SAGA-RAPPORT 3
25 JAAR AMATEUR ARCHEOLOGIE
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
SAGA-rapport 3
25 jaar amateur archeologie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Colofon Auteur: Chris Nieuwenhuize Foto’s: AWA, tenzij anders vermeld Illustraties: Gemeente Apeldoorn Vormgeving: Balyon, Zoeterwoude Productie: PrintApeldoorn Oplage: 200 stuks Versie: definitief, februari 2014 ISSN: 2214-0662 Copyright Sectie Archeologie G emeente Apeldoorn 2014 Gemeente Apeldoorn Marktplein 1 Postbus 9033 7300 ES Apeldoorn
[email protected] In de SAGArapporten publiceert de Sectie Archeologie van de Gemeente Apeldoorn (SAGA) haar archeologisch onderzoek of wordt ruimte gegeven aan voor de archeologie van de gemeente Apeldoorn relevant onderzoek. In de rapporten worden de saga van het verleden verteld voor professionals en geinteresseerden in de archeologie.
Voorwoord In de zomer van 1988 mocht ik als vijftienjarig meisje meedoen op een opgraving naar een middeleeuwse nederzetting in Elst. Ik was op zomerkamp van de NJBG, de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis. Het liefste stak ik de handen uit de mouwen en vroeg me dan ook af of ik wel archeoloog wilde worden? Wilde ik niet gewoon spitten en kruiwagens rijden? Wilde ik niet een moestuin ofzo? Die winter, nadat ik enkele weekenden in mijn moeders tuin had geholpen, in de Groningse klei, wist ik het zeker. Archeologie dat moest het zijn! Ik bleek namelijk meer geïnteresseerd in de gevonden kniptang van een conducteur – de moestuin lag langs het spoor – dan in de groei van de boerenkool. En zo werd er uit deze boerenkool een archeoloog geboren! Diezelfde winter, honderdvijftig kilometer zuidelijker, werd de Archeologische Werkgroep Apeldoorn opgericht. Op 7 december 1988 om precies te zijn, nu 25 jaar geleden. Van deze 25 jaar heb ik er nu bijna vijf mogen meemaken als archeoloog van de gemeente Apeldoorn. In de afgelopen jaren heb ik veel kennis van dit mooie gebied opgebouwd, maar als archeologische bureaus onderzoek doen, laten we ze ook altijd contact opnemen met de AWA. Want nergens zit zoveel parate kennis over mogelijke vindplaatsen als bij hen. Bovendien vind ik het belangrijk dat vrijwilligers waar mogelijk altijd de gelegenheid krijgen aan archeologisch onderzoek mee te doen. Ik heb immers zelf als NJBG-er ervaren hoe belangrijk het is dat je als vrijwilliger serieus genomen wordt en je steentje mag bijdragen. Archeologie is zo’n mooi vak, dat wil je delen! Toen de AWA vertelde dat ook zij hun kennis wilde delen in dit rapport van 25 jaar onderzoek hoefden we niet lang na te denken. Daarom is ons cadeau, als Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn, aan de AWA om dit rapport in de SAGA-reeks uit te brengen. Maar vooral ook een mooi cadeau van de AWA aan de inwoners van Apeldoorn: een rapport met uitkomsten en interpretaties van de AWA zelf over 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn. Masja Parlevliet
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
3
Inhoudsopgave Voorwoord AWA
3
1 Inleiding
9
2
Opzet van de rapportages
12
3
Auteurs, bronmateriaal en afbeeldingen
14
4 Korenpassage
15
5 Oranjerie
21
6
36
Brandweerkazerne en cultureel centrum
7 Roggestraat
47
8 Raadhuisplein
58
9
De tuin van Het Loo
82
10
Geen geheime gang naar Het Loo; of wel?
100
11 Welgelegen
106
12 Stinkmolen
118
13
Baksteenovens in Berg en Bos
127
14
Baksteenoven in Grevenhout
134
15
Geen ringwalburg bij Schuilenburg
143
16 Schoonbroek
149
17
Kleine Fluitersweg
164
18
Osseveld Oost
193
19
Assel Veldkartering
198
20
Beekbergen Beekbergerwoud houtskool
205
21 Beekbergen Engelanderweg: Het Rode Hert
211
22
Beekbergen Spelderholt nederzetting
225
23
Beekbergen Spelderholt grafveld
239
24
Garderen Beumelereng
244
25
Hoog Buurloo Braamberg
250
26
Lieren Pastoriestraat
255
27
Loenen Alba terrein
270
28
Loenen De Kempe
278
29
Loenen Kruisgebouw Elim
295
30
Radio Kootwijk, houtskoolmeilers
303
31
Uddel Oude dijk
315
32
Hoog Soeren IJzertijd urn
321
33
Hamelweg musketpistool
325
34 Beekbergen Beekbergerwoud, stenen bijl
328
35
Beekbergen Herenhul Stenen bijl
330
36
Beekbergen Hamerbijl
332
37
Beekbergen Tjonger Schrabber
334
38
Kootwijk Stenen bijl
336
39
Leesten Stenen bijl
338
40
Loenen maalsteen
340
41 Loenen Leeuwenbergweg, bronstijd aardewerk
342
42
Loenen Dalenk, IJzertijd aardewerk
344
43
Nieuw Millingen bronzen hielbijl
346
44
Woudhuis kokerbijl
348
45
Voorst, Bussloo, zonnewijzer
351
46
Brummen, Empe maalsteen
353
Vondstcodes355 Literatuur356 Revisiehistorie358
6
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
7
Overzicht van alle onderzoeken. De nummers verwijzen naar de hoofdstukken.
8
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1 Inleiding Dit document is de weerslag van bijna 25 jaar amateur archeologie in Apeldoorn. In 1988 besloot een kleine groep AWN leden tot de oprichting van een archeologische werkgroep in Apeldoorn. De werkgroep is onderdeel van de landelijke Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) en valt daarbinnen onder regio 18. Als werkgebied heeft ze zich vrijwel uitsluitend gericht op onderzoek binnen de gemeente Apeldoorn hoewel af en toe onderzoeken zijn gedaan in de omliggende gemeentes. 1.1
Ontstaan van de werkgroep
De AWA werd opgericht door een aantal leden van AWN regio 18 afkomstig uit Apeldoorn en omgeving. De activiteiten van de AWN regio hadden zich tot dan toe vooral rond Deventer geconcentreerd en dan met name op de opgraving van het klooster Ter Hunnepe. De Apeldoornse leden zagen hoe in de tweede helft van de jaren 80 de binnenstad van Apeldoorn
grootschalig werd vernieuwd zonder dat daar enig archeologisch onderzoek werd gedaan. Op 7-12-1988 werd een soort oprichtingsvergadering gehouden waarbij besloten werd één maal per maand samen te komen en bovendien actief in de gaten te houden waar gebouwd werd.
Afbeelding 1 Verslag van de oprichtingsbijeenkomst van de AWA op 7-12-1988
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
9
1.2
Depot en bijeenkomsten
Al snel was de behoefte van een vaste plek om bij elkaar te komen en vondsten te verwerken. In de eerste periode werd bij Gerard Heij op zolder gewerkt. Vervolgens werd enige tijd gebruik gemaakt van de gastvrijheid van directeur Hans de Mol van museum Marialust. Na de verhuizing van het museum tussen 1993 en 1995 kon ook de AWA meeverhuizen naar het nieuwe museumdepot op de hoek van de Molenstraat en Havenstraat waar een groot gedeelte van de bovenverdieping van het Voormalige gebouw van de Sociale Dienst kon worden gebruikt. Met name vanaf 1999 werd dat wel afzien. Van het gebouw sneuvelden de ramen zodat het ook niet meer verwarmd kon worden. Bovendien werd af en toe ingebroken wat een aantal vondsten en gereedschappen kostte en een enkele keer werd de ruimte gebruikt als slaapplaats door daklozen.
Toen het gebouw in 2000 werd afgebroken regelde de net aangestelde gemeentearcheoloog ruimte in het ACEC gebouw aan de Roggestraat. Deze werd in augustus 2000 betrokken. Daar vormde het AWA depot de start van het latere gemeentelijke archeologische depot. De ruimte was een stuk kleiner dan aan de Roggestraat, maar beviel (en bevalt) verder uitstekend. Wel gaf de combinatie van kantoren met vloerbedekking en de stof en modder opleverende archeologische activiteiten wel eens wat frictie met de gebouwbeheerders. In principe komt de AWA wekelijks samen (minimaal vanaf 19951), hoewel er ook periodes zijn geweest waarin dat is teruggebracht naar een maal per twee weken (1997/1998). In de zomermaanden (mei-augustus) zijn depotavonden af en toe ingeruild voor veldwerk.
1.3
Archeologische onderzoeken
De werkgroep werd opgericht om zo veel als mogelijk archeologisch onderzoek te doen binnen Apeldoorn. Dat vond in eerste instantie vooral plaats in de marge van de bouwactiviteiten. De mogelijkheden werden vooral bepaald door de welwillendheid vanuit de bouwers en de gemeente. Van lieverlee kreeg de AWA daarbij meer bekendheid en met name in de periode 1992-1996 werden een aantal projecten gedaan waarbij het onderzoek ingepast kon worden in de bouwactiviteiten. Beperkende factor bleef de beschikbare tijd van de amateurs. In de periode 1992-2001 werd ook veel prospectief onderzoek gedaan met de (mega) grondboor. Een van de eerste onderzoeken (Kleine Fluitersweg) resulteerde niet alleen in een aantal interessante vervolgonderzoeken door de AWA en de ROB (zie hoofdstuk 17), maar ook in archeologische bescherming van de resterende enk. De AWA was hiermee een van de eerste groepen amateurs die deze methode gebruikte.
1.4
Afbeelding 2 Stellingkast in het depot aan de Molenstraat
Toen het gebouw in 2000 werd afgebroken regelde de net aangestelde gemeentearcheoloog ruimte in het ACEC gebouw aan de Roggestraat. Deze werd in augustus 2000 betrokken. Daar vormde het AWA depot de start van het latere gemeentelijke archeologische depot. De ruimte was een stuk kleiner dan aan de Roggestraat, maar beviel (en bevalt) verder uitstekend. Wel gaf de combinatie van kantoren met vloerbedekking en de stof en modder opleverende archeologische activiteiten wel eens wat frictie met de gebouwbeheerders.
Afbeelding 3 Depotruimte in het ACEC gebouw in 2009
10
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Overige activiteiten van de AWA
Behalve activiteiten “met de hand aan de schop” is door de werkgroep bij de gemeente veel gelobbyd voor gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie. Dat resulteerde onder andere in 1996 in de tot stand koming van de eerste Archeologische waardenkaart voor Apeldoorn door RAAP2. De AWA was daarbij bovendien inhoudelijk sterk betrokken. Daarnaast zat de AWA vanaf 1995, in de persoon van Robert van Dierendonck in de Monumentencommissie3. Het lobbywerk resulteerde in de aanstelling van een gemeentearcheoloog in 1999. Dat was het eerste jaar Matthijs van Nie, opgevolgd in 2000 door Juke Dijkstra en in 2001 door Maarten Wispelwey. De laatste werd in 2009 opgevolgd door Masja Parlevliet. Met de gemeentearcheologen werd altijd uitstekend samengewerkt. Steeds waren er mogelijkheden om actief mee te werken aan de projecten die in eigen beheer werden uitgevoerd. Wel verschoof de rol van de AWA
1
Hunnepers 1995. blz 45
2
Odé en I.M.C. Nuijten, 1996
3
Hunnepers 1995
door de komst van de professionals van de voorhoede in archeologisch Apeldoorn naar meer ondersteuning. Naast het veld- en lobbywerk waren er ook tal van publieksactiviteiten. Zo is vrijwel jaarlijks meegedaan met de Open Monumentenweek, is er een archeologische fietsroute gemaakt door Gerard Heij en is meegewerkt aan andere Belvedere fietsroutes (Orden, hoog Soeren, Wenum Wiessel). In 1996 werd de Apeldoornse archeologische dag gehouden en bij Centraal Beheer werd in dezelfde periode een cursus Archeologie gegeven. Tenslotte is aandacht gegeven aan bekende archeologische resten. Zo zijn in de loop van de jaren een aantal grafheuvels opgeknapt, is de slakkenhoop in het Orderbos ontdaan van bramen en andere begroeiing, en werd in de periode 2003-2006 een inventarisatie gemaakt van alle cultuurhistorische resten in het Orderbos.
1.5
Rapportage van de onderzoeken
Tot nu toe bestond de rapportage van de onderzoeken vooral uit dagrapporten die aan de deelnemers en (vanaf 1999) aan de gemeentelijke archeologische dienst werden gestuurd. De meeste onderzoeken zijn ook meer of minder uitgebreid gepubliceerd in de Hunnepers, het jaarverslag van AWN18. De bedoeling van dit rapport is om zo veel mogelijk alle informatie op een gestandaardiseerde manier te bundelen. Het rapport is ingedeeld per onderzoek. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om een korte aansluitende periode op één locatie. In sommige gevallen zijn meerdere onderzoeken verspreid over een langere periode gedaan. In dat geval zijn de primaire onderzoeksresultaten zo veel mogelijk apart weergegeven. De opzet van de rapportage kent steeds dezelfde hoofdstukindeling. Als bepaalde informatie ontbreekt of niet relevant is, dan wordt ook dat aangegeven. Tenslotte is er een apart deel met losse vondstmeldingen. De informatie daarover is vaak summier, maar de beschikbare informatie over de meer opvallende vondsten is opgenomen. Als losse bijlage bij dit rapport hoort tenslotte een catalogus met daarin afbeeldingen en beschrijvingen van ongeveer 300 van de meest opvallende vondsten.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
11
2 Opzet van de rapportages Zoals gezegd is de opzet van alle hoofdstukken steeds hetzelfde. Daarbij is die opzet vooral gebaseerd op de specifieke situatie van amateurarcheologie en de beschikbare gegevens. De hoeveelheid en aard van de gegevens verschilt nog al per onderzoek. Toch is zo veel als mogelijk vastgehouden aan het vaste stramien. Voor de eerste paragrafen is waar mogelijk gekeken naar de KNA norm OS15. voor de laatste paragraaf van elk hoofdstuk over de beschikbare documentatie, vondsten en publicaties is OS14 gebruikt. Overigens is deze rapportagenorm slechts als raamwerk en voorbeeld gebruikt omdat de beschikbare gegevens een volledige rapportage in lijn met de KNA kwaliteitsstandaard vaak bij lange na niet mogelijk maakten De volgende gegevens worden voor alle onderzoeken weergegeven
1 Inleiding en administratieve gegevens a. b. c. d.
Korte inleiding van onderzoek en resultaten Uitvoerder (meestal de AWA) en rapporteurs Locatie (gemeente, plaats, toponiem, 4 coördinaten) Gebruikte codering van de vondsten Vondsten en materiaal van de verschillende onderzoeken worden gemarkeerd met een code. Gedurende de jaren zijn verschillende conventies gebruikt. Meestal is een drie letter code gebruikt die als een soort afkorting van de locatie kan worden gelezen. De letter A (Apeldoorn) of B (Beekbergen) komt veel voor. Overigens zijn ook 2 lettercode (BK = Brandweer kazerne) en 4 lettercodes gebruikt (AP92 en AP93 = Schoonbroek). Een overzicht van alle gebruikte codes is opgenomen in de bijlage. e. Beheer en plaats van de documentatie De documentatie van het onderzoek maakt deel uit van het archief van de Archeologische Werkgroep Apeldoorn. Dit archief is grotendeels gedigitaliseerd. Voor onderzoeken van voor 2000 is een deel van de documentatie alleen op papier beschikbaar.
2 Onderzoek
a. Aanleiding voor het onderzoek b. Locatie en omgeving Opgenomen worden i. Locatie: met 4 coördinaten De coördinaten zijn veelal bepaalt door deze af te lezen van de kadastrale kaart zoals die wordt gepubliceerd op het Internet door de gemeente Apeldoorn via de “Rivviewer”. De nauwkeurigheid van de
12
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
kaart is onbekend. Binnen de kaart is deze tot enkele meters nauwkeurig. Vanaf 2003 is de locatie vaak gemeten met de GPS ontvanger. Deze geeft een nauwkeurigheid met een 95% zekerheid die afhankelijk is van de locale omstandigheden, vooral van open zicht op de hemel en eventuele omliggende bomen en gebouwen. Veelal ligt de nauwkeurigheid in de orde van 5 a 10 meter. Er zijn verschillende GPS ontvangers gebruikt door verschillende AWA leden. De nauwkeurigheid van de oudere ontvangers is wat slechter dan die van de jongere (na 2009) Tenslotte is af en toe aan de hand van referentiepunten in het veld de locatie bepaalt. De nauwkeurigheid is daarbij niet aangegeven. Bij gebruik van goede referentiepunten zou een hoge nauwkeurigheid gehaald kunnen worden. Per saldo ontlopen de verschillende methodes elkaar niet veel. Een nauwkeurigheid van 10 meter is meestal wel haalbaar. Veel nauwkeuriger meestal niet, behalve als een klein goed afgebakend perceel in bebouwd gebied is onderzocht. Absolute hoogtematen zijn af en toe ingemeten. Als dat het geval is, dan zijn deze gerelateerd aan bij de gemeente bekende vaste punten, meestal putdeksels. Als een meer globale hoogte-indicatie is gegeven – vooral in het buitengebied – dan is die afkomstig van de gepubliceerde versie van het actueel hoogtebestand zoals dat door Rijkswaterstaat en de waterschappen is ingemeten. Op de publieke versie (www.ahn.nl) is niet heel nauwkeurig een locatie te prikken. Een verticale nauwkeurigheid van enkele meters is wel haalbaar.
ii. Kadastrale kaart Aan de hand van de opgravingsverslagen is achteraf (in 2010 en 2011) de precieze locatie van de verschillende onderzoeken weergegeven op de moderne kadastrale kaart. De gebruikte kaart wordt door de gemeente beschikbaar gesteld via internet (Rivviewer). De maatbalken bij de kaarten zijn hand matig door auteur dezes toegevoegd wat wel tot enkele meters afwijking kan leiden.
iii. Locatie in bredere context Met name de laatste jaren is ook voor amateurs steeds meer gespecialiseerd kaartmateriaal beschikbaar gekomen. Bij de onderzoeken zelf is daar slechts bij uitzondering gebruik van gemaakt. Waar relevant zijn uitsnedes toegevoegd van de Geologische kaart (via Rivviewer van de gemeente Apeldoorn), de archeologische waardenkaart van de gemeente Apeldoorn uit 2005 en het Actueel Hoogtebestand zoals dat rond 2000 beschikbaar kwam.
4. Historische achtergrond
a. b. c. d.
Historisch kaartmateriaal Archief en literatuur verwijzingen Historische afbeeldingen en foto’s Eerdere onderzoeken
5. Synthese / conclusies
a. Datering van het vondstcomplex
6. Bijlage Archivering a. Verwijzing naar AWA archiefstukken en overige archieven b. Verwijzing naar AWA vondstdozen en overige depots c. Fotolijst [meestal niet toegevoegd] d. Verwijzing naar publicaties
c. Datum c.q. tijdspanne van het onderzoek d. Betrokkenen bij het onderzoek e. Omstandigheden rondom het onderzoek Veel van de onderzoeken vonden plaats onder weinig ideale omstandigheden. Karakteristiek voor amateur archeologie is dat vrijwel altijd gewerkt is in de marge, waarbij grondwerkzaamheden hooguit voor korte tijd stil werden gelegd voor het onderzoek, en vaak dat niet eens. Een schets van die situatie, vaak ook met weinig ideaal weer en gebrek aan mankracht, is toegevoegd om te verklaren waarom sommige aspecten van het onderzoek niet of slechts deels zijn uitgevoerd.
3 Resultaten a. Aanpak Voor wat betreft de aanpak van het onderzoek worden zo veel mogelijk details weergegeven. Putten en vlakken worden beschreven. Gebruikte hulpmiddelen, vooronderzoeken en andere technische aspecten worden benoemd. b. Observaties In de paragraaf observaties worden alle in het veld ontdekte sporen beschreven. In deze paragraaf wordt vaak letterlijk geciteerd uit de dagrapporten. c. Opgravingskaart d. Profielen e. Interpretatie van de sporen f. Datering g. Vondstenlijst h. Geraadpleegde specialisten met hun conclusies. i. Af en toe een beperkt aantal foto’s ter verduidelijking en decoratie.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
13
3 Auteurs, bronmateriaal en afbeeldingen 3.1 Bronmateriaal De stukken waar deze rapportage op is gebaseerd bestaan voor het grootste deel uit steeds hetzelfde type materiaal: Dagrapporten, lijsten met vondsten, vlak- en profieltekeningen en foto’s. Van veel stukken zijn meerdere versies, zowel digitaal als op papier. Aan de andere kant ontbreken soms ook stukken die er mogelijk en in sommige gevallen zeker (er wordt naar verwezen) zijn geweest. Veel rapportages en gegevens zijn opgesteld door Gerard Heij. Vooral in de periode 1988-2003. Uit de jaren 1992-1996 zijn veel gegevens opgetekend door Robert van Dierendonck. Vanaf 2001 zijn veel rapporten door ondergetekende en ook een aantal door Ben Teule gemaakt. De oorspronkelijke teksten zijn in veel gevallen letterlijk overgenomen of beperkt herschreven om daarmee meer eenheid in de stijl te creëren.
3.2 Afbeeldingen De foto’s van de activiteiten zijn door verschillende AWA leden gemaakt. Veel van de vlak-, profiel- en vondsttekeningen zijn gedurende de hele periode gemaakt door Harry Schotman. Voor enkele projecten is ook gebruik gemaakt van materiaal van Maarten Wispelweij (o.a. Het Loo en Welgelegen) en incidenteel uit de regionale krant De Stentor. De foto’s van de vondsten zijn gemaakt in de periode 2009-2012 door Harry Schotman. Het historisch kaartmateriaal, foto’s en afbeeldingen zijn in de meeste gevallen afkomstig van museum / archief CODA in Apeldoorn. Moderne kaarten en luchtfoto’s, ook gebruikt als ondergrond voor de opgravingskaarten, zijn afkomstig van de website van de gemeente Apeldoorn (rivviewer). Voor kaarten op een grotere schaal is een digitale versie van de Topografische kaart gebruikt In enkele gevallen is de kadastrale kaart gebruikt zoals die is gepubliceerd op de website watwaswaar.nl, waarop de eerste kadastrale kaart (ca. 1832) is gepubliceerd. Waar gebruik is gemaakt van oude kranten, zijn die afkomstig van de website van de Koninklijke Bibliotheek.
14
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
4 Korenpassage 4.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de aanleg van de overdekte winkelgalerij de Korenpassage werd een aantal voornamelijk 19e eeuwse afvalkuilen vastgesteld en geïnventariseerd.
Code
AKP
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Korenpassage Coördinaten 194.170, 469.690, 194.230, 469.690 194.170, 469.780, 194.230, 469.780
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij
Datum onderzoek
19-2-1989 en 25-2-1989
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
4.2 Onderzoek 4.2.1 Aanleiding Op het terrein gelegen achter de woningen van de Mariastraat, Korenstraat, Nieuwstraat en (op iets meer afstand) Hoofdstraat werd in 1989 een overdekte winkelpassage aangelegd richting het parkeerterrein achter de HEMA (sinds 1994 winkelcentrum Oranjerie). Als eerste stap werd de bovenste laag van ca. 1 meter van bruin/zwarte, deels vervuilde grond, afgegraven en afgevoerd. Na het ontgraven van dit bovenste deel werden de contouren van afvalkuilen zichtbaar waarin zich aardewerk bevond. Deze afvalkuilen zijn vervolgens geïnventariseerd.
4.2.2 Locatie Coördinaten
194.290, 469.790, 194.310, 469.760 194.350, 469.760, 194.350, 469.800
Het gaat bij om de achtertuinen achter de panden aan de aangrenzende straten. Vermoed wordt dat het oorspronkelijk voor een deel om de achtertuinen van de Dorpsstraat – nu Hoofdstraat – gaat. Afbeelding 4 Kadastrale kaart uit 2010 met in blauw het onderzochte
4.2.3
Periode van het onderzoek
Het onderzoek vond plaats op 2 dagen: Zondag 19-2-1989 en zaterdag 25-2-1989.
terrein. In rood de verschillende onderzochte kuilen
Betrokkenen bij het onderzoek
4. C.Eland 5. T.Boltze (Arnhem) 6. Harry Schotman
Betrokkenen bij het onderzoek waren 1. Theo Weltje 2. Ronald Wentink 3. Gerard Heij
De gegevens (en teksten) uit deze rapportage zijn voor het merendeel afkomstig uit een verslag door Gerard Heij uit eind 1989. Vermoedelijk is dat ook gepubliceerd.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
15
4.2.4
Omstandigheden rondom het onderzoek
Het onderzoek vond plaats in de marge van de grondwerkzaamheden voor de aanleg van de Korenpassage. Op zondag 19-2 werd een afvalkuil aangetroffen, wat tot het verzoek leidde deze en andere kuilen in de opvolgende week te ontzien zodat in het volgende weekend verder onderzoek kon plaatsvinden. Het onderzoek was daarmee een echte noodopgraving waarbij geen complete afvalkuilen konden worden onderzocht.
4.3 Resultaten 4.3.1 Aanpak Zaterdag (25/02) is er de hele dag (10.00‑ 16.30) gegraven en zijn diverse kuilen onderzocht i.v.m. de noodzaak e.e.a. snel op te graven werd niet getekend of ingemeten.Wel zijn een paar foto’s van de situatie voor verdere ontgraving van het terrein gemaakt. [Nog niet teruggevonden]
4.3.2 Observaties Kuil 1 gemetselde ronde put(normale steen) die nauwelijks vondsten bevatte,deze put is voor een groot deel blijven zitten. Kuil 2 langwerpige afvalkuil Kuil 3 ronde afvalkuil 19/02 leeggehaald,dicht bij kuil 2 Kuil 4 los gestapelde put, inhoud niet kunnen onderzoeken,onderin geen materiaal Kuil 5 niet bekeken reeds afgevoerd Kuil 6a en 6b ronde afvalkuilen naast elkaar, onderin materiaal bij 6b; 6a door tijdsdruk en aangetroffen materiaal aan zijkanten bekeken, niet interessant voor verder onderzoek.
Datering materiaal merendeels tussen eind 17e tot begin 19e eeuw. Kuil 6: Materiaal veelal van huishoudelijke aard zoals kop en schotels (porselein), theepotten en pispotten echter gezien de hoeveelheid van o.a. de pispotten mogelijk herbergmateriaal. Datering van midden 18e tot midden 19e eeuw.
4.3.6 Datering Zoals in de vorige paragraaf al opgemerkt is vooral materiaal teruggevonden daterend uit het einde van de 17e tot het midden van de 19e eeuw. Vondstenlijst Onder de vondstgroepen valt kuil 6 op. In deze kuil werd een groengeglazuurde lekschaal aangetroffen van witbakkend aardewerk (AKP-6-11). Opvallend was dat in het aardewerk een paar geboorde gaatjes zaten waarmee deze schaal na breuk blijkbaar ooit was gerepareerd. Naast deze vondst, die zeker niet van een hoge welstand getuigde, werd ook een industrieel witte puddingvorm aangetroffen van het merk Wedgwood (AKP-6-12), wat juist een duur object moet zijn geweest. De combinatie van beide is opvallend.
7 put aangesloten op bestaand riool met weinig materiaal In de ronde putten bovenin veel houtskool en bij een aantal tabakspijpen‑ materiaal.
4.3.3 Opgravingskaart Uit het beschikbare rapport blijkt dat er geen opgravingskaart is gemaakt. De verschillende kuilen zijn aangegeven op de kaart van het onderzoeksgebied hiervoor.
4.3.4 Profielen Uit het beschikbare rapport blijkt dat er geen profieltekeningen zijn gemaakt.
4.3.5
Interpretatie van de sporen
Voorzichtige conclusies zijn slechts mogelijk t.a.v. de kuilen 2, 3 en 6. Kuil 2: Waarschijnlijk herbergmateriaal. Datering materiaal merendeels tussen begin 18e eeuw tot midden 19e eeuw Kuil 3: Herbergmateriaal (met name veel kruikmateriaal en een fragment van een zeer grote komfoor die zeker niet voor een normaal gezin in gebruik zal zijn geweest). Afbeelding 5 Vondst AKP-3-2 en AKP-3-14
16
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Vondstenlijst Project
Korenpassage
Code
AKP
Datum1
9 en 25 februari 1989
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Korenpassage
Put
Vlak
Baksel
Date- Onderdeel ring Rand
1
IW
IW
19c
Totaal
Perc.
1
100%
1
1
100%
2
2
11%
1
1
6%
11
61%
S2
1
1
6%
IW
19b
3
3
17%
18
18
100%
Details
Bijzondere vondsten
Societe Ceramique beeld 550
AKP-1-1
Spoelkom
AKP-2-14
Frankfurter waar, schotel met slibversiering, melkkan, komfoor, test
AKP-2-5, AKP-2-9, AKP-2-11, AKP-2-13, AKP-2-10, AKP-212, AKP-2-4, AKP-2-6
Perc.
AKP-2-2, Bord
AKP-2-3, AKP-2-15
1
1
3%
R
20
20
57%
Kom, zeepkom, melkkan, voorraadpot, kachelpan,zeepkom, kom, deksel, pot, steelkom, komfoor, pot, kachelpan,pot
AKP-3-2, AKP-3-3, AKP-3-9, AKP-3-14, AKP-3-7, AKP-3-4, AKP-3-15, AKP-3-5, AKP-3-6, AKP-3-12, AKP-3-13, AKP-3-11, AKP-3-8, AKP-3-1
S2
12
12
34%
Westerwald Fles, mineraalwaterfles
AKP-3-16, AKP-3-17
S3
1
1
3%
Pispot, puddingvorm
AKP-6-5, AKP-6-12
Pispot
AKP-6-9
W Subtotaal
Totaal
11
W
Totaal
Gewicht
R
Subtotaal
6
Overig
1
MA/FA
3
Bodem
20a
Subtotaal 2
Wand
Aantal
IW
19d
1
1
3%
35
35
100%
19
19
46%
MA/FA
1
1
2%
P
1
1
2%
R
4
4
10%
Bloempot, bord, pot
AKP-6-8, AKP6A-4, AKP-6-10, AKP-6A-2
S2
4
4
10%
Westerwald kan, fles
AKP-6A-1, AKP6A-3
W
4
4
10%
Test, lekschaal, kom, kan
AKP-6-7, AKP-6-11, AKP-6-13, AKP-6-6
W-Pijp
8
8
20%
Subtotaal
41
41
100%
23
23
24%
IW
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
17
Vondstenlijst Project
Korenpassage
Code
AKP
Datum1
9 en 25 februari 1989
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Korenpassage
Put
Vlak
Baksel
Date- Onderdeel ring Rand
Wand
Bodem
Gewicht
Totaal
Totaal
Perc.
