.5 De richtlijn bevat veel onduidelijkheden en vaagheden
bedrijfsvoering met de economische behoeften van
In het geval de richtlijn van toepassing zou zijn op de
problematisch. De voorgestelde regel druist in tegen
havensector, dan zouden heel wat bepalingen in de richt-
de autonomie van de Vlaamse havenbesturen en
lijn leiden tot grote rechtsonzekerheid bij de diverse
ontneemt hen elke bewegingsruimte om een optimale
de havenontwikkeling rekening te houden, bijzonder
Bolkestein
110 economische ontwikkeling van het havengebied te
■
realiseren. Dit geldt niet alleen voor domeincon-
wordt gepubliceerd door de Europese Commissie,
cessies – in de mate dat die onder de regeling over
gaat de Havencommissie ervan uit dat de havensector
vergunningen zouden vallen – maar ook voor ande-
wel onder de richtlijn valt. De Havencommissie vraagt
re vergunningen en contracten, zoals ook concessies
met aandrang aan de beleidsverantwoordelijken erop
van openbare dienst. In de Havenrichtlijn daarente-
toe te zien dat de Europese Commissie inderdaad de
gen werd wel rekening gehouden met de mogelijkheid
tekst herschrijft en er zeker voor zorgt dat de haven-
voor havenbesturen om, in functie van hun strate-
sector integraal buiten de richtlijn valt, ongeacht
gische planning, bepaalde dienstverleners een ver-
het voorhanden zijn van specifieke Europese regel-
gunning te weigeren. ■
Zolang er geen aangepaste en verduidelijkte tekst
De praktische draagwijdte van het oorsprongsland-
geving voor de havens. ■
Omdat de ontwerprichtlijn een kaderrichtlijn is, is de
beginsel is onduidelijk. Het betekent dat dienstver-
concrete toepasselijkheid en toepasbaarheid op de
richters alleen moeten voldoen aan de nationale
zeehavensector onduidelijk. De precieze gevolgen van
bepalingen van hun lidstaat van oorsprong betreffen-
diverse bepalingen voor havenactiviteiten zijn vaak
de de toegang tot en de uitoefening van een dien-
moeilijk in te schatten. Het richtlijnvoorstel han-
stenactiviteit, de kwaliteit of inhoud van de dienst,
teert begrippen en termen die niet specifiek zijn
reclame, de contracten en de aansprakelijkheid van
afgestemd op de feitelijke en juridische praktijken
de dienstverrichter. Welke Belgische, Vlaamse en lokale havenregelgeving precies haar gelding zou
gangbaar in de havensector. ■
verliezen ten voordele van de regelgeving van het oorsprongsland, kan niet met zekerheid worden vastgesteld.
De ontwerprichtlijn bevat een groot aantal onduidelijkheden en vaagheden.
■
De wijze waarop de Vlaamse havens georganiseerd zijn, is het product van vele decennia opbouw van ervaring en knowhow, zowel bij de havenbesturen,
De Vlaamse Havencommissie neemt zich voor om, in het
de bedrijven in de haven, de werknemers in de
geval de richtlijn van toepassing zou zijn op de haven-
havengebieden (havenarbeiders en andere) en de
sector, in een latere aanbeveling, artikelsgewijs in te
overheid. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot
gaan op de ontwerprichtlijn.
goed functionerende havens met hoge veiligheidsnormen, efficiënte arbeid, hoge productiviteit en
4.4. Conclusie ■
■
een hoog niveau van sociale vrede. Het oor-
De Vlaamse Havencommissie vraagt aan de SERV om
sprongslandbeginsel en andere principes uit de
in zijn standpunt deze aanbeveling van de VHC inte-
richtlijn brengen de veiligheid, de efficiëntie, de
graal over te nemen voor wat de Vlaamse haven-
productiviteit en de sociale stabiliteit in de Vlaam-
sector betreft.
se havens ernstig in gevaar.
De Vlaamse Havencommissie stelt vast dat het voorstel van “Richtlijn van het Europese Parlement en de
Volgens het Directoraat-generaal “Interne markt”
5. Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “betreffende diensten op de interne markt” – UPDATE
van de Europese Commissie valt de havensector niet
5.1. Inleiding
onder de richtlijn of was het minstens niet de bedoe-
De Europese Commissie publiceerde op 13 januari 2004
ling de havensector onder de richtlijn te laten vallen.
een voorstel voor een “Richtlijn van het Europese Par-
Uit de tekst valt dit echter niet op te maken. De
lement en de Raad betreffende diensten op de interne
Vlaamse Havencommissie vraagt met aandrang aan
markt”. De voorgestelde richtlijn beoogt de vaststelling
de Vlaamse en Belgische beleidsverantwoordelijken om
van een rechtskader om de belemmeringen, die de vrij-
er bij de Europese instanties op aan te dringen dat er
heid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten in de weg staan, te verwijderen. Dit om, aldus de Europese Commissie, van de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken.
Raad betreffende diensten op de interne markt” zeer ingrijpende gevolgen heeft voor de gehele economie. ■
duidelijkheid komt rond het toepassingsgebied van de richtlijn en dat de intentie van deze instanties om de havensector buiten het toepassingsgebied te laten vallen, onverwijld wordt gematerialiseerd in een nieuw tekstvoorstel. Dit moet gebeuren door o.m. in artikel 2c de havens uitdrukkelijk uit te sluiten.
Tweede havenrichtlijn
111 De Vlaamse Havencommissie formuleerde reeds op 8 juli 2004 een eerste aanbeveling over deze ontwerprichtlijn. Deze aanbeveling blijft onverminderd geldig. De Havencommissie vindt het bovendien dringend nodig om enkele belangrijke elementen uit de vorige aanbeveling opnieuw onder de aandacht te brengen.
5.2. Samenvatting van het voorstel van richtlijn en overzicht van de knelpunten Voor een samenvatting van de richtlijn en een over-
De Vlaamse Havencommissie vraagt daarom nogmaals met aandrang aan de Vlaamse en Belgische beleidsverantwoordelijken om er bij de Europese instanties op aan te dringen dat er duidelijkheid komt rond het toepassingsgebied van de richtlijn “Diensten op de interne markt” en dat de intentie van deze instanties om de havensector buiten het toepassingsgebied te laten vallen, onverwijld wordt gematerialiseerd in een nieuw tekstvoorstel. Dit moet gebeuren door o.m. in artikel 2c de havens uitdrukkelijk uit te sluiten.
zicht van de knelpunten verwijst de Vlaamse Havencommissie naar de vorige aanbeveling van de VHC over het voorstel voor een “Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt”3.
5.3. Nieuwe oproep van de Vlaamse Havencommissie ■
6. Advies over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “inzake toegang tot de markt voor havendiensten” 6.1. Inleiding De Vlaamse Havencommissie heeft op 29 oktober 2004
De Vlaamse Havencommissie stelde in haar vorige
een adviesvraag ontvangen van de Vlaamse Minister
aanbeveling reeds vast dat het voorstel van “Richt-
van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, met
lijn van het Europese Parlement en de Raad betreffen-
betrekking tot het nieuwe voorstel van richtlijn “inzake
de diensten op de interne markt” zeer ingrijpende
toegang tot de markt voor havendiensten”. De Minister
gevolgen heeft voor de gehele economie. Deze vast-
vraagt het advies tegen midden december 2004.
stelling blijft geldig. ■
■
Volgens het Directoraat-generaal “Interne markt” van
De Havencommissie formuleert dit advies zeer vroeg in
de Europese Commissie valt de havensector niet
de procedure, op basis van de gegevens en teksten die
onder de richtlijn of was het minstens niet de bedoe-
op dit moment beschikbaar zijn, waardoor de basis
ling de havensector onder de richtlijn te laten vallen.
wordt gelegd om dit dossier proactief en van zeer nabij
Uit de tekst viel dit echter niet op te maken en
te volgen. Deze werkwijze houdt ook in dat dit advies een
ondertussen zijn er nog steeds geen concrete onbe-
eerste stap is in een voortschrijdend proces: zowel de
twistbare aanduidingen dat de havens daadwerkelijk
nieuwe Havenrichtlijn als de standpunten op de ver-
buiten de reikwijdte van de richtlijn zullen vallen.
schillende overlegniveaus zullen verder evolueren. De
Ondertussen heeft de Europese Commissie een voor-
Havencommissie zal opnieuw advies uitbrengen van
stel van richtlijn geformuleerd “inzake toegang tot
zodra het dossier zelf of de standpunten op significan-
de markt voor havendiensten”. Voor de inhoudelij-
te wijze zijn gewijzigd of aangevuld.
ke bespreking van deze “Havenrichtlijn 2” wordt
op de interne markt”. Het bestaan van het voorstel
6.2. Samenvatting van het voorstel van richtlijn 6.2.1 Deze ontwerprichtlijn is een vernieuwde versie van een eerdere ontwerprichtlijn
van richtlijn “Diensten op de interne markt”, en het
Op 13 februari 2001 formuleerde de Europese Commis-
ontbreken daarin van een uitdrukkelijke uitsluiting van
sie een mededeling met als titel “De verbetering van de
de havens, vormt een risico in het geval dat de
kwaliteit van de dienstverlening in havens: van cruciaal
Havenrichtlijn 2 wordt verworpen.
belang voor het vervoer in Europa”. Deze mededeling van
verwezen naar een advies van de Vlaamse Haven4
commissie . Belangrijk is dat de Havenrichtlijn 2 in verband wordt gebracht met de Richtlijn “Diensten
de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad bevatte een voorstel voor richtlijn ‘inzake toegang tot de markt voor havendiensten’. Laatstgenoemde voorstel heeft tussen februari 2001 en november 2003 3 Vlaamse Havencommissie, “Aanbeveling over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende diensten op de interne markt”, Brussel, 8 juli 2004. 4 Vlaamse Havencommissie, “Advies over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie “inzake toegang tot de markt voor havendiensten”, Brussel, 10 december 2004.
de hele medebeslissingsprocedure doorlopen, werd diverse keren aangepast door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad, doch werd uiteindelijk verworpen door het Europees Parlement op 20
Tweede havenrichtlijn
112 november 2003. In deze periode heeft de Vlaamse
4. De Europese Commissie is het eens met het Europees
Havencommissie, in de verschillende stadia van de
Parlement en de Raad dat ook de concurrentie tus-
besluitvormingsprocedure, 3 aanbevelingen geformu-
sen havens moet bekeken worden. Daartoe worden
leerd in functie van de bijsturing van het ontwerp.
twee regelgevende maatregelen aangekondigd in Artikel 16 en 17. In Artikel 16 worden maatregelen voor-
De ontwerprichtlijn “inzake toegang tot de markt voor
gesteld met betrekking tot de transparantie van
havendiensten”, die door de Europese Commissie op 13
financiële relaties en in Artikel 17 wordt aangekondigd
oktober 2004 werd aangenomen, is procedureel volle-
dat de Europese Commissie, ten laatste één jaar na
dig onafhankelijk van de ontwerprichtlijn met dezelfde
de inwerkingtreding van de Havenrichtlijn, richtlijnen
titel die in november 2003 werd verworpen, hoewel
zal uitvaardigen met betrekking tot overheidssteun.
zowel doelstelling als inhoud quasi dezelfde zijn. Het feit
5. De vorige Havenrichtlijn bevatte de verplichting om,
dat de Europese Commissie de verworpen ontwerp-
per goederencategorie, ten minste twee dienstver-
richtlijn, in een gewijzigde vorm, opnieuw heeft voor-
leners toe te laten. Deze bepaling werd in de nieuwe
gesteld, leidt ertoe dat deze ontwerprichtlijn terug de vol-
Havenrichtlijn vervangen door de bepaling dat het aan-
ledige medebeslissingsprocedure moet doorlopen.
tal dienstverleners niet mag worden beperkt, tenzij in bepaalde omstandigheden (die dan duidelijk moe-
6.2.2 Verschillen met de vorige havenrichtlijn In het nieuwe voorstel zijn de volgende punten nieuw of verschillend van de vorige Havenrichtlijn:
ten gecommuniceerd worden). 6. Beloodsing wordt wel opgenomen in de nieuwe havenrichtlijn, maar de mogelijkheid wordt voor de bevoegde autoriteit opengelaten om beloodsing zelf uit te
1. De algemene regel is dat zelfafhandeling voor vracht-
voeren of om deze toe te wijzen aan één enkele
en passagiersafhandeling mag worden uitgevoerd
dienstverlener, en dit om redenen van veiligheid en
door het “land-based” personeel van de zelfafhan-
publieke dienstverlening. In feite wordt dus een mono-
delaar. Hierbij moeten dezelfde algemene regels en
polie toegestaan.
voorwaarden worden gerespecteerd die ook voor al
Bovenop het gebruik van “land-based” personeel is
6.3. Principieel standpunt van de Vlaamse Havencommissie over de noodzaak en de opportuniteit van de richtlijn 6.3.1 Nut en noodzaak van de richtlijn
het voor shortsea shipping of in functie van de Motor-
De Vlaamse Havencommissie is, algemeen gesteld, voor-
ways of the Sea mogelijk om aan zelfafhandeling te
stander van een reglementering (bijvoorbeeld in de
doen door het reguliere personeel dat zich aan boord
vorm van een richtlijn), waarin op het vlak van de dienst-
van het schip bevindt.
verlening in de havens duidelijke regels worden voorzien.
het andere personeel gelden die ook betrokken zijn bij goederenbehandeling.
Logische en noodzakelijke voorwaarden voor dergelijke 2. Vergunningen worden voor alle dienstverleners ver-
regelgeving zouden zijn: proportionaliteit en duidelijk-
plicht (Artikel 7). Binnen een zekere periode na de
heid en een vrijwaring van de eigenheid van de ver-
goedkeuring van de richtlijn zullen alle dienstverle-
schillende types van havens in Europa, voor zover die typi-
ners in de havens moeten werken op basis van een ver-
sche eigenschappen niet leiden tot inbreuken op de
gunning5.
regels van het Europees Verdrag. Dergelijke nieuwe reglementering mag niet leiden tot een ondermijning van
3. De tijdsduur van de vergunningen is verbonden met
de nationale regelgeving en heeft pas nut als deze leidt
de investeringen die voor de betrokken dienstverle-
tot een substantieel grotere mate van rechtszekerheid
ning nodig zijn. De tijdsduren liggen in lijn met de alge-
voor alle betrokken marktpartijen.
mene afschrijvingsregels die geldig zijn in Europa. Voor zelfafhandeling zijn er geen tijdsduren bepaald.
Naar analogie met het SERV-advies over de ontwerprichtlijn “Diensten op de interne markt” hebben de kritische bemerkingen in het advies niet zozeer betrekking op het principe van de interne markt voor diensten en de Lissabon-doelstellingen, die niet in vraag worden gesteld, noch op de behoefte aan een rechtszeker kader
5 Het is niet duidelijk of de vergunningsverplichting ook geldt in het geval van shortsea shipping of Motorways of the Sea (zie verder 5.1).
voor diensten (met inbegrip van diensten van algemeen belang), maar wel op de wijze waarop deze doelstellin-
Tweede havenrichtlijn
113 gen en principes in deze ontwerprichtlijn werden geope-
partijen geïnformeerd worden over de redenen van die
rationaliseerd, in het bijzonder naar de havensector.
restricties. Dergelijk artikel geeft de indruk dat er zich op dit vlak problemen voordoen, doch dit is niet het
In eerdere aanbevelingen van de Vlaamse Havencom-
geval. Deze maatregelen zijn dus niet nodig. In de zeer
missie werden kritische commentaren geleverd over
sterk concurrentiële Noord-Europese havencontext
het nut en de noodzaak van de vorige Havenrichtlijn. De
vergelijken rederijen prijzen tussen dienstverleners
Vlaamse Havencommissie heeft bij de nieuwe Haven-
niet alleen binnen het havengebied maar ook – en voor-
richtlijn gelijklopende belangrijke bezwaren:
al – tussen verschillende havens. Wanverhoudingen tussen prijs en prestatie in de dienstverlening, zelfs
1. De argumentatie voor de opstelling van de procedu-
als het slechts zou gaan om één aanbieder per haven
reregels suggereren dat er op dit moment onvol-
gaat, wordt automatisch afgestraft door het vertrek
doende toegang tot de markt bestaat en vooral dat
van de reder naar een andere haven. Het aanbod
er daarover grote ontevredenheid bestaat. De Euro-
van havens in de Europese Unie is dermate dat deze
pese Commissie toont echter niet aan dat dit inder-
optie voor de reder reëel is. De prijzen zijn dus al laag
daad zo is. Bovendien is er in de havensector al een
en de kwaliteit is hoog. Recent studiewerk geeft aan
liberalisatie aan de gang. De ontevredenheid over
dat de Europese havensector, samen met deze van de
de huidige situatie zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit
Verenigde Staten, de meest efficiënte ter wereld is.
het bestaan van een groot aantal klachten bij de
3. In de Noord-Europese havens zijn ondernemingen
Europese instanties, maar dat is niet zo. Als de onte-
gevestigd die beschikken over de allermodernste
vredenheid minder groot is dan wordt gesuggereerd,
installaties. Deze installaties vergen enorme inves-
dan zijn een aantal onderdelen van de richtlijn (zoals
teringen die slechts gedragen kunnen worden door de
bijv. over de duurtijd van de vergunningen, introduc-
grootste ondernemingen. De laatste decennia hebben
tie van zelfafhandeling) te ingrijpend, en dus niet
fusies en overnames plaatsgevonden in de havens tus-
proportioneel.
sen kleinere ondernemingen, precies omwille van de
2. In de ontwerprichtlijn worden maatregelen voorgesteld
financiële implicaties van deze investeringen. Als
ter voorkoming van situaties waarin het aantal dienst-
een moderne Noord-Europese haven slechts beschikt
verleners wordt beperkt (Artikel 9). In feite moet
over één onderneming voor de overslag van een
steeds een zo groot mogelijk aantal dienstverleners
bepaald soort goederen (bijv. fruit), dan is dit meest-
worden toegelaten en wanneer er toch beperkingen
al noodzakelijk in functie van de enorme investerin-
worden opgelegd, dan moeten alle geïnteresseerde
gen die werden gedaan. Teruggaan naar een situatie
Tweede havenrichtlijn
114 met meerdere kleine ondernemingen zou de grote
wel de mogelijkheid geboden aan de bevoegde auto-
investeringen onmogelijk maken, hetgeen een aan-
riteit om, omwille van de veiligheid en de publieke
tasting zou kunnen zijn van de efficiëntie van de
dienstverlening, de beloodsing zelf uit te voeren of om
haven. Misbruiken op het vlak van prijszetting zijn ook
deze taak toe te wijzen aan één enkele dienstverle-
in dit geval onwaarschijnlijk, omdat de klant steeds
ner. Voor sleepdiensten geldt deze regeling niet
over de mogelijkheid beschikt om naar een andere
(waardoor er een onderscheid ontstaat in de behan-
haven te gaan. Bovendien zou een tendens naar
deling van de technisch-nautische diensten).
meerdere kleinere dienstverleners contrasteren met de tendens naar een steeds groeiende omvang en
Het behoud van publieke dienstverlening moet nage-
marktmacht van reders en verladers (de klanten).
