Hoofdstuk 13
SLOTBESCHOUWING 13.1
INLEIDING
In dit slothoofdstuk worden de resultaten van Deel II besproken in het licht van de in Deel I ontwikkelde ideeën. De samenleving staat voor fundamentele keuzen ten aanzien van het lange termijn beleid voor een duurzame, geëmancipeerde samenleving. De huidige trend gaat, voor zover geëmancipeerd, in de richting van Nirwana 1. Tenzij aan de voorwaarden voor reproduktieve gelijkheid (zie hoofdstuk 7) voldaan wordt, is de kans reëel dat het emancipatie-ideaal van maatschappelijke gelijkheid maar zeer ten dele gerealiseerd zal worden. Het is wellicht mogelijk, door organisatorische, technische en financiële instrumenten een milieuvriendelijke maatschappij te realiseren, met behoud of zelfs uitbreiding van het huidige niveau van professionalisering. Zoals in Deel I is uiteengezet, gaat verdere professionalisering echter waarschijnlijk ten koste van belangrijke immateriële behoeften. Een koerswijziging in de richting van Nirwana 2 is daarom ten zeerste te overwegen. De politieke speelruimte voor een dergelijke koers is voor een nationale overheid echter beperkt: men ziet bijvoorbeeld niet graag dat veranderingen ten koste gaan van de werkgelegenheid. Het uitzetten van een begaanbaar traject zal daarom niet gemakkelijk zijn. Idealiter zou elke stap in het noodzakelijke veranderingsproces van duurzame ontwikkeling gepaard moeten gaan met een meer optimale behoeftenbevrediging, zowel in materieel als in immaterieel opzicht, een conditie, die in de politieke praktijk maar zelden wordt vervuld. Het emancipatiescenario van de OESO, waar het Nederlandse beleid op aansluit zal moeten worden bijgesteld in de richting van Nirwana 2 en binnen duurzame randvoorwaarden gestalte krijgen. Dat houdt een zekere deprofessionalisering in, met handhaving van het niveau van scholing en technologie, een in hoofdzaak lokale oriëntatie voor persoonlijke contacten en werk, en een grotere beleidsmatige aandacht voor sociale netwerken en onbetaalde arbeid. .
13.2 EMANCIPATIE EN MILIEU IN NEDERLAND Evenmin als in de internationale beleidskaders is er in Nederland sprake van beleidsintegratie tussen emancipatie en milieu, al is er, althans in het NMP2 een begin mee gemaakt. Zowel milieu- als emancipatiebeleid zijn bovendien ontoereikend wat betreft hun eigen doelstellingen. Reproduktieve, economische en maatschappelijke gelijkheid zijn maar tot op zekere hoogte doelstellingen in het emancipatiebeleid. Het emancipatiescenario gaat in de richting van Nirwana 1. Daarmee is het emancipatiebeleid eerder trendvolgend dan trend-doorbrekend te noemen. Dat geldt ook voor het milieubeleid, hoewel dat over het geheel genomen succesvoller is geweest dan het emancipatiebeleid, vooral door de concrete, aan termijnen gebonden doelstellingen en (meer) succesvolle integratie met andere beleidsterreinen. Niettemin worden belang-
183
rijke doelstellingen niet gehaald: het milieubeleid slaagt er niet in om de in de lange termijnvisie noodzakelijk geachte trendbreuk te realiseren. Onderzoek en in mindere mate de maatschappelijke discussie over emancipatie en milieu in Nederland kenmerken zich tot nog toe door pragmatisme en korte termijngerichtheid. Tussen vrouwen- en milieubeweging is enige discussie geweest, waarbij Nirwana 2-achtige opties aan de orde kwamen. Hiervoor bestaat sympathie, vooral bij de milieubeweging en traditionele vrouwenorganisaties, voor wie ‘consuminderen’ een thema is. Algemene maatschappelijke en culturele ontwikkelingen als de multiculturele samenleving, individualisering, gezinsverdunning, en de kwaliteit van zorg ontbreken tot op heden in de discussie. De milieubeweging is nog weinig geëmancipeerd en de vrouwenbeweging heeft geen expliciete visie op duurzaamheid. Vervolgonderzoek en -discussie spitsen zich vooral toe op mobiliteit en ruimtelijke ordening, betaalde arbeid en inkomen. Dat geldt ook voor de hier geïnventariseerde onderzoeksbehoefte bij vrouwen- en milieuorganisaties. Sterk punt van deze, in hoofdzaak pragmatische benadering is dat men hiermee op de betreffende terreinen wellicht tot een slagvaardig beleid kan komen. Voor de korte termijn is dat misschien de enige reële optie, maar op langere termijn is het waarschijnlijk niet de beste keus. Het emancipatiebegrip dat hier gehanteerd wordt is te smal: verdergaande professionalisatie en combineerbaarheid van betaald werk met gezinsverantwoordelijkheden. Aan een fundamenteler benadering waarin materiële en immateriële behoeften centraal staan komt men zo niet toe. Duidelijk is, dat het combineren van betaald werk met gezinsverantwoordelijkheid tijds- en mobiliteitsproblemen geeft, die een milieuvriendelijke levensstijl bemoeilijken. Het onderzoek van Droogleever Fortuijn plaatst vraagtekens bij de haalbaarheid van het door Annelies de Vries geschetste duurzame Nirwana 2-scenario en bij symmetrische relaties in het algemeen.1 Voor de FS-arrangementen ontbreken veelal de randvoorwaarden, terwijl de CSarrangementen alleen voor hogere inkomens zijn weggelegd, en wel zolang er niet meer dan één kind te verzorgen is. FS-arrangementen gaan mettertijd, als de kinderen groter worden over in CS of CA -arrangementen. Deze resultaten suggereren dat de symmetrische arrangementen in het algemeen minder voldoen voor paren met jonge kinderen.