MA/FA
2
2
2%
P
1
1
1%
R
35
35
37%
S2
17
17
18%
S3
1
1
1%
W
8
8
8%
W Subtotaal
4.4
Overig
Aantal
1
1
3%
35
35
100%
Details
Bijzondere vondsten
Perc.
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Niet van toepassing
4.5
Historische achtergrond
4.5.1
Historisch kaartmateriaal
Afbeelding 7 Perceelgebruikers aan de Hoofdstraat omstreeks 1830. De kuilen zijn aangegeven. Kuil 1 is hier getekend op perceel 326.
4.5.2
Archief en literatuur verwijzingen
Niet bekend
4.5.2
Historische afbeeldingen en foto’s
In de beeldbank van het Apeldoorns gemeentearchief (http://www.coda-apeldoorn.nl/collecties/coda-archief-kenniscentrum/beeldbank) zijn een aantal foto’s van het onderzoeksterrein: • Afbeelding 6 Kadastrale kaart uit 1832 met in rood de onderzochte kuilen. Mogelijk lag kuil 1 op perceel 326.
18
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
GA-002208 Overzicht van terrein uit 1978
Afbeelding 8 Overzicht van het terrein in 1978 vanuit het zuiden (GA-002208)
Aan de Korenstraat zijn vooral de achtertuinen van de panden 13, 19, 21-27 en het hoekpand met de Nieuwstraat geraakt (nu nummer 31) Vooral het eind 19e eeuwse, nog steeds bestaande pand op de nummers 21-27 is vaak gefotografeerd. Ook het hoekpand, dat tussen de 2e wereld oorlog en de afbraak van rond 1970 als muziekhal werd uitgebaat komt regelmatig voor. • • • • • • • • • • • • • •
GA-015521 Korenstraat 13 in 1950/60 Manufacturen- winkel Molenbroek P-005626 Korenstraat 13 in 1965 P-005556 Korenstraat 19 1966 Schoenenwinkel Hoogenbosch, eerder Van Woensel P-002158 Korenstraat 21-27 1900-1910 Winkelpand met erkers en bogen P-002273 Korenstraat 21-27 1905 GA-015532 Korenstraat 21-27 1910-1920 GA-015533 Korenstraat 21-27 1928 GA-007332 Korenstraat 21-27 1950-1980 GA-007333 Korenstraat 21-27 1950-1980 GA-005924 Korenstraat 31; 1925/1935 Nutsgebouw. Gesloopt 1970 GA-005738 Korenstraat 31; 1950/1960. Muziekhal van Verhoog GA-015534 Korenstraat 31; 1971, Muziekhal en café Bos GA-017755 Korenstraat 31; 2007 (hoek met Nieuwstraat) GA-008776 Korenstraat 1910 (onduidelijk waar)
Aan de Mariastraat zijn vooral de achtertuinen van de panden 8-30 geraakt. • GA-009153 Mariastraat 28-30 1920. Hoekpand. Christelijk tehuis, koffiehuis Ezra • GA-005910 Mariastraat 28-30 1930/1940 Winkel van Klein Leugenmors • GA-009973 Mariastraat 28-20 1968. Drukkerij Dekor • GA-009972 Mariastraat 26-.. 1914 Woonpand
Afbeelding 9 Korenstraat 21-27, Hier begin 20e eeuw. Het pand staat er nog steeds (GA-15532)
Aan de Nieuwstraat gaat het om de huidige nummers 40-44 • GA-005920 Nieuwstraat vanaf het kruispunt met Korenstraat in zuidelijke richting 1965/1975 • GA-005924 Nieuwstraat. Pand naast Muziekhal Bosch (1925/1935) • GA-005923 Nieuwstraat. Pand naast Muziekhal Bosch (1970) • GA-005925/27 Nieuwstraat. Pand muziekhal en daarnaast vlak voor, tijdens en na sloop. 1970 • GA-017484 Nieuwstraat. Pand muziekhal en daarnaast vlak voor, tijdens en na sloop. 1972 [Dat van de sloop datum wordt niet helemaal duidelijk] • GA-017755 Nieuwstraat, hoek met Korenstraat 2007
4.5.3
Eerdere onderzoeken
Niet van toepassing (of niet bekend)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
19
4.6
Synthese / conclusies
In de voormalige achtertuinen achter de panden aan de Nieuwstraat, Mariastraat en Korenstraat werden een 6 tal afvalkuilen uit de 18e-20e eeuw gevonden. Het aardewerk lijkt voor een deel samen te hangen met de herbergen waarvan uit historische bronnen bekend is dat ze hier hebben bestaan.
4.7 Bijlage
4.7.1 Opgravingsdocumentatie De oorspronkelijke digitale opgravingsdocumentatie bestaat uit • een verslag door Gerard Heij • een kaart van het onderzoeksgebied met daarop de verschillende kuilen • Een overzicht van de meest opvallende vondsten conform het Deventer systeem • Een totaaloverzicht van de vondsten • Later toegevoegd zijn een aantal kaarten die afgeleid zijn uit het verslag. De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. • • • • • •
In het papieren archief van de AWA in het ACEC gebouw bevinden zich: Het verslag door Gerard Heij dat ook digitaal beschikbaar is Vondstenlijsten Een tekening van de plaats van de putten (hier digitaal gemaakt en opgenomen) Kopieën van krantenartikel Een brief aan provinciaal archeoloog Hulst t.a.v. het onderzoek. (26-2-1989)
In het persoonlijke archief van Harry Schotman bevinden zich: • Vondstenlijsten • Een uitgebreide vondstencatalogus met de beschrijving van 50 vondsten inclusief profieltekeningen, zwart-wit foto’s (enkele in kleur)
4.7.2 Vondsten Alle vondsten zijn in 3 dozen opgeslagen in het depot van de gemeente in het ACEC gebouw. Een aantal opvallende vondsten zijn los tentoongesteld in het depot.
4.7.3 • •
20
Publicatie van het onderzoek
Apeldoornse Courant 20-3-1990 Apeldoornse Courant 26-3-1990
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
5 Oranjerie 5.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Midden in de Apeldoornse binnenstad werd begin jaren 90 een groot overdekt winkelcentrum gebouwd. De mogelijkheden voor archeologisch onderzoek waren beperkt, maar in de marge van de werkzaamheden en op het stort werden toch nog een aantal observaties gedaan. De vondsten liepen van de 13e tot de 20e eeuw.
Code
AHT = Apeldoorn HEMA Terrein; Het betreffende gebied was in gebruik als parkeerterrein voor de HEMA. NS, NWS = Nieuwstraat; Klein deel van het totale terrein dat in meer detail is onderzocht. BL = Brinklaan
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Oranjerie Coördinaten 194190, 469740, 194190, 469550 194415, 469740, 194415, 469550
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij
Datum onderzoek
September / november 1992
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
5.2 Onderzoek 5.2.1 Aanleiding In September 1992 begon de bouw van de Oranjerie op een voormalig parkeerterrein begrensd door Hoofdstraat,Brinkla an,Nieuwstraat en Mariastraat. Na berichten in de plaatselijke krant dat historici en archeologen reeds te laat zouden zijn, werd dankzij de voortreffelijke samenwerking tussen de Grontmij (dhr.Trouw), de Gelderse Wegenbouw (dhr.Jurrien), de gemeente Apeldoorn (de heren van Mol,van Lent en Wensink) en de werkgroep nog een flink aantal waarnemingen gedaan.
5.2.3 Locatie Het terrein beslaat vooral de achtererven van de woningen aan de omringende straten, maar dan wel in het centrum van Apeldoorn dat waarschijnlijk al minimaal dateert uit de 11e eeuw (Mariakerk) Coördinaten 194190, 469740 194190, 469550 194415, 469740 194415, 469550
5.2.4
Periode van het onderzoek
De onderzoeken vonden plaats tussen september en november 1992.
5.2.5
Betrokkenen bij het onderzoek
Van de AWA waren betrokken Anne Burghout Corrie Busser-Dijkman Lidy Delleman Gerard Heij Jan Limonard Harry Schotman Huub Ummels Henk Verbeek Theo Weltje Verder waren betrokken: Dhr. Trouw van de GRONTMIJ Dhr.Jurrien van de GELDERSE WEGENBOUW De heren van Mol,van Lent en Wensink, van de gemeente Apeldoorn
5.2.6
Omstandigheden rondom het onderzoek
De werkzaamheden konden slechts plaatsvinden in de marge van het grondverzet voor het bouwterrein. Vooral door de interesse en welwillendheid van de uitvoerders konden waarnemingen worden gedaan. Een deel van het terrein was vervuild wat betreding en onderzoek bemoeilijkten.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
21
Afbeelding 10 Kadastrale kaart van de binnenstad van Apeldoorn uit 2010 met daarop in blauw het gebied van de Oranjerie
5.3 Resultaten 5.3.1 Aanpak Bij het bouwrijp maken waarbij vervuilde grond afgevoerd diende te worden, kon in overleg met en onder toezicht van de uitvoerders het terrein betreden worden. Zij informeerden werkgroepleden indien zij “iets” gezien hadden en werden enthousiaster naarmate wij hen de resultaten konden tonen.
geconstateerd worden dat het om een paalspoor gaat zodat er geen conclusies mogelijk zijn omtrent de ligging van het huis. Wel gaat het hierbij om bewoningssporen in de vorm van afvalkuilen die bij een huis (of meerdere) hebben behoord.
Aan de Mariastraat werd een vijftal afvalkuilen uit de 18e/19e eeuw opgegraven en werden waarnemingen gedaan van de loop van de voormalige beek “de Leigraaf”. Aan de Brinklaan werd een sloot of beek in het talud gedocumenteerd met daarin 13e/14e eeuws aardewerk.
Verondersteld mag worden dat er naast het opgravingsvlak mogelijk nog paalsporen van het huis of huizen aanwezig kunnen zijn en dan met name onder de huidige Nieuwstraat dan wel aan de overzijde (voorzover door riolering dan wel nieuwbouw nog niet vernietigd). Ook kunnen er nog sporen aanwezig zijn onder put 2 vlak 0, er was onvoldoende tijd en mankracht om dit vlak, een ca. 30 cm dik leempakket, te verlagen.
Aan de Nieuwstraat werd na overleg met de provinciaal archeoloog, de heer Hulst, en met de medewerking van de gemeente en uitvoerders vanaf medio september tot eind oktober een uitgebreid onderzoek van ca. 400 m2 uitgevoerd. Hiervoor werden in vier werkputten de sporen en vondsten zo goed mogelijk gedocumenteerd.
De conclusie is dan ook vooral gebaseerd op het gevonden aardewerk dat voornamelijk bestaat uit kogelpotaardewerk (rood en grijs) maar ook Pingsdorf, Pseudo Paffrath en vroeg steengoed. Daarnaast werden bot,huttenleem en houtresten gevonden zodat het naar onze mening gaat om afvalkuilen horend bij bewoning uit de 11e t/m 14e eeuw.
5.3.2 Observaties
Met betrekking tot de functie wijst roetaanslag op vele scherven duidelijk op een kookfunctie, een aantal scherven is niet voorzien van aanslag zodat deze voor b.v. opslag gebruikt kunnen zijn.
5.3.2.1
Onderzoek Nieuwstraat
Het onderzoek aan de Nieuwstraat leverde een groot aantal sporen op. Desondanks kan slechts in 1 geval met zekerheid
22
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
In een aantal gevallen menen deskundigen van het ROB (Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek), die de determinaties van o.a.het aardewerk verrichten, dat het gaat om een lokaal product. Het te determineren hout werd bepaald op Salix en Quercus.
Het meeste materiaal is te dateren in de 18e/19e eeuw waarvan roodbakkend (12 stuks), witbakkend (13 stuks), 4 glazen, 3 inktpotten, 1 fragment faience, 1 griffel en 1 pijp deel uitmaken van de waarneming. Het roodbakkend materiaal bestaat o.a. uit :
5.3.2.2 Mariastraat (kuilen 1 tot en met 5)
kachelpan (Bergen op Zoom) kop met slibversiering melkkan schaal (slibmerk in bodem test (asymmetrisch)
Aan de Mariastraat werden 5 waarnemingen van afvalkuilen gedaan. Kuil 1: Dit betrof een kuil van forse omvang die nog voor een deel onder de Mariastraat is blijven zitten omdat het een waarneming betrof in het talud en verdere ontgraving tot mogelijk verdere verzakking zou leiden onder de Mariastraat. Op deze locatie is op een kaart uit ca. 1850 een huis/boerderij of herberg gesitueerd met de naam “de Zalm”. Het geborgen materiaal kan voor het grootste deel gedateerd worden in de 18e/19e eeuw. Het aardewerk betreft 7 fragmenten majolica/faience waaronder 1 bord met deel van een tekst en een wit bord, enig porselein en een fraaie Westerwaldscherf. Aan glas werden delen van flessen (voornamelijk bodems) en een grote voet van mogelijk een forse glazen schaal gevonden. Twee kruiken waarvan 1 compleet en een kan, witgoed (12 stuks) witbakkend(15 stuks) en roodbakkend (27 stuks) waren flink vertegenwoordigd waaronder een comfort,vergiet,voorraad‑ en lookpotten. (vondsten zijn beschreven onder AHT 1‑.. en tekeningen onder MA4). Kuil 2: Een kleine afvalkuil waaruit alle vondsten geborgen zijn. Een steelkom en een test werden gerestaureerd (zie tekeningen MA2‑r‑1 en MA2‑w‑1). Datering van deze vondsten : eind 18e, begin 19e eeuw. Daarnaast werd in deze kuil 10 stuks roodbakkend, 4 stuks witbakkend (waaronder een fragment van een comfort) en 5 stuks witgoed aangetroffen. Kuil 3: In vergelijking met andere kuilen werden in kuil 3 veel fragmenten van glazen (9 stuks) en pijpaardewerk (11 stuks) aangetroffen (mogelijk herbergmateriaal). Fragmenten van 3 kruiken en 30 stuks.witgoed (kopjes,schotels,borden etc). Van roodbakkend materiaal (29 stuks) werden fragmenten van voorraadpotten, kommen, pispotten, comfort, bloempotten en kachelpan (Bergen op Zoom), en van witbakkend (5 stuks) test (3 stuks), schenkkan en schaal verzameld. Datering kuil: 18e/19e eeuw tekening MA3‑r‑1) Kuil 4: Een forse afvalkuil met veel materiaal waarvan een aantal exemplaren vrijwel compleet, daarnaast een aantal inktpotjes en een griffel wellicht heeft deze kuil te maken met de voormalige school aan de Mariastraat?
tekening MA1‑r‑6 tekening MA1‑r‑1 en 4 tekening MA1‑r‑2 tekening MA1‑r‑3 tekening MA1‑r‑5
Kuil 5: Betreft een kleine afvalkuil met 4 stuks roodbakkend aardewerk waaronder een melkkan (tek.MA5‑r‑1), witbakkend (1), porselein (1) en glas (2). Dit materiaal is overwegend 19e eeuws.
5.3.2.3 Hoofdstraat (waarnemingen 6 en 7) Waarneming 6 betreft de richting Hoofdstraat lopende voormalige beek de Leigraaf. In het talud werden tufstenen, kloostermoppen, lei en dakpan waargenomen naast enkele fraaie fragmenten roodbakkend aardewerk met fraaie met slib versiering en standlobben. Waarneming 7 betreft vondsten in een houten ton met 3 stuks witbakkend aardewerk (test of kop) 3stuks steengoed (2 Westerwald) 4 stuks roodbakkend waaronder een comfort, en 2 pijpen. Datering van het materiaal vooral 18e/19e eeuw. Tenslotte werden van het verloop van de Leigraaf nog waarnemingen gedaan in de richting van de Brinklaan waaronder nog paalsporen en in het talud vlechtwerk. (waarvan foto’s)
5.3.2.4 Brinklaan (waarnemingen 13, 14, 15 en 16) Aan de Brinklaan werd vooral in het talud een waarneming gedaan van een sloot of beekprofiel achter het pand van Klein Bussink waarin o.a. kogelpot en grijs aardewerk, te dateren in de 13e tot 15e eeuw werd gevonden. Deze waarneming werd ingemeten en gemeld aan de ROB. (waarneming 16) Mogelijk dat dit een beek of sloot betreft die deels nog aanwezig zal zijn in de richting van het genoemde pand. Er is niet verder gegraven om dit te onderzoeken omdat daar op dat moment geen noodzaak voor was. Als in de toekomst het achterterrein verder ontgraven zou worden dan is verdere waarneming gewenst/noodzakelijk. In verband met de forse verontreiniging in met name het gebied richting de Brinklaanzijde was helaas slechts waarneming mogelijk door middel van het nalopen van het opgeschaafde vlak hetgeen leidde tot de volgende waarnemingen; Waarneming 13 betreft opgeschaafd materiaal voornamelijk. aan de Hoofdstraat/Brinklaanzijde en betreft 2 stuks steengoed waaronder een bodemfragment met dubbele rand (AHT 13‑2), 2 randfragmenten grijs aardewerk (AHT 13‑3) en 2 stuks roodbakkend (AHT 13‑1). Datering vanaf de 15e eeuw.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
23
Waarneming 14 betreft 5 stuks steengoed waaronder een fors fragment van een drinkschaaltje (AHT 14‑1). Waarneming 15 werd voornamelijk gedaan rond het voormalige trafohuisje en betrof 2 stuks steengoed, grijs(1), roodbakkend (4),witgoed (1) en majolica (3) zie tek.AHT 15‑1. Aan de Brinklaanzijde is bekend dat hier in het verleden veel bewoning was in verband met de ligging vlakbij de Hoofdstraat maar ook bij de Grift. In dit gebied is daarmee ook in de toekomst nog het een en ander.te verwachten indien hier nog bouwactiviteiten gaan plaats vinden zoals op niet al te lange termijn bij de sloop van het “Nippertje/ Pepermill”. Hoewel verwachtingen niet altijd “waar” dienen te zijn zoals bleek uit waarnemingen bij de sloop van het pand op de hoek van de Hoofdstraat/ Brinklaan in augustus ‘93 waar niets werd waargenomen.
5.3.2.5 Nieuwstraat (waarnemingen 9 tot en met 12) Waarneming 9 betreft een kleine kuil met een steengoedkan (NS‑stg‑1), een witbakkende schaal (NS‑w‑1), 2stuks.roodbakkend en 1x witbakkend. Datering 19e/20e eeuw. Waarneming 10,11 en 12 bevonden zich boven het niveau van werkput 2 en 3 bij de grote opgraving aan de Nieuwstraat en betreft dan ook een laagje met enig “ouder” materiaal. Het gaat hierbij om 6 stuks steengoed, majolica (1), grijs (1) porselein (3), roodbakkend (4), witbakkend (10), pijpaardewerk en gesmolten glas.
5.3.3 Opgravingskaart
Afbeelding 12 Opgravingskaart van de opgraving aan de Nieuwstraat. De stippellijn geeft het niet verdiepte deel aan.
Een deel van het vlak is door tijdgebrek niet geschaafd en hier ook niet ingetekend. Er zijn wel vlaktekeningen gemaakt van vlak 0 van dit deel. Deze zijn niet opgenomen in dit verslag.
Afbeelding 11 Opgravingskaart van het terrein van de Oranjerie. Aangegeven is de opgraving aan de Nieuwstraat (geel), de vondstcomplexen (nummers in cirkel) en de waarnemingen (nummers zonder cirkel)
24
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
5.3.4
Interpretatie van de sporen
Afbeelding 13 Slootprofiel opgemeten aan de Brinklaan (waarneming 16)
5.3.5
Interpretatie van de sporen
De vondsten getuigen van bewoningsgeschiedenis gedurende een lange periode. Tussen de datering van het oudste en het meest recente aardwerk zit een periode van meer dan 800 jaar. Vrijwel alle periodes zijn daarbij vertegenwoordigd. Behalve een enkele paalkuil en een slootprofiel lijkt het bij de sporen vooral om afvalkuilen te gaan.
5.3.6 Datering Het aardewerk aan de Nieuwstraat dateerde uit de 11e tot 14e eeuw. De verspreide afvalkuilen en losse vondsten op de rest van het terrein bevatten vooral aardewerk uit de 18e, 19e en begin 20e eeuw. Overigens kwamen ook vroegere vondsten voor.
5.3.7 Vondstenlijst Van alle 352 vondsten die in de verschillende putjes en waarneming zijn verzameld is ruim een kwart industrieel wit aardewerk, een kwart roodbakkend en 17% witbakkend. De opgraving aan de Nieuwstraat geeft een beeld met veel huttenleem en kogelpot.
Afbeelding 14 Profiel van paalkuil uit de opgraving aan de Nieuwstraat
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
25
Vondstenlijst Project
Oranjerie
Code
AHT
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
ring Rand
1
1
Kuil
Wand
GL IW FA/MA
17/18
Overig
17
P R S2
18/19
Bodem
Overig
Aan-
Ge-
tal
wicht
Totaal
Perc.
2
4
5
1
6
2
1
3
1
1%
1
1
2
4
5%
11
12
5
28
33%
4
5%
4 1
4
Ttl.
Details
Bijzondere vondsten
Prc
6
7%
flessen, bodem schaal
12
14%
Petrus Regout
10
12%
2 tegels IJzer Schaar, kogel
3 kannen, Westerwald
AHT-1-1, AHT-1-2
scherf W
3
10
7
20
24%
8 scherven van een object
Subtotaal
2
1
kuil
IW Overig
18/19
R
18/19
26
27
27
1
1
3
7
3
1
5
85
100%
5
17%
2
2
7%
1
12
41%
Koper verschillende potten,
AHT-2-1
steelkom S2 W
2 19A
1
1
2
4
2
7%
8
28%
Kruik Komfoor, Pijp. Pijpen-
AHT-2-2
steel “Goedegewagen Gouda”, test Subtotaal
3
1
kuil
9
GL
1
IW
15
7
23
6
7
29
100%
7
2
10
10%
1
46
44%
1
1
1%
7
Overig P R
17d/18a
10
S2
4
6
W Subtotaal
4
kuil
1
1
1
1%
2
22
21%
3
3%
11
11
10%
Pijp
11
10%
3 testjes
18
105
100%
1
1
3%
3
7
19%
Inktpotten, flessen
5
13
35%
Societe Ceramique
1
1
3%
3
W 2
9
28
39
20
FA/MA
GL
1
3
IW
3
1
Wervel
Kom, komfoor,
AHT-3-1
9 stukken van 1 schaal (?) AH-Gl-1 (?), AH-Gl-2/3
4
Overig
26
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Griffel
Vondstenlijst Project
Oranjerie
Code
AHT
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
ring Rand
Wand
P R
Bodem
Overig
4
Ge-
tal
wicht
Totaal
1 18/20a
Aan-
8
Perc.
1
3%
12
32%
Ttl.
Details
Bijzondere vondsten
Prc
Kom, melkkan, schaal,
AHT-4-1,
test, kachelpan
AHT-4-2, AHT-4-3, AHT-4-4, AHT-4-5, AHT-4-6
S2
1
1
3%
W
1
1
3%
0
0%
19
37
100%
2
20%
1
10%
W Subtotaal 5
1
kuil
GL
8
5
1
1
4
Overig
1
P R
2
1
3
3
W Subtotaal
Waarneming 6
Waarneming 7
0
IW R
1
S1 S2
1
10%
5
50%
1
10%
4
10
100%
2
2
100%
2
2
100%
1 0
R
Subtotaal
1 2
0
0
1
2
3
23%
3
1
5
38%
1
8%
2
15%
2
15%
1 2
W
2
RINCE, GOU
Wijnfles
Melkkan, binnen geel
AHT-5-1
kachelpan, komfoor
Pijp compleet. Gekroonde TM en gekroonde 2
Subtotaal
Waarneming 9
IW Overig
3
5
3
2
1 1
13
100%
1
14%
1
14%
Koper (stuk gasleiding ?)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
27
Vondstenlijst Project
Oranjerie
Code
AHT
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
ring Rand
Wand
R
Bodem
Overig
Aan-
Ge-
tal
wicht
Totaal
2
Perc.
2 schenklippen, test zeer dik zoutglazuur
1
14%
W
2
2
29%
4
7
100%
5
5
42%
0
3
0
Waarneming 10 Overig
vondsten
29%
1
AHT-9-1
knoop, stuk marmer (figuurtje met cijfer 5), 3 lood
P
1
1
IW
1
R
1
1
2
17%
3
25%
1
8%
1
1
8%
7
12
100%
1
1
8%
1
Petrus Regout Maastricht (deel)
W Subtotaal
Waarneming 11
1
2
2
GL G
1
1
8%
R
3
3
25%
S2
1
1
8%
0
0%
Subtotaal
Waarneming 12 IW
0
2
5
0
1
6
100%
3
2
7
41%
pijpensteel
In elkaar gesmolten
Societe Ceramique Maastricht, made in Holland
P
28
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1
1
6%
Bijzondere
Prc
2
S2
Subtotaal
Ttl.
Details
Eierdop
Vondstenlijst Project
Oranjerie
Code
AHT
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
ring Rand
Wand
Bodem
Overig
S2
Aan-
Ge-
tal
wicht
Totaal
3
Perc.
3
18%
Ttl.
Details
Bijzondere vondsten
Prc
P.H?, SCHIE; andere ASSAU
W 2
1
FA/MA
1
Overig
1
1
6%
pijp
1
6%
blauw
1
6%
dikke scherven, Romeins aandoend
S1
14/15
W
17
Subtotaal
1
1
3
Waarneming 13 G
1
1
4
9
2
S2
1
R
1
1
2
12%
Handgeknepen voet
1
6%
Pijpensteel, zeer dik
0
0%
17
100%
2
20%
AHT-13-2, AHT13-3
2
20%
AHT-13-1
1
10%
grote pot, glazuurspet-
AHT-13-4
ters Subtotaal
3
1
Waarneming 14 GL
1
0
1
5
100%
1
8%
IW
2
2
15%
FA/MA
1
1
8%
S1
5
6
46%
S2
1
1
8%
Westerwald
1
8%
pijp, grote kop hielmerk
1
W
1
Juskom, Petrus Regout
drinkschaaltje
AHT-14-1
grkr. I.M> W
1
Subtotaal
Waarneming 15 G
0
9
15 ?
3
1
IW
1
FA/MA
2
1
1
1
4
4
Overig R
1
S1 Subtotaal
1
2
2 3
1
1
8%
13
100%
1
8%
1
8%
3
23%
1
8%
4
31%
2
15%
12
100%
AHT-15-1 Sintel
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
29
Vondstenlijst Project
Oranjerie
Code
AHT
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
ring Rand
Totaal
Wand
Bodem
Overig
Ge-
tal
wicht
Totaal
Perc.
FA/MA
4
4
3
5
16
5%
G
2
1
1
0
4
1%
GL
3
6
12
6
27
8%
IW
27
31
26
9
93
26%
13
13
4%
Overig P
2
2
3
3
10
3%
R
37
30
15
15
97
28%
S1
1
8
2
0
11
3%
S2
6
8
1
5
20
6%
W
6
21
10
24
61
17%
88
111
73
80
352
100%
Totaal
30
Aan-
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Ttl.
Details Prc
Bijzondere vondsten
Vondstenlijst
Project
Oranjerie, opgraving Nieuwstraat
Code
NWS (Nieuwstraat)
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
Aantal
Gewicht
Details
ring
vondsten Rand
0
0
G-KP
Wand
13/14
Bodem
10/13
1
1
FA/MA G G-KP
12-14
Totaal
Perc.
17%
kogelpot grijs
17%
ijzer
3
50%
1
17%
1
6
100%
1
1 4
Perc.
1
3
Subtotaal
Totaal
1 1
S1 1
Overig
1
Overig R-KP
Bijzondere
1
4%
1
1
4%
3
3
11%
Huttenleem
5
5
18%
Overig
12
12
43%
kogelpot rood Siegburg tegel
houtskool (4), bot (3), ijzeroer, veldkei, baksteen (2)
P R-KP
19 10-12
R S1 W-Pingsdorf 0
1 1
13d-14a
1 1
G G-KP
1 1
11
Subtotaal 2
1
7
1
19
1 11-14
3
1
4%
1
4%
2
7%
1
4%
1
4%
28
100%
1
4%
3
11%
Overig
1
1
4%
Huttenleem
2
2
7%
R
1
2
4
14%
R-KP
1
1
1
2
7%
S1
14
1
1
4%
S2
17bc &
2
2
7%
3
3
11%
6
19
100%
1
3%
Overig
9
9
31%
Huttenleem
7
7
24%
19-20
2
1
G-KP
2 11-12
test Pingsdorf oranje verf
Baksteen Kachelpan,deksel
Baardman, bitterwater fles
W Subtotaal
Pijp
10
1
1
Pijp (vogelkop)
hout (salix), houtskool, slak
Paffrath R-KP S5
12
1
1
3%
10-12
7
7
24%
13b
1
1
3%
2
2
7%
W W-Pingsdorf
11
1
Subtotaal 3
0
G-KP
12 11-12
1
16
1
3%
29
100%
1
17%
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
31
Vondstenlijst
Project
Oranjerie, opgraving Nieuwstraat
Code
NWS (Nieuwstraat)
Datum
Sep/Nov 1992
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Oranjerie
Put
Vlak
Baksel
Date-
Onderdeel
Aantal
Gewicht
Details
ring
vondsten
Huttenleem W-Pingsdorf
11
Subtotaal 3
1
G-KP
Bijzondere
4
4 1
17%
4
6
100%
4
14%
Overig
Totaal
Perc.
10
10
34%
1 1
1
Rand
Wand
13-14
4 Bodem
Overig
67% tuitpot oranje verf
Totaal
Perc.
