HISTORISCH MUSEUM HAARLEMMERMEER
Schoolverhalen uit HLMRmeer
OPOGETEKEND DOOR SYBIL VAN DAM
Schoolverhalen Opgetekend door Sybil van Dam
Sybil van Dam verzamelt persoonlijke verhalen uit Haarlemmermeer. Wij zijn als museum erg blij dat ze dat ook bij ons doet. We koppelen deze verhalentafels regelmatig aan onze tentoonstellingen. Zo kunt u per thema de persoonlijke geschiedenis van Haarlemmermeer leren kennen. Veel leuker dan al die droge geschiedenis toch? De verhalen in dit document horen bij de tentoonstelling ‘Naar de Grote School’ die in 2011 te zien was in het museum.
“Je krijgt een idee hoe het dagelijks leven was vroeger met deze verhalen. Veel leuker dan geschiedenisles!” aldus een lezer.
Wellicht komen ook bij u weer zoete herinneringen naar boven bij het lezen van deze verhalen. Heeft u ons ook verhalen te vertellen over het leven in Haarlemmermeer vroeger? Meld u dan aan via
[email protected]. Op onze website kunt u altijd zien welke onderwerpen we aansnijden.
H OOFDSTUK 1
Hoofdmeester Nieuwenburg
J AN N IEUWENBURG VERTELT …
! Helemaal rechts meester Nieuwenburg
Mijn vader werd geboren in Den Haag. Toen hij veertien jaar oud was ging hij naar de Rijks Kweekschool voor Onderwijzers in Middelburg. Hij slaagde toen hij achttien jaar was als onderwijzer. Daarna studeerde hij door voor de Hoofdakte en een akte “ Duits” en tekenen. Hij ging werken in de meest arme havenbuurten van Rotterdam en later nog even in Den Haag. Zijn moeder kwam uit de Haarlemmermeer en vaak logeerde hij bij zijn ooms, o.a. ome Willem van café Husemeier aan de Leimuiderdijk, oom Chris, de fietsenmaker, op de Hillegommerdijk en oom Manus die een slagerij in Hillegom had. Vader vond het zijn doel om in de Haarlemmermeer schoolmeester te worden.
klagen dat haar man niet meer uit het “huisje” durfde te komen. Of je ving een emmer vol kikkers. Als het ’s avonds donker was gooiden we deze door de brievenbus. We belden aan en moeder van de Berg deed open. Er sprongen wel vijftig kikkers in de lange gang. Rijk heeft een paar kruideniers gehad. Dat was eerst. Millenaar en daarna Marius van der Heuvel. Hij was getrouwd met Jans Millenaar, maar zij zijn geëmigreerd naar Canada. Daarna kwam kruidenier de Vries. Hij had zijn lege flessen in een hok achterin de tuin. De jongetjes van de lagere school pikten de flessen en leverden ze weer in in de winkel. Daar kregen ze dan netjes statiegeld voor. Je had ook de Hermanshoeve. Dat was de boerderij van boer Schoemakers. Daar mocht alles!
! Over school 2 zijn heel wat verhalen over te vertellen en tevens over het dorp Rijk, dat niet meer bestaat. Wij, de Jongens van school 2, die kruidenier Spruitenburg opwachtten als hij achter het huis naar het “huisje” ging. De deur werd met stenen bekogeld. Opoe Spruitenburg kwam bij meester Nieuwenburg
De Hermanshoeve
Van strobalen hutten bouwen in de tas. Als het zaterdag was mocht je op de paarden. Je had de Schele. Dat was een lief beest en je had David, een wilde knol. Je mocht in de takken slingeren van de treurwilg die over de tocht hing. Je leerde 3
schaatsen op de tocht achter een keukenstoel. Zwemmen deed je in de kanalen die dienden voor afwatering voor Schiphol aan de Vijfhuizerweg. Appeltjes pikken deed je in de boomgaard van boer van der Hulst. Je had een soort klooster aan de Vijfhuizerweg waar twee broers en twee zussen woonden. Soms zat de boer de diefjes achterna met een hooivork. Ook had je de Koninginnefeesten bij van Pruisen, Zwarte Toon. Later waren de feesten bij boer Hendrik Knoop op het weiland aan de Aalsmeerderweg. Je had dan zakloop-wedstrijden, het zingen van de Zingende Zusjes Robijn uit Hoofddorp. In het dorp was natuurlijk ook een smid voor de paarden. De boer bracht zijn paard voor nieuwe hoefijzers. Als het paard klaar was, voorzien van nieuwe schoenen, liep hij gewoon in zijn eentje door Rijk terug naar de boerderij. Hij of zij wist de weg. Je had de winkel van Moos Sandifort. Elke maandag kwam hij met een koe van de markt die geslacht moest worden. Als je dan de winkel binnenkwam was de kans groot dat je in een plas bloed stond die net “geschoten” was. Bij Wolthuis had je verse aardappelen en bij opoe Vermeulen kon je je pakje shag halen. Het dorp had ook een toneelvereniging “ Nieuw Leven”. Daan Robijn was de regisseur. Daan had de winkel van Spruitenburg overgenomen. Er werden veel leuke stukken opgevoerd op buurtavonden in Speeltuinvereniging “De Lente” op de
Aalsmeer-derdijk. Als er weer een opvoering kwam stond het in het buurtblaadje van de buurt-vereniging “Ons Aller Belang”.
! Meester en zijn klas
In 1930 is mijn vader op zijn nieuwe school in Rijk als hoofdmeester begonnen na de Openbare Lagere School in Lisserbroek. Het was wel even wennen. Zijn voorgangers meester Straks en meester Klinkenberg waren heel andere schoolmeesters. Zij bedienden nog de aanwijsstok om een vervelend jongetje gewoon voor zijn kont te slaan. Je moest vooral ook niet omkijken als je voor straf in de hoek stond, want je kreeg een bordenwisser naar je hoofd. Maar het werkte wel. Toen kwam de nieuwe meester. Je had al Juffrouw Bremer en juf van Vuren, die toen al bedlegerig was. In de loop der tijden kwamen daar juf Mulder, juf Graafstal, meester Fielmich, juf Bruijl en juf Maarse. Juf Maarse was daarna op de Rijkeroordschool net als juf Greetje de Boer. Je was in die tijd niet alleen maar school-meester maar veel meer in een dorp. Je was altijd aanwezig of het nou vakantie was of niet. Je stond op dezelfde voet als de dominee. Je was 4
altijd dag en nacht in de weer met de belangen van de bewoners van het dorpje Rijk. Zij konden altijd bij hem aankloppen. Onder al zijn leerlingen waren kinderen met veel mogelijkheden en talenten. Maar ja….waarom moest je dochter naar de MULO? Zij is toch een mooie meid. Ze trouwt toch wel
Mijn vader is, samen met mijn moeder, na zijn pensionering naar een verzorgingsflat in Rhenen gegaan. Hij is in 1979 overleden. Zijn laatste wens was begraven te worden in de Haarlemmermeer. Sinds 18 juli 1979 is zijn laatste rustplaats op de Wilgenhorst aan de Hoofdvaart/Vijfhuizerweg. Mijn vader kan zeggen dat het een dorp was met fijne mensen. Jammer dat het dorp Rijk niet meer bestaat.