streefd worden, maar deze dienstverlening moet wel
4. Totale liberalisering van publieke dienstverlening
gestoeld zijn op bedrijfseconomische principes, op het
zoals dit in sommige Europese havens voorkomt voor
streven naar een efficiënte werking, de verzekering van
bijvoorbeeld loodsdiensten en sleepdiensten, is niet
de continuïteit van de dienstverlening en volledige trans-
na te streven en contraproductief. Dit in tegenstelling
parantie.
tot de intenties van de richtlijn. In de eerste plaats is baar voor alle klanten ongeacht hun grootte of markt-
6.3.2 Opportuniteit van het tijdstip van de nieuwe Havenrichtlijn
macht, hetgeen in een geliberaliseerde markt veel
De Vlaamse Havencommissie is van mening dat de nieu-
moeilijker gerealiseerd kan worden. Een geliberali-
we Havenrichtlijn werd voorgesteld op een tijdstip dat
seerde markt voor bijv. sleepdiensten kan leiden tot
vanuit tactische overwegingen niet opportuun is. De
situaties waarin de grote klanten gunstige prijzen
redenen daarvoor zijn de volgende:
de publieke dienstverlening ‘universeel’, d.w.z. beschik-
kunnen bedingen of eigen nautische dienstverlening kunnen organiseren doch waarbij kleinere klanten
1. De discussies die tussen de diverse instanties en
onevenredig hoge prijzen betalen of zelfs in het
partijen in de havensector werden gevoerd tijdens de
geheel geen of inferieure dienstverlening krijgen (het
procedure van de eerste Havenrichtlijn, hebben gevoe-
zgn. ‘cherry-picking’). Voor bepaalde diensten, zoals
ligheden en spanningen teweeggebracht die een nieu-
sleepdiensten, biedt de publieke dienstverlening dus
we discussie over quasi dezelfde onderwerpen in de
een noodzakelijke solidariteit tussen en een garantie
nieuwe Havenrichtlijn bijzonder moeilijk zullen maken.
op gelijke behandeling van alle havengebruikers. Wat
2. Het is hoogst ongebruikelijk dat een ontwerprichtlijn,
de beloodsing betreft wordt in de nieuwe richtlijn nu
die door het Europees Parlement werd afgewezen, na
Tweede havenrichtlijn
115 minder dan één jaar na deze afwijzing, terug in quasi
havensector, noch op de vervoersector (behoudens
ongewijzigde vorm wordt voorgesteld door de Euro-
enkele uitzonderingen: geldvervoer, lijkenvervoer en
pese Commissie. In de loop van het besluitvor-
ziekenvervoer). Het lag volgens de opstellers van de
mingsproces van de vorige havenrichtlijn zijn er
tekst niet in de bedoeling om de vervoersector en de
diverse teksten geformuleerd tussen 2001 en 2003,
havensector op te nemen in de reikwijdte van de richt-
waarin op een aantal vlakken vooruitgang werd
lijn.
geboekt in de richting van een consensus. De Vlaamse Havencommissie betreurt dat in de nieuwe haven-
Op datum van de toenmalige aanbeveling noch op datum
richtlijn met deze consensussen niet volledig rekening
van onderhavige aanbeveling zijn de intenties van de
werd gehouden.
Europese Commissie gematerialiseerd in nieuwe tekst-
3. Er bestaat onder verschillende betrokken partijen
voorstellen. Daarenboven dient opgemerkt dat de trans-
het gevoel dat zij niet of in onvoldoende mate wer-
portdiensten in het huidige voorstel slechts van de wer-
den betrokken bij de totstandkoming van het nieuwe
king van de richtlijn worden uitgesloten voor zover deze
voorstel. De Europese Commissie gaat ervan uit dat
zijn geregeld door specifieke regelgeving. De trans-
zij in de periode van de behandeling van de eerste
portsector blijft dus aan de richtlijn onderworpen voor
Havenrichtlijn (de discussies in het Europees Parle-
alle kwesties die niet in specifieke regelgeving zijn gere-
ment, in de Raad, tijdens veelvuldige bilaterale
geld. Er dient dus over gewaakt te worden dat de haven-
gesprekken) voldoende informatie en standpunten
sector een volledige uitsluiting uit het toepassingsgebied
heeft verzameld om een nieuwe ontwerprichtlijn te
van de nieuwe dienstenrichtlijn (de “Bolkestein-richtlijn”)
formuleren, doch deze werkwijze heeft de betrok-
bekomt, ongeacht het voorhanden zijn van specifieke
kenheid van de verschillende partijen zeker niet ver-
Europese regelgeving voor de havens.
hoogd. 4. Het argument, dat alle standpunten reeds gekend
De Vlaamse Havencommissie vroeg in haar aanbeveling
zijn, kan bovendien niet geldig zijn aangezien in 10 van
van 8 juli 2004 met aandrang aan de Vlaamse en Bel-
de 25 lidstaten naar alle waarschijnlijkheid niemand
gische beleidsverantwoordelijken om er bij de Europe-
werd geraadpleegd. Niettegenstaande ook op Euro-
se instanties op aan te dringen dat er duidelijkheid komt
pees niveau steeds meer wordt gesproken over “sta-
rond het toepassingsgebied van de richtlijn en dat de
keholder relation management”, is er in het kader van
intentie van deze instanties om de havensector buiten
dit dossier weinig van de praktische toepassing van
het toepassingsgebied te laten vallen, onverwijld wordt
dit concept merkbaar.
gematerialiseerd in een nieuw tekstvoorstel. Deze vraag
5. Er wordt op zeer korte termijn een studie aange-
blijft volledig geldig.
vangen (in opdracht van de Europese Commissie) met als titel “Port financing practices”, met een uitvoeringsperiode van 10 maanden. Het lijkt een zeer logische werkwijze om eerst de resultaten van deze studie af te wachten.
6.4.2 Er wordt wel een politiek verband gelegd tussen de nieuwe Havenrichtlijn en de ontwerprichtlijn over de “Diensten op de Interne Markt” Zolang in de ontwerprichtlijn over de “Diensten op de
6.4. Het verband van de nieuwe Havenrichtlijn en de ontwerprichtlijn over de “Diensten op de Interne Markt” 6.4.1 Er is geen formeel juridisch verband tussen de nieuwe Havenrichtlijn en de ontwerprichtlijn over de “Diensten op de Interne Markt” (de “Bolkestein-richtlijn”)
Interne Markt” niet uitdrukkelijk wordt gesteld dat de
De Vlaamse Havencommissie constateerde in haar aan-
Markt een risico voor het geval de nieuwe Havenricht-
beveling van 8 juli 2004, over het voorstel van richtlijn
lijn zou verworpen worden.
havendiensten buiten de richtlijn vallen, ongeacht het voorhanden zijn van specifieke Europese regelgeving voor de havens, wordt er een politiek verband gelegd tussen beide ontwerprichtlijnen. Op het moment dat de nieuwe Havenrichtlijn daadwerkelijk moet goedgekeurd worden, vormt de ontwerprichtlijn Diensten op de Interne
van de Europese Commissie “betreffende diensten op de interne markt” (de “Bolkestein-richtlijn”), dat er onduidelijkheid bestond rond de vraag of de richtlijn al dan niet van toepassing is op de havensector. Er kwamen vanuit het Directoraat-Generaal “Interne markt” duidelijke signalen dat de richtlijn niet van toepassing zou zijn op de
6.5. Overzicht van knelpunten en aandachtspunten in de voorgestelde richtlijn 6.5.1 De nieuwe Havenrichtlijn is (nog steeds) complex en onduidelijk
Tweede havenrichtlijn
116 In haar vorige aanbevelingen heeft de Vlaamse Haven-
niet terug in de artikels van de richtlijn. Het is niet
commissie gewezen op de onduidelijkheden die in de vorige Havenrichtlijn aanwezig waren. In de nieuwe Haven-
duidelijk waarom deze toelichting werd opgenomen. ■
In Artikel 12 §3 wordt het volgende gesteld: Als een
richtlijn zijn er eveneens tal van onduidelijkheden. Dit leidt
dienstverlener van plan is om een investering te
tot rechtsonzekerheid en bureaucratie. Bovendien wordt
doen in onroerende activa in de periode van 10 jaar
misbruik mogelijk gemaakt.
vòòr het einde van de lopende vergunning, en kan aantonen dat deze investeringen “zullen leiden tot
Enkele voorbeelden:
een verbetering van de algemene efficiëntie van de betrokken dienst”, dan kan de betrokken dienstver-
■
In Artikel 7 §1 wordt gesteld dat 18 maanden na de
lener vragen om een selectieprocedure te starten
datum voorzien in Artikel 226, alle dienstverleners
(Artikel 8). Het is natuurlijk bijzonder onduidelijk
in de haven moeten werken op basis van een ver-
hoe deze verbetering van de algemene efficiëntie zal
gunning die door de bevoegde autoriteit werd ver-
gemeten worden. Ook is het de vraag of een onder-
leend. In Artikel 22 wordt gesteld dat de lidstaten hun
neming deze stap zal zetten, gegeven zijn mogelij-
wetten, regelgeving en administratieve bepalingen
ke eerdere investeringen, aangezien dit het risico
van kracht moeten laten worden ten laatste op een
inhoudt dat de dienstverlener zijn vergunning ver-
datum, die nog ingevuld moet worden (18 maanden
liest.
na de inwerkingtreding van de richtlijn). Dit betekent
■
derenafhandeling als passagiersdiensten, het recht
= 36 maanden wordt gegeven .
op zelfafhandeling door de eigen scheepsbeman-
In Artikel 21 wordt gesteld dat de lidstaten een rap-
ning zullen erkennen van de “toegelaten lijndienst8”
port over de toepassing van de richtlijn aan de Com-
in het kader van shortsea shipping en Motorways of
missie moeten overmaken ten laatste 36 maand na
the Sea. Het is niet duidelijk of zelfafhandeling met
de inwerkingtreding van de richtlijn. Op basis daar-
de eigen scheepsbemanning zal onderworpen wor-
van zal de Commissie een beoordeling en eventueel
den aan de verplichting tot vergunning die voorzien
een voorstel van aanpassing van de richtlijn doen.
is in Artikel 13 §3. Indien dit niet het geval is, dan vindt
De bovenstaande termijnen zijn niet duidelijk; het is
de Vlaamse Havencommissie dergelijke vorm van zelf-
vreemd dat een rapport moet worden overgemaakt (Artikel 21) ten laatste op dezelfde datum dat alle
■
afhandeling onaanvaardbaar. ■
In de tekst van de ontwerprichtlijn worden de termen
dienstverleners over een vergunning moeten beschik-
“managing body of the port” (“port authority”) en
ken. De lidstaten hebben dus geen tijd om een eva-
“competent authority” gebruikt. Het onderscheid
luatie van de toepassing van de richtlijn te maken.
tussen deze termen is niet steeds even duidelijk en
In Artikel 7 §3 wordt gesteld dat de criteria, die
in een aantal gevallen wordt één van beide termen
gehanteerd worden bij het toekennen van vergun-
foutief gebruikt. Naarmate het dossier vordert moet
ningen, enkel en alleen betrekking mogen hebben,
dit degelijk onderzocht worden en moet telkens de juiste term worden gehanteerd.
wanneer toepasbaar, (“(…) shall only relate, where applicable, to (…)”) op vijf punten (a) tot (e). De para-
■
Artikel 13 §2 bepaalt dat de lidstaten, zowel voor goe-
dat er eigenlijk in Artikel 7 een termijn van 18 + 18
■
Een essentieel element in de ontwerprichtlijn is de
graaf daarna wordt echter gesteld dat er ook ver-
vergunning en de vergunningsplicht (zie ook 5.2). Het
eisten van publieke dienstverlening mogen bepaald
is evenwel niet duidelijk hoe ruim deze termen moe-
worden, die te maken hebben met veiligheid, (…), en
ten geïnterpreteerd worden. De definitie in Artikel 3
de voorwaarden waaronder de dienst mag worden
§12 is onvoldoende duidelijk. Wordt een vergunning
verleend. Deze bepalingen zijn tegenstrijdig of toch
per bedrijf of activiteit toegekend? De vergun-
op zijn minst onduidelijk.
ningsplicht is zelfs niet gedefinieerd. Valt shortsea shipping onder de vergunningsplicht?
In de toelichting van het voorstel wordt onder punt 40 gesteld dat de verhuur van uitrusting niet wordt beschouwd als een havendienst. Deze bepaling komt
■
In Vlaanderen bestaat er een organisatorisch onderscheid tussen enerzijds de diensten die door de loodsen zelf worden geleverd (DAB Loodsen) en anderzijds de “ondersteunende” diensten, zoals bij-
6 In de Nederlandse vertaling wordt (foutief) verwezen naar Artikel 21 (i.p.v. 22) en wordt gesproken over een termijn van 12 maanden. 7 In de toelichting wordt op blz. 7 nog gesproken van een maximumtermijn van 12 + 18 maanden. Dit gaat waarschijnlijk om een materiële fout.
8 Authorised regular shipping service. De Nederlandse term komt uit de officiële Nederlandse vertaling van de ontwerprichtlijn.
Tweede havenrichtlijn
117 voorbeeld het vervoer per loodsboot van en naar het
Bovendien wordt aan de lidstaten de vrijheid gela-
zeeschip (DAB Vloot). In andere landen gaat het
ten om zelf de criteria voor de compensaties vast te
meestal om één organisatie die beide diensten levert.
stellen (Art. 10.2.:"Member States shall enact pro-
Het is geheel onduidelijk of de ontwerprichtlijn onder
visions whereby an existing (...)"). Bijgevolg kunnen
“pilotage” zowel het loodsen als de ondersteuning
de criteria voor de compensaties verschillen van
ervan beschouwen. De Havencommissie is van mening
lidstaat tot lidstaat waardoor concurrentieverstoring niet uit te sluiten is.
dat de door de ontwerprichtlijn bedoelde term “pilotage” het geheel van loodsen en ondersteunende
■
diensten moet bevatten.
Indien de bevoegde instantie zelf ook havendiensten verleent of belangen heeft in verleners van havendiensten, dan moeten de vergunningen voor die
6.5.2 Vergunningen en vergunningscriteria ■
havendiensten worden toegekend door een andere
Ten laatste 3 jaar9 na het in werking treden van de
onafhankelijke bevoegde instantie, die ook de selec-
richtlijn moeten alle dienstverleners beschikken over
tieprocedures zal uitvoeren. De Havencommissie
een vergunning die hen werd verleend door de
vindt het noodzakelijk dat dergelijke onafhankelijke
"bevoegde instantie". Vergunningen, die reeds
bevoegde instantie, teneinde rechter-en-partij situ-
bestaan op het moment van de inwerkingtreding
aties te voorkomen, uitsluitend een controlerende en
van de richtlijn, blijven geldig, behalve in de vol-
toezichthoudende functie mag krijgen, omdat anders
gende gevallen:
een versnippering van bevoegdheden ontstaat en de
•
huidige efficiënte havenbeheerstradities grondig
indien de bevoegde instantie beslist om de pro-
verstoord worden.
cedure voor het toekennen van vergunningen (Artikel 8) onmiddellijk te starten; • •
■
In Artikel 7 §7 wordt gesteld dat de bevoegde auto-
of wanneer een bestaande of een potentiële
riteit een verleende vergunning kan wijzigen of
dienstverlener vraagt om dit te doen;
tenietdoen indien de eisen, geformuleerd in Artikel
of wanneer er een beperking van het aantal
7 §3, niet of niet langer “in grote mate” (“in a sub-
dienstverleners zou “opduiken” (appear).
stantial manner”) worden gerespecteerd of indien de sociale wetgeving van de lidstaat niet of niet langer
De onzekerheid of één van bovengenoemde punten zich
“in grote mate” wordt nageleefd. De Vlaamse Haven-
zou voordoen, leidt tot rechtsonzekerheid voor de
commissie wijst op het feit dat dergelijke formule-
bestaande vergunninghouders. Ook misbruik is in prin-
ringen te veel ruimte laten voor interpretatie, en zo
cipe mogelijk.
aanleiding zullen geven tot juridische discussie en rechtsonzekerheid.
■
Indien een bestaande dienstverlener niet opnieuw
■
De in Artikel 12 bepaalde looptijden van de vergun-
wordt verkozen nadat de termijn van zijn vergunning
ningen (8 jaar als er geen betekenisvolle investeringen
is verstreken, en hij wordt vervangen door een nieu-
zijn gebeurd, 12 jaar in het geval van betekenisvol-
we dienstverlener, dan moet hij worden gecompen-
le investeringen in roerende goederen en 30 jaar in
seerd door deze nieuwe dienstverlener. Volgens de
het geval van onroerende goederen zoals contai-
richtlijn moet dit gebeuren aan de hand van duide-
nerkranen, (…)) zijn niet realistisch. De mogelijk-
lijke en op voorhand vastgelegde criteria. De richt-
heid voor de bevoegde autoriteit, om over de term
lijn maakt echter geen gewag van die criteria en
“betekenisvol” (significant) te oordelen, brengt voor
vermeldt alleen compensatie van de boekhoudkundige waarde van de investeringen die de vorige
de betrokken partijen rechtsonzekerheid mee. ■
De bepaling zelfafhandeling in het geval van short-
dienstverlener heeft gedaan evenals van het alge-
sea shipping of Motorways of the Sea is zeer ondui-
meen economisch saldo ("overall economic balance")
delijk. De tekst is voor interpretatie vatbaar en bij-
van de diensten tijdens de vorige termijn van de
gevolg is het niet duidelijk of de vergunningsplicht
vergunning. Vooral dit laatste is moeilijk exact vast
ook hier geldt.
te stellen en zal leiden tot discussie en rechtsonzekerheid.
■
Een loodsdienst kan vanuit veiligheidsoverwegingen of om redenen van publieke dienstverlening het statuut van een overheidsmonopolie hebben. Het is onduidelijk of dergelijk monopolie onderworpen is
9 In Artikel 7 wordt gesteld “niet langer dan 18 maanden na de datum voorzien in Artikel 22” en in Artikel 22 wordt een datum vermeld (die nog niet is ingevuld) “18 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn”. Samengeteld: 36 maanden of 3 jaar.
aan de in de richtlijn opgenomen looptijden van de vergunningen.
Tweede havenrichtlijn
118 6.5.3 Zelfafhandeling
ringen in de vorige Havenrichtlijn. De definitie van
In Artikel 13 wordt gesteld dat de lidstaten alle maat-
zelfafhandeling in Artikel 3 van de nieuwe Haven-
regelen moeten nemen om zelfafhandeling mogelijk te
richtlijn is echter onaanvaardbaar ruim geworden en
maken. Zelfafhandeling was een zeer ernstig discus-
zal het “level playing field” tussen de havens aan-
siepunt in de vorige Havenrichtlijn. De Vlaamse Haven-
tasten (in tegenstelling tot de doelstelling van de ont-
commissie constateert dat de notie “zelfafhandeling” in
werprichtlijn). Zelfs als de meest strikte voorwaarden worden toegepast, dan:
de nieuwe Havenrichtlijn terug werd opgenomen en dat zelfafhandeling nu vergunningsplichtig is. De Vlaamse
■
Havencommissie stelt wel vast:
zal de toepassing van de nationale regelgeving door zelfafhandelaars zeer moeilijk te controleren zijn in de praktijk, waardoor de nationale sociale wetgeving
1.