Bot rund(6), hout Quercus (2), Basaltlava, ijzer
Huttenleem
1
S5
13b
W
13
5
1
FA/MA G G-KP
3%
11
17
59%
1
1
1%
2
2%
13
12%
Huttenleem
2
19
19
18%
Overig
33
33
31%
1
1
1%
Paffrath
11
1
R
2
2
R-KP
1
12
S1
2
S2
2
S5
1
W
3
W-Pingsdorf
3
Totaal
5
39
2 1 1 3 4
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Niet van toepassing
5.5
Historische achtergrond
5.5.1
Historisch kaartmateriaal
Uit de kadastrale kaart van 1880 blijkt dat op het terrein van de Oranjerie aan de Mariastraat een school heeft gestaan. Verder overlapt de contour een aantal 19e eeuwse huizen, maar vooral een aantal achtertuinen. De vondst van afvalkuilen past goed in dat beeld.
32
1
2
P
5.4
3% 3%
1
Subtotaal Totaal
1 1
1
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
57
1
1%
6
6%
13
12%
3
3%
2
2%
2
2%
6
6%
3
3%
105
100%
5.5.2
Historische afbeeldingen en foto’s
In het Apeldoorns gemeente archief zijn een aantal foto’s van het gebied: • GA-009976 Mariastraat 5 Gereformeerde school (later Pr. Irene) 1920/30 • GA-009977 Mariastraat 5 Gereformeerde school (later Pr. Irene) 1930 • GA-009978/81 Mariastraat 5 Nieuwbouw school 1940 • GA-009980/81 Mariastraat 5 Pr. Irene school 1985/95 • GA-005631, Mariastraat met CLS Prinses Irene • GA-009970 Mariastraat 7. Boerderij de Zalm foto 1890/1900 • GA-009971 Mariastraat 7. Boerderij de Zalm (tekening 1890/1900)
Afbeelding 15 Kadastrale kaart van rond 1880 met daarop aangegeven de contouren van de Oranjerie, de opgraving aan de Nieuwstraat, de vondstcomplexen (blauw) en de losse vondsten (paars)
Afbeelding 16 Mariastraat 5 Gereformeerde
Afbeelding 17 Mariastraat 7. Boerderij de Zalm foto 1890/1900 (GA-
school (later Pr. Irene) 1930 (GA-009977)
009970)
•
• •
• • •
GA-001535 Mariastraat 7 Voormalig boerderij de Zalm (1920) GA-006306, Mariastraat 19 schoenmakerij De Centrale. 1930/40 (huidige ingang Oranjerie) GA-009984 Mariastraat 19 schoenmakerij De Centrale. 1935/40 GA-009985 Mariastraat 19 schoenmakerij De Centrale. 1970
•
GA-009972 Mariastraat vanaf de Nieuwstraat 1914 GA-009973 Mariastraat vanaf de Nieuwstraat 1968 (zelfde situatie als in 1914) GA-005939 Nieuwstraat vanaf Brinkhof 1965/75 (o.a. Gerrevink)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
33
Afbeelding 18 Mariastraat 7 Voormalig boerderij de Zalm (1920)
Afbeelding 21 Overzichtsfoto van het parkeerterrein achter de HEMA in
(GA-001535 )
1969 (GA-004001)
• • • •
P-002513 Achterzijde Brinklaan van hoog gebouw. 1960 GA-004001, overzichtsfoto uit 1969 GA-001100, overzichtsfoto uit 1971 GA-002231/33, overzichtsfoto’s uit 1985
Afbeelding 19 Mariastraat 19 schoenmakerij De Centrale op de plaats van de huidige ingang Oranjerie. 1930/40 (GA-006306)
Afbeelding 22 Luchtfoto bouwput 13-10-1992 (GA-001575 )
• • •
GA-001575 Luchtfoto bouwput 13-10-1992 GA-001776 Luchtfoto bouwput 04-1993 GA-018452 Overkluizing van de grift. Tekening door Hardonk. 1920 tussen Hoofdstraat en Nieuwstraat
•
5.5.3
Eerdere onderzoeken
Niet van toepassing. Afbeelding 20 Panden aan de Nieuwstraat (GA-005946 )
• • • •
34
GA-005945/47 Nieuwstraat. Gesloopte deel. 1970 Vermoedelijk 3 panden gesloopt aan Nieuwstraat (naast Gerrevink) GA-017460 Nieuwstraat 11-13 = steenhouwerij Meijer 1966 GA-005653 Brinklaan Achterzijde winkel Klein Bussink. 1978
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
5.6
Synthese / conclusies
Bij de bouw van de Oranjerie werden vooral 18e – 20e eeuwse afvalkuilen gevonden. Achter de Brinklaan waren ook Middeleeuwse vondsten uit de 11e – 15e eeuw. Het onderzoek kon helaas niet zo gestructureerd plaatsvinden dat een totaalbeeld kon worden verkregen.
5.7 Bijlage 5.7.1 Opgravingsdocumentatie De originele digitale informatie beslaat 27 bestanden. Oorspronkelijk in lotus-123 en ergo-word formaat. De bestanden bevatten nog al wat doublures. Per saldo zijn er • 6 bestanden met beschrijvingen van de verschillende kuilen • Een bestand met alle opvallende vondsten in Deventer systeem • Een bestand met de beschrijving van de waarnemingen. Dit lijkt de basis van de publicatie in Felua.
De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. In het archief van de AWA in het ACEC gebouw bevinden zich op papier • 5 exemplaren van het artikel zoals dat in Felua en Westerheem is gepubliceerd (zie hierna) • Een brief van de Westerheem redactie aangaande het artikel over de opgraving (9-4-1995) • Vlaktekeningen (5 exemplaren van vlak 1, 3 exemplaren van vlak 0 zijnde het niet geschaafde deel van vlak 1) • 7 foto negatieven • een situatiekaartje, waarvan het doel onduidelijk is • • In het persoonlijke archief van Harry Schotman bevinden zich: • 6 handgeschreven dagrapporten van het onderzoek aan de Nieuwstraat (12 tot 31 oktober 1992) • Opgravingstekeningen onderzoek Nieuwstraat (zelfde als in AWA archief, meerdere versies. Ook copie van veldtekening). • Vondstenlijst onderzoek Nieuwstraat. • Overzichtskaart van alle waarnemingen en vondstlocaties. • Originele vlak en profieltekeningen. • Uitgebreide vondstenlijst gesplitst o.a. per vondstlocatie. ( meerdere versies) • 42 vondsten met (zwart-wit) foto’s, profieltekeningen, beschrijvingen etc. • 17 kleurenfoto’s. Vooral foto’s van sporen en van de bouwput van de Oranjerie • Een profielschets en 6 foto’s van het slootprofiel aan de Brinklaan (vermoedelijk) • Verslag en kaartjes van opgraving Oranjerie en Nieuwstraat. • Vier krantenartikelen aangaande het onderzoek
Auteurs: R.M. van Dierendonck, L.G. Heij en H.A. Schotman. Dit verslag bevat in een aantal opzichten zelfs meer details dan dit rapport wat is gebaseerd op beschikbare originele bronnen. Een aantal details uit dit verslag is uit deze publicatie overgenomen. Hetzelfde verslag als in Felua staat ook in Westerheem 1995 blz. 71-70 Een kort verslag is opgenomen in de Hunnepers over 1992 Krantenartikelen • Over vervuiling terrein bij bouw achter HEMA en beperking van mogelijkheden voor archeologen terrein te betreden (ongedateerd). • Toch mogelijkheden voor archeologen terrein te betreden (ongedateerd). • Vondst kloostermoppen fundering achter HEMA (ongedateerd). • Middeleeuwse resten bij bouw Oranjerie (Apeldoornse Courant 9-11-1992) • Resten uit 10e eeuw ontdekt bij opgravingen Oranjerie (Apeldoornse Courant 30-3-1994)
5.7.2 Vondsten In het depot in het ACEC gebouw zijn 3 dozen/kratten met vondsten en een aantal opvallende vondsten zijn los ten toongesteld in het depot.
5.7.3
Publicatie van het onderzoek
Een uitgebreid verslag van het onderzoek is gepubliceerd in “Bijdragen Felua III – 1994”.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
35
6 Brandweerkazerne en cultureel centrum 6.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de bouw van de brandweerkazerne en het Culturele Centrum in Apeldoorn werden een aantal 19e eeuwse afvalkuilen opgegraven. Daarnaast waren er enkele losse prehistorische vondsten.
Code
BK, BWK, TI en TIV
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Brandweerkazerne en Cultureel Centrum Coördinaten 194000, 469870, 194000, 469900, 194100, 469870, 194100, 469900 193820, 469780, 193820, 469820, 193920, 469780, 193920, 469820
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij
Datum onderzoek
Febr./maart 1993
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
6.2 Onderzoek 6.2.1 Aanleiding Aanleiding van het onderzoek was de bouw van een nieuwe brandweerkazerne en een nieuw Cultureel Centrum. De twee locaties liggen op korte afstand (100 meter) van elkaar af.
6.2.2 Locatie Coördinaten Tivoli 194000, 469870 194000, 469900 194100, 469870 194100, 469900 Coördinaten Brandweerkazerne 193820, 469780 193820, 469820 193920, 469780 193920, 469820
6.2.3
Project waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd
Het onderzoek vond plaats in samenhang met de bouwactiviteiten van de brandweerkazerne en het nieuwe Cultureel Centrum
6.2.4
Periode van het onderzoek
Februari/Maart 1993
6.2.5
Betrokkenen bij het onderzoek
Aan het onderzoek werkten mee 1. Corrie Busser 2. Frits ten Bosch.
36
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Gerard Heij Harry Schotman Henk Verbeek (detector) Huub Ummels Johny Nicolai Jan Limonard Kees Klopman Robert van Dierendonck S.N. Theo Weltje
Siep Nijborg van de Veluwse bouwonderneming leverde een waterpasinstrument. Medewerking van de zijde van de gemeente werd verleend door de heren van Lent en Toeter, tevens van de zijde van de uitvoerder (bedrijf HWZ) de heer Verheul.
6.2.6
Omstandigheden rondom het onderzoek
Geen bijzonderheden uit de beschikbare stukken opgemaakt.
7.1 Resultaten 7.2.2 Aanpak Op het terrein van het cultureel centrum werd een onderzoek verricht door middel van Boringen. Het terrein werd in 3 raaien verdeeld met boringen om de 10 meter. De boring werd verricht met de megaboor (20 cm) waarbij de onderste 35 cm van het esdek werd gezeefd. Raai 1 en 2 lagen 10 meter uit elkaar, raai 3 lag
Afbeelding 23 Kadastrale kaart met daarop aangegeven de nieuwe brandweerkazerne en cultureel centrum
slechts 5 meter vanaf raai 2 in verband met verstoringen langs Tivoli. Op twee plaatsen waar vondstconcentraties werden geconstateerd in de boringen werden twee kleine putjes uitgezet. Verder werd het terrein afgezocht met de metaaldetector. Tenslotte werden vondsten verzameld uit afvalkuilen die waren aangesneden bij het grondwerk. Ook op het terrein van de brandweerkazerne werden 19 boringen verricht verspreid over het terrein. Ook op het terrein van de brandweerkazerne werden vondsten verzameld uit afvalkuilen die bij het grondwerk waren aangesneden.
7.2.3 Observaties
werd een tweetal kleine werkputten uit te zetten (ca 1 bij 1 meter) rond boringen 2.2 en 2.3 teneinde mogelijk meer archeologische waarnemingen te kunnen doen. Dit leverde helaas geen nadere gegevens. Tussen de 19 en 21 meter werden vroeg Middeleeuwse vondsten gedaan. Alhoewel geen duidelijk spoor aanwezig, werd een hoek met gesmede spijkers waargenomen. Met de metaaldetector werd een tapkraan, een duit en een halve cent gevonden. In de wand langs het parkeerterrein achter Tivoli werden afvalkuilen waargenomen welke deels nog aanwezig waren, materiaal zie TI1‑1 en 1‑4. Deze afvalkuilen bevinden zich op respectievelijk 7 en 12 meter uit de achtergevel waarbij m.n. de eerste nog grotendeels aanwezig zal zijn, De laatste werd regelmatig door “ derden” bezocht. Op het achterterrein een kleine afvalkuil met recent materiaal waaruit TI 1‑3.
7.2.3.1 Tivoli Op het terrein van het cultureel centrum werd in een 7‑tal boringen bewerkt vuursteen geconstateerd zodat besloten
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
37
Het gehele terrein bleek flink verstoord en nauwelijks structuur te vertonen mogelijk materiaal uit de bovenlaag bleek niet meer aanwezig (vergruisd). Uit vondsten (verploegd) blijkt dat terrein in 18/19 eeuw nog niet bebouwd bleek. Dit terrein staat bekend onder de naam “de Apeldoornsche Enk”. De afvalkuilen, welke gedeeltelijk nog aanwezig bleken, in ieder geval in de bovenlaag materiaal uit het eind 19e begin 20 e eeuw te bevatten.
7.3.2.2 Brandweerkazerne Op het terrein van de brandweerkazerne leverden de boringen geen interessante resultaten. Het esdek bleek tussen de 70 en 95 cm.dik te zijn. Tivoli is veel dikker 140/160. Onduidelijk is of hetzelfde maaiveld is gerekend. Begin maart werden bij inspectie van het terrein een aantal gemetselde afvalkuilen en een grotere gegraven afvalkuil (2) waargenomen. Daar kuil 2 tegen het talud (Vosselmanstraat) gelegen was en deze door de graafmachine van een klein
Afbeelding 24 Overzicht van boringen (blauw) en vondstcomplexen/proefputjes (rood) bij de brandweerkazerne (rechts) en cultureel centrum (links)
38
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
deel van de kop was ontdaan werd het bovenliggende materiaal (op deze zondag) geborgen zodat dit niet verloren zou gaan en toch een indruk voor de datering zou geven. Deels zal deze kuil nog steeds aanwezig zijn onder het talud c.q. de bestrating voor de kazerne.
7.3.3 Opgravingskaart
Kuil 1; Gemetselde put van forse omvang ten tijde van waarneming
7.3.5
Kuil 2: Langs Vosselmanstraat datering eind 19e eeuw, huisraad. Omvang ca. 100 bij 160 cm. Niet dieper dan 20/30 cm onderzocht.
Tijdens de waarneming kwamen twee mensen van de krant (zie krantenbericht van 8 maart 1993 pag. 10.
Kuil 3: Gestapelde put doorsnee 165 cm. bovenste 40 cm bekeken geen vondsten Kuil 4: Afvalkuil van 100 bij 180 cm. diepte ca. 25 cm is compleet geborgen. Losse vondsten m.n. in verlengde langs voormalige Schoolstraat.
Zie afbeelding 24
7.3.4 Profielen Niet gemaakt (of niet teruggevonden)
Interpretatie van de sporen
Zowel bij de brandweerkazerne als het cultureel centrum werden een aantal laat 19e eeuwse afvalkuilen gevonden. Bij het culturele centrum werd in de boringen bewerkt vuursteen gevonden. De poefputjes en inspectie bij het grondwerk bij de bouw leverde echter geen aanvullende resultaten. Uit de beschikbare dagrapporten is bij het cultureel centrum ook sprake van vroege middeleeuwen en gesmede spijkers. In de verslagen is verder niet duidelijk waar die opmerkingen precies op zijn gebaseerd. Datering De meeste vondsten dateren uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. Met name de fabrieksmerken van het industriële witte aardewerk zijn goed te dateren. De dateringen zijn allen uit het laatste decennium van de 19e eeuw, doorlopend tot begin 20e eeuw. De vondsten lijken samen te hangen met de woningen langs de verschillende straten die in die periode werden gebouwd. De kadastrale kaart van 1880 toont enkele huizen, maar ook lege kavels.
7.4 Vondstenlijst
Vondstenlijst Project
Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Code
BK, BWK, TI
Datum
Feb/Mrt 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Put
Vlak
Baksel
Aantal
Totaal
Gewicht Perc.
Totaal
Details
Bijzondere vondsten
Perc.
0
1
GL
5
38%
0
1
IW
1
8%
Pot bodemmerk MALING NEWCASTLE met D
BW-0-5
0
1
R
4
31%
waterbak, schotel
BW-0-4, BW-0-6
0
1
S3
3
23%
pot/kruik, mineraalwaterkruik
BW-0-1
13
100%
Subtotaal
Beugelfles, W.J. Vierdag BW-0-2, BW-0-3 Apeldoorn. 2) wijfles 3) pot met schroefdop 4) tafelpoot (?), 5) bijzondere taps toelopende fles
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
39
Vondstenlijst Project
Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Code
BK, BWK, TI
Datum
Feb/Mrt 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Put
Vlak
Baksel
Aantal
Totaal
Gewicht Perc.
Totaal
Details
Bijzondere vondsten
3 schotels en een kop
BW-1-7, BW-1-8
Perc.
1
1
EP
4
11%
1
1
GL
8
22%
Complete beugelfles, 3 inktpotten
BWK-1-3, BW-1-6
1
1
IW
12
33%
Theepot
BW-1-5, BW-1-4
1
1
R
6
17%
Deksel, kom, lood en mangaan- BW-1-1, BW-1-2 glazuur
1
1
S2
5
14%
1
1
W
1
3%
36
100%
Subtotaal
BW-1-9 Pijp, doorroker met zoenende boerenkinderen
2
1
CU
1
3%
2
1
EP
3
10%
bloemmotief. Baksel onduidelijk
BW-2-15, BW-2-18, BW-2-20
2
1
GL
3
10%
Fles, Fles SAXLEHNERs . BITTERQUELLE, HUNYADI JANOS
BW-2-9, Bw-2-10, BW-2-11
2
1
IW
13
45%
Societe Ceramique, P. Regout, P. Regout Javaans, P Regout 80B (1890/93), P. Regout 90B (1892/1930), P. Regout (1883/1900)
BW-2-12, BW-2-13, BW-2-21, BW-2-15, BW-2-17, BW-2-19
2
1
R
4
14%
Schaal, pispot, vergiet, pot
BW-2-5, BW-2-6, BW-2-7, BW-2-8
2
1
S3
5
17%
4 kruiken. Merken:1) Blindstem- BW-2-11, BW-2-1, BW-2-2, BW-2-3, pel KRAENCHENBRUNNEN BW-2-4 *EMS* Kroon K PR D, SCHUTZ MARKE achterzijde 3. 2) Blindstempel VICTORIA-BRUNNEN * OBERLAHNSTEIN *, binnen VB gekroond achter Vo 2. 3) deel stempel . OBE|. 4) ERVEN LUCAS BOLS HET LOOTSJE AMSTERDAM 1 liter
29
100%
Subtotaal
40
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Vondstenlijst Project
Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Code
BK, BWK, TI
Datum
Feb/Mrt 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Put
Vlak
Baksel
Aantal
Totaal
3
1
3
1
FE
Subtotaal
Details
Gewicht Perc.
Totaal
Bijzondere vondsten
Perc.
1
50%
Mes
1
50%
Plastic haarspeld
2
100%
4
1
IW
4
29%
Schaal merk Z, P. Regout (1893/96), Merk MAILING NEWCASTLE
BW-4-5-, BW-4-6
4
1
R
7
50%
Pot, oorkom, kom, schaal, deksel, melkkan
BW-4-2, BW-4-3, BW-4-4
4
1
S3
1
7%
4
1
W
2
14%
Pijp, test
BW-4-1
14
100%
Messing tapkraan
TI-1-2
Regout, Soc. Ceramique (1900/1957), blindstempel TER de FER
TI-1-1
Subtotaal
5
1
GL
5
29%
5
1
IW
3
18%
5
1
R
4
24%
5
1
S3
5
29%
17
100%
1
100%
1
100%
Subtotaal
TI-0
1
CU Subtotaal
TI-1
1
EP
1
14%
TI-1
1
GL
1
14%
TI-1
1
IW
3
43%
TI-1
1
S3
1
14%
TI-1-3
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
41
Vondstenlijst Project
Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Code
BK, BWK, TI
Datum
Feb/Mrt 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Put
Vlak
Baksel
Aantal
Totaal
TI-1
1
W
42
Perc.
1
14%
7
100%
EP
8
7%
GL
22
18%
IW
36
30%
R
25
21%
S2
5
4%
S3
15
13%
W
4
3%
Overig
4
3%
Totaal
119
100%
Subtotaal
Totaal
Gewicht Totaal
Details
Bijzondere vondsten
Komfoor
TI-1-4
Perc.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Boringenoverzicht Project
Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Code
BK, BWK, TI
Datum
Feb/Mrt 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten)
Vondsten
O)
Vuur-
A
E
B
C
Details
Aardewerk
Houtskool
Overig
39
11
steen
Ti-1
1
143,5
(be-
Bak-
werkt)
sel
2
Aantal
2
2
Ti-2
Overige boringen raai 1 verstoord
1
157,0
2
2
158,0
2
3
161,0
3
4
148,0
10
4
58
11
31
7
28
5
Verstoord
6
Ti-3
2 onbewerkt vuursteen
Ma
Verstoord, Majolica op 155
1
7
Verstoord
8
Verstoord
1
2
138,0
1
11
1
16
3
61
4 5
Verstoord
Verstoord 1
1
43
6 7 BK-1
1
2 3
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
43
Boringenoverzicht Project
Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Code
BK, BWK, TI
Datum
Feb/Mrt 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Brandweerkazerne, Tivoli (Cultureel Centrum)
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten) O
A
E
B
C
Vondsten Vuur-
Details
Aardewerk
Houtskool
Overig
steen
4 BK-2
(be-
Bak-
werkt)
sel
Aantal
93,0
1
2
90,0
3 4 BK-3
BK-4
1
74,0
2
85,0
3
74,0
4
77,0
1
2 3 4 BK-5
73,0
1
2 BK-6
1
Uitleg
O
Organische laag
A
Humus (minerale laag met accumulatie van gehumificeerd materiaal)
E
Uitspoellaag; Minerale laag waaruit klei, aluminium, ijzer of humus is uitgespoeld
B
Inspoellaag; Minerale laag die nauwelijks meer als origineel is te herkennen door inspoeling van mineralen uit hogere laag. Kan ijzeroer bank zijn
C
44
DekzandLaag met het oorspronkelijke moedermateriaal (schoon dekzand op de Veluwe)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De oudste bekende, gedetailleerde kaart van het onderzochte gebied is afkomstig uit het kaartboek van het Apeldoorns bezit van het Kapittel van St. Marie. De kaart is getiteld “Caarte van ’t blok Lever en Long” en dateert uit 1708. Helemaal rechtsonder is de kerk en de omringende kerkhofmuur aangegeven. Het gebied ten noordwesten van de kerk toont uitsluitend akkers. De kadastrale kaart uit 1880 toont hoe intussen meer bebouwing is ontstaan, hoewel veel kavels wel zijn aan- maar niet zijn uitgegeven. De bebouwing lijkt dus vooral laat 19e eeuws.
6.4.2 Afbeelding 25 Kaart van Kapittel van St. Marie uit 1708 met daarop het onderzochte gebied.
6.4
Historische achtergrond
6.4.1
Historisch kaartmateriaal
Archief en literatuur verwijzingen
Er zijn geen relevante literatuur of archiefstukken gebruikt. In het Apeldoorns gemeente archief is een serie foto’s van de bouwput: • GA-014851 bouw huis voor de schone kunsten. 1994/95
Afbeelding 26 Kadastrale kaart uit 1880 met daarop aangegeven de contouren van de brandweerkazerne en het cultureel centrum. De kadastrale grens van de laatste toont nog steeds dezelfde opvallende knik.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
45
Een van de vondsten betreft een bierfles van het bedrijf Vierdag. Dit bedrijf heeft relatief korte tijd bier gebotteld in Apeldoorn. In het Erica boekje uit 1893 staat vermeld: Vierdag, W.J., Twentsche Bierbottelarij. Handel in, en Fabriek van Minerale wateren, Wijnen en Depot van: The Continental Bodega Company. Stationsplein, hoek Sopihapark, D 235.
6.4.3
Historische afbeeldingen en foto’s
Niet van toepassing
6.4.4
Eerdere onderzoeken
Niet van toepassing
6.5
Synthese / conclusies
Bij de bouw van het cultureel centrum en de brandweerkazerne werden vooral een aantal laat 19e eeuwse / vroeg 20e eeuwse afvalkuilen teruggevonden. Er waren aanwijzingen voor prehistorische en middeleeuwse bewoning, maar deze aanwijzingen konden niet concreet gemaakt worden. Het onderzoek moest in de praktijk vooral in de marge van de bouwwerkzaamheden plaatsvinden.
6.6 Bijlage 6.6.1 Opgravingsdocumentatie Digitaal zijn beschikbaar • Een tweetal geïntegreerde rapporten met zowel boring als graafgegevens. (4 bestanden) • Overzicht van boorresultaten • Overzicht van vondsten 2 documenten in respectievelijk 2 en 6 versies In het papieren archief in het ACEC gebouw bevindt zich slechts 1 archiefstuk • Een rapport van het onderzoek bij Tivoli. In het persoonlijke papieren archief van Harry Schotman bevinden zich • 3 kaarten met boorgegevens van de brandweerkazerne • Handgeschreven gegevens over de boringen (3 maal) • Handgeschreven dagrapporten (door Harry en Gerard) van 6/3, 7/3, 13/3, 28/3 en 29/3 • Geprint overzicht met boring gegevens • Een handgeschreven rapportage over het onderzoek • Een krantenartikel uit de Apeldoornse Courant van 8 maart 1993 • 23 zwart-wit negatieven van vondsten • Copie van Erica boekje uit 1893 met gegevens Vierdag • Van 47 vondsten beschrijvingen volgens Deventer systeem, profiel tekeningen, zwart wit foto’s (enkele kleur) en foto’s van details c.q. potlood “wrijfsels”. Veel IW borden en S2-FLE-4 mineraalwater flessen. De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize.
46
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
6.6.2 Vondsten De vondsten zijn in het gemeentelijk depot in het ACEC gebouw. Ze bestaan uit 3 dozen/kratten en een aantal los tentoongestelde vondsten.
6.6.3
Publicatie van het onderzoek
Het onderzoek is gepubliceerd in de Apeldoornse Courant van 8 maart 1993. Mogelijk [Nog te checken] in de Hunnepers van 1993
7 Roggestraat 7.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de aanleg van een parkeergarage en een rij woonhuizen aan de Roggestraat werd vooral 20e eeuws huisafval gevonden
Code
RGS (1999), RG2 (2000)
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Roggestraat ook Beekpark genoemd Coördinaten 193.820, 469.650, 193.820, 469.970, 193.980, 469.650, 193.980, 469.970
Uitvoerder
Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn / ADC Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij
Datum onderzoek
Juli 1999 en 20-10-2000
Documentatie
ADC Rapport 125. M. Spanjer. Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologische werkgroep Apeldoorn
7.2 Onderzoek 7.2.1 Aanleiding Aanleiding voor het onderzoek was de bouw van een rij woonhuizen (in 2000) en een parkeergarage (in 1999). Feitelijk zijn er twee afzonderlijke onderzoeken geweest, ruim een jaar na elkaar. Er waren verschillende reden voor het onderzoek: • Richting de Asselsetstraat bij de Trompstraat was sprake van een Frankisch grafveld • Op de plaats van de parkeergarage werd bij boringen voor de aanleg van de Brandweerkazerne middeleeuws aardewerk aangetroffen. [N.B. Deze opmerking is afkomstig uit de rapportages, maar blijkt niet uit de gegevens van het onderzoek Brandweerkazerne] • Volgens Matthijs van Nie zouden in deze buurt grafheuvels (verdwenen) hebben gelegen.
7.2.2 Locatie Het onderzoek vond plaats aan de Roggestraat. Enerzijds tussen Vosselmanstraat en Asselsestraat (achter “voormalig Gigant” eerder in gebruik als school) in 2000. Daarnaast op de plek van de parkeergarage tegenover CODA in 1999, naast het Beekpark. Van beide onderzoeken zijn geen erg nauwkeurige gegevens. Van het onderzoek uit 1999 is een dagrapport waaruit blijkt dat er twee proefsleuven zijn gegraven aan de westzijde van de Roggestraat. Op het bijbehorende kaartje zijn niet de sleuven, maar wel een stel hoogtematen aangegeven. Op
basis daarvan zijn deze globaal aangegeven op onderstaande kadastrale kaart. Van het onderzoek in 2000 is alleen een kaart waarop het bouwblok en een vijftal boringen is aangegeven. Coördinaten 193.820, 469.650 193.820, 469.970 193.980, 469.650 193.980, 469.970
7.2.3
Periode van het onderzoek
Het onderzoek vond plaats in juli 1999 en op 20-10-2000. Voorafgaand aan het eerste onderzoek is ook nog een booronderzoek uitgevoerd.
7.2.4
Betrokkenen bij het onderzoek
Betrokken bij het onderzoek waren Van de gemeentelijke archeologische dienst 1. Matthijs van Nie (in 1999) Gemeente archeoloog 2. Juke Dijkstra (in 2000). Gemeente archeoloog a.i. Van de AWA 3. Bert Toeter 4. Gerard Heij 5. Gertjan Blankena 6. Tim Donderwinkel
7.2.5
Omstandigheden rondom het onderzoek
Beide onderzoeken konden volgens de regels van de kunst worden gepland en uitgevoerd, voorafgaande aan de bouwwerkzaamheden.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
47
Afbeelding 27 Kadastrale kaart met daarop aangegeven de twee onderzochte terreinen. De plaats van de boringen in het Noordelijke deel (opgegraven in 1999) is aangegeven en globaal de plaats van de proefsleuven in het Zuidelijke deel (opgegraven in 2000).
7.3 Resultaten 7.3.1 Aanpak In 1999 is in de achtertuinen van de toen nog bestaande bebouwing een booronderzoek uitgevoerd van het noordelijke deel (toekomstige parkeergarage) Vervolgens is over een flink oppervlak een put aangelegd. In 2000: Eerst is put 1 met een omvang van circa 11 meter bij 5 meter aangelegd in achtertuinen aan de westzijde van de Roggestraat. Naast deze put ook put 2 aangelegd. Deze was minder lang omdat er een cunet met twee stenen water/ overstortputten waren blijven staan.