13.3
VERVOLGONDERZOEK
Fundamenteel onderzoek op het terrein van emancipatie en milieu is tot nog toe in hoofdzaak beperkt tot de ruimtelijke wetenschappen. Daarnaast wordt binnen de milieuwetenschappen onderzoek gedaan naar duurzame leefstijlen. De eerstgenoemden concentreren zich op ruimtelijke ordening, mobiliteit en voorzieningen, terwijl milieuwetenschappers milieuvriendelijke consumptie als invalshoek hebben. Een verbreding van deze probleemstellingen en een sterkere inbreng van sociale en economische wetenschappen, die menselijk welzijn tot onderwerp hebben is gewenst. Ook op het terrein van humane ecologie liggen vele fundamentele vragen, bijvoorbeeld op het gebied van de interactie tussen individuele processen en maatschappelijke sturing en de snelheid, waarmee individuen adapteren aan veranderende maatschappelijke condities. Binnen de milieuwetenschappen wordt veel gebruik gemaakt van scenariostudies; het incorporeren van behoeften en indicatoren voor satisfactie in maatschappelijke scenario’s is een mogelijkheid. Een poging tot ‘needs-assessment’ voor de Nederlandse situatie is een voor de hand liggende richting voor vervolgonderzoek. Welke fundamentele behoeften zijn er, hoe 1. Droogleever Fortuijn, 1993; De Vries, 1994.
184
wordt daarin voorzien, bij welke groepen bestaan knelpunten? Welke sekseverschillen bestaan er m.b.t. behoeften en satisfactie? In hoeverre kan men bij sommige behoeften en groepen spreken van ‘oversatisfactie’, in hoeverre pseudo-satisfactie? Hoe worden satisfactie, oversatisfactie en pseudo-satisfactie gereguleerd? Bij het onderzoek naar duurzame leefstijlen kunnen transgenerationele processen en reproduktieve belangen worden ingebracht bij het inschatten van lange termijn ontwikkelingen. Als milieuvriendelijke, emancipatoire leefstijlen tot lager reproduktief succes leiden dan milieu-onvriendelijke of anti-emancipatoire leefstijlen, blijven milieu- en emancipatiedoelstellingen waarschijnlijk tot in lengte van dagen onhaalbaar. Het door Annelies de Vries geschetste duurzame emancipatiescenario gaat uit van een 25urige werkweek en gedeelde onbetaalde werkzaamheden. Zo’n scenario kan aan realiteitsgehalte winnen wanneer:
• • • • •
de behoeften aan geld en betaalde arbeid gedekt zijn met 25 uur. onbetaalde arbeid in essentiële behoeften voorziet. er geen belangrijke individuele voordelen te halen zijn uit langer betaald werken. asymmetrische arrangementen geen voordeel opleveren ten opzichte van symmetrische. Daarnaast is in dit scenario een lokale oriëntatie van belang.
Elk van deze punten levert suggesties voor vervolgonderzoek op. Een aantal suggesties wordt hieronder weergegeven: 1. Welke essentiële behoeften worden gedekt door geld en door betaalde arbeid? En is hoeverre is het (on)mogelijk daarin door middel van onbetaalde arbeid te voorzien? 2. Welke mogelijkheden zijn er om de waarde van onbetaalde arbeid ten opzichte van betaalde arbeid te verhogen, zonder verlies aan efficiëntie? 3. Welke instrumenten zijn er om te bevorderen dat essentiële behoeften die momenteel door geld gedekt worden, door een systeem van onbetaalde arbeid in een lokaal netwerk gedekt kunnen worden? 4. Welke activiteiten lenen zich het best voor onderbrengen in lokale informele netwerken, of kleinschalige ondernemingen aan of bij huis? 5. Welke gemeenschapstaken worden of werden in een recent verleden gedekt door informele onbetaalde arbeid? 6. Welke mogelijkheden zijn er om dit soort arbeid te faciliteren en te stimuleren? 7. Onderzoek naar de mogelijkheden voor bedrijvigheid aan huis. 8. In hoeverre is het mogelijk en wenselijk om middelbaar, hoger en beroepsonderwijs, dat momenteel in hoge mate gericht is op het opleiden tot werknemer in loondienst, te richten op het verwerven van ondernemersvaardigheden en een bestaan als zelfstandige? 9. Bij Emancipatie Effect Rapportage: effecten op immateriële behoeften, op reproduktiekosten voor beide geslachten, op collectieve satisfactoren, op reproduktieve mogelijkheden binnen een geëmancipeerde levensstijl. 10. Onderzoek naar LETS en andere instrumenten om een lokaal georiënteerd informeel circuit te stimuleren en het creëren van vloeiende overgangen van semiprofessioneel naar professioneel. 11. Onderzoek naar de rol van emancipatoire technologie en de mogelijkheden voor gebruik daarvan binnen een context van lokale behoeftenbevrediging op (semi)informele basis en bedrijfsmatige activiteiten als kleine zelfstandige.