Dat de definitie van zelfafhandeling veel ruimer is geworden (zie Artikel 3). De zelfafhandeling mag
wordt ondermijnd; ■
kan de toepassing van zelfafhandeling aanleiding
nu uitgevoerd worden door “land-based personnel”,
geven tot variabele loon- en arbeidsvoorwaarden
met eigen uitrusting, hetgeen in feite toelaat dat het
voor zelfafhandelaars, telkens het schip in een ander
mogelijk wordt dat er groepen arbeiders, die geen
land aanmeert.
deel uitmaken van de bestaande vergunde structuur, door bijv. de reder of de stuwadoor worden
De Havencommissie is van mening dat:
ingezet. Er lijkt geen link meer te zijn met het schip,
1.
Het onderscheid tussen shortsea shipping (SSS) en
waardoor de goederenbehandelaar of stuwadoor (en
Motorways of the Sea (MOS) enerzijds en de ande-
dus niet alleen de reder) eigen “land-based person-
re haventrafieken anderzijds, het bestaande one-
nel” kan inzetten.
venwicht tussen de verschillende lidstaten op het vlak
2. Dat het in het geval van shortsea shipping en “Motor-
van arbeidsvoorwaarden niet oplost. Voor SSS en MOS
ways of the Sea” bovendien ook mogelijk is voor de
wordt zelfafhandeling volgens de ontwerprichtlijn
reguliere bemanning van het schip (“regular sea-
mogelijk door scheepsbemanning, terwijl dit voor
faring crew”) om aan zelfafhandeling te doen.
intercontinentale trafiek niet het geval is. De huidi-
3. Dat de bepalingen in Artikel 13 rond zelfafhandeling
ge verhouding tussen shortsea shipping en Motor-
slechts in beperkte mate afwijken van de formule-
ways of the Sea en intercontinentale trafieken is
Tweede havenrichtlijn
119 voor elke haven verschillend. Door via de ontwerp-
vielen deze diensten niet binnen de reikwijdte van de
richtlijn de arbeidsvoorwaarden voor beide catego-
richtlijn, in de andere tekstversie terug wel.
rieën verschillend te maken, wordt het door de ontwerprichtlijn beoogde “level playing field” niet
In de nieuwe Havenrichtlijn wordt een compromis gezocht
bereikt.
door in Artikel 14:
Anderzijds laten de ontwikkelingen in de maritieme containertrafieken uitschijnen dat op lange termijn een steeds groter deel van het maritieme trans-
1.
Loodsdiensten en beloodsing wel op te nemen in de ontwerprichtlijn;
port zal bestaan uit shortsea verkeer, waardoor ook
2. Maar de mogelijkheid open te laten voor de bevoeg-
in de havens, die nu minder op shortsea shipping
de autoriteit om loodsdiensten en beloodsing zelf uit
gericht zijn, meer trafieken onder de noemer short-
te voeren of toe te wijzen aan één enkele dienst-
sea zullen vallen.
verlener, en dit om redenen van veiligheid en publie-
2. Het aan de lidstaten zelf is om te bepalen onder welke voorwaarden een havendienst niet mag onderworpen worden aan zelfafhandeling. De limitatieve opsomming van voorwaarden op basis waarvan men
ke dienstverlening. In feite wordt dus een monopolie toegestaan. 3. Aan te geven dat er voor sommige scheepscategorieën uitzonderingsregimes mogelijk zijn.
zelfafhandeling mag weigeren in een haven (Artikel
4. Aan te geven dat de lidstaten binnen de vijf jaar na
13 § 1) beperkt in grote mate de autonomie van de
de inwerkingtreding van de richtlijn moeten rap-
havens om een efficiënt beleid te ontwikkelen.
porteren aan de Europese Commissie welke maat-
3. Het volstrekt onaanvaardbaar is dat zelfafhande-
regelen zij getroffen hebben om de effectiviteit van
ling onderworpen is aan een vergunning met een
de beloodsing te verbeteren.
onbeperkte termijn (zolang de omstandigheden niet veranderen), in tegenstelling tot de andere vergun-
De Vlaamse Havencommissie vindt deze bepalingen
ningen, waar wel beperkingen in tijdsduur gelden.
aanvaardbaar, met uitzondering van de periode die wordt opgelegd om te rapporteren over de getroffen maatre-
6.5.4 Het ontbreken van overgangsmaatregelen In de eerste Havenrichtlijn waren er overgangsmaatregelen voorzien. Deze kwamen erop neer dat alle reeds bestaande vergunningen ongewijzigd konden blijven bestaan tot aan de vervaldatum, op voorwaarde dat er geen beperkingen voorkwamen van het aantal dienstverleners. De looptijd van de vergunningen werd evenwel beperkt tot de looptijden die in de richtlijn werden bepaald. Deze regel kwam er eigenlijk op neer dat de richtlijn, behoudens in gevallen van een beperking in het aantal dienstverleners, voor veel dienstverleners nog geruime tijd geen enkele impact zou hebben. De Vlaamse Havencommissie constateert dat er in de nieuwe Havenrichtlijn geen overgangsmaatregelen voorzien zijn. Zelfs in het geval er voor een bepaalde dienst geen beperkingen zijn in het aantal dienstverleners, en de dienstverleners beschikken over vergunningen met nog een lange looptijd, dan zijn er 3 jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe Havenrichtlijn toch nieuwe vergunningen nodig.
6.5.5 Loodsen en beloodsing Wat het loodsen en de beloodsing betreft zijn er in de verschillende versies van de vorige Havenrichtlijn diverse standpunten ingenomen door de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad. In de ene tekstversie
gelen om de effectiviteit van het loodswezen te verbe-
Tweede havenrichtlijn
120 teren. Deze periode moet op 10 jaar gebracht worden.
Havenrichtlijn daadwerkelijk moet goedgekeurd wor-
In dit verband moet ook gewezen worden op de zeer con-
den, vormt de ontwerprichtlijn Diensten op de Interne
crete plannen om samen te werken tussen de Vlaamse
Markt een risico voor het geval de nieuwe Havenricht-
en de Nederlandse loodsdiensten. Indien het loodsen en
lijn zou verworpen worden.
de beloodsing worden uitgevoerd door een overheidsmonopolie, dan moet deze vrijgesteld zijn van de loop-
6.6.3 Inhoudelijke aspecten
tijden die voorzien zijn in Artikel 12.
De Vlaamse Havencommissie heeft in functie van dit advies de nieuwe Havenrichtlijn bestudeerd en komt
6.6. Conclusie 6.6.1 Noodzaak en opportuniteit van de richtlijn
tot de conclusie: ■
Dat er heel wat elementen complex en onduidelijk zijn;
■
Dat er heel wat elementen in de praktijk niet of
De Vlaamse Havencommissie is, algemeen gesteld, voor-
moeilijk werkbaar zijn, o.m. de vergunningen en ver-
stander van een reglementering, waarin op het vlak van
gunningscriteria. Bovendien ontbreken er overgangsmaatregelen;
de dienstverlening in de havens duidelijke regels worden voorzien. Dit uiteraard op voorwaarde dat proportio-
■
naliteit en duidelijkheid worden gegarandeerd en dat de eigenheid van de verschillende types van havens in
Dat de korte looptijden van de vergunningen onrealistisch en niet haalbaar zijn;
■
Dat de zelfafhandeling zodanig is uitgewerkt en
Europa wordt gevrijwaard. Dergelijke nieuwe regle-
gedefinieerd dat dit zeer ernstige gevolgen zal heb-
mentering mag niet leiden tot een ondermijning van de
ben voor de huidige werking en organisatie van de
nationale regelgeving en heeft pas nut als deze leidt tot
havens;
een substantieel grotere mate van rechtszekerheid voor
Dat heel wat maatregelen die worden voorgesteld,
alle betrokken marktpartijen. De Vlaamse Havencom-
zullen leiden tot rechtsonzekerheid;
missie is van mening dat het huidige nieuwe voorstel van richtlijn “inzake toegang tot de markt voor havendiensten” volstrekt niet aan deze voorwaarden voldoet.
■
De Vlaamse Havencommissie is bovendien van mening dat de nieuwe Havenrichtlijn werd voorgesteld op een tijd-
6.6.4 Gevolgen van de implementatie van de richtlijn
stip dat vanuit tactische overwegingen niet opportuun
De Vlaamse Havencommissie heeft in dit advies reeds
is. De ontwerprichtlijn die door het Europees Parlement
enkele mogelijke gevolgen aangeduid, maar in feite is de
werd afgewezen, werd na minder dan één jaar terug in
precieze draagwijdte van de implementatie van de nieu-
quasi ongewijzigde vorm terug voorgesteld door de
we Havenrichtlijn zeer onzeker en nog grotendeels
Europese Commissie. Reeds eerder bereikte consen-
onbekend. Het is daarom nodig dat er wordt onderzocht
sussen werden genegeerd in het nieuwe voorstel. De ver-
wat precies de gevolgen zijn van deze ontwerprichtlijn,
schillende betrokken partijen werden onvoldoende
ook in het kader van de recente uitbreiding van de Euro-
betrokken bij de besluitvorming.
pese Unie tot 25 lidstaten (een impactassessment).
6.6.2 Verband met de richtlijn “Diensten op de interne markt”
6.6.5 Verdere opvolging van het dossier door de Vlaamse Havencommissie
Er kwamen vanuit het Directoraat-Generaal “Interne
De Havencommissie formuleert dit advies zeer vroeg in
markt” duidelijke signalen dat de richtlijn over “Diensten
de procedure, op basis van de gegevens en teksten die
Dat het geheel van maatregelen niet zal leiden tot een “level playing field”, in tegenstelling tot de doelstellingen van de ontwerprichtlijn.
op de Interne Markt” (de “Bolkestein-richtlijn”) niet van
op dit moment beschikbaar zijn, waardoor de basis
toepassing zou zijn op de havensector. Op datum van de
wordt gelegd om dit dossier proactief en van zeer nabij
toenmalige aanbeveling noch op datum van onderhavi-
te volgen. Deze werkwijze houdt ook in dat dit advies een
ge aanbeveling zijn de intenties van de Europese Com-
eerste stap is in een voortschrijdend proces: zowel de
missie gematerialiseerd in nieuwe tekstvoorstellen. De vraag om alsnog in de teksten de havensector uitdrukkelijk uit te sluiten, blijft volledig geldig.
nieuwe Havenrichtlijn als de standpunten op de verschillende overlegniveaus zullen verder evolueren. De Havencommissie zal:
Niettegenstaande er geen formeel verband bestaat tus-
■
Op zeer korte termijn amendementen uitwerken en
sen beide richtlijnen, wordt er wel een politiek verband
hierover aan de minister een aanbeveling formule-
tussen beide gelegd. Op het moment dat de nieuwe
ren.
121 ■
Deze materie nauwgezet blijven opvolgen en opnieuw advies uitbrengen van zodra het dossier zelf of de standpunten op significante wijze zijn gewijzigd of aangevuld.
■
Bij de verdere aanpak van dit dossier rekening houden, onder meer voor wat het sociale luik betreft, met de standpunten van de geëigende paritaire fora.
Deel 4 Praktische informatie
1
Wetgeving Op 7 mei 2004 werd een nieuw Decreet inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (B.S. 25.08.2004) goedgekeurd. Bij de opmaak van dit jaarverslag was dit decreet nog niet in werking getreden. Totdat het nieu-
20 APRIL 2001 - Decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad – 21 augustus 2001)
we decreet in werking treedt, geldt nog altijd het onderstaande decreet van 1985.
De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen hetgeen volgt:
1. Decreet op de SERV: gecoördineerde tekst 10 27 JUNI 1985 - Decreet op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad - 03.09.1985)
Artikel 1. Dit decreet regelt aangelegenheden bedoeld in artikelen 39, 127, 128 en 12912 van de Grondwet. Art. 2. De Gewestelijke Economische Raad voor Vlaanderen, ingesteld door de kaderwet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planning en economische
4 APRIL 1990 - Decreet tot wijziging van het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad - 23.06.1990)
decentralisatie, heet voortaan Sociaal-Economische
14 MEI 1996 - Decreet houdende wijziging van het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Belgisch Staatsblad 06.06.1996) 11
Art. 3 § 1. De Raad is samengesteld uit tien leden voor-
Raad van Vlaanderen, in afkorting SERV, hierna te noemen de Raad.
gedragen door de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw en uit tien leden voorgedragen door de representatieve organisaties van de werknemers. Deze twintig leden worden door de Vlaamse Executieve benoemd op dubbele lijsten voorgedragen door die organisaties.
10 In deze gecoördineerde tekst werd de nummering van de artikels van de grondwet overgenomen, zoals die n.a.v. de goedkeuring werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Ter informatie hebben we daarnaast en indien nodig - tussen haakjes en cursief - de nieuwe nummering van de grondwet vermeld. 11 Door deze wijziging werd de bepaling dat de SERV toegevoegde leden telt (artikel 3, § 1, tweede lid), opgeheven.
12 Dit is reeds de nieuwe nummering van de grondwet.
125 § 2. Overeenkomstig de bij § 1 bepaalde procedure
of alle handelingen tot sluiting van verjaring en van ver-
benoemt de Vlaamse Executieve voor ieder lid een
val.
plaatsvervanger. § 3. De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier
Art. 5 § 1. De Raad heeft een algemene bevoegdheid tot
jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig
studie, aanbeveling en advies, op eigen initiatief, over alle
ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen
aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater (artikel
door zijn plaatsvervanger welke diens mandaat voltooit.
39) van de Grondwet, die een so-ciaal-economische
§ 4. De Raad kan, voor het onderzoek van bijzondere
dimensie hebben of waaromtrent het akkoord, de betrok-
vraagstukken, een beroep doen op deskundigen, per-
kenheid of het advies van het Vlaamse Gewest voorzien
manente of tijdelijke werkgroepen, onder de voorwaar-
is. De studies, adviezen en aanbevelingen worden gericht
den bepaald in het reglement van orde.
aan de Vlaamse Raad en aan de Vlaamse Executieve.
Art. 4 § 1. De Raad verkiest onder zijn leden een voor-
§ 2. De Vlaamse Executieve wint het advies in van de
zitter en stelt uit zijn leden het dagelijks bestuur samen.
Raad over
Het dagelijks bestuur is samengesteld uit een gelijk
a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-eco-
aantal leden voorgedragen door de organisaties van de
nomische dimensie hebben en die algemene aange-
werkgevers, de middenstand en de landbouw enerzijds
legenheden regelen bedoeld in artikel 107quater
en door de organisaties van de werknemers anderzijds,
(artikel 39) van de Grondwet uitgezonderd het voor-
de voorzitter van de Raad die het dagelijks bestuur
ontwerp van decreet houdende de begroting van de
voorzit, meegerekend.
Vlaamse Gemeenschap; b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprichting,
§ 2. De Raad stelt zijn reglement van orde op dat ver-
afschaffing of verandering van bevoegdheden van
plicht voorziet in:
instellingen waarvan de opdracht een sociaal-eco-
1° de bevoegdheden van de voorzitter;
nomische dimensie heeft en die onder de bevoegd-
2° de bevoegdheden en de werkwijze van het dagelijks
heid van het Vlaamse Gewest ressorteren;
bestuur;
c) alle ontwerpen van wet of van koninklijk besluit die
3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
een sociaal-economische dimensie hebben en waar-
4° de periodiciteit van de vergaderingen;
voor in toepassing van de bijzondere wet van 8
5° de bekendmaking van de handelingen;
augustus 1980 tot hervorming der instellingen het
6° de regeling inzake het personeel;
akkoord van de Vlaamse Executieve vereist is.
7° de voorwaarden waaronder de Raad een beroep kan doen op deskundigen, permanente of tij-delijke werk-
Art. 6 § 1. De Raad heeft een algemene bevoegdheid tot
groepen, overeenkomstig artikel 3, § 4;
studie, aanbeveling en advies, op eigen initiatief, over alle
8° de organisatie van de administratieve en materiële
aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis (artikels 127,
opvang en het verzekeren van het secretariaat van
128 en 129) van de Grondwet, die een sociaal-economi-
de in de artikel 7bis, 7ter en 7quater bedoelde com-
sche dimensie hebben. De studies, adviezen en aanbe-
missies;
velingen worden gericht aan de Vlaamse Raad en aan de
9° de organisatie van de administratieve en materiële
Vlaamse Executieve.
opvang en het verzekeren van het secretariaat van het overleg in het Vlaams Economisch Sociaal Over-
§ 2. De Vlaamse Executieve wint het advies van de
legcomité.
Raad in over a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-eco-
Dit reglement is onderworpen aan de goedkeuring van
nomische dimensie hebben en die algemene aange-
de Vlaamse Executieve.
legenheden regelen bedoeld in artikel 59bis, § 2 (artikel 127 § 1) en § 2bis (artikel 128 § 1) wat betreft
§ 3. De voorzitter vertegenwoordigt de Raad in gerech-
de beroepsomscholing en -bijscholing, de vorming,
telijke en buitengerechtelijke handelingen. De rechts-
het onderwijs en de persoonsgebonden aangele-
gedingen waarbij de Raad betrokken is, hetzij als eiser
genheden, uitgezonderd het voorontwerp van decreet
hetzij als verweerder, worden ten verzoeke van de voor-
houdende de begroting van de Vlaamse Gemeen-
zitter uit naam van het dagelijks bestuur ingesteld. De
schap;
voorzitter stelt de vorderingen in kortgeding en de eis
b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprichting,
tot inbezitstelling in; hij verricht alle daden van bewaring
afschaffing of verandering van bevoegdheden van
126 instellingen waarvan de opdracht een sociaal-eco-
orde op. Dit reglement van orde is onderworpen aan de
nomische dimensie heeft en die onder de bevoegd-
goedkeuring van de Raad en van de Vlaamse Executie-
heid van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren.
ve.
Art. 7. In de schoot van de Raad is er een Stichting
§ 5. De sectoriële commissies hebben een algemene
Technologie Vlaanderen. Deze heeft tot taak om op het
bevoegdheid van studie, aanbeveling en advies inzake de
gebied van de maatschappelijke implicaties van de invoe-
aangelegenheden bedoeld in artikelen 59bis (artikels 127,
ring en het gebruik van nieuwe technologieën:
128 en 129) en 107quater (artikel 39) van de Grondwet
a) informatie en documentatie bijeen te brengen;
die een sociaal-economische dimensie hebben en tot de
b) lopende onderzoeksprojecten te coördineren;
materies van de bedrijfstak behoren. Zij kunnen op
c) initiatieven te nemen tot de uitvoering van maat-
eigen initiatief of op verzoek studies, adviezen en aan-
schappelijk onderzoek;
bevelingen richten aan de Vlaamse Raad, de Vlaamse Exe-
d) de onderzoeksresultaten te verspreiden;
cutieve, het lid van de Vlaamse Executieve dat terzake
e) adviezen te formuleren aan de Vlaamse Executieve;
bevoegd is en aan de Raad.
f) op hun verzoek de afgevaardigden van de organisaties genoemd in artikel 3 § 1 te begeleiden door
Art. 7ter § 1. Onder de benaming “Vlaamse Overleg-
middel van adviezen en informatie, wanneer zij
commissie Vrouwen” wordt bij de Raad een commissie
betrokken zijn bij de invoering en het gebruik van
tot bevordering van de situatie van de vrouw opgericht.
nieuwe technologieën. § 2. De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen bestaat uit Art. 7bis § 1. Na advies of op verzoek van de Raad kan
tien leden, die de representatieve organisaties van werk-
de Vlaamse Executieve voor iedere bedrijfstak die zij
nemers, die zitting hebben in de Raad, vertegenwoordigen
omschrijft, bij de Raad sectoriële commissies oprichten.
en tien leden, die de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw, die zitting
§ 2. Iedere sectoriële commissie is samengesteld uit een
hebben in de Raad, vertegenwoordigen. Deze leden wor-
gelijk aantal stemgerechtigde leden die de representa-
den door de Raad benoemd.
tieve werknemers- en werkgeversorganisaties van de
Aan de in het voorgaande lid bedoelde leden worden
betrokken bedrijfstak vertegenwoordigen. Zij worden
zeven leden toegevoegd die de vrouwenorganisaties
door de Vlaamse Executieve benoemd op dubbele lijs-
vertegenwoordigen. Zij worden aangeduid door de Vlaam-
ten, voorgedragen door de Raad.
se Executieve. Zij oefenen geen politiek mandaat uit. Deze
Iedere sectoriële commissie kiest onder zijn leden een
mandaten worden evenredig verdeeld over de politieke
voorzitter en een ondervoorzitter. Er bestaat een wis-
fracties waaruit de Vlaamse Raad is samengesteld.
selend voorzitter- en ondervoorzitterschap tussen de leden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.