7.3.2 Observaties In 1999 werden veel afvalputten met modern afval, tot rollen vloerbedekking aan toe gevonden. Opvallend ook een diepe, niet volgestorte waterput. In 2000: werden in de twee putten veel afvalputjes maar ook stenen waterputten of overstortputten etc. opgegraven. In de totale opgraving zijn 5 van deze putten vastgesteld.
7.3.3 Opgravingskaart Er is geen opgravingskaart in het archief van de AWA.
48
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
7.3.4. Profielen Volgens het dagrapport is het wandprofiel aan de oostzijde van de put getekend. Gegevens zitten niet in archief AWA.
7.3.5
Interpretatie van de sporen
De vondsten betreffen vrijwel uitsluitend 20e eeuws huisafval. Blijkbaar heeft men tot ver in de 20e eeuw, vermoedelijk wel tot ca. 1965 huishoudelijk afval begraven in de achtertuinen van de woningen aan de Roggestraat. Naast afvalkuilen zijn er ook tal van zinkputten voor afvalwater en een enkele waterput uit dezelfde periode aangetroffen.
7.3.6 Datering Zowel in 1999 als in 2000 is voornamelijk 20e eeuws afval teruggevonden. Daarnaast zijn een paar stukken vuursteen en enkele prehistorische (bronstijd) scherven gevonden.
7.3.7 Vondstenlijst In 2000 werden in totaal 15 vondstnummers vastgesteld van voornamelijk 20 e eeuws materiaal, In 1999 bestond 57% van het aantal vondsten uit Industrieel wit aardewerk, bij de opgraving uit 2000 62%. De rest van de vondsten pasten in hetzelfde, 20e eeuwse, spectrum. Opmerkelijk waren 3 stuks vuursteen, waaronder 1 kling en 3 prehistorische scherven.
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
Juli 1999
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand
1
1
1
1
3
4
Aantal
Rand Bodem
3
100%
Subtotaal
3
3
100%
GL
1
1
8%
IW
1
1
8%
P
2
2
15%
2
15%
Tot,
Details
Bot (rund)
2
S4
4
1
2
7
54%
Subtotaal
6
5
2
13
100%
1
1%
16
9%
110
64%
45
26%
16
9%
Theepot
5
3%
Bloempot
51
172
100%
15
15
11%
5
96
73%
scherf met stripfiguur
3
3
2%
bot,plastic
G
1
GL
1
3
6
IW
39
64
7 45
P
5
7
R
4
1
50
75
4
17
GL
Overig
6
18
60
13
Bijzondere vondsten
Perc.
S3
IW
Perc.
3
Subtotaal
5
Tot
Overig
Overig
1
Overig
Gewicht
vrijwel complete kruik. Hoort bij 5.2. Wsl is 5.2 juiste locatie.. Stempel Hulskamp & Zoon & Molijn Rotterdam
RGS-5-2
borden, schotels
knikker, wekfles deksel, 2 inktpotten, brillantine fles,
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
49
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
Juli 1999
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand
Aantal
Rand Bodem
P
3
Overig
4
R 6
W
1
Subtotaal
1
2
4
10
7
1
25
EP
50
2%
Bloempot
7
5%
Keulse pot
1
2
2%
Pijpensteel, test
26
132
100%
1
6%
1
6%
Relief
GL
1
1
6%
Fles
10
59%
2
12%
1
2
12%
3
17
100%
IW
2
6
P
1
1
R
1 4
GL
1
1
100%
Subtotaal
1
1
100%
1
1
14%
2
3
43%
GL 1
8
2
Subtotaal
2
2
1
3
43%
5
1
7
100%
1
1
100%
Subtotaal
1
1
100%
EP
1
1
6%
Subtotaal
2
3
2
1
W
4
Japanse kop en bijbehorende schotel
1
1
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bijzondere vondsten
Perc.
G
IW
4
17
Tot,
5%
1
64
Perc.
Details
7
2
S3
Tot
Gewicht
Fles
Vuurtest groen
Zeer grove magering
RGS-4-1
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
Juli 1999
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand
4
4
Aantal
Rand Bodem
Overig
GL
1
IW
1
7
2
Subtotaal
3
7
2
EP GL IW P Subtotaal
5
1
0
16
100%
1
8%
2
5
42%
2
2
17%
4
2
6
12
100%
1
10%
2
4
40%
1
1
10%
2
20%
2
20%
10
100%
1
33%
1
33%
1
33%
1 2
2 2 2
EP
1
4
3
1 1
S3
1
Subtotaal
2
1
3
100%
GL
3
3
2
8
33%
IW
3
2
1
6
25%
4
17%
2
8%
Overig R
4
33%
IW
0
88%
4
S3
2
14
2
Overig
5
4
1
IW
Subtotaal
6%
1
EP
P
Perc. 1
1 3
Tot
Gewicht
4 1
1
Tot,
Details
Bijzondere vondsten
Perc.
Parfumfles Oosterse Vaas
RGS-4-3
Bot
Scherf hoort bij kruik uit 1.3
Limonadefles P. DE VRIES FA. G. MIDDELINK + CO. LIMONADE GAZEUSE. TEL 3412 APELDOORN
RGS-0-0
Bot, Plastic koe, deksel rioolbuis
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
51
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
Juli 1999
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand S3
Aantal
Rand Bodem
Overig
1
S1
4%
1
4%
2
8%
24
100%
3
1%
5
1%
1
2
0%
1
Totaal
10
6
3
5
3 EP
1
4
G
1
GL
9
8
8
24
49
11%
IW
64
142
28
13
247
57%
56
56
13%
2
33
8%
3
11
3%
1
1
0%
11
3%
7
2%
2
5
1%
102
430
100%
Overig P
9
14
R
6
2
8
S1 S3
9
2
S4
4
1
W
1
2
107
175
Totaal
52
Perc. 1
2 Subtotaal
Tot
Gewicht
2
46
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Tot,
Details
Perc.
Bronstijd scherven
Bijzondere vondsten
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
20-10-2000
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand
Aantal
Rand Bo-
Ove-
dem
1
1
GL
1
2
1
Overig 2
1
4
7
81%
koffiefilter, schotels, borden
3
3
5%
Blik Odol tand, lijmflacon, filter
3
5% Zalfpot Centraal Apotheek. Raadhuisplein 1 Tel. 536;
100%
Overig
1
1
100%
Subtotaal
1
1
100%
R
1
1
50%
Bouwfragment
W
1
1
50%
Pijp
2
2
100%
2
5
6%
59
59
66%
GL
1
2
1
4
1
21
26
29%
6
2
82
90
100%
GL
1
1
5%
IW
14
14
70%
Subtotaal
50
62
P
8
50
55
3
IW
1
8%
2%
Subtotaal
1
5
1
3
Bijzondere Vondsten
Perc.
1
Subtotaal
2
Tot,
1
1
S3
1
Perc.
Details
rig
IW
P
Tot
Gewicht
RG2-1-1
Slak
pot, inktpot
Kaartje van porselein vermeldt geen put maar alleen vondst nr.
Zalfpot. Kloosterbalsum schotel “made in czecoslowakia”
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
53
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
20-10-2000
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand
Aantal
Rand Bo-
Ove-
dem
9
10
1
5%
Metalen pan
P
2
2
10%
Porseleinen fitting
S3
2
2
10%
Zalfpot
20
20
100%
2
2
100%
2
2
100%
2
6%
28
90%
1
3%
31
100%
3
21%
R
GL
1
1 28
P
12
1
Subtotaal
1
GL
1
1
1
28
2
IW
4
4
29%
Overig
6
6
43%
1
1
7%
11
14
100%
1
4%
7
28%
10
40%
2
8%
2
2
8%
2
3
12%
R Subtotaal
2
13
G
1
2
1
Overig
7
R
6
3
S3
1
1
1
Vuursteen W
54
Perc.
1
IW
1
Tot,
Overig
Subtotaal
1
Perc.
Details
rig
Subtotaal
1
Tot
Gewicht
1
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bouwfragment, dakpan
“Mosa Maastricht”
pot, complete pollepel
Lei(6), spijker
pijp (2)
Bijzondere Vondsten
Vondstenlijst 1999 Project
Roggestraat
Code
RGS
Datum
20-10-2000
Locatie
Roggestraat
Put
Vondst nummer
Baksel
Datering
Onderdeel
Wand
Aantal
Rand Bo-
Ove-
dem
Subtotaal
2
14
9
4
15
1
11
25
100%
1
1
100%
1
1
100%
1
1
100%
1
1
100%
2
2
14%
2
4
29%
3
3
21%
7
9
64%
1
0%
Vuursteen
R Subtotaal
0 Stort
0
GL IW
1
1
P Subtotaal
Totaal
1
G
1
GL
5
IW
1
1
2
5
4
16
6%
1
157
159
62%
18
18
7%
Overig P
6
2
1
26
35
14%
R
6
4
1
4
15
6%
S3
1
1
3
5
2%
3
3
1%
3
4
2%
218
256
100%
Vuursteen W
Totaal
Perc.
1
21
9
Tot,
Details
Bijzondere Vondsten
Kling
RG2-2-14
Perc.
rig
Subtotaal
2
Tot
Gewicht
8
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
55
7.4
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Er zijn gegevens van geraadpleegde specialisten.
7.5
Historische achtergrond
7.5.1
Historisch kaartmateriaal
De meeste vondsten dateren uit de eerste helft van de 20e eeuw. Hieronder is de kadastrale indeling uit 1916 weergegeven.
Afbeelding 28 Zalfpot Apotheek Raadhuisplein RG2-1-1
7.5.2
Archief en literatuur verwijzingen
7.5.3
Historische afbeeldingen en foto’s
In de beeldbank van het Apeldoorns Archief zijn een aantal afbeeldingen van de Roggestraat. • GA-001572 4 mei 1992 Luchtfoto van het terrein tegen het Beekpark aan. • GA-001755 4 mei 1992 Luchtfoto van het terrein tegen het Beekpark aan. • GA-002219 •
Afbeelding 29 Kadastrale kaart uit 1916 met daarop aangegeven de bouwblokken uit 1999 en 2000 aan de Roggestraat. Het grote gebouw tussen de twee bouwblokken in is “Gigant” een voormalig schoolgebouw.
56
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 30 Onderzochte terrein aan de westzijde van de Roggestraat in 1992 (onderzoek van 1999). Aan de oostzijde van de Roggestraat het ACEC gebouw. GA-001755.
•
GA-002458 Foto van de bouwput van de parkeergarage 14-2-2000
7.5.4
Eerdere onderzoeken
De onderzoeken bij de brandweerkazerne en cultureel centrum Tivoli liggen in dezelfde omgeving en gaven dezelfde resultaten: Vooral 19e en 20e eeuws afval en enkele sporadische prehistorische vondsten.
7.6
Synthese / conclusies
De vondsten aan de Roggestraat geven heel eenduidig beeld van de vooral 20e eeuwse bewoning op deze plaats. Duidelijk is dat Apeldoorners tot tamelijk ver in de 20e eeuw een deel van hun huishoudelijk afval in tuin begroeven.Van prehistorische bewoning werden alleen enkele losse vondsten terug gevonden.
7.7 Bijlage 7.7.1 Opgravingsdocumentatie In het digitale archief van de AWA zijn • Een dagrapport door Gerard Heij van 20-10-2000 • Een vondstenlijst uit juli 1999 • Een vondstenlijst van 20-10-2000
• • • • • • •
Een dagrapport door Gerard Heij van 20-10-2000 Een kaartje met hoogtegegevens uit 2000. De putten zijn daarop helaas niet precies aangegeven. Een kaartje met boorgegevens uit 1999. Een vondstenlijst uit juli 1999 Een vondstenlijst van 20-10-2000 Een korte vermelding in het jaarverslag over 1999 en 2000 Een aantal foto’s met op de achtergrond de Brandweerkazerne. Onduidelijk is of alle foto’s van het onderzoek van de Roggestraat zijn.
Van de opgraving is ook een rapportage verschenen. M. Spanjer, Aanvullend Archeologisch Onderzoek Apeldoorn Vosselmanstraat-Beekpark (ADC Rapport 125). Bunschoten 2002. ISBN 90-5874-11-33. Geïll., 12 pp.
7.7.2 Vondsten De vondsten bevinden zich in het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw. Deels in de vitrine en boekenkast, deels in twee ROB dozen.
7.7.3
Publicatie van het onderzoek
Het onderzoek is benoemd in de Hunnepers van 1999 en van 2000. •
In het papieren archief zijn
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
57
8 Raadhuisplein 8.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Op het Raadhuisplein stond tot het midden van de 19e eeuw de middeleeuwse dorpskerk. In 1996 werd bij het trekken van enkele rioolsleuven een deel van het kerkhof geraakt.
Code
AP-RA
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Raadhuisplein Coördinaten 194.290, 469.790 194.310, 469.760 194.350, 469.760 194.350, 469.800
Uitvoerder
Robert van Dierendonck. Korte tijd later vond een onderzoek van de ROB plaats op een ander deel van het terrein. Rapportage door Robert van Dierendonck, aangevuld met gegevens van Gerard Heij.
Datum onderzoek
13-9-1996 t.m. 2-10-199
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn.
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
8.2 Onderzoek 8.2.1 Aanleiding Bij de aanleg van enkele rioolsleuven, de verplaatsing van het standbeeld van Willem II en het plaatsen van een kerstboomhouder op het Raadhuisplein, werden onverwacht niet geruimde begravingen van het kerkhof van de Mariakerk gevonden. Gelijktijdig werden enkele waarnemingen gedaan in dat deel van het terrein waar de grondwerkzaamheden werden begeleid door de ROB.
82.2 Locatie Coördinaten 194.290, 469.790 194.310, 469.760 194.350, 469.760 194.350, 469.800
8.2.3
Periode van het onderzoek
Het onderzoek werd uitgevoerd tussen 13 september en 2 oktober 1996.
8.2.4
Betrokkenen bij het onderzoek
Betrokken bij het onderzoek waren 1. Robert van Dierendonck (uitvoerder van een groot deel van het onderzoek, werkzaam bij Joan Willems Stichting) 2. Antoinette van Duijn (fa. Verhoef, Langerak) 3. Arie Bor (fa. Verhoef, Langerak) 4. Edwin Snel(fa. Verhoef, Langerak)
58
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
5. Gerard Heij (AWA) 6. Harry Schotman (AWA) 7. Huub Ummels (Bureau Monumentenzorg Gemeente Apeldoorn) 8. Henk Verbeek (AWA) 9. Jan Limonard (AWA) 10. Kees Klopman (AWA) 11. Marc van Harten (fa. Verhoef, Langerak) 12. Wilbert Harmsen (stagiair Gem. Apeldoorn) 13. Wim van Middelkoop (fa. Verhoef, Langerak) De meeste gegevens uit deze rapportage zijn afkomstig uit de dagrapporten van Robert van Dierendonck. Het los verzamelde botmateriaal is in 1998 uitgewerkt door Chris Nieuwenhuize. Van belang zijn verder een groot aantal foto’s door Harry Schotman.
8.2.5
Omstandigheden rondom het onderzoek
Het onderzoek vond plaats in een bestaande rioolsleuf die bij de vernieuwing van het riool net breder werd gemaakt. Het onderzoek vond verder vooral plaats in de marge van de grondwerkzaamheden. Wel werd het uitgevoerd door Robert van Dierendonck die daarvoor een aantal dagen werd ingehuurd.
Afbeelding 31 Kadastrale kaart uit 2010 met in blauw het onderzochte terrein. Bij gebrek aan een tekening zijn de sleuven ingetekend op basis van de beschikbare foto’s.
8.3 Resultaten 8.3.1 Aanpak In de gegraven rioolsleuven werden de profielen bestudeerd, getekend en ingemeten. Aangetroffen skelet- en muurresten werden ingemeten en verzameld. Op een aantal plaatsen waren in het profiel resten van de houten kisten en de insteek van de graven zichtbaar. Daarnaast werden uit de rioolsleuven alle losse skeletresten verzameld in ijzeren oliedrums. Hoewel dit nauwelijks onderzoek genoemd kan worden werd de massa van de vondsten op deze manier verzameld. Kort na het onderzoek heeft de ROB – zoals gepland – onderzoek gedaan op de plaats waar de sleuven de bekende kerkfunderingen aansneden.
8.3.2 Observaties 8.3.2.1
Skeletresten in zuidelijke rioolsleuf
Aan de zuidkant van het Raadhuisplein, beginnend aan de meest westelijke hoek werd, op een afstand van ongeveer 6
meter van de gevelwand, voor de panden Raadhuisplein 2 – 6, de bestaande rioolsleuf verbreed. Voorbereiding en eerste vondsten (13-9-1996) Bij de onverwachte vondst van skeletmateriaal werd eerst contact gezocht door de gemeente met de ROB. Daar werd doorverwezen naar Frits Laarman. Deze adviseerde de skeletten zo compleet mogelijk te verzamelen in vuilniszakken. Dit verzamelen wordt uitgevoerd door de werknemers van fa. Verhoef uit Langerak, die de nieuwe riolering aanlegt, vooral Arie (A.C.) Bor en G.A. (Gerrit) den Ouden. Bureau Monumentenzorg vindt eigenlijk dat er professionele hulp nodig is en zoekt contact met Robert van Dierendonck Het nieuwe riool is aangelegd op de plaats van het oude, maar de rioolsleuf is breder dan de oude en daardoor komen in de profielen skeletten en skeletdelen te voorschijn. Bij de sleuf zijn skeletresten verzameld, maar er is niet aangetekend waar ze vandaan komen. Met een schop zijn beide profielen van de sleuf schoongemaakt. Hierin zijn duidelijke enkele sporen van grafkuilen en kisten zichtbaar in de bovenzijde van de ongestoorde grond.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
59
Afbeelding 32 uitgesorteerd botmateriaal: Pijpbeenderen, onderkaken en tanden
Afbeelding 33 Uitgesorteerde schedels
60
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De graven zijn duidelijk in de lengte aangesneden. Her en der daarboven, in een egaal bruine (en dus diverse malen verrommelde en omgezette) bodem, bevinden zich skeletelementen, waarvan niet duidelijk is of het kleine resten zijn of dat er verderop nog meer zit. I.v.m. het tijdgebrek (het werk stopte om 15.30 en de sleuf moet dan dicht zijn) en het gebrek aan opgravingsmateriaal werd besloten niets op tekening vast te leggen, maar d.m.v. foto’s en enkele lengte/breedte- en hoogtematen zaken vast te leggen. Ingemeten werd vanuit het hart van een aansluitpijp in de betonnen rioolbuis, die zich bevindt op 13.30m ten westen van een nieuw aangelegde put ter hoogte van de steeg westelijk naast het voormalige Doekom-DAS gebouw, Raadhuisplein 6 (Doekomsteeg). Hoogtematen worden genomen m.b.v. het waterpas dat door de uitvoerder ter beschikking wordt gesteld: Daghoogte NAP +1765.6. Vondstnummer 1 &2 De skeletresten krijgen vondstnummer 1 toegekend (vondstkaartje moet nog toegevoegd worden). Deze skeletresten zijn afkomstig uit een graf uit het zuidprofiel, waarvan de westelijke en zuidelijke rest in het profiel nog zichtbaar is. Volgens A. Bor lag de schedel in dit graf aan de westzijde. Het graf is duidelijk oost-west georiënteerd en gezien de ligging van de schedel geoost. In het restant is de westelijke kistzijde nog zichtbaar naast een insteek van de grafkuil op een afstand van 5 cm. Daarnaast is de zuidelijke insteek van het graf nog zichtbaar over een lengte van 1.02m, op een afstand van 60cm ten zuiden van het opgegeven meetpunt (= hart riool). Ook de boven- en onderkant van de insteek van de grafkuil waren nog zichtbaar in het profiel. De bovenkant van de insteek bevindt zich op 1599.6 +NAP; de onderkant op 1541.1 +NAP; de bovenkant van het bewaarde restant op 1560.1 +NAP. Foto’s 29 en 30. Het restant van het graf werd in een vuilniszak gekiept om later op het depot uit te zoeken op inhoud, vondstnr. 2. Vondstnummer 3 In het noordprofiel werd ook een graf geconstateerd, en wel de zuidelijke lange zijde ervan. Deze bevindt zicht op 65 cm. ten noorden van het meetpunt (= hart riool). In deze zuidelijke lange zijde zijn horizontaal twee spijkers zichtbaar die met de koppen naar het zuiden wijzen en derhalve in de bodem van de zuidelijke lange kant van de kist zijn ingeslagen. De spijkers hebben een onderlinge afstand van 24cm. De onderzijde van de kist/insteek ter hoogte van de spijkers bevindt zich op 1569.6 +NAP, de bovenzijde is niet duidelijk te onderscheiden, een hoogtemaat ervan is genomen op 1585 +NAP. Foto’s 27, 28 en 31. De spijkers uit de kist hebben vondstnr. 3 gekregen, maar bij het opruimen bleek de vuilniszak met dit vondstnummer verdwenen te zijn. Verder zijn nog op twee plaatsen in het noordprofiel botresten vastgelegd: Op 1.90m ten westen van de westelijke kopse zijde van het graf op een hoogte van 1571.1 +NAP; eveneens ten westen van de westelijke kopse zijde van het graf, op een afstand van 2.50m en op een hoogte van 1570.3 +NAP boven de nieuwe insteek van een graf.
Tweede onderzoeksdag (16-9-1996) Er moet voorzichtig gewerkt worden want er is sprake van een slechts provisorisch verholpen elektriciteitsbreuk. Aangezien het zuidprofiel zwaarder verstoord is dan het noordprofiel werd besloten alleen dit laatste schoon te maken en te documenteren. Later wordt in het zuidprofiel, op ca. 1m onder het straatniveau, nog een schedel aangetroffen met als hoofdsteun een oor van een steengoed pispot: 3.90 ten oosten van hoek van juwelier v/d Meij en 5.65m ten noorden van de gevel. Het noordprofiel werd schoongemaakt en het botmateriaal zoveel mogelijk blootgelegd. Vervolgens werden delen gefotografeerd en getekend. Het lint werd geplaatst op een hoogte van 16.50m +NAP; pin nulpunt bevond zich op 8.30m ten oosten van hoek v/d Meij en 6.38m ten noorden van gevel, pin eindpunt op 6.90m verder naar het oosten op 15.15 ten oosten van hoek v/d Meij en 5.76m ten noorden van gevel. In het noordprofiel bevinden zich de humeuze resten van het hout van een kist en aan de onderzijde van het profiel nog enkele (resten van) skeletten in situ. Vondstnummer 4 & 5 Het meest complete (skelet 1, vondstnr. 5, dianrs 5,6,8 en 9) bevindt zich juist onder de verstoring van enkele leidingen. Het cranium hiervan ontbreekt (waarschijnlijk weggegraven bij aanleg leidingsleuf), de onderkaak is nog aanwezig en lijkt voor de rest compleet. Vermoedelijk lagen de handen gekruist over het kruis. Het skelet bevond zich oorspronkelijk in een kist die in een grafkuil was gezet: aan de oostzijde van de kist waren nog duidelijk de resten van een insteek te zien. Ten oosten van deze insteek werden nog botten van een tweede skelet aangetroffen vlak boven de ongestoorde bodem, vondstnr. 4. Nog verder naar het oosten, vanaf 7.06m op het lint werden de resten van het graf dat afgelopen vrijdag werd geconstateerd. Vondstnummer 6 Na tekenen werden de botten en vondsten verzameld. Bij het nazoeken van de kist hogerop in het profiel bleek het ene bot (vondstnr. 6) het enige restant te zijn. De noordelijke lange zijde van de kist bevond zich op enkele centimeters achter het profiel.
8.3.2.2 Muurwerk van Pastorie Muurwerk in zuidelijke rioolsleuf Bij de hoofdingang van het voormalige Doekom-DAS gebouw (Raadhuisplein 6) is op een stuk muur gestoten. Op aanwijzing van HU werd de locatie ingemeten (van het muurwerk zelf is niets meer te zien, er kwamen volgens HU kloostermoppen uit) vanuit de NW hoek van Raadhuisplein 6: 1.15m ten noorden van hoek en 7.60m naar het oosten. Volgens HU liep de muur verder naar het oosten. Na raadpleging van de kadastrale minuut van 1831 zou het de noordelijke muur van de Oude Wheme of Weeme kunnen zijn, de oude pastorie bij de kerk die in de 16de eeuw gebouwd is. Een andere mogelijkheid is dat het een ommuring van het kerkhof betreft. Muurwerk in aansluiting op riool
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
61
Tijdens de werkzaamheden voor het maken van een aansluiting op het gelegde hoofdriool werd opnieuw muurwerk aangetroffen en ingemeten van de NW hoek van Raadhuisplein 6: 1.15 m. ten noorden van hoek en 11.10 m naar het westen voor de lederwinkel Lapoche. Deze muur wordt schoongemaakt, gefotografeerd en gemeten. Dianrs. 1 en 2; fotonrs. 7-8. Het is onduidelijk of het hier een hoek betreft of dat de muur doorbroken is en nog verder naar het westen doorloopt. Het muurwerk is alleen zichtbaar in het oostprofiel van de dwarssleuf en wordt niet geconstateerd in het westprofiel. De maximale breedte aan de onderzijde is 53 cm, maar de onderzijde kan i.v.m. ruimtegebrek niet bereikt worden, slechts tot 1594.9 +NAP. De bovenzijde van het muurwerk bevindt zich op 1656.8 +NAP. Het muurwerk is dus nog tenminste 62cm hoog bewaard. In het muurwerk zijn verschillende steenformaten verwerkt met breedten van 13, 11 en 10cm, lengtes waren niet vast te stellen. Het gaat dus zeker voor een deel om hergebruikt materiaal, dus geconcludeerd zou kunnen worden dat dit niet de oorspronkelijke 16de eeuwse muur van de oude pastorie is, maar een latere verbouwing. Muurwerk dwarssteeg Op 18 september 1996 werd bij graafwerkzaamheden voor een rioolaansluiting in de steeg westelijk van Raadhuisplein 6, het voormalige Doekom-DAS gebouw (zie rapport 16/9) de al eerder geconstateerde muur, die mogelijk van de voormalige pastorie de oude Weeme is, opnieuw aangetroffen in het oostelijk profiel van de sleuf. Met schop, troffel en borstel werd het muurwerk en het profiel voor een deel (ca. 20cm lengte) vrij gelegd en schoongemaakt. Dit werk werd bemoeilijkt door de aanwezige kabels, leidingen etc. Totale hoogte van het muurwerk is 66cm. Geconstateerd werd ook, voorzover dat met de lengte van het vrij gelegde muurwerk mogelijk is, dat de oriëntatie enigszins, niet veel, naar het noorden afwijkt van de huidige rooilijn van Raadhuisplein 6. De onderzijde van het muurwerk bestaat uit 3 lagen die naar boven toe smaller worden: onderste laag 64 cm. breed, 2de laag 49 cm. en 3de laag 44 cm.. De onderste laag muurwerk (onderzijde NAP +1578.8) rust op een laagje schoon zand van 6 cm. dik, dat is aangebracht over een vuilgrijze laag met brokken mortel met een dikte van 11 cm. (bovenzijde NAP +1573.6), beide lagen ter breedte van de onderste laag muurwerk. Deze vuile laag rust, voorzover zichtbaar op de natuurlijke ondergrond op NAP +1562.6. Op de onderste lagen rust een muur van 8 lagen hoog met een breedte van 24cm, bovenzijde muur NAP + 1648.6. Het is dus mogelijk dat in deze 3 bouwfasen te herkennen zijn. De vuile laag zou de uitbraakrest van de oudste fase kunnen zijn, waarin mortel van afgebikte stenen is achtergebleven. Duidelijk is dat in het muurwerk spolia zijn verwerkt, gezien de verschillend steenformaten en niet complete stenen. Enkele van deze stenen zijn ‘s ochtends door Huub Ummels uit de muur getrokken om de formaten op te meten en deze zijn naar de Gemeentewerf gebracht (Nog ophalen). Daarop is een vleilaag van schoon zand aangebracht waarop een brede muur (de onderste 3 lagen) is gebouwd. Deze is later weer
62
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
gesloopt, behalve de onderste 3 lagen. Daarbij zijn weer brokken mortel en fragmenten baksteen van de afbraak achtergebleven, waarmee later de funderingssleuf van de 8 lagen hoge smalle muur werd opgevuld (vooral aan de noordzijde van de muur duidelijk zichtbaar). Deze smalle muur is dan gefundeerd op de onderste lagen van de middelste brede muur. Deze conclusie berust vooral op het grote verschil in de breedte van het muurwerk. Anderszins is het ook mogelijk dat de onderste 3 lagen gewoon de vlijlagen vormen
8.3.2.3 Kerkfundering (vondstnummers 31-35) Naar aanleiding van de vermoedelijke vondst van een tegelvloer op 2-10-1996, gemeld door Huub Ummels, in een zuidelijke uitbreiding van de door de ROB aangelegde sleuf, werd de AWA te hulp geroepen. Bij aankomst bleek de vermoede tegelvloer waarschijnlijk een los deel van een grafzerk te zijn. Deze werd ruim uitgegraven, gefotografeerd (JL foto 1) en geborgen in stukken (vondstnr. 34, losse vondsten). Bij het lichten van het zerkfragment kwam puin te voorschijn. Vervolgens in noordelijk richting verdiept, waarbij drie schedels werden aangetroffen. Daarna werd de rest van de bijbehorende skeletdelen blootgelegd. Van de skeletten 1 en 2 (resp. vondstnrs. 31 en 32) bleken naast de schedels weinig botten meer aanwezig te zijn, skelet 3 (vondstnr. 33) was het meest compleet. Skelet 3 werd gelicht met verlichting van de bouwlamp. Bij de skeletten 1 en 3 was nog een duidelijke humeuze band van de houten kisten te zien (JL foto’s). De schedel van skelet 3 was opvallend schoon en compleet, geen aarde aan binnenzijde. De uit de kuil geworpen grond werd met een metaaldetector onderzocht door KK en HV. Enkele vondsten 1. Vondstnr. 35: steen en lood uit fundament van de toren van de jongste kerk. 2. Uit hetzelfde fundament is een fragment van een bruin geglazuurde plavuis of vloertegeltje (vermoedelijk Romaans of Gotisch) afkomstig. Dit ligt nog bij Huub Ummels op de kamer. 3. Van Huub Ummels 8 munten, gevonden met detector tijdens opgraving ROB, meegekregen om te reinigen en te determineren. Daarnaast ook een fragment van een zilveren bijbelslot en een koperen deksel van een horlogekast. Opgehaald door Kees Klopman op dezelfde dag. Op 7-10-1996 weer gezien, maar nog niet gedetermineerd door Kees. De munten en slot zijn 14-10 teruggebracht met determinatie en aan Harry gegeven. 21-10 van Harry gekregen. Determinaties Kees Klopman 1. Duit, GELRIA, Gelderland 1690 2. Duit, HOLLANDIA, Holland 1723 3. Braemse, Deventer ca. 1492. Waarde: 1/8 plak = 1/64 stuiver. 4. Vermoedelijk Gelderland, 2de helft 14de eeuw, 1/8 GROOT? 5. Vermoedelijk Deventer 1460-1470, 1/4 PLAK? 6. Dubbele Tournois, Frankrijk 1589-1610 (regering HENDRIK IV) 7. 2 denier, Lotharingen 1690-1729 (regering Leopold 1) 8. 1/2 cent, 19de eeuw
Aan de westzijde werd door de ROB een del van de torenfundering van de laat-gotische kerk blootgelegd. De fundering bestond uit hergebruikt materiaal van de Romaanse en Gotische voorgangers: tufsteen, ijzeroer, kloostermoppen en een geglazuurde vloertegel. Door de AWA werd van deze fundering de bakstenen noordwest muur ingemeten met de overhoeks geplaatste steunbeer. [Robert van Dierendonck meldt op 12-10-1996: Nog toevoegen rapportage blootleggen en inmeten deel torenmuur en steunbeer laat Gotische toren. Dagrapport ontbreekt echter. Bovenstaande tekst is overgenomen uit publicatie.] In het middenschip werd bij het koor door de ROB de toegangstrap van de grafkelder aangetroffen, mogelijk van de familie van Stepraedt, een van de vroegere families die het Loo bewoonden. [Robert van Dierendonck meldt op 20-11-1996: Nog toevoegen rapportage blootleggen en inmeten deel koorsluiting en steunbeer laat Gotische kerk. Dagrapport ontbreekt echter. Bovenstaande tekst is overgenomen uit publicatie.] Van de 15e eeuwse kerk werd door de AWA aan de oostzijde een deel van de koorsluiting gevonden. Het betreft het noord-oost gedeelte van de 3/8 sluiting met de aanzet van de steunbeer waarvan nog 8 lagen baksteen (28x14x7cm) bewaard waren gebleven.
is gedeeltelijk vergraven bij de aanleg van de noordelijke zijbeuk en moet dus dateren vòòr het begin van de 16de eeuw. Aan de andere kant is de omgeving niet erg gunstig voor botmateriaal en de staat was dan ook slecht. Het is dus ook mogelijk dat alleen de wat recentere, beter bewaard gebleven beenderen zijn verzameld. Bij de gevonden funderingen betreft het zeer waarschijnlijk resten van de noordelijke buitenmuur van de pastorie, de Oude Weeme, die nog afgebeeld staat op de oudste kadastrale minuut. Bekend is dat de pastorie herbouwd is in de 16de eeuw en er dus een oudere pastorie geweest moet zijn.