Waarom zou je je druk maken? Maar mijn vader dacht daar anders over. Blijf uit de handen van een boer. Ga naar een MULO, Ambachtsschool of iets anders, maar zorg dat je je kansen pakt. Overigens niet dat hij iets tegen boeren had. Ook heeft mijn vader zich sterk gemaakt, samen met dominee Zwers, om ervoor te zorgen dat de luchthaven Schiphol het dorpje Rijk niet helemaal op zou eten. Helaas is het niet gelukt. Veel Rijkenaren blijven het verdrietig vinden om van hun kleine vrijstaande arbeidershuisjes, die soms leken op een klein boerderijtje,omdat ze kippen, konijnen en soms een varken hadden en soms een heel grote tuin, in te moeten ruilen voor een rijtjeshuis. Toen was mijn vader aan de beurt. Alle huizen waren al vergeven. Er was nog maar één huis over. In plaats van zijn ambtswoning aan de Aalsmeerderweg 308 werd hij verwezen naar de Schipholdijk. Daar was een huis dat al jaren lang onbewoonbaar was verklaard. Voor het huis en school kreeg de Gemeente 40.000 gulden. Mijn vader heeft toen zelf maar een huis in Hoofddorp gekocht. omdat de nieuwe school, de Rijkeroord School, zelf geen dienstwoning had.
5
H OOFDSTUK 2
Hoe het op ‘t Kabel op school was
L. VAN DEN B ERG L ZN VERTELT …
! Een klas schrijft op lei met griffel
Eindelijk was het dan zover; ik moest naar school. Heel lang had ik bij moeder gezeurd, want ik wilde niet. Dat zeuren bij moeder heeft wel een klein succesje opgeleverd. Op mijn zesde jaar hoefde ik nog niet. Maar toen er op teldatum, halverwege het schooljaar, te weinig leerlingen waren, moest ik toch. Ik werd dan ook nog meegeteld en mocht voor spek en bonen meedoen. Niet lezen leren en rekenen, maar wel in de bank zitten. Om wat te wennen mocht ik de eerste dagen bij Dorrie, mijn zus, zitten in de zesde klas. Ik geloof niet dat Dorie dat echt leuk vond. Ik was een blok aan haar been. Maar ja….moeders wil is wet. Ik voelde me bij Dorie in de bank aardig op mijn gemak. Met diep ontzag blikte ik op naar de bovenmeester, meester Remiens. Ik denk niet dat ik er iets van begrepen heb wat hij zei. Zijn houding, de manier waarop hij praatte en de klank van zijn stem eisten mij volledig op.
Op een middag moest ik met Dorie mee naar het aangrenzende lokaal. Daar zat juffrouw Schilpzand met haar eerste klas. Verlegen schuifelde ik achter Dorie aan. Het was allemaal zo vreemd en die kinderen keken me allemaal zo aan. De volgende dag bracht Dorie me meteen naar de juffrouw. Ik moest in de voorste bank zitten naast een jongen met spierwit haar en zwarte wenkbrauwen. Hij heette Jaap Groenewoud. Eerst ging de juffrouw uit de Bijbel vertellen. Daarna moesten de kinderen schrijven op een zwart plankje. Dat plankje werd een lei genoemd. Dit leek me een geschikt moment om er tussenuit te gaan. Ik stootte Jaap aan en maakte duidelijk dat ik een plasje moest doen. Jaap stak zijn vinger op en zei: “Leen moet naar achteren”. Ik vond dat een vreemde uitdrukking, want ik moest juist naar voren, naar de deur. Maar ik begreep toch wat er bedoeld werd. Even later stond ik op de gang, die naar mijn gevoel onmetelijk groot was. Ik was op zoek naar Dorie. Zij moest toch ergens zitten. Ik klom op een klompenbankje en loerde door de bovenruit van het andere lokaal. Allemaal vreemde gezichten. Ik voelde me diep ongelukkig. Waar kon Dorie toch zijn? Ten einde raad ging ik maar weer terug naar de juffrouw. Ik kreeg die dag ook een plaat. Er stonden wat vreemd geklede mannen op voor een poort. Het was een plaat uit de Bijbel. Eigenlijk vond ik die plaat niet zo mooi, maar ik was er wel trots op. Plotseling vond ik de school niet meer zo erg. ! Oude testament
7
Een hoogtepunt in mijn schoolleventje was mijn verjaardag. Een rood – wit – blauwe vlag verscheen op het bord met mijn naam er in. Vol spanning zat ik op het moment te wachten op het moment waarop de juf mij zou uitnodigen om boven op de stoel van de juf te gaan staan. De klas zong luidkeels: “Er is er een jarig, hoera, hoera. Dat kun je wel zien dat is hij”. Daarbij wezen alle kinderen met gestrekte armen en vrolijk lachende gezichten naar mij. Na dit officiële huldebetoon daalde ik af van mijn hoge standplaats, haalde mijn snoeptrommel uit mijn kastje en hield die de juffrouw voor. Zij mocht eerst kiezen, daarna kwamen de kinderen aan de beurt. Toen ik de hele klas getrakteerd had, mocht ik met een vriendje de klassen rond. Wat was het een spannend moment als de meester naar de klas liep om de doos met verrassingen te pakken. Meester Buizert had “wippertjes” . Dat waren half cirkelvormige kartonnetjes die op een punt uitliepen. Als je die punt omvouwde kon je het op de punt van de tafel laten wippen. In de klas van meester Remiens zaten Dorie, Tinie Burghout en Jaap van de Buren. Die mocht ik ook trakteren. Ieder twee. Toen was de tocht door de school ten einde. Samen met mijn metgezel, die de ontvangen presentjes droeg, aanvaardde ik de wandeling over het schoolplein naar ons lokaal. Wat een feest!
!
Ik vond het heel erg dat ik overging naar de tweede klas. Dat betekende afscheid van juffrouw Schilpzand. Daar heb ik wel stilletjes om gehuild.
Juffrouw Hooimeijer van de tweede klas was ook een lieve juf. Van haar weet ik niet zoveel. Zij is plotseling uit mijn leven verdwenen. Op een dag kwam meester Remiens ons lokaal binnen. Hij praatte op gedempte toon tegen de juffrouw. Wij konden er niets van verstaan. Maar dat het onaangenaam was zagen we wel. Juffrouw steunde met de ellebogen op de tafel en ze huilde zacht. De volgende dag hadden we meester Buizert. Onder zijn bewind is bij mij het plan ontstaan om onderwijzer te worden. Dat kwam door de houding en het gedrag van de meester. Met meester Buizert kwam ik op vriendschappelijke voet te staan. Dorie ging als dienstmeisje bij zijn vrouw werken. Ik was er trots op dat er iemand van ons in het deftige meestershuis was doorgedrongen. Van Dorie hoorde ik dat meester in zijn studeerkamer wel duizend boeken had staan. Ik had een paar boekjes. Daar was is vreselijk zuinig op. Een keer heb ik voor die kast gestaan. Ik was diep onder de indruk. In de vierde klas kwam ik bij meester van Iperen. Hij had een dubbel voorhoofd. Waar bij andere mensen de haargroei begint, kwam bij hem iets extra’s. Hij was klein, maar gespierd. Dat kwam goed uit, want hij maakte veelvuldig gebruik van zijn handen. Ongehoorzaamheid bestrafte hij in de regel met een pak slaag. Hij was dus streng, Wie zich goed gedroeg hoefde niets te vrezen. De brutalen leerden zich in te tomen. De zwakken kregen de gelegenheid zich te ontplooien. Om een stevige draai om de oren werd niet gezeurd. Hoogtepunten waren de Bijbelse vertellingen. Wat kon die meester vertellen.