Alle leden hebben stemrecht.
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelfde groep van leden die de werkgevers- of werknemers-
De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen verkiest onder
organisaties vertegenwoordigen, behoren.
zijn leden benoemd door de Raad een voorzitter en een
De Vlaamse Executieve bepaalt het aantal leden zonder
ondervoorzitter. Er bestaat een wisselend voorzitter- en
dat dit aantal twintig leden mag overschrijden.
ondervoorzitterschap tussen de leden van de werkgevers-
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan wor-
en werknemersorganisaties.
den hernieuwd. De leden blijven in functie totdat hun
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelf-
opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt
de groep van leden die de werkgevers- of werknemers-
zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn
organisatie vertegenwoordigen, behoren.
plaatsvervanger welke diens mandaat voltooit.
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden hernieuwd. De leden blijven in functie tot hun opvol-
§ 3. Overeenkomstig de bij § 2 bepaalde procedure
gers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn
wordt voor ieder lid een plaatsvervangend lid benoemd.
mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaats-
De sectoriële commissies kunnen voor het onderzoek van
vervanger welke diens mandaat voltooit.
bijzondere vraagstukken een beroep doen op deskundigen.
§ 3. De bepalingen van artikel 7bis, §§ 3 en 4 zijn mede van toepassing voor de Vlaamse Overlegcommissie
§ 4. Iedere sectoriële commissie stelt zijn reglement van
Vrouwen.
127 § 4. De Vlaamse Overlegcommissie Vrouwen heeft een
de Vlaamse Executieve. Indien het advies niet tijdig is
algemene bevoegdheid van informatie, studie, aanbe-
verstrekt, moet erop niet worden gewacht.
veling en advies inzake de aangelegenheden bedoeld in artikelen 59bis (artikels 127, 128 en 129) en 107quater
Art. 9. De adviezen bedoeld in artikel 5, § 2 en artikel
(artikel 39) van de Grondwet, die een sociaal-economi-
6, § 2 worden verstrekt een maand te rekenen vanaf de
sche dimensie hebben en die inzonderheid op de situatie
aanvraag.
van de vrouw betrekking hebben. Zij kan op eigen initiatief
Ingeval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan
of op verzoek adviezen, studies en aanbevelingen rich-
de Vlaamse Executieve de termijn inkorten zonder dat
ten aan de Vlaamse Raad, de Vlaamse Executieve, het
hij minder dan vijf werkdagen mag bedragen.
lid van de Vlaamse Executieve dat ter zake bevoegd is
Indien het advies niet tijdig is verstrekt, moet erop niet
en aan de Raad. De wijze waarop de commissie tot haar
worden gewacht.
adviezen en aanbevelingen zal komen wordt bepaald in het reglement van orde.
Art. 10. De Vlaamse Raad, de Vlaamse Executieve of het lid van de Vlaamse Executieve dat terzake bevoegd is,
Art. 7quater. Bij de Raad wordt een commissie tot voor-
kan de Raad, de sectoriële commissies, de Vlaamse
bereiding van het havenbeleid, hierna genoemd de
Overlegcommissie Vrouwen en de Vlaamse Havencom-
Vlaamse Havencommissie, opgericht. De Vlaamse Exe-
missie om adviezen en studies vragen. De Raad kan de
cutieve bepaalt de bevoegdheid, de samenstelling en de
sectoriële commissies, de Vlaamse Overlegcommissie
werking van de Vlaamse Havencommissie.
Vrouwen en de Vlaamse Havencommissie om adviezen en studies vragen.
Art. 7quinquies. De Raad staat in voor het verstrekken
De in het eerste en tweede lid bedoelde adviezen en stu-
van de nodige administratieve en materiële opvang en
dies worden uitgebracht binnen de termijn, opgelegd in
het verzekeren van het secretariaat van de in artikelen
de adviesaanvraag, die minstens 5 werkdagen moet
7bis, 7ter en 7quater bedoelde commissies.
omvatten.
Art. 7sexies. De Raad staat in voor het verstrekken van
Art. 11. De Raad beschikt voor het uitvoeren van zijn
de nodige administratieve en materiële opvang en het
opdrachten, over een dotatie die jaarlijks ingeschreven
verzekeren van het secretariaat van het overleg tussen
wordt in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. De
de Vlaamse Executieve en de sociale gesprekspartners
dotatie ten laste van de begroting van de Vlaamse
in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité.
Gemeenschap omvat: 1° een vast gedeelte, dat bepaald wordt in functie van
Art. 7septies. Met het oog op coördinatie van de werking
de algemene werkingskosten;
van de Raad en die van de commissies opgericht krach-
2° een variërend gedeelte, dat bepaald wordt in func-
tens artikel 7bis wordt een coördinerend bestuur opge-
tie van de opdrachten waarmee de Vlaamse Execu-
richt dat bestaat uit de voorzitter en het dagelijks
tieve de Raad belast.
bestuur van de Raad en de Voorzitters en Ondervoor-
De Raad moet aan de Gemeenschapsminister, die de
zitters van de sectoriële commissies.
Raad tot zijn bevoegdheid heeft, jaarlijks de begro-
De werking van dit coördinerend bestuur wordt bepaald
ting overmaken opgesplitst in functie van de ver-
door de Vlaamse Executieve, na voorafgaandelijk advies
schillende commissies die bij dit decreet zijn inge-
van de Raad.
steld. In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt
Art. 7octies. Bij de Raad wordt een Mobiliteitsraad van
bovendien voorzien in een bijzondere dotatie voor de
Vlaanderen opgericht. Het decreet van 20 april 2001
uitgaven van de Stichting Technologie Vlaanderen
betreffende de organisatie van het personenvervoer
bedoeld in artikel 7.
over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen bepaalt de samenstelling, de taken en
Art. 12. Wat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse
bevoegdheden, de werking en de werkingsmiddelen van
Gewest betreft worden opgeheven: artikel 11, § 1, artikel
de Mobiliteitsraad van Vlaanderen.
12, artikel 13, met uitzondering van punt 2, 2°, a) en e) en van punt 3, en artikel 14 van de wet van 15 juli 1970
Art. 8. Voor 10 september van elk jaar brengt de Raad
houdende organisatie van de planning en economische
een met redenen omkleed advies uit over het te voeren
decentralisatie.
begrotingsbeleid. Het advies wordt toegezonden aan
128 Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch
bevoegdheid, de samenstelling en de werking ervan
Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
nader bepalen. De Vlaamse Havencommissie brengt adviezen uit en
Brussel, 27 juni 1985.
voert studies uit, hetzij op eigen initiatief, hetzij op
De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
verzoek van de Vlaamse Regering of het Vlaams
G. GEENS
Parlement. (...) De volledige tekst van het Havendecreet kan op de
Brussel, 4 april 1990.
website geraadpleegd worden (www.serv.be/vhc,
De Voorzitter van de Vlaamse Executieve,
kies wetgeving).
G. GEENS 4. Het nieuwe uitvoeringsbesluit over de Vlaamse De Gemeenschapsminister van Economie,
Havencommissie. Op 12 januari 2001 heeft de Vlaam-
Middenstand en Energie
se Regering het Besluit van de Vlaamse Regering
N. DE BATSELIER
betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie goed-
De Gemeenschapsminister van Openbare Werken en
gekeurd (BS 15 maart 2001).
Verkeer J. SAUWENS
De volledige tekst wordt hieronder weergegeven (en kan ook op de website van de VHC geraadpleegd wor-
Brussel, 14 mei 1996.
den, www.serv.be/vhc).
De Minister-president van de Vlaamse Regering L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse Minister van Economie, KMO, Landbouw en
12 JANUARI 2001 - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bevoegdheid, de samenstelling en de werking van de Vlaamse Havencommissie (Belgisch Staatsblad – 15.03.2001)
Media E. VAN ROMPUY
DE VLAAMSE REGERING Gelet op het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal - Eco-
2. Vlaamse Havencommissie
nomische Raad van Vlaanderen, inzonderheid op artikel
Voor de Vlaamse Havencommissie zijn de volgende juri-
7quater, ingevoegd bij het decreet van 4 april 1990;
dische teksten van belang: Gelet op het decreet van 2 maart 1999 houdende het 1.
Het decreet op de SERV (zie hierboven). Artikel
beleid en het beheer van de zeehavens, inzonderheid op
7quater, art. 7quinquies en art. 10.
artikel 24;
2. Het oprichtingsbesluit van de Vlaamse Havencom-
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15
missie: Besluit van de Vlaamse Executieve tot oprich-
november 1989 tot oprichting en samenstelling van een
ting en samenstelling van een Vlaamse Havencom-
Vlaamse havencommissie;
missie (BS - 17.02.1990). Deze tekst wordt echter volledig vervangen door een nieuw besluit van 12 janu-
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën,
ari 2001 (BS 15 maart 2001), met uitzondering van
gegeven op 22 juni 2000;
artikel 1 (waarin de VHC werd opgericht). In vorige jaarverslagen werd deze tekst integraal afgedrukt.
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 juli 2000;
3. Het Havendecreet. In het Havendecreet wordt de functie van de Vlaamse Havencommissie herbeves-
Gelet op de beraadslaging op 17 juli 2000 van de Vlaam-
tigd in artikel 24:
se Regering en haar aanvraag van 27 juli 2000 tot
(…)
advies bij de Raad van State binnen een maand;
Art. 24. De Vlaamse Havencommissie advi-
seert de Vlaamse Regering over het Vlaamse havenbeleid. De Vlaamse Regering kan te allen tijde de
Gelet op het advies 30.529/3 van de Raad van State,
129 gegeven op 31 oktober 2000, met toepassing van arti-
positie van de Vlaamse havens, de studie over de
kel 84, eerste lid,1° van de gecoördineerde wetten op de
capaciteit en de capaciteitsbenutting, de sectorale
Raad van State;
analyses voor specifieke goederencategorieën, het onderzoek naar het meest wenselijke evaluatie-
Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit,
instrumentarium voor havenprojecten en de stu-
Openbare Werken en Energie;
dies over de sociale en economische bijdrage van de havens, onder meer op het vlak van de werkgele-
Na beraadslaging, BESLUIT:
genheid; 2° het organiseren van overleg tussen de in de Commissie aanwezige partijen aangaande alle knelpun-
HOOFDSTUK I. Bevoegdheid van de Vlaamse Haven-
ten bij de uitvoering van het havenbeleid, en het
commissie
bevorderen van de samenwerking tussen de havens;
Art. 1. § 1. De Vlaamse Havencommissie, hierna de Com-
§ 3. Voor 1 juli van elk jaar brengt de Commissie een met
missie te noemen, heeft als opdracht een algemene bij-
redenen omkleed advies uit over een meerjarenplan
drage te leveren aan de voorbereiding van het haven-
voor de havenuitbouw, met aanduiding van de budget-
beleid.
taire gevolgen voor de begroting van het Vlaamse Gewest.
Deze bijdrage houdt onder meer in: § 4. De Commissie zal bovendien op basis van het vige1° het uitwerken van algemene beleidsdoelstellingen
rende besluit van de Vlaamse Regering betreffende de
voor de infrastructuur en exploitatie van de havens.
voorwaarden voor en de procedures tot toekenning, wij-
Het uitwerken van algemene voorstellen voor con-
ziging en intrekking van projectgebonden subsidies en
currentievoorwaarden tussen de havens (financiering,
medefinanciering, alsmede betreffende de subsidie- en
subsidiëring, samenwerkingsverbanden);
medefinancieringspercentages, adviezen verstrekken over de voorgelegde sociaal-economische studie van
2° het uitwerken van algemene voorstellen voor con-
nieuwe projecten, die door de havenbedrijven, worden
currentievoorwaarden tussen de havens (financiering,
ingediend bij de Vlaamse Regering en waarvan de tota-
subsidiëring, samenwerkingsverbanden);
le investeringskost over de verschillende begrotingsjaren heen meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in
3° het uitwerken van voorstellen met betrekking tot alle
artikel 30, § 3, van dit decreet.
hinterlandverbindingen van de havens; § 5. De Commissie verstrekt, op vraag van de Vlaamse 4° het voorbereiden van interregionaal en internationaal
minister, bevoegd voor de openbare werken, een advies
overleg met betrekking tot het zeehavenbeleid;
over alle investeringsdossiers, bedoeld in artikel 29, van het voornoemd decreet van 2 maart 1999, voorzo-
5° het uitwerken van de algemene beleidsdoelstellingen
ver de totale investeringskost over de verschillende
in concrete infrastructuurplannen en projecten voor
begrotingsjaren heen, meer bedraagt dan het bedrag
het geheel van de havens.
bedoeld in artikel 30, §3, van dit decreet. De Vlaamse minister richt zijn vraag aan de Commissie voorafgaand
§ 2. Meer in het bijzonder heeft de Commissie tot
aan de beraadslaging binnen de Vlaamse Regering. Hij
opdracht:
kan de termijn vaststellen waarbinnen dit advies uitgebracht moet worden.
1° het stimuleren en opzetten van een wetenschappelijk, beleidsvoorbereidend instrumentarium dat de
De Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken,
economische aspecten van het zeehavenbeleid moet
stelt de Commissie in kennis van alle investeringsdos-
ondersteunen, onverminderd de eigen opdracht van
siers, bedoeld in artikel 29 van het voornoemde decreet
de diensten van de Vlaamse Regering ter zake,
van 2 maart 1999, voorzover de totale investeringskost
behelst deze opdracht meer in het bijzonder de
over de verschillende begrotingsjaren heen, lager ligt dan
prognoses van goederenstromen op middellange en
het bedrag, bedoeld in het artikel 30, §3, van dit decreet.
lange termijn, het onderzoek naar de concurrentie-
130 § 6. De Commissie stelt jaarlijks voor 1 april een pro-
Gewest en Brussel hoofdstedelijk Gewest) en de bin-
gramma op van de in opdracht van de Commissie uit te
nenscheepvaart; een vertegenwoordiger van het Alge-
voeren onderzoeken.
meen Actiecomité der Belgische Binnenscheepvaartorganisaties.
Dit programma moet door de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken, worden goedgekeurd, die er
§ 6. De voorzitter is niet stemgerechtigd.
de nodige kredieten voor aanwijst. De uitvoering ervan gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de admini-
§ 7. De voorzitter en de effectieve leden worden benoemd
stratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie
voor een termijn van vier jaar. Het mandaat is her-
van de Vlaamse Gemeenschap, in samenwerking met het
nieuwbaar.
secretariaat van de Commissie. De Commissie stelt een begeleidingscommissie aan voor dit onderzoekspro-
§ 8. De kandidaten – voor de effectieve leden, bedoeld
gramma. De onderzoeksrapporten worden steeds aan-
in § 2, § 3, § 4 en § 5 – worden voorgedragen op dub-
gevuld met de conclusies van de Commissie.
bele kandidatenlijsten.
Art. 2. De Commissie brengt een jaarlijks verslag uit over
§ 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare wer-
haar werkzaamheden.
ken, benoemt een plaatsvervanger voor ieder effectief lid, op voordracht van de in de §§ 2 tot 5 bedoelde
HOOFDSTUK II Samenstelling en werking
organisaties, havenbedrijven en instellingen. De §§ 7 en 8 zijn op hen van toepassing.
Art. 3. § 1. De Commissie bestaat uit een voorzitter en 30 leden. De Vlaamse minister, bevoegd voor de open-
§10. De plaatsvervangende leden voltooien het man-
bare werken, wordt gemachtigd de voorzitter en de
daat van het effectieve lid dat ze vervangen.
effectieve leden van de Vlaamse Havencommissie te benoemen. Hij krijgt tevens de bevoegdheid over te
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de openba-
gaan tot de wijziging van de samenstelling van de Com-
re werken, kan op eigen initiatief, of op uitnodiging van
missie.
de Commissie, de vergaderingen bijwonen. De administratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van
§ 2. Acht effectieve leden vertegenwoordigen de werk-
de Vlaamse Gemeenschap kan een ambtenaar afvaar-
nemers en worden benoemd op voordracht van hun
digen voor het bijwonen van de vergaderingen van de
representatieve organisatie in de Sociaal-Economische
Commissie.
Raad van Vlaanderen. Art. 5. § 1. De adviezen en aanbevelingen van de Com§ 3. Acht effectieve leden vertegenwoordigen de werk-
missie worden uitgebracht ten aanzien van de Vlaamse
gevers en worden benoemd op voordracht van hun
Regering, de Vlaamse minister, bevoegd voor de open-
representatieve organisaties in de Sociaal-Economi-
bare werken, of het Vlaams Parlement. De goedkeuring
sche Raad van Vlaanderen.
geschiedt bij gewone meerderheid van de aanwezige effectieve leden. Bij adviezen ter uitvoering van artikel
§ 4. Elf effectieve leden worden benoemd op voordracht
1, § 4, neemt het havenbedrijf, dat een project ter advies
van de havenbedrijven in de hiernavolgende verhou-
voorlegt, geen deel aan de stemming.
ding: § 2. Van een eenparig advies van de Commissie kan de havenbedrijf van Antwerpen: 5 vertegenwoordigers;
Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken,
havenbedrijf van Zeebrugge: 2 vertegenwoordigers;
slechts afwijken mits een motivering.
havenbedrijf van Gent: 2 vertegenwoordigers; havenbedrijf van Oostende: 2 vertegenwoordigers.
§ 3. Bij in artikel 1, §6, bedoelde adviezen van de Commissie vermelden in voorkomende geval de afwijkende
§ 5. Drie effectieve leden vertegenwoordigen erkende
standpunten van de leden.
instellingen op het vlak van respectievelijk het spoorvervoer; een vertegenwoordiger van de NMBS, het weg-
Art. 6. De leden van de Commissie kunnen een beroep
vervoer; een vertegenwoordiger van de SAV (Koninklij-
doen op de medewerking van externe deskundigen, die
ke beroepsvereniging goederenvervoerders Vlaamse
geen deel uitmaken van de Commissie, alsmede op de
131 diensten van de Vlaamse Regering via de functioneel
Art. 10. De bepalingen van het besluit van de Vlaamse
bevoegde minister.
Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentie-
Art. 7. In de Commissie kunnen werkgroepen worden
gelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën,
opgericht, die bijzondere punten aan een voorberei-
afgevaardigden van de Vlaamse Regering, voorzitters en
dend onderzoek onderwerpen.
leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemin-
Art. 8. De Commissie stelt een huishoudelijk reglement
gen die bij de Vlaamse Regering behoren, zijn van toe-
op, dat onder meer voorziet in:
passing op de voorzitter, op het vlak van toelagen.
1° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging van de
Voor de toepassing van voormelde bepalingen is de
Commissie;
Commissie ingedeeld bij categorie III, zoals vermeld in het genoemd besluit, en heeft de voorzitter de hoeda-
2° de manier waarop voorstellen op de agenda van de Commissie geplaatst worden;
nigheid van de personen, vermeld in artikel 1, 3°, van het voormeld besluit.
3° de voorwaarde waaronder de leden beroep kunnen
Een aanvullend representatiebudget ten behoeve van de
doen op externe deskundigen en op de diensten van
voorzitter wordt bepaald ten bedrage van € 2.231 per jaar.
de Vlaamse Regering, via de functioneel bevoegde minister; 4° de bevoegdheden van de voorzitter;
Hoofdstuk III slotbepalingen Art. 11. Vanaf datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2001 geldt in plaats van het
5° de samenstelling, de wijze van bijeenroeping en beraadslaging en de bevoegdheden van het Dagelijks
bedrag van € 2.231, vermeldt in artikel 10, het bedrag van 90.000 BEF.
Bestuur, voor zover de oprichting ervan opportuun geacht wordt;
Art. 12. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 november 1989 tot oprichting en samenstelling van een
6° de bekendmaking van de handelingen;
Vlaamse Havencommissie wordt opgeheven met uitzondering van artikel 1.
7° de opdracht en de rol van het secretariaat. Art. 13. Dit besluit treedt in werking op datum van de Art. 9. § 1. Het secretariaatswerk van de Commissie
publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
gebeurt door de administratie van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering,
§ 2. Het secretariaat heeft meer in het bijzonder als taak: 1°
Patrick DEWAEL
de administratieve ondersteuning van de Commissie;
De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie
2° de redactie van ontwerpadviezen; Steve STEVAERT 3° ontwerponderzoeksprogramma's en ontwerpverslagen op te stellen; 4° de toevertrouwde opdrachten uit te voeren en de uitbestede onderzoeksopdrachten, alsmede van de werking van de begeleidingscommissies en werkgroepen te coördineren.
2
Samenstellingen 1. Raad
Voka-Vlaams Economisch Verbond
(op 31.12.2004)
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen) Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse Confederatie
Leden
Bouw) Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Vertegenwoordigers van de werknemers
Economisch Verbond) Veris Sabine (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Eco-
Algemeen Belgisch Vakverbond
nomisch Verbond)
Clauwaert Annick (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Clauwaert Alain (algemeen secretaris Algemene centrale
Economisch Verbond)
ABVV) Verboven Xavier (intergewestelijk secretaris Vlaams
Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen
ABVV)
Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV) Jonckheere Fernand (verbondssecretaris ACV Oosten-
Plaatsvervangende leden
de-Westhoek) Rosvelds Sandra (medewerkster studiedienst ACV)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV-Turnhout) Algemeen Belgisch Vakverbond Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
België
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Chaffart Myrual (algemeen sectorverantwoordelijke
Boerenbond
water CVD)
Beyers Alfons (hoofd studiedienst Boerenbond)
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD)
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Van Sevenant Siska (gewestelijk secretaris ACV Leuven) Vercammen Sandra (bewegingsploeg ACV)
133 Verjans Matthieu (voorzitter ACV-verbond Limburg)
2. VESOC
Willems Tom (studiedienst ACV)
(op 31.12.2004)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Leden
België Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Algemeen Belgisch Vakverbond De Baene Jean-Marie (directeur studiedienst Vlaams
Boerenbond
ABVV)
Gotzen Rudi (adviseur politiek Boerenbond)
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK) Verboven Xavier (intergewestelijk secretaris Vlaams
Voka-Vlaams Economisch Verbond
ABVV)
Bosch Claire (directeur Milieuzaken – Voedingsindustrie Vlaanderen)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Meeussen Emiel (gedelegeerd bestuurder scheikundige
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-Metaal)
industrie)
Dielen Ilse(nationaal secretaris ACV)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON)
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV)
Rossie Jos (secretaris generaal FEBELGRA Vlaande-
Van Heddegem Piet (adjunct algemeen secretaris LBC-
ren)
NVK)
Tan Barbara (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
België
Economisch Verbond)
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp) Boerenbond UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
De Becker Sonja ( algemeen secretaris Boerenbond)
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Devisch Noël (voorzitter Boerenbond)
Dagelijks Bestuur
Voka -Vlaams Economisch Verbond De Pril Wilson (directeur-generaal AGORIA Vlaanderen)
Voorzitter
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Economisch Verbond) Roos Jef (voorzitterVoka-Vlaams Economisch Verbond)
Ondervoorzitter
Vermeylen Eric (directeur studiedienst Voka-Vlaams
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Economisch Verbond)
Leden
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Economisch Verbond) Verboven Xavier (intergewestelijk secretaris Vlaams
Leden van de Vlaamse Regering (vaste delegatie)
ABVV) Anciaux Bert (Vlaams minister van cultuur, jeugd, sport Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
en Brussel)
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Bourgeois Geert (Vlaams minister van bestuurszaken, bui-
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
tenlands beleid, media en toerisme) Keulen Marino (Vlaams minister van binnenlands bestuur, stedenbeleid, wonen en inburgering)
134 Leterme Yves (Minister-president van de Vlaamse Rege-
Verwimp Katrien (adviseur studiedienst ACV)
ring, Vlaams minister van institutionele hervormingen,
Vliebergh Ria (secretaresse ACV-Transcom)
landbouw, zeevisserij en plattelandsbeleid)
Wouters Raf (algemene sectorverantwoordelijke belan-
Moerman Fientje (Vice-minister-president van de Vlaam-
gengroep vervoer over de weg ACV- Transcom)
se Regering, Vlaams minister van economie, ondernemen, wetenschap, innovatie en buitenlandse handel)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Peeters Kris (Vlaams minister van openbare werken,
België
energie, leefmilieu en natuur)
Quisthoudt Erik (bestendig secretaris ACLVB)
Van Brempt Kathleen (Vlaams minister van mobiliteit, sociale economie en gelijke kansen)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vandenbroucke Frank (Vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van werk, onderwijs
Voka -Vlaams Economisch Verbond
en vorming)
De Maegt Isabelle (hoofd externe relaties FEBETRA)
Van Mechelen Dirk (Vlaams minister van financiën,
Germis Joost (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
begroting en ruimtelijke ordening)
Economisch Verbond)
Vervotte Inge (Vlaams minister van welzijn, volksge-
Liebaert Jean-Pierre (directeur- zaakvoerder confede-
zondheid en gezin)
ratie bouw) Otten Eric (trade director Ahlers Bridge NV)
Voorzitter
Restiau Robert (directeur Vlaamse Havenvereniging)
Leterme Yves (Minister-president van de Vlaamse Rege-
Smeulders Annie (directeur-expediteur APK Logistics
ring)
bvba) Vienne Erna (manager Belgium P&O North sea ferries
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem
LTD)
De Langhe Roger (secretaris-generaal departement economie, werkgelegenheid, binnenlandse aangelegen-
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
heden en landbouw Vlaamse Gemeenschap)
De Wilde Liliane (ere-secretaris-generaal SAV)
Stappaerts Mieke (directeur-generaal administratie
Van Lancker Christiaan (afgevaardigde UNIZO, Bond
werkgelegenheid Vlaamse gemeenschap)
van Eigenschippers vzw) Vanhecke Pieter (economisch adviseur UNIZO)
Secretariaat Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Plaatsvervangende leden
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Vertegenwoordigers van de werknemers
3. Sectorcommissie Goederenvervoer
Algemeen Belgisch Vakverbond
(op 31.12.2004)
Loridan Marc (secretaris vakgroep haven ABVV-BTB)
Gestels Marjan (gewestelijk voorzitter ABVV - BBTK) Opdelocht Roger (secretaris Koopvaardij & Binnenvaart
Leden
ABVV-BTB Antwerpen) Van Hove Roger (algemeen secretaris ACOD spoor)
Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Christelijk Vakverbond van België Algemeen Belgisch Vakverbond
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke
Baete Bob (nationaal secretaris haven BTB)
water ACV-Transcom)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
De Smedt Christine (secretaris ACV-Transcom)
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Van Den Rijse Angeline (adviseur studiedienst ABVV)
François Jan (algemeen sectorverantwoordelijke verkeer – ACV-Transcom)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Van Laethem Marc (algemeen secretaris ACV-Transcom
Naveau Vic (nationaal verantwoordelijke LBC/NVK)
spoorwegen)
Roskams Jeroen (adviseur studiedienst ACV)
135 België
4. Sectorcommissie Hout en Bouw
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaams
(op 31.12.2004)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Regionaal ACLVB)
Leden Vertegenwoordigers van de werkgevers Vertegenwoordigers van de werknemers Voka - Vlaams Economisch Verbond Claessens Evrard (hoogleraar Universiteit Antwerpen,
Algemeen Belgisch Vakverbond
faculteit TEW)
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
De Wilde Ranell (afgevaardig-bestuurder CMBT-Invest-
Desmet Rik (federaal secretaris algemene centrale)
ments CMB-Transport)
Henckaerts Bart (adjunct-provinciaal secretaris algemene
Degraef Philippe (verantwoordelijke externe relaties
centrale Limburg)
Febetra)
Jaenen Gaby (secretaris algemene centrale ABVV)
De Wilde Ranell (afgevaardigd-bestuurder CMBT-Investments CMB Transport)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Paelinck Honoré (afgevaardigd - bestuurder Port- en
Heireman Frieda (medewerkster studiedienst ACV-bouw
Transport Consulting NV)
en industrie)
Schram-De Cort Rita (personeelsverantwoordelijke Brabo
Meersman Sofie (ACV-bouw en industrie)
cvba)
Van Dessel Luc (secretaris ACV-bouw en industrie)
Van De Veire Bart (risk & quality manager Antwerp
Van Reeth Rik (secretaris LBC - NVK)
Combined Terminals NV)
Vanthourenhout Stefaan (nationaal verantwoordelijke
Van de Vel An (adjunct-directeur Agoria Vlaanderen)
ACV-bouw en industrie)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Buyl Florent (bedrijfsleider - zaakvoerder Transport
België
Buyl)
De Groote Luc (nationaal verantwoordelijke bouw ACLVB)
Van Wauwe Erna (gedelegeerd bestuurder Transportbedrijf Roosens nv)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Verkinderen Lode (secretaris-generaal SAV) Voka-Vlaams Economisch Verbond
Dagelijks bestuur
Bekker Ria (adviseur FEBELHOUT) Byvoet Brigitte (adjunct-directeur confederatie Bouw Lim-
Voorzitter
burg)
De Wilde Liliane (Ere-secretaris-generaal SAV)
Cordeel Dirk (ondervoorzitter Vlaamse confederatie Bouw)
Ondervoorzitter
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse confederatie
Wouters Raf (algemene sectorverantwoordelijke Ver-
Bouw)
voer over de weg ACV-Transcom)
Lenaers Rob (gedelegeerd bestuurder - voorzitter Vanhout NV)
Leden
Vaessen Leon (gedelegeerd bestuurder Vaessen NV)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB)
Van Steertegem Guy (directeur-generaal FEBELHOUT
Restiau Robert (afgevaardigd bestuurder Vlaamse Haven-
Vlaanderen)
vereniging) UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
De Roock Chris (economisch adviseur Febelhout Vlaan-
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
deren)
Milo Nico (attaché SERV)
Hoedemakers Robert (gedelegeerd bestuurder Bouwbedrijf Hoedemakers) Masschelein Hilde (secretaris-generaal Bouwunie)
136 Plaatsvervangende leden
Leden De Groote Luc (nationaal verantwoordelijke bouw ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Desmet rik (federaal secretaris Algemene Centrale) Dillen Marc (secretaris- generaal Vlaamse Confederatie
Algemeen Belgisch Vakverbond
Bouw)
Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV-algemene
Van Steertegem Guy (directeur-generaal FEBELHOUT
centrale)
Vlaanderen)
Monteyne Bruno (gewestelijke secretaris algemene centrale Oostende)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Soetaert Jan (adviseur algemene centrale)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Vermeersch Hendrik (secretaris BBTK Brussel)
Michel Déthee (opdrachthouder SERV) Robbie Scaut (attaché SERV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Borloo Deef (medewerker studiedienst ACV- bouw en Crevits Enid (vormingsdienst ACV-bouw en industrie)
5. Sectorcommissie Metaal- en technologische industrie
Cuyvers Thieu (secretaris ACV- bouw en industrie)
(op 31.12.2004)
industrie)
Vandereeckt Marc (secretaris ACV- bouw en industrie regio Brussel-Halle-Vilvoorde)
Leden
Verhelst Ann (secretaris ACV-bouw en industrie)
Vertegenwoordigers van de werknemers Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Algemeen Belgisch Vakverbond
Van Hertbruggen Ellen (studiedienst ACLVB)
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB) De Witte Cindy (adviseur ABVV-metaal)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Jonckheere Karel (algemeen secretaris CMB-Antwerpen) Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Voka-Vlaams Economisch Verbond De Goignies Gerrit (adviseur Vlaamse confederatie Bouw)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Wandeleer Pascal (jurist FEBELHOUT Vlaanderen)
De Bie Inge (stafmedewerkster studiedienst ACV-metaal)
Dhondt Jan (adjunct-adviseur Vlaamse confederatie
De Decker Eddy (provinciaal secretaris ACV-metaal)
bouw)
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
De Witte Inge (bestuurder COVADAK)
Kerkhove Annie (secretaris LBC-NVK)
Germis Joost (adviseur studiedienst Voka-Vlaams Eco-
Van Woensel Tinne (stafmedewerkster vormingsdienst
nomisch Verbond)
ACV-metaal)
Potteau Paul (Potteau Labo) Sprengers Karen (FEBELHOUT Vlaanderen)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Roelandt Johan (nationaal verantwoordelijke metaal
Larik Anja (economisch adviseur UNIZO)
ACLVB)
Leus Christian (directeur Federatiehandelaren bouwmaterialen)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Van Eetvelt Karel (secretaris-generaal Bouwunie) Voka-Vlaams Economisch Verbond
Dagelijks Bestuur
De Pril Wilson (directeur-generaal AGORIA Vlaanderen) Joris Anne - Marie (personeelsdirecteur - bestuurder Etap
Voorzitter
Yachting)
Vanthourenhout Stefaan (nationaal verantwoordelijke
Schools Jozef (assistent algemene directie Van Hool
ACV-Bouw en industrie)
nv) Snaet Willy (algemeen secretaris, lid directiecomité
Ondervoorzitter Masschelein Hilde (secretaris-generaal Bouwunie)
Bekaert nv)
137 Van den Boer Jos (manager personeelsrelaties Ford
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Genk)
Larik Anja (economisch adviseur UNIZO)
Van den Houte Jan (personeelsdirecteur Robert Bosch
Leenders Luc (algemeen directeur Leenders NV)
Productie)
Van Hecke Frank (bvba S.V.H.)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Dagelijks Bestuur
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Voorzitter
Locquet Willy (Bestuurder Locquet nv)
De wilde Marc (algemeen secretaris ACV-metaal)
Temmerman Geert (secretaris VLAMEF) Vanpeteghem Hilde (Bestuurder Vanpeteghem A&G
Ondervoorzitter
bvba)
De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Plaatsvervangende leden
Leden De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Joos Robert (directeur-generaal Ijzer-en staalcomite en staalindustrie verbond)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Polenus Carlos (vice-voorzitter BBTK)
Debrouwere John (provinciaal secretaris PMB West-
Temmerman Geert (secretaris VLAMEF)
Vlaanderen)
Van den Heede Eric (nationaal secretaris LBC-NVK)
Jorissen Herwig (voorzitter CMB) Merckx Kristien (secretaris BBTK-Antwerpen)
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Moerman Albert (provinciaal secretaris PMB-Oost-Vlaan-
Deman Esther (adjunct -administrateur-generaal SERV)
deren)
Knaepen Wim (attaché SERV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Nelissen Guido (stafmedewerker ACV-Metaal)
6. Sectorcommissie Textiel en Confectie
Sebreghts Wim (provinciaal secretaris Oost-Vlaande-
(op 31.12.2004)
Diesbecq Nathalie (stafmedewerkster ACV-metaal)
ren) Van den Heede Eric (nationaal secretaris LBC-NVK)
Leden
Vranken Jean (gewestelijk secretaris ACV-chemie)
Vertegenwoordigers van de werknemers Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Algemeen Belgisch Vakverbond
Lefevre Martine (sectorieel verantwoordelijke financië-
Lancksweerdt Nicole (medewerkster nationaal secre-
le sector Vlaamse regionale ACLVB)
taris ABVV- textiel, kleding en diamant) Stabel René (nationaal secretaris ABVV-textiel, kleding,
Vertegenwoordigers van de werkgevers
diamant) Verbanck Rita ( gewestelijk secretaris ABVV-textiel,
Voka-Vlaams Economisch Verbond
kleding en diamant)
Helskens André (personeelsdirecteur Samsonite Euro-
Wittevrongel Donald (voorzitter ABVV-textiel, kleding,
pe NV)
diamant)
Hufkens Goedele (adviseur AGORIA Antwerpen-Limburg)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Simoens Bernard (directeur AGORIA O-W-Vlaanderen)
Callaert Jan (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
Van de Vel An (adjunct-directeur AGORIA Vlaanderen)
De Geyter Maurice (hoofd studiedienst ACV-TEXTURA)
Vanhaverbeke Stephan (adviseur AGORIA Brabant)
De Tremerie Rein (nationaal secretaris ACV-TEXTURA)
Verheyen Cecile (personeelsmanager Volvo Europe Truck
Schaut Dirk (secretaris LBC-NVK)
NV)
Uyttenhove Dirk (algemeen secretaris ACV-TEXTURA)
Vervoort Karel (afgevaardigd beheerder FLAG)
138 Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Jonnaert Karin (sociaal adviseur Febeltex)
België
Platteau Luc (directeur-generaal Centexbel)
Cassier Etienne (nationaal verantwoordelijke ACLVB)
Siau Bernard (gedelegeerd bestuurder Alsico) Staels Marc (algemeen-directeur Staels-Borco NV)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vandewalle Griet (sociaal adviseur FEBELTEX Noord & Oost)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Van Gramberen Annemie (economisch adviseur Creamoda)
Blomme Marc (adviesuer Febeltex Textielfederatie) Groeninck Sylvie (economisch adviseur Febeltex)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Magnus Erik (directeur-generaal Creamoda)
De Backker Luc (gedelegeerd bestuurder Kleding De
Quix Jean-Francois (directeur-generaal Febeltex)
Backker nv)
Santens Jean-Baptiste (gedelegeerd bestuurder Santens
Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
nv)
Wellens Evar (NULL)
Staels Ann (afgevaardigd beheerder Staels R&G Konfectie nv)
Dagelijks bestuur
Tan Barbara (adviseur studiedienst Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Voorzitter Quix Fa (directeur-generaal FEBELTEX)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Ardies Luc (nationaal secretaris Verbond)
Ondervoorzitter
Declerck Jan (afgevaardigd bestuurder Decotex NV)
Stabel René (nationaal secretaris ABVV-textiel, kleding
Samyn Roos (algemeen directeur Samyn bvba)
en diamant)
Plaatsvervangende leden
Leden Ardies Luc (nationaal secretaris Verbond voedingsde-
Vertegenwoordigers van de werknemers
tailhandel UNIZO) Callaert Jan (algemeen secretaries ACV Textura)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Cassier Etienne (bestendig secrataris ACLVB)