8.3.6 Vondstenlijst De vondsten bestonden uiteindelijk uit 5 categorieën: 1. Een aantal (met name door Robert opgegraven) delen van skeletten die apart verpakt en in samenhang zijn gebleven. In totaal gaat het om 15 vondstnummers ( 1, 4-8, 10, 20, 22, 23, 31-35). De vondstenlijst (hieronder) toont dat het daarbij veelal nog steeds alleen om delen van skeletten ging. Bijvoorbeeld alleen een schedel met enkele wervels, een arm etc. Slechts 1 skelet was redelijk compleet (skelet 3, vondst 33)
Van de laatste uitbreiding van de kerk, een noordelijke zijbeuk die in de 16e eeuw werd gebouwd, werden de onderste twee lagen baksteen gevonden, mogelijk met een steunbeer. Uit deze vondst blijkt dat er in dit muurwerk twee bouwfasen moeten worden onderscheiden, wat in 1989 niet was gebleken.
8.3.3 Opgravingskaart Vlaktekeningen zijn voor zover bekend niet gemaakt. Gewerkt is in de profielen. Er zijn geen vlakken aangelegd. Afbeelding 34 Schedel van skelet 3 (vondstnummer 33)
8.3.4 Profielen Profieltekeningen zijn volgens de dagrapport teksten wel gemaakt, maar niet teruggevonden.
8.3.5
Interpretatie van de sporen
De vondst van flinke hoeveelheden skeletmateriaal geeft een duidelijke conclusie. Van de begraafplaats rond de voormalige dorpskerk is nog heel wat over gebleven. Alleen de bovenste laag begravingen is in 1843 geruimd. Daaronder zijn meestal nog 2 of 3, soms vier lagen begravingen in situ bewaard gebleven. Duidelijk is dat deze skeletten beter niet op een dergelijke manier, in een rioolsleuf, opgegraven kunnen worden: veel informatie gaat verloren doordat skeletten niet compleet blootgelegd kunnen worden. De onverwachte muurresten zijn vermoedelijk van de pastorie.
8.3.5 Datering Het skeletmateriaal is niet gedateerd. Het is mogelijk dat er begravingen uit de vroegste periode bij zijn, gezien het feit dat deze afkomstig zijn van het diepste niveau en ingegraven in de natuurlijke bodem. Één graf is enigszins te dateren: het
2.
De grootste massa bestond uit 4 oliedrums met menselijk botmateriaal dat zonder verdere gegevens en volledig gemixt uit de rioolsleuven was verzameld. De inventarisatie hieronder is niet compleet. Alleen de redelijk complete en herkenbare skeletonderdelen zijn geteld. Een heel groot deel bestond uit fragmenten van pijpbeenderen en schedels. Die zijn niet geteld. Van de overige beenderen is een aantal gegevens vastgelegd. 3. In samenhang met zowel de eerste, als de tweede groep hierboven werden ook bouwfragmenten van de kerk en de pastorie en ijzerwerk van doodskisten (spijkers, hengsels) verzameld. 4. Ook buiten de verschillende onderzoeken om werden door verschillende personen resten verzameld op het Raadhuisplein. Een aantal stukken werd later gedoneerd aan de AWA. Op die manier kwamen met name een aantal zandstenen fragmenten van de vensters van de Mariakerk in het depot terecht. Opvallend is in dit kader ook dat op de foto’s van de opgraving her en der schedels te zien zijn. Bij het uitwerken van de vondsten in 1997/98 waren er maar 6 hele schedels. Vermoedelijk zijn er schedels meegenomen door derden. In elk geval
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
63
5.
AWA achtergebleven, zodat geen inventarisatie van vondsten gemaakt kan worden. Wel resteren bovengenoemd lijstje en enkele foto’s van detectorzoekers en hun vondsten.
zijn er 2 schedels beloofd aan de Zutphense EHBO vereniging door Huub Ummels. Een bijzonder categorie vormen de metaal-detectorvondsten die door verschillende amateurs, maar ook door de ROB werden verzameld. Het hierboven genoemde lijstje van een handvol munten is daarvan een voorbeeld. Van de metaalvondsten is geen enkele bij de
Vondstenlijst Groep 1: Opgegraven Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum
13-9-1996 / 2-10-1996
Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein
Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Kop
Maat
1
1 13-9-1996 Femur
Breedte epifyse 72 mm
Links
382
Kop
42
1
1 13-9-1996 Femur
Breedte epifyse 80 mm
Rechts
488
Kop
50
1
1 13-9-1996 Femur (fragm)
Kop
40
1
1 13-9-1996 Femur (fragm)
Kop
49
1
1 13-9-1996 Tibia
Knie
56
1
1 13-9-1996 Ulna (fragm)
3 maal
1
1 13-9-1996 Femur (fragm)
3 maal
1
1 13-9-1996 Tibia (fragm)
2 maal
1
1 13-9-1996 Bekken
2 maal
1
1 13-9-1996 Wervels
Nek
1
1 13-9-1996 Sleutelbeen
1
1 13-9-1996 Leisteen
1
1 13-9-1996 Pijpbeenderen (fragm)
1
1 16-9-1996 Femur
480
1
1 16-9-1996 Tibia
410
1
1 16-9-1996 Kuitbeen
365
1
4 16-9-1996 Tibia
1
4 16-9-1996 Diverse fragmenten pijpbeenderen
1
4 16-9-1996 Wervel
1
4 16-9-1996 Scherf
1
4 16-9-1996 Tibia
64
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Links
310
5 maal
Rechts
376
Roodbakkend 390
Bewaard
Vondstenlijst Groep 1: Opgegraven Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum
13-9-1996 / 2-10-1996
Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein
Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
1
4 16-9-1996 Fibula (fragm)
1
5 16-9-1996 Spaakbeen
Links
245
1
5 16-9-1996 Spaakbeen
Rechts
245
1
5 16-9-1996 Ellepijp
Links
265
1
5 16-9-1996 Ellepijp
Rechts
245
1
5 16-9-1996 Tibia
Links
370
1
5 16-9-1996 Tibia
Rechts
370
1
5 16-9-1996 Femur
Links
465
1
5 16-9-1996 Femur
Rechts
465
1
5 16-9-1996 Wervels
1
5 16-9-1996 Diverse botfragmenten en kleine botjes waaronder onderkaak, handbeentjes, wervels etc.
1
6
Femur (fragm)
1
6
Humerus
1
6
Scherf
1
6
Diverse handbotjes
1
7
Tibia
1
8
Baksteen
1
8
Tibia (fragm)
1
10
Schedel
Redelijk intact, breedte 141 mm, lengte 200 mm
1
10
Onderkaak
Grootste breedte 133 mm
1
10
Bovenkaak (fragm)
1
10
Wervels
Kop
Maat
Kop
40
Kop
39
Bewaard
Bot uit graf
Rechts
318
Links
405
Roodbakkend, loodglazuur
Be-
7 Halswervels waaronder atlas en draaier en 3 borstwervels
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
65
Vondstenlijst Groep 1: Opgegraven Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum
13-9-1996 / 2-10-1996
Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein
Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
Steengoed met cobaltblauwe streep, Westerwald met zoutglazuur
1
10
Scherf
1
10
Spijker
2
20 29-91996
ribben
kinder
2
22 25-91996
Diverse botfragmenten waaronder onderkaak, heiligbeen, caput femoris, schedel fragm etc.
Skelet onderkant op +/- 6/7 meter
2
22 25-91996
Tibia
Skelet onderkant op +/- 6/7 meter
2
22 29-91996
Diverse botfragmenten waaronder wervels, rib fragm.
Graf onder in profiel
2
23 29-91996
Tibia
Skelet boven oudere resten, onder uitbraak
2
23 29-91996
Diverse botfragmenten
Skelet 1
31 2-10-1996 Schedeldak
Skelet 2
32 2-10-1996 Schedeldak
l/r
maat in mm
Rechts
345
Links
390
Gevonden onder kerkvloer
Kop
Maat
Bewaard
Be-
32 2-10-1996 Natuursteen Skelet 3
33 2-10-1996 Sacrum
Grootste breedte 130 mm, Lengte 125 mm
Skelet 3
33 2-10-1996 Bekken
Links + rechts
Skelet 3
33 2-10-1996
Skelet 3
33 2-10-1996 Brok oer
Bewaard
Skelet 3
33 2-10-1996 Wervels
Bewaard
Skelet 3
33 2-10-1996 Ribben (fragm)
Bewaard
Skelet 3
33 2-10-1996 Grafkist hengsels
Bewaard, 2 maal
Be-
Skelet 3
33 2-10-1996 Spijkers
Bewaard, met hout fragm.
Be-
Skelet 3
33 2-10-1996 Dierentand
66
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Links
400
Be-
Vondstenlijst Groep 1: Opgegraven Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum
13-9-1996 / 2-10-1996
Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein
Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Skelet 3
33 2-10-1996 Schedel met onderkaak
Skelet 3
33
Femur
Links
448
Skelet 3
33
Tibia
Links
441
Skelet 3
33
Humerus
Rechts
336
34
Diverse pijpbeenderen (fragm)
34
Bouwfragmenten
Kop
Maat
Bewaard
34 13-9-1996 Aardewerk
Vondstenlijst Groep 2: Stort Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum 13-9-1996 / 2-10-1996 Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein
Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Stort
Volledige schedel
Stort
Os frontalis (voorhoofd met herkenbare rechter oogkas)
Stort
Os frontalis + Os parietale (volledig schedeldak, geen oogkas)
17
Stort
Os parietale (zijkant schedel, links + rechts)
28
Stort
Os occipitale (achterhoofd, fragmenten)
54
Stort
Os temporale (slaapbeen of binnen oor, links +rechts)
59
Stort
Mandibula (onderkaak, volledig)
19
Kop
maat
Bewaard
6 80
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
67
Vondstenlijst Groep 2: Stort Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum 13-9-1996 / 2-10-1996 Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Kop
maat
Bewaard
Stort
Mandibula (onderkaak, rechts)
9
Stort
Mandibula (onderkaak, links)
5
Stort
Maxilla (bovenkaak, volledig)
2
Stort
Maxilla (bovenkaak, onderdelen)
8
Stort
Femur
zonder caput femoris
26 L
Stort
Femur
zonder epiphysis
34 L
Stort
Femur
zonder caput femoris
36 R
Stort
Femur
zonder epiphysis
27 R
Stort
Femur
1 L
442 Kop
47
Stort
Femur
1 L
453 Kop
50
Stort
Femur
1 L
458 Kop
49
Stort
Femur
1 L
463 Kop
47
Stort
Femur
1 L
465 Kop
49
Stort
Femur
1 L
472 Kop
53
Stort
Femur
1 L
484 Kop
48
Stort
Femur
1 L
488 Kop
50
Stort
Femur
1 R
481 Kop
47
Stort
Femur
1 R
496 Kop
49
Stort
Femur
1 R
506 Kop
51
Stort
Femur
1 R
508 Kop
54
Stort
Femur
1 L
412 Kop
42
Stort
Femur
1 L
415 Kop
47
Stort
Femur
1 L
418 Kop
47
Stort
Femur
1 L
420 Kop
47
Stort
Femur
1 L
428 Kop
43
Stort
Femur
1 L
436 Kop
56
Stort
Femur
1 L
438 Kop
45
Stort
Femur
1 R
408 Kop
44
Stort
Femur
1 R
410 Kop
45
68
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Vondstenlijst Groep 2: Stort Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum 13-9-1996 / 2-10-1996 Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Kop
maat
Bewaard
Stort
Femur
1 R
416 Kop
36
Stort
Femur
1 R
418 Kop
42
Stort
Femur
1 R
430 Kop
43
Stort
Caput femoris (losse dijbeenkoppen)
Stort
Tibia
Zonder onderkant
24 L
Stort
Tibia
Zonder onderkant
29 R
Stort
Tibia
Zonder bovenkant
57
Stort
Tibia
1 L
371
Stort
Tibia
1 L
407
Stort
Tibia
1 L
392
Stort
Tibia
1 L
369
Stort
Tibia
1 L
370
Stort
Tibia
1 L
373
Stort
Tibia
1 L
363
Stort
Tibia
1 L
398
Stort
Tibia
1 L
388
Stort
Tibia
1 L
375
Stort
Tibia
1 L
369
Stort
Tibia
1 L
369
Stort
Tibia
1 L
372
Stort
Tibia
1 L
390
Stort
Tibia
1 R
377
Stort
Tibia
1 R
398
Stort
Tibia
1 R
376
Stort
Tibia
1 R
397
Stort
Tibia
1 R
371
Stort
Tibia
1 R
418
Stort
Tibia
1 R
368
Stort
Tibia
1 L
348
22
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
69
Vondstenlijst Groep 2: Stort Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum 13-9-1996 / 2-10-1996 Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Kop
maat
Stort
Tibia
1 L
350
Stort
Tibia
1 L
353
Stort
Tibia
1 L
355
Stort
Tibia
1 L
325
Stort
Tibia
1 L
334
Stort
Tibia
1 L
322
Stort
Tibia
1 L
333
Stort
Tibia
1 L
360
Stort
Tibia
1 R
285
Stort
Tibia
1 R
311
Stort
Tibia
1 R
342
Stort
Tibia
1 R
332
Stort
Tibia
1 R
342
Stort
Tibia
1 R
325
Stort
Tibia
1 R
320
Stort
Tibia
1 R
355
Stort
Tibia
1 R
353
Stort
Tibia
1 R
351
Stort
Tibia
1 R
334
Stort
Tibia
1 R
350
Stort
Tibia
1 R
350
Stort
Humerus
1
346
Stort
Humerus
1
361
Stort
Humerus
1
331
Stort
Humerus
1
339
Stort
Humerus
1
371
Stort
Humerus
1
348
Stort
Humerus
1
348
Stort
Humerus
1
346
70
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bewaard
Vondstenlijst Groep 2: Stort Project Raadhuisplein Code
AP-RA
Datum 13-9-1996 / 2-10-1996 Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Kop
maat
Stort
Humerus
1
360
Stort
Humerus
1
377
Stort
Humerus
1
335
Stort
Humerus
1
338
Stort
Humerus
1
330
Stort
Humerus
1
295
Stort
Humerus
1
328
Stort
Humerus
1
289
Stort
Humerus
1
328
Stort
Humerus
1
322
Stort
Humerus
1
312
Stort
Humerus
1
317
Stort
Humerus
1
292
Stort
Humerus
1
292
Stort
Humerus
1
318
Stort
Humerus
1
293
Stort
Humerus
1
270
Stort
Humerus
1
311
Stort
Humerus
1
292
Stort
Humerus
1
320
Stort
Humerus
1
311
Stort
Humerus
1
328
Stort
Humerus
1
320
Stort
Ulna
1
272
Stort
Ulna
1
275
Stort
Ulna
1
275
Stort
Ulna
1
280
Stort
Ulna
1
262
Bewaard
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
71
Vondstenlijst Groep 2: Stort Project Raadhuisplein AP-RA
Code
Datum 13-9-1996 / 2-10-1996 Locatie Gemeente Apeldoorn
Apeldoorn
Raadhuisplein Put
Vondstnr
Datum
Omschrijving
Bijzonderheden
l/r
maat in mm
Kop
Stort
Ulna
1
255
Stort
Ulna
1
250
Stort
Ulna
1
227
Stort
Ulna
1
240
Stort
Ulna
1
237
Stort
Ulna
1
243
Stort
Ulna
1
238
Stort
Ulna
1
238
Stort
Fibula
1
340
Stort
Fibula
1
357
Stort
Wervels
>50
Stort
Ribben
>50
Stort
Kootjes
>10
Stort
Fragmenten bekken
Stort
Schedel overig (niet hierboven)
>100
Stort
Fragmenten pijpbeenderen
>100
TOTAAL
72
>50
655
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
maat
Bewaard
8.3.8 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Frits Laarman van de ROB heeft geholpen met het sorteren van het botmateriaal en aanwijzingen gegeven voor heet vervolgonderzoek. Daarbij heeft hij vooral gewezen op het registreren van de maten van verschillende beenderen en het vaststellen van pathologieen.
8.4
Historische achtergrond
Tot het jaar 1842 stond de Mariakerk, de dorpskerk van Apeldoorn, in het centrum van het dorp, op de plaats waar nu het Raadhuisplein ligt. Toen in dat jaar de Nieuwe Kerk aan de Loolaan in gebruik genomen werd is de Mariakerk gesloopt en werden ook de graven van het omliggende kerkhof geruimd. De fundamenten van de kerk bleven echter onder het plein bewaard en sinds 1973 is het perceel waarin zich de fundamenten bevinden aangewezen als een van Rijkswege beschermd monument. In het kader van grondverbetering voor nieuw te planten bomen op het Raadhuisplein werd in 1989 door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) o.l.v. de toenmalige provinciaal archeoloog R.S. Hulst een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Deze kwam toen tot de volgende conclusies
Afbeelding 35 Kaart van Kapittel van St. Marie uit 1708 met daarop de kerk en kerkhofmuur.
Meer detail toont de kadastrale kaart van 1832 waarop ook de pastorie duidelijk is aangegeven.
R.S. Hulst, Archeologische kroniek van Gelderland 1989, Bijdragen en Mededelingen van de Vereniging Gelre 1990, 203. De oudste fase in de bouwgeschiedenis was een Romaanse kerk, met een kort rechthoekig schip en een versmald halfrond koor, waarvan de fundering bestond uit brokken moerasijzererts. Vermoedelijk korte tijd later zijn de muren verbreed en zware steunberen gebouwd. Deze kerk moet gedateerd worden rond 1200 en is gesticht door het Utrechtse kapittel van St. Marie dat in 1228 voor het eerst als grondbezitter in Apeldoorn genoemd wordt. De kerk zelf wordt vernoemd in 1243. In de 14de eeuw wordt de kerk uitgebreid door de bouw van een groter gotisch koor van baksteen, twee traveeën diep en 3/8 gesloten. Bij de volgende bouwperiode, die vermoedelijk in de tweede helft van de 15de eeuw plaatsvond, werd de kerk na sloop met een veel grotere lengte in late gotiek opnieuw gebouwd. Aansluitend werd aan de westzijde een forse toren gebouwd. De laatste grote wijziging vond vermoedelijk plaats aan het begin van de 16de eeuw, waarbij het tot dan toe een-beukige gebouw aan de noordzijde werd uitgebreid met een zijbeuk. Na het archeologisch onderzoek in 1989 zijn op het Raadhuisplein de contouren van de kerk in zijn grootste uitbreiding uit de 16de eeuw in het plaveisel aangegeven.
8.4.1
Historisch kaartmateriaal
De oudste bekende, gedetailleerde kaart van het Raadhuisplein is afkomstig uit het kaartboek van het Apeldoorns bezit van het Kapittel van St. Marie. De kaart is getiteld “Caarte van ’t blok Lever en Long” en dateert uit 1708. Helemaal rechtsonder is de kerk en de omringende kerkhofmuur aangegeven.
Afbeelding 36 Kadastrale kaart uit 1832 met de kerk en de pastorie
De in 1842 afgebroken kerk en de bijbehorende pastorie zijn zichtbaar op de oudste kadastrale minuut uit 1832. Opvallend is dat de verkaveling vrijwel intact is gebleven.
8.4.2
Archief en literatuur verwijzingen
Vooralsnog geen verwijzingen.
8.4.2.1
Historische afbeeldingen en foto’s
Arie Lieman (1840 – 1880) heeft een aantal prenten getekend met daarop de Mariakerk. Er zijn verschillende versies van dezelfde afbeelding en verschillende aanzichten van de kerk. In het archief van de gemeente Apeldoorn zijn een aantal prenten en foto’s van prenten opgenomen: 1. GA-008274 2. GA-008289 3. GA-008290 4. GA-008291
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
73
Afbeelding 37 Prent door Arie Lieman van de Mariakerk (F037)
Afbeelding 38 Verschillende prenten door Arie Lieman van de Mariakerk
74
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 39 Prent door Arie Lieman van de Mariakerk
Het feit dat de kerk zo vaak voorkomt roept de overweging op dat Lieman uit nostalgische overwegingen van hemzelf of zijn publiek, de kerk steeds opnieuw tekende en dat de afbeeldingen dus niet of niet allemaal contemporain zijn.
8.4.4
Eerdere onderzoeken
In 1974 werd op het Raadhuisplein gegraven. Van de resultaten is vrijwel niets bekend bij de AWA behalve een vondst van een deel van de zijkant van een doodskist in de collectie van het museum CODA (inv. Nr C002032) en het feit dat in dat jaar werd besloten de resten van de kerk de monumenten status te geven.
Afbeelding 40 Fragment van de zijkant van een doodskist uit de collectie van museum CODA, gevonden op het Raadhuisplein in 1974.
In 1989 werd door de ROB een uitgebreid onderzoek gedaan waarbij een groot gedeelte van de fundering van de kerk werd opgegraven. De verschillende bouwfases, vanaf de 12e eeuw, konden worden aangetoond. Van de opgraving werd bijgevoegde tekening gemaakt
Afbeelding 41 Resten van Mariakerk zoals opgetekend in 1989
In Archeologische kroniek van Gelderland 1989 (ROB overdruk 373) staat hierover (niet gecontroleerd) onderstaande tekst: Deze kerk die oorspronkelijk aan Maria was gewijd is in 1842 afgebroken. Het onderzoek werd uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en beperkte zich tot twee evenwijdige sleuven ter breedte van 6 meter. De sleuven vielen samen met toekomstige beplantingsstroken, die ten naaste bij in de lengterichting over de kerkplaats waren geprojecteerd met een russenruimte van eveneens 6 meter Het is mogelijk een beeld te schetsen van de ontwikkeling van de kerkplattegrond. Naast de resultaten van de opgraving waren er eveneens gegevens beschikbaar uit schriftelijke bron, over een 19e eeuwse opmeting en over afbeeldingen van het exterieur. De reeds genoemde beperking en een diepe bodemverstoring zijn er de oorzaak van dat bij de reconstructie van de plattegronden onzekerheden zijn gebleven. Met name gelden deze voor de westmuur en in verband daarmee de aansluiting van de toren op het schip en de eventuele voorganger of gangers van de toren. De oudste teruggevonden kerk, afb. 16.1 pag. 204 , is gefundeerd op een bed van brokken moerasijzererts. Op het rechthoekige schip sluit een versmald halfrond gesloten koor aan. Voor een toren zijn geen aanwijzingen gevonden, maar hij kan er wel zijn geweest.Met het nodige voorbehoud zou de kerk rond 1200 gedateerd kunnen worden.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
75
De eerste vermelding van de kerk, gebouwd in opdracht van het utrechtse kapittel van Stuks.Marie, is van 1243. De eerste wijziging bestaat uit de bouw van een groter koor, van baksteen . De aangetroffen steen heeft het formaat 28 x 14 x 7 cm . Het nieuwe koor is binnenwerks nu even breed als het schip. Het is twee traveeën diep en 3/8 gesloten. Waarschijnlijk is dit het koor dat de geërfden van de Wormingermark in de 14e eeuw hebben doen bouwen.
2. 4 foto’s van skelet 3 3. Lijsten met opgegraven vondsten 4. Lijsten met inventaris van de los verzamelde skeletresten inclusief metrieken en een uitwerking van deze gegevens. 5. Dagrapporten, zowel de oorspronkelijke aantekeningen als de uitgewerkte rapporten 6. Enkele publicaties en teksten voor publicaties
Bij de tweede verbouwing wordt de kerk aanzienlijk verlengd. Het oude schip wordt nu ook vervangen. De kerk blijft eenbeukig Het koor is evenals voorheen twee traveeën diep en 3/8 gesloten. In de fundering van de kerk is veelvuldig gebruik gemaakt van oud materiaal, brokken ijzererts en baksteen van tweede koor. Hoger in de fundering is ook baksteen van het formaat 25 x 13 x 6,5 cm verwerkt. Aansluitend dan wel na een tussenpoos is begonnen met de bouw van een forse toren. Ook hier is in de fundering veel oud materiaal opgenomen naast baksteen van het formaat 23 x 11,5 x 4,5 cm.
De digitale gegevens beslaan: 1. Een uitgebreide rapportage van de werkzaamheden van Robert van Dierendonck (2 versies) 2. Een eindverslag door Robert van Dierendonck (2 versies) 3. Een analyse van het botmateriaal door Chris Nieuwenhuize (2 versies) 4. 8 foto’s van skeletmateriaal 5. 6 bestanden van het botmateriaal en de analyse daarvan
De laatste ingrijpende verandering betreft de aanleg van een zijbeuk aan de noordzijde. De weggetrokken muur van het schip wordt door pijlers vervangen. Naast het eerste koortravee ontstaat een afgesloten ruimte, vermoedelijk de sacristie. Niet uitgesloten is dat de zijbeuk eerst later nog tot langs de toren is doorgetrokken. Beide omvangrijke verbouwingen hebben zich in fasen voltrokken gedurende de tweede helft van de 15e begin 16e eeuw . De stijl van de toren en van de talrijke bij de ontgraving in brokstukken aangetroffen decoratieve bouwdelen pleiten voor deze datering. De monumentenstatus van de funderingen was aanleiding om bij het grondwerk in 1996 (rioolsleuven, verplaatsing standbeeld, plaatsing kerstboomstandaard), archeologische begeleiding door de ROB uit te laten voeren. Uitgangspunt was echter dat dat alleen nodig was voor de kerkfunderingen en niet voor het omliggende gebied. Om die reden moest bij de vondst van skelet- en muurresten geïmproviseerd worden.
8.5
Synthese / conclusies
Duidelijk is dat van de begraafplaats rond de voormalige dorpskerk nog heel wat is over gebleven. Alleen de bovenste laag begravingen is in 1843 waarschijnlijk geruimd. Daaronder zijn meestal nog 2 of 3, soms vier lagen begravingen in situ bewaard gebleven. In de rioolsleuven zijn beenderen van meer dan 100 individuen verzameld (conclusie op basis van schedelfragmenten). Duidelijk is dat slechts een deel van met name de grotere beenderen is verzameld. De onverwachte muurresten zijn vermoedelijk van de pastorie. Mogelijk zijn meer resten van de pastorie te verwachten onder de panden aan het Raadhuisplein.
8.6 Bijlage
De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Daarnaast is de documentatie grotendeels op papier in het archief van de AWA in het ACEC gebouw.
8.6.2 Vondsten Het grootste deel van het skeletmateriaal is herbegraven in 1998 op de begraafplaats aan de Soerenseweg. Het ging hier om de botten verzameld in de oliedrums. Overigens is daarvan een klein deel, met pathologieen, bewaard. Een tweede deel is herbegraven in 2008. Het ging hier om de door Robert opgegraven beenderen. Ook hier is weer een klein deel van bewaard. De rest is begraven op de begraafplaats aan de Soerenseweg Per saldo resteren 2 dozen met beenderen en een krat met bouwfragmenten in het depot van de gemeente Apeldoorn.
8.6.3 •
•
• •
Publicatie van het onderzoek
Hunnepers 1996, 17-20; R.M. van Dierendonck, Apeldoorn-Raadhuisplein, Als onderdeel van het Jaarverslag van de Archeologische Werkgroep Apeldoorn. Nieuwsbulletin Felua 1996, 100-104; R.M. van Dierendonck. Kerk en kerkhof onder het Raadhuisplein: archeologisch nieuws bij een reconstructie. Binnenblad oktober 1996, 1-5. K. Veenenbos, Raadhuisplein: Opgravingen in de marge. Mede op basis van deze rapportage is door van Heeringen een samenvatting van de verschillende onderzoeken op het Raadhuisplein geschreven4.
