Samenwerkingsprogramma Interreg Vlaanderen-Nederland 2014-2020 november 2014
Inhoudstafel
___________________________________________________________________ 1.
Bijdrage Operationeel Programma aan Europe2020 ................................................................... 4 1.1
Strategie van het OP om bij te dragen aan het realiseren van de EU2020-strategie ............... 4
1.2
Verantwoording van de allocatie van financiële middelen ...................................................... 13 Prioritaire assen .......................................................................................................................... 15
2. 2.A
Beschrijving van de prioritaire assen ...................................................................................... 15
2.B
Beschrijving van de prioritaire as voor Technische Bijstand................................................... 61
3.
Financiële tabel van het programma .......................................................................................... 64
4.
Integrale aanpak van territoriale ontwikkeling ............................................................................ 67
5. Uitvoeringsbepalingen voor het samenwerkingsprogramma ...................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 5.1
Identificatie van de relevante autoriteiten en instanties ... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5.2
Betrokkenheid van partners ............................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
6.
Coördinatie tussen de fondsen ................................................................................................... 77
7.
Vermindering van de administratieve lasten van begunstigden ................................................. 79
8.
Horizontale principes .................................................................................................................. 80
9.
Bijlagen ....................................................................................................................................... 82
2
CCI Titel Versie Eerste jaar Laatste jaar Subsidiabel vanaf Subsidiabel tot ECbesluitnummer EC besluitdatum Programma besluitnummer Programma besluitdatum Datum inwerkingtreding programma NUTS-regios in het programmagebied
<wordt door EC ingevuld> OP Interreg Vlaanderen-Nederland 2014-2020 1 2014 2020 01-01-2014 31-12-2023 <wordt door EC ingevuld> <wordt door EC ingevuld>
<wordt door EC ingevuld> BE211 BE212 BE213 BE221 BE222 BE223 BE231 BE232 BE233 BE234 BE235 BE236 BE242 BE251 BE252 BE254 BE255 BE256 BE257 NL341 NL342 NL411 NL412 NL413 NL414 NL421 NL422 NL423
Arr. Antwerpen Arr. Mechelen Arr. Turnhout Arr. Hasselt Arr. Maaseik Arr. Tongeren Arr. Aalst Arr. Dendermonde Arr. Eeklo Arr. Gent Arr. Oudenaarde Arr. Sint-Niklaas Arr. Leuven Arr. Brugge Arr. Diksmuide Arr. Kortrijk Arr. Oostende Arr. Roeselare Arr. Tielt Zeeuwsch-Vlaanderen Overig Zeeland West-Noord-Brabant Midden-Noord-Brabant Noordoost-Noord-Brabant Zuidoost-Noord-Brabant Noord-Limburg Midden-Limburg Zuid-Limburg
3
1.
Bijdrage Samenwerkingsprogramma aan Europe2020
1.1
Strategie van het SP om bij te dragen aan het realiseren van de EU2020-strategie
1.1.1
Beschrijving van de wijze waarop het SP gaat bijdragen aan het realiseren van de EU2020-strategie en het bereiken van economische, sociale en territoriale cohesie
Behoeften en uitdagingen voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland Het programma omvat alle grensgebieden en aangrenzende gebieden uit het voorgaande Interreg IVA-programma voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland. Daarmee is er continuïteit met het huidige programma en vormt de Grensregio een coherent gebied met voor beide zijden van de grens kansen om als regio op Europees niveau impact te kunnen hebben. Een overzicht van de NUTS-III gebieden:
Vlaanderen:
Nederland:
Brugge, Oostende, Diksmuide, Tielt, Roeselare, Kortrijk, Eeklo, Gent, Oudenaarde, Aalst, Dendermonde, Sint-Niklaas, Mechelen, Antwerpen, Turnhout, Hasselt, Maaseik, Tongeren, Leuven. Zeeuws-Vlaanderen, Overig Zeeland, West-Noord-Brabant, Midden-Noord-Brabant, Noordoost-Noord-Brabant, Zuidoost-Noord-Brabant, Noord-Limburg, Midden-Limburg, Zuid-Limburg
De Grensregio Vlaanderen-Nederland is centraal gelegen in het hart van Noordwest-Europa. De regio kent veel variatie in de economie, in geografische kenmerken en in sociale aspecten. De actuele omstandigheden stellen de regio voor uitdagingen en bieden kansen. Zo is het door haar ligging voor de grensregio essentieel om zich niet op te sluiten binnen de eigen grenzen. Het Interreg-programma Vlaanderen-Nederland wordt daarom beter aangesloten op de economische netwerken van nabij het programmagebied gelegen economische centra. Daar waar dit een meerwaarde biedt voor de grensregio, worden belangrijke partners zoals bijvoorbeeld Groot-Rijnmond en de Drechtsteden in de Vlaams-Nederlandse Delta betrokken in de samenwerking. Als gevolg van de hoge welvaart is concurreren op kostprijs van arbeid niet goed mogelijk. Toenemende concurrentie uit binnen- en buitenland stelt daarom de Grensregio voor een grote uitdaging. De sterke vertegenwoordiging van hoogwaardige technologische bedrijven maakt de regio relatief conjunctuurgevoelig. In deze tijden van economische crisis is daarbij de investeringsbereidheid en investeringsvermogen van ondernemers minder dan in tijden van voorspoed. De aanwezigheid van kennisinstellingen verschilt sterk binnen de grensregio, evenals de economische specialisatie en de aanwezigheid van trekkende, grote bedrijven. Het versterken van de concurrentiekracht is de eerst aangewezen route om deze uitdaging aan te pakken. De uitgangspositie voor het doorzetten van innovatie in de Grensregio is goed. Op het gebied van menselijk kapitaal behoren Vlamingen tot de hoogst geschoolde arbeidskrachten in Europa, terwijl ook in Zuid-Nederland het basisniveau goed is en daar veel wordt gewerkt aan permanente vorming van werknemers die actief zijn in het arbeidsproces. Op diverse terreinen telt de Grensregio daarbij (wereldwijd) vooroplopende bedrijven en de kennisinfrastructuur (zowel publiek als privaat) is daarbij goed ontwikkeld.
4
Door succesvol (beter dan de concurrentie) in te spelen op toenemende behoeften (bijvoorbeeld aan zorg en duurzaamheid, zie hierna) ontstaan enorme marktmogelijkheden, ook (en misschien juist vooral) buiten de regio zelf. Voor een dergelijk succesvol ondernemerschap vormt innovatie de basis, het realiseren van creatieve oplossingen voor de behoeften van markt en maatschappij. MKB/KMO’s spelen daarbij een belangrijke rol: deze vormen meer dan 99,7% van het bedrijvenbestand en bieden een baan aan ruim 65% van de arbeidsbevolking. Het belang van grote bedrijven mag echter ook niet onderschat worden. Ondernemersklimaat en vestigingsklimaat zijn fundamenten voor innovatie in de regio. Een tweede uitdaging ligt op het gebied van duurzaamheid. De Grensregio behoort tot de meest dichtbevolkte gebieden in de wereld. Gecombineerd met een sterke industrialisatie en een zeer intensieve landbouw leidt dit tot zware milieubelasting en druk op de biodiversiteit. Zowel in België als 1 in Nederland resteert nog 10% tot 20% van de oorspronkelijk aanwezige soorten Ook is de verkeersintensiteit hoog. Het energiegebruik en de daaraan gerelateerde CO2-emissie en andere broeikasgassen zijn hoog, evenals het verbruik van grondstoffen en de daarbij horende productie van afval. Diverse milieumaatregelen en (technologische) innovaties hebben de milieubelasting (per eenheid product, maar ook op veel terreinen absoluut) de afgelopen jaren al enigszins teruggebracht, maar verdere ontkoppeling tussen economische groei en duurzaamheid is noodzakelijk om internationaal afgesproken emissiedoelstellingen te halen en het leefklimaat te verbeteren. Dit is in lijn 2 met de biodiversiteitsstrategie 2020 van de Europese Commissie . Met name door het herstellen van natuur en door het handhaven / herstellen van ecosystemen en ecosysteemdiensten, verbetert de balans tussen ecologie en economische vitaliteit in de Grensregio. Ten derde doet zich de uitdaging voor aanbod en vraag op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. De vraagzijde verandert onder andere door nieuwe economische ontwikkelingen, waarbij vraag naar nieuwe functies, nieuwe competenties, nieuwe opleidingen ontstaat. De aanbodzijde verandert onder andere door vergrijzing, waardoor het economisch actieve gedeelte van de beroepsbevolking afneemt, maar ook door vergroening en verkleuring van de bevolking in bepaalde delen van het programmagebied. De werkloosheid in de gehele regio is relatief laag, maar in het stedelijke Antwerpen duidelijk hoger dan elders (cijfers 2011). De relatief hoge conjunctuurgevoeligheid uit zich echter ook in oplopende werkloosheidscijfers aan weerszijden van de grens. De komende jaren zullen vacatures in vele sectoren vrijvallen, met als opgave te zorgen voor voldoende passend opgeleid personeel en te investeren in arbeidsbesparende technieken om de productiecapaciteit op peil te houden. De invulling van vacatures in de technische beroepen en in de zorg vormt hierbij de grootste uitdaging. De grens is zelfs na ruim twintig jaar vrij verkeer van personen en goederen en ondanks het feit dat sprake is van één taalgebied nog een echte grens: de grensoverschrijdende infrastructuur is duidelijk voor verbetering vatbaar en, minder fysiek, de arbeidsmarkt is in grote mate nog nationaal bepaald, met slechts zeer geringe instrumenten of mechanismen tot afstemming van de arbeidsmarkt.
1
De zogenaamde MAS-index, mean species abundance (CBS / PBL, Biodiversiteit in Europa regionaal vergeleken, 2012)
2
De biodiversiteitsstrategie van de EU voor de periode tot 2020, Europese Unie (COM(2011) 244) 5
Aanpak behoeften en uitdagingen voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland De Grensregio kiest er met dit Samenwerkingsprogramma vooral voor om de gezamenlijke uitdagingen aan te pakken en kansen te benutten, zonder daarbij de specifieke sub-regionale belangen uit het oog te verliezen. Uit de analyse van de situatie van het programmagebied (zie integrale gebiedsanalyse in bijlage 1) komt duidelijk naar voren dat de uitdagingen voor de Grensregio in de eerste plaats liggen op verbetering van de concurrentiekracht, verhoging van de duurzaamheid en betere werking van de arbeidsmarkt. Innovatie is een centraal thema in de strategie van het programma om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Op de gebieden energie, (duurzame) logistiek, life sciences en gezondheid, agrofood, biobased economy, (duurzame) chemie en materialen en nano- en micro-elektronica heeft de regio een goede uitgangspositie voor verdere versterking van het concurrentievermogen. Deze sectoren spelen bovendien op meerdere plekken in de grensregio, bieden ruim marktpotentieel en sluiten aan bij de maatschappelijke uitdagingen die de Europese Commissie heeft geduid. Belangrijke motoren van de economie (logistiek, procesindustrie) zijn in sterke mate afhankelijk van fossiele grondstoffen hetgeen ze afhankelijk maakt van import en van de olieprijs. Alternatieven zijn van groot belang. Beleidsmatig is er aandacht voor (duurzame) energie en efficiënte energiebenutting, waarbij ook bij het bedrijfsleven en de overheid zelf nog veel potentie ligt. Als tweede thema kiest de Grensregio daarom voor ‘koolstofarme economie’, met ook hier weer veel aandacht voor onderzoek en innovatie, maar ook met oog voor demonstratiemogelijkheden van CO2-arme technologieën. De hoge milieudruk wordt door het programma op twee manieren aangepakt: enerzijds door de bescherming en versterking van milieu en natuur en anderzijds door de verlaging van de belasting op het leefmilieu door een meer efficiënte omgang met hulpbronnen. Op de terreinen water en afval loopt de Grensregio voorop in Europa. Deze sterke positie dient verder te worden ontwikkeld en te worden benut op andere milieuterreinen. Daartoe valt verdere innovatie (en versterking van de concurrentiepositie) ten aanzien van omgang met hulpbronnen binnen het programma. Duurzaamheid ontwikkelt zich met bedrijvigheid tot een economische drager. Flankerend aan deze economische insteek op duurzaamheid en milieu, richt het programma zich op het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het bevorderen van ecosysteemdiensten. Tot slot biedt het programma ruimte voor de aanpak van uitdagingen op de arbeidsmarkt in de Grensregio, met aandacht voor arbeidsmobiliteit en training om arbeidsmarktknelpunten aan beide zijden van de grens op te lossen zoals het tekort aan specifieke technische geschoolde krachten en de aansluiting van het arbeidspotentieel bij innovatieve economische ontwikkelingen.
De Europese en nationale context voor de grensregio Europa 2020 is de EU-strategie die slimme, duurzame en inclusieve groei stimuleert. De EU2020strategie geldt als uitgangspunt voor dit grensoverschrijdend programma. 3
Centraal in de Europese strategie staan drie prioriteiten, die elkaar versterken : - Slimme groei: voor een op kennis en innovatie gebaseerde economie;
3
COM(2010) 2020 definitief, 3 maart 2010 6
-
Duurzame groei: voor een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met hulpbronnen wordt omgesprongen; Inclusieve groei: voor een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie.
Tabel A (bijlage bij het Samenwerkingsprogramma) schetst hoe de Europese doelstellingen zijn vertaald naar Nederland en België in de afzonderlijke Nationale Hervormingsprogramma’s (NHP) en welke uitdagingen nog moeten worden gerealiseerd. Verder heeft de Europese Commissie position papers opgesteld, met daarin voor elk land prioriteiten uitgewerkt voor de ontwikkeling van de programma’s voor de periode 2014-2020 in overeenstemming met de landenspecifieke uitdagingen. Nederland De Europese Commissie onderscheidt de volgende prioritaire aandachtspunten voor Nederland voor de programmeringsperiode 2014-2020: innovatievriendelijke bedrijfsomgeving, de arbeidsparticipatie verhogen via een betere werkgelegenheid en sociale integratie, een meer milieuvriendelijke en hulpbronefficiënte economie. Door zijn geografische ligging is Nederland sterk afhankelijk van samenwerking en contacten met rechtstreekse of regionale buurlanden. Om de problemen in tal van ontwikkelingsgebieden op een doeltreffende manier op te lossen en mogelijkheden te grijpen, moet grensoverschrijdend worden samengewerkt. Grensoverschrijdende maatregelen zijn toepasbaar voor innovatie en voor investeringen in een milieuvriendelijke en hulpbronefficiënte economie. Zo kunnen op transnationaal niveau maatregelen worden gecoördineerd, die erop zijn gericht de concurrentiekracht en het milieu te verbeteren (voornamelijk op het gebied van waterbeheer). Ook samenwerking op het gebied van arbeidsmarktintegratie en arbeidsparticipatie en grensoverschrijdende zorgverlening is relevant. België / Vlaanderen Voor België gelden volgens de Europese Commissie de volgende prioritaire aandachtspunten: versnellen van de overgang naar een kennisintensieve economie en verminderen van inputkosten, stimuleren van werkgelegenheid door gerichte activering en scholing, meer intergewestelijke samenwerking en de actieve inclusie van kwetsbare groepen, verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en vergroten van de energie-efficiëntie van de economie en het aandeel van hernieuwbare energie. Bij de aanpak van deze uitdagingen spelen grensoverschrijdende aspecten een grote rol en moet dus zoveel mogelijk worden gestreefd naar synergie door Europese territoriale samenwerking. Grensoverschrijdende acties zouden gericht moeten zijn op het bevorderen van bedrijfsinvesteringen in onderzoek en innovatie, product- en dienstenontwikkeling, technologie-overdracht, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, netwerken, clusters, open innovatie door middel van slimme specialisatie en het verwijderen van belemmeringen voor arbeidsmobiliteit.
7
Aansluiting bij relevant beleid in Vlaanderen en Nederland Zowel in het Vlaamse als het Nederlandse regeringsbeleid staan innovatie en duurzaamheid centraal. Vlaanderen wil tegen 2020 uitmunten als een economisch innovatieve, duurzame en sociaal warme 4 samenleving . Hieraan liggen het programma “Vlaanderen In Actie” (VIA) en het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) ten grondslag. Er zijn vier pijlers: Economie, Innovatie, Sociaal en Infrastructuur. De Slimme specialisatiestrategie (S3) voor Vlaanderen is de overkoepelende visie die bovengenoemde transformatie inpast in het Europese cohesie- en innovatiebeleid. 5
Nederland zet zich in voor een duurzame en vernieuwende economie . Met focus op toekomstgerichte groei en oog voor de internationale positie van bedrijven en belemmeringen voor ondernemers is versterking van het groeivermogen van de Nederlandse economie een kernpunt in het regeerakkoord. Hierbij geeft het Nederlandse topsectorenbeleid de specialisaties aan, verbijzonderd op regionaal niveau in de S3 voor Zuid-Nederland. Voor Zuid-Nederland betekenen deze keuzes dat extra ingezet wordt op innovatie in (crossovers van) de clusters high-tech systems and materials, chemie en agrofood – waar die laatste nauw verwant is aan een biobased economy. Beide landen besteden veel aandacht in het beleid aan verduurzaming, energietransitie en milieubescherming. De arbeidsmarkt, op het snijvlak van sociale dimensie (inclusie, demografie van vergrijzing en ontgroening) en economische impact (beschikbaarheid van voldoende en juist geschoold personeel) staat in beide lidstaten eveneens hoog op de agenda. Het Vlaamse en Nederlandse regeringsbeleid vertonen daarmee belangrijke parallellen.