Colpaert John (politiek secretaris ABVV - textiel, kleding
Magnus Erik (directeur-generaal Creamoda)
en diamant) Misplon Filip (medewerker nationale studiedienst ABVV-
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
textiel, kleding en diamant)
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Pattyn Lieve (secretaris ABVV-textiel, kleding en diamant Turnhout en Mechelen) Willems Hilde (ABVV-textiel, kleding en diamant)
7. Sectorcommissie Welzijns- en gezondheidszorg
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
(op 31.12.2004)
De Norre Vera (vormingsdienst ACV- TEXTURA) Duthieuw Josiane (secretaris LBC-NVK)
Leden
Gheysens Christian (secretaris ACV-TEXTURA) Vannieuwenhuyse Raf (provinciaal verantwoordelijke
Vertegenwoordigers van de werknemers
ACV-TEXTURA) Weyns Luc (secretaris ACV-TEXTURA)
Algemeen Belgisch Vakverbond De Wolf Ferdy (nationaal secretaris algemene centrale)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Duval Raymond (secretaris lokale en regionale besturen
België
ACOD Antwerpen
Baeckelandt Dirk (bestendig secretaris ACLVB)
Langenus André (nationaal secretaris BBTK)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Lingier Frank (secretaris BBTK-Mechelen)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Bekaert Michel (Président and chief executieve officer
Cornelis Walter (secretaris LBC-NVK)
Beckaert Textiles NV)
Dirix Frans (nationaal secretaris ACV-voeding en diensten)
139 Rosvelds Sandra (studiedienst ACV)
Moens Isabel (stafmedewerker VVI)
Selleslagh Mark (vakbondssecretaris LBC-NVK)
Pals Griet (stafmedewerkster VWV)
Van der Gucht Kristien (nationaal secretaris CCOD-sec-
Rabau Paul (voorzitter overlegforum kinesitherapie)
tor lokale en regionale besturen)
Reynaert Jan (stafmedewerker VLAB) Serneels Diane (stafmedewerker VVJG)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Sterckx Jos (coördinator Pluralistisch Platform gehan-
België
dicaptenzorg)
Van Hees Gert (regionaal verantwoordelijke social pro-
Swinnen Monique (directrice KVLV)
fit ACLVB)
Theunis Klaartje (stafmedewerker VVI)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Dagelijks bestuur
Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO)
Voorzitter
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
Jaminé Luc (coördinator Verbond Sociale Ondernemin-
Boonen Carine (algemeen directeur VVI)
gen)
Cuyt Frank (directeur VWV) De Geest Marleen (ondervoorzitster FERUBEL)
Ondervoorzitter
Jaminé Luc (coördinator Verbond Sociale Ondernemingen)
Cornelis Walter (secretaris LBC-NVK)
Jossart Pierre (stafmedewerker VVI) Meulemans Bert (adviseur sociaal en gezinsbeleid)
Leden
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaamse
Cuyt Frank (directeur VWV)
Economisch Verbond)
Langenus André (nationaal secretaris BBTK)
Van Esch Wim (directeur Pluralistisch Overleg jeugdzorg) Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Plaatsvervangende leden
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV) Dethée Michel (opdrachthouder SERV)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Axel Mathot (attaché SERV)
Algemeen Belgisch Vakverbond De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
8. Sectorcommissie Toerisme
Govers Dimitri (consulent social profit )
(op 31.12.2004)
Merckx Kristien (secretaris BBTK Antwerpen) Van Heetvelde Werner (secretaris ABVV-algemene centrale)
Leden
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Vertegenwoordigers van de werknemers
De Block Kris (vakbondsverantwoordelijke LBC-NVK) Laenen Jo (medewerker ACW-studiedienst)
Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV)
Paesmans Francis (coördinator-dienstoverste ACV-voe-
Clauwaert Alain (algemeen secretaris - ABVV algeme-
ding en diensten)
ne centrale)
Persoone Marijke (secretaris LBC - NVK)
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
Roos Katrien (secretaris CCOD)
Degryse René (secretaris BTB West-Vlaanderen) Demonie Conny (gewestelijk secretaris ABVV-centrale
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
der voeding)
België Van Hertbruggen Ellen (studiedienst Vlaams regionale
Algemeen Christelijk Vakverbond van België (ACV)
ACLVB)
De Bilde Peter (centraal propagandist ACV) Stalpaert Pia (ACV voeding en diensten)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Van Bever Christiaan (secretaris ACV voeding en diensten) Van der Gucht Kristien (nationaal secretaris CCOD-sec-
Lievens Jos (directeur FDGG)
tor lokale en regionale besturen)
Marain Lucas (coördinator vzw Spoor 2)
Witters Dorien (secretaresse ACV Transcom)
140 Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Vertegenwoordigers van de werkgevers
België (ACLVB) Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) Moers Chantal (hoteluitbaatster)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Voka-Vlaams Economisch Verbond (VEV) Boerenbond (BB)
Bijttebier Heidi (head of supplier relations BBL travel
Van Mierloo Paul (stafmedewerker landelijke gilden)
American Express)
Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO)
Cornillie Peter (Price & Revenu manager SN Brussels Air-
De Bauw Luc (secretaris-generaal HO.RE.CA Vlaanderen)
lines))
Metsu Dirk (gedelegeerd bestuurder CKVB)
De Boeck Veerle (secretaris-generaal ABTO)
Verdonck Anny (Autocars Verdonck - Reisbureau Vivaldi)
Geyssens Paul(manager externe distributie NMBS) Reijmers Peter (algemeen directeur Center Parcs België)
Voka-Vlaams Economisch Verbond (VEV) Antonissen Chris (executieve management assistant
Vlaamse confederatie van social-profit ondernemin-
VLM)
gen (VCSPO)
Geyskens Chris (managing director ITC)
Ghislain Danny (centrum voor jeugdtoerisme)
Glorieux Luc (bestuurder-directeur FBAA, Ere-Voorzit-
Van de Walle - Tandt Linda (voorzitster vzw gezinsva-
ter FTI)
kanties - familiatours)
Jassogne Jan (afgevaardigd bestuurder CIB) Van Den Kerkhof Steve (financieel directeur Plopsa-
Dagelijks bestuur
land) Van Eysendeyk Rudy (algemeen directeur Koninkl. Maat-
Voorzitter
schap. Dierkunde)
Glorieux Luc (bestuurder-directeur FBAA, Ere-Voorzitter FTI)
Plaatsvervangende leden Ondervoorzitter
Vertegenwoordigers van de werknemers
De Deyn Erwin (nationaal secretaris BBTK)
Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV)
Leden
Desmet Björn (gewestelijk secretaris voedingscentrale
De Bauw Luc (secretaris-generaal Horeca Vlaanderen)
ABVV)
Van Bever Christiaan (secretaris ACV- voeding en dien-
Desmet Pia (gewestelijk secretaris BBTK-Gent)
sten)
De Clercq Werner (federaal secretaris BTB) De Wolf Ferdy (nationaal secretaris Algemene Centrale)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België (ACV)
Poelvoorde Etienne (opdrachthouder SERV)
Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD)
De Keersmaecker Veerle (attaché SERV)
Giets Yves (studiedienst ACV voeding en diensten) Vandenbussche Johan (secrearis ACV voeding en dien-
NVK)
9. Adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest
Vandervurst Jean-Paul (algemeen sectorverantwoor-
(op 31.12.2004)
sten) Vanderhaegen Herman (algemeen secretariaat LBC-
delijkeACV-CVCC)
Leden Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België (ACLVB)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Van Hertbruggen Ellen (studiedienst Vlaams regionale ACLVB)
Algemeen Belgisch Vakverbond Leybaert Bart (gewestelijk adjunct secretaris BBTK Sint-Niklaas)
141 Muylaert Laurette (nationaal secretaris ACOD-cultuur)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Verlaeckt Bruno (secretaris ABVV Algemene Centrale) Boerenbond (BB) Algemeen Christelijk Vakverbond van België
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Diesbecq Nathalie (stafmedewerkster ACV-metaal)
Vanoirbeek Luc (sociaal adviseur Boerenbond)
Druyts Annick (LBC-NVK) Le Compte Servaas (ACV-Transcom)
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Leurs André (juridisch adviseur ACV-studiedienst)
De Goignies Gerrit (adviseur Vlaamse Confederatie Bouw)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Magerman Koenraad (directie-adviseur SD-Workx
België
Platteau Ilse (juridisch adviseur FEDERGON)
Engelen Hugo (adjunct -gewestsecretaris ACLVB)
Renson Sandrine (medewerkster FEDERGON) Verschueren Paul (economisch adviseur FEDERGON)
Vertegenwoordigers van de werkgevers: UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Sap Jan (adjunct-directeur UNIZO)
Bothuyne Robrecht (adviesuer studiedienst UNIZO) Van Campenhout Nancy (UNIZO) Voka-Vlaams Economisch Verbond: Brodsky Robrecht (bestuurder secretaris-generaal BEXSA) Cattelain Ann (adviseur FEDERGON)
Vertegenwoordigers van het departement economie, werkgelegenheid en binnenlandse aangelegenheden Storms Pascal (adjunct van de directeur, administratie Werkgelegenheid, ministerie Vlaamse Gemeenschap) Van Breugel Erik (hoofmedewerker afdeling tewerkstelling ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON) Tan Barbara (adviseur Voka-Vlaams Economisch Verbond) Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Deskundigen De Witte Karel (prof. fac. Psychologie KULeuven) Humblet Patrick (prof. Vakgroep sociaal recht Universiteit Gent)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Voorzitter Vanachter Othmar (prof.fac.rechtsgeleerheid KULeuven)
Plaatsvervangende leden Vertegenwoordigers van de werknemers Algemeen Belgisch Vakverbond De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB) Van Rie Kristien (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Wonen de vergadering bij met raadgevende stem Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV) Maes Anja (administratief medewerkster Adviescommissie) Beerens Annick (administratief medewerkster Adviescommissie)
Wirken Pascale (adviseur algemene centrale ABVV)
Daerden Justin (nationaal verantwoordelijke ACB-bouw
10. Overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus
en industrie)
(op 31.12.2004)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Demoor Ann (juridisch adviseur ACV) Paesmans Francis (coördinator-dienstoverste ACV-voe-
Leden
ding en diensten) Rosvelds Sandra (adviseur studiedienst ACV)
Vertegenwoordigers van de beroepsfederaties van privatearbeidsbemiddelingsbureaus
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België :
Muyldermans Herwig (FEDERGON)
Van Hertbruggen Ellen (adviseur Vlaamse Regionale
Rasschaert Karin (NVOB)
ACLVB)
Vaningelgem Francis (BEXSA)
142 Vertegenwoordigers van de publieke arbeidsbemiddeling
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties binnen de SERV
Vercammen Eddy (VDAB)
De Baene Jean-Marie (ABVV) Rosvelds Sandra (ACV)
Vertegenwoordigster van de sector van de kosteloze arbeidsbemiddeling Velleman Marleen (SLN)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties binnen de SERV
Van Hertbruggen Ellen (ACLVB)
Vertegenwoordigers van de Administratie Werkgelegenheid Van de Voorde Michiel (coördinator Ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Bothuyne Robrecht (UNIZO)
Voorzitter
Botterman Chris (BB)
Leroy Fons (kabinetschef kabinet Vlaams minister van
Teughels Sonja (Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Werk, Vorming en Onderwijs)
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties binnen de SERV
Secretariaat van het Overlegplatform Van Vlem Dirk (opdrachthouder SERV) Maes Anja (administratieve medewerking SERV)
Serroyen Chris (ACV) Van Rie Kristien(ABVV) Engelen Hugo (ACLVB)
11. Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds
Vertegenwoordigers van de administratie Werkgelegenheid
(op 31.12.2004)
Leden Storms Pascal (adjunct van de directeur ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Plaatsvervangende leden
Algemeen Belgisch Vakverbond De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
Vertegenwoordigers van de beroepsfederaties van private arbeidsbemiddelingsbureaus
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Serroyen Chris (adviseur studiedienst ACV)
Cattelain Ann (FEDERGON) De Mey Frank (FEDERGON)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Brodsky Robert (FEDERGON)
Van Hertbruggen Ellen (adviseur studiedienst Vlaamse Regionale ACLVB)
Vertegenwoordigers van de publieke arbeidsbemiddeling
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Tirez Karel (VDAB)
Boerenbond Botterman Chris (adjunct-algemeen secretaris Boeren-
Vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties binnen de SERV
bond) Voka-Vlaams Economisch Verbond
Kusters Ben (Boerenbon)
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Vermeulen Veerle (Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Economisch Verbond) UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Bothuyne Robrecht (adviseur studiedienst UNIZO)
143 Vertegenwoordigers van de administratie werkgelegenheid van de Vlaamse Gemeenschap
Clauwaert Annick (adviseur studiedienst Vlaams ABVV) Verboven Xavier (intergewestelijke secretaris Vlaams ABVV)
Storms Pascal (adjunct van de directeur, administratie werkgelegenheid, ministerie Vlaamse Gemeenschap)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Callaert Jan (nationaal secretaris ACV TEXTURA)
Gekozen door de Vlaamse Regering
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke water ACV Transcom)
Devolder Dolores (medewerkster kabinet Vlaams minis-
De Wilde Marc (algemeen secretaris ACV metaal)
ter van Financiën, Begroting, Innovatie, Media en Ruim-
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
telijke Ordening)
Jonckheere Fernand (verbondssecretaris ACV Oostende-Westhoek)
Plaatsvervangende leden
Van Elsen Kris (verbondssecretaris ACV Turnhout)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Algemeen Belgisch Vakverbond
Vercamst Jan (gewestsecretaris ACLVB)
Van Rie Kristien (adviseur studiedienst Vlaams ABVV)
Vertegenwoordigers van de werkgevers Algemeen Christelijk Vakverbond van België Rosvelds Sandra (adviseur studiedienst ACV)
Voka - Vlaams Economisch Verbond De Pril Wilson (directeur-generaal Agoria Vlaanderen)
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
Dillen Marc (secretaris-generaal Vlaamse Confederatie
België
bouw)
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Teughels Sonja (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
Boerenbond (BB)
Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Economisch Verbond)
Voka-Vlaams Economisch Verbond Vermeulen Veerle (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
Economisch Verbond)
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO) Van Havere Katleen (adviseur studiedienst UNIZO)
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers Sap Jan (adviseur studiedienst UNIZO)
Boerenbond Beyers Alfons (hoofd studiedienst Boerenbond)
Voorzitter
De Becker Sonja (algemeen secretaris Boerenbond)
Leroy Fons (kabinetschef Vlaams minister van Werkgelegenheid, Onderwijs en Vorming)
VCSPO, Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen Aerts Bruno (algemeen secretaris VCSPO)
12. Commissie Diversiteit (op 31.12.2004)
Vertegenwoordigers van de representatieve kansengroepen
Leden Chakkar Mohamed (coördinator Federatie Marokkaanse
Vertegenwoordigers van de werknemers
Verenigingen) Dariyeri Bilal (stafmedewerker Unie van Turkse Vereni-
Algemeen Belgisch Vakverbond
gingen)
Clauwaert Alain (algemeen secretaris ABVV algemene
Debbaut Peter (stafmedewerker Vlaamse Federatie
centrale)
Gehandicapten)
144 Luyts François (vrijwilliger Vlaamse Federatie Gehandi-
UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers
capten)
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Marzo Fernando (voorzitter werkgroep tewerkstelling
Penne Katrien (adviseur studiedienst UNIZO)
Forum van Etnisch-Culturele Minderheden)
Boerenbond
Pieters Didier (medewerker Werkbank vzw Jong-Katho-
Gotzen Rudi (adviseur politiek Boerenbond)
lieke Vereniging Gehandicapten) Vermeiren Johan (vrijwillig medewerker GRIP)
VCSPO, Vlaamse confederatie van social-profit ondernemingen
Vertegenwoordiger administratie Werkgelegenheid Ministerie Vlaamse Gemeenschap Van den Cruyce Ann (afdelingshoofd Migratie en arbeids-
Bode Agnes (algemeen directeur Familiehulp)
Vertegenwoordigers van de representatieve kansengroepen
marktbeleid Administatie Werkgelegenheid) Belkiran Selamet (coördinator Unie van Turkse Vereni-
Plaatsvervangende leden
gingen) Caballero Juan (toeleider Federatie Marokkaanse Ver-
Vertegenwoordigers van de werknemers
enigingen) Charkaoui Naima (coördinator Forum van Etnisch-cul-
Algemeen Belgisch Vakverbond
turele Minderheden vzw)
De Baene Jean-Marie (hoofd studiedienst Vlaams ABVV)
Frederickx Jan (arbeidsbegeleider Katholieke Vereni-
De Batselier Georges (nationaal secretaris CMB)
ging Gehandicapten)
Reniers Chris (algemeen secretaris ACOD)
Weeghams Ilse (coördinator Vlaamse patiëntenforum GRIP)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Coolbrandt Jan (nationaal secretaris CCOD – sector vervoer)
Vertegenwoordiger administratie Werkgelegenheid Ministerie Vlaamse Gemeenschap
Rosvelds Sandra (medewerkster studiedienst ACV) Van Sevenant Siska (gewestelijk secretaris ACV Leuven)
Vandevoorde Michiel (coördinator administratie Minis-
Vercammen Sandra (bewegingsploeg ACV)
terie Vlaamse Gemeenschap)
Verjans Mathieu (voorzitter ACV verbond Limburg)
Dagelijks bestuur Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Voorzitter
Engelen Hugo (adjunct-gewestsecretaris ACLVB)
Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Leden Muyters Philippe (gedelegeerd bestuurder Voka-Vlaams
Voka - Vlaams Economisch Verbond
Economisch Verbond)
Andries Mark(adjunct-directeur kenniscentrum Voka-
Van Eetvelt Karel (gedelegeerd bestuurder UNIZO)
Vlaams Economisch Verbond)
Verboven Xavier (intergewestelijk secretaris Vlaams
Bosch Claire (directeur milieuzaken – voedingsindus-
ABVV)
trie Vlaanderen) Marien Katleen (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem
Economisch Verbond)
Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV)
Meeussen Emiel (gedelegeerd bestuurder scheikundige
Deman Esther (adjunct-administrateur-generaal SERV)
industrie Regio Vlaanderen Fedichem)
Scaut Robbie (attaché SERV)
Muyldermans Herwig (directeur FEDERGON)
Devisch Francis (attaché SERV)
Rossie Jos (secretaris-generaal Febelgra Vlaanderen) Tan Barbara (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond)
145 13. Vlaamse Havencommissie
Janssens Patrick (burgemeester van de stad Antwerpen)
(op 31.12.2004)
Koeklenberg Ivo (hoofdingenieur directeur technische dienst Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen)
Leden De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
Vertegenwoordigers van de werknemers
(MBZ) Coens Joachim (voorzitter MBZ)
Algemeen Belgisch Vakverbond
Kerckaert Pierre (administrateur-generaal MBZ)
Fermon Frans (vice voorzitter ACOD) Verbeeck Monique (medewerkster BTB)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Gent
Verboven Xavier (intergewestelijk secretaris Vlaams
Lengyel-Bernard Katty (financieel en administratief
ABVV)
directeur Havenbedrijf Gent GAB) Termont Daniël (schepen van de haven van de stad
Algemeen Christelijk Vakverbond van België
Gent)
Chaffart Myriam (algemeen sectorverantwoordelijke water CVD)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Oostende
Dielen Ilse (natioaal secretaris ACV)
Gerard Paul (gedelegeerd bestuurder AG Haven Oostende)
Naveau Vic (nationaal verantwoordelijke LBC/NVK)
Vens Vanessa (bestuurder AG Haven Oostende)
Van Haver Luc (regiopropagandist ACV Waas en Dender)
Vertegenwoordigers van de transportmodi Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van België
Het wegvervoer
Quisthoudt Erik (bestendig secretaris ACLVB Antwerpen)
De Wilde Liliane (ere-secretaris-generaal SAV)
Vertegenwoordigers van de werkgevers
Het spoorvervoer Martens Antoine (directeur-generaal operaties NMBS)
Voka-Vlaams Economisch Verbond De Meyer Rudi (directeur Vlaamse Havenvereniging)
De binnenscheepvaart
Droesbeke Marcel (hoofd buitentransport SIDMAR nv)
Parmentier Octaaf (voorzitter Algemeen Actiecomité van
Germis Joost (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams
de Belgische Binnenscheepvaartorganisaties)
Economisch Verbond) Pellens Jan (gedelegeerd bestuurder Hessenatie NV)
Plaatsvervangende leden
Smeulders Annie (directeur-expediteur APK Logistics bvba)
Vertegenwoordigers van de werknemers
Vienne Erna (manager Belgium, P&O North Sea Ferries Ltd.)