Dit was je eerste leesboekje
8
In de vijfde klas zat ik op de voorste bank, naast Karel Willink. Het was een jongen met zwart haar en donkere ogen. Ik heb hem niet lang meegemaakt. Op een dag werd hij meegenomen door een man met een lange regenjas. Later begreep ik dat die man van de Gestapo was. Meester van Iperen zag krijtwit. We voelden allemaal dat er iets afschuwelijks gebeurde. Alle Jodenkinderen werden meegenomen. Ook meester Remiens. Op weg naar huis zagen we Duitse soldaten tegen de kant van de sloot liggen met het geweer in de aanslag. Er was een grootscheepse razzia aan de gang. Het hele blok Sloterweg – Hoofdweg was afgezet. Alle Joden die daar ondergedoken waren, ruim tachtig, moesten zo wel in de val lopen.
Koninging Wilhelmina 1940
Het was najaar. Het land was kaal. Op een paar akkers lagen hier en daar aardappelbulten. Soldaten die het land uitkamden staken met hun bajonetten in de met stro bedekte bulten. Zo kwamen ze er achter of zich daaronder mensen verstopt hadden. Tegen de avond trokken de Duitsers weg met hun buit. Ze hadden ook Splinter, de kruidenier van het dorp meegenomen. De Duitsers hadden papieren zakjes met de naam van de kruidenier gevonden bij de familie Boogaard. Een dochter van Hannes Boogaard, oom Hannes, had zich met een
stel kinderen verstopt in de schuur van boer Rus. Willem, een broer van Hannes, was met een twintigtal kinderen naar de Kagertocht gerend, een kilometer het land in. Hij liet de doodsbange kinderen in het water kruipen. Uren hebben de kinderen in het koude water gestaan. Pas tegen de avond, toen het al schemerig werd, is Willem met de kinderen dwars door het land heen getrokken naar een hooiberg achter een van de boerderijen aan de Sloterweg.
Hannes Bogaard
Vader Hannes Bogaard, dochter Aagje en zoon Pieter zijn gearresteerd. Maar “ouwe”Hannes had al meer vastgezeten. Hij was er niet bang voor. Deze keer werd hij echter wel op transport gezet naar het concentratiekamp Sachsenhausen. Op 15 februari vond hij de dood in de gaskamer. Zijn zoon Pieter overleed in het concentratiekamp Vught. Alleen Aagje heeft de bevrijding meegemaakt. Meester Remiens en Splinter mochten uit het concentratiekamp terugkeren, mager maar gezond. 9
H OOFDSTUK 3
R.K. Mariaschool in Lijnden
De Hoofddorpse krant van augustus 1929 maakte melding van een opzienbarende gebeurtenis. De kinderen werd een schoolreisje aangeboden. Ze gingen een boottocht maken naar het eiland Marken
PIET GORTER VERTELT ...
! De school
Op 3 juli 1911 werd meester Hendrik Joannes Post op vierentwintigjarige leeftijd benoemd aan de Rooms Katholieke Mariaschool voor Jongens en Meisjes. Er werden ook twee onderwijzeressen aangenomen, Femia Adelaar en Anthonia Kerkhoff. Zij waren beiden net in de twintig. Een jaar later werd de groep versterkt met juf Marie Partasse. Juf Kerkhoff ging van school en werd vervangen door meester Gerardus Vonk. Hij was met zijn zesentwintig jaren ouder dan de hoofdmeester.
!
In 1951 viert hoofdmeester Post zijn veertigjarig jubileum samen met juffrouw Commandeur- Partasse die ook veertig jaar in dienst was. De juf verliet de school om van haar welverdiende pensioen te gaan genieten. De hoofdmeester was naast zijn schoolfunctie ook bankmedewerker van de Boerenleenbank. Hij hield heel precies bij wanneer iemand in dienst trad, een speciale acte behaalde en wie en wanneer de militaire dienstplicht moest vervullen Zelf heb ik op de Bewaarschool gezeten in Lijnden, dat zal in de tweede helft van 1945 zijn geweest. Met juf Lafleur als kleuterleidster. Zij woonde in Amsterdam. Ik kan me herinneren dat ik eens voor straf op de gang moest staan. Toen de juf mij riep hield ik mij slapende. Juf droeg me de klas binnen.
! Op schoot bij mijn grote broer
11
Daarna ging ik in 1947 door naar de lagere school. Daar had ik in de eerste en tweede klas te maken met juffrouw Partasse. Zij was geboren in 1890. De juf woonde in Badhoevedorp. Op latere leeftijd, 1948, trouwde ze met haar kostganger Nico Commandeur. Hij was postbesteller in Badhoeve-dorp. Juf Partasse had de naam streng te zijn. Zelf had ik daar geen last van. Ik kon goed met haar opschieten. Ik mocht altijd klusjes voor haar doen Anders was het met meester Aalbers. Hij werd door ons ook wel klabes genoemd. Hij woonde in Lijnden. Deze meester kon totaal geen orde houden. Zo gebeurde het op een ochtend, dat twee klasgenoten zgn. naar de tandarts waren. In werkelijkheid zaten ze onder de houten vloer van klas drie en vier. Met een steen bonkten ze tegen de onderkant, telkens op een andere plaats. De meester wist van niets. Wij des te meer. Als we straf kregen, dat gebeurde nogal eens, moesten we naar het lege lokaal. Dat lokaal grensde aan het klaslokaal. Daar stond meester zijn fiets. Daarop reden we rondjes. Louis Uitermark had een speld gevonden en daarmee meesters fietsband geperforeerd. Toen meester Aalbers om kwart voor vier naar huis ging trof hij Louis nog aan en de lekke fietsband. Louis werd verzocht om naar Adriaan Volgers, de fietsenmaker, te gaan om de band te laten repareren. Aldus geschiede…..er werd een nieuwe band omgelegd. De meester kreeg de rekening en Louis kreeg een fooitje. Adriaan had trouwens vroeger ook bij Aalbers in de klas gezeten. We hoorden de mooiste verhalen en gedroegen ons er ook naar.
! Ik zit vooraan naast mijn zusjes
In de klas stonden kolenkachels. Zij werden met eierkolen gestookt. De kachels stonden tegen de gangmuur met de kolenbak ernaast. Een eierkool werd met een papiertje erom naar de raamzijde doorgegeven, en door de ontvanger op de achterste bank op het schoolbord gegooid als de meester er op aan het schrijven was. Uiteraard wist niemand wie de boosdoener was. De handen werden gecontroleerd. Niemand had zwart aan de handen. Het gebeurde dan wel eens dat de hele klas moest nablijven, uitgezonderd de meiden. Dat waren de liefjes van de meester. Hij gaf hun voor hetzelfde resultaat gerust een hoger cijfer. Dat zette kwaad bloed bij de jongens. Het gebeurde eens dat zo’n meisje met de bijnaam “Bul Super” languit tussen de banken belandde, omdat een jongen zijn been uitstak, zodat zij struikelde. Het lokaal had hoge ramen. Wij jongens stonden in de ramen en sprongen naar buiten. 12
! Ik zit links, naast mijn broer
Van de vijfde tot de zevende klas had ik meester Post. Via school spaarden we een aardig kapitaaltje bij elkaar { meester was ook kassier bij de Boeren-leenbank). Ik heb nog een spaarkaart uit 1949. Tot 1952 heeft meester Post voor de klas gestaan. Hij werd opgevolgd door meester Stelder. Beide meesters heb ik meegemaakt, voordat ik in 1953 naar de U.L.O. ging in Haarlem. Dat heb ik twee jaar gedaan, één jaar in Haarlem en één jaar in Amsterdam bij de broeders. Zij sloegen met de rozenkrans.
Ook het verhaal van het betonpad mag niet ontbreken. Meester vroeg ons als vierde klassers te helpen bij de aanleg van een “betonpad” rond zijn woning aan de Hoofdweg. Wij moesten een baan uitgraven ter breedte van plus minus een meter twintig, afgezet met planken en hooguit vijf centimeter diep. Cement, zand en water werden met de schep gemengd. Gelijkmatig werd rode kleurstof toegevoegd. Betonijzer….daar hadden we nog nooit van gehoord. Het aangemaakte cement werd tussen de planken aangebracht met overdwars een plank na ongeveer twee meter. Zo ontstonden er grote platen. Als we er heen gingen werd er steeds op dezelfde manier gewerkt. Na enige dagen wisten we wel hoe of het ging. Eens moest de meester weg en liet ons alleen achter. Ook zijn vrouw was er niet. Alleen de kippen en de hond. Dezen hebben we bij elkaar in de keuken opgesloten en zijn vrolijk naar huis gegaan. De volgende dag kregen wij op onze kop. Wij mochten toch het werk afmaken. Iets wat de meester zelf nooit was gelukt.
13
H OOFDSTUK 4
Christelijke Lagere Landbouwschool
P IETER T JALLING DE J ONG VERTELT ...
Helemaal rechts op de foto ben ik en links staat meester Ligtenberg
Ik was leerling van de lagere Landbouwschool in Nieuw Vennep vanaf september 1950 tot en met juli 1952. Het Hoofd van de school was de heer J.G.Ligtenberg. Hij gaf les in alle vakken.
Meester Ligtenberg was een vriendelijke, zacht-aardige man. Met leerlingen vanaf twaalf jaar tot zo’n jaar of vijftien wilde dat wel eens enigszins uit de hand lopen. Als je het al te bont maakte werd je van school gestuurd, maar naar huis gaan was dan geen optie. Het was dan een hengel kopen en een dagje gaan vissen. Je kwam dan aan het eind van de schooldag terug en bood deemoedig je excuses aan. Zo werd meester Ligtenberg in gepakt. Hij overhandigde de schooltas aan de boosdoener, die na een ontspannen dag weer vrolijk huiswaarts keerde. De Landbouw Winterschool in Hoofddorp startte in oktober 1952. Ik deed eindexamen in maart 1954. Op 8 april l954 werd het diploma met goede uitslag uitgereikt door de Directeur, de heer L.Troost. Wij hadden veel vakken en meerdere docenten. Dat waren de mijnheer Smaal, de directeur zelf, mijnheer van den Berg, de heer de Jong, mijnheer Frans de Jong en natuurlijk dokter Zuidam, de plaatselijke veearts.
Deze vakken waren: Rekenen, Geschiedenis, alleen in het eerste jaar, Aardrijkskunde, alleen in het eerste jaar, Natuur-kunde, Scheikunde, Plantkunde en Dierkunde.
Wij kregen les in: Plantenteelt, Kennis van de Grond, Veevoeding, Veeteelt ( paard en rund), Gezondheidsleer, Zuivelbereiding, Scheikunde, Natuurkunde, Plantkunde, Dierkunde, Ooft plus groenteteelt, Boekhouden, Maatschappijleer, Rekenen en Taal. In het tweede jaar kreeg je: Motorenkennis en Landbouwwerktuigen.
Zo kreeg je les...
15
Het waren veel vakken en er werd serieus gewerkt. We maakten op z’n tijd best wel plezier, maar de heer Troost hield de touwtjes strak. Dokter Zuidam was een oudere man. Die indruk maakte hij toen op ons. Bovendien was hij doof, heel erg zelfs. Dat gaf soms grote hilariteit. Herik was één van de leerlingen uit mijn klas. We werden altijd met de achternaam aangesproken. Herik kwam uit Den Haag. De jongens kwamen uit het hele land naar de school in Hoofddorp. Herik maakte van zijn handen een spreekbuis en riep dan: “Meneer Zuidam, uw gulp staat open”. Hij wilde de arme man doen geloven, dat alleen hij de waarschuwing hoorde. Er klonk dan een dankbaar: “Dankjewel Herik”.
aantrof waar hij hem had achtergelaten. Na een vriendelijk verzoek hebben de knapen de auto ook weer naar beneden gedragen. Ook hebben we een keer een draaiorgel ingehuurd. De man stond voor de school al voor de tweede keer dezelfde deuntjes te draaien. De heer Troost had er genoeg van. Wij hebben met de jongens door het open raam geld naar beneden gegooid. Het draaiorgel ging weer rustig door met zijn melodietjes. De directeur was een grote man die gezag uitstraalde. Hij was streng. Wee de gebeente als je naar hem gestuurd werd…… dan zag het er niet zo best voor je uit. Later is hij adviseur grondtransacties geworden. Mijn lievelingsvakken waren: motorenkennis, landbouwerktuigen en scheikunde. Het vervelendste vak was: veevoeding. Daarbij moest je precies de samenstelling van het voer bepalen. Mijnheer Troost leeft nog steeds. Hij zal nu wel ongeveer honderd jaar oud zijn.
Landbouwwinterschool Hoofddorp
Dokter Zuidam reed in een klein autootje van het merk Fiat. Met vereende krachten hebben de jongens deze auto naar de eerste verdieping gedragen. De dokter zal vreemd hebben opgekeken toen hij zijn vervoermiddel niet meer op de plaats 16
H OOFDSTUK 5
Voor de klas
Bijna alles wat je doet is onbelangrijk, maar het is wel belangrijk dat je het doet
maanden heb ik ook nog lesgegeven op een Huishoudschool in Zeist. Dat was niet leuk. Ik gaf daar Nederlands. Het was al moeilijk, omdat ik maar een paar jaar ouder was dan de leerlingen. Je moest in een internaat. Nou….dat was helemaal niets voor mij. Het was een beleving op zich. Tussen de middag kreeg je een warme maaltijd. Je moest dan achter je stoel gaan staan met je armen op de leuning tot de directrice kwam.
M ARIANNE V ERBOOM VERTELT ...
! Prinses Ireneschool
Ik ben op 5 december 1941 geboren in Eindhoven. Mijn vader was betrokken bij de ontwikkeling van de zwart/wit televisies en later de kleuren televisies van Philips. Mijn ouders kwamen oorspronkelijk uit Zeist. Ik heb nog één broer. Wij woonden in een klein huis. Mijn moeder heeft tot aan haar huwelijk gewerkt bij een uitgeverij in Zeist. Het was in die tijd gebruikelijk dat een gehuwde vrouw stopte met werken. Ik heb in Eindhoven zowel de lagere als de middelbare school gevolgd. Ook ben ik daar naar de Kweekschool gegaan. Omdat ik de middelbare school had gedaan mocht ik in de vierde klas van de Kweekschool instromen. Ik heb ook het vierde jaar gedaan. Zo kon je, als je wilde, hoofd van de school worden. De hele opleiding was vier jaar voor de lagere akte en een jaar voor de hoofdakte. Ik was met achttien jaar al kwekeling. Ik vond er eigenlijk niets aan. Ik stond op een school met, naar mijn idee, rare mensen. Gelukkig kon ik naar een andere school overgeplaatst worden. Dat klikte wel. Een aantal
Daarna ben ik zes jaar les gaan geven in Roermond. Dat is echt een Rooms Kathoiliek bolwerk. Daar kom je niet zomaar tussen. Het was daar van de rangen en standen. Dat zag je al in de schouwburg. Op de eerste rang zaten alle katholieke notabelen. Op de achterste rij zat het hoofd van de Openbare School. Het was trouwens een school waar alle gezindten kwamen. Een keer per jaar werd het aantal leerlingen geteld. Meneer Pastoor kwam dan zieltjes winnen. Je kon een fiets, een televisie of geld krijgen. De kinderen zaten tot de teldatum en gingen na drie weken weer terug op de school die zij wilden. Wij kregen ook kinderen van het woonwagenkamp en veel kinderen van ouders die met de kermis door het land trokken. Als je jong bent kijk je daar eerst vreemd tegenaan, maar het vormt je wel. De kinderen zijn heel naturel.
Netjes werken hoor...
18
Het viel altijd op dat de woonwagenkinderen heel goed konden rekenen. Zelfs wel eens beter dan de juf. Ik weet nog dat een van de jongens, als de vader ziek was, naar school moest. Hij was strontvervelend. Ook hij er uit. Boven had je in het toilet een raampje dat open kon. Wat had hij gedaan? Hij had het toiletpapier van boven naar beneden laten dwarrelen. Ik zag het opeens voor het raam slingeren. Ik had het tegen de hoofdmeester gezegd. Die zei tegen de jongen dat hij er uit moest komen. Hij weigerde. Toen heeft de meester een emmer water gehaald en over de deur gegooid. Als papa weer ging werken in de textiel in Twente bleef het jochie weer thuis. Hij moest in huis helpen. Ze hadden daar thuis meer dan tien kinderen. Ze woonden in een krotje in een asociale buurt. De meisjes kwamen ook niet altijd. Als ze thuis nodig waren werden ze van school gehouden. Ze waren best gebekt, maar toch ook timide. Ze keken heel erg hoe de jongens het deden. Ik had in Roermond een vreemde baas. Hij hield wel van een slokje. Hij had altijd de oudste kinderen. In 1969 ben ik naar de Haarlemmermeer vertrokken. Ik ging werken op een klein schooltje in Nieuw Vennep. Toen had ik er geen idee van waar of het lag. De school heette de Prinses Ireneschool. Het schooltje lag aan de St.Anthoniestraat. Aan het eind lag de Rooms Katholieke kerk. Ik begon in de vierde klas. Het hoofd van de school was de heer v.d. Snoek. Het was voor het eerst dat de school een zesde leerkracht kon aannemen. Dat kwam, omdat Getsewoud in de planning was. Men voorzag uitbreiding van het aantal kinderen. Aan de overkant van de vaart kwam een dochterschool. We kregen inwoning bij de R.K.
Dreefschool. Er werd gestart met twee klassen. Later is er een nieuwe school gekomen, de Samenspel school. De Prinses Ireneschool werd opgeheven. Je zag dat de meisjes in de loop van de jaren gingen veranderen. Ze werden losser. Ze gingen meer jongensdingen doen. Op school niet alleen handwerken, maar ook timmeren. Jongens gingen breien.
Wat een leuke schoolfoto
Ik kan me nog herinneren dat ik een kind in de klas had uit een heel groot gezin. Volgens mij hadden ze wel tien kinderen. Het was een buitengewoon kind. Hij was een keer vervelend geweest, daarom had ik hem maar even de klas uitgestuurd. De school had aan de gangkant hoge ramen waar je overheen kon kijken. Er was een regenputje in de gang gemaakt, omdat er in de gang vaak natte jassen hingen. Ik keek naar buiten en wat zag ik? De jongen die ik er uit had gestuurd stond te plassen in het putje. Later ontkende hij het natuurlijk in alle toonaarden. Hij moest van mij naar de werkkast. Daar stond een emmer met sop. Maak het daar maar weer helemaal schoon,. Of je het gedaan hebt of niet! Hij vond het wijvenwerk. Snikkend ging hij aan het werk.
19
Overigens was ik niet echt van het strafwerk geven. Als je soms door mij de gang op werd gestuurd, dan zei ik dat je kapstokken moest tellen in de gang. Er was een nieuw jongetje gekomen en die had het wat al te letterlijk opgevat. Hij zei: “Juf….het zijn er zevenendertig”. Ik heb een tijd gewoond in een gedeelte van een boerderij. Af en toe mochten kinderen bij mij op bezoek komen. Ik had eens een Amerikaanse jongen van twaalf jaar in de klas die ook mee ging naar mijn huis. Nou…hij vond het maar niets die boerderij. Dat was hij niet gewend. Hij wilde zelfs geen lammetjes de fles geven. Hij wilde helemaal niets. De volgende ochtend werd er in de klas over gepraat. De kinderen woonden wel in een dorp, maar wisten niets van het boeren leven. Op de boerderij werden uit liefhebberij varkens en schapen gehouden.
Zuid-Holland. Het waren koeboeren. Mijn broer is de tuinbouw ingegaan. Ik heb een grote belangstelling voor de natuur. Bij school was een stukje ruimte waar kinderen grassen konden zoeken. Ze werden onder een microscoop gelegd. Mijn voorliefde gaat naar de vakken geschiedenis, taal en aardrijkskunde. Als je sterke punten had zorgde je ervoor dat je omwisselde met je collega. Zo kon het gebeuren dat je in alle klassen geschiedenis gaf. Het is heel erg leuk om te vertellen bij de vertelselplaten. Ik heb denk ik in 1997 afscheid genomen van school. Ik wilde wel weer eens iets anders.
De klas met de meester
Mijn liefde voor het buitenleven komt niet zomaar uit de lucht gevallen. Mijn voorouders kwamen van het platteland van
20
H OOFDSTUK 6
Korte schoolverhalen uit HLMR e.o.
In dit Hoofdstuk leest u kortere verhalen, daarom staan ze bij elkaar in 1 hoofdstuk.
juffrouw Wout. Ik liep op klompen. Er was dus wel standsverschil op school.
K ORTE SCHOOLVERHALEN
Harm Bauknecht vertelt…
! Achterom kijken helpt om verder vooruit te kunnen zien
Vandaag hadden we gasten. De Verhalentafel van Badhoedorp, waar ik ooit begonnen ben, was op bezoek. De meester is nu Jan Pieter Bart. Dus vandaag ook school verhalen over Amsterdam e.o. Leuk om dat tegen de verhalen van de Haarlemmermeer te houden.
Wil van der Stelt vertelt… Ik heb op de Openbare Bewaarschool gezeten in Koog aan de Zaan .Ik was toen vier jaar oud. Ik kwam toen naast een meisje te zitten dat Nellie Pet heette. Zij is nog steeds een vriendin van mij. Ik had twee jufs en een hulpjuf en er waren twee klassen, dat was juffrouw Middelburg, juffrouw IJzendoorn. De laatste juf kwam uit Amsterdam. Zij kwam altijd met de trein. Ze was nogal dik en droeg altijd een heel grote hoed waar lang haar in pieken onder vandaan kwam. Ik kan me nog herinneren dat er een schoolassistente was. Dat was juffrouw Klomp. Zij was nog erg jong. De andere juffrouwen waren al stokoud.
Ik kan me nog herinneren dat ik in Amsterdam op de Bewaarschool zat. Dat was in de Azaleastraat. Verder weet ik daar niets meer van af. Wel weet ik nog dat ik naast de school woonde. Je had de Azaleaschool die openbaar was en de Oranje Nassauschool die christelijk was. Tussen de middag gingen we altijd met elkaar voetballen op het schoolplein. Rond het schoolplein waren huizen. Wij droegen klompen. Er is wel eens een klomp met de bal meegegaan en door een ruit terecht gekomen. Als voetbal hadden we een soort van tennisbal. De keeper had ook geen helm op. Was ook wel veiliger i.v.m. rondvliegende klompen. Er werden jassen op de grond gelegd en dat waren de doelpalen.
Bij ons op school was geen standsverschil.
Nel vertelt… Ik zat op de Bewaarschool bij de nonnen. Daar heb ik geen beste herinneringen aan. De school stond in Utrecht. De nonnen waren erg geniepig. Er werd ook door de nonnen gevraagd of je wel allemaal naar dezelfde kerk ging. Zoniet…ga maar niet met haar om. Je leert alleen maar lelijke dingen. Er werd Hemel en Hel uitgedragen. Als je naar de Hemel ging kreeg je rijst van een gouden bordje. Een jongetje moest altijd overblijven. De zusters vertelden dan het verhaal over de martelaren. Ik was altijd in verzet.
Op onze school was er een A eerste klas voor de kinderen van Amsterdam-Zuid en een B eerste klas voor de kinderen van Noord. Ik had in de eerste klas een oude juf die altijd hoge schoenen droeg, een donkerblauwe jurk aanhad, een wrat had en een knotje droeg. Dat was 22
schoollaadje zitten neuzen en vond daar de foto van mijn vriendinnetje in badpak. Ik moest het bij haar inleveren, want dat mocht natuurlijk niet.
Marleen vertelt…
Schoolklas van vroeger
Helaas was ik linkshandig. In die tijd mocht dat niet. Je moest met je rechterhand schrijven. Ik heb van de nonnen heel wat tikken van de stok op mijn hand gehad. Ook had je als meisje handwerken. Van thuis moest je een poppetje meenemen. Daar ging je dingen voor breien. Maar wee je gebeente als dat poppetje bloot was. Ik tekende heel erg graag.
Op een keer had moeder voor mij een Tirolerpakje gemaakt. De mouwtjes waren van doorzichtige stof gemaakt. Dat was niet toelaatbaar voor de nonnen. Ik weet ook nog dat je, als je naar de wc moest, altijd iemand mee moest nemen. Waarom…dat weet ik niet.
Zelf als de mussen van het dak vielen moest je nog kousen aan. Natuurlijk moest je de hele week ’s morgens naar de kerk. Dat deed ik niet. Op mijn rapport kwam kerkbezoek nul keer.
Ook ging ik wel eens met mijn vriendinnetje naar het zwembad. We maakten dan wel eens een fotootje van elkaar. Natuurlijk in badpak. Ik had een fotootje van haar en mijn vriendinnetje had een fotootje van mij. Als je naar het zwembad ging kreeg je van moeder altijd een pakje brood mee. Het was een modern zwembad met doorzichtig water. Er stonden altijd grote potten groene zeep waarmee je je moest wassen voordat je het water inging. Op een keer heeft een van de nonnen in mijn
In Amersfoort ben ik op de kleuterschool geweest. De school lag op een soort berg en was voor de betere stand. Ik kan me nog de heerlijke zandbak herinneren waar ik met een jongetje speelde, dat later huisarts is geworden. Mijn moeder was van Duitse komaf. Op een keer toen het Sinterklaas was vroeg men of ik een Duits wiegeliedje voor Sinterklaas wilde zingen. Ik had bijpassende kleding aan en een kransje in mijn haar.
Hier hing je vlecht in...
In de eerste klas zat ik met dertig kinderen in één lokaal. Ik had juffrouw van der Werff-Horst. Haar rekenles zal ik nooit vergeten. Dat deed ze heel nadrukkelijk met haar opgestoken vingers, een vinger en twee vingers zijn drie vingers. Heel aanschouwelijk onderwijs. Ik leerde schrijven met een kroontjespen. Je moest dun/dik leren schrijven. Dat was best moeilijk. Als je te hard op je pen drukte kreeg je twee lijntjes.
Achter mij zat een stout jongetje die mijn vlechten in de inktpot heeft gestopt. Daar was mijn moeder niet blij mee. In het speelkwartier gingen we knikkeren met pottenbakkers knikkers en stuiters. Als je dan tegen de grote jongens speelde verloor je al je mooie stuiters, want pottenbakkers knik-kers waren niets waard. 23
Ik had overigens thuis niet geleerd om met andere kinderen te spelen. Buiten mocht ik nooit spelen. Wij hadden een heel grote tuin waarin gespeeld werd.
Knikkeren
Ton Bauknecht vertelt… Ik ben in Nieuwendam op de Bewaarschool geweest. Dat ligt onder de rook van Amsterdam-Noord. Ik werd door moeder achter op de fiets gebracht. Ik weet nog dat ik de zandbak heel erg vies vond. Liever schreef ik met potlood op papier.
Mijn lagere school stond in Schellingwoude ook onder de rook van Amsterdam. Het was een openbare school. Ik woonde één kilometer van school. Er zaten drie klassen in één lokaal. Het waren rijen bankjes. Ik heb nog leren schrijven op een leitje met een griffel. Je had een griffeldoos met een sponsje er in. Daar stopte je een boontje onder en dat werd weer een plantje. De klompen van de klompenkinderen stonden onder de jasjes. Je had in je klomp een klompenslof van leer en daarmee ging je de klas in. Standsverschil was er niet. Je was allemaal hetzelfde. Het waren allemaal visserskinderen of kinderen van ambachtslui.
Ik herinner me nog juffrouw de Haas. Ze had gekruld haar met een haarband. Ze had een vollemaansgezicht dat altijd een beetje rood was. Haar haar was overigens ook rood.
Rie Kok vertelt… Met mijn derde jaar ging ik naar de kleuterklas. Het was een Openbare School en ik vond het helemaal niet leuk. Ik moest in de zandbak spelen met een emmertje. Wat moest ik daarmee? Ik woonde driehoog. Ook weet ik nog dat twee kinderen me aankeken en vroegen: “sta je geen koekjes uit te delen?” Ik voelde me heel erg verlaten. Ook was ik nog erg jong. Thuis was ik enig kind. Ik was dus niet gewend om met andere kinderen te spelen.
Mijn lagere school was in Amsterdam-Oost. Het was een school met twee rieten daken. Het was de Johan Maatsuykerschool aan de Zeeburgerdijk. Later is het een houten school geworden. In de eerste klas had ik juffrouw Fontein. Zij was van Joodse afkomst en is in de oorlogstijd weggehaald. Wij spaarden zilverpapier voor de missie. Je mocht het zelf in een kast gooien. Als ik er weer over praat ruik ik de speciale geur van de knussigheid van school. Een meisje in de klas moest aansterken. Zij kreeg altijd een flesje room mee en een boterham met hagelslag. Tijdens het speelkwartier bleef zij binnen. Ik bleef dan altijd bij haar. Ook ik wilde wel een flesje room en een boterham met hagelslag. Die room is niet gelukt, maar de boterham met hagelslag kreeg ik wel van mijn moeder mee.
Er werd in de klas gevraagd wie radio distributie had. Op deze manier wist je hoe het thuis zat.