SWOT-analyse van het grensgebied STERKTES
Centrale ligging in Noordwest- Europa Gemeenschappelijke taal Hoog opleidingsniveau van de bevolking in gedeelte regio
ZWAKTES
Gebrekkige aansluiting van onderwijs bij
Sterk ontwikkelde havenactiviteiten als centrum voor multimodale infrastructuur
Sterke economie met hoog BRP per inwoner en lage werkloosheid
Sterke industriële sector, met relatieve
specialisatie in (petro-) chemie, hightech industrie (micro-elektronica) en textiel Goede publieke kennispositie (microelektronica, life sciences), met name op hightech gebied aansluitend bij industrie en hoog aantal banen in O&I Aansluitende beleidsvisies in Vlaanderen en Nederland
vraag bedrijfsleven (met name tekort aan technisch geschoold personeel) Beperkte arbeidsmobiliteit binnen en tussen Nederland en Vlaanderen Grensoverschrijdende infrastructuur (wegen, rail) suboptimaal; wegen congestiegevoelig Hoog loon(kosten)niveau Relatief kleine dienstensector (financiële diensten en ICT) Hoge energie-intensiteit Hoge milieudruk Beperkte samenwerking tussen NL en Vlaanderen op bedrijfs- en beleidsniveau
4
Vlaanderen in Actie; Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2009-2014
5
Regeringsverklaring, 13 november 2012 8
KANSEN
(Verdere) verhoging opleidingsniveau Uitbouw van de havenposities Innovatie, bijvoorbeeld door combinatie
van sterktes uit NL en Vlaanderen (onder andere logistiek, micro/nanoelectronica, chemie/materialen) en door crossovers tussen sectoren Combinatie sterktes met maatschappelijke uitdagingen (milieu, healthy ageing): bijvoorbeeld biobased economy, duurzame energie, healthcare
BEDREIGINGEN
Vergrijzing en ontgroening van de
bevolking Economische crisis en wegvallen investeringscapaciteit Opkomst regio’s buiten Europa en op peil houden concurrentiekracht Afhankelijkheid van fossiele grondstoffen Afhankelijkheid van niet-hernieuwbare energiebronnen Verdere verslechtering milieusituatie
Tabel B SWOT-analyse van het grensgebied bron: Gebiedsanalyse Grensregio Vlaanderen-Nederland (Technopolis, 2013)
Samenhang tussen Europese, nationale en regionale beleidsopgaven en strategieën De uitdagingen zoals die op Europees niveau worden onderscheiden, doen zich ook in sterke mate gelden in de Grensregio Vlaanderen-Nederland. De verwezenlijking van de EU2020-doelen vraagt om nationale en regionale bijdragen. In haar position papers voor Nederland en België heeft de Europese Commissie financieringsprioriteiten geformuleerd voor de beleidsinzet van beide lidstaten. In het kader van de Nationale Hervormingsprogramma’s, met inbegrip van het Vlaamse Hervormingsprogramma, geven de lidstaten invulling aan de landenspecifieke aanbevelingen en de doelen van de EU2020strategie. De voor Nederland en België geformuleerde prioriteiten zijn zeker ook van toepassing op de Grensregio Vlaanderen-Nederland. De selectie van thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten zoals opgenomen in het SP sluit rechtstreeks aan bij de Europese doelen voor de periode tot 2020 en, in het verlengde daarvan, bij de prioriteiten uit de position papers en de landenspecifieke aanbevelingen. Daarnaast geldt dat de programmastrategie direct aansluit bij de uitkomsten van de gebiedsanalyse en SWOT-analyse, zoals die hiervoor samenvattend zijn beschreven. De programmastrategie is gericht op uitdagingen en kansen die naar voren zijn gekomen uit de analyse van de actuele situatie van het Vlaams-Nederlandse grensgebied. Door de keuze voor die investeringsprioriteiten, die enerzijds passen binnen de inhoudelijke kaders zoals geformuleerd op Europees en nationaal niveau en anderzijds direct relevant zijn voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland, is het programma gelijk gericht met de Europese EU2020strategie. De resultaten van alle te selecteren projecten dragen bij aan de realisatie van de EU2020strategie, zoals de Europese uitdagingen zich in de Grensregio manifesteren. Binnen de (budgettaire) capaciteiten van het programma kiest de Grensregio niet voor grootschalige uitrol of het wegwerken van knelpunten op het vlak van multimodale ontsluitingsinfrastructuur, maar wordt ingezet op het initiëren en stimuleren om ontwikkeling in de gewenste richtingen aan te wakkeren. Uit de SWOT-analyse blijkt onder andere het belang van havenactiviteiten en de uitbouw van de havenposities. De regio heeft een goede uitgangspositie op onder andere (duurzame) logistiek,
9
biobased economy, en (duurzame) chemie en materialen, gebieden die om functionele redenen veelal sterk vertegenwoordigd zijn in havengebieden en hun plek hebben in de Vlaamse en ZuidNederlandse slimme specialisatiestrategieën. Deze domeinen en sectoren krijgen via de gidsprincipes een duidelijke voorkeur in de op innovatie gerichte thematische doelstelling 1, doch samen met de andere aandachtsvelden uit de Vlaamse en Nederlandse slimme specialisatiestrategieën zoals energie, life sciences en gezondheid, agrofood en nano- en micro-elektronica. Havenbesturen, bedrijven in de havengebieden en logistieke faciliteiten in die havengebieden gelden als belangrijke doelgroepen, net als de publieke en private dragers van economische groei in andere belangrijke logistieke of kennishubs. Ongeacht het gegeven dat de havens en de daaraan gelieerde industrie een relevante doelgroep vormt voor het programma, juist omdat uit de SWOT-analyse hun belang blijkt, wil het programma ook een voldoende afbakening formuleren ten opzichte van het Interreg ‘Twee Zeeën’ programma, waarvan het programmagebied dat van Interreg Vlaanderen-Nederland deels overlapt. Het ‘Twee Zeeën’ programma kiest uitdrukkelijk voor de maritieme dimensie in projecten. Om voldoende complementariteit, afbakening en onderscheidend vermogen te bewerkstelligen staan de landinwaartse ontsluiting, de (deels ook aan de havens gelieerde) slimme specialisaties, topsectoren en innovatieknooppunten meer centraal in Interreg Vlaanderen-Nederland. Er wordt daarmee niet uitgesloten, maar wel gefocust.
1.1.2
Verantwoording van de keuze van de thematische doelstellingen en bijbehorende investeringsprioriteiten
Tabel 1: Gekozen thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten Thematische doelstelling Thematische
Investeringsprioriteit 1a Verbetering van de
Onderbouwing van de keuze van thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten •
Europa beveelt versnelling van de overgang naar een meer
doelstelling 1:
infrastructuur voor onderzoek en
kennisintensieve economie aan.
Versterking van
innovatie (O&I) en van de
onderzoek,
capaciteiten voor de
technologische
ontwikkeling van topprestaties
ontwikkeling en
op dit gebied, en bevordering
innovatie
van kenniscentra, met name van
inzet op verhoging aandeel BBP besteed aan onderzoek en
die van Europees belang
ontwikkeling.
•
Europa uit als punten van zorg de lage private O&O uitgaven van het bedrijfsleven en beschikbaarheid van financiering voor risicovolle innovatieprojecten.
•
•
In Nationale en Vlaamse Hervormingsprogramma’s (NHP)
Belang van versterken van kansrijke sectoren zoals geïdentificeerd in de Slimme specialisatiestrategieën, en crossovers.
1b Bevordering van
De onderbouwing onder 1a is onverkort van toepassing op 1b, met
bedrijfsinvesteringen in O&I, en
aanvulling:
het ontwikkelen van verbanden
•
Innovatie-Unie daagt lidstaten uit in O&I-beleid meer nadruk te
en synergieën tussen bedrijven,
leggen op het zoeken van (innovatieve) oplossingen voor
O&I-centra en hoger onderwijs,
grote maatschappelijke uitdagingen, met betrokkenheid van
in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de
bedrijfsleven en specifiek KMO/MKB (Small Business Act). •
Europa vraagt in haar position papers aandacht voor het
overdracht van technologie,
stimuleren van de band tussen wetenschap en bedrijfsleven
sociale innovatie en
(NL), en voor stimulans aan de concurrentie in de retailsector
toepassingen voor
(B). 10
Thematische doelstelling
Investeringsprioriteit
Onderbouwing van de keuze van thematische doelstellingen en investeringsprioriteiten
overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle product-validatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën
4b Het bevorderen van energie-
•
Kyoto-doelstellingen.
doelstelling 4:
efficiëntie en het gebruik van
•
Vermindering uitstoot broeikasgassen, verhoging energie-
Steun voor de
hernieuwbare energie in
efficiëntie economie en verhogen aandeel energie afkomstig
overgang naar
bedrijven
uit hernieuwbare bronnen zijn prioritaire aandachtspunten in
Thematische
een
beide landenspecifieke aanbevelingen. •
koolstofarme
Doelstelling van België / Nederland vanuit Europa 2020
economie in alle
strategie om tegen 2020 CO2 reductie met 15% / 20% te
bedrijfstakken
realiseren, energie-efficiëntie met 18% / 16% te doen toenemen en aandeel hernieuwbare energie te verwerven van 13% / 14% van de totale energie.
4c Het ondersteunen van energie-
4f
De onderbouwing onder investeringsprioriteit 4b is onverkort van
efficiëntie en het gebruik van
toepassing op investeringsprioriteit 4c, met verbijzondering:
hernieuwbare energie in
•
Deze investeringsprioriteit richt zich – binnen voornoemde
openbare infrastructuur,
motivering – op doelgroep openbare infrastructuur en de
waaronder openbare gebouwen
woningbouwsector. Daarbij vervult de overheid een
en in de woningbouwsector
voorbeeldrol.
Promotie van onderzoek,
De onderbouwing onder investeringsprioriteit 4b is onverkort van
innovatie en adoptie van CO2-
toepassing op investeringsprioriteit 4f, met verbijzondering:
arme technologieën
•
Deze investeringsprioriteit richt zich – binnen voornoemde motivering– op onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën, door ontwikkeling van nieuwe technologieën en demonstratieprojecten voor eerste toepassing.
11
Thematische
6d Het beschermen en herstellen
•
Kerninitiatief ‘Efficiënte omgang met hulpbronnen’ onder de
doelstelling 6:
van de biodiversiteit,
EU2020-strategie en de Europese biodiversiteitsstrategie
Bescherming
bodembescherming en –herstel
2020. Ecologische rijkdommen dienen te worden beschermd
van het milieu en
en het bevorderen van
en de milieueffecten van het gebruik van hulpbronnen te
bevordering van
ecosysteemdiensten (met
worden beperkt.
efficiënte
inbegrip van Natura 2000 en
omgang met
groene infrastructuur)
•
Grensregio Vlaanderen-Nederland kent specifieke problemen met betrekking tot onder andere luchtkwaliteit,
hulpbronnen
geluidsoverlast en waterkwaliteit. •
Biodiversiteit en milieu staan onder druk in de gebieden met hoge concentratie aan economische activiteiten.
Thematische
6f
Het bevorderen van innovatieve
•
Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen in beide
doelstelling 6:
technologieën voor het
Bescherming
verbeteren van
van het milieu en
milieubescherming en het
bevordering van
efficiënt omgaan met
voor het behoud en versterken van bedrijvigheid.
efficiënte
hulpbronnen in de afvalsector,
Aandachtspunten zijn efficiënt gebruik van grondstoffen,
omgang met
de watersector,
reductie van de afvalproductie en de daaraan verbonden
hulpbronnen
bodembescherming of om luchtvervuiling te verminderen
position papers prioritair. Daarvoor zijn nieuwe technologieën en innovaties van belang •
Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen is belangrijk
milieudruk •
Betrokkenheid MKB/KMO’s bij zoeken naar innovatieve toepassingen voor van hulpbronnenefficiëntie blijft achter (Flash Eurobarometer enquête 2012)
6g Het ondersteunen van de
•
Doelstelling verminderen van energiegebruik door nastreven
industriële transitie naar een
van minstens 20% meer energie-efficiëntie: nationale
resource-efficiënte economie en
doelstelling Nederland 16%, voor België 18%.
het bevorderen van groene groei
•
Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen in beide position papers prioritair. Daarvoor zijn nieuwe technologieën en innovaties van belang
•
Betrokkenheid MKB/KMO’s bij zoeken naar innovatieve toepassingen voor hulpbronefficiëntie blijft achter (Flash Eurobarometer enquête 2012)
Thematische
8e
Integratie van
•
Europees kerninitiatief “Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen”
doelstelling 8:
grensoverschrijdende
Bevordering van
arbeidsmarkten, met inbegrip
werkgelegenheid
van grensoverschrijdende
Hervormingsprogramma’s: verhogen aandeel in de
en
mobiliteit, gezamenlijke lokale
leeftijdscategorie 20-64 aan het werk
ondersteuning
werkgelegenheidsinitiatieven en
van
gezamenlijke opleiding
arbeidsmobiliteit
•
•
Aansluiting bij Nationale en Vlaamse
Knelpunten op gebied van arbeidsmobiliteit, tekort aan technisch geschoold personeel, sluiting grote werkgevers
•
Aansluiting bij Nederlands Techniekpact
•
Kansen in grensoverschrijdend ontsluiten vacatures, beschikbaarheid juiste opleidingen en -faciliteiten en grensoverschrijdende erkenning competenties.
12
Per thematische doelstelling en voor Technische Bijstand worden afzonderlijke prioritaire assen benoemd, wat leidt tot een SP dat bestaat uit vijf prioritaire assen: → Prioritaire as 1 Slimme groei → Prioritaire as 2 Duurzame groei – energie → Prioritaire as 3 Duurzame groei – milieu en hulpbronnen → Prioritaire as 4 Inclusieve groei → Prioritaire as 5 Technische bijstand
1.2
Verantwoording van de allocatie van financiële middelen
Prioritaire as
Thematische
Investeringsprioriteit
1. Slimme groei
EFRO-bijdrage (in €)
doelstelling 1. Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie 1a
€ 61.030.234,00 (40%)
1b 2. Duurzame groei
4. Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
– energie
4b
€ 33.566.628,70 (22%)
4c 4f
3. Duurzame groei – milieu en
6. Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen
hulpbronnen
€ 33.566.628,70 (22%)
6d 6f 6g
4. Inclusieve groei
8. Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit 8e
5. Technische Bijstand
niet van toepassing
€ 15.257.588,50 (10%) € 9.154.535,10 (6%)
Deze verdeling is tot stand gekomen op basis van de volgende punten: o de duiding van noden en kansen in de gebiedsanalyse, o evenwichtige benadering van innovatie en duurzaamheid in aansluiting op de position papers van de Europese Commissie voor België en Nederland, o de investeringsprioriteiten onder thematische doelstellingen 4 en 6 (met uitzondering van 6d) kennen een sterke innovatie-gerichte inhoud, waarmee het aandeel voor innovatie dus effectief beduidend groter is dan enkel de financiële allocatie naar thematische doelstelling 1, o relatief geringere ruimte voor milieu/natuur, echter wel fysieke projecten die gemiddeld grotere omvang zullen hebben, o gering budget voor arbeidsmarktmaatregelen om beperkt en additioneel plaats te bieden aan initiatieven die versterking bieden voor de arbeidsmarkt, o technische bijstand conform maximum uit de regelgeving.
13
Tabel 2: Overzicht van de programma-investeringsstrategie NB: Tabel wordt automatisch gegenereerd door het SFC op basis van de ingevoerde informatie in de andere onderdelen van het OP. Prioritaire as
Thematische
Investerings-
doelstelling
prioriteit
Specifieke
Resultaatindicatoren
doelstellingen in
EFRO-bijdrage
Aandeel van de steun van de Europese
(in €)
Unie aan het Operationeel Programma
overeenstemming
(per fonds)
met investerings-
EFRO
ENI
IPA
(par. 1.2)
(par. 1.2)
(par. 1.2)
prioriteiten Op basis van invoer
(par. 1.1)
(par. 1.1)
(hoofdstuk 2)
(hoofdstuk 2)
(par 1.2)
in SFC (par.1.1)
14
2.
Prioritaire assen
2.A
Beschrijving van de prioritaire assen
2.A.0
Verantwoording van het dekken van twee thematische doelstellingen in één prioriteit
Niet van toepassing.
15
Prioritaire as 1
Thema 1: Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie
ID Titel
Prioriteit 1 Slimme groei
De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide
NVT
Fonds
EFRO
NVT
NVT
NVT
16
2.A.1 (1)
Investeringsprioriteit 1.1
Investeringsprioriteit
1A Verbetering van de infrastructuur voor onderzoek en innovatie (O&I) en van de capaciteiten voor de ontwikkeling van topprestaties op dit gebied, en bevordering van kenniscentra, met name van die van Europees belang.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling 6
Stimulering van industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling door uitbreiding van de onderzoeksinfrastructuur bij private en publieke kennisinstellingen en door het leggen van verbindingen tussen kennisinstellingen. Beoogd resultaat De Grensregio heeft sterke uitgangspunten om door middel van innovatie de economische concurrentiepositie te verbeteren. Aangrijpingspunten voor grensoverschrijdende ontwikkeling zijn benoemd in de valorisatie van de sterke kennispositie. Kansen zijn gelegen in de beschikbaarheid van onderzoeksfaciliteiten die mede toegankelijk zijn voor het bedrijfsleven, in vraaggerichte clusters van kennisinstellingen en in de stap tot innovatieve ontwikkeling van producten / diensten / processen. Deze investeringsprioriteit richt zich primair op de dimensie van de kennisinstellingen. Door te investeren in faciliteiten en samenwerking over de grens heen, gericht op de behoeften van het bedrijfsleven, worden meer en betere randvoorwaarden gecreëerd voor daadwerkelijke innovaties 7 in het bedrijfsleven. Hierbij richt het programma zich sterk op betrokkenheid van MKB/KMO en sluit het programma aan bij de Slimme specialisatiestrategieën voor Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB.
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde
Bron
(2023) RI 1
O&O-uitgaven in de
%
0.36%
2009
0,44%
publieke sector
Rapporteringsfrequentie
Regional
tweejaarlijks
Innovation Scoreboard (Eurostat)
Tabel 3.1: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 1.1
6
Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008.