8.6.4 Analyse van de skeletten van het Raadhuisplein in Apeldoorn Door Chris Nieuwenhuize
8.6.1 Opgravingsdocumentatie Papieren dossier 1. 100 foto’s van de graafactiviteiten, sleuven etc. 4
76
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
R.M. van Heeringen, 2012.
Inleiding In de Hunnepers van December 1996 beschrijft Robbert van den Dierendonck hoe bij de reconstructie van het Raadhuisplein in Apeldoorn in dat jaar, intacte delen van het voormalig kerkhof te voorschijn kwamen en ‘’dat het verzamelde botmateriaal fysisch antropologisch onderzocht zou worden’’. Het verzamelde botmateriaal, zoals in dit artikel genoemd bestond vooral uit 4 grote oliedrums waarin zonder veel omhaal alle botmateriaal wat tijdens de grondwerkzaamheden te voorschijn was gekomen was verzameld. Deze drums kwamen vervolgens in het depot van de AWN in Apeldoorn terecht, waar ze een jaar lang stoffig stonden te zijn. Daarnaast waren er een klein aantal skeletten meer zorgvuldig opgegraven en bewaard. Pas in 1998 was er tijd om het botmateriaal te sorteren en te onderzoeken om te proberen tot enkele conclusies te komen. De resultaten van dit onderzoek staan in dit verslag.
Achtergrond In 1989 werden de resten van de voormalige dorpskerk van Apeldoorn die tot 1843 op het huidige Raadhuisplein stond onderzocht. Daarbij werd vooral aandacht besteed aan de funderingsresten van de verschillende bouwfases, wat resulteerde in onderstaande reconstructie van de bouwhistorie van de kerk. In 1995 werden opnieuw graafwerkzaamheden gepland voor het plaatsen van verschillende lindebomen, het plaatsen van een standbeeld voor koning Willem I en het vervangen van riolering langs de gevels aan de noord en zuid zijde van het plein. Op onderstaande kaart zijn de contouren van het kerkgebouw aangegeven, samen met de opgravingssleuven van de ROB uit 1989, en de plaats waar de lindebomen en het standbeeld zijn geplaatst in 1996.
Uit de ervaringen uit 1989 was duidelijk dat in 1995 opnieuw het nodige skeletmateriaal was te verwachten bij de grondwerkzaamheden. Voor het archeologisch onderzoek van de ROB had het verzamelen hiervan echter geen prioriteit. Om te zorgen dat de menselijke resten met enige zorgvuldigheid behandeld konden worden, zijn ze gedurende de grondwerkzaamheden verzameld met het doel ze daarna her te begraven. Door Robert van Dierendonck zijn daarnaast enkele skeletten meer zorgvuldig opgegraven. Samen met de hierboven genoemde oliedrums vol skeletmateriaal is een en ander vervolgens enige tijd opgeslagen in het depot van de AWA. Tenslotte zijn de menselijke resten na onderzoek, eind 1998 op de begraafplaats aan de Soerenseweg herbegraven.
De skeletdelen Bij het sorteren van het skelet materiaal bleek onmiddellijk hoe ruw de behandeling was geweest en hoe fragmentarisch de verzameling botten was. De eerste stap bestond er dan ook uit om zoveel mogelijk herkenbare delen uit te sorteren. Daarbij is geconcentreerd op de schedelfragmenten en de lange pijpbeenderen van armen en benen. Tabel 1 toont wat deze inventarisatie opleverde.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
77
Volledige schedel Os frontalis (voorhoofd met herkenbare rechter oogkas) Os frontalis + Os parietale (volledig schedeldak, geen rechter oogkas)
6 80 17
Os parietale links en rechts door elkaar (zijkant schedel)
28
Os occipitale fragmenten (achterhoofd)
54
Os temporale links en rechts door elkaar (slaapbeen of binnen oor)
59
Tientallen losse, ondefinieerbare schedelfragmenten
Mandibula volledig (onderkaak)
19
Mandibula rechts
9
Mandibula links
5
Maxilla volledig (bovenkaak)
2
Maxilla onderdelen
8
Femur links, zonder caput femoris (linker dijbeen zonder bovenkant)
26
Femur links, zonder epiphysis (linker dijbeen zonder onderkant)
34
Femur links, volledig
15
Femur rechts, zonder caput femoris
36
Femur rechts, zonder epiphysis
27
Femur rechts, volledig
9
Afgebroken caput femoris rechts en links door elkaar (losse dijbeen koppen)
22
Tibia links zonder onderkant (scheenbeen)
24
Tibia links volledig
23
Tibia rechts zonder onderkant
29
Tibia rechts volledig
20
Tibia rechts + links zonder bovenkant
57
Humerus links en rechts door elkaar (opperarmbeen) (alleen complete exemplaren geteld)
31
Ulna links en rechts door elkaar (ellepijp) (alleen complete exemplaren geteld)
13
Fibula (kuitbeen) (alleen complete exemplaren geteld)
Totaal
2
655
Uit deze tabel kunnen al op het eerste gezicht enkele conclusies getrokken worden. Om te beginnen blijkt uit de schedel fragmenten dat we de resten van minimaal 103 individuen in handen hebben (complete schedels + voorhoofd met rechter oogkas + schedeldak zonder oogkas waarbij is gecontroleerd of deze laatste niet bij een van de voorhoofden passen). Als we dit aantal nemen dan blijkt daarnaast welke lage percentages van de verschillende skeletonderdelen in een voor ons als leek herkenbare vorm zijn overgebleven en helemaal hoe weinig beenderen intact zijn gebleven tijdens het opgraven en verzamelen.
78
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Om deze reden hebben we verder dan ook geen aandacht meer besteed aan de kleinere beenderen zoals wervels (een honderdtal), ribben (ook een honderdtal), hand- en voetbeentjes (slechts enkele) omdat deze zwaar ondervertegenwoordigd waren. Het is duidelijk dat alleen de grotere, makkelijk zichtbare beenderen verzameld zijn bij de grondwerkzaamheden. Ook de onderdelen van het bekken zijn niet verder bekeken omdat dit fragiele skeletonderdeel bijzonder slecht bewaard bleek. Enkele avonden is er nog een poging gedaan om gebroken onderdelen bij elkaar te zoeken, maar toen we na 4 avonden niet meer dan een handvol stukken in elkaar hadden gepast is daarmee gestopt.
Pathologieen Het is mogelijk om aan de hand van skelet materiaal eigenschappen van de overledene af te leiden. Één mogelijkheid daarvan is het herkennen van ziektes die sporen achterlaten op het bot. Dit soort sporen noemt men pathologieen. Een klein aantal beenderen had herkenbare afwijkingen. • Gebroken en slecht geheeld dijbeen • Schedeldak met enkele gezwellen • Onderkaak met scheef afgesleten tanden • Onderkaak zonder een enkele tand of kies en dichtgegroeide tandkassen • Enkele met elkaar en met het heiligbeen (sacrum) vergroeide wervels
Metrieken skelet materiaal Naast afwijkingen van het bot veroorzaakt door ziekte, kunnen ook andere eigenschappen van de overledene uit het botmateriaal worden afgeleid. Zo geven de verschillende skelet onderdelen aanwijzingen over lengte, geslacht en leeftijd bij overlijden. Een verzameling beenderen van een groep mensen geeft op zijn beurt een idee over de gemiddelde lengte en de gemiddelde leeftijd bij overlijden en zegt daarmee iets over welvaart en leefomstandigheden. Ook hier wreken zich de slechte omstandigheden waaronder de beenderen zijn verzameld. Voor de meest betrouwbare conclusies is het namelijk noodzakelijk dat alle beenderen van hetzelfde skelet in samenhang kunnen worden bestudeerd. Dat was hier echter zeker niet het geval. Alles zat door elkaar. Toch hebben we een poging gedaan van een aantal losse beenderen het geslacht en de lengte van de eigenaar vast te stellen. Zowel geslacht als lichaamslengte kunnen worden afgeleid uit de maten van een aantal beenderen. In dit geval hebben we daarvoor de complete lange pijpbeenderen van arm en been genomen, namelijk:
Aantal Dijbeen (femur)
24
Scheenbeen (Tibia)
43
Bovenarm (Humerus)
31
Onderarm (Ulna)
13
Kuitbeen (Fibula)
2
Het aantal kuitbeenderen was zo klein dat we die verder niet hebben meegenomen. Daarnaast hebben we er verder geen rekening mee gehouden dat er verschillende beenderen van dezelfde persoon in de resterende collectie van 111 stuks zouden kunnen zitten.
Bepaling van het geslacht De eerste stap bestaat er nu uit om het geslacht te bepalen van de eigenaar van elk bot. Een veel gebruikte methode daarvoor is het meten van de lengte van het bot en er vervolgens van uit te gaan dat elk bot dat langer is dan een bepaalde maat van een man is, en elk bot dat korter is dan een bepaalde maat van een vrouw. Zo worden in het boek ‘De doden vertellen’ over de opgraving van een groot aantal vroeg 19e eeuwse skeletten uit de Broerekerk in Zwolle, de volgende scheidingswaardes gebruikt: Scheidingswaarde (mm) Dijbeen (Femur)
451
Bovenarm (Humerus)
324
Onderarm (Ulna)
247
Nu blijkt echter dat deze maten per groep mensen nog al kunnen verschillen. Het is dus niet mogelijk deze waardes zonder meer over te nemen. Misschien waren de Apeldoorners groter dan de Zwollenaren en bij een groep grote mensen zullen de botten langer zijn en zullen de scheidingswaardes ook hoger liggen. De eerste stap is dus om te bekijken of er sprake is van een groep lange beenderen of juist korte. Om dit probleem op te lossen zijn we er van uit gegaan dat er net zoveel mannen als vrouwen in de groep zitten en dat de 50% kortste beenderen aan vrouwen toebehoren en de 50% langste beenderen aan mannen. Dat is een gevaarlijk aanname. Misschien waren er wel meer mannen begraven dan vrouwen, of andersom. Voor een kerkhof rondom een dorpskerk is het echter niet onredelijk te veronderstellen dat er net zo veel mannen als vrouwen begraven liggen. Voor bijvoorbeeld een klooster geldt dat natuurlijk niet. Voor elk type bot is die lengte bepaald waarbij er precies 50% van de gevonden botten korter is en 50% langer (in de statistiek wordt deze maat de mediaan genoemd) dan vinden we de volgende maten:
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
79
Mediaan (mm) Dijbeen (Femur)
440
Scheenbeen (Tibia)
360
Bovenarm (Humerus)
328
Onderarm (Ulna)
250
Voor de complete dijbenen hebben we ook de doorsnede van het kogelgewricht bepaald (caput femoris). Deze maat, zo blijkt uit onderzoek, is nog beter bruikbaar om het geslacht te bepalen. De mediaan voor de doorsnede van de caput femoris was 47 mm. In Zwolle was deze 46,1 mm.
Bepaling van de lichaamslengte Uit de lengte van de lange pijpbeenderen is ook de lichaamslengte te schatten. De bekendste methode daarvoor is die van Trotter en Gleser uit 1958. Daarbij wordt de lengte van een bot uit een van de ledematen vermenigvuldigd met een factor en er vervolgens een standaard getal bijgeteld. In onderstaande tabel staan de vermenigvuldigingsfactoren en bijtelling voor de verschillende beenderen.
Factor
Factor
2,32
655
2,47
541
Scheenbeen (Tibia)
2,42
819
2,90
615
3,36
579
Onderarm (Ulna)
3,76
755
4,27
577
Aantal metingen
Bijtellen (mm)
Dijbeen (Femur)
781
Gemiddelde lichaamslengte in mm
Vrouwen Bijtellen (mm)
2,89
Vervelend is nu echter dat er verschillende formules voor mannen en vrouwen zijn. Eerst moet dus het geslacht worden bepaald en dan kan pas de lichaamslengte worden berekend. Probleem is nu dat we hiervoor juist simpelweg de 50% kortste beenderen vrouwelijk hebben genoemd en de 50% langste beenderen manlijk. Dat betekent ook dat de langste vrouwen in de verkeerde groep terecht komen. Vanwege hun lange pijpbeenderen worden ze foutief voor man aangezien. Hetzelfde geldt voor de kortste mannen. De mannen zullen daarom gemiddeld te lang geschat worden en de vrouwen te kort. Uit de grafieken hieronder, waarbij de formules toch zijn toegepast, blijkt dit ook wel enigszins. Het lijkt alsof er geen vrouwen zijn die langer zijn dan 1,70 m. en geen mannen zijn die korter zijn dan 1.65 m. De gemiddelde lichaamslengte staat in onderstaande tabel.
Die maten schelen niet veel met de scheidingswaardes uit Zwolle wat in elk geval aangeeft dat dit geen hele vreemde conclusies zijn. Daarom zijn voor de geslachtsbepaling de gevonden mediane maten gebruikt als scheidingswaarde. Elk bot onder deze waarde wordt als vrouwelijk geclassificeerd, elk bot er boven als manlijk.
Mannen
Bovenarm (Humerus)
Mannen
Vrouwen
Dijbeen (Femur)
n=12,12
1760
1580
Scheenbeen (Tibia)
n=21,22
1742
1595
Bovenarm (Humerus)
n=13,18
1788
1613
Onderarm (Ulna)
n=6,7
1770
1598
Totaal
n=52,59
1761
1598
Lichaamslengte bij mannen geschat uit de lengte van lange pijpbeenderen Raadhuisplein Apeldoorn 18
16
14
12 Ulna
10
Tibia Humerus
8
Femur
6
4
2
0 1400
1450
1500
1550
1600
1650 Lichaamslengte in MM
80
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1700
1750
1800
1850
1900
Vanwege de hierboven genoemde fout zal de gemiddelde lengte van de mannen met 1.76 dus wel wat te hoog zijn, terwijl de vrouwen met 1,60 wel te klein geschat zullen zijn.
hoeveelheid skeletmateriaal van geruimde graven die vlakbij het raadhuis bleek te zijn herbegraven. Het is daarom aannemelijk dat de gevonden beenderen in Apeldoorn stammen uit de laatste periode dat het kerkhof in gebruik was dus de 18e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw. Aan de andere kant zijn juist de diepste begravingen nu teruggevonden. Deze zijn in elk geval bij de laatste ruiming in 1843 over het hoofd gezien en wellicht ook bij eerdere ruimingen. Mogelijk dat daarom een deel van het botmateriaal om die reden ouder is.
Om een gevoel te krijgen hoe groot deze systematische fout is, zijn de gegevens uit Zwolle op de ‘’Apeldoornse manier” doorgerekend. In Zwolle kon men de skeletten immers in samenhang bestuderen zodat het geslacht veel beter bepaald kon worden. Van een flink aantal individuen kon men zelfs op basis van archiefonderzoek naam en geslacht van de overledene achterhalen.
Een extra argument om te veronderstellen dat de beenderen die voor de lengtebepaling gebruikt zijn toch relatief jong zijn, is dat alleen de pijpbeenderen zijn gebruikt die intact waren gebleven. Uit de rest van het gevonden materiaal bleek dat de omstandigheden in de Apeldoornse bodem niet erg gunstig zijn voor botmateriaal. De kans dat we dus onbewust voornamelijk het jongste materiaal hebben gebruikt is tamelijk groot.
Had men op dezelfde manier als in Apeldoorn het geslacht en de lengte moeten bepalen op basis van lossen pijpbeenderen dan zouden de Zwolse mannen 10 mm langer zijn geschat en de vrouwen ongeveer 13 mm korter. Er van uit gaande dat dit een goede inschatting geeft van de fout van de “Apeldoornse methode” gaan we er van uit dat we deze waardes moeten tellen bij de eerdere schattingen voor de Apeldoornse bevolking. Daaruit volgen onderstaande schattingen van de lichaamslengte in Apeldoorn.
Conclusie Het botmateriaal dat in 1996 op het Raadhuisplein in Apeldoorn werd verzameld was veelal te fragmentarisch en te willekeurig verzameld om verstrekkende conclusies uit te trekken. Toch lijkt met het nodige voorbehoud de conclusie gerechtvaardigd dat in het begin van de 19e eeuw de mannen ongeveer 1m 75 lang waren en de vrouwen 1m 62. Daarmee week de Apeldoornse bevolking qua lichaamslengte in die periode niet veel af van de Zwolse bevolking 40 km verderop.
Gemiddelde lichaamslengte in mm Mannen
Vrouwen
Apeldoorn na correctie
1751
1611
Zwolle Broerekerk
1740
1621
Daarnaast blijkt het mogelijk om ook bij ongesorteerd botmateriaal conclusies te trekken over de gemiddelde lengte van de populatie. Al is het dan met de nodige aannames en voorbehouden. Daarbij moet er in elk geval rekening mee gehouden worden dat wanneer de lengte van de pijpbeenderen zowel wordt gebruikt voor de bepaling van het geslacht als de lichaamslengte een correctie nodig is. Berekeningen op basis van het materiaal uit de Broerekerk uit Zwolle gaf een correctie van +13 mm voor de vrouwen en -10 mm voor de mannen.
Ouderdom van het materiaal Het kerkhof in Apeldoorn is waarschijnlijk lang in gebruik geweest. Mogelijk vanaf het moment dat de eerste kerk hier werd gebouwd in de 11e of 12e eeuw tot het moment dat de laatste kerk werd afgebroken in 1843. In principe kunnen de beenderen dus uit deze hele periode stammen. Echter ook in Apeldoorn werden de graven waarschijnlijk regelmatig geruimd. Dit valt af te leiden uit een grote Lichaamslengte voor vrouwen geschat uit de lengte van lange pijpbeenderen. Raadhuisplein Apeldoorn 20 18 16 14 12
Ulna Tibia Humerus
10
Femur
8 6 4 2 0 1400
1450
1500
1550
1600
1650
1700
1750
1800
1850
1900
Lichaamslengte in MM
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
81
9 De tuin van Het Loo 9.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij uitbreiding van de beukenlaan aan het noordelijke einde van de tuin van Het Loo werd de oorspronkelijke afsluiting van de tuin gevonden in de vorm van een vijverbassin, een bordes met mozaïeken en twee rustplaatsen.
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Tuin van Het Loo Coördinaten 193.150, 472.320 193.150, 472.340 193.180, 472.320 193.180, 472.340
Uitvoerder
Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn i.s.m. AWA
Datum onderzoek
29 mei 2003 – 22 November 2003 (met name eerste week Augustus 2003) Vervolgonderzoeken in 2005, 2006, 2007 en 2008
Documentatie
AWA Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn
Vondsten
Depot van de gemeente in het ACEC gebouw Enkele meer opvallende vondsten zijn op Het Loo
9.2 Onderzoek 9.2.1 Aanleiding Het meest noordelijke deel van de tuin wordt gevormd door een beukenlaan die langs de as van de tuin loopt. Aan het eind werd deze afgesloten door een hek. Bovendien loopt ter plekke de Molenbeek die de as van de tuin schuin kruist. Nadat besloten was de beukenlaan te verlengen bleek ter plekke een constructie in de grond aanwezig waarvan het doel niet meteen duidelijk was. Gedacht werd o.a. aan een watermolen. Wel was meteen duidelijk dat de constructie al eerder was geraakt omdat hij gedeeltelijk met landbouw plastic was afgedekt.
9.2.2 Locatie De locatie ligt op de zichtlijn van paleis Het Loo op het punt waar deze (scheef) de Molenbeek kruist. De Molenbeek was van oudsher de begrenzing van de tuin. Op dit markante punt was een zichtlocatie van waaruit men de heide over kon kijken. Op ruim een kilometer van dit punt was als markering een houten piramide opgericht. De naam “de houten torenweg” herinnert nog aan deze constructie. De coördinaten 193.150, 472.320 193.150, 472.340 193.180, 472.320 193.180, 472.340
82
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 42 Locatie van de opgegraven afsluiting van de tuin van Het Loo (in donkerblauw midden boven)
9.2.3
Periode van het onderzoek
De grond die bij de tuinwerkzaamheden was ontgraven werd door de AWA onderzocht op twee dinsdagavonden op 29 mei en 4 juni. Omdat de berg te groot was voor handmatig doorzoeken werd deze met behulp van een graafmachine van Het Loo door de AWA doorzocht op vrijdagmiddag 27 juni. Het feitelijke onderzoek vond plaats tussen 29-7 en 1-9-2003.
Op dinsdagavond 19-8 werd de vijverbodem door de AWA doorzocht met de metaaldetector.
De enorme hoeveelheid uitgegraven grond is met behulp van een zeefmachine gezeefd.
Op 9-9 werd op een dinsdag avond nog wat laatste werk gedaan door de AWA.
Zowel het stort als het archeologische vlak zijn met de metaaldetector afgezocht.
Tenslotte was er op 21-11 en 22-11 een open dag voor publiek.
9.3.2 Observaties
9.2.4
9.3.2.1. Onderzoek uitgegraven grond (mei-juni 2003)
Betrokkenen bij het onderzoek
Het onderzoek werd uitgevoerd door de gemeentelijke archeologische dienst onder leiding van Maarten Wispelwey. Betrokkenen waren: 1. 2.
Maarten Wispelwey (gem. Apeldoorn) Jan Weertz (gem. Apeldoorn)
Van de AWA hielpen mee 3. Bert Toeter 4. Chris Nieuwenhuize 5. Gerard Heij 6. Harry Schotman 7. Margriet Winter 8. Michael Hulsebos 9. Nico van Luik 10. Patrick de Keijzer
9.2.5
Omstandigheden rondom het onderzoek
De tuinwerkzaamheden konden zonder problemen worden uitgesteld zodat er royaal tijd voor het onderzoek was. In eerste instantie was de marechaussee wat afwerend evenals de beheerders van het paleispark (op hun terrein, en niet in de tuin bevond zich de feitelijke opgraving). Zodoende was de toegang in eerste instantie nog al stroef. Toen men eenmaal aan de archeologen en amateurs gewend was vormde de beveiliging geen belemmering meer.
9.3 Resultaten 9.3.1 Aanpak 9.3.1.1.
Onderzoek uitgegraven grond (mei-juni 2003)
Bij de tuinwerkzaamheden was een hoeveelheid grond weggegraven van naar schatting 30 kuub. Met de kruiwagen en schop werd een kuub of 4 afgegraven en doorzocht op artefacten. Ook zijn de bloot gegraven fundamenten schoongemaakt en gefotografeerd. Op basis van de resultaten van dit eerste onderzoek werd besloten de overige grond met behulp van de machine te onderzoeken. Het Loo stelde daarvoor een graafmachine, bemand door dhr. Jonker, ter beschikking. Michael Hulsebos en Nico van Luijk onderzochten de grond met de metaaldetector.
9.3.1.2
Opgraving (juli-september 2003)
Onder regie van Maarten Wispelweij werd met de machine een flinke put gegraven, vooral in de eerste weken van Augustus 2003. Vervolgens is het meer fijne werk met de schop en de troffel gedaan.
Het onderzoek van de uitgegraven grond leverde tientallen aardewerkscherven op die uit de 18e en 19e eeuw dateren, met mogelijk enkele vroegere en enkele jongere scherven (stukje perspex). Meest aansprekende stuk was een aantal fragmenten van een majolica bord. Verder werden fragmenten van een fles, pijpenstelen en scherven roodbakkend loodglazuur aardewerk gevonden. Met de metaaldetector werden vooral stukken lood, spijkers en wat ondefinieerbaar ijzer gevonden. Ook werden een aantal bewerkte natuurstenen blokken steen gevonden. Een daar van betrof het grootste deel van een ronde, of ovalen cascadebak. Behalve zandsteen werden ook dunne natuurstenen tegels (donkergrijs), enkele stukken marmer en een rode natuurstenen tegel gevonden. Tenslotte werden enkele stukken cement gevonden waar met zwarte kiezels een vloertje of ornament in was gemaakt (later herkend als delen van de mozaïeken). Tenslotte werd een stuk koraal gevonden.met een spijkergat. Duidelijk ook een ornament van de tuin.
9.3.2.2. Opgraving juli-september 2003 Uiteindelijk wordt een compleet waterwerk opgegraven wat als afsluiting van de tuin moet hebben gefunctioneerd. De natuurlijke afgrenzing van de tuin zal de Molenbeek hebben gevormd die hier over een meter of 20 gekanaliseerd was. Aan de tuinkant was de Molenbeek begrensd met een muur van waarschijnlijk Ca. 2 meter hoog, waarvan nog steeds Ca. 1.5 meter overeind staat. De muur is onderverdeeld in een aantal luiken die ieder voor zich een eigen mozaïek herbergt. De mozaïeken bestaan uit steentjes van verschillend formaat en kleur. Uniek is dat de mozaïeken in deze context nog zo gaaf aanwezig zijn. Een van de luiken is zelfs nog helemaal in tact. De middelste drie, grotere luiken zijn vermoedelijk opgevuld geweest met appliques. De aanwezigheid van zeer veel nagels (spijkers) die uit de muur steken en de resten hout die op diverse plaatsen bij de luiken zijn vastgesteld, doet vermoeden dat, waarschijnlijk in een latere fase, alle luiken voorzien zijn geweest van houten appliques. Onder deze luiken bevindt zich een rollaag van grote natuurstenen keien die vlak boven de waterlijn zullen hebben gelegen. Onder uit de muur komt een grote, loden leiding die een spuitkop naar boven heeft. Naar aanleiding van de vondst van een derde, kleinere cascadebak mag verondersteld worden dat deze in het midden van de muur heeft gehangen en door deze spuitkop werd voorzien van water.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
83
De bodem van het aangrenzende waterbekken van 10 bij 4 meter, waar dus ook de molenbeek door liep, was waarschijnlijk ingelegd met mozaïek van zwarte kiezels en van brokjes gele Ijsselsteen. Talloze van dergelijke steentjes zijn gevonden. Een paar brokken cement met daarin de steentjes nog aanwezig. Op ingenieuze wijze was er voor gezorgd dat aan twee kanten van het waterbekken water in een cascade het waterbekken instroomde. Hiertoe had men een waterleiding gelegd deels buiten het waterbekken om en deels onder de vloer van het bekken door. Van deze waterleiding zijn verschillende delen teruggevonden. Het gaat hier om een tiental aardewerken pijpleidingelementen. Even buiten de noordelijke muur van het waterbekken, in de zichtlijn, sluit een loden leiding aan op deze pijpleiding. Het koppelstuk bestond waarschijnlijk uit een aardewerken pijpelement dat afgesloten was door een houten stop die met een grote ijzeren ring was vastgezet aan de pijp. Vervolgens gaat de loden leiding door de noordelijke muur het bekken in en liep vermoedelijk onder de vloer aan de oostzijde uit het bekken om vervolgens het toegevoerde water terug te voeren het waterbekken in. Vlak bij dit punt is een grote cascadebak gevonden die op de rand van het waterbekken moet hebben gestaan. Om te voorkomen dat zand en leem door deze waterval zou wegspoelen, heeft men aan beide zijden een houten vloer gemaakt. Deze bestond uit eikenhouten planken van 30 centimeter breed. Deze planken waren met nagels bevestig aan een raamwerk van balkjes die op hun beurt met ijzeren krammen vastgezet waren op een rollaag van de muur. De beek is enige meters, zowel aan de oost- als de westzijde van het waterbekken gekanaliseerd. Aan de kopse kanten van het gekanaliseerde deel zijn delen van een ingestorte brug gevonden.
Het bassin is duidelijk gewoon volgestort met puin. Uit het puin komen fragmenten van 18e eeuwse gebruikvoorwerpen (wat aardewerk en pijpenstelen/koppen) De loden leidingen zijn grotendeels weggebroken. Het spoor is deels nog zichtbaar. Op de bodem van het bassin zijn op enkele plaatsen houtdelen teruggevonden. Waarschijnlijk beschermde een houten vloer de lemen bodem van het bassin. Als losse vondsten zijn ook enkele loden pijpen geborgen. Uit de ‘kademuur’ komt in het midden ook een dikke loden buis. Ook kwamen sporadisch schelpen en koraal te voorschijn. (Niet in grote hoeveelheden) Uit de vulling van het bassin kwam een flink aantal brokken bewerkt natuursteen. Aan de hand van een gravure van een en ander kon de plaats van een aantal van deze natuurstenen goed herleid worden. Duidelijk blijkt dat in elk geval de westzijde van het bassin ook in de jaren rond 1980 al even geraakt moet zijn geweest. Hoewel daar in de archieven niets over is terug te vinden, is daar een deel van de muur met plastic afgedekt. Helaas is destijds waarschijnlijk ook het mozaïek op de muur verloren gegaan, want daar rest aan de westkant vrijwel niets meer van. Ook blijkt een waterleidingsbuis en een elektriciteitskabel vlak langs, en gedeeltelijk door de fundamenten te lopen. Aan de zuid (paleis) zijde van de mozaïekmuur lagen aan weerzijden van het pad dat over de as van de tuin loopt, twee rustplaatsen of reposoirs: Overdekte, aan één kant open gebouwtjes. Opvallend was hun scheve, niet haakse constructie waarbij de ene rustplaats groter was dan de andere (opvallende asymmetrie). Op het punt waar de reposoirs aansloten op de mozaïekmuur was de onderkant bekleed met lei. De hoeken van de reposoirs, waar grote zuilen opgetrokken waren, zijn diep gefundeerd. Aan de achterzijde daarentegen was dat niet nodig en daar is dan ook maar een fundament aangetroffen van vier stenen dik.
Midden in het bassin staat een sokkel waarop waarschijnlijk ook een fontein heeft gestaan. Er naar toe loopt nog steeds een dunne loden buis.