Indisch leesplankje
24
Piet de Jong vertelt… Ik heb op de Bewaarschool in Nederlands Indie gezeten. Dat was in Maleng. Wij gingen naar school om zeven uur ’s morgens tot twaalf uur ’s middags. Dan werd het te warm. Ik weet nog dat juf Chanty heel erg lief was. Twintig jaar geleden heb ik haar weer terug gezien. Wij hadden ergens een rondleiding van een man. Wat bleek…deze meneer had verkering met juf Chanty gehad. Zij was in Harderwijk gaan wonen. Wat ik ook nog weet dat ik van haar een mooi haantje kreeg. Het is in Indonesie heel normaal dat er hanengevechten worden gehouden. Datzelfde deden we trouwens ook met krekels. Vanaf 1942 heb ik nooit meer naar school gekund.
Christelijke School met de Bijbel Badhoevedorp
Ik kan me nog een paar jufs herinneren: Juffrouw van der Zwaan, juffrouw Doorn, juffrouw Hofman, meester Föge en in klas vijf en zes de gebroeders Stouthamer. Als laatste in klas zeven meester Kat. In de eerste klas was ik een lief jongetje. Ik had een vriendinnetje. Dat was Cisca van Wieringen. De zus van Jan van Wieringen.
Laura de Jong vertelt… Ik heb mijn rapport van klas 1 meegenomen. De school bestond uit drie klassen en stond in Nieuw Vennep. Er waren twee echte scholen: de Christelijke en de Katholieke. Zelf zat ik op de Openbare school. Ik was het enige boerenmeisje en werd daarom gepest. De boerenkinderen gingen naar de Christelijke school. Naar school ging je lopend of met je autoped. Dat mocht later niet meer, omdat je daar scheef van groeide en met je andere been steppen lukte niet zo goed. Ik weet nog dat juffrouw Verhoef streng en een misbaksel was. Op een keer heeft ze de mond van Leo Plevier dichtgeplakt. Juf Tuiten kon heel mooi tekenen. Wij kregen een nieuwe meester, meester Terwee. Hij werkte op een school in Hoofddorp. Een van zijn kinderen was gestorven aan difterie. De ouders konden het niet meer aan om in Hoofddorp te blijven wonen. Mijn vriendinnetjes in de eerste klas waren Trudy Dol en Annie Griekspoor.
Jan Dekker vertelt… Ik werd niet door mijn moeder naar school gebracht, maar door mijn oudere zussen . Het was driekwartier lopen naar school. Ik zat in Badhoevedorp op school, de Christelijke School met de Bijbel.
Jan Pieter Bart vertelt… Ik heb op de Burgemeester Amersfoort, oftewel school 10, gezeten. Dat was in de Roerdompstraat in Badhoevedorp. Wij leerden schrijven met een kroontjespen en zaten in een bank met z’n tweeën naast elkaar. In het midden van de bank was een inktpot met een schuifje er op. Ik weet nog dat een van de jongens eens in het inktpotje heeft geblazen. Dat moet je natuurlijk nooit doen. De vriendjes van mij waren Chris Oosterhuis, Jan Oranje, Aat Klaassen en ook weet ik nog de naam van Elsje Jonen. Daar had ik verschrikkelijk de pest aan. Ik denk dat zij dat zelf overigens niet wist. Bij mij in de klas zaten de eeneiige tweeling Frits en Bronno Roemers. Op een van hun verjaardagen kregen ze allebei een passer van mij. Ik kreeg toen zelf nog geen zakgeld. Mijn moeder zal die passers wel gekocht hebben. Ik kan me nog juffrouw van Gelderen herinneren. Haar bijnaam was Gollebol vanwege haar knotje. Onze klas was in een lange gang en we zaten met tweeënveertig kinderen in de klas.
25
Jan van Wieringen vertelt… Ik zat op school 1 aan de Hoofdweg van Lijnden. Ik ben op 1 september met school begonnen, maar ik was pas op 2 september jarig. Zes jaar oud was ik toen. De eerste dag werd ik door moeder achter op de fiets gebracht met een pakje brood voor tussen de middag in mijn hand. Zelf moest ik maar weer terugkomen. Het was twee kilometer lopen van school naar huis.
We leerden lezen met aap, noot , mies en we zaten in een schoolbank met z’n tweeën naast elkaar. In het midden de inktpot. Ik had twee vriendinnetjes, Willie Sterenberg en Anneke Diender. Als we jarig waren gingen we bij elkaar eten. Ik moest aansterken. Daarom ben ik zes weken naar een vakantiekolonie in Ellekom geweest. Ook weet ik de naam nog: “de Ketelaar”. Dat was hele-maal niet leuk.
Meep Dekker vertelt…
Foto uit 1939 van school 1
Het was oorlogstijd. De honger sloeg toe. Wij hadden toen meester Vellinga. Deze meester kwam uit een gebied waar geen eten was. Hij mocht overal bij de kinderen van de klas eten.
Ik woonde naast de school. Als ik de bel hoorde vloog ik het huis uit de klas in. Ik zat op de Openbare School in Sloten. Ik weet nog dat mijn vader voor in het speelkwartier geklutst ei met warme chocolademelk aan me meegaf. Ik werd daar altijd misselijk van. Ik had een vriendje, Cor Reek. Dat mocht niet. Ik mocht niet samen met hem op een foto. Daarom zei ik maar dat het mijn broer was. Vader deed altijd veel voor school. Wij hadden een café “t Rechthuis”. Daar werd veel besproken. Dat café is er nu niet meer.
Ook weet ik nog dat half maart de kinderen van de daggelders vertrokken en de nieuwe kinderen kwamen. Rond de kerst werd dat allemaal geregeld. Op schoolreisje gingen we ook. Met z’n allen op een kar naar Velserend. Juffrouw Rodier kan ik me nog herinneren. Volgens mij heeft ze wel honderd jaar op school gewerkt. Het was een schat van een mens. Ik heb leren schrijven met een potlood. Pas in de derde klas mocht ik met inkt schrijven. Een van mijn vriendjes was Rien van Pel.
Martina vertelt… Ook ik zat op de Burgemeester Amersfoortschool. Ik kan me nog juffrouw Kraamwinkel herinneren. Dat was een heel lieve juf. Wij hadden in de eerste klas veel kinderen: wel vijftig. 26
Er waren sneeuwstormen..wegen zaten dicht. De bus van Maarse en Kroon moest ’s avonds uitgegraven worden. De hele wereld was wit en daardoor leek alles ook veel lichter. Ik ging met een paar vriendinnen wandelen. Opeens was er eentje weg…..onder de sneeuw…in de sloot. We hebben haar uit moeten graven. Je had in Hoofddorp een ijsbaan op de Concourslaan. Ik had net witte kunstschaatsen gekregen. Ik kan me nog herinneren dat het het merk “Winterhur”was. Dat was ’s avonds lekker zwieren. Kijken naar de jongens. Er was lekkere muziek en de ijsbaan was leuk verlicht. Het was een heel gezellig uitje.
S ECTIE 2
De barre winter van ’63.begon begon in het begin van december. De Elfstedentocht van 18 januari 1963 werd gereden bij achttien graden onder nul en een stevige wind en slecht ijs.
Ik weet ook nog dat de hele Ringvaart dicht lag. Deze moest zo lang mogelijk openblijven, omdat tankers met brandstof voor Schiphol er door moesten. Opa had een boerderij aan de overkant van de Ringvaart. Via een enge en klotsende houten plank kon je bij het ijs komen om te schaatsen.