7
In het hele Samenwerkingsprogramma wordt ‘MKB/KMO’ gebruikt conform de Europese definitie (2003/361/EG). 17
2.A.2.1 (1)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Het programma zet in op het grensoverschrijdend versterken en uitbouwen van de onderzoeks- en kennisinfrastructuur. Hierbij gaat het met name om de uitbreiding of oprichting van kenniscentra en het creëren van gedeelde (‘open access’) onderzoeksfaciliteiten. Hierbij gaat prioriteit uit naar projecten die bijdragen aan een verdere ontwikkeling en versterking van de sectoren die in de Zuid-Nederlandse en Vlaamse Slimme specialisatiestrategieën, inclusief het NIB, zijn aangeduid als belangrijke economische sectoren, en cross-sectorale verbindingen daartussen. Het programma zet in op projecten die vraaggericht zijn, oftewel projecten die nauw aansluiten op actuele behoeften van het bedrijfsleven. Beoogd wordt dat ondernemingen dan ook direct en actief betrokken zullen zijn bij de projectuitvoering. Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: vraaggerichte samenwerking tussen technologische centra aan beide zijden van de grens bouwen en exploiteren van gedeelde onderzoeksinfrastructuur proeftuinen / living labs grensoverschrijdende kennisnetwerken en kennisplatforms door samenwerking van kennisinstellingen onderling open innovatienetwerken en open innovatie onderzoeksprogramma’s Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Publieke kennisinstellingen → Private kennisinstellingen 8 → Intermediaire organisaties
2.A.2.2 (1)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: Het programma hanteert een getrapt systeem voor projectselectie. Als eerste stap worden open oproepen voor projectaanmeldingen gelanceerd. Projectaanmeldingen die prioritair bevonden worden, kunnen vervolgens uitgewerkt worden tot volwaardige projectaanvragen waaraan goedkeuring verleend kan worden. Selectiecriteria
8
Zoals de Innovatiecentra, regionale / provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, etc. 18
Zowel projectaanmelding als projectaanvraag worden getoetst aan de hand van drie soorten selectiecriteria, die per aanmeldingsoproep aangepast kunnen worden: → Ontvankelijkheidscriteria (o.a. gebaseerd op de horizontale principes en op artikel 12 van de verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad): aanvragen of aanmeldingen die hieraan niet voldoen, worden niet verder in behandeling genomen. → Technische criteria: projecten dienen binnen de programmaregelgeving te passen. → Inhoudelijke criteria: hiermee wordt sturing gegeven aan het programma. Ook dient er sprake te zijn van een geïntegreerde uitvoering van het project en structurering van de samenwerking. De inhoudelijke criteria zorgen dus voor de sturing bij de selectie van projecten door het Comité van Toezicht. Bij de formulering van die criteria zal het Comité van Toezicht volgende principes als uitgangspunt nemen: Bij de selectie van projecten worden aanvragen getoetst aan de context van het Interreg-programma door de grensoverschrijdende meerwaarde te bekijken, alsook de mate waarin de projectaanvraag inspeelt op een probleemstelling of opportuniteit voor het programmagebied. Daarnaast is de inpasbaarheid van het project binnen een specifieke doelstelling van het Samenwerkingsprogramma belangrijk. Concreet wordt hierbij sterk rekening gehouden met de inhoudelijke aansluiting bij het beoogd resultaat, de potentiële invloed op de resultaatsindicator(en) en de bijdrage aan de outputindicatoren van die specifieke doelstelling. Daarnaast wordt er bij projectselectie ook rekening gehouden met de inhoudelijke en financiële coherentie van de aanvragen, alsook met de competenties van het projectpartnerschap. Tot slot neemt het Comité van Toezicht ook de bijdrage van het project aan de uitstraling van het programma en van Europa in het algemeen mee in overweging. Voor de selectie van projecten binnen de specifieke doelstelling ‘Stimulering van industrieel onderzoek
en experimentele ontwikkeling door uitbreiding van de onderzoeksinfrastructuur bij private en publieke kennisinstellingen en door het leggen van verbindingen tussen kennisinstellingen’ gelden bijkomend volgende gidsprincipes:
→ Projecten stimuleren industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten sluiten aan op de Slimme specialisatiestrategieën van Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB → De investeringen dragen bij aan de creatie van complementaire grensoverschrijdende meerwaarde. → Investeringen kunnen bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van investeringsprioriteiten 1b, 4f en 6f.
2.A.2.3 (1)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing
2.A.2.4 (1)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing
19
2.A.2.5 (1)
Outputindicatoren
ID
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
CO
Aantal
organisaties
eigen registratie op
jaarlijks
42
onderzoeksinstellingen
basis van opgave
dat deelneemt in
begunstigden
(2023) 75
grensoverschrijdende, transnationale of interregionale onderzoeksprojecten m2
1.500 m2
PSI
Oppervlakte ingerichte
1
of verbeterde
basis van opgave
onderzoeksinfrastructuur
begunstigden proeftuinfaciliteiten
20
eigen registratie op
PSI
Aantal nieuwe of
2
verbeterde proeftuin-
eigen registratie op basis van opgave
faciliteiten
begunstigden
jaarlijks
jaarlijks
Tabel 4.1: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 1.1
20
2.A.1 (2)
Investeringsprioriteit 1.2
Investeringsprioriteit
1B Bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, en het ontwikkelen van verbanden en synergieën tussen bedrijven, O&I-centra en hoger onderwijs, in het bijzonder de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie en toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie, ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle product-validatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie in sleuteltechnologieën en verspreiding van universeel inzetbare technologieën.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Innovatie van producten / diensten / toepassingen / processen, in de vorm van industrieel onderzoek 9 en experimentele ontwikkeling , door samenwerking tussen bedrijven onderling en van bedrijven met O&I-centra en kennisinstellingen. Beoogd resultaat In aanvulling op investeringsprioriteit 1.1 richt het programma zich met deze investeringsprioriteit op de dimensies van innovatie die gelegen zijn bij initiatieven in het bedrijfsleven. De gebiedsanalyse duidt op de sterke positie van de Grensregio door de aanwezigheid van veel kennisinstellingen en 10 bedrijfsleven. De tussentijdse evaluatie wijst uit dat innovatieve interdisciplinaire projecten in (publiek-private) samenwerking het meest effectief zijn in het versterken van de economische structuur in de Grensregio. Zowel België als Nederland benadrukken in hun partnerschapsovereenkomsten het belang van sleuteltechnologieën (Key Enabling Technologies). Door stimulansen beschikbaar te stellen voor grensoverschrijdende samenwerking tussen bedrijven en innovatieclusters wordt op deze conclusie voortgebouwd. Door steun aan – primair – daadwerkelijke ontwikkelprojecten door ondernemingen, draagt het programma direct bij aan meer valorisatie van kennis door innovatie van nieuwe producten / diensten / toepassingen / processen en versterkt zo het bedrijfsleven in de Grensregio.
9
Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008.
10
Ecorys / IDEA Consult, 25 oktober 2011 21
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde
Bron
(2023) RI 2
Percentage
%
68%
2010
71%
Rapporteringsfrequentie
Regional
MKB/KMO dat
Innovation
product- of
Scoreboard
procesinnovaties
(Eurostat)
tweejaarlijks
introduceert Tabel 3.2: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 1.2
2.A.2.1. (2)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: kennisvouchers waarmee ondernemers kennis inkopen bij kennisinstellingen marktgerichte samenwerking in innovatietrajecten / ontwikkeling van nieuwe producten – diensten – toepassingen – processen verkenningen naar haalbaarheid en nieuwe product-markt-combinaties bij samenwerkende MKB/KMO’s opzet van (samenwerking tussen) vraaggerichte innovatieclusters, bestaande uit samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en (semi-)overheid rond sleuteltechnologieën (Key Enabling Technologies) Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder MKB/KMO → Intermediaire organisaties → Kennisinstellingen 2.A.2.2 (2)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes: 22
→ Projecten omvatten industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten omvatten samenwerking van MKB/KMO onderling en/of met andere ondernemingen en/of met kennis- en onderzoeksinstellingen → Projecten sluiten aan op de Slimme specialisatiestrategieën van Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB , alsmede de Key Enabling Technologies (KET’s). 2.A.2.3 (2)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing 2.A.2.4 (2)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing 2.A.2.5 (2)
Outputindicatoren
ID
Outputindicator
Meeteenheid
CO01
Aantal ondernemingen dat steun
ondernemingen
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) 1.570
ontvangt
registratie op basis van opgave begunstigden
CO02
Aantal ondernemingen dat subsidie
ondernemingen
630
ontvangt
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
CO04
Aantal ondernemingen dat niet-
Ondernemingen
940
financiële steun ontvangt
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
CO06
Particuliere investeringen voor gelijke
euro
€ 7.875.000
eigen
delen als overheidssteun voor
registratie op
ondernemingen (subsidies)
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden CO26
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
470
eigen
samenwerkt met
registratie op
onderzoeksinstellingen
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden CO27
Particuliere investeringen voor gelijke
euro
€ 5.500.000
eigen
delen als overheidssteun voor
registratie op
innovatie of O&O-projecten
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden 23
CO28
Aantal ondernemingen dat steun
ondernemingen
80
eigen
ontvangt met het oog op producten die
registratie op
nieuw voor de markt zijn
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden CO29
Aantal ondernemingen dat steun
ondernemingen
160
eigen
ontvangt met het oog op producten die
registratie op
nieuw voor de onderneming zijn
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden CO41
Aantal ondernemingen dat deelneemt
ondernemingen
1.100
eigen
in grensoverschrijdende
registratie op
onderzoeksprojecten
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden PSI 3
Aantal ondersteunde innovatiegerichte
samenwerkings-
samenwerkingstrajecten tussen
trajecten
45
eigen
Jaarlijks
registratie op
ondernemingen onderling
basis van opgave begunstigden
PSI 4
Aantal ondersteunde demonstraties
Demonstraties en
en pilots
pilots
120
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
PSI12
Aantal KMO/MKB-ondernemingen
KMO/MKB-
dat steun ontvangt
ondernemingen
1.260
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgaven begunstigden
Tabel 4.2: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 1.2
24
2.A.3 (prioriteit 1)
Prioritaire as
Prestatiekader
Indicator type
Indicator ID
Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat)
Meeteenheid
Mijlpaal 2018
Finaal doel (2023)
Databron
1
Output
PI 1
Aantal kennisinstellingen (1A) en ondernemingen (1B) dat deelneemt in afgeronde grensoverschrijdende onderzoeksprojecten (conform CI 41 + CI 42)
Kennisinstellingen en ondernemingen
60
1.175
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
1
key implementation step
PI 1
Aantal kennisinstellingen (1A) en ondernemingen (1B) dat deelneemt in gestarte grensoverschrijdende onderzoeksprojecten (conform CI 41 + CI 42)
Kennisinstellingen en ondernemingen
145
1.175
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
1
Financieel
PI 7
Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie
euro
14.894.380,00 122.060.468,00
SFC / eigen registratie
Toelichting relevantie (indien van toepassing) De gehele prioritaire as 1 is gericht op innovatiegerichte samenwerking. Deze indicator dekt, met de optelling van CO 41 + CO 42 alle acties. De gehele prioritaire as 1 is gericht op innovatiegerichte samenwerking. Deze indicator dekt, met de optelling van CO 41 + CO 42 alle acties. Geeft goede uiting aan voortgang van het programma en aan de multiplier.
Tabel 5.1 Prestatiekader
25
2.A.4 (prioriteit 1)
Categorisering
Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie
Tabel 6.1
prioritaire as code
bedrag
1
056
1
057
Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor kmo’s die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor grote bedrijven die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie
1
058
Infrastructuur voor onderzoek en innovatie (met overheidssteun)
1
059
1
060
1
061
1
062
Onderzoek en innovatie in particuliere onderzoekscentra, met inbegrip van netwerkvorming Technologieoverdrachten samenwerking tussen universiteiten en bedrijven die voornamelijk ten goede komen aan kmo’s.
1
063
Clusterondersteuning en bedrijvennetwerken die voornamelijk ten goede komen aan kmo’s.
1
064
1
067
Infrastructuur voor onderzoek en innovatie (particulier, met inbegrip van wetenschapsparken) Onderzoek en innovatie in openbare onderzoekscentra en kenniscentra, met inbegrip van netwerkvorming
Onderzoeks- en innovatieprocessen in kmo’s (met inbegrip van voucherprogramma’s, processen, design , diensten en sociale innovatie) Zakelijke ontwikkeling van kmo’s ondersteuning van ondernemerschap en incubatie (met inbegrip van ondersteuning voor spin-offs en spin-outs)
€ 1.525.755,83 € 12.206.046.81 € 12.206.046.81 € 4.577.267,55 € 4.577.267,55 € 6.103.023,40 € 4.577.267,55 € 6.103.023,41 € 3.051.511,70
Dimensie 2 – vorm van de steun
Tabel 7.1
prioritaire as code 1
€ 6.103.023,39
01
Bedrag Niet-terugvorderbare steun
€ 61.030.234,00
Dimensie 3 – territoriale dimensie
Tabel 8.1
prioritaire as code
Bedrag
1
01
Grote stedelijke gebieden
€ 51.875.698,97
1
02
Kleine stedelijke gebieden
€ 9.154.535,11
Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen
Tabel 9.1
prioritaire as code 1
07
Bedrag niet van toepassing
2.A.5 (prioriteit 1)
€ 61.030.234,00
Gebruik van technische bijstand in de prioriteit
Niet van toepassing.
26
Prioritaire as 2
Thema 4: Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
ID Titel
Prioriteit 2 Duurzame groei – energie
De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide
NVT
Fonds
EFRO
NVT
NVT
NVT
27
2.A.1 (3)
Investeringsprioriteit 2.1
Investeringsprioriteit
4B Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in bedrijven.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in bedrijven, door demonstratie van toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken. Beoogd resultaat 11
Uit de cijfers ten aanzien van de Europa2020-indicatoren blijkt dat beide lidstaten vooralsnog achter blijven bij de doelstellingen. Innovatieve technieken kunnen de overgang naar een koolstofarme economie bevorderen. In de programmaperiode 2007-2013 is vanuit verschillende programma’s 12 (waaronder EFRO-programma’s ) steun verleend aan innovatie van nieuwe technologieën voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Naast het voortzetten van steun voor innovatie (zie investeringsprioriteiten 2.3 en 3.2) biedt het programma steun aan eerste toepassing. Het programma zet echter niet in op financiering van grootschalige uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Grensoverschrijdende activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden ervan toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. De programmapartners delen de overtuiging dat bij een hogere bekendheid met koolstofarme technologieën, meer maatregelen daadwerkelijk zullen worden geïmplementeerd in de vorm van uitrol van koolstofarme technieken. Door het uitlokken van meer investeringen, daalt het energieverbruik van fossiele bronnen en stijgt het verbruiksaandeel van hernieuwbare energie in bedrijfsgebouwen. Daardoor zal de emissie van koolstofdioxide dalen. Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
RI 3
energieverbruik
toe/mdw=
1,63
per medewerker
Basis
Streefwaarde
jaar
(2023)
2010
1,68
Bron
Rapporteringsfrequentie
World
data komen
ton olie-equivalent
Energy
iedere 10 jaar
per medewerker
Council
beschikbaar, in 2020 weer
Tabel 3.3: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 2.1
11
Zie hoofdstuk 1.
12
Zie de tussentijdse evaluatie (Ecorys / IDEA Consult, 25 oktober 2011) en bijvoorbeeld getijdeenergie (OP Zuid-Nederland 2007-2013). 28
2.A.2.1 (3)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: investeringen voor kleinschalige demonstraties, pilotprojecten van toepassing van energieefficiënte en/of hernieuwbare energie-technologieën in bedrijven stimuleren van energieclustering, oftewel alle vormen van samenwerking tussen bedrijven om de uitwisseling van energie en reststromen te stimuleren inzicht bieden aan ondernemers in de mogelijkheden voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen en het bieden van begeleiding bij implementatie van aanpassingen kennismakingstrajecten met nieuwe technologieën voor MKB/KMO haalbaarheidsonderzoeken voor MKB/KMO inzake omschakeling naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder MKB/KMO → Overheden → Intermediaire organisaties 2.A.2.2 (3)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes: → Projecten omvatten demonstraties in bedrijven. → Projecten zijn gericht op energie-efficiëntie en/of hernieuwbare energie. → Projecten omvatten toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken.
2.A.2.3 (3)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing
29
2.A.2.4 (3)
Beoogd gebruik van majeu re projecten
Niet van toepassing
2.A.2.5 (3) ID
Outputindicatoren
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) CO01
Aantal ondernemingen dat
Ondernemingen
140
steun ontvangt
registratie op basis van opgave begunstigden
CO02
Aantal ondernemingen dat
Ondernemingen
15
subsidie ontvangt
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
CO04
Aantal ondernemingen dat niet-
ondernemingen
125
financiële steun ontvangt
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
CO06
Particuliere investeringen voor
euro
€ 375.000
eigen
gelijke delen als
registratie op
overheidssteun voor
basis van
ondernemingen (subsidies)
opgave
Jaarlijks
begunstigden PSI 4
Aantal ondersteunde
Demonstraties en pilots
55
demonstraties en pilots
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
PSI 6
Aantal organisaties dat in een
organisaties
1.375
eigen
demonstratie / pilot kennis
registratie op
neemt van nieuwe technieken
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden PSI12
Aantal KMO/MKB-
KMO/MKB-ondernemingen
115
eigen
ondernemingen dat steun
registratie op
ontvangt
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden Tabel 4.3: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 2.1
30
2.A.1 (4)
Investeringsprioriteit 2.2
Investeringsprioriteit
4C Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur, waaronder openbare gebouwen en in de woningbouwsector.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur en woningbouwsector, door demonstratie van toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken.
Beoogd resultaat 13
Uit de cijfers ten aanzien van de Europa2020-indicatoren blijkt dat beide lidstaten vooralsnog achter blijven bij de doelstellingen. Innovatieve technieken kunnen de overgang naar een koolstofarme economie bevorderen. In de programmaperiode 2007-2013 is vanuit verschillende programma’s 14 (waaronder EFRO-programma’s ) steun verleend aan innovatie van nieuwe technologieën voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Naast het voortzetten van steun voor innovatie (zie investeringsprioriteiten 2.3 en 3.2) biedt het programma steun aan eerste toepassing. Het programma zet echter niet in op financiering van grootschalige uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Grensoverschrijdende activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden ervan toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. De programmapartners delen de overtuiging dat bij een hogere bekendheid met koolstofarme technologieën, meer maatregelen daadwerkelijk zullen worden geïmplementeerd in de vorm van uitrol van koolstofarme technieken. Door het uitlokken van meer investeringen, daalt het energieverbruik van fossiele bronnen en stijgt het verbruiksaandeel van hernieuwbare energie in openbare gebouwen en woningen. Daardoor zal de emissie van koolstofdioxide dalen.
13
Zie hoofdstuk 1.
14
Zie de tussentijdse evaluatie (Ecorys / IDEA Consult, 25 oktober 2011) en bijvoorbeeld getijdeenergie (OP Zuid-Nederland 2007-2013). 31
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
RI 3
energieverbruik per
toe/mdw=
1,63
2010
medewerker
Streefwaarde
Bron
(2023) 1,68
Rapporteringsfrequentie
World
data komen
ton olie-
Energy
iedere 10 jaar
equivalent
Council
beschikbaar, in
per
2020 weer
medewerker Tabel 3.4: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 2.2
2.A.2.1 (4)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: investeringen voor kleinschalige demonstraties, pilotprojecten van toepassing van energieefficiënte en/of hernieuwbare energie-technologieën in openbare infrastructuur inzicht bieden aan eigenaren in de mogelijkheden voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen en het bieden van begeleiding bij implementatie van aanpassingen kennismakingstrajecten met nieuwe technologieën voor eigenaren en/of gebruikers haalbaarheidsonderzoeken inzake omschakeling naar het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in openbare infrastructuur opleidingstrajecten voor MKB/KMO uit de woningbouwsector rond energie-efficiënt bouwen en verbouwen met nieuwe technieken en materialen Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Overheden → Intermediaire organisaties
2.A.2.2 (4)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes:
32
→ Projecten omvatten demonstraties in openbare infrastructuur, waaronder openbare gebouwen en in de woningbouwsector. → Projecten zijn gericht op energie-efficiëntie en/of hernieuwbare energie. → Projecten omvatten toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken.