Afbeelding 43 Overzicht van het noordelijke deel van de opgravingsput
Afbeelding 44 Zuidelijke helft van de opgravingsput met de reposoirs (foto februari 2005)
84
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
9.3.2.3 Natuurstenen blokken Uit het volgestorte vijverbassin kwam een groot aantal bewerkte natuurstenen te voorschijn die oorspronkelijk onderdeel van de constructie hadden gemaakt. Zo veel mogelijk zijn deze verzameld en enkele zijn zelfs weer gebruikt bij de reconstructie in 2009. Voor een belangrijk deel betrof het stukken Bentheimer zandsteen, soms nog herkenbaar maar in veel gevallen zo gefragmenteerd dat de herkomst zich lastig liet bepalen. Een extra handicap voor de interpretatie van het materiaal vormde het feit dat sommige stukken duidelijk niet afkomstig waren van de bouwkundige constructies aan het einde van de paleistuin, maar klaarblijkelijk waren meegekomen met de grond waarmee de voormalige beekloop was volgestort. Van die stukken steen die nog wel herkenbaar waren konden er een aantal zonder veel problemen worden geduid, zoals de dekplaten van het muurwerk rond het centrale bassin, de overloop, of cascade bekkens waardoor het water in dit bassin stroomde en de zware zandstenen hoekstukken links en rechts daarvan. Ook de voluten die ooit de scheidingsmuurtjes rond de overloopbekkens sierden zijn heel herkenbaar. Daarnaast zijn er ook verschillende stukken zandsteen die duidelijk wel tot de tuinarchitectuur behoorden maar nog niet goed kunnen worden geplaatst. Vooral intrigerend is het zware zandstenen blok met verschillende dookgaten waarin zelfs nog resten van Het Lood aanwezig zijn waarmee de doken, een soort smeedijzeren krammen om de blokken bij elkaar te houden, oorspronkelijk waren aangegoten. In de verschillende bouwsporen van het blok tekent zich een duidelijk verschil in oriëntatie af dat waarschijnlijk het schuine verloop van de beek weerspiegeld. Op een enkel blok werd een ingebeiteld teken aangetroffen. Mogelijk de letters TH. Twee passende halve tegels met een gat in het midden markeren mogelijk een afvoerput of iets dergelijks. Ze laten ook duidelijk zien hoe scheef een deel van de constructie t.o.v. de hoofdoriëntatie van de tuin stond.
Afbeelding 45 Natuurstenen fragmenten
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
85
Afbeelding 45 Natuurstenen fragmenten
9.3.2.4 Versieringen Onder de vondsten zijn veel resten van de versiering van het waterbekken en van de mozaïekmuur. Het gaat in de eerste plaats om honderden mozaïeksteentjes, vooral in de kleuren zwart, grijs, wit en geel. De gele bestond uit brokjes ijsselsteen. Na afloop van de opgraving zijn een aantal zakken vol met mozaïeksteentjes naar Het Loo terug gebracht.
Behalve steentjes zijn ook schelpen en koralen gevonden, zij het in veel mindere mate. Van de koralen zijn een aantal voorbeeldden voor determinatie voorgelegd aan museum Naturalis. Zie het aparte hoofdstuk 9.4.4 met geraadpleegde experts voor dit onderwerp.
Afbeelding 46 Fragmenten van de mozaïeken. (De gele ijsselsteentjes ontbreken in dit overzicht)
Afbeelding 47 Schelpen gebruikt voor versiering
86
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 48 Oord uit Thorn
9.3.2.5 Metaaldetectorvondsten Op verzoek van Maarten Wispelwey werd op dinsdagavond 19 Augustus met de metaaldetector het stort en de bodem van het bassin afgezocht. Van het stort kwamen vooral talloze loodfragmenten (afdichtingsmateriaal ?) en een koperen muntje. Na restauratie blijkt het muntje een Oord uit 1613/1614 uit Thorn. Uit het bassin kwam uit het witte zand (ca. 20 cm diep) een ornamentje van ca. 15 cm groot van verguld koper, met een William & Mary monogram. (Gevonden door Nico van Luik). De vondst werd later herkend als slotplaat van het slot van een binnendeur.
Afbeelding 49 Ornament gevonden bij de opgraving en daarnaast een foto van een kamer slot in het paleis met een soortgelijk ornament
9.3.2
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
87
9.3.4
Interpretatie van de sporen
Vooral door de aanwezigheid van een aantal gravures van de oorspronkelijke situatie (zie hierna) zijn de resten eenvoudig te interpreteren als de afsluiting van de tuin van Het Loo. Zelfs de verschillende fases van de afsluiting van de tuin zijn te herkennen (zie hierna het hoofdstuk over bouwhistorie). Tenslotte zijn een aantal bouwfragmenten goed te herkennen en weer terug te brengen op hun oorspronkelijke plaats .
9.3.5 Datering
Uit historische gravures is aan te tonen dat de resten dateren uit het laatste decennium van de 17e eeuw. De aardewerk- en glasresten uit de vulling van het bassin dateren uit het begin van de 19e eeuw. Dat klopt met de wetenschap dat de tuin toen werd veranderd in een Engelse landschapstuin.
9.3.6 Vondstenlijst
Afbeelding 50 Opgravingstekening
Opgravingskaart Door Maarten Wispelwey is een vlaktekening gemaakt van de resten. Duidelijk zichtbaar zijn het vijverbassin (midden boven), het gekanaliseerde deel van de Molenbeek (links en rechts van dit bassin), de bordesmuur met mozaïeken (zuidelijke deel van het bassin) en de twee rustplaatsen aan de zuidzijde.
9.3.3 Profielen Van de bordesmuur is een aanzichttekening gemaakt.
Afbeelding 51 Aanzicht van de mozaïekmuur
88
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bijgevoegde vondstenlijst is niet compleet en omvat alleen de gevonden gebuiksvoorwerpen en opvallende elementen van de versiering (koraal, schelpen). Bouwfragmenten zijn niet opgenomen hoewel daarvan wel een selectie is bewaard. Ook niet opgenomen zijn die zaken die op paleis Het Loo worden bewaard zoals de slotplaat omdat daarvan geen overzicht is.
Vondstenlijst Project
Tuin van Het Loo
Code Datum
Juni-september 2003
Locatie
Gemeente Apeldoorn Apeldoorn Tuin van Het Loo
Put
Vlak
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
0
0
Aantal
Wand
Bod.
Overig
FA
29
FE
>100
GL
67
GL
4
29
Perc. 6%
Details
Bijzondere vondsten
Kom (5, getekend)
Kom
Tot.
Nagels 67
13%
48
7
59
11%
Flessen
20
6
26
5%
(Wijn) glazen
1
1
0%
Tuit Engels blackware
Koraal
8
8
2%
MA
20
20
4%
5
5
1%
1
18
3%
Medaillon
4
4
1%
pijp, ring, kraan (?)
R
46
46
9%
Deels ongeglazuurd, tuinvaas
S2
26
26
5%
63
63
12%
154
154
29%
424
526 100%
GL IZ
Mica P
17
PB
W pijp
Totaal
Totaal
Gewicht
4
85
13
Koraal Schotel
Oor van tuinvaas
stelen (119) en ketel (35)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
89
9.4
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
9.4.1 Aardewerk 9.4.1.1 Inleiding Op 27 Juni 2005 (op maandag) bezocht de stadsarcheoloog van Deventer Michiel Bartels het archeologisch depot in Apeldoorn voor determinatie van aardewerk. Michiel was uitgenodigd door Maarten Wispelwey. Naast het aardewerk dat in 2004 werd opgegraven in Beekbergen aan de Engelanderweg, determineerde hij ook de vondsten van Het Loo uit 2003.
9.4.1.2
Identificatie en datering
Gedetermineerd werden • Faience : Heeft een licht blauwe waas. Dat betekent tamelijk goedkope faience. Datering eind 18e eeuw. • Engels Blackware : Theepottuitje. Datering 1800 – 1840. Kan ook later. • Porselein: Opvallend is een vierkant stukje van een 8-kantig dekseltje. datering voor 1760. • Steengoed: Groot deel van een “15 kans” (opdruk is 15 K) zuurkoolvat (zgn. Keulse pot) • Ongeglazuurd rood aardewerk: Vooral onderdelen van bloempotten en tuinvazen. •
Een gevonden hals toont een typische verdikking in het midden, een zogenaamde ‘ladies leg’ Veel Zuid-Afrikaanse wijn werd in flessen met een dergelijke hals verkocht. Een andere gevonden hals (geplakt) toont een scherpe halsdraad. Dat is een typisch kenmerk van een Engelse fles. De Duitse/Nederlandse flessen hebben meestal een rondere halsdraad. Een aantal fragmenten van een waarschijnlijk uivormige fles zijn mogelijk iets vroeger dan de overige (1700 – 1720)
9.4.1.3 Wijnglazen Onder de vondsten zijn ook enkele fragmenten van wijnglazen. Één gevonden stevige voet van een wijnglas bevat een luchtbel. Een dergelijke luchtbel werd gemaakt door een gaatje te prikken in het glas met een ijzeren pen. Als de pen werd teruggetrokken bleef de bel achter. Het glas kon daarna worden bewerkt: bijvoorbeeld uitgerekt zodat een langgerekte luchtbel, of kanaaltje ontstond. Als het glas daarna ook nog werd getordeerd ontstond een spiraal. De gevonden voet is waarschijnlijk geen loodglas. Pas met een dichtheid van meer dan 2.5 kg/liter kan daar sprake van zijn. De gevonden voet dateert typologisch van na 1700.
9.4.1.3 Conclusie Het aardewerk dateert uit het begin van de 18e eeuw maar is niet representatief voor deze periode.
9.4.2 Glaswerk 9.4.2.1 Inleiding De glasvondsten zijn voorgelegd aan dhr.H. Henkes. Hij is specialist op gebied van glas en publiceerde onder andere het standaardwerk over glas “glas zonder glans”5. Dhr. Henkes woonde in de regio.Hij is overleden in 2009 of 2010. Hij bezocht daarvoor het archeologisch depot in Apeldoorn op 16-3-2004. Het betreffende glaswerk bestond uit flessen, wijnglazen, bekerglazen en vensterglas.
Een andere voet vertoont een poot met daarin spiraalgroeven die aan de buitenkant zijn aangebracht; Een zogenaamde ‘ pseudo-slinger’. Dat is een typische ‘poor mans’ oplossing. De luxere glazen hadden een slinger binnen in het glas die gemaakt werd op de hierboven geschetste manier. Als voorbeeld zie ‘Glas zonder glans’ geschreven door de heer Henkes6. Het enige 17e eeuwse glas is een kelkglaasje. Een zogenaamd ‘Venetiaans glas’. Uit het gevonden fragment van erg dun glas is de hoogte van de voet niet te reconstrueren. Deze kan erg hoog zijn. Als voorbeeld van een dergelijk glas zie Henkes7.
9.4.1.2 Flessen
9.4.1.4 Bekerglazen
De flessen zijn allemaal uit het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw. In deze periode worden de flessen steeds meer cilindrisch. Daarvòòr hadden ze een rondere buik en waren meer uivormig. Deze uivorm verdwijnt rond 1830. Bovendien zijn op de gevonden fragmenten de eerste tekenen zichtbaar van (half) machinale vervaardiging. Overigens benadrukte dhr Henkes dat deze veranderingen zich geleidelijk voltroken en dat flessen lang gebruikt en dus telkens hergebruikt werden. Één exemplaar van een bodem toont een afgebroken stuk in de ziel. De fles was op dit punt bevestigd aan de blaaspijp of de ponteelijzer. De fles lijkt al ‘half machinaal’ vervaardigd, waarschijnlijk rond 1820.
Minimaal 4 bodems van bekerglazen werden gevonden. Deze dateren allen uit de 18e eeuw. Voorbeelden van dergelijke glazen zijn onder andere te vinden in het boek over vondsten uit Bourtange ‘ Schans op de grens’. In dit boek heeft dhr. Henkes een bijdrage geleverd over het gevonden glaswerk8.
5
Henkes, 1994.
90
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Aan de bodem van de bekerglazen is de afdruk van een blaaspijp of van een ponteelijzer te zien, waar het glas tijdens de productie op vast zat. Als het glas aan het eind van de productie hiervan werd afgebroken ontstond een breuk die later werd bij geschuurd. Dat is ook goed te zien aan de gevonden glazen. Soms werd een propje glas op het ponteelijzer aangebracht wat eerst in zand werd gedoopt voordat
6
Henkes, 1994. Blz. 296.
7
Henkes, 1994. Blz. 187 nr. 44.1
8
J.J.Lenting e.a. 1994.
het op het bekerglas werd ‘geplakt’. Op die manier brak het gemakkelijker af op het eind van het productieproces. Een aantal fragmenten van een geribbeld bekerglas werden gevonden. Deze dateren waarschijnlijk van na 1750. Dergelijke glazen werden in een mal geblazen. Het betreft tamelijk alledaags glas. Eén fragment van een veelkantig, gegraveerd glas werd gevonden. Het graveren was een erg alledaagse techniek vanaf de 18ee eeuw. Het gebeurde door gebruik te maken van een draaiend schijfje. Het glas werd daarmee simpelweg plaatselijk dof gemaakt.
9.4.1.5 Vensterglas Vensterglas werd in de 17e / 18e eeuw op twee manieren gemaakt: Door het blazen van grote cilinders die vervolgens werden open geknipt en uitgerold, en door slingeren. Bij slingeren wordt een glas geblazen, opengeknipt en door snel te draaien terwijl het glas nog vloeibaar is, ontstaat een glazen schijf. Aan de rand is deze schijf iets verdikt. Op Het Loo zijn een aantal fragmenten met dergelijke verdikte randen of ‘zelfkanten’ gevonden . De techniek is gebruikt tot in de 19e eeuw.
9.4.1.6 Conclusie De glazen en flessen dateren grotendeels uit het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw. De voorwerpen zijn alledaags en tonen geen opvallende luxe.
9.4.2 Bouwhistorie 9.4.2.1 Inleiding De interpretatie van bouwsporen is voorgelegd aan Wijnand Bloeming. Bij zijn bezoeken van de opgraving en de rapportages daarover was de AWA niet, of slechts zijdelings betrokken. Onderstaande gegevens zijn afkomstig uit de archiefstukken van de gemeente archeoloog.
9.4.2.2 De aangetroffen bouw- en grondsporen De bij de opgraving aangetroffen bouwkundige resten kunnen we in drie min of meer zelfstandige elementen verdelen, elk met hun eigen bouwgeschiedenis en waarvan met name ook de onderlinge relaties interessant zijn. Het zijn van zuid naar noord de funderingen van de beide reposoirs, de muur langs de beek en de gemetselde bak waardoor de beek hier werd vormgegeven met zijn beide overloopbekkens. Voor de bouwgeschiedenis ondergeschikte fenomenen als de leidingen die de fonteinen voedden, uitgevoerd in lood, keramiek of hout, blijven hier dan ook buiten beschouwing. De bouwchronologie van de beekmuur kan hier het beste als kapstok dienen om de chronologie van het hele complex aan op te hangen. Het muurwerk van de beekmuur toont zo op het eerste oog een grote homogeniteit, opgemetseld met dezelfde stenen, in hetzelfde metselverband. Vergelijking leert dat er wel maatverschillen in de steenformaten zitten van de verschillende delen van de muur, maar dat die net zo goed kunnen worden verklaard door aan te nemen dat er verschillende partijen stenen voor één bouwcampagne zijn gebruikt als uit faseverschillen. Het oudste deel is zonder twijfel het centrale deel van het muurwerk en dan nog wel de onderste lagen. Naar buiten en naar boven toe wordt het muurwerk jonger. We zullen de verschillende delen van alle aangetroffen muurwerk met letters aangeven.
9.4.2.3 Deel A Deel A van het muurwerk beslaat het onderste en middelste deel van de muur langs de beek. Het wordt, van het noorden gezien, begrensd door de twee penanten met staande tand links en rechts en aan de bovenzijde door de rollaag die de onderzijde van de versierde nissen markeert. Deze rollaag hoort bij een volgende bouwfase, de penanten horen bij fase A. Aan de buitenzijde van beide penanten maken staande naden duidelijk dat het metselwerk hier ooit ophield. Van alle bouwfasen is A al gelijk het meest raadselachtige. In de eerste plaats al de beide penanten met staande tand. Het metselen van een staande tand is anticiperen op een muur haaks op de beekmuur. Dat deze muur er nooit is gekomen maken de grondsporen duidelijk. De staande tand bevindt zich nog in de insteek van de muur, daarvoor begint direct de ongeroerde grond die duidelijk maakt dat hier nooit iets is geweest. Brengen we in gedachten deze twee muren wel aan dan is misschien de conclusie te trekken dat deel A niet bedoeld was als beekmuur maar onderdeel moest gaan uitmaken van een gemetselde bak. Mogelijk de voorloper van de uiteindelijk wel uitgevoerde veel grotere gemetselde bak. Aan de afgehakte koppen boven de penanten is te zien dat deze ooit een aantal lagen hoger doorliepen.
Afbeelding 52 Fasering van de bouwresten
Wat dit metselwerk vooral boeiend maakt is de plaats van de penanten ten opzichte van de hoofdas van de paleistuin. Deze hoofdas is in de hele opzet van het paleis en de tuinen dwingend aanwezig; hij bepaalt de symmetrie en daarmee de hele opzet van de gebouwen en de tuinen. Daarnaast is deze hoofdas als zichtlijn door de tuin als het ware tastbaar en
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
91
speelt juist in dit laatste deel van de tuin een grote rol zoals we hebben gezien. De aanzet van de penanten maakt echter duidelijk dat de nooit uitgevoerde dwarsmuren haaks op de beekmuur moesten komen en dus de schuine lijn van de beek volgden en niet de hoofdas. Wel is deze hoofdas bepalend geweest voor de plaats van de penanten: zij staan min of meer symmetrisch ten opzichte van de plaats waar deze as de beekmuur snijdt. Naar de bedoeling van dit stukje muur in termen van architectuur valt slechts te raden. Het is vrijwel zeker dat het concept dat aan deel A ten grondslag lag nooit is uitgevoerd. Met enige zekerheid ging men halverwege over op plan B.
9.4.2.4 Deel B Tussen het vlakke muurwerk waartoe ook A behoort en de muur met de nissen daarboven loopt een rollaag over de volle breedte van de huidige beekmuur. Deze is maar een halve steen hoog en netjes gemetseld. In de lange rij op zijn kant gemetseld steentjes valt haast niet op dat er twee plaatsen zijn waar het patroon afwijkt, waar twee steentjes plat zijn gemetseld in plaats van op zijn kant. Hoewel niet direct in het oog springend zijn deze twee plaatsen zeer betekenisvol. Zij betekenen dat hier de rollaag oorspronkelijk was beëindigd. Stenen op zijn plat is nog steeds het geëigende middel om een rollaag op een hoek te beëindigen, zij maakt het metselwerk minder kwetsbaar voor beschadigingen. Interessant is de plaats waar deze steentjes op zijn plat zijn aangebracht. Rechts, vanuit het noorden gezien aan de buitenzijde van de penant uit fase A, daar veranderde dus weinig, maar links wel een meter naar buiten. Ook aan de fundering is duidelijk te zien dat het muurwerk hier werd verbreedt. Het nieuwe metselwerk werd gewoon koud tegen het oude aangemetseld. Met de verbreding links ten opzichte van fase A werd het muurwerk van het voorvlak van de beekmuur in overeenstemming gebracht met de symmetrie ten opzichte van de richting van de hoofdas. Dat dit een grote rol speelde blijkt ook aan de achterzijde van de muur. Hier is achter de verbreding links en waarschijnlijk dus in dezelfde bouwfase een steunbeer aangebracht die ook de richting van de hoofdas volgt. Dit in tegenstelling tot de steunbeer in het midden die gewoon haaks op de beekmuur staat. Het valt dus niet uit te sluiten dat de schuine steunbeer, althans vanuit de beekmuur geredeneerd, in de architectuur van het geheel een rol speelde. Bijvoorbeeld als begrenzing tussen het terras boven de beekmuur en een meer geleidelijke overgang naar de eigenlijke beek links en rechts daarvan. Eigenaardig dat je dat dan ook rechts zou verwachten. Daar is weliswaar ook een schuine steunbeer aanwezig die overduidelijk als een soort grondkering heeft gediend, gezien het verzorgde metselwerk aan de buitenzijde, maar die behoort overduidelijk tot een volgende bouwfase.
9.4.2.5 Deel C Deel C past eigenlijk niet goed in de tot nu toe begonnen chronologie. Het zijn de funderingen van de beide reposoirs. Hun benoeming als C suggereert dat ze pas na B zijn
92
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
gebouwd maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Ze kunnen zelfs nog ouder zijn dan A, hoewel dat niet waarschijnlijk is. Wel zijn ze ouder dan de tweede uitbreiding van de beekmuur, die we hierna onder D zullen behandelen. Omdat we het muurwerk van C alleen met dat van D in verband kunnen brengen en niet met dat van A of B laat zelfs de relatieve bouwchronologie ons hier in de steek. De opgegraven plattegrond van de beide priëlen spreekt duidelijke taal en beantwoordt helemaal aan de problematiek zoals door architect Sturms al gesignaleerd. Ze zijn niet symmetrisch en konden dat ook niet zijn omdat ze zowel de richting van de hoofdas als de schuine lijn van de beek moesten volgen. Toch schreef hij ook dat je goed moest kijken om het onderscheid te zien. Dat is met de opgegraven plattegrond voor ogen niet zo goed voorstelbaar. Het westelijke rechter prieel is duidelijk breder dan het linker, ongetwijfeld om een optisch effect te bereiken voor de wandelaars die de plaats vanuit het zuiden benaderden. Maar hoe dit effect bereikt werd is niet op het eerste oog duidelijk, in tegendeel. Net voor beide priëlen was een trap van vier treden over de volle breedte van het pad dat aansloot op de zuidelijke hoek van de priëlen en het zal ongetwijfeld de bedoeling zijn geweest dat de trap links en rechts op vergelijkbare manier op het muurwerk van de priëlen zou aansluiten. Zou dat niet zo zijn, dan was het direct duidelijk dat er iets niet klopte. Maar als we in gedachten de trap evenwijdig aan de beek leggen klopt dat niet en haaks op de hoofdas al helemaal niet. Misschien kunnen experimenten met wat ruimtelijke modellen hier een oplossing brengen. Opmerkelijk is ook de vorm van de aangetroffen fundering en de verschillen in aanlegdiepte. Om met het laatste te beginnen; de funderingsdiepte lijkt aan de zijde van de beek veel dieper. Dit is ook wel te begrijpen omdat zelfs in de uiteindelijke situatie de beide reposoirs naast de eigenlijke beekmuur staan en dus het glooiende talud van de beekoever moesten overbruggen. De vorm van de fundering met aan de zuidzijde bij elk prieel een soort ‘oor’ dat aan de noordzijde ontbreekt leidt echter tot problemen. Met classicistisch vormgegeven priëlen zou een strakke symmetrie verondersteld mogen worden, maar blijkbaar is hier veel meer geredeneerd vanuit de grote zuid-noord zichtas vanuit het paleis dan vanuit een positie haaks op de voorgevels van de priëlen. Buigt het muurwerk aan de zuidzijde terug naar buiten, aan de noordzijde komt het duidelijk iets naar binnen. Ook hier hebben we een gravure die redelijk goed de vorm van de fundering zou kunnen verklaren. Het is de prent van ……. Naar het noorden gezien. Ons blikveld wordt door de hoge heggen aan weerszijden van de allee zo beperkt dat we net nog de voorzijde van beide reposoirs kunnen zien. Wat direct opvalt is dat aan de noordzijde een verdubbeling van de zuilen, ja misschien wel een verdriedubbeling is aangebracht, waardoor het blikveld, tussen beide priëlen door, iets wordt versmald. Aan de zuidzijde staat op de hoek een enkele zuil, althans voor zover zichtbaar. Waar we de ‘Quaderstücke’ van Sturm dan moeten plaatsen wordt niet helemaal duidelijk, maar de vorm van de fundering wordt wel meer begrijpelijk. Zou het niet zo kunnen zijn dat ook aan de voorzijde, de noordkant, van de priëlen ook dubbele zuilen staan? De oren in de fundering zouden daarmee zijn
verklaard en ook iconografisch ontstaat wel een begrijpelijk verband. De priëlen zouden dan zijn ingeklemd tussen naar buiten geplaatste dubbele zuilen aan de noordzijde en naar binnen geplaatste zuilen aan de noordzijde, als een verwijzing naar de vrijstaande dubbele zuilen die voor het paleis stonden. Het gebouwtje zelf kan dan toch zoals Schenck in 1702 tekende tamelijk informeel zijn uitgevoerd. Ook uit de breedte van de funderingen geredeneerd ontstaat zo een plausibel beeld. De zuilen zouden dan gewoon in de dikte van de muur zijn opgenomen. Bij de eerder behandelde oplossing die Schenck in 1702 tekende met zuilen of halfzuilen binnen de vlakke hoekelementen zou er een maatprobleem ontstaan omdat er dan een verzwaring ter plaatse van de zuilen zou mogen worden verwachten die niet is aangetroffen.
9.4.2.6 Deel D Met deel D zijn we weer teruggekeerd naar de beekmuur. De ronde beëindiging links en rechts waarmee de beekmuur aansloot op het muurwerk aansloot op dat van de reposoirs is duidelijk een uitbreiding ten opzichte van B. Dat C ouder moet zijn blijkt met name aan de oostzijde waar zelfs het ondergrondse muurwerk van C zeer zorgvuldig is vormgegeven en waar het veel rommeliger muurwerk duidelijk koud tegenaan staat. Toch zijn ook hier weer problemen. Aan de westzijde zijn aanwijzingen te vinden dat ook hier muurwerk D in twee fasen tot stand gekomen is. Nu sluit het weliswaar op overeenkomstige wijze als rechts aan op de fundering van het reposoir maar de aanwezigheid van de steunbeer gooit roet in het eten. De schuine stand ten opzichte van de beekmuur en het verzorgde metselwerk aan de buitenzijde doen vermoeden dat hij ooit een rol speelde in de architectuur terwijl dat in de fase met de ronde beëindiging toch haast niet het geval kan zijn geweest. Opmerkelijk is ook dat deze rechter steunbeer ten opzichte van de linker weer wel de lijn van de hoofdsas volgt, maar qua afstand tot deze as niet past in de symmetrie. Wel is duidelijk dat de architectuur van de nissen ook in fase D thuis moet horen. De indeling is met geen enkele oudere fase in verband te brengen. Toch kunnen we ook hier twee fasen onderscheiden: één waarbij het metselwerk netjes was gevoegd en een tweede waarbij de stenen door mozaïeksteentjes aan het zicht was onttrokken. Ook hier is het best mogelijk dat beide fasen in de tijd maar dicht bij elkaar liggen en dat er sprake is van een kleine koersverandering binnen één bouwcampagne.
9.4.2.7
In het opgegraven muurwerk aan het einde van de middenallee in de paleistuin van Het Loo kunnen we duidelijk een aantal fasen onderscheiden, die waarschijnlijk meer te maken met een worsteling om de schuine lijn van de beek op een overtuigende manier met de symmetrieas van de paleistuin te verzoenen dan met verschillende bouwfasen. In de tijd gezien kan het haast niet anders of het hele proces heeft zich in de periode 1692 – 1702 afgespeeld. Helaas kunnen we de funderingen van de beide reposoirs niet scherp dateren, niet in absolute zin en niet gerelateerd aan het muurwerk langs de beek. Toch heeft het er alle schijn van dat beide gebouwtjes oorspronkelijk niet waren gedacht en er zijn ook wel prenten die die gedachte onderschrijven. Zij laten een paleistuin zien die voltooid lijkt maar waar de reposoirs nog niet op voorkomen. Dit is haast het enige denkbare antwoord op de vraag die we ons in het begin stelden: waarom men helemaal achter in de tuin de schuine lijn van de beek, scheef ten opzichte van de verder volledig symmetrische en rechthoekige tuinaanleg, heeft gehandhaafd. Het middenpad liep weliswaar door voorbij de kwartronde galerijen, maar het accent lag hier op de zichtas en niet op een wandel- of verblijfsfunctie. Binnen dat concept speelde het scheve verloop van de beek nauwelijks een rol. Toch zal hier in eerste instantie al een beekmuur zijn gedacht waarschijnlijk gelijk al met balustrade. Het scheve verloop was vanuit het zuiden nauwelijks zichtbaar en zeker niet van grote afstand. Het muurwerk dat we hier A en B hebben genoemd was toen waarschijnlijk al aanwezig. Toen men besloot tot de bouw van de priëlen heeft men dat schuine verloop niet meer willen veranderen en heeft besloten de vormgeving van deze priëlen met optische trucs recht te breien. Hoewel wij nu problemen hebben deze situatie te reconstrueren is simpel aan te tonen dat hij in zijn tijd een succes was, gezien het commentaar van architect Sturms in 1697.
9.4.3 Koralen De gevonden koralen zijn gedetermineerd door Dr. B.W. Hoeksema, conservator en afdelingshoofd Evertebraten van Natuur Informatie Centrum Naturalis. Zijn beknopte resultaten zijn hieronder weergegeven. Hopelijk kloppen de teksten bij de foto’s. Het basis documentje was daarin niet heel duidelijk.
Deel E
Deel E van de architectuur is nog het meest makkelijk te plaatsen. Het is duidelijk een laatste toevoeging aan het totaalconcept; het muurwerk van deze grote gemetselde bak staat duidelijk koud tegen dat van deel D aan. Het is zeker niet onwaarschijnlijk dat de veranderingen waarover in 1702 sprake is op het aanbrengen van deze bak betrekking hebben. Een aardig detail is dat de plattegrond zeker niet rechthoekig is en dat de vorm het midden houdt tussen het volgen van de hoofdas en die van het scheve verloop van de beek.
9.4.2.8 Conclusie
Favia favus (Forskal, 1775); Favia favus is een sterkoraal: de poliepen zijn geheel van elkaar gescheiden.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
93
9.5.1
Historisch kaartmateriaal
Waarschijnlijk Platygyra sinensis (Milne Edwards & Haime, 1849). Platygyra sinensis is een hersenkoraal: de kelken van de afzonderlijke poliepreeksen zijn met elkaar versmolten en vormen ‘tentakelstraten’. Een beschrijving vind u onder andere terug in de Grzimekserie ‘Het leven der dieren’ Deel I / Lagere dieren.
Afbeelding 53 Plattegrond van de tuin van Het Loo uit 1706 door Henry
Cyphastrea chalcidicum (Forskal 1775) kleine kelkjes. 1 stuks
Reetz
Daarnaast zijn er twee stukken koraaltak gevonden. Beide stukken zijn flink versleten en waarschijnlijk al dood toen het gevonden werd (aangespoeld). Het betreft Millepora dichotoma (Forskal 1775).
9.5.2
Ook is er een stuks kalkroodwier (klont). Waar verder weinig over te zeggen valt. Al het gevonden koraal komt in ondiep water voor en was als zodanig makkelijk te winnen. Na navraag bij Prof. Dr. L.B. Holthuis, gastmedewerker afdeling Evertebraten, denkt de heer Hoeksema dat de koralen het meest waarschijnlijk via de VOC in Nederland zijn terechtgekomen. De VOC had allerlei posten op de route van Nederland naar Indonesië. Aangezien de nader gedetermineerde koralen die konden worden herkennen tot soorten horen met een wijde verspreiding (Indische en westelijke Stille Oceaan), kan eigenlijk niets over de exacte herkomst worden gezegd. Mogelijk maakten de koralen vroeger deel uit van een rariteitenkabinet (curiosa).
Archief en literatuur verwijzingen
9.5.2.1 Inleiding Onderstaande tekst is afkomstig uit de rapportage van Wijnand Bloeming. Onderdeel van de zijn bouwkundige analyse is namelijk ook een studie van twee historische bronnen die tamelijk nauwkeurig de opgegraven resten beschrijven.
9.5.2.2
Beschrijving door Leonard Christoph Sturms
Een van de belangrijkste is de getuigenis van de Duitse architect Leonard Christoph Sturms die in 1697 Het Loo bezocht en een nauwkeurige beschrijving maakte van wat hij zag, gepubliceerd in 17199. Zijn bezoek was een onderdeel van een reis door de Nederlanden naar Parijs en is getiteld: ‘Architectonische Reise-Anmerckungen’. Hier spreekt dus een deskundige met een scherp opmerkingsvermogen en oog voor details, zoals niet alleen blijkt uit zijn beschrijving van de tuin van Het Loo. Wij volgen Sturms op zijn wandeling
9
Leonard Christoph Sturms, Einen grossen Theil von Deutschland und den Niederlanden biss nach Paris gemachete
9.5
94
Historische achtergrond
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Architectonische Reise-Anmerckungen. Augsburg, 1917. Pag. 24.
door de tuin van Het Loo in noordelijke richting en starten in de Benedentuin: ‘Aber weiter in der Beschreibung der Garten fortzufahren/ so begreiffet der andere Theil des Lust-Gartens/ so um einige wenige Stuffen höher lieget als der erste/ (welches auch etwas zu seiner Verlängerung in dem Prospect beyträget) wiederum vier grosse parterren, zwischen welchen in der Mitte ein grosses Bassin lieget/ welches aus seinem Centro einen trefflichen Wasser-Strahl in die Höhe schiesset/ um denselbigen herum sind acht Wasser-Strahl/ die um ein grosses niedriger/ doch höher als die übrigen Wasser-Wercke in dem ganzen Garten springen/ und um diese springen noch 16. kleine jets d’Eau, welche die Höhe mit den úbrigen Wassern des Gartens gleich haben. Dieses Theil des Gartens beschliessen zwey viertels Kranzstücke von Ionischen Colonnaten/ welche von Stein gehauen ist. Zwischen den frey stehenden Säulen und der vollen Wand/ an welcher WandPfeiler den Säulen zu sagen ist ein raumlicher Gang zu spazieren/ und an der Wand zwischen den Wand-Pfeilern sind Mahlereyen grau in grau al fresco gemahlet. Zwischen beyden Colonnaten gehet die Haupt-Allee fort/ in welcher daselbst noch ein klein Bassin leget/ da ein Triton aus seinem Horn einen jet von gleicher Höhe/ als die acht vor gemeldete haben/ in die Höhe bläset. Die Säulen der Colonnata, sind von guter Proportion und Ausarbeitung/ das dritte und hinterste Theil dieses Lust-Gartens/ welcher wiederum einige wenige Stuffen höher lieget/ hat nichts als die Continuation der mittlern Haupt-Allee durch zwey extraordinair hohe und wohl gehaltenen geschnittenen Hecken welche am Ende des Gartens mit einem niedrigen eisernen Gatter-Werck geschlossen wird/ dass man darüber hinaus in das freye Feld sehe/ darinn die Allee zum Schein noch continuiret wird durch weitläufig gesetzete Bäume/ und zu Ende ist eine grosse hölzerne Pyramide auffgerichtet/ welche/ wenn man die ganze Allee durchsiehet/ als ein sehr ferne stehender Thurm aussiehet/ auf den die Allee zulieffe. Neben vorbesagten Ende und eisernen Gitter der Allee, liegen beyder Seits zwey steinerne/ sauber mit Dorischen Ordnung von Quaderstücken gezierete Laube mit Ruhe-Bäncken. Diese können einander beyder Seits mit völliger Symmetrie nicht zu sagen/ weil das Ende des Gartens schieff lauffet/ doch ist solche Irregularität mit guten Verstande verstecket/ und die Metopen zwischen den drey Schlitzen so fleissig eingetheilet/ das man gar scharff zusehen muss/ wenn man ihre Ungleichheit wahrnehmen will. Hinter den geschittenen beyden Ecken aber lieget der Küchen- und Obst-Garten ohne alle Auszierung verborgen.’ Voor de reconstructie van de oorspronkelijke situatie zijn een aantal elementen in zijn verhaal van bijzonder belang. In de eerste plaats de kunsthistorische constatering dat het deel van de tuin voorbij de twee kwartronde galerijen niet meer is dan de voortzetting van het middenpad, links en rechts liggen de moestuinen voor de keuken die geen deel meer uitmaken van de siertuin. Daarnaast benadrukt Sturms dat het hier vooral ook gaat om de zichtas over het midden van de tuin en dat die zich buiten de tuin, achter het pad dat bij de beek met een ijzeren hek is afgesloten, voortzet in de
vorm van een bomenlaan, beëindigd door een verticaal element in de vorm van een houten piramide. Hij maakt dus duidelijk dat de allee voorbij de galerijen naast een verblijfsfunctie, men kan tenslotte naar de beek wandelen en uitrusten in een van beide reposoirs, vooral ook een visueel aspect heeft: hij geeft de zichtas vanuit het kasteel naar het noorden vorm. De relatie tussen deze twee aspecten, verblijfsruimte versus zichtas, zou wel eens de sleutel kunnen bevatten voor het antwoord op de vraag: waarom heeft men het scheve verloop van de beek gehandhaafd in een verder volkomen symmetrische tuin, waarvoor kosten nog moeite werden gespaard. Waarover verderop meer. In de tweede plaats beschrijft Sturms nauwkeurig de beide reposoirs als priëlen uitgevoerd in een zuiver Dorische orde. Dit gegeven is vooral van belang om de verschillende prenten die van deze reposoirs zijn gemaakt wat beter naar waarde te kunnen schatten. Sturms beperkt zich niet tot de conclusie dat de stijl Dorisch is, maar gaat hier ook dieper op in en beschrijft het fries van de priëlen versierd met trigliefen (drey Schlitzen) en metopen (de ruimte tussen de trigliefen), het kenmerk bij uitstek voor de Dorische stijl. Het noemt dit aspect van de vormgeving met name omdat de priëlen een symmetrische indruk maken, maar dit niet zijn doordat ze zijn aangepast aan het scheve verloop van de beek. De indeling van het fries is klaarblijkelijk als middel gebruikt om dit te camoufleren. Hoe precies weten we niet, maar we kunnen ons daar wel een voorstelling van maken. Uit de opgegraven plattegronden van beide reposoirs blijkt dat de westelijke breder was dan de oostelijke. Het is dan voorstelbaar dat beide een gelijk aantal trigliefen bezat zodat deze in het oosten dus iets dichter op elkaar moesten zijn geplaatst door de maat van de metopen te verkleinen. Dat het effect in ieder geval geslaagd is blijkt uit de opmerking van Sturms dat je goed moet kijken om het verschil te kunnen ontdekken. Door de zorgvuldige analyse maakt de beschrijving van Sturms een gedegen en betrouwbare indruk en dat mag natuurlijk ook worden verwacht van een geschoold zeventiende-eeuws architect die ongetwijfeld zijn klassieken kende. Opmerkelijk is nog de vermelding van de ‘Quaderstücken’, vierkant gehakte natuursteenblokken. Als we binnen het prentmateriaal gaan zoeken naar een beeld van de reposoirs dat het meest met de beschrijving van Sturms overeenkomt dan is dat zonder twijfel de gravure van P. Schenk ‘Gezicht der Rustplaatsen en nieuwe veranderingen te zien van achteren over den Generalen Tuin’, gepubliceerd in 1702. We zien de twee reposoirs uitgevoerd met een zwaar uitgevoerd klassiek front, waar de eigenlijke tuinhuisjes veel informeler achter tegen aan gebouwd zijn. Van de laatste lijken de zijwanden wat terug te liggen en het dak wat af te lopen. Iets van versiering is nergens te zien. Het accent ligt dus geheel op de voorgevels. Deze hebben iets naar voren springende (risalerende) hoekelementen die op de gravure vlak zijn getekend, maar die in de praktijk natuurlijk heel goed in de vorm van zandsteenblokken kunnen zijn uitgevoerd (de Quaderstücke). De kroonlijsten zijn op de hoeken ook licht risalerend uitgevoerd en op het oog nog een meter om de hoek doorgezet. Binnen de vlakke hoekelementen
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
95
staan Dorische zuilen, of halfzuilen of pilasters, op de tekening is dat niet goed te zien, die het iets terugliggende middendeel van de kroonlijst lijken te dragen. Een Dorische kroonlijst met trigliefen en metopen zoals al vermeld. Van de overige prenten zijn er die ook een Dorische vormgeving hebben, maar ook reposoirs met Ionische zuilen worden getekend. Op grond van het voorgaande lijken deze laatste niet erg betrouwbaar.
9.5.2.3
Beschrijving door Walter Harris
Van de bezoekers die de situatie aan het einde van de tuin hebben beschreven moet ook Walter Harris worden genoemd. Engelsman en lijfarts van stadhouder en koning van Engeland Willem III.10 We beginnen de wandeling met Harris dit keer bij de galerijen. ‘Beyond these Galleries the former Walk continues between Kitchen Gardens on our right en left, but we cannot see them by reason of a Hedge of Dutch Elm five yards high. At the farther end of this Walk Northwards, we come to another Cascade and Fountain. The Cascade is from one plain, long Basin, about eight foot in front. On both sides of it we do ascent by three Stone Steps that are five yards in length, unto another Fountain, that has no Spout in it. The Basin of it is oval, and but seven foot in length. On both sides of this Fountain there are Seats, covered above. Painted behind in Fresco, and paved below with white Marble. The open space about this Fountain, and between the Seats is paved with a Black, White, and Yellowish Pebble, set in drivers Figures. And here going up two Stone-steps more, that are extended the whole breadth of the Walk, we are stopt from going farther by large Iron Balusters, and a Canal beyond them. In the Canal below, there is another Fountain in the midst of Garlands, made of Shells, Petrified Earths, or spungy Stones, from the top of which the water does fall on three rows, or Garlands of the same substances, placed one below another. Lastly, on both sides of this Fountain there are other Falls of water to be seen below. Nor is our view here limited, through our passage be; for looking on still forwards, we carry our prospect between Trees, unto a high Pyramid, erected in the Heath, about half a mile’s distance from the end of the Garden.’ Aardig is dat Harris op hele andere dingen lette dan Sturms, maar dat zij elkaar aardig aanvullen. Theoretisch is het denkbaar dat zij ook niet dezelfde situatie hebben gezien doordat inmiddels veranderingen waren uitgevoerd. Waarschijnlijk is dat laatste overigens niet. Sturms bezocht Het Loo in 1697 en Harris waarschijnlijk enige jaren eerder. De laatste vermeldt dat zijn beschrijving is gemaakt op verzoek van Koningin Mary en dat zij helaas de voltooiing van de tuinen niet meer heeft mogen meemaken, zij overleed in 1694. Geen van beide auteurs echter maakt melding van het feit dat de situatie achter in de tuin nog niet voltooid zou zijn of dat veranderingen in uitvoering waren. Zij hebben waarschijnlijk de situatie beschreven die na de grote uitbreiding van de tuin in de periode 1692 – ’94 tot stand
10
Harris 1699 blz 24 en 25 [Vertaling 1974, blz. 53]
96
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
kwam. Van een derde auteur die de tuinen bezocht, de Groningse notaris Abel Eppo van Bolhuis die in augustus 1693 op Het Loo was, weten we dat allerhande veranderingen in volle gang waren.11 De situatie aan het einde van de tuin beschrijft Bolhuis overigens niet. Was daar nog niets te zien? Toch is het onzeker of Sturms en Harris de situatie hebben beschreven die uiteindelijk is opgegraven. De gravure van Schenck, gepubliceerd in 1702 heeft het over zojuist uitgevoerde veranderingen, wat er op zou kunnen wijzen dat dit nog maar kort daarvoor plaats vond. Daarnaast zijn er ook gravures die rondom de beek een andere situatie laten zien, zoals de gravure van Schenck uit circa 1693 (?) waarop in de beek een soort bordes zichtbaar is met aan beide zijde trappen naar beneden. Niet alleen staat de betrouwbaarheid van deze prent ter discussie, de priëlen hebben bijvoorbeeld Ionische kapitelen, ook uit de opgravingsresultaten blijkt nergens uit dat deze situatie ooit heeft bestaan. Daarbij komt dat zowel Sturms als Harris spreken van een ijzeren hek dat verder voortgaan onmogelijk maakt, wat in strijd lijkt met het bordes en de trappen naar beneden.
9.5.3
Historische afbeeldingen en foto’s
Van de oorspronkelijke situatie van de mozaïekmuur en de rustplaatsen zijn eind 17e eeuw een aantal gravures gemaakt die prachtig aansluiten op de gevonden resten. De ene serie is van P. Schenck de andere door Romein de Hooge. Enkele van de prenten zijn opgenomen in de moderne uitgave van de beschrijving door Walter Harris12. Een aantal is ook opgenomen in het boekje dat is uitgegeven bij de reconstructie13.
Afbeelding 54 Gravure van Pieter Schenck uit ca. 1693 met de eerste uitvoering van de afsluiting van de tuin
11
………………
12
Harris, 1699 [Vertaling 1974 blz. 51 en 52]
13
Bierens, 2009 blz. 9, 10, 13 en 14
Afbeelding 55 Gravure door Pieter Schenck ca. 1697
9.5.4
Eerdere (en latere) onderzoeken
De tuinen van Het Loo zijn gerestaureerd tussen 1980-1984. Blijkbaar zijn de resten daarbij ook al geraakt zoals blijkt uit de afdekking met landbouw plastic. Gegevens daarover ontbreken. Tussen 8 en 16 februari 2005 is het zuidelijke deel van de opgraving verder onderzocht. De fundering en bouwhistorische resten van de mozaïekmuur zijn verder onderzocht, evenals de reposoirs. De AWA was hierbij niet betrokken. In juni 2006 werd vòòr het paleis de “ganzenvoet” vervangen, de plaats waar de verschillende bomenlanen bij elkaar komen. De oude bomen (eiken) waren erg vervallen en zijn vervangen. Hetzelfde zal in de loop van de tijd met andere delen van de lanen gebeuren. Bij de grondwerkzaamheden zijn enkele resten aangetroffen en opgegraven door Maarten Wispelwey. Afbeelding 56 Gravure door Loures Scherm uitgegeven door Allard rond 1702. Situatie gezien vanuit het zuiden
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
97
Afbeelding 57 Opening van de reconstructie door prinses Margriet in 2009
In december 2007 (waarschijnlijk) werd met behulp van grondradar de hele formele tuin afgezocht naar de resten van de waterleidingbuizen. Voor de reconstructie is besloten de centrale mozaïekmuur te behouden middels een overkluizing en de funderingen van de reposoirs voor zover de kwaliteit van de fundamenten zodanig was dat die een nieuwe opbouw kan dragen. De muren en fundamenten van het waterbassin alsmede de muren van het gekanaliseerde deel van de waterloop zijn nagenoeg geheel verdwenen. Door de mozaïekmuur te overkluizen, is de aansluiting van het waterbassin op deze muur ontmanteld. Voor een goed begrip van deze ‘contact-
Afbeelding 58 Hergebruikte onderdelen in de reconstructie
98
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
punten’ was nader onderzoek naar deze plekken noodzakelijk. Dit onderzoek vond plaats in de periode 26 november tot 5 december 2008. Ook bij deze onderzoeken was de AWA niet betrokken. Tenslotte resulteerde alle onderzoeken in een reconstructie van de afsluiting met daarbij op een aantal plaatsen hergebruik van originele gevonden onderdelen.
9.6
Synthese / conclusies
De opgegraven resten sluiten prachtig aan op de historische informatie en afbeeldingen. Interessant is dat de verschillende fases van de afsluiting van de tuin te herkennen zijn. In eerste instantie is er een klein bordes gemaakt, dat enkele
jaren later flink is uitgebreid tot een imposante muur ingelegd met mozaïeken.
9.7 Bijlage Opgravingsdocumentatie Deze rapportage is primair gebaseerd op de door de AWA zelf gemaakte dagrapporten. Daarnaast is de documentatie gebruikt uit het archief van de gemeente archeoloog. Daarbij is vooral gebruik gemaakt van de bouwhistorische analyses door Wijnand Bloeming.
9.7.1 Vondsten In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw zijn enkele kratten met vooral bouwfragmenten. De grotere zandstenen blokken zijn op Het Loo gebleven en daar deels hergebruikt bij de reconstructie van het bordes. Een grote hoeveelheid mozaïeksteentjes is in zakken teruggebracht naar Het Loo. Op Het Loo zijn ook enkele opvallende vondsten, met name de slotplaat met het William and Mary monogram.
9.7.2
Publicatie van het onderzoek
Van het onderzoek is een rapportage gemaakt onder de titel “Het slot van het Loo” in november 2005 en een publieksvriendelijke nieuwsbrief (nummer 7). Beide door de gemeente Apeldoorn onder de titel “Graven in de tuin van paleis Het Loo” (document juli 2004) Daarnaast is er een boekje uitgegeven naar aanleiding van de reconstructie van de opgegraven resten onder de titel “Reposoirs”14. Een apart hoofdstuk, geschreven door Maarten Wispelwey is gewijd aan het archeologische onderzoek.
Afbeelding 59 Reconstructie van het vijverbassin en een van de reposoirs 14
J.C. Bierens de Haan, 2009.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
99
10
Geen geheime gang naar Het Loo; of wel?
10.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
In de jaren 70 werd in de tuin van de villa de Prinsesjeshof bij Het Loo het begin van een “geheime gang” aangetroffen. Nader onderzoek door de AWA kon dat niet bevestigen.
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Koningstraat 5 “De Prinsesjeshof” Coördinaten 193.360, 471.940 193.360, 471.980 193.400, 471.940 193.400, 471.980
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum onderzoek
28-9-2009 en 7-11-2009
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn Rapporteur Chris Nieuwenhuize
Vondsten
Niet van toepassing
10.2 Onderzoek 10.2.1 Aanleiding In 2008 werd de Archeologische Werkgroep via toenmalig gemeente archeoloog Maarten Wispelwey attent gemaakt op het verhaal dat vanuit de tuin van het huis ‘de Prinsesjeshof’ (Koningstraat 5) een geheime gang loopt naar Het Loo en dat deze enkele tientallen jaren geleden ook gedeeltelijk is opgegraven. Via Elly van de Velde, die zowel Mevrouw Querido - eigenaresse van de woning- als de AWA goed kent, werd contact gelegd met mevrouw Querido en de heer Mulder. Zij boden de mogelijkheid – met enige beperkingen – het verhaal te controleren.
10.2.2 Locatie De locatie is pal achter een vermoedelijk 19e eeuwse woning. Historisch gezien is de locatie ook al in de 18e eeuw in gebruik geweest.
Op 7-11-2009 werd daadwerkelijk onderzoek uitgevoerd in de tuin achter de Prinsesjeshof.
10.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren Bewoners van de Prinsesjeshof; 1. 1. C. Querido 2. J. Mulder Van de AWA: 3. Adriaan Arkesteijn 4. Ben Teule 5. Bert Toeter 6. Chris Nieuwenhuize. 7. Harry Schotman 8. Margriet Winter
Coördinaten 193.360, 471.940 193.360, 471.980 193.400, 471.940 193.400, 471.980
Overige betrokkenen; 9. Dick Westerveld (secretaris van de Vereniging Oud Apeldoorn) 10. Elly van de Velde (Had de contacten gelegd) 11. Janneke Zuyderwyk (gemeente archeoloog)
10.2.3 Periode van het onderzoek
10.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek
Op 28-9-2009 werd de woning bezocht, de herinneringen van mevrouw Querido opgeschreven en afspraken gemaakt voor nader onderzoek.
Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van het verhaal van de bewoonster dat ongeveer 25 jaar eerder, onder het terras pal achter de woning, de ingang van een gang was
100
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 60 Locatie van de Prinsesjeshof met pal ten oosten hotel de Keizerskroon. Aangegeven zijn de 3 boorraaien en het gevonden betonnen vloertje
opgegraven door een groep belangstellenden. Onder het terras kon deze keer echter niet gegraven worden. Om die reden werd wat verder van de woning af gezocht. Voor het onderzoek was dit wel een duidelijke beperking. Verder moest de tuin intact blijven zodat vooral met het prikijzer is gezocht.
10.3 Resultaten 10.3.1 Aanpak In het verlengde van de westelijke zijgevel werd een raai uitgezet. Op 5 meter vanaf de noordgevel tot ongeveer 17 meter daar vandaan werd met een prikpen om de 50 cm geprikt naar de mogelijke gang. Flinke stukken, en zeker waar wat werd raak geprikt, werden om de 10 cm geprikt. Een tweede raai werd 2.5 meter meer naar het oosten en een derde raai 3 meter meer naar het westen van de eerste raai uitgezet. Daardoor zijn de raaien onlogisch genummerd: Van west naar oost: 3,1,2. In de ruimte tussen de raaien werd gekeken of bij gevonden concentraties nog meer werd gevonden. Ook om te voorkomen dat een individuele veldkei tot een vals signaal leidde.
Afbeelding 61 Achterzijde van de Prinsesjeshof en uitgezette boorraaien
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
101
De prikpen was 120 centimeter lang. [2e prikpen 100 centimeter]. Op basis van de hoogtemetingen blijkt dat we daarmee op een diepte van ca. 140 tot 190 cm onder de oppervlakte van het terras hebben geprikt. [hoogtematen zie hierna] Het prikken ging, ondanks de redelijk dikke ijzeren pen, tamelijk makkelijk behalve helemaal achterin de tuin. De tuin is waarschijnlijk een keer tamelijk diep “gekeerd”. Op de plaatsen waar werd gegraven bleek sowieso dat de ondergrond verstoord was. Op het eind zijn pal achter het terras enkele korte raaien overdwars geprikt maar niet precies ingemeten. Ongelukkigerwijs werd daarbij de tuinwaterleiding geraakt. Gelukkig kon deze betrekkelijk eenvoudig afgesloten, opgegraven en gerepareerd worden. Onder het terras, pal achter de woning, dat flink hoger ligt dan de rest van de tuin, is niet gezocht. Dat was wel de plek waar de oude waarneming is gedaan.
10.3.2 Observaties Op een aantal plaatsen in raai 1 en 2 werd puin aangetroffen. Dat kon onder andere worden aangetoond door met een kleine guts te prikken waarbij baksteenpuin mee naar boven kwam. De derde raai leverde niets op. Aan het eind van raai 1 en halverwege raai 2 kon net naast het gazon, in de bloemenborders een klein gaatje gegraven
worden (30 bij 50 cm) zonder de tuin te beschadigen, om zo het aangetroffen puin te bekijken. Het putje aan het eind van raai 2 leverde een concentratie dakpannen op. (zowel rood als grijs, gegolfd, met nokken). Een vrijwel compleet exemplaar betreft een handgevormde Oud-Hollandse dakpan, rechtsdekkend (25 * 40 cm). Datering 17e tot begin 20e eeuw. De pan werd 50 cm onder maaiveld gevonden, wat betekent dat de diepte 127 cm. onder de hoogte van het terras ligt. Het putje halverwege raai 1 leverde baksteenpuin op. Geen hele bakstenen, daarnaast glas, sintels en andere tamelijk moderne vervuiling. De diepte van de vondsten was 80 cm onder maaiveld, wat betekent dat de diepte 128 cm. onder de hoogte van het terras ligt. Dat is vrijwel dezelfde diepte als de vondsten uit put 1. Het onderzoek verder in de tuin leverde op 16 meter ten noorden van de noordgevel van de woning een betonnen vloertje van 4 bij 3 meter op. Ongeveer 50 cm onder het maaiveld. Ook hier is een klein gaatje gegraven om te zien wat er onder de grond zat. De gemeten diepte was 141 cm onder het terras. Bert Toeter heeft de hoogtematen gewater-past. Als ijkpunt is de drempel van de schuur die tegen hotel Keijzerskroon is gebouwd, genomen.
Omschrijving
Gemeten hoogtemaat (m)
Diepte tov terras
1
Drempel Schuur
0,92
0,06
2
Terras
0,97
0,00
3
Put 1 (maaiveld)
1,45
-0,48
4
Put 2 (maaiveld
1,74
-0,77
5
Raai 1 punt 0 5 meter uit de achtergevel van de woning
1,19
-0,22
6
Raai 1 punt 1 (4 meter noord van punt 0)
1,44
-0,47
7
Raai 1 punt 2 (8 meter noord van punt 0)
1,64
-0,67
8
Raai 1 punt 3 (12 meter noord van punt 0)
1,73
-0,76
9
Raai 2 punt 0
1,10
-0,13
10
Raai 2 punt 1 (4 meter noord van punt 0)
1,34
0,37
11
Raai 2 punt 2 (12 meter noord van punt 0)
1,73
0,76
12
Springkussen in achterste deel tuin
2,08
1,11
13
Bovenkant betonplaat
2,38
1,41
102
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1.1.1 Opgravingskaart
en 80 cm onder maaiveld, wat door het grote hoogteverschil op 127 en 128 cm onder het terras ligt.
10.3.5 Interpretatie van de sporen De tuin is duidelijk over een groot oppervlak en tot op behoorlijke diepte verstoord. Er was geen duidelijke aanwijzing voor een gang vanaf het terras. Overigens kon deze ook niet eenduidig worden uitgesloten. Als er een gang is geweest, is deze weggebroken of heeft erg diep gelegen (t.o.v. het huidige terras dieper dan 1.50 meter).
10.3.6 Datering De enige relevante dateerbare vondst is een dakpan. Dit type is tot begin 20e eeuw gebakken.
10.3.7 Vondstenlijst Niet van toepassing.
Afbeelding 62 Tuin van de Prinsesjeshof met vijver (blauw), boorraaien (in
10.4
rood de plaatsen waar steen werd geraakt), het terras waaronder de
Niet van toepassing.
eerder gevonden resten zitten (oranje) en het gevonden beton vloertje
10.3.4 Profielen Er zijn geen duidelijke profielen vastgesteld. Wel is duidelijk dat de tuin tot een behoorlijke diepte verstoord is. De 2 gegraven putjes leverden vondsten op, op een diepte van 50
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
10.5
Historische achtergrond
10.5.1
Historisch kaartmateriaal
Afbeelding 63 Het Rapenblok getekend door Justin van Broekhuizen in 1708 voor het kapittel van St. Marie. Op deze uitsnede is Het Loo zichtbaar en de bebouwing ten oosten daarvan
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
103
Afbeelding 64 Kadastrale kaart uit 1832 met daarop de omgeving van de Prinsesjeshof (3e pand van links, naast de school)
De locatie van de Prinsesjeshof is minimaal vanaf het begin van de 18e eeuw in gebruik. Bebouwing wordt weergegeven op kaarten uit 1708, 1750, 1832 en later.
10.5.1
Archief en literatuur verwijzingen
Otten vermeldt “de prinses” in zijn boek en schrijft “De prinses (Het Loo) Uit een acte van 1811 blijkt dat De prinses toen een geamoveerde (=gesloopte) bouwplaats was. In 1790 werd de boerderij beschreven als een ‘huis, schuur en verder getimmer met den Hof daarbij, staande en gelegen op de grond van zijne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nassau etc. etc. etc. op ’t Loo, van ouds De prinses of Het Posthuis genaamd’(PL1790). Een protocol van 1759 noemt ook ’t Posthuijs of de Princes op ’t Loo’. In het archiefmateriaal van voor 1759 en na 1811 werd alleen de naam Het Posthuis aangetroffen” 15. De verwijzing PL1790 betreft Protocollen van de Hooge en Vrije Heerlijkheid Het Loo 1749-1793. Oud archief Apeldoorn 44-48.
10.5.2 Historische afbeeldingen en foto’s In de beeldbank van het in het Apeldoorns archief zijn enkele foto’s van Koningstraat 5: GA-019305 en GA-005728.
10.5.3 Eerdere onderzoeken 10.5.3.1 Herinneringen van Mevrouw Querido. Zij vertelde dat ze in 1974 is komen wonen in het huis. Van de vorige bewoners vernam zij al dat er een geheime gang moest zijn vanuit de tuin. Het verhaal was aanleiding om enkele jaren later (ca. 1976) een onderzoek te laten doen. Betrokken waren toen in elk geval Huub Ummels en dhr. Elzinga van Het Loo. Er waren echter heel wat mensen bij betrokken uit het hele land. 15
Otten, 2003. Blz. 154.
104
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Op het terras onmiddellijk achter de woning werd een gat gegraven. Gevonden werd een waarschijnlijk half rond stuk metselwerk, waarop een gang aansloot. Mevrouw had geen foto’s of rapporten, maar in de herinnering was de vloer van de gang zeker manshoog onder het maaiveld, was het plafond niet heel diep onder het maaiveld, en was de gang iets van 1 meter breed. Ze had geen duidelijk beeld over het gewelf. De gang was niet heel hoog. De gang liep richting de toen ook al bestaande vijver en daardoor in noordwestelijke richting, niet evenwijdig aan de woning. De gang is 2 a 3 meter ver uitgegraven. Verder leek ze te zijn ingestort (ter plaatse van de vijver ?). De gravers durfden ook niet goed op dezelfde manier verder te werken, bang voor instorting. Vanwege de overlast die de activiteiten voor de therