Samenwerken met welzijn en vrijwilligers – achterliggende visie 1. Waarom samenwerken? Het is belangrijk dat mensen contacten hebben in de buurt waar ze wonen, ze worden dan sneller geaccepteerd (onbekend maakt immers onbemind), hebben aanspraak en kunnen wellicht ook meedoen met activiteiten die in de buurt plaatsvinden. Omdat mensen met langdurige psychiatrische aandoeningen het zelf vaak moeilijk vinden om contact te maken, wil je dit als begeleider graag voor hen vergemakkelijken. Daarbij kan samenwerking met welzijn en vrijwilligers uit de buurt helpen. Zij zijn in de buurt actief, kennen er mensen, weten wat er te doen is en kunnen mensen opvangen en introduceren in/begeleiden bij het deelnemen in (buurt)activiteiten. Uiteraard zal niet alles in de eigen buurt plaatsvinden. Iemand kan een specifieke interesse, sport of hobby hebben waarvoor hij de buurt uitgaat. Een vrijwillig maatje kan daarbij ook een steuntje bieden.
2. Achterliggende visie Actief zijn buitenshuis is voor ieder mens belangrijk...... dus ook voor mensen met een langdurige psychiatrische aandoening. Mensen die gestart zijn met activiteiten geven aan veel voldoening uit hun activiteiten en uit de contacten met andere mensen te halen. Ze voelen zich meer gewaardeerd en zitten lekkerder in hun vel. De cliënt is eigenaar van zijn traject..... Centraal in het traject staat dat cliënten langzamerhand zelf actiever worden en meer verantwoordelijkheid nemen. Daarom is het belangrijk dat de cliënt op de hoogte is van en zo veel mogelijk zelf betrokken is bij elke overweging, keuze en actie in zijn eigen traject. Alleen dan heeft de cliënt voldoende grip om op een gegeven moment een meer actieve rol daarin te gaan spelen. Ook geef je dan het goede voorbeeld aan de ontvangende partij: de cliënt kan zelf meepraten en aangeven wat hij belangrijk vindt of wil. RIBW-medewerker en welzijnswerker/vrijwilliger hebben ieder hun eigen rol..... Om verwarring, dubbel werk en onderlinge irritatie te voorkomen is het belangrijk dat ieder zich bij hun eigen rol houdt en die ook goed uitlegt aan de samenwerkingspartner. Is er toch overlap, bespreek dan de onderlinge taakverdeling. Resultaatgericht samenwerken kan alleen bij duidelijke vragen..... Voorwaarde voor resultaatgericht samenwerken is dat de RIBW-begeleider en cliënt een doel hebben afgesproken dat voor alle betrokkenen duidelijk en acceptabel is. Alleen dan kan een doelgerichte vraag aan de andere partij worden gesteld. Samenwerkingspartners zijn in eerste instantie vaak huiverig: kan ik dat wel aan? Door een afgebakende concrete vraag te stellen, duidelijk te maken dat je beschikbaar bent voor overleg en advies, en een afspraak te maken over een proefperiode gevolgd door evaluatie kun je bereiken dat niet eindeloos geaarzeld wordt, maar dat men bereid is ervaring op te doen..
1
Stappenplan voor een effectieve samenwerking De onderstaande acht stappen beschrijven een aanpak om effectief samen te kunnen werken met andere professionals en vrijwilligers, gericht op het stimuleren van activiteiten en contacten buitenshuis. Stap 1: Formuleer een doel Geen traject zonder doel! De cliënt komt pas in beweging voor een doel dat aansluit op wat hij of zij voor zichzelf belangrijk vindt, waar hij of zij warm voor loopt. Dat lijkt heel simpel: vraag de cliënt wat hij wil en dan heeft u een doel. Maar veel cliënten zien weinig perspectief en dat blokkeert het nadenken over wat ze zouden willen. Hoe vindt u een doel? Cliënten praten veel over hun problemen, alsof ze willen benadrukken dat ze echt ‘niets’ kunnen. Ze durven niet meer geloven dat er in hun situatie nog iets mogelijk is. Ze zijn al zo vaak teleurgesteld, dat ze liever niets doen dan het risico lopen op weer een mislukking. Zowel cliënten als begeleiders kunnen verzanden in de brij van problemen. Tegelijkertijd weet de begeleider dat er een wereld voor de cliënt open kan gaan als het lukt om wel weer enig perspectief te zien en een stap die kant op te zetten, hoe klein ook, en hoe spannend dat in het begin ook is. Tips voor het vinden van een doel - Luister naar het verhaal van de cliënt en probeer daar uit te halen wat de cliënt belangrijk vindt, wat hij vroeger leuk vond, wat hij vroeger wilde worden, waar hij plezier in heeft, waarmee hij ervaring heeft, wat hij goed kan, wat hij belangrijk vindt in sociale contacten en wat voor persoon de cliënt is (kwaliteiten, sterke kanten, beperkingen). Doe eventueel suggesties, maar alleen als dat enigszins aansluit bij wat de cliënt vertelt. - Laat de cliënt bijvoorbeeld een interesse- en vaardigheidstest doen. Bespreek met de cliënt zijn netwerk en eerdere ervaringen met plezierige contacten en activiteiten om erachter te komen met wie hij meer contact zou willen hebben of wat voor personen of activiteiten hem aanspreken. - Vraag bij een cliënt met "te grote" doelen door naar achterliggende interesses of waarden (waarom wilt u dat, wat vindt u er leuk aan) en probeer zo een (tussen)doel te vinden dat aansluit bij die interesses, maar meer haalbaar is. Of probeer een eerste stap op weg naar het doel te vinden en laat de cliënt zelf ondervinden in hoeverre het uiteindelijke doel haalbaar is; bijvoorbeeld door een oriëntatiestage of training. Valkuilen - De begeleider formuleert een doel dat hij zelf nodig of belangrijk vindt voor deze cliënt. Bijvoorbeeld een verwijzing naar het activiteitencentrum van de GGZ of een bepaalde cursus die de begeleider zelf erg nuttig vindt. Soms gaat dit goed, maar vaak haken cliënten af, omdat het niet aansluit bij wat ze zelf zouden willen. Het is beter om wat tijd te nemen om er achter te komen waar de cliënt echt warm voor loopt. - De wens van de cliënt te letterlijk nemen en onvoldoende door te vragen. Wat spreekt de cliënt zo aan in de wensactiviteit/het wenscontact? Heeft de cliënt een realistische verwachting van de activiteit of persoon? Voorbeelden van doelen - Wens: Ik wil iets bijdragen, niet alleen maar thuis zitten. Ik wil vrijwilligerswerk doen om iets te kunnen betekenen voor andere mensen. SMART-doel: ik wil binnen drie maanden twee dagdelen in de week vrijwilligerswerk doen voor ouderen, bijvoorbeeld in een verzorgingshuis. - Wens: Alle dagen lijken op elkaar, ik wil iets hebben om voor op te staan. SMART-doel: ik wil de komende maand beginnen met drie ‘vaste’ activiteiten per week in de ochtend, zodat ik weer een ‘normaal’ dag- en nachtritme krijg. - Wens: ik wil iemand hebben om leuke dingen mee te doen. SMART-doel: ik ga me de komende maand met maatje X oriënteren op plekken en activiteiten in de buurt waar ik mensen van mijn eigen leeftijd en interesse kan ontmoeten.
2
Stap 2: Spreek activiteiten af die aansluiten bij een doel Bij stap 1 is de motivatie van de cliënt verwoord in een doel. Stap 2 is het vinden van concrete activiteiten die aansluiten bij dat doel. Belangrijk is weer dat de cliënt er achter staat. Laat de cliënt zo veel mogelijk meedenken over wat hij zou kunnen doen om zijn doel te halen en wie er bij ingeschakeld kan worden. - Inventariseer met de cliënt mogelijke activiteiten die aansluiten bij het afgesproken doel. - Inventariseer met de cliënt welke belemmeringen er zijn (in hem zelf, in de omgeving) voor het succesvol beginnen met die activiteiten. - Inventariseer met de cliënt wat hij zelf kan doen en welke steunbronnen hij kan gebruiken om belemmeringen op te heffen (informatie/educatie, geld, mensen, materiële zaken zoals werkplekaanpassingen). - Bepaal op basis daarvan de eerste stap(pen) specifiek en opeenvolgende stappen meer algemeen. Krachtgerichter geformuleerd: wat er nog van te voren moet gebeuren om succesvol te kunnen beginnen. Vraag hierop door zodat je duidelijk hebt dat de cliënt het echt voor ogen heeft: hoe ga je het aanpakken, hoe doe je dat dan? iets wat je als begeleider vanzelfsprekend vindt, kan voor de cliënt een hele stap zijn Voorbeelden van activiteiten Het gaat om activiteiten die zo veel mogelijk direct aansluiten bij de interesses (en vaardigheden) van de cliënt. Ze kunnen zowel tussenstap als eindstation zijn. - Inschrijven bij een dating bureau of een vriendendienst - Contact opnemen met een oude vriend of familielid waarmee het contact verwaterd is - Oriëntatie op/een keer gaan kijken bij educatieve of creatieve cursussen of gezelligheidsactiviteiten, bijvoorbeeld in een buurthuis of vormingscentrum - Gaan bewegen, al dan niet in groepsverband Ondersteunende activiteiten - Ondersteunende hulpverlening, om vaardigheden aan te leren of de contacten vol te houden. - Training sociale vaardigheden, om te leren meedraaien in een groep - Verkennen van activiteiten in de wijk samen met een maatje, mede-cliënt of begeleider - Leren omgaan met www.jekuntmeer.nl of social media (vooral voor jongeren relevant). Stap 3 Bepaal met welke andere organisaties samenwerking nodig is Vaak zal samenwerking met andere organisaties nodig zijn, bijvoorbeeld een vrijwilligersorganisatie, een sportclub of welzijn. Dit veronderstelt dat de begeleider de sociale kaart van de wijk/gemeente kent. Soms zal de begeleider zichzelf moeten oriënteren. Vaak is er wel een gemeentelijke website. In een aantal grotere steden werkt men met www.jekuntmeer.nl. Maar ga ook eens her en der kijken, zo mogelijk met cliënten samen, neem folders mee, kijk door de wijkkrant of het huis-aan-huisblad om te zien wat er aan activiteiten in de buurt plaatsvinden. In een aantal gevallen zal je deze stap doen ten behoeve van alle cliënten. Dan kom je bij kwartiermaken: het in gesprek gaan met andere partijen over hun mogelijkheden (in algemene zin) om iets voor jullie cliënten te betekenen. Ook dan zijn de volgende stappen van belang. -
Bedenk vooraf wat je van de te benaderen partij verwacht. Wat zou deze kunnen betekenen voor de cliënt/de cliëntengroep? Wat weet je al van deze partij? Welke vragen heb je? Het is belangrijk om het contact te leggen met een open mind, en je idee wat die andere partij kan bieden of wat zijn taken zijn te checken: klopt dat wel?
Stap 4 Formuleer de gewenste opbrengst van de samenwerking -
Overleg hierover zo mogelijk met de cliënt. Zet je zelf de eerste stap, wil je dat ik samen met jou contact opneem of wil je dat ik eerst contact leg voor je. Formuleer vervolgens ook weer zo mogelijk samen met de cliënt het doel van het eerste gesprek. Het moet duidelijk zijn wat het contact precies op moet leveren: wat is het doel van het contact, wat moet het voor het traject van de cliënt bijdragen? Het kan handig zijn om dit op te schrijven op het daarvoor bestemde formulier Met de cliënt het contact met een externe partij voorbereiden (zie bijlage).
Voorbeelden van samenwerkingsdoelen 3
Bij de start van het traject: - Het duidelijk maken van de wensen en mogelijkheden van de cliënt, van specifieke belemmeringen, het bespreken van speciale aandachtspunten voor omgang met de cliënt en het maken van afspraken over specifieke aandachtpunten bijvoorbeeld inrichting ruimte, naar buiten kunnen voor een korte (rook)pauze, financiën, introductie, mogelijkheid om contact op te nemen met de begeleider. - Afstemmen van activiteiten en taken verdelen. Tijdens het traject: - Het oplossen van een calamiteit, om zo uitval van de cliënt uit de activiteit/het traject te voorkomen. - Periodieke evaluatie als sprake is van eerder gemaakte afstemmingsafspraken. Bij start, tijdens of bij afsluiting van het traject: - Het ondersteunen van de cliënt bij het eerste gesprek met een nieuwe ondersteunende persoon.
Stap 5: Kies de samenwerkingspartner Het doel van de samenwerking is bepaald. Nu is de vraag wie er nodig is om dat doel te bereiken. Aan wie kan de samenwerkingsvraag het beste gesteld worden. - Breng samen met de cliënt in kaart welke organisaties met welke organisaties de cliënt contact heeft. Overleg op basis hiervan met de cliënt aan wie de samenwerkingsvraag het best gesteld kan worden. - Kies de meest geschikte samenwerkingspartner: • Bij een adviesvraag: bedenk wie de gevraagde kennis in huis heeft. Dit hoeft niet altijd iemand te zijn met wie de cliënt al contact heeft. Als het bijvoorbeeld gaat om een inschatting van mogelijkheden en beperkingen op basis van een gezondheidsprobleem, kan de huisarts, GGZbehandelaar of specialist worden benaderd, maar kan ook een arbeidsdeskundige of keuringsarts worden geraadpleegd. Als het gaat om contact naar aanleiding van een calamiteit, zal het iemand moeten zijn die een vertrouwensrelatie met de cliënt heeft: bijvoorbeeld de woonbegeleider als de cliënt een paar keer niet is op komen dagen. •
Bij afstemmen: bedenk met wie er mogelijk een overlap is in taken of wie de nodige aanvullende activiteiten kan ondernemen. Maatschappelijk werkers, sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen en ergotherapeuten hebben vaak zowel op zorgverlening als op activering gerichte elementen in hun taak.
•
Bij begeleide verwijzing: overleg met de cliënt wat voor hulp of begeleiding hij nodig heeft. Vraag zonodig advies over wie dat soort hulp kan geven. Een verwijzing naar een hulpverlener die de cliënt niet ziet zitten heeft in de regel geen zin. Een cliënt met een psychische aandoening wil leren binnen zijn eigen grenzen te blijven. Hierin kan de activeerder wel iets doen, maar het is goed als dit aangevuld wordt door een psychiater of SPV, met ervaring met die specifieke psychische aandoening. Als de cliënt dit niet wil kan ook het AMW een rol spelen, of kan de cliënt verwezen worden naar een cursus assertiviteit. Een cliënt wil leren zijn eigen financiën te beheren. Dit kan door middel van cursussen en persoonlijke begeleiding bij het AMW of bij de schuldhulpverlening.
Stap 6: Formuleer de samenwerkingsvraag Onder het motto "Hoe concreter de vraag, hoe concreter het antwoord" is het belangrijk om de samenwerkingsvraag zo concreet en helder mogelijk te stellen. Het gaat dan niet alleen om de vraag zelf, maar ook om de context. Leg expliciet aan de ander uit: - Wat doet een begeleider van de RIBW, wat is zijn rol en taak voor de cliënt, waarom is hij bij het gesprek aanwezig/neemt hij contact op namens de cliënt? - (indien de cliënt niet zelf aanwezig is) Dat de cliënt toestemming heeft gegeven. (Liefst schriftelijk) 4
-
Doel: Waarom zoekt de begeleider contact? Wat heeft de cliënt er aan? Dit doel is zo mogelijk samen met de cliënt geformuleerd. Wat verwachten de cliënt en de begeleider precies van de ander? Wat is de vraag? Wat heeft de begeleider aan de ander te bieden (advies, toerusting, (eerst) samen doen, achterwacht).
Voorbeelden van samenwerkingsvragen: - Adviesvraag (bijvoorbeeld bij een vrijwilligerscentrale): Rol: Ik werk als begeleider bij het Westhuis en begeleid cliënt P. P wil graag vrijwilligerswerk gaan doen en ik ben samen met hem aan het kijken wat er voor hem mogelijk is. Doel: P zou graag iets doen met dieren. P en ik weten niet zo goed wat er haalbaar is, vanwege zijn depressieve klachten. Omdat het belangrijk is dat P het volhoudt, wil hij graag met iets beginnen wat niet te belastend is. Een beperkt aantal uren per week en goede begeleiding ter plaatse. Vraag: Wat zouden plekken zijn waar P tot zijn recht kan komen? En wat is er allemaal geregeld voor vrijwilligers? • Afstemmen (bijvoorbeeld met coördinator Vriendendienst): Rol: Cliënt X is recent in deze buurt komen wonen. Ze wil graag wat mensen leren kennen en is nog aan het wennen aan het zelfstandig wonen met alles wat daarbij komt. Ook zoekt ze een geschikte dagbesteding. Ik begeleid haar vanuit het Westhuis. Doel: Y heeft nu gehoord dat ze binnenkort een maatje krijgt vanuit jullie vriendendienst. Vraag: Omdat ik ook met haar meedenk over de inrichting van haar leven en dag, wil ik graag een keer met zijn vieren, ook met het maatje erbij om tafel om taken af te stemmen en af te spreken hoe we met elkaar contact houden. • Warme overdracht (bijvoorbeeld naar begeleider kookactiviteit buurthuis): Rol: Ik ben de begeleider van Y. Doel: We zijn samen aan het zoeken naar mogelijkheden voor een geschikte activiteit die aansluit op haar hobby’s en interesse en waar ze andere mensen kan leren kennen die ook in deze wijk wonen. Ze is erg dol op koken en zou graag een paar keer willen meedoen met jullie kookclub om te zien of dat iets voor haar is. Vraag: Is dat mogelijk? Zo ja: kunnen jullie haar introduceren, is er iemand die in eerste instantie haar maatje kan zijn en haar kan inwerken? Hebben jullie nog iets van mij als begeleider nodig om Y hier aan de slag te laten gaan? Kunnen we een evaluatiemoment afspreken, na bijvoorbeeld een keer of drie?
Stap 7: Kies met de cliënt de manier van contact Het contact kan op verschillende manieren plaatsvinden: in een driegesprek, telefonisch (in principe zelfs schriftelijk/per mail). Het is goed om een manier te kiezen, waarbij de cliënt zo actief mogelijk betrokken is. Hieronder een rijtje met mogelijkheden. De manier waarop de cliënt het meest betrokken is staat bovenaan; de manier waarop de cliënt het minst betrokken is onderaan. - De cliënt stelt zelf de vraag aan de andere beroepskracht of vrijwilliger (kan ook telefonisch zijn of per mail) en koppelt het antwoord terug. Er is geen rechtstreeks contact tussen de begeleider en de ontvangende persoon. Vraag of de cliënt ondersteuning wil door het gesprek waarin de vraag gesteld wordt met hem voor te bereiden. - Driegesprek waarin cliënt, begeleider en samenwerkingspartner alle drie actief participeren. - Gesprek tussen begeleider en samenwerkingspartner, waarbij de cliënt aanwezig is als toehoorder. - Telefonisch overleg in aanwezigheid van de cliënt. - Gesprek of telefonisch overleg tussen de begeleider en de andere beroepskracht of vrijwilliger, met toestemming maar zonder aanwezigheid van de cliënt. - Schriftelijke informatie-uitwisseling (laat de cliënt vooraf meelezen, laat hem ook zelf het antwoord lezen). Belangrijk is om altijd een voor- en nabespreking met de cliënt te hebben. Als deze zelf het contact legt, om hem te helpen dit effectief te laten verlopen en om te bespreken of dat gelukt is en wat nu de volgende stap is. En als je als begeleider contact hebt, om ervoor te zorgen dat de cliënt zich wel echt betrokken voelt en merkt dat zijn eigen inbreng belangrijk is voor het resultaat. 5
Stap 8: Zorg voor evaluatiemomenten Om eventuele stagnatie of dreigende uitval voor te zijn is het belangrijk om evaluatiemomenten af te spreken in de vorm van een driegesprek.
6