2.A.2.3 (4)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing 2.A.2.4 (4)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing 2.A.2.5 (4) ID
Outputindicatoren
Outputindicator15
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) PSI 4
Aantal ondersteunde
Demonstraties en pilots
55
demonstraties en pilots
registratie op basis van opgave begunstigden
PSI 6
Aantal organisaties dat in een
organisaties
1.375
eigen
demonstratie / pilot kennis
registratie op
neemt van nieuwe technieken
basis van
jaarlijks
opgave begunstigden Tabel 4.4: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 2.2
15
Nota bene: bij investeringsprioriteit 4C zijn geen gemeenschappelijke outputindicatoren gedefinieerd, waardoor deze ook niet onderscheiden kunnen worden. 33
2.A.1 (5)
Investeringsprioriteit 2.3
Investeringsprioriteit
4F Bevordering van onderzoek, innovatie en adoptie van CO2-arme technologieën.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Innovatie van koolstofarme producten / diensten / toepassingen / processen, door industrieel 16 onderzoek en experimentele ontwikkeling , door samenwerking tussen bedrijven onderling en van bedrijven met O&I-centra en kennisinstellingen en door vroege implementatie van innovatieve koolstofarme technologieën. Beoogd resultaat 17
Uit de cijfers ten aanzien van de Europa2020-indicatoren blijkt dat investeringen in de toepassing van koolstofarme technologieën achter blijven bij de doelstellingen in beide lidstaten. Innovatieve technieken kunnen de overgang naar een koolstofarme economie bevorderen. Het programma zet niet in op financiering van uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Grensoverschrijdende activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden ervan toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. Bij een hogere adoptie van koolstofarme technologieën zullen meer maatregelen daadwerkelijk worden geïmplementeerd door uitrol van koolstofarme technieken. Daardoor zal de emissie van koolstofdioxide dalen. In deze investeringsprioriteit richt het programma zich op onderzoek naar de ‘schaalbaarheid’ van innovatieve technologieën; onderzoek naar het kunnen toepassen van innovatieve technologieën op grotere schaal waarbij kennis en ervaringen grensoverschrijdend gedeeld worden. Deze investeringsprioriteit is een verbijzondering ten opzichte van investeringsprioriteit 1b; beide hebben een nadrukkelijke focus op innovatie en het bedrijfsleven, waarbij deze investeringsprioriteit zich in het bijzonder richt op innovaties ten aanzien van koolstofarme technologieën.
16
17
Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008. Zie hoofdstuk 1. 34
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
RI 2
Percentage
%
68%
2010
Streefwaarde
Bron
(2023) 71%
Rapporteringsfrequentie
Regional
MKB/KMO dat
Innovation
product- of
Scoreboar
procesinnovaties
d
introduceert
(Eurostat)
tweejaarlijks
Tabel 3.5: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 2.3
2.A.2.1 (5)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn:
marktgerichte samenwerking in innovatietrajecten / ontwikkeling van nieuwe producten – diensten – toepassingen – processen gericht op koolstofarme technologieën onderzoeken naar haalbaarheid en toepassingsmogelijkheden van innovatieve technologieën die bijdragen aan vermindering van CO2-uitstoot (onder meer door verhoging van energieefficiëntie, hernieuwbare energie en CO2–afvang en –opslag) inventarisatie van effectieve toepassing van energiebesparende technieken en uitwisselen van leereffecten onderzoeken naar haalbaarheid en mogelijkheden van emissiearme binnenstedelijke distributie en mobiliteit verkenningen naar haalbaarheid en nieuwe product-markt-combinaties voor koolstofarme technologieën bij samenwerkende MKB/KMO’s opzet van vraaggerichte innovatieclusters voor koolstofarme technologieën, bestaande uit samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en (semi-)overheid haalbaarheidsstudies of experimenten met geavanceerde smart grid toepassingen
Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder MKB/KMO → Kennisinstellingen → (Semi-) overheden 2.A.2.2 (5)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a
35
Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes: → Projecten omvatten industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten omvatten samenwerking van MKB/KMO onderling en/of met andere ondernemingen en/of kennis- en onderzoeksinstellingen. → Projecten zijn gericht op koolstofarme technieken / producten / processen / diensten / toepassingen.
2.A.2.3 (5)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing 2.A.2.4 (5)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing 2.A.2.5 (5) ID
Outputindicatoren
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) CO01
Aantal ondernemingen dat steun
ondernemingen
ontvangt
registratie op
575
basis van opgave begunstigden
CO02
Aantal ondernemingen dat subsidie
ondernemingen
eigen
ontvangt
Jaarlijks
registratie op
230
basis van opgave begunstigden
CO04
Aantal ondernemingen dat niet-
ondernemingen
eigen
financiële steun ontvangt
Jaarlijks
registratie op
345
basis van opgave begunstigden
CO06
Particuliere investeringen voor
euro
eigen
gelijke delen als overheidssteun voor ondernemingen (subsidies)
Jaarlijks
registratie op
€ 2.875.000
basis van opgave begunstigden
36
ID
Outputindicator
Meeteenheid
CO26
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023)
samenwerkt met
registratie op
175
onderzoeksinstellingen
basis van opgave begunstigden
CO27
Particuliere investeringen voor
euro
eigen
gelijke delen als overheidssteun
Jaarlijks
registratie op
€ 2.000.000
voor innovatie of O&O-projecten
basis van opgave begunstigden
CO28
Aantal ondernemingen dat steun
ondernemingen
eigen
ontvangt met het oog op producten
Jaarlijks
registratie op
30
die nieuw voor de markt zijn
basis van opgave begunstigden
CO29
Aantal ondernemingen dat steun
ondernemingen
eigen
ontvangt met het oog op producten
Jaarlijks
registratie op
60
die nieuw voor de onderneming zijn
basis van opgave begunstigden
CO41
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
eigen
deelneemt aan
registratie op
400
grensoverschrijdende,
PSI 3
basis van
transnationale of interregionale
opgave
onderzoeksprojecten
begunstigden
Aantal ondersteunde
Jaarlijks
samenwerkingstrajecten
eigen
innovatiegerichte
Jaarlijks
registratie op
15
samenwerkingstrajecten tussen ondernemingen onderling
basis van opgave begunstigden
PSI 4
Aantal ondersteunde
Demonstraties en pilots
eigen
demonstraties en pilots
Jaarlijks
registratie op
45
basis van opgave begunstigden
PSI12
Aantal KMO/MKB-ondernemingen
KMO/MKB-
eigen
dat steun ontvangt
ondernemingen
registratie op
460
jaarlijks
basis van opgave begunstigden
Tabel 4.5: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 2.3
37
2.A.3 (prioriteit 2)
Prioritaire as
Prestatiekader
Indicator type
Indicator ID
Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat)
Meeteenheid
Mijlpaal 2018
Finaal doel (2023)
Databron
2
Output
PI 2
Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in afgeronde projecten (conform CI 1)
ondernemingen
35
715
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
2
key implementation step
PI 2
Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in gestarte projecten (conform CI 1)
ondernemingen
90
715
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
2
key implementation step
PI 3
Aantal ondersteunde demonstraties / pilots in gestarte projecten gericht op het bevorderen van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie (conform PSI 4)
Demonstraties en pilots
20
155
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
2
Financieel
PI 7
Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie
euro
8.191.909,00 67.133.257,40
SFC / eigen registratie
Toelichting relevantie (indien van toepassing) IP’s 4B en 4F zijn geheel gericht op bedrijven. Enerzijds demonstratie / eerste toepassing, anderzijds innovatie. Indicator CO01 dekt alle projecten in deze twee IP’s. IP’s 4B en 4F zijn geheel gericht op bedrijven. Enerzijds demonstratie / eerste toepassing, anderzijds innovatie. Indicator CO01 dekt alle projecten in deze twee IP’s. IP’s 4B, 4C en 4F richten zich op demonstratie van nieuwe technieken door middel van eerste toepassing of pilots. Het bereik van deze acties wordt goed weergegeven door PSI 4 te nemen. Geeft goede uiting aan voortgang van het programma en aan de multiplier.
Tabel 5.2 Prestatiekader
38
2.A.4 (prioriteit 2)
Categorisering
Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie
Tabel 6.2
prioritaire as code 2
013
2
065
2
068
bedrag Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie van openbare infrastructuur, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen Infrastructuur voor onderzoek en innovatie, overdracht van technologie en samenwerking in ondernemingen die zich toeleggen op de koolstofarme economie en op weerbaarheid tegen de klimaatverandering Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in kmo’s en ondersteunende maatregelen
€ 11.199.047,94 € 11.183.790,38
Dimensie 2 – vorm van de steun
Tabel 7.2
prioritaire as code 2
€ 11.183.790,38
01
bedrag Niet-terugvorderbare steun
€ 33.566.628,70
Dimensie 3 – territoriale dimensie
Tabel 8.2
prioritaire as code
Bedrag
2
01
Grote stedelijke gebieden
€ 28.531.634,43
2
02
Kleine stedelijke gebieden
€ 5.034.994,31
Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen
Tabel 9.2
prioritaire as code 2
07
Bedrag niet van toepassing
2.A.5 (prioriteit 2)
€ 33.566.628,70
Gebruik van technische bijstand in de prioriteit
Niet van toepassing.
39
Prioritaire as 3
Thema 6: Bescherming van het milieu en bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen
ID Titel
Prioriteit 3 Duurzame groei – milieu en hulpbronnen
De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide
NVT
Fonds
EFRO
NVT
NVT
NVT
40
2.A.1 (6)
Investeringsprioriteit 3.1
Investeringsprioriteit
6D Het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het bevorderen van ecosysteemdiensten (met inbegrip van Natura 2000 en groene infrastructuur).
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het bevorderen van ecosysteemdiensten, door gezamenlijke aanpak van milieuproblematieken in de economisch intensief benutte Grensregio. Beoogd resultaat 18
De biodiversiteit staat sterk onder druk ; verbetering van de natuur vormt een tegenwicht tegen de zeer intensieve economische benutting van de Grensregio. Met name door het herstellen van natuur en door het handhaven / herstellen van ecosystemen en ecosysteemdiensten, verbetert de balans tussen ecologie en economische vitaliteit in de Grensregio. Onder het handhaven of herstellen van ecosystemen wordt ook het (reactief dan wel pro-actief) inspelen op en aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering geschaard. Het beschermen en herstellen van de biodiversiteit, bodembescherming en –herstel en het handhaven van ecosystemen kan klimaatgerelateerde maar ook andere milieurampen helpen voorkomen of mitigeren. Omdat de natuur zich niet laat beperken door landsgrenzen biedt een grensoverschrijdende aanpak van de in de gebiedsanalyse geconstateerde problemen bij uitstek meerwaarde. Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde
Bron
(2023) RI 5
Biodiversiteitswaarde
percentage
categorie 1020%
2010
Rapporteringsfrequentie
minimaal
MSA-
gelijk blijven
index
van waarde
volgens
t.o.v. 2010
PBL
onregelmatig
Tabel 3.6: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 3.1
2.A.2.1 (6)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten
18
Zie hoofdstuk 1 41
Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: herstel van groene infrastructuur 19 herstel van aangetaste ecosystemen toename van biodiversiteit, dan wel preventie van biodiversiteitsverlies, bijvoorbeeld (ook) waar dit zorgt voor een grotere veerkracht tegen de nadelige effecten van de klimaatverandering grensoverschrijdend beheer van terreinen, water- en bodemkwaliteit pilotprojecten inzake nieuwe modellen van publiek-private samenwerking in natuurbeheer Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Organisaties voor natuur- en waterbeheer → Publiek-private samenwerkingsverbanden → (Semi-) overheden → Land- en bosbouwers 2.A.2.2 (6)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes:
→ Projecten omvatten gezamenlijke aanpak van natuur- / milieuproblematiek. → Projecten dragen bij aan de balans tussen ecologie en economie in de intensief benutte Grensregio. 2.A.2.3 (6)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing 2.A.2.4 (6)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing
19
In aansluiting op de prioriteiten die de lidstaten in hun strategisch kader (2014) stellen 42
2.A.2.5 (6)
Outputindicatoren
ID
Outputindicator
Meeteenheid
CO23
Oppervlakte van habitats die
hectare
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023)
worden
gesteund
om
30
een
registratie
betere beschermingsstatus te
basis
verwerven
opgave
op van
begunstigden PSI 5
Aantal bedreigde dier- en
soorten
20
eigen
plantensoorten waarvoor
registratie op
beschermende maatregelen
basis van
zijn ondersteund
opgave
Jaarlijks
begunstigden Tabel 4.6: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 3.1
2.A.1 (7)
Investeringsprioriteit 3.2
Investeringsprioriteit
6F Het bevorderen van innovatieve technologieën voor het verbeteren van milieubescherming en het efficiënt omgaan met hulpbronnen in de afvalsector, de watersector, bodembescherming of om luchtvervuiling te verminderen.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Innovatie van producten / diensten / toepassingen / processen voor het verbeteren van milieubescherming en het efficiënt omgaan met hulpbronnen, door industrieel onderzoek en 20 experimentele ontwikkeling , door samenwerking tussen bedrijven onderling en van bedrijven met O&I-centra en kennisinstellingen. Beoogd resultaat Duurzaam gebruik van hulpbronnen vormt een belangrijke voorwaarde voor het behouden en versterken van bedrijvigheid. Innovatieve technieken kunnen hulpbron-efficiëntie bevorderen. Het programma zet niet in op financiering van uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Grensoverschrijdende activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden ervan toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen.
20
Categorisering volgens terminologie van de Europese Commissie (fundamenteel onderzoek / industrieel onderzoek / experimentele ontwikkeling) in Verordening (EG) 800/2008. 43
Net als onder thematische doelstelling 4 maakt het programma hier onderscheid tussen ontwikkeling en innovatie enerzijds en het investeren in uitrol anderzijds. Deze investeringsprioriteit omvat de dimensie ontwikkeling en innovatie. Door middel van onderzoek en ontwikkeling, demonstraties en pilotprojecten worden meer innovatieve technologieën ontwikkeld. Beoogd wordt dat daarmee meer maatregelen daadwerkelijk worden geïmplementeerd en dat daardoor de omgang met hulpbronnen meer efficiënt zal worden. Deze investeringsprioriteit is een verbijzondering ten opzichte van investeringsprioriteit 1b; beide hebben een nadrukkelijke focus op innovatie en het bedrijfsleven, waarbij deze investeringsprioriteit zich in het bijzonder richt op innovaties ten aanzien van efficiënte omgang met hulpbronnen.
44
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
RI 2
Percentage
%
68%
2010
Streefwaar
Bron
de (2023) 71%
Rapporteringsfrequentie
Regional
MKB/KMO dat
Innovation
product- of
Scoreboar
procesinnovaties
d
introduceert
(Eurostat)
tweejaarlijks
Tabel 3.7: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 3.2
2.A.2.1 (7)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: marktgerichte samenwerking in innovatietrajecten / ontwikkeling van nieuwe producten – diensten – toepassingen – processen gericht op meer efficiënte omgang met hulpbronnen onderzoeken naar haalbaarheid en toepassingsmogelijkheden (demonstratie) van innovatieve technologieën die bijdragen aan meer efficiënte omgang met hulpbronnen inventarisatie van effectieve toepassing van technieken voor een meer efficiënte omgang met hulpbronnen en uitwisselen van leereffecten (bijvoorbeeld valorisatie van reststromen) verkenningen naar haalbaarheid en nieuwe product-markt-combinaties voor hulpbronefficiënte technologieën bij samenwerkende MKB/KMO’s inzichtelijk maken (onderzoek, advies) van mogelijkheden tot verbetering in resourceefficiëntie bij bedrijven opzet van vraaggerichte innovatieclusters voor meer efficiënte omgang met hulpbronnen, bestaande uit samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en (semi-)overheid Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder KMO/MKB → (semi-) Overheden → Kennisinstellingen → Organisaties voor natuur- en waterbeheer 2.A.2.2 (7)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a
45
Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes:
→ Projecten omvatten industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. → Projecten omvatten samenwerking van MKB/KMO onderling en/of met andere ondernemingen en/of kennis- en onderzoeksinstellingen. → Projecten zijn gericht op het verbeteren van milieubescherming en/of efficiënte omgang met hulpbronnen.