Bep van Limpt vertelt… Wij hadden het thuis niet breed. Maar we hadden het toch voor elkaar gekregen om als een van de eersten in de buurt een televisie aan te schaffen. Daar was lang voor gespaard. Het was een grote bruine tweedehands kast. We hadden hem gekocht bij Anton Versteeg. Hij heeft hem ook bij ons aangesloten. Nu konden we de Elfstedentocht van ’63 meebeleven. Dat was heel interessant. De zakken met kolen
Ik had altijd dooie vingers. We hadden thuis ook een vulhaard. Moeder kon alleen niet stoken. Als wij als kind uit school kwamen was het ontzettend koud in huis. Twee keer per jaar kwam kolenboer van Es. De kolen werden gestort in het kolenhok in de keuken. Dat was een soort kast. Daar ging een paar mud kolen in. De kolenboer kreeg altijd een kopje koffie en er werd meteen betaald. Wij als kinderen moesten met de kolenkit kolen uit het kolenhok halen. Vader had als taak om de asla te legen. Ik had mijn slaapkamer beneden, dus ik had het nooit koud. Aan IJsbaan Concourslaan Hoofddorp
27
de ene kan grensde de wand aan de haardkant en de andere wand stond niet aan de koude kant. Het was het oude huis van juffrouw van Vuuren en juffrouw Breemer. Mijn moeder was altijd weg van juffrouw Breemer.
Thuis hadden we een kachel. Je moest er goed voor zorgen dat de leidingen goed afgetapt werden. Ondanks alles is er toen toch een leiding in de badkamer bevroren. Normaal gesproken stond de wasmachine in de bijkeuken. Het vroor zo hard dat we deze maar even in de keuken hebben gezet. Het was de zestiger jaren. We zaten nog in de kleine kinderen en hadden dus veel luieres. Je kon ze nu niet buitenhangen. Er werd een lijn gemaakt van roe tot roe. Tijdens de oorlog was je veel vrij van school. Er was geen brandstof meer. Het waren strenge winters met sneeuw en ijs. Alle sloten lagen dicht. Ik heb er van genoten. Hutten van sneeuw werden er gemaakt. Je hakte schotsen in het ijs. De sport was om van snel van de een naar de ander te springen. Er brak er wel eens een doormidden. Je kwam altijd met natte voeten thuis. Als je thuis kwam had moeder de kachel lekker opgestookt.
Juffrouw Van Vuuren en juffrouw Breemer
Ik was toen zes jaar oud. Er was een grote trap naar beneden. Je kam dan in een grote hal met een granietvloer die in een patroon was gelegd. Ook kan ik me nog herinneren dat je bij Opoe straatje ging vegen. Je kreeg dan een snoepje. Piet Groenewoud vertelt… Ik weet nog dat ik moest werken. Dorsen bij boer van de Heuvel van boerderij Liquenda aan de Hoofdvaart. Het vroor ’s morgens vroeg erg hard. Het was stil weer. Pas tussen 12.00 en 13.00 uur begon het hard te waaien. Steeds harder en harder. We moesten stoppen met het dorsen. Er werd naar de radio geluisterd. Er was een verslag van de Elfstedentocht.
Echte schaatsen...
Jan Nieuwehuizen vertelt… Ik heb de winter van ’63 niet in Holland meegemaakt. Ik zat toen in Nigeria. Overigens hadden we daar wel een schaatsbaan. De Nigeri-anen konden helemaal niet schaatsen, maar de Hollanders des te beter. Zeven jaar heb ik voor de koopvaardij gevaren. Ook heb ik voor
28
Fokker gewerkt. Ons jongste kind is in Uruguay geboren. Onze oudste zoon is op Gran Canaria geboren. Als kind ging ik schaatsen op de Tocht in Rijk. Na een hele zomer werken bij Schoenmakers van de Hermanshoeve had ik vijfenntwintig gulden verdiend. Daar heb ik toen Noren voor gekocht. Niemand had die toen nog. Ze kwamen van Gerrit Douwstra (Vikingschaatsen) uit Heerenveen. Ik heb toen een wedstrijdje geschaatst en die gewonnen. Je kreeg toen als prijs een rollade of een dooie haas. De kinderen vonden het niet eerlijk dat ik gewonnen had. Zij hadden slechts houten schaatsen.
nu op die plek een groothandel in frisdrank. In de Kaukasus was een onderaardse rivier die weer boven kwam in Baden Baden en daarna in Vijfhuizen. Dat water werd 1895 naar het Kurhaus, de plaats van het Sportfondsenbad in Haarlem, gebracht via een ijzeren pijp. Het kuren was echter geen succes.
Rottemeren in de winter
In de winter van ’63 werkte ik nog. Daarom weet ik er niet veel vanaf. Wat ik wel nog weet dat ik ging schaatsen op de Rottemeren. Sneeuwpret in Rijk
Op school stond een grote Salamanderkachel. Deze werd gestookt met cokeskolen. We kregen die van de firma Bosman & Witte. Hun dochter heette Swaantje. In oorlogstijd waren er strenge winters. Ik weet nog dat je achter een vuilniswagen met een heleboel slees over de Hoofdvaart ging. Als het touwtje brak was je de klos. Ik weet nog dat op 7 maart 1943, de dag van mijn verjaardag, het ontzettend ijzelde.
Wat ik me beter kan herinneren is dat in de winter van 1978/1979 de eilandjes rond Aalsmeer allemaal te bereiken waren via het ijs. De Westerbuiksloot richting Leimuiden. We hebben aan ouders gevraagd of ze de kinderen ter plekke een stukje geschiedenis wilden vertellen. Een van de ouders had een mooi verhaal over de ijstijd. Ik was zo enthousiast geworden, dat we een bootje hebben gekocht om met de kinderen tussen de eilanden van Aalsmeer te varen. Een ijsbaan was aan de Uiterweg. De naam was toen Top Ford.
Het heeft wel niet met sneeuw en ijs te maken, maar ik wil het toch even vertellen. In de Haarlemmermeer was de Hollandiabron. In 1884 ontdekt door boer Buis in de omgeving van de IJweg bij boerderij d’ijserinck toebehorende aan weduwe Tromp. Het was geneeskrachtig water. Er zit 29
Zo werd de weg sneeuwvrij gemaakt
Piet Vastenhout vertelt… Die winter heb ik, uit nood, veel gelopen. Het bedrijf Schrama waar ik werkte had sneeuw-schuivers. De Schipholweg moest sneeuwvrij ge-maakt worden. Er stond ontzettend veel wind. Ik zat helemaal vast… dus lopend naar huis toe. De volgende dag ging ik terug. Een ander bedrijf, Lanser uit Badhoevedorp, had buldozers. Er werd begonnen met grote hopen sneeuw weg te halen. De hele weg was weer vrij van sneeuw. De kinderen vonden het heerlijk die sneeuw. Ik heb een iglo gemaakt voor de kinderen. In 1955 waste mijn vrouw nog op het wasbord. We hadden in de kamer een Jaarsma haard waar we antracietjes nummer vier in stookten. Je kon hem helemaal volgooien. In de keuken had je één kraan die je af moest tappen. ’s Morgens stonden de bloemen op de ruiten. Je kon niet naar buiten kijken. Wij hadden een Dijkhuisje in Leimuiderdijk wat niet al te best was. De sneeuw lag zelfs op de dekens.
30