185
13.4
ENKELE BELEIDSOPTIES
1. Emancipatie dient een herkenbaarder plaats te krijgen in het milieubeleid en andersom. Formuleringen van beleidsvisies op lange termijn zijn voor beide aandachtsgebieden van belang. Beleidsintegratie met andere beleidsterreinen, maar dan wel vanuit een goed gearticuleerde visie is van het grootste belang. Het formuleren van lange termijnvisies voor sociale en economische ontwikkelingen vanuit een duurzaamheidsperspectief, zal beleidsintegratie vergemakkelijken. 2. Veel korte termijnproblematiek betreft de knelpunten (tijd en mobiliteit) van de groeiende groep taakcombineerders, niet alleen werkende ouders, maar ook één- en tweepersoonshuishoudens. De ruimtelijke infrastructuur en het voorzieningenniveau zijn hierbij belangrijke variabelen, die nog heel lang kunnen doorwerken. Het verdient daarom aanbeveling om bij voorgenomen activiteiten van dit type Emancipatie Effect Rapportage verplicht te stellen en consequenties te verbinden aan de uitkomst van een dergelijke rapportage. 3. Suburbane gebieden zijn momenteel niet bijzonder geschikt voor werkende moeders: taakcombineerders passen het best in een stedelijke omgeving. Uit Amerikaans onderzoek blijkt, dat vrouwelijke gezinshoofden zich na echtscheiding niet kunnen handhaven in de suburbane gebieden, maar naar de stad verhuizen.2 De leefbaarheid van de stad laat echter veel te wensen over. Er is lawaai, sociale onveiligheid, verkeersonveiligheid, gebrek aan kinderspeelplaatsen en luchtverontreiniging. Het kind- en gezinsvriendelijk maken van de binnenstad en woningen in de stad zou een hoge prioriteit moeten hebben. Hiermee valt winst voor emancipatie en milieu te behalen.3 4. Emancipatoir milieubeleid wil ook zeggen, recht doen aan de rol en de positie van vrouwen. Meer aandacht voor de milieukwaliteit op leefniveau en de opname van het aspect ‘veiligheid’ als milieuthema strekken tot aanbeveling. Het beleid t.a.v. het binnenhuismilieu verdient meer aandacht. Zo pleit de Consumentenbond voor produkteisen t.a.v. emissies van vluchtige anorganische verbindingen uit meubels en stoffering.4 Verzwaring van de werklast voor vrouwen moet worden voorkomen. 5. In het algemeen zou in milieu-onderzoek meer aandacht besteed moeten worden aan afwentelingsreeksen en machtsrelaties. Het beleid moet erop gericht worden, de positie van degenen aan het eind van de afwentelingsreeks te versterken. Naast vrouwen moeten ook toekomstige generaties een herkenbare plaats in het beleid krijgen. In dit verband is een opmerking van Rosalie Bertell van belang: de toekomstige generaties zijn hier al fysiek aanwezig, te weten in de voortplantingscellen van mannen, vrouwen en kinderen.5 6. ‘Groen’ consumeren is een zaak van iedereen die geld te verteren heeft, niet alleen van vrouwen. De beleidsmaker dient zich dat bij de doelgroep 'consumenten' te realiseren. De mogelijkheden en knelpunten op individueel niveau om werkelijk integraal ‘groen’ te consumeren zijn voor verbetering vatbaar. 7. In Nederland bestaat weliswaar een milieukeur, maar dat houdt geen rekening met de effecten op de Noord/Zuidverhouding, met mensenrechten, arbeidsomstandigheden of de positie van vrouwen. Het valt te overwegen om milieucriteria uit te breiden tot duurzaamheidscriteria, waarin bovengenoemde aspecten wèl beoordeeld worden. Uiteindelijk zouden duurzaamheidscriteria ook onderscheid moeten maken naar maatschappelijk nut en maatschappelijke verspilling van zowel betaalde als onbetaalde activiteiten. Daarbij past de ontwikkeling van een theoretisch kader, waarin de waarde van betaalde en onbetaalde 2. Michelson, 1994. 3. Dit is ook een prioriteit in de OESO-visie ‘Vormgeven aan structurele verandering’, 1990. 4. Consumentenbond, 1994. 5. Bertell, 1990.
186
arbeid, van het milieu, van intermenselijke relaties, van de ‘overlevingstaken’ (zorg en reproduktie) een gelijkwaardige plaats krijgen.
187