2.A.2.3 (7)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing 2.A.2.4 (7)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing 2.A.2.5 (7) ID
Outputindicatoren
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) CO01
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
steun ontvangt
registratie op
575
basis van opgave begunstigden
CO02
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
eigen
subsidie ontvangt
Jaarlijks
registratie op
230
basis van opgave begunstigden
CO04
Aantal ondernemingen dat niet-
ondernemingen
eigen
financiële steun ontvangt
Jaarlijks
registratie op
345
basis van opgave begunstigden
CO06
Particuliere investeringen voor
euro
eigen
gelijke delen als overheidssteun
Jaarlijks
registratie op
€ 2.875.000
voor ondernemingen (subsidies)
basis van opgave begunstigden
CO26
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
eigen
samenwerkt met
Jaarlijks
registratie op
175
onderzoeksinstellingen
basis van opgave begunstigden
CO27
Particuliere investeringen voor
euro
€ 2.000.000
eigen
Jaarlijks
46
ID
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
(2023) gelijke delen als overheidssteun
registratie op
voor innovatie of O&O-projecten
basis van opgave begunstigden
CO28
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
eigen
steun ontvangt met het oog op
Jaarlijks
registratie op
30
producten die nieuw voor de markt zijn
basis van opgave begunstigden
CO29
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
eigen
steun ontvangt met het oog op
Jaarlijks
registratie op
60
producten die nieuw voor de onderneming zijn
basis van opgave begunstigden
CO41
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
eigen
deelneemt aan
400
grensoverschrijdende, transnationale of interregionale
Aantal ondersteunde
begunstigden samenwerkingstrajecten
15
eigen
innovatiegerichte
registratie op
samenwerkingstrajecten
basis van
tussen ondernemingen
opgave
onderling PSI 4
basis van opgave
onderzoeksprojecten PSI 3
Aantal ondersteunde
Jaarlijks
registratie op
Jaarlijks
begunstigden Demonstraties en pilots
45
demonstraties en pilots
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
PSI12
Aantal KMO/MKB-
KMO/MKB-ondernemingen
460
eigen
ondernemingen dat steun
registratie op
ontvangt
basis van
jaarlijks
opgaven begunstigden Tabel 4.7: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 3.2
47
2.A.1 (8)
Investeringsprioriteit 3.3
Investeringsprioriteit
6G Het ondersteunen van de industriële transitie naar een hulpbron-efficiënte economie en het bevorderen van groene groei.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Het bevorderen van efficiënte omgang met hulpbronnen in het (industriële) bedrijfsleven door het stimuleren van aanpassing van bedrijfsprocessen. Beoogd resultaat Duurzaam gebruik van hulpbronnen vormt een belangrijke voorwaarde voor het behouden en versterken van bedrijvigheid. Net als bij energiebesparende maatregelen (thematische doelstelling 4) kan worden gesteld dat investeringen in maatregelen voor meer efficiënte omgang met hulpbronnen achter blijven bij de doelstellingen in beide lidstaten (position papers van de Europese Commissie 21 voor België en Nederland ). Innovatieve technieken kunnen hulpbron-efficiëntie bevorderen. Het programma zet niet in op financiering van uitrol, enerzijds omdat het programmabudget daarvoor te gering is en anderzijds omdat er voor dergelijke investeringen andere financieringsmogelijkheden bestaan. Het programma zet daarom in op stimulering, op sensibilisering en op demonstratie. Grensoverschrijdende activiteiten waarmee de bekendheid met technieken en de toepassingsmogelijkheden ervan toeneemt, om daarmee de bereidheid tot investeringen in uitrol van de technieken te verhogen. Net als onder thematische doelstelling 4 maakt het programma hier onderscheid tussen ontwikkeling en innovatie enerzijds en het investeren in toepassing anderzijds. In aanvulling op investeringsprioriteit 3.2 (6f) richt het programma zich in deze investeringsprioriteit op investeringen in eerste toepassing bij bedrijven van innovatieve, bovenwettelijke technologieën die de omgang met hulpbronnen meer efficiënt maken. Beoogd wordt dat nieuw ontwikkelde technieken meer worden toegepast. Daartoe dient het bedrijfsleven, en daarbinnen nadruk op MKB/KMO, als eerste aangrijpingspunt. In deze investeringsprioriteit richt het programma zich aanverwant ook op verbetering van de bewustwording van ondernemers. Hun houding, zowel ten aanzien van besparingsmogelijkheden binnen bestaande processen als hun investeringsbereidheid in toepassing van nieuwe technieken, moet worden verbeterd. Door middel van demonstraties, pilotprojecten en ondersteunende campagnes worden ondernemers in aanraking gebracht met nut en noodzaak. Hun investeringsbereidheid stijgt, door beter bewustzijn van de toepassingsmogelijkheden in de bedrijfsprocessen en –gebouwen. Door het doen van meer investeringen, neemt de efficiëntie van bedrijfsprocessen in de omgang met hulpbronnen toe.
21
Zie hoofdstuk 1. 48
Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde
Bron
(2023) RI 4
Grondstof-
euro/kg
2,19
2008
2,78
Rapporteringsfrequentie
Eurostat
Tweejaarlijks
productiviteit Tabel 3.8: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 3.3
2.A.2.1 (8)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: investeringen voor kleinschalige demonstraties, pilotprojecten van hulpbron-efficiënte technologieën in bedrijven inzicht bieden aan ondernemers in de mogelijkheden en haalbaarheid voor de uitvoering van maatregelen ter bevordering van efficiënte omgang met hulpbronnen en het bieden van begeleiding bij implementatie van aanpassingen kennismakingstrajecten met nieuwe technologieën voor MKB/KMO Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → Bedrijven, in het bijzonder KMO/MKB → Kennisinstellingen → Intermediaire organisaties → (Semi-) overheden 2.A.2.2 (8)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes:
→ Projecten omvatten demonstraties in bedrijven. → Projecten zijn gericht op het verbeteren van milieubescherming en/of efficiënte omgang met hulpbronnen.
49
→ Projecten omvatten toepassingsmogelijkheden van innovatieve maatregelen en technieken.
2.A.2.3 (8)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing 2.A.2.4 (8)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing 2.A.2.5 (8) ID
Outputindicatoren
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) CO01
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
140
steun ontvangt
registratie op basis van opgave begunstigden
CO02
Aantal ondernemingen dat
ondernemingen
15
subsidie ontvangt
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
CO04
Aantal ondernemingen dat niet-
ondernemingen
125
financiële steun ontvangt
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
CO09
Particuliere investeringen voor
euro
€ 375.000
eigen
gelijke delen als
registratie op
overheidssteun voor
basis van
ondernemingen (subsidies)
opgave
Jaarlijks
begunstigden PSI 4
Aantal ondersteunde
demonstraties en pilots
55
demonstraties en pilots
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
PSI 6
Aantal organisaties dat in een
organisaties
1.375
eigen
demonstratie / pilot kennis
registratie op
neemt van nieuwe technieken
basis van
Jaarlijks
opgave begunstigden
50
PSI12
Aantal KMO/MKB-
KMO/MKB-ondernemingen
115
eigen
ondernemingen dat steun
registratie op
ontvangt
basis van
Jaarlijks
opgaven begunstigden Tabel 4.8: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 3.3
51
2.A.3 (prioriteit 3)
Prioritaire as
Prestatiekader
Indicator type
Indicator ID
Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat)
3
key implementation step
PI 4
Aantal hectare groene infrastructuur in gestarte projecten ondersteund in het streven naar betere conservatiestatus (conform CO23)
3
output
PI 5
Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in afgeronde projecten (conform CO01)
3
key implementation step
PI 5
Aantal ondernemingen dat steun ontvangt in gestarte projecten (conform CO01)
3
financieel
PI 7
Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie
Meeteenheid
Mijlpaal 2018
Finaal doel (2023)
Databron
hectare
2
30
eigen registratie op basis van opgave begunstigde
Toelichting relevantie (indien van toepassing) Deze indicator dekt IP 6D, waarin investeringen in natuur zijn voorzien.
IP’s 6F en 6G zijn geheel gericht op bedrijven. Enerzijds innovatie, anderzijds demonstratie / eerste toepassing. Indicator CO01 dekt alle projecten in deze twee IP’s. ondernemingen 90 715 eigen IP’s 6F en 6G zijn registratie geheel gericht op op basis bedrijven. Enerzijds van opgave innovatie, anderzijds begunstigde demonstratie / eerste toepassing. Indicator CO01 dekt alle projecten in deze twee IP’s. euro 8.191.909,00 67.133.257,40 SFC / eigen Geeft goede uiting registratie aan voortgang van het programma en aan de multiplier. ondernemingen
35
715
eigen registratie op basis van opgave begunstigde
Tabel 5.3 Prestatiekader
52
2.A.4 (prioriteit 3)
Categorisering
Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie
Tabel 6.3
prioritaire as code 3
056
3
057
3
060
3
061
3
062
3
064
3
069
3
085
bedrag Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor kmo’s die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie Investeringen in infrastructuur, capaciteit en uitrusting voor grote bedrijven die rechtstreeks verband houden metonderzoek en innovatie Onderzoeks en innovatiea in openbare onderzoekscentra en kenniscentra met inbegrip van netwerkvorming Onderzoek en innovatie in particuliere onderzoekscentra, met inbegrip van netwerkvorming. Technologieoverdracht en samenwerking tussen universiteiten enondernemingen die voornamelijk ten goede komen aan kmo’s Onderzoeks- en innovatieprocessen in kmo’s (met inbegrip vanvoucherprogramma’s, processen, design , diensten en sociale innovatie) Ondersteuning van milieuvriendelijke productieprocessen en efficiënt gebruik van hulpbronnen in kmo’s Bescherming en verbetering van biodiversiteit, natuurbescherming en groene infrastructuur
€ 1.525.755,84 € 1.525.755,84 € 1.525.755,84 € 1.525.755,84 € 3.570.268,70 € 11.183.790,40 € 11.183.790,40
Dimensie 2 – vorm van de steun
Tabel 7.3
prioritaire as code 3
€ 1.525.755,84
01
Bedrag Niet-terugvorderbare steun
€ 33.566.628,70
Dimensie 3 – territoriale dimensie
Tabel 8.3
prioritaire as code
Bedrag
3
01
Grote stedelijke gebieden
€ 23.496.640,12
3
02
Kleine stedelijke gebieden
€ 9.062.989,76
3
03
Plattelandsgebieden
€ 1.006.998,86
Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen
Tabel 9.3
prioritaire as code 3
07
Bedrag niet van toepassing
2.A.5 (prioriteit 3)
€ 33.566.628,70
Gebruik van technische bijstand in de prioriteit
Niet van toepassing.
53
Prioritaire as 4
Thema 8: Bevordering van werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit
ID Titel
Prioriteit 4 Inclusieve groei
De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van financiële instrumenten De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door moddel van financiële instrumenten opgezet op niveau van de Europese Unie De gehele prioriteit zal worden uitgevoerd door middel van door de gemeenschap geleide locale ontwikkeling ESF: De gehele prioriteit is gericht op sociale innovatie of transnationale samenwerking, of beide
NVT
Fonds
EFRO
NVT
NVT
NVT
54
2.A.1 (9)
Investeringsprioriteit 4.1
Investeringsprioriteit
8E Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit door integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, met inbegrip van grensoverschrijdende mobiliteit, gezamenlijke lokale werkgelegenheidsinitiatieven, informatie- en adviesdiensten en gezamenlijke opleiding.
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
Specifieke doelstelling Verbetering van de aansluiting tussen aanbod en vraag op de arbeidsmarkt in de Grensregio, om zo het arbeidspotentieel beter te benutten. Beoogd resultaat Op de arbeidsmarkt in de Grensregio is de mismatch tussen arbeidsaanbod en arbeidsvraag het grootste knelpunt. Dit manifesteert zich met name in tekorten aan juist (technisch) geschoold personeel om bestaande en nieuwe sectoren te bemensen. Daarnaast vormt de grens een belemmering in de werking van de regionale arbeidsmarkt. De combinatie van demografische ontwikkelingen (vergrijzing, ontgroening, en in bepaalde delen van het programmagebied ook verkleuring en vergroening) met economische ontwikkelingen biedt zowel noodzaak als kansen tot gezamenlijke acties. Het programma zet in op vermindering van deze knelpunten en richt zich dus op projecten om het arbeidspotentieel te ontwikkelen en benutten en om de arbeidsvraag aan weerszijden van de grens (kwalitatief en kwantitatief) beter te ontsluiten voor de beroepsbevolking. Resultaatindicatoren ID
Indicator
Meeteenheid
Basiswaarde
Basisjaar
Streefwaarde
Bron
(2023) RI 6
aantal grensarbeiders
grensarbeiders
42.500
2012
53.125
Rapporteringsfrequentie
SVB /
statistieken zijn
Bureau
jaarlijks te
Belgische
raadplegen; in
Zaken
ieder geval ten tijde van de tussentijdse evaluatie en bij het opmaken van het eindverslag (2023)
55
RI 7
Percentage
%
1,8%
2013
1,7%
Eurostat-
openstaande
data onder
vacatures
labour
Jaarlijks
market (LFS) Tabel 3.9: Overzicht resultaatindicatoren en streefwaarden specifieke doelstelling 4.1
2.A.2.1 (9)
Activiteiten / projectsoorten die worden voorzien (interventies)
Voorziene activiteiten Voorbeelden van projectcategorieën die binnen deze thematische doelstelling kunnen worden ondersteund zijn: samenwerking tussen bemiddelende instanties onder meer gericht op betere grensoverschrijdende ontsluiting van informatie over vacatures – gezamenlijke arbeidspools, vacatureloketten en promoten opportuniteiten verhogen van in- en uitstroom van technische opleidingen / beroepen projecten gericht op grensoverschrijdend wederzijdse erkenning van kwalificaties creëren van samenwerking tussen onderwijsinstellingen / onderwijsfaciliteiten gericht op verbinding van (beroeps-) onderwijs met arbeidsmarkt stimuleren van kennisuitwisseling door alle betrokken partijen (overheden, opleiders, brancheorganisaties, werkgevers) ontwikkeling van grensoverschrijdende programma’s (curricula) en faciliteiten voor opleidingen passend bij de uitdagingen in bestaande sectoren en nieuwe economische richtingen Doelgroep Voor deze investeringsprioriteit zijn met name (doch niet limitatief) de volgende doelgroepen als potentiële begunstigden te noemen: → (intermediaire) arbeidsmarktinstellingen → (semi-) overheden → onderwijsinstellingen → branche-organisaties → MKB/KMO 2.A.2.2 (9)
Gidsprincipes voor de selectie van operaties
Selectieprocedure: De selectieprocedure is identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Selectiecriteria De opbouw van de criteria, alsook de gidsprincipes voor de inhoudelijk criteria zijn identiek aan deze onder investeringsprioriteit 1a Voor de selectie van projecten binnen deze specifieke doelstelling gelden bijkomend volgende gidsprincipes:
56
→ Projecten dragen bij aan de verbetering van de aansluiting tussen aanbod en vraag op de arbeidsmarkt in de Grensregio. → De voorkeur gaat uit naar initiatieven die aansluiten op de sectoren uit de Slimme specialisatiestrategieën van Zuid-Nederland en Vlaanderen, inclusief het NIB.
2.A.2.3 (9)
Beoogd gebruik van financiële instrumenten
Niet van toepassing
2.A.2.4 (9)
Beoogd gebruik van majeure projecten
Niet van toepassing
2.A.2.5 (9) ID
Outputindicatoren
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
Frequentie
eigen
Jaarlijks
(2023) CO44
Aantal deelnemers aan
personen
450
gezamenlijke lokale
registratie op
werkgelegen-heidsinitiatieven
basis van
en gezamenlijke opleiding
opgave begunstigden
PSI 7
Aantal initiatieven gericht op
initiatieven
15
opleidingen, stages, e.d.
eigen
Jaarlijks
registratie op basis van opgave begunstigden
PSI 8
Aantal overheidsorganisaties
overheidsorganisaties
15
eigen
dat deelneemt aan
registratie op
ondersteunde samenwerkingen
basis van
gericht op de
opgave
grensoverschrijdende
begunstigden
Jaarlijks
samenwerking van de arbeidsmarkt PSI 9
Aantal opleidingsinstellingen
opleidingsinstellingen
15
eigen
dat deelneemt aan
registratie op
ondersteunde samenwerkingen
basis van
gericht op de
opgave
grensoverschrijdende
begunstigden
Jaarlijks
samenwerking van de arbeidsmarkt PSI10
Aantal werkgevers dat
werkgevers
50
eigen
deelneemt aan ondersteunde
registratie op
samenwerkingen gericht op de
basis van
grensoverschrijdende
opgave
Jaarlijks
57
samenwerking van de
begunstigden
arbeidsmarkt PSI11
Aantal brancheorganisaties
brancheorganisaties
15
eigen
dat deelneemt aan
registratie op
ondersteunde
basis van
samenwerkingen gericht op
opgave
de grensoverschrijdende
begunstigden
Jaarlijks
samenwerking van de arbeidsmarkt Tabel 4.9: Overzicht outputindicatoren investeringsprioriteit 4.1
58
2.A.3 (prioriteit 4)
Prestatiekader
Prioritaire as
Indicator type
Indicator ID
Indicator (implementatiestap, financieel, output of resultaat)
Meeteenheid
Mijlpaal 2018
Finaal doel (2023)
Databron
4
output
PI 6
Aantal deelnemers in gezamenlijke initiatieven (afgeronde projecten) voor werkgelegenheid (conform CO44)
deelnemers
25
450
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
4
key implementation step
PI 6
Aantal deelnemers in gezamenlijke initiatieven (gestarte projecten) voor werkgelegenheid (conform CO44)
deelnemers
55
450
eigen registratie op basis van opgave begunstigden
4
financieel
PI 7
Bedrag aan gecertificeerde uitgaven van begunstigden, zoals opgenomen in betaalaanvragen aan de Europese Commissie
euro
3.723.595,00 30.515.117,00
SFC / eigen registratie
Toelichting relevantie (indien van toepassing) IP 8E richt zich op zowel de aanbod- als de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Deze CO44 dekt beide dimensies af door algemeen weer te geven hoeveel deelnemers in initiatieven zijn betrokken. IP 8E richt zich op zowel de aanbod- als de vraagzijde van de arbeidsmarkt. Deze CO44 dekt beide dimensies af door algemeen weer te geven hoeveel deelnemers in initiatieven zijn betrokken. Geeft goede uiting aan voortgang van het programma en aan de multiplier.
Tabel 5.4 Prestatiekader
59
2.A.4 (prioriteit 4)
Categorisering
Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie
Tabel 6.4
prioritaire as code 4
050
4
102
4
108
4
118
bedrag Onderwijsinfrastructuur voor beroepsonderwijs, opleidingen en volwassenenonderwijs Toegang tot werkgelegenheid voor werkzoekenden en niet-actieven, met inbegrip van langdurig werklozen en personen die ver van de arbeidsmarkt af staan, mede door middel van plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven en ondersteuning van de arbeidsmobiliteit Modernisering van de arbeidsmarktinstellingen zoals openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening en het beter inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt, waaronder door acties voor transnationale arbeidsmobiliteit alsmede door mobiliteitsregelingen en betere samenwerking tussen instellingen en relevante belanghebbenden Verbetering van de arbeidsmarktrelevantie van de onderwijs- en opleidingsstelsels, vergemakkelijking van de aansluiting tussen onderwijs en werk en versterking van beroepsonderwijs- en beroepsopleidingssystemen en de kwaliteit ervan, onder meer door mechanismen voor het anticiperen op vaardigheden, aanpassing van leerplannen en invoering en ontwikkeling van stelsels van leren op de werkplek, waaronder stelsels voor duaal leren en stelsels voor leerlingschap
€ 3.051.511,70
€ 3.051.511,70
€ 6.103.023,40
Dimensie 2 – vorm van de steun
Tabel 7.4
prioritaire as code 4
€ 3.051.511,70
01
bedrag Niet-terugvorderbare steun
€ 15.257.558,50
Dimensie 3 – territoriale dimensie
Tabel 8.4
prioritaire as code
Bedrag
4
01
Grote stedelijke gebieden
€ 12.968.924,74
4
02
Kleine stedelijke gebieden
€ 2.288.633,78
Dimensie 6 – territoriale uitvoeringsmechanismen
Tabel 9.4
prioritaire as code 4
07
Bedrag niet van toepassing
2.A.5 (prioriteit 4)
€ 15.257.558,50
Gebruik van technische bijstand in de prioriteit
Niet van toepassing.