Algemeen Belgisch Vakverbond Baete Bob (nationaal secretaris BTB)
UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers
Reniers Chris (juridisch adviseur ACOD)
Larik Anja (economisch adviseur Bouwunie)
Van Den Rijse Angeline (adviseur ABVV)
Van De Voorde Eddy (hoogleraar UFSIA-RUCA - faculteit TEW)
Algemeen Christelijk Vakverbond van België Buysse Marc (secretaris ACV Gent-Eeklo)
Vertegenwoordigers van de havens
de Smedt Christine (secretaris Haven ACV Transcom) François Jan (algemeen sectorverantwoordelijke ver-
Het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen
keer CVCC)
Bernaers Greet (directeur infrastructuur Gemeentelijk
Van Poucke Eric (verbondssecretaris)
Havenbedrijf Antwerpen) Bruyninckx Eddy (afgevaardigd bestuurder Gemeente-
Algemene Centrale van Liberale Vakverbonden van
lijk Havenbedrijf Antwerpen)
België
Delwaide Leo (schepen voor haven, diamant, economie
Van Hertbruggen Ellen (studiedienst)
en toerisme Antwerpen)
146 Vertegenwoordigers van de werkgevers
Vertegenwoordigers van de transportmodi
Voka-Vlaams Economisch Verbond
Het wegvervoer
Degryse Patrick (administratief directeur N.H.M. voor-
De Laet Gustaaf (voorzitter SAV)
zitter Oostendse havengemeenschap) Depauw Guy (secretaris-generaal APZI )
Het spoorvervoer
Schram-De Cort Rita (directie assistente Vlaamse Haven-
Migom Alex (general manager BE Netwerk NMBS)
vereniging) Veris Sabine (adviseur kenniscentrum Voka-Vlaams Eco-
De binnenscheepvaart
nomisch Verbond)
Aernouts Daniëlle (beheerder Westvlaams Scheep-
Vermeersch Robert (afgevaardigd bestuurder Cetraco nv)
vaartbedrijf)
Vermeylen Eric (directeur kenniscentrum Voka-Vlaams Economisch Verbond) UNIZO, de Unie van Zelfstandige Ondernemers
Voorzitter Winkelmans Willy (gewoon hoogleraar UFSIA-RUCA faculteit TEW)
Bortier Johan (directeur studiedienst UNIZO)
Vertegenwoordigers van de havens
Wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem Kerremans Pieter (administrateur-generaal SERV) Merckx Jean-Pierre (secretaris Vlaamse Havencommissie)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Antwerpen
Dagelijks bestuur
Vanhecke Pieter (economisch adviseur studiedienst UNIZO)
Blomme Jan (adviseur Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen)
Voorzitter
Van Vaerenberg Christien (juridisch adviseur Gemeen-
Winkelmans Willy (gewoon hoogleraar UFSIA-RUCA -
telijk Havenbedrijf Antwerpen)
faculteit TEW)
Verbist Jan (commandant Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen)
Leden
Verhoeven Björn (kabinetschef van de schepen van de
Coens Joachim (voorzitter MBZ)
haven, toerisme en diamant)
De Meyer Rudi (directeur Vlaamse Havenvereniging)
Wittemans Ann (communicatiemanager Gemeentelijk
Delwaide Leo (schepen van de haven van de stad Ant-
Havenbedrijf Antwerpen)
werpen) Dielen Ilse (nationaal secretaris ACV)
De Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen
Gerard Paul (gedelegeerd bestuurder AG Haven Oostende)
(MBZ)
Termont Daniël (schepen van de haven van de stad
Maertens Luc (directeur MBZ)
Gent)
Van Cauwenberghe Patrick (adjunct van de directeur MBZ)
Van De Voorde Eddy (hoogleraar UFSIA-RUCA - faculteit TEW)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Gent
Verboven Xavier (intergewestelijk secretaris Vlaams
Mortier Peter (adjunct directeur generaal Havenbedrijf
ABVV)
Gent GAB) Van Craeyvelt Eugeen (directeur generaal Havenbedrijf
Secretariaat
Gent GAB)
Merckx Jean-Pierre (Vlaamse Havencommissie) Neyts Dirk (Vlaamse Havencommissie)
Het Gemeentelijke Havenbedrijf van Oostende Allaert Georges (bestuurder AG Haven Oostende) Pannecoucke Eddy (bestuurder AG Haven Oostende)
3
SERV-secretariaat 1. Secretariaat-generaal Administrateur-generaal
Pieter KERREMANS
Directiesecretariaat
Michel DETHEE Axel MATHOT
Ingrid TAELEMANS
Adjunct–administrateur –generaal Directiesecretariaat
Welzijn, volksgezondheid en cultuur
Esther DEMAN
Kathleen VERMEIRE
Economie en werkgelegenheid en toerisme Economie - Algemeen
Michel DETHEE Wim KNAEPEN
2. Personeels - en financiële dienst
Ingrid SCHURMANS Natuurlijke rijkdommen en energie Peter VAN HUMBEECK
Hoofd personeels- en financiële dienst
Annemie BOLLEN
Anne REYNIERS Attaché Secretariaat
Joke BEUSEN
Werkgelegenheid
Dirk VAN VLEM
Monique DENE
Rien VAN MEENSEL
Martine JANSSENS
Robbie SCAUT Sociaal-economische regionale ontwikkeling Wim KNAEPEN
3. Studiedienst: SERV-domeinen Wetgeving en regulering
Robbie SCAUT Peter CABUS
Peter VAN HUMBEECK Wim KNAEPEN
Buitenlands Beleid en Internationale samenwerking
Innovatie en telecommunicatie Toerisme
Wim KNAEPEN Etienne POELVOORDE
Veerle DE KEERSMAECKER
Ria VAN PEER Ingrid TAELEMANS Landbouw Financiën en begroting
Wim KNAEPEN Michel DETHEE
Etienne POELVOORDE Axel MATHOT Leefmilieu en Natuurbehoud
Annemie BOLLEN
Onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Onderwijs algemeen
Leen VANAERSCHOT
Onderwijs – arbeidsmarkt
Leen VANAERSCHOT Anne ROOSE
Wetenschappelijk onderzoek
Leen VANAERSCHOT
Permanente vorming
Leen VANAERSCHOT
Peter VAN HUMBEECK Axel MATHOT
Mobiliteit
Etienne POELVOORDE Nico MILO
148 Ruimtelijke Ordening, huisvesting, monumenten en
5. SERV –projecten
landschappen
Beroepsprofielenproject
Peter CABUS
Leen VANAERSCHOT Veerle DE KEERSMAECKER
Wetenschappen en technologisch innovatiebeleid
Anne ROOSE
Wim KNAEPEN
Ann OLBRECHTS Barbara KREKELS
Bestuurszaken
Kris VAN DEN BROECK
Binnenlandse aangelegenheden Staatshervorming Cultuur, sport en media
Peter CABUS
Leen VERACHTERT
Wim KNAEPEN
Katleen HAVET
Axel MATHOT
Lieven DE ROUCK
Michel DETHEE
Netwerken
Mieke VALCKE
Axel MATHOT
6. Informaticadienst 4. SERV – commissies
Hoofd dienst informatie
Guibert JORIS
Sectorcommissies
Medewerker
Tom VERZELE
Metaal- en technologische industrie Textiel en Confectie
Wim KNAEPEN Nico MILO
Goederenvervoer
Nico MILO
Welzijn- en gezondheidszorg
Michel DETHEE
Hout en bouw
Michel DETHEE
Axel MATHOT
7. Communicatie Communicatieverantwoordelijke Medewerkster
Christine JACOBS Martine MUYLLE
Robbie SCAUT Toerisme
Etienne POELVOORDE Veerle DE KEERSMAECKER
8. Documentatiecentrum Bibliothecarissen
Claudine HUYGHE Marc VAN DEN BERGH
Vlaamse Havencommissie
Jean-Pierre MERCKX
Webmaster
Claudine HUYGHE
Dirk NEYTS Adviescommissie Private Arbeidsbemiddeling Dirk VAN VLEM
9. STV-medewerkers Directeur
Paul BERCKMANS
Anja MAES Annick BEERENS
Stafmedewerkers
Paul DE HONDT Frank JANSSENS
Begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds
Jos COENEN
Dirk VAN VLEM
Patrick VERBRUGGEN
Anja MAES Annick BEERENS Overlegplatform Vlaamse arbeidsbemiddelingsbureaus
Vormingsverantwoordelijke
Brigitte LAUWERS
Wetenschappelijk medewerkers
Leen BAISIER
Dirk VAN VLEM
Hadewych BAMPS
Anja MAES
Ria BOURDEAUD’HUI Hendrik DELAGRANGE
Commissie Diversiteit
Francis DEVISCH
Erwin EYSACKERS
Rien VAN MEENSEL
Sandra HELLINGS
Robbie SCAUT
Patrick ROELANDT Stephan VANDERHAEGHE Gert VERDONCK
149 10. Ondersteunende diensten Secretariaat
Dorina PYNAERT Rita VAN BELLE Lieve VAN DEN HEUVEL Suzanne VAN DER CAMMEN Huguette VAN DER WILDT
Verzendingsdienst
Patrick BAEYENS Monique DE MEYER
Onthaal Logistiek
Barbara FAELENS Rita COECKELBERGHS Pascal LEFEVRE Chantal DE COKERE
4
Externe communicatie 1. SERV-bericht
een mail te sturen naar
[email protected].
Sinds 2002 verschijnt het SERV-bericht driemaandelijks
Eind 2004 werd ook gestart met een elektronische
en heeft het een nieuwe look en een nieuwe inhoud. In
nieuwsbrief Focus op werkbaar werk. Hierin worden de
het SERV-bericht willen we dieper ingaan op de advie-
nieuwste resultaten bekend gemaakt van de meting bij
zen en meer algemeen de thema’s waar de SERV rond
20.000 werkenden naar psychische vermoeidheid
werkt. Regelmatig brengen we een interview. In ieder
(stress), welbevinden in het werk (motivatie), leermo-
nummer vindt u ook een overzicht van de adviezen van
gelijkheden en werk-privé-balans. Inschrijven kan via
de raad. Verder besteden we aandacht aan het verkla-
[email protected].
ren van jargon. SERV-bericht is gratis en heeft ongeveer 5.000 abonnees.
4. Adviezen, aanbevelingen en standpunten 2. STV-berichten
De belangrijkste adviezen, standpunten, aanbevelingen
Sinds 2002 worden de STV-berichten als een losse
en studies van de SERV worden gepubliceerd en zijn ver-
katern in het SERV-bericht geschoven en samen met het
krijgbaar bij de SERV. U vindt alle adviezen, standpun-
SERV-bericht verzonden. Daarnaast worden een 500-tal
ten en aanbevelingen ook terug op de website
exemplaren verspreid op studiedagen en vormingsini-
www.serv.be onder de rubriek publicaties.
tiatieven. De STV-berichten richten zich op personeelsen HRM-verantwoordelijken, managers, vakbondsleden, administraties en het beleid in ruime zin.
5. STV-brochures en informatiedossiers De resultaten van de STV-onderzoeken worden gepu-
3. Elektronische nieuwsbrieven
bliceerd. In de brochure vindt iedere geïnteresseerde een
Kort na elke raad verschijnt een elektronische nieuws-
beknopte en vlot leesbare weergave. De informatiedos-
brief. Zo kunnen we u snel op de hoogte brengen van onze
siers bieden een uitgebreider rapport en richten zich op
adviezen. De informatie in de nieuwsbrief is bewust
studiediensten, deskundigen, onderzoekers, beleids-
beknopt. Wie de volledige tekst wil lezen kan rechtstreeks
makers en bedrijven.
naar het juiste advies (in PDF) klikken op onze website www.serv.be. U kan zich op de nieuwsbrief abonneren gevens, naar
[email protected].
6. Persmededelingen en –conferenties
In 2004 startte ook de Vlaamse Havencommissie met
In 2004 publiceerden de SERV, STV-Innovatie & Arbeid
een dergelijke nieuwsbrief. Hierop kan u abonneren door
en de Vlaamse Havencommissie 30 persberichten en
door een mail te sturen, bij voorkeur met uw adresge-
151 organiseerden we 9 persconferenties. Deze acties waren
Een gezamenlijke stuurgroep SERV-VRT-Telesaurus
rechtstreeks en onrechtstreeks aanleiding voor 233
ondersteunt inhoudelijk het programma. Dit vloeit recht-
artikels in de “geschreven” pers. Af en toe haalden we
streeks voort uit een samenwerkingsakkoord dat de
ook het televisie- en radionieuws. Vooral de begro-
SERV afsloot met de VRT. Dit akkoord bepaalt dat de VRT
tingsadviezen van de SERV kregen ruime aandacht in de
in overleg met de SERV een sociaal-economisch pro-
aanloop naar de verkiezingen en bij de regeringson-
grammaonderdeel blijft realiseren, geïntegreerd in een
derhandelingen. Andere toppers qua media-aandacht
sociaal-economische frequentie op CANVAS.
waren de werkbaarheidsmonitor en het onderzoek naar het sociaal-economisch belang van de luchthaven. Alle persberichten vindt u terug op de website www.serv.be
8.1. Overzicht uitzendingen Het Vermogen-2004
onder de rubriek nieuws - persberichten. Nr. 1.
7. Website
Titel
Uitzenddatum
Door pesters geplaagd
04/01/2004
2. Bachelors en masters: een maat voor niets?
De SERV-website is een belangrijk informatiekanaal van
11/01/2004
de SERV en is een volwaardig publicatiemiddel naast de
3. Brussel zonder Europa?
gedrukte SERV-publicaties
4. Namaak is diefstal (zonder SERV)
Op de website vindt u:
5. Verborgen in armoede
18/01/2004 25/01/2004
■
Algemene informatie over de SERV, VESOC, STV-
6. Werk en gezin: een moeilijke puzzel
Innovatie & Arbeid en de commissies; ■
■
■
08/02/2004
Actualiteit en informatie: de persberichten, agenda
7. Veilig voedsel
15/02/2004
van de raad, de maandelijkse e-nieuwsbrieven;
8. Recyclage
22/02/2004
Publicaties: de volledige tekst van adviezen, SERV-
9. Kyoto: rationeel energiegebruik
29/02/2004
Bericht, STV-brochures en informatiedossiers (sedert
10. Eerlijke handel, andere economie
07/03/2004
2003).
11. Digitale kloof: wie niet mee is, is gezien
Informatiebank beroepen: hier vindt u informatie over meer dan 100 beroepen en hun bijhorende com-
15/03/2004 12. Kunsthelers op spoor (zonder SERV)
petenties. Ook voor informatie over sectoren kan u
■
01/02/2004
21/03/2004
er terecht. Zoekingangen op beroep en sector wijzen
13. Ondernemingszin
de weg.
14. Innovatie, de reddingsboei van de Vlaamse industrie
Tenslotte vindt u er ook de volledige tekst van de afgeronde beroepsprofielen terug.
28/03/2004 04/04/2004
15. Logistiek, meer dan transport
11/04/2004
16. Veiligheid: een goudmijn of een bodemloze put? Wijzigingen aangebracht in 2004: ■
Uitbreiding met commissie Diversiteit, consulenten netwerken die voor de realisatie van de sectorconvenants instaan
■
Toevoeging zoekfunctie op homepagina
■
Vernieuwing opzoekmodule publicaties
18/04/2004 17. Financiering van het moslimterrorisme (zonder SERV)
25/04/2004
18. Teveel eten schaadt de gezondheid (zonder SERV) 02/05/2004 19. Verboden te roken
09/05/2004
20. Een storm in een glas wijn (zonder SERV) 16/05/2004
8. Het Vermogen- Vlaanderen NV
21. Belgen in het buitenland
23/05/2004
Voor de tweede helft van het uitzendseizoen 2003-
22. Renovatie
30/05/2004
2004 realiseerde het productiehuis De Televisiefabriek in opdracht van CANVAS de uitzendingen voor het economisch duidingsprogramma Het Vermogen. Voor het uitzendseizoen 2004-2005 besliste CANVAS om voor het economisch duidingsprogramma in zee te gaan met het productiehuis Telesaurus. Vlaanderen NV is de nieuwe titel. De thema’s van de uitzendingen werden in overleg met CANVAS en Telesaurus vastgelegd.
152 8.2. Overzicht uitzendingen Vlaanderen NV-2004
De belangrijkste rubrieken binnen het documentatie-
1.
vervoer en havens, onderwijs, (regionale) economie en
Gaat ons geld naar de Walen?
2. Waar verdien ik het meest?
05/09/2004 19/09/2004
3. Waarom vinden allochtonen geen werk? 26/09/2004
staatshervorming Het materiaal wordt ontsloten door trefwoorden gebaseerd op het UDC- of Universeel Decimaal Classificatiesysteem. Het SERV-documentatiecentrum is geen
4. Hoe lang overleven de boeren nog? 03/10/2004
bewaarbibliotheek en geregeld worden dan ook de oudere documenten en vroegere tijdschriftenjaargangen
5. Wat als het fout loopt in mijn bedrijf? 10/10/2004 6. Is de stad weer in?
centrum zijn: arbeid & innovatie, arbeidsmarkt, milieu,
afgevoerd.