60
Prioritaire as 5 2.B ID Titel
Beschrijving van de prioritaire as voor Technische Bijstand Prioriteit 5 Technische bijstand
Fonds
EFRO
Basis voor de berekening van de Europese steun
Totaal subsidiabele kosten
2.B.1. Specifieke doelstelling en beoogd resultaat ID Titel
TB Technische bijstand
Specifieke doelstelling In het kader van de Europa 2020 doelstellingen voor slimme, duurzame en inclusieve groei, gezamenlijke uitdagingen aanpakken en kansen in het programmagebied benutten, door het behalen van een maximale kwaliteit in acquisitie, begeleiding, monitoring, inhoudelijke en financiële rapportering, communicatie en audit, zowel van vraaggestuurde grensoverschrijdende initiatieven, als van het programma als geheel. Beoogd resultaat Het programma beoogt via deze specifieke doelstelling een succesvolle implementatie van het Samenwerkingsprogramma. De kwaliteit van de projecten wordt hierbij gunstig beïnvloed door de vooropgestelde werkprocessen. Langs de ene kant wordt gezorgd voor een efficiënte, professionele en objectieve toetsing en monitoring van projecten en tegelijkertijd wordt via de introductie van regionale projectadviseurs in begeleiding en regionaal maatwerk voorzien. Bij monitoring van projecten wordt duidelijk aandacht besteed aan de samenhang tussen het inhoudelijke en het financiële aspect van de projectuitvoering. Door de extra expertise die binnen het Gemeenschappelijk Secretariaat wordt opgebouwd, wordt een op innovatie en bedrijfsparticipatie gericht programma correct, efficiënt en effectief tot uitvoering gebracht. Een solide projectmanagementsysteem levert zowel voor de begunstigden als secretariaat, programmapartners als autoriteiten voordelen (administratieve vereenvoudiging) op. Belangrijke voorwaarde voor het behalen van aangegeven beoogd resultaat is een correcte implementatie van regelgeving, binnen het kader van de verordeningen. Door op basis van opportuniteits- en haalbaarheidsafwegingen enerzijds continuïteit te verzekeren met de regelgeving van voorgaande Interreg-programma’s in het programmagebied, maar anderzijds ook nieuwe elementen of accenten mee te nemen, wordt een weloverwogen en door de programmapartners breed gedragen regelgevend kader gecreëerd. Die nieuwe elementen of accenten komen voort uit leerpunten uit de voorgaande programmaperiode, een bestuurlijke wens tot administratieve vereenvoudiging, harmonisatie waarrond in Interact-verband en met naburige programma’s is overlegd en vanzelfsprekend de nieuwe verordeningen.
61
Via het nauwe, pro-actieve model van begeleiding en daarbinnen vooral de begeleiding op vlak van procedures en regelgeving wordt administratieve last voor de begunstigden ingeperkt. Via doelgerichte communicatie wordt het publiek goed geïnformeerd over de Europese steun uit het EFRO, alsmede bijgedragen aan een vlotte acquisitie van sterke projecten. Voor wat betreft het informeren van het publiek betreft het hier allereerst de communicatie vanuit en over de goedgekeurde projecten. Op die manier wordt met de resultaten uit die projecten de impact van de Europese integratie op de duurzame welvaart in het programmagebied aangetoond. Dankzij de begeleiding van de communicatiemedewerker van het Gemeenschappelijk Secretaraat, zijn de begunstigden goed geëquipeerd om een effectieve promotie te kunnen voeren, waarbij aan de geldende communicatieverplichtingen wordt voldaan. Tot slot wordt de kwaliteitsvolle implementatie van het programma ook gewaarborgd via: de vlotte en correcte afwikkeling van alle betalingsverkeer van het programma en de certificering richting de Europese Commissie door de certificeringsautoriteit; de vlotte en correcte auditing op projecten alsmede van het systeem door de auditautoriteit; het rechtmatig en doelmatig beheer van het geheel der activiteiten in het kader van het programma door de beheersautoriteit.
2.B.2
Lijst van resultaatindicatoren
NIET VAN TOEPASSING Tabel 10 (niet van toepassing) 2.B.3 Te ondersteunen projecten en hun verwachte bijdrage aan de specifieke doelstelling 2.B.3.1: Beschrijving van de te ondersteunen projecten en hun verwachte bijdrage aan de specifieke doelstellingen Voorziene activiteiten Deze prioriteit richt zich hoofdzakelijk op de beheersmatige activiteiten die in het kader van het programmamanagement moeten worden uitgevoerd. Hieronder valt: Voorbereiding programma Inhoudelijk, financieel en administratief beheer programma Projectwerving en –begeleiding Effectieve en proportionele anti-fraude en anti-corruptiemaatregelen Ontwikkeling/aanschaf programmamonitoringsysteem Ondersteuning van de bestuurlijke structuur Studie, onderzoek en evaluatie Promotie, informatievoorziening en publiciteit Controle en audit van het programma Netwerkvorming Afhandeling van klachten Doelgroep:
62
Beheersautoriteit Auditautoriteit Certificeringsautoriteit Gemeenschappelijk secretariaat Programmapartners
2.B.3.2: Output indicatoren die naar verwachting bijdragen aan de resultaten ID
Outputindicator
Meeteenheid
Streefwaarde
Gegevensbron
(2023) PSI
aantal promotie- en publiciteit
13
activiteiten (gericht op
activiteiten
25
eigen registratie, ook op basis opgave programmapartners
promotie en publiciteit van het programma) PSI
aantal onderzoeken, studies en
Onderzoeken, studies en
14
evaluaties ( dat op
evaluaties
4
eigen registratie
vte
20
eigen registratie
projecten
60
eigen registratie
(deel)programmaniveau wordt uitgevoerd ten behoeve van een efficiënte werking van het programma)
PSI
Aantal gecreëerde
15
arbeidsplaatsen
PSI
Aantal goedgekeurde projecten
16 Tabel 11: Overzicht outputindicatoren Technische Bijstand
2.B.4 (prioriteit 5)
Categorisering
Dimensie 1 – beleidsterrein van de interventie
Tabel 12
prioritaire as code
bedrag
5
121
TB - voorbereiding, uitvoering, toezicht en inspectie
€ 6.103.023,40
5
122
TB - evaluatie en studies
€ 1.525.755,85
5
123
TB - informatie en communicatie
€ 1.525.755,85
Dimensie 2 – vorm van de steun
Tabel 13
prioritaire as code 5
01
bedrag Niet-terugvorderbare steun
Dimensie 3 – territoriale dimensie
Tabel 14
prioritaire as code 5
€ 9.154.535,10
01
bedrag Grote Stedelijke gebieden
€ 9.154.535,10
63
3.
FINANCIERINGSPLAN VAN HET PROGRAMMA
3.1
Tabel jaartranches
FONDS
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
TOTAAL
EFRO
7.567.866,00
11.050.110,00
15.780.256,00
28.672.633,00
29.246.085,00
29.831.008,00
30.427.627,00
152.575.585,00
TOTAAL
7.567.866,00
11.050.110,00
15.780.256,00
28.672.633,00
29.246.085,00
29.831.008,00
30.427.627,00
152.575.585,00
Tabel 15
64
3.2.A
Financieel plan naar prioriteit, inclusief nationale cofinanciering
Fonds Prioritaire as
Prioritaire as 1
Prioritaire as 2
Prioritaire as 3
Prioritaire as 4
Prioritaire as 5
Totaal
Basis voor de berekening van de bijdrage van de Unie
EFRO
TSK
IPA
nvt
ENI
nvt
EFRO
TSK
IPA ENI EFRO
TSK
IPA
Europese bijdrage (a)
Nationale bijdrage (b) = (c) + (d)
Indicatieve verdeling nationale bijdrage
Nationale publieke bijdrage
Nationale private bijdrage
Totale bijdrage (e) = (a) + (b)
Ter informatie
Bijdragen van derden landen
61.030.234,00
61.030.234,00
40.890.257,00
20.139.977,00
122.060.468,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
33.566.629,00
33.566.629,00
22.489.641,00
11.076.988,00
67.133.258,00
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
33.566.629,00
33.566.629,00
25.398.749,00
8.167.880,00
67.133.258,00
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
ENI
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
EFRO
TSK
15.257.558,00
15.257.558,00
14.799.832,00
457.726,00
30.515.116,00
IPA
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
ENI
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
EFRO
TSK
9.154.535,00
9.154.535,00
9.154.535,00
0,00
18.309.070,00
IPA
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
ENI
nvt
0,00
0,00
0,00
0,00
0,00
152.575.585,00
152.575.585,00
112.733.013,95
39.842.571,05
305.151.170,00
Totaal alle fondsen
Cofinancieringspercentage (f) = (a) / (e)
EIB bijdrage
50%
0,00
0,00
50%
0,00
0,00
50%
0,00
0,00
50%
0,00
0,00
50%
0,00
0,00
50%
0,00
0,00
Tabel 16
65
3.2.B
Specificatie naar prioritaire as en thematische doelstelling
Prioritaire as
Thematische
Europese bijdrage
doelstelling
Nationale
Totale financiering
cofinanciering
1
1
€ 61.030.234,00
2
4
€ 33.566.629,00
3
6
€ 33.566.629,00
4
8
€ 15.257.558,00
5
TB
€ 9.154.535,00
€ 61.030.234,00
€ 122.060.468,00
€ 33.566.629,00
€ 67.133.258,00
€ 33.566.629,00
€ 67.133.258,00
€ 15.257.558,00
€ 30.515.116,00
€ 9.154.535,00
€ 18.309.070,00
€ 152.575.585,00
€ 305.151.170,00
(40%)
(22%)
(22%)
(10%)
(6%) Totaal
€ 152.575.585,00
Tabel 17
Prioritaire Deel as Bijdrage allocatie 1 (TD1) 0% 0,00 2 (TD4) 22% € 33.566.629,00 3 (TD6) 5,86% € 8.947.032,00 4 (TD8) 0% 0,00 5 (TB) 0% 0,00 Tabel 18: Indicatief bedrag bijdrage aan doelstellingen klimaatverandering
66
4.
INTEGRALE AANPAK VAN TERRITORIALE ONTWIKKELING
Binnen het SP Grensregio Vlaanderen-Nederland is de focus gericht op het benutten van de kansen en het aanpakken van de gezamenlijke uitdagingen in het programmagebied, zonder daarbij de specifieke sub-regionale belangen uit het oog te verliezen. Uit de analyse van de situatie van het programmagebied komt duidelijk naar voren dat de uitdagingen voor de Grensregio in de eerste plaats liggen op verbetering van de concurrentiekracht, verhoging van de duurzaamheid en betere werking van de arbeidsmarkt. Innovatie is een centraal thema in de strategie van het SP om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Op de gebieden energie, (duurzame) logistiek, life sciences en gezondheid, agrofood, (duurzame) chemie en materialen, biobased economy en nano- en micro-elektronica heeft de regio een goede uitgangspositie voor verdere versterking van het concurrentievermogen. Deze sectoren spelen bovendien op meerdere plekken in de grensregio een rol en bieden ruim marktpotentieel. Daarnaast kiest de Grensregio voor het thema ‘koolstofarme economie’, met daarbij eveneens veel aandacht voor onderzoek en innovatie, alsook voor de demonstratiemogelijkheden van CO 2-arme technologieën. De Grensregio pakt met het SP de hoge milieudruk aan, enerzijds door de bescherming en versterking van milieu en natuur en anderzijds door de verlaging van de belasting op het leefmilieu door een meer efficiënte omgang met hulpbronnen. Verder biedt het programma ruimte voor de aanpak van uitdagingen op de arbeidsmarkt in de Grensregio. De aandacht gaat uit naar arbeidsmobiliteit en training om arbeidsmarktknelpunten aan beide zijden van de grens op te lossen zoals het tekort aan specifieke technische geschoolde krachten en de aansluiting van het arbeidspotentieel bij innovatieve economische ontwikkelingen. Geïntegreerde acties die resulteren in een combinatie van concrete projecten met eenzelfde finaliteit kunnen een bijzondere meerwaarde bij de realisatie van het SP betekenen. Dergelijke acties zullen worden gestimuleerd. Via de tweetrapsprocedure kan het Comité van Toezicht de nodige reserveringen voor concrete projecten in uitvoering van (een) geïntegreerde actie(s) voorzien. Procedureel zullen deze geïntegreerde acties hetzelfde beslissingstraject als voor individuele projecten moeten doorlopen. 4.1.
Indien van toepassing, voor grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s, de aanpak van het gebruik van gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsinstrumenten en principes voor het identificeren van gebieden waar deze worden geïmplementeerd
Niet van toepassing 4.2.
Indien van toepassing, de regelingen voor duurzame stedelijke ontwikkeling
Niet van toepassing FONDS EFRO
INDICATIEF BEDRAG NIET VAN TOEPASSING
Tabel 19: indicatief bedrag bijdrage aan duurzame stedelijke ontwikkeling
67
4.3.
Indien van toepassing, de aanpak van het gebruik van ITI anders dan die voor duurzame stedelijke ontwikkeling, en de indicatieve bijdragen van iedere prioriteit
Niet van toepassing
Prioriteit
Indicatieve financiële allocatie (Europese bijdrage) (EUR) Prioriteit 1 niet van toepassing Prioriteit 2 niet van toepassing Prioriteit 3 niet van toepassing Prioriteit 4 niet van toepassing Prioriteit 5 niet van toepassing Totaal niet van toepassing Tabel 20. De indicatieve financiële allocatie voor een ITI, anders dan die voor duurzame stedelijke ontwikkeling 4.4.
Waar lidstaten en regio’s die participeren in macro-regionale en zeebekkenstrategieën, de bijdrage van de geplande projecten aan zulke strategieën, geschikt voor de noden van het programmagebied zoals geïdentificeerd door de relevante lidstaten en indien van toepassing met in acht name van strategisch belangrijke projecten zoals geïdentificeerd in de genoemde strategieën
Niet van toepassing 4.4.1
De bijdrage van het ETC-programma aan de geplande interventies onder macroregionale en zeebekkenstrategieën, met in acht name van, indien van toepassing, strategische belangrijke projecten geïdentificeerd in de respectievelijke strategieën
Niet van toepassing
68
5.
UITVOERINGSBEPALINGEN VOOR HET SAMENWERKINGSPROGRAMMA
5.1
Identificatie van de relevante autoriteiten en instanties
Tabel 21: Identificatie en contactgegevens van de relevante autoriteiten en instanties autoriteit/instantie naam van de autoriteit/instantie hoofd van de autoriteit/instantie Beheersautoriteit Provincie Antwerpen – Peter Bellens Departement Welzijn, Economie en [email protected] Plattelandsbeleid Koningin Elisabethlei 22 B-2018 Antwerpen Certificeringsautoriteit Provinciebedrijf Oost-Vlaanderen Geert Versnick Gouvernementstraat 1 [email protected] B-9000 Gent Auditautoriteit Vlaamse Gemeenschap – Vlaamse Tony Mortier Auditautoriteit voor de Europese [email protected] Structuurfondsen Rozenstraat 4 B-1000 Brussel
Tabel 22 De instantie waaraan betalingen door de EC zullen gebeuren O DE BEHEERSAUTORITEIT X DE CERTIFICERINGSAUTORITEIT
Tabel 23: Identificatie van de autoriteit die controle- en audittaken uitvoert autoriteit/instantie naam van de autoriteit/instantie hoofd van de autoriteit/instantie Instantie(s) die Eerstelijnscontroleur wordt Eerstelijnscontroleur wordt aangeduid controletaken aangeduid via overheidsopdracht via overheidsopdracht uitvoeren Instantie(s) die audits Vlaamse Gemeenschap – Dirk De Rijck uitvoeren Afdeling Inspectie en [email protected] Ondersteuning Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 12 B-1030 Brussel Auditdienst Rijk – Ministerie van Ruud van As Financiën – Cluster Economische [email protected] Zaken/Algemene Zaken 2 Bezuidenhoutseweg 73 NL-2594 AC Den Haag
5.1.2
Procedure voor het opzetten van het gemeenschappelijk secretariaat
Voor de uitvoering van het Samenwerkingsprogramma en de ondersteuning van de verschillende autoriteiten wordt gebruik gemaakt van het Gemeenschappelijk Secretariaat Interreg VlaanderenNederland, zoals in de huidige periode 2007-2013. Dit Gemeenschappelijk Secretariaat is gevestigd te
69
Antwerpen, als grootste, meest centrale en via (grensoverschrijdend) openbaar vervoer best bereikbare stad in het programmagebied. Het Gemeenschappelijk secretariaat maakt onderdeel uit van het Autonoom Provincie Bedrijf Programmasecretariaat Europese Structuurfondsen (APB PSES). Het Gemeenschappelijk Secretariaat is operationeel sinds 2007. Het team is ervaren, en goed geëquipeerd om op een correcte en doeltreffende wijze uitvoering te geven aan het programma. Voor de bestaffing van het Gemeenschappelijk Secretariaat wordt dan ook maximaal op continuering van de huidige dienstverbanden ingezet. Nieuwe aanwervingen gebeuren in beginsel via de Provincie Antwerpen. De programmapartners hebben grondig nagedacht over de werking van het Gemeenschappelijk Secretariaat. In de vooropgestelde werkprocessen wordt een efficiënte, professionele en objectieve toetsing van projecten nagestreefd en via de introductie van regionale projectadviseurs wordt in begeleiding en regionaal maatwerk voorzien. Binnen het Gemeenschappelijk Secretariaat wordt extra expertise opgebouwd die het mogelijk moet maken om een op innovatie en bedrijfsparticipatie gericht programma correct, efficiënt en effectief tot uitvoering te brengen. Er wordt geïnvesteerd in een solide projectmanagementsysteem, wat zowel voor de begunstigden als secretariaat, partners en autoriteiten voordelen (administratieve vereenvoudiging) oplevert. 5.1.3
Beknopte beschrijving van het beheers- en controlesysteem
De beheers- en controleregelingen, welke in detail worden beschreven in het beheers- en controle systeem en het beheers- en controle handboek zoals vast te stellen door de programmapartners bij aanvang van het programma, borduren deels voort op deze in voorgaande Interreg-programma’s. Nieuwe elementen of accenten komen voort uit leerpunten uit de voorgaande programmaperiode, aanbevelingen uit systeemaudits, een bestuurlijke wens tot administratieve vereenvoudiging, harmonisatie waarrond in Interact-verband en met naburige programma’s is overlegd en vanzelfsprekend de nieuwe verordeningen. Bij de opmaak van de beheers- en controleregelingen wordt volgend uitgangspunt mee in overweging genomen met betrekking tot prioritaire assen 1 en 4: indien het programma steun verleent aan een grote onderneming, verzekert de beheersautoriteit zich ervan dat de financiële steun van het programma niet resulteert in een substantieel verlies aan arbeidsplaatsen op bestaande locaties binnen de Unie. Naast de indiening van het Samenwerkingsprogramma, waarbij de lidstaten hun instemming met de inhoud hiervan ten uitdrukking brengen, wordt in het Vlaams-Nederlandse grensgebied voor de uitvoering van het programma een uitvoeringsovereenkomst tussen alle partners en een beheersovereenkomst tussen de verantwoordelijke lidstaat Vlaanderen en de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en de audit autoriteit gesloten. Deze overeenkomsten vormen het fundament van de samenwerking en coördinatie tussen alle betrokken actoren. De overeenkomsten creëren duidelijkheid over aansprakelijkheden, rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende bij de programma-uitvoering betrokken entiteiten, en vormen het kader van waaruit nadere procedures vorm krijgen en advies- en overleg en besluitvormingsstructuren opereren. De gekozen structuur voldoet zowel aan de vereisten van de structuurfondsenverordeningen als aan de behoeften van de diverse partners. In onderstaande worden de afzonderlijke instanties, hun functies en hun onderlinge samenwerking of afstemming kort beschreven. Daarbij wordt in de omschrijving van de functies van de beheersautoriteit tevens ingegaan op de werking van het Gemeenschappelijk Secretariaat met betrekking tot de projectcyclus.
70
Beheersautoriteit De verantwoordelijkheden van de beheersautoriteit worden uiteengezet in artikel 125, leden 2 en 3 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad. Om op een correcte en doeltreffende wijze aan haar verantwoordelijkheden tegemoet te komen, legt de beheersautoriteit na indiening van het Samenwerkingsprogramma (conform artikelen 72-74 van bovengenoemde verordening) een complete beschrijving van de beheers- en controleregelingen voor, waarin de organisatie en procedures van de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit, de audit autoriteit alsmede het Comité van Toezicht en het Gemeenschappelijk Secretariaat als bemiddelende instantie toegelicht worden. In de beschrijving van het beheers- en controlesysteem legt de beheersautoriteit verder vast hoe de Groep van Auditoren zal functioneren, en hoe de coördinatie tussen audit instanties en (overige) autoriteiten plaats zal vinden onder coördinatie van de verantwoordelijke lidstaat. De beheersautoriteit stemt in de opmaak van het beheers- en controlesysteem af met de overige autoriteiten en legt de beschrijving van het beheers- en controlesysteem alsmede het onderliggende beheers- en controlehandboek ter goedkeuring voor aan het Comité van Toezicht. Voor de uitvoering van haar taken en verantwoordelijkheden wordt de beheersautoriteit ondersteund door het Gemeenschappelijk Secretariaat overeenkomstig artikel 23 lid 2 van de verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad. Binnen dit Gemeenschappelijk Secretariaat zal er een duidelijke functiescheiding zijn tussen langs de ene kant de personen verantwoordelijk voor projectacquisitie en begeleiding bij projectontwikkeling en langs de andere kant de personen verantwoordelijk voor projectbeoordeling en onafhankelijke advisering van het Comité van Toezicht. Voor de projectacquisitie zal gewerkt worden met aanmeldingsoproepen. Het Gemeenschappelijk Secretariaat stelt een indicatief werkprogramma voor de ganse programmaperiode op met betrekking tot deze aanmeldingsoproepen. De concrete aanmeldingsoproepen zijn tijdens het programma te bepalen door de programmapartners, op advies van het Gemeenschappelijk Secretariaat. Voor elke aanmeldingsoproep zijn volgende aspecten steeds duidelijk omschreven: a) prioritaire as en/of investeringsprioriteit van het Samenwerkingsprogramma waarvoor aanmeldingen kunnen worden ingediend b) voorwaarden c) indicatief budget van de aanmeldingsoproep d) looptijd van de aanmeldingsoproep Elke aanmeldingsoproep zal via het online projectmanagementsysteem (PMS) verlopen. Bij het verstrijken van de deadline beoordeelt het Gemeenschappelijk Secretariaat de ontvangen aanmeldingen zowel op de algemene criteria, als op de specifieke criteria van de aanmeldingsoproep. Voor elke aanmelding die voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, formuleert het Gemeenschappelijk Secretariaat een gemotiveerd advies. De programmapartners nemen daarop een gemotiveerd besluit, waarbij de ontvankelijke aanmeldingen worden geoormerkt als ‘prioritair’ of ‘niet prioritair’. Hierbij nemen zij het principe van geïntegreerde werking mee in overweging. De prioritair geachte aanmeldingen worden daarop door de indieners uitgewerkt tot een volledige projectaanvraag.
71
De ingediende projectaanvragen worden door het Gemeenschappelijk Secretariaat beoordeeld aan de hand van de ontvankelijkheids-, inhoudelijke en financiële criteria en deze formuleert op basis daarvan een advies aan het Comité van Toezicht. Het Comité van Toezicht beslist daarop over de goedkeuring van de projectaanvraag. Indien een projectaanvraag in strijd is met de programmaregelgeving, kan het niet door het Comité van Toezicht worden goedgekeurd. De beheersautoriteit zorgt er vervolgens voor dat de begunstigde een document ontvangt waarin de voorwaarden voor steun voor elke concrete actie zijn vermeld. Het Gemeenschappelijk Secretariaat volgt de inhoudelijke en financiële projectuitvoering op en rapporteert aan het Comité van Toezicht hierover. Op basis van artikel 25, lid 4 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad moet de beheersautoriteit ten aanzien van het financiële beheer en de controle van het Samenwerkingsprogramma vervolgens verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd en of de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven door hen zijn betaald en voldoen aan het toepasselijke recht, het Samenwerkingsprogramma en aan de voorwaarden voor de steun voor het project. Voor de uitvoering van bovenvernoemde taak alsmede de overige in lid 4 benoemde taken zal de beheersautoriteit een extern controleur inschakelen ter ondersteuning van de financiële cel van het Gemeenschappelijk Secretariaat. De beheersautoriteit vergewist zich via duidelijke richtlijnen, frequent overleg en een kwaliteitscontrole op de correcte uitvoering van haar taken door de eerstelijnscontroleur en het Gemeenschappelijk Secretariaat. De projectuitvoerders hebben de mogelijkheid hun uitgaven te declareren via het projectmanagementsysteem (PMS). De beheersautoriteit staat niet enkel in voor de financiële afwikkeling van declaraties, maar tevens voor de inhoudelijke voortgangscontrole van projecten en begeleiding van begunstigden. Het Gemeenschappelijk Secretariaat ondersteunt de beheersautoriteit hierin. Hierbij wordt duidelijk aandacht besteed aan de samenhang tussen het inhoudelijke en het financiële aspect van de projectuitvoering. Bij aanvang van het project wordt een uitgebreide infosessie georganiseerd waarin de begunstigden in detail worden ingelicht over de toepasselijke regelgeving en procedures. Ieder project krijgt een direct aanspreekpunt (projectadviseur) maar wordt tevens opgevolgd door specialisten (op inhoudelijk, regeltechnisch, financieel) vlak. De pro-actieve begeleiding gebeurt op basis van risico-inschatting zodat maximaal wordt aangekoerst op een vlotte, correcte en effectieve uitvoering van het project. Voor wat betreft het voldoen aan communicatieverplichtingen en begeleiding in het voeren van effectieve promotie kunnen de begunstigden bovendien beroep doen op de communicatiemedewerker van het Gemeenschappelijk Secretaraat. Monitoring, inhoudelijke voortgangscontrole, begeleiding en advisering gebeurt via het projectmanagementsysteem (voortgangsrapportages) alsmede via werkbezoeken en deelname aan projectspecifieke overleggremia. Het nauwe, pro-actieve model van begeleiding en daarbinnen vooral de begeleiding op vlak van procedures en regelgeving moeten de administratieve last voor de begunstigden inperken en verwerpingen in eerste- of tweedelijnscontrole helpen voorkomen.
72
Certificeringsautoriteit De taken van de certificeringsautoriteit worden benoemd in artikel 126 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; art. 24 verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad. De certificeringsautoriteit is de instantie die het betalingsverkeer binnen het Interreg-programma vormgeeft. Daarbij gaat het met name om de uitbetaling van middelen aan projectpartners en het opvragen van EFRO-middelen bij de Europese Commissie. Bij de uitvoering van haar taken zal de Certificeringsautoriteit gebruik maken van het projectmanagementsysteem (PMS). Een duidelijke functiescheiding tussen de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit is gewaarborgd. Zowel de beheers- als de certificeringsautoriteit worden aangesteld door de verantwoordelijke lidstaat Vlaanderen en dit via de hierboven genoemde beheersovereenkomst. Auditautoriteit De taken van de audit autoriteit worden vastgelegd in artikel 127 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; art. 25 verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad. De auditautoriteit waarborgt dat er audits worden uitgevoerd op de behoorlijke werking van de beheers- en controlesystemen van het operationele programma en op een passende steekproef van projecten op basis van de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven. Voor de uitvoering van de haar taken wordt de auditautoriteit ondersteund door de Groep van Auditoren, overeenkomstig art. 25 lid 2 van verordening (EU) 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad. De Groep van Auditoren is samengesteld uit de auditautoriteit en vertegenwoordigers van elke lidstaat. De beheersautoriteit, certificeringsautoriteit en het Gemeenschappelijk Secretariaat nemen deel. De Groep van Auditoren legt een reglement voor haar werking vast conform de beschrijving van het beheers- en controlesysteem en de beheersovereenkomst. Audits op projectactiviteiten van de Nederlandse partners zullen worden uitgevoerd door de Nederlandse vertegenwoordiger in de Groep van Auditoren en de audits op projectactiviteiten in Vlaanderen gebeuren in hoofdzaak door de Vlaamse vertegenwoordiger in de Groep van Auditoren. In beide gevallen gebeurt dit in opdracht en onder toezicht van de auditautoriteit. Een duidelijke functiescheiding tussen de beheersautoriteit en certificeringsautoriteit en de audit autoriteit is gewaarborgd. De autoriteiten worden ieder afzonderlijk aangesteld door de verantwoordelijke lidstaat Vlaanderen en dit via de beheersovereenkomst. De audit autoriteit alsmede de diensten die in haar opdracht audits op projecten uitvoeren opereren onafhankelijk en conform de toepasselijke internationale auditstandaarden.
Het Comité van Toezicht De taken van het Comité van Toezicht worden benoemd in artikel 49 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad; art. 12 verordening (EU) 1299/2013 van het Europees
73
Parlement en de Raad. Belangrijke taken van het Comité van Toezicht betreffen de selectie van projecten, het toezicht op de uitvoering van het programma en het sturen van de algemene strategie. Het Comité van Toezicht is ook de instantie die klachten, bezwaren en beroepen behandelt. Bij elk van beide hierboven beschreven stappen in de selectie van projecten, wordt op de programmawebsite gecommuniceerd over het besluit van het Comité van Toezicht zodra deze bekend is. Tot zes weken na die publicatie is het mogelijk om klacht in te dienen over deze (pre)selectie. Voor de projectindieners van de projecten die werden beoordeeld in de desbetreffende (pre)selectie, is de mogelijkheid tot het indienen van een beroep echter beperkt tot gevallen van procedurefouten. Indien binnen die termijn van zes weken een klacht binnenkomt, zal het Comité van Toezicht eerst een uitspraak moeten doen over de klacht, voordat de (pre)selectie een definitieve status kan krijgen. Ook klachten met betrekking tot de uitvoering van een project kunnen worden ingediend bij het Comité van Toezicht die ze in behandeling zal nemen. Indien nodig, kan het Comité van Toezicht doorverwijzen naar de bevoegde instanties. In het Comité van Toezicht zetelen de politieke vertegenwoordigers van alle programmapartners. Waarnemende en adviserende leden betreffen de Europese Commissie (desk officer), de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit, de audit autoriteit en het Gemeenschappelijk Secretariaat, alsmede vertegenwoordigers namens de Vlaamse en Nederlandse steden en gemeenten, de milieuverenigingen, sociale en economische partners en de NGO’s,
5.1.4 Verdeling van aansprakelijkheden onder de deelnemende lidstaten in geval van financiële correcties opgelegd door BA of EC Voor zover overeenkomstig artikel 143 van verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd, dan zal de Lidstaat op wiens grondgebied de eerstverantwoordelijke begunstigde is gevestigd, de certificeringsautoriteit ondersteunen om de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen. Dit geldt eveneens voor terugvorderingen bij projectpartners van buiten het programmagebied maar nog op het grondgebied van Vlaanderen of Nederland. Voor wat betreft financiële correcties bij projectpartners buiten Vlaanderen of Nederland, wordt voorafgaand aan de goedkeuring van projecten met betrokkenheid van dergelijke projectpartners in samenspraak met de programmapartners bepaald welke partij de certificeringsautoriteit ondersteunt bij de eventuele terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen aan deze projectpartners.
5.1.5 Gebruik van de euro Niet van toepassing
5.2
Betrokkenheid van partners
5.2.1 Rol van de verschillende partners in de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van het samenwerkingsprogramma
74
1) Rol van de partners in het voorbereidingsproces In november 2011 is door het Comité van Toezicht van het Interreg IV Grensregio VlaanderenNederland programma beslist om te starten met de voorbereidingen van het nieuwe programma. Leden van de beheersautoriteit en het gemeenschappelijk secretariaat hebben sindsdien, in nauw overleg met de betrokken lidstaten en de overige programmapartners, de nodige stappen gezet om te komen tot een gedragen SP. Op twee verschillende momenten zijn de partners waarnaar verwezen wordt in artikel 5 van Verordening (EU) 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad betrokken in het voorbereidingsproces van het nieuwe programma. In eerste instantie is dit gebeurd via een brede stakeholdersbevraging, georganiseerd in Antwerpen op 28 november 2012. Een substantieel deel van de deelnemers hieraan – begunstigden onder het lopende programma en andere geïnteresseerde partijen – betrof partners zoals bedoeld in voornoemd artikel. Aan hen werd, tijdens workshops, gevraagd hoe zij concreet invulling zouden geven aan de tot dan toe geselecteerde thema’s innovatie, CO2-reductie en milieu. Deze input is vervolgens gebruikt bij het uitwerken van de strategie. In de loop van 2013 werd een tweede consultatieronde georganiseerd die meer de diepte in ging. Na goedkeuring door de Stuurgroep op 12 juni 2013 werd aan een beperkt aantal (koepel)organisaties uit beide lidstaten een voorlopige versie van het programma – bestaande uit de gebiedsanalyse en de hoofdstukken 1, 2 en 8 – voorgelegd. Op basis van die input werd het Samenwerkingsprogramma verder ontwikkeld door het partnerschap van de twee lidstaten en de acht provincies. Voor de lokale besturen werden VVSG en VNG aangeschreven, voor de economische en sociale partners SERV en SER, voor de milieuorganisaties de Minaraad en het Netwerk van Natuur- en Milieufederaties, voor de ngo’s enkel de Verenigde Verenigingen - bij gebrek aan Nederlandse tegenhanger - en voor de gelijke kanseninstanties het Team Gelijke Kansen in Vlaanderen van de Vlaamse Gemeenschap en het College voor de rechten van de mens in Nederland. Om te verzekeren dat alle organisaties op de hoogte waren van de adviesvraag werd deze, na telefonisch overleg en een vooraankondiging per mail, zowel via een officiële brief van de beheersautoriteit aan de hoofden van de betreffende organisaties bezorgd als via mail aan de contactpersonen. De adviesronde liep van 24 juni 2013 tot 31 juli 2013, maar de antwoordtermijn werd voor een aantal organisaties verlengd. Met SERV werd een aangepaste procedure afgesproken: zij worden geraadpleegd door de Vlaamse overheid na goedkeuring van het definitieve SP door de Stuurgroep Grensregio Vlaanderen-Nederland en voor indiening ervan door Vlaanderen bij de Commissie. Een 22 aantal andere organisaties liet weten geen advies te zullen opleveren . Uit de bevraging bleek dat de strategie in ruime mate gedragen wordt door het maatschappelijk middenveld. Niettemin leverde de partnerschapsbevraging enkele interessante adviezen op, op basis waarvan de programmadocumenten aangepast werden. Zo is in de gebiedsanalyse de milieusituatie op de terreinen water en afval genuanceerd en is aandacht voor regionale/lokale initiatieven rond
22
Voor een gedetailleerd overzicht van de geconsulteerde partners, zie hfst 9.3 75
hernieuwbare energie toegevoegd. Verder is in de strategie getracht om de belangrijkste economische sectoren evenwichtiger te benoemen door meer nadruk te leggen op de sector ‘hightech systems & materials’ en de crossovers met lifesciences en agrofood. 2) Rol van de partners bij de uitvoering van het programma De partners waarnaar verwezen wordt in artikel 5, zullen uitgenodigd worden om zitting te nemen in het Comité van Toezicht van het nieuwe programma. In die hoedanigheid zullen zij betrokken zijn bij de uitvoering, monitoring en evaluatie van het programma. De betrokken lidstaten en overige programmapartners zijn verder nauw betrokken bij de uitvoering van het programma. Via de communicatiestrategie worden de programmapartners nadrukkelijke ingeschakeld in de communicatie in functie van werving en acquisitie richting potentiële begunstigden, en de communicatie over resultaten richting het brede publiek, onder andere via gedecentraliseerde communicatiebudgetten. De projectadviseurs van het Gemeenschappelijk Secretariaat zijn ieder ook verbonden aan een programmapartner, en kunnen zo regionaal maatwerk leveren in de werving en actieve acquisitie. Tijdens de uitvoering van het programma zijn de programmapartners niet enkel betrokken in het Comité van Toezicht, maar ook in daaronder opererende ambtelijke coördinatie- en werkoverleggen.
76
6.
COÖRDINATIE TUSSEN DE FONDSEN
Op basis van de kansen en behoeften zoals geschetst in de gebiedsanalyse, hebben de programmapartners in de Grensregio Vlaanderen-Nederland vier thematische doelstellingen geselecteerd. De resultaten van alle te selecteren projecten dragen bij aan de realisatie van de Europa 2020-strategie, zoals de Europese uitdagingen zich in de Grensregio manifesteren. Binnen de (budgettaire) capaciteiten van het programma wordt ingezet op het initiëren en stimuleren om ontwikkeling in de gewenste richtingen aan te wakkeren. Met de focus op specifieke grensoverschrijdende componenten van de geselecteerde investeringsprioriteiten is het programma in beginsel complementair aan andere programma’s van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI), in het bijzonder de (regionale) operationele programma’s voor EFRO, ELFPO en ESF. Ook hier geldt evenwel dat op veel beleidsgebieden meer dan één EU-instrument middelen kan verschaffen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. De Grensregio erkent het belang om de complementariteit tussen de verschillende EU-instrumenten op nationaal en regionaal niveau in kaart te brengen en te benutten, zowel in de plannings- als in de uitvoeringsfase. Door verschillende structuren en werkwijzen wordt hier invulling aan gegeven: o De lidstaten België en Nederland voorzien in structuren voor coördinatie tussen de fondsen, zoals beschreven in hun respectieve partnerschapsovereenkomsten; o De lidstaten staan eveneens in voor de coördinatie met nationale instrumenten en zien erop toe dat het programma additioneel is aan hun eigen beleid. o De programmapartners zijn ook betrokken bij andere ESI-programma’s in hun gebied. De vertegenwoordigers van deze programmapartners verzorgen binnen hun organisaties verspreiding van informatie en de borging van complementariteit. Zo is er contact tussen de projectadviseurs van het programma, de facilitatoren van andere Interreg-programma’s, de local actions groups (ELFPO), etc.; o Naast de ESI-programma’s is overlap mogelijk met de communautaire programma’s. Gezien de thematische keuzes in het Samenwerkingsprogramma, zal deze overlap zich vooral voordoen ten aanzien van Horizon2020 en Life. Vanuit de Grensregio zullen alle oproepen tot projectvoorstellen worden bezorgd aan de nationale contactpunten van deze programma’s in België en Nederland. Wanneer een oproep raakt aan een ander communautair programma, zal deze ook aan het contactpunt van dat programma worden bezorgd. o De complementariteit en synergie met overige ESI-programma’s in Vlaanderen en ZuidNederland en met vooral Horizon2020, gelet op de focus die het programma legt op innovatie, wordt bevorderd in de sterk uitgebouwde begeleiding in de acquisitiefase. Een tiental projectadviseurs die het programma vertegenwoordigen vanuit de eigen regio en/of lidstaat, begeleidt het projectidee van in de beginfase en dit met een grondige kennis van actuele projecten en projectvoorstellen in de andere programma’s. Bij ideeën op innovatiedomeinen kan, indien nodig, via de website en/of het aanspreken van de nationale contactpunten van deze programma’s worden nagegaan welke projecten op betreffend domein lopen in Horizon2020. Dit zodat de indieners van een project in Interreg Vlaanderen-Nederland geadviseerd kunnen worden in functie van een maximale aansluiting bij of valorisatie van de stappen welke elders in Europa via Horizon2020 zijn gezet. o De genoemde projectadviseurs werken vanuit het gemeenschappelijk secretariaat, maar met een sterke link naar de eigen regio. Daar functioneren ze in nauwe relatie tot contactpunten en facilitatoren actief voor andere ESI-programma’s in de regio. Deze relaties versterken de mogelijkheden voor complementariteit en synergie, zoals hierboven beschreven, maar dragen ook bij aan een afbakening tussen de verschillende programma’s. Projectvoorstellen worden in een vroeg stadium verwezen naar het inhoudelijk en qua partnerschap en geografie meest 77
o
logische programma. In een goede onderlinge verstandhouding bevorderen de verschillende programmasecretariaten en de bij de verschillende programma’s betrokken partnerbesturen de afstemming; door het organiseren van overleg, door het delen van informatie op programmaniveau en het inspelen op de verschillen tussen de programma’s om een zekere afbakening en ‘specialisatie’ te bevorderen. Zo is puur maritiem georiënteerde VlaamsNederlandse samenwerking in veel gevallen een onderwerp waarvoor eerder de mogelijkheden afgetast zullen worden in de Twee Zeeën of Noordzee-programma’s. 23 Tools en gidsen rond synergie, opgesteld door de Europese Commissie , worden bestudeerd en kunnen leiden tot verdere implementatiestappen.
Dankzij de hierboven uiteengezette intensieve samenwerking, afstemming en communicatie met overige ESI-programma’s in Vlaanderen en Zuid-Nederland en het goede beeld dat bestaat rondom activiteiten worden projecten, projectonderdelen of activiteiten van specifieke partners waarin risico’s op dubbelfinanciering ontstaan, vaak reeds geïdentificeerd in de fase van projectontwikkeling. Het programma werkt een instrumentarium uit om de risico’s op dubbelfinanciering (of anderszins het niet conform wettelijke bepalingen handelen van begunstigden) bij besluitvorming én tijdens de uitvoering, meer specifiek en objectief in te schatten. Een belangrijke parameter is hierin de betrokkenheid van de begunstigde in andere projecten in andere programma’s; relatief eenvoudig in te winnen informatie, zeker gezien de nauwe samenwerkingsrelaties met die programma’s. Naarmate risico’s toenemen, wordt een project intensiever begeleidt (voorkomen van dubbelfinanciering) en gecontroleerd (opsporen van dubbelfinanciering). Daarnaast is er bij de uitwerking van de beheers- en controleregelingen (zie hoofdstuk 5) ook aandacht voor het verhinderen van dubbelfinanciering.
23
Bijvoorbeeld ‘Enabling synergies between European Structural and Investment Funds, Horizon 2020 and other research, innovation and competitiveness-related Union programmes. Guidance for policy-makers and implementing bodies, herfst 2014 78
7.
VERMINDERING VAN DE ADMINISTRATIEVE LASTEN VAN BEGUNSTIGDEN
Om haar doelstellingen te bereiken, moet het programma de betrokkenheid van bedrijven verhogen. Om de administratieve belasting van deze begunstigden te verlichten, zal het programma investeren in de verdere verduidelijking van het staatssteunkader en inkomstenkader. Bovendien zal het programma investeren in het minimaliseren van de administratieve druk bij het aanvraag- en uitvoeringsproces, met extra aandacht voor deze begunstigden en zal onder meer bijkomend geïnvesteerd worden in communicatie en begeleiding voor deze begunstigden. Geïnvesteerd wordt eveneens in de ontwikkeling van een digitaal projectmanagementsysteem waarbij de primaire focus ligt op gebruiksgemak voor de begunstigden en waarbij de communicatie tussen begunstigden onderling en tussen begunstigden en programma-autoriteiten zal vergemakkelijkt worden. De suggesties uit de midterm evaluatie van het Interreg IV-programma Vlaanderen-Nederland voor de vereenvoudiging en verduidelijking van de programmadocumenten worden meegenomen bij de vormgeving van de nieuwe programmadocumenten. Ten slotte worden ook stappen ondernomen om de projectcyclus te stroomlijnen. De werkdruk voor projectaanvragers zal hierdoor dalen en doorlooptijden zullen korter worden.
79
8.
HORIZONTALE PRINCIPES
8.1
Duurzame ontwikkeling
Bevordering van duurzame ontwikkeling is een doelstelling die maatschappelijk breed wordt gedragen en ondersteund. Ook in de uitvoering van het programma komt dit met nadruk terug. Het programma is erop ingericht om duurzame ontwikkeling ook daadwerkelijk te stimuleren en mogelijk te maken. Het programma draagt in volle breedte bij aan het streven naar duurzame ontwikkeling. De prioritaire as ‘Duurzame groei – energie’ heeft als uiteindelijk doel de klimaatsverandering te verzachten. Binnen de prioritaire as ‘Duurzame groei – milieu en hulpbronnen’, richt de eerste gekozen investeringsprioriteit zich specifiek op milieubescherming. De resterende twee investeringsprioriteiten dragen bij aan een efficiënte omgang met hulpbronnen en vergroening van de economie. Duurzame ontwikkeling vormt een horizontaal principe waaraan ieder project binnen het programma getoetst zal worden. In de eerste plaats is duurzame ontwikkeling een ontvankelijkheidscriterium bij de projectselectie. Projectvoorstellen kunnen enkel goedgekeurd worden binnen het programma indien de projectdoelstellingen en activiteiten niet strijdig zijn met de principes van duurzame ontwikkeling. In de projectaanvraag dienen projectindieners aan te geven op welke manier het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Deze bijdrage wordt meegenomen bij de inhoudelijke projectbeoordeling. Tijdens de projectuitvoering dienen de projectuitvoerders over de bijdrage aan duurzame ontwikkeling te rapporteren. De invulling van dit principe zal bij elke projectoproep herbekeken worden en indien wenselijk, zullen oproepspecifieke criteria geformuleerd worden.
8.2
Gelijke kansen en anti-discriminatie
Het gelijkekansenprincipe is grondwettelijk verankerd en verder uitgewerkt andere wetten en regelgeving. Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt een actief gelijkekansenbeleid gevoerd. Toegang tot het programma - en dan met name tot de programmafinanciering – is gegarandeerd voor iedereen, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Op basis van de geselecteerde investeringsprioriteiten kunnen geen specifieke doelgroepen geïdentificeerd worden die risico lopen gediscrimineerd te worden. Per projectoproep zal dit herbekeken worden en indien wenselijk, zullen oproepspecifieke criteria geformuleerd worden. Gelijke kansen en antidiscriminatie vormen een ontvankelijkheidscriterium bij de projectselectie. Projectvoorstellen kunnen enkel goedgekeurd worden binnen het programma indien de projectdoelstellingen en activiteiten niet strijdig zijn met het gelijkekansen- en antidiscriminatieprincipe.
80
Bij de projectaanvraag dienen projectindieners aan te geven op welke manier het project bijdraagt aan het gelijkekansen- en anti-discriminatieprincipe. Indien van toepassing, wordt deze bijdrage meegenomen bij de inhoudelijke projectbeoordeling. Tijdens de projectuitvoering dienen de projectuitvoerders over de bijdrage aan het gelijkekansen- en anti-discriminatieprincipe te rapporteren.
8.3
Gelijkheid van man en vrouw
De gelijkheid van man en vrouw is één van de grondbeginselen van het Gemeenschapsrecht en is als dusdanig een algemeen aanvaard en breed ondersteund principe binnen de grensregio. Dit principe geldt binnen alle prioritaire assen van het programma. Projecten die strijdig zijn met het gelijkheidsbeginsel man-vrouw kunnen niet goedgekeurd worden binnen het programma. Het beginsel vormt immers een ontvankelijkheidscriterium bij de projectselectie. Bij de projectaanvraag dienen projectindieners aan te geven op welke manier het project bijdraagt aan de gelijkheid tussen man en vrouw. Deze bijdrage wordt meegenomen bij de inhoudelijke projectbeoordeling. Tijdens de projectuitvoering dienen de projectuitvoerders over de bijdrage aan de gelijkheid van man en vrouw te rapporteren. De invulling van dit principe zal bij elke projectoproep herbekeken worden en indien wenselijk, zullen oproepspecifieke criteria geformuleerd worden.
81
9.
SEPARATE ONDERDELEN (ALS BIJLAGEN PRESENTEREN)
9.1
Lijst van grote projecten
niet van toepassing Tabel 24: lijst van grote projecten
9.2
Performance framework
Wordt automatisch gegenereerd. Tabel 25: prestatiekader
9.3
Lijst van relevante partners betrokken in de voorbereiding van het programma
Organisaties ingeschreven voor het stakeholdersevent: 4D Area & City Advocatenkantoor Van Renterghem Agentschap Ondernemen AGRO Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in België APB De Warande ARCADIS Nederland BV Ateron BB Projecten Benelux Bion Food & Agriculture Bloesemlint BOM Bosgroep Zuid Nederland BSBR BureauBuiten Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen CNV Belastingservices Cubiss De Innovatiefabriek BV De Wingerd Demos vzw Dethon DOW Benelux Ecopower cvba Eindhoven ERAC EURES Maas-Rijn
ACLVB AG VESPA Agentschap voor Natuur en Bos AGSO AnSem NV Aquafin NV Architect BNA stedenbouwkundige Avans Hogeschool Beeldvang Bio Base Europe Pilot Plant BIQE Boerenbond Bosbeheer en Europese projecten Brainport Development N.V Bureau More CCBT Cipal Confederatie Bouw De Hoop Terneuzen bv De Kringwinkel Hageland vzw Deloitte Departement Waterbeleid Dijkgraaf DSP Valley vzw EGTS Linieland van Waas en Hulst Enviro+ Euregio Scheldemond Europarlement
82
Europese Commissie EVO FISCH Ft Innovations bv Gemeente Beek Gemeente Bergen op Zoom Gemeente Bronckhorst Gemeente Goes Gemeente Heuvelland Gemeente Knokke-Heist Gemeente Leudal Gemeente Middelkerke Gemeente Nederweert Gemeente Roermond Gemeente Sittard-Geleen Gemeente Terneuzen Gemeente Valkenburg Gemeente Venlo Gemeente Waalwijk GGD Zeeland en West Brabant GPB Proefbedrijf Veehouderij Hezelburcht Consultancy B.V. Hogeschool Zuyd Idea Consult ILV associatie Midwest Impuls Innotek Innovatiecentrum Limburg Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid Interleuven IOK IVR Schelde-Kempen KAHO Sint-Lieven Kamer van Koophandel Limburg Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland Kempen Research & Development Kenniscentrum Vlaamse Steden Kleinkunstcup KU Leuven Landelijke Gilden LNE LSEC Leaders In Security Marohi Meetingleuven Natuurpunt Neerpelt NuTeC NV Industriebank LIOF
Euryconsult.eu FEDERPLAST.BE Flanders' PlasticVision V.Z.W. Gemeente Baarle-Nassau Gemeente Beek Gemeente Breda Gemeente Eindhoven Gemeente Heerlen Gemeente Hulst Gemeente Lanaken Gemeente Maastricht Gemeente Middelkerke Gemeente Noord-Beveland Gemeente Schouwen-Duiveland Gemeente Steenbergen Gemeente Tilburg Gemeente Veere Gemeente Venray Gemeente Weert Ghent Bio-Energy Valley vzw Haute Equipe Hogere Zeevaartschool Antwerpen I-Cleantech Vlaanderen vzw IGS Schelde-Landschapspark IMEC Inagro Innovatiecentrum Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw Intercommunale Leiedal INTERREG Deutschland-Nederland IOK Afvalbeheer JUSBOX Kamer van Koophandel Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen KATHO Kenniscentrum Sociaal Europa vzw KH Leuven KOMOSIE vzw KU Leuven Research & Development LLTB Logistiek Platform Limburg/POM Limburg Maastricht University Matrimoniogroep NanoHouse Nederlands Consulaat-generaal NL RNT nv De Scheepvaart OAZ subsidieadvies 83
Open Manufacturing Campus Turnhout PC Fruit PIVA provinciaal onderwijs Antwerpen Plasticvision Plattelandscentrum Meetjesland vzw POM Oost-Vlaanderen Proefcentrum Groenteteelt Oost-Vlaanderen Promint Provincie Limburg Provincie Oost-Vlaanderen Provincie Vlaams Brabant Provincie West-Vlaanderen Provincie Zeeland Qmineral bvba Regionaal Landschap de Voorkempen vzw Regionaal Landschap Meetjesland vzw Rescoop REWIN Rlkm RWB S.E.O. vzw Oostende SCALDA SIRRIS Sociale Innovatie Stad Antwerpen Stad Brugge Stad Gent Stad Leuven Stadsbestuur Herentals Steunpunt Groene Zorg vzw Stichting CrossRoads Stichting TanteLouise-Vivensis Syntens Thomas More Toegankelijkheidsbureau vzw Topsport Limburg Trias-subsidie Universiteit Gent Universiteit Maastricht UZ Leuven Vereniging Natuurmonumenten Vito NV Vlaamse Overheid - Departement LNE VMSW Voka - Kamer van Koophandel Kempen Vrijetijdshuis Brabant VVV Altena Biesbosch Vzw Herita
Organisatie Duurzame Energie PCS Plantijn Hogeschool Platform Zorglandschap Limburg POM limburg POM West-Vlaanderen Proefcentrum Hoogstraten Provincie Antwerpen Provincie Noord-Brabant Provincie Oost-Vlaanderen Provincie Vlaams-Brabant Provincie Zeeland Provincie Zuid-Holland Regio-Achterhoek Regionaal Landschap Kempen en Maasland Regionale Milieudienst West-Brabant RESOC Rijkswaterstaat Zeeland Rurant vzw RWTH Aachen Samenwerkingsverband Regio Eindhoven SER Brabant SIVV SPK Stad Blankenberge Stad Dilsen-Stokkem Stad Hasselt Stad Mechelen Starters Lift Stichting Curamus Stichting Het Zeeuwse Landschap SVB Syntens TNO Healthy Living Toerisme Vlaanderen TPA vzw Universiteit Antwerpen Universiteit Hasselt UWV Werkbedrijf VDAB Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Vlaams Instituut voor Mobiliteit VLM VNG VOM vzw VVD Terneuzen Vzw De Regenboog Vzw Infopol 84
Vzw Jessa Ziekenhuis Vzw PIBO-Campus Watering De Dommelvallei Waterschap Brabantse Delta Waterschap Roer en Overmaas te Sittard WaterstofNet vzw Westtoer WSD Groep Boxtel Zeeland Seaports ZLTO
Vzw Kempens Landschap Wageningen UR Waterschap Aa en Maas Waterschap Peel en Maasvallei Waterschap Scheldestromen Waterwegen en Zeekanaal NV West-Vlaamse Intercommunale Zeeland Port Promotion Council Zet Zuyd Hogeschool
Organisaties gecontacteerd tijdens zomer 2013: VVVSG SERV Minaraad Verenigde Verenigingen DAR – Team Gelijke kansen in Vlaanderen
9.4
Vereniging van Nederlandse Gemeenten SER Koepel van Nederlandse milieufederaties / College voor de Rechten van de Mens
Deelname van derde landen via ENI en IPA
Niet van toepassing
ANNEXES
Gebiedsanalyse Interreg Vlaanderen - Nederland Bijlagen bij onderdeel 1.1.1. (kaart + tabel) Ex-ante-evaluatie van het SP Interreg Vlaanderen – Nederland 2014 – 2020 (incl. MER) Schriftelijke bevestiging van instemming met inhoud SP
85