17/10/2004 Daarnaast beschikt het SERV-documentatiecentrum
7. Gaan we korter of langer werken? 24/10/2004
over uitgebreide statistische data: o.m. gedetailleerde
8. Wie is de baas in ons bedrijf?
31/10/2004
arbeidsmarktgegevens, demografische en financiële
9. Stress
07/11/2004
data. Deze zijn hoofdzakelijk elektronisch beschikbaar
10. Lobbying: de onzichtbare hand (zonder SERV)
en deels als boekvorm.
14/11/2004
Sedert 1998 maakt het SERV-documentatiecentrum
11. Brownfields
21/11/2004
deel uit van het Libisnetwerk. Via de SERV-website
12. Vrouwen aan de top
28/11/2004
(www.serv.be, informatie) is LIBIS en bijgevolg de SERV-
13. Hoe rijk is Vlaanderen? 14. Van risico- tot rotjob 15. Bolkestein 16. Mister IKEA (zonder SERV)
05/12/2004
collectie raadpleegbaar.
12/12/2004 19/12/2004
Het SERV-documentatiecentrum maakt ook deel uit
26/12/2004
van Felnet, “Flanders Environmental Library Network”, een samenwerkingsverband van de voornaamste milieudocumentatiecentra in Vlaanderen. Deze site www.fel-
9. Sociaal – economisch jargon
net.org (ook bereikbaar via de SERV-website) aange-
In 2004 kwam er een nieuwe update van de sociaal-eco-
boden als interface is de grootste virtuele milieudatabank
nomische jargon- en letterwoordenlijst.
in Vlaanderen en omvat o.m. de SERV-collectie over
U vindt er recente termen als ‘balanced scorecard’ en
milieu en vervoer.
‘baanloze groei’ verklaard en letterwoorden als SAR (strategische adviesraad) en SPM (strategisch plan min-
10.2. Faciliteiten
derhedenbeleid) ontcijferd. Beide lijsten vindt u op de
Een ruim publiek (sociale partners, onderzoekscentra,
website terug: www.serv.be/jargon en www.serv.be/let-
bedrijven, particulieren, studenten) vindt zijn weg naar
terwoorden.
het SERV-documentatiecentrum. Raadpleging ter plaatse is mogelijk op woensdag- en vrijdagnamiddag na afspraak.
10. Documentatiecentrum 10.1. Collectie
De faciliteiten op een rijtje:
Eind 2004 bevatte het SERV-documentatiecentrum:
■
■
porten ■
■
het raadplegen van boeken, tijdschriften, CD-Rom’s en Internet;
vierhonderdvijftig lopende tijdschriftabonnementen waaronder het Belgisch Staatsblad en de stukken van
een beperkte mogelijkheid tot fotokopiëren (tegen betaling);
12.338 monografieën, overheidspublicaties en rap-
■
het bekijken van de video’s.
het Vlaams Parlement; ■
■
ongeveer 300 jaarverslagen van regionale, federale en supranationale instellingen en van een aantal
Vragen van gebruikers worden telefonisch, schriftelijk
beroepsfederaties en bedrijven;
en/of per e-mail opgevolgd.
een serie Cd-rom’s zoals Belgostat, Bel-first, Trends Top 100 000, World development indicators;
■
een ruime reeks video’s met onder meer alle uitzendingen van ‘Vlaanderen NV’ en ‘Het Vermogen’
153 11. Openbaarheid van bestuur De SERV volgt de bepalingen over de openbaarheden van bestuursdocumenten in de diensten en instellingen van de Vlaamse Regering. Aangezien in principe alle beslissingen van de SERV gepubliceerd worden, zijn ze openbaar. Iedereen kan ze opvragen (eventueel na betaling). De openbaarheid geldt niet zolang over een aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen. Onvoltooide documenten of interne mededelingen zijn niet automatisch openbaar. In 2004 werden geen formele vragen tot inzage gesteld binnen de regeling openbaarheid van bestuur.
12. Klachtenbehandeling De SERV ontving in het kader van het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtendecreet ten aanzien van de bestuursinstellingen voor het jaar 2004 geen klachten.
5
Publicatielijst 1. SERV
digd agentschap “Vlaamse Dienst voor Arbeidsbe-
1.1. Adviezen, aanbevelingen en standpunten
middeling en Beroepsopleiding” (16.02.2004)
De adviezen, aanbevelingen en standpunten kunnen gratis gedownload worden van de website. Een kopie kost € 8,68.
Arbeid en werkgelegenheid ■ Advies deontologische code voor loopbaandienstverlening (21.01.2004) ■ Advies over het wegwerken van activiteitsvallen bij personen met een arbeidshandicap (03.03.2004) ■ Aanbeveling actieplan 2004 ter uitvoering van de Platformtekst Personen met een handicap d.d. 2 december 2003 (30.04.2004) ■ Aanbeveling Vlaams actieplan voor de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren 2004. Inbreng van de Vlaamse sociale partners (14.07.2004) ■ Aanbeveling De uitdagingen voor de sector aangepaste tewerkstelling (12.10.2004) ■ Aanbeveling van de SERV en VVSG over de werking van de lokale werkwinkels (12.10.2004) Begroting ■ Rapport begroting 2004 – een evaluatie (21.01.2004) ■ Advies begroting 2004 (14.07.2004) Bestuurlijk Beleid ■ Advies voorontwerp van decreet houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid “Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie” (21.01.2004) ■ Advies ontwerp van decreet tot oprichting van het publiekrechtelijke vormgegeven extern verzelfstan-
Economie ■ Advies voorontwerp van decreet houdende vaststelling van het kader tot oprichting van de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen (POM) (21.01.2004) ■ Advies ontwerp van decreet betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse Overheid (02.03.2004) ■ Aanbeveling over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de raad betreffende diensten op de interne markt (Bolkestein) (17.04.2004) Energie ■ Advies ontwerpdecreet oprichting VREG-EVA. Ontwerpbesluit oprichting Vlaams Energieagentschap – IVA (04.02.2004) ■ Advies over het besluit opheffing gratis distributie groene stroom (26.10.2004) Gelijke Kansen ■ Advies over het protocol betreffende de redelijke aanpassingen (05.05.2004) ■ Advies over het besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt wat betreft het Vlaamse overheidspersoneel en houdende maatregelen ter bevordering ven ondersteuning van het gelijke kansen- en diversiteitsbeleid in sommige diensten van de Vlaamse overheid (19.05.2004)
155 ■
Advies over het positieve-actieplan 2005 ter bevordering van gelijke kansen en een evenredige vertegenwoordiging van mannen/vrouwen, allochtonen
Ontwikkelingssamenwerking ■ Advies over het voorstel van decreet inzake de ontwikkelingssamenwerking (04.03.2004)
en personen met een handicap in de Vlaamse overheidsadministratie (24.11.2004)
Landbouw ■ Advies over het voorontwerp van decreet houdende de oprichting van de strategische adviesraad voor landbouw en visserij (15.01.2004) Milieu ■ Advies voorontwerp decreet Milieu- en Natuurraad (21.01.2004) ■ Advies MER/VR-besluit (21.01.2004) ■ Advies uitvoeringsplan bagger- en ruimingsspecie (21.04.2004) ■ Advies ontwerp milieubeleidsovereenkomst betreffende de vermindering van SO2 en NOx- emissies afkomstig van installaties van elektriciteitsproducenten (04.02.2004) ■ Advies ontwerp van decreet betreffende het oprichten van de Vlaamse grondenbank en houdende diverse bepalingen (18.02.2004) ■ Advies Vlaams allocatieplan (22.04.2004)Briefadvies over de ontwerp-MBO afgedankte voertuigen (02.06.2004) ■ Advies Decreet Brownfieldontwikkeling (14.07.2004) ■ Advies over het ontwerpbesluit onderhoud stookinstallaties (06.10.2004) ■ Advies Voortgangsrapport 2004 bij het Vlaams klimaatbeleidsplan (06.10.2004) ■ Advies over het amendement van de Vlaamse Regering op het ontwerp programmadecreet 2005 betreffende de reorganisatie van de watersector (01.12.2004) ■ Aanbeveling over het beleid inzake afkoppeling van bedrijfsafvalwater van RWZI’s (08.12.2004)
Reguleringsbeleid ■ Aanbeveling consultatienota Kenniscel Wetsmatiging over Reguleringsimpactanalyse (14.04.2004) Ruimtelijke ordening ■ Advies over voorontwerp van decreet houdende oprichting van de strategische adviesraad ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed (SAR RWO) (09.04.2004) ■ Aanbeveling Infrastructuurbeleid in Vlaanderen (14.07.2004) ■ Aanbeveling Krachtlijnen voor de verdere ontwikkeling van de ruimtelijke structuurplanning in Vlaanderen naar een nieuw RSV in 2007 (14.07.2004)
1.2. Beroepsprofielen De beroepsprofielen kunnen gratis gedownload worden van de website. Een kopie kost € 5,00. ■
Monitor/begeleider (februari 2004)
■
Conservator/restaurator van muurschilderingen (februari 2004)
■
Beroepencluster bestuurder heftruck/reachtruk (maart 2004)
■
Beroepencluster vliegtuigonderhoudtechniek (maart 2004)
■
Afwerker vellenoffset (maart 2004)
■
Beroepenstructuur drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijven (maart 2004)
■
Beroepencluster naaldvilt (april 2004)
■
Balie- en informatiebediende (juni 2004)
■
Host/-ess en gastheer/- vrouw (juni 2004)
■
Matroos Binnenscheepvaart (juli 2004)
■
Beroepenstructuur Binnenscheepvaart (juli 2004)
■
Welzijn op het werk. Een beschrijving van de taken en competenties van elke beroepsbeoefenaar onge-
Mobiliteit ■ Advies over het voorontwerp van decreet over de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) (09.02.2004) ■ Platformtekst SERV – De Lijn. Op één lijn voor een beter woon- werkverkeer (28.05.2004)
acht beroep of sector (oktober 2004) ■
Beroepenstructuur Montagesector (november 2004)
■
Beroepencluster bereiding drukpasta’s, verf- en/of appretbaden (december 2004)
■
Beroepencluster Hulpmecanicien- mecanicien – technicus voor onderhoud en herstelling van motorfietsen en Hulpmecanicien – mecanicien voor ondehoud
Onderwijs ■ Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands (05.02.2004) ■ Advies studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs (18.02.2004)
en herstelling van bromfietsen (december 2004)
1.3. Jaarverslag ■
Jaarverslag 2004 Sociaal – Economische Raad van Vlaanderen, STV - Innovatie & Arbeid, Vlaamse Havencommissie (gratis)
156 1.4. Tijdschrift ■
■
Nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor. Indica-
SERV-bericht (inclusief STV-berichten): 4 nummers
toren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaam-
per jaar (gratis)
se arbeidsmarkt 2004. R. Bourdeaud’hui, F. Janssens, S. Vanderhaeghe (01.07.2004) (€ 35) ■
2. STV-Innovatie & Arbeid
se Werkbaarheidsmonitor. R. Bourdeaud’hui, F. Jans-
2.1. Brochures Alle brochures kunnen gratis gedownload worden van de
sens, S. Vanderhaeghe (24.05.2004) (gratis) ■
website. Een gedrukte versie kost € 5,00, tenzij anders vermeld. ■
■
■
■
■
Werkdruk en stress in Vlaamse hogescholen. H. Bamps (15.04.2004)
■
De tewerkstelling van de oudere werknemers in de
Werkdruk in de confectie? De organisatie kan het ver-
industrie en profitdiensten in het Vlaams Gewest in
schil maken. G. Verdonck (06.11.2003)
2000. L. Baisier (01.03.2004)
Kwaliteitszorg in grafische bedrijven. De pragmati-
Deel 1-2-3 samen (€ 20,00) elk deel afzonderlijk ver-
sche aanpak. P. Roelandt (31.08.2003)
krijgbaar aan de prijs van € 7,50.
Nieuwe vormen van werkorganisatie in 2001. H. Delagrange (18.04.2003)
2.3. Technische nota’s
Personeelsbeleid en werkorganisatie in het vrije
Alle technische nota’s kosten € 7,50 per stuk, tenzij
beroep. P. De Hondt, S. Hellings (13.03.2003)
anders vermeld.
Boeiend maar vermoeiend. Werksdruk en stress in
■
Vlaamse hogescholen. H. Bamps, F. Janssens (15.04.2004) ■
Samenvatting. Eerste resultaten nulmeting Vlaam-
Rekrutering en opleiding in de Vlaamse ruwbouw- en voltooiingsector. P. Roelandt (08.2000)
■
Prestatiebeoordeling en -beloning als instrument
De klok rond… Gezondheid en sociaal leven in ploe-
van personeelsbeleid in veranderende organisaties.
genarbeid. E. Eysackers (27.02.2004)
Een onderzoek in de administratieve werksfeer. S. Steyaert (04.2000) (gratis)
2.2. Informatiedossiers
■
Indirecte werkgelegenheid en economische beteke-
Alle informatiedossiers kunnen gratis gedownload wor-
nis van een sector in een netwerkeconomie: metho-
den van de website. Een gedrukte versie kost € 7,50, ten-
dologie en berekeningswijze. E. Eysackers (05.2000)
zij anders vermeld.
(gratis)
■
■
Kwaliteitszorg in de grafische industrie. P. Roelandt (12.09.2003)
2.4. Vormingsmateriaal
Volcontinue ploegenarbeid in België: analyse van
■
de bedrijfseconomische, medische en sociale impact. E. Eysackers (30.06.2003) (€ 26,00) ■
Werkstress. Achtergronden en aanpak B. Lauwers (februari 2000) (€ 24,79)
■
De klok rond… Gezondheid en sociaal leven in ploegenarbeid. B. Lauwers (september 2004) (€ 12,50)
Personeelsbeleid en kantoororganisatie in het vrije beroep. TOA-sectorsurvey. S. Hellings (31.03.2003)
■
■
organisatie. G. Verdonck (28.02.2003)
2.5. Feestpublicatie STV-Innovatie & Arbeid 15 jaar
Bedrijfs- en arbeidsorganisatie in de Vlaamse onder-
■
Welzijn in de confectie. Arbeidsbeleving en arbeids-
nemingen en organisaties in 2001. Statistisch naslag-
Vernieuwing aan het werk. Portretten van functies in verandering (13.12.1999) (€ 5)
werk. P. Berckmans, H. Delagrange (10.02.2003) ■
■
Uitzendarbeid en flexibiliteit in de dienstensector. H.
2.6. Tijdschriften
Delagrange (31.12.2004)
■
STV-berichten (verschijnt vier maal per jaar) (gratis)
Anders werken: Trendrapport Organisatievernieuwing in Vlanderen. P. Berckmans, L. Baisier, H. Dela-
■
■
grange, B. Lauwers, G. Verdronck (01.12.2004)
3. Vlaamse Havencommissie
Organisatievernieuwing in Vlaamse micro-onderne-
3.1. Adviezen en aanbevelingen 2003
mingen. Resultaten van TOA-survey bij KMO-werk-
Alle adviezen en aanbevelingen van de Vlaamse Haven-
gevers met minder dan 10 werknemers. P. De Hondt,
commissie kunnen gratis gedownload worden van de
P. Roelandt (01.10.2004)
website.
De tewerkstelling van oudere werknemers. Ervarin-
■
Aanbeveling van de VHC over de Nederlandse kri-
gen van Vlaamse HR-managers. L. Baisier
tieken op het havenfinancieringssysteem in Vlaan-
(01.09.2004)
deren. (30.01.2003)
157 ■
Aanbeveling van de VHC over de organisatie van de financiering van de publieke taken in havens en de cofinanciering van havenprojecten. (02.07.2003)
■
Aanbeveling van de VHC over de omzetting van de richtlijn 221/96/EG van het Europees Parlement en de raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen. (30.07.2003)
3.2. Adviezen en aanbevelingen 2004 Alle adviezen en aanbevelingen van de Vlaamse Havencommissie kunnen gratis gedownload worden van de website. ■
Aanbeveling van de VHC over de MER plicht van zeehavens. (28.04.2004)
■
Aanbeveling van de VHC met prioritaire aandachtspunten die betrekking hebben op haven en havenbeleid. (28.04.2004)
■
Aanbeveling van de VHC over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende diensten op de interne markten. (08.07.2004)
■
Aanbeveling van de VHC over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende de verhoging van de veiligheid van havens. (08.07.2004)
■
Aanbeveling van de VHC over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie betreffende diensten op de interne markten. UPDATE ( 10.12.2004)
■
Advies van de VHC over het voorstel van richtlijn van de Europese Commissie inzake toegang tot de markt van havendiensten. (10.12.2004)
3.3. Rapporten 2004 ■
Wegwijzer In Europese haven- en vervoerdossiers. (19/03/2004) (€ 15)
■
Jaaroverzicht Vlaamse havens 2003. (01/09/2004) (gratis)
De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) is het overleg- en adviescollege van de Vlaamse sociale partners. In de SERV zetelen tien vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgevers- en tien vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties. De SERV adviseert over alle belangrijke sociale en economische aangelegenheden waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, of waarbij ze worden betrokken. Dat doet de raad op eigen initiatief, op vraag van het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering of een lid van de Vlaamse regering. Elk jaar brengt de SERV verplicht advies uit over het Vlaamse begrotingsbeleid. Daarnaast formuleert de raad aanbevelingen en standpunten, maakt studies en verzorgt publicaties. Naast deze adviesopdracht vervult de SERV een overlegfunctie. Aan de ene kant omvat dit de voorbereiding en het secretariaat van het drieledige overleg met de Vlaamse regering binnen het kader van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). Aan de andere kant omvat dit het overleg tussen de sociale partners onderling. Van bij zijn oprichting in 1985 huisvest de SERV de Stichting Technologie Vlaanderen (STV), inmiddels STV- Innovatie & Arbeid. Die onderzoekt de maatschappelijke gevolgen van technologische vernieuwingen in het bedrijfsleven en begeleidt in dat verband de sociale partners.
Dit is een publicatie van de SERV – Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36 1040 Brussel Tel: 02 I 20.90.111 Fax: 02 I 21.77.008 E-mail:
[email protected] www.serv.be
Ook bestaan binnen de SERV enkele commissies. Hun samenstelling en werking vallen niet automatisch samen met die van de SERV. Het gaat om: ■ de Vlaamse Havencommissie, ■ de sectorcommissies Goederenvervoer, Metaal- en Technologische Industrie, Textiel & confectie, Welzijns- & Gezondheidszorg, Hout & bouw en Toerisme, ■ adviescommissie voor Private Arbeidsbemiddeling in het Vlaamse gewest, ■ overlegplatform Vlaamse Arbeidsbemiddelingsbureaus, ■ begeleidingscommissie Herplaatsingsfonds, ■ commissie Diversiteit De SERV werkt samen met sociale partners en sectoren sinds 1997 aan beroepsprofielen en sedert 2000 ook aan beroepenstructuren. Dat gebeurt volgens een wetenschappelijke methode in een samenwerkingsverband met de sociale partners en de sectoren, en met de onderwijs- en opleidingsverstrekkers. De bedoeling is informatie te verzamelen over beroepen en competenties over de sectoren heen. Deze informatie dient als basis voor opleidingsinhouden, om jongeren te helpen in studie- en beroepskeuzes, als hulpmiddel voor het HRM-beleid en voor loopbaanbegeleiding of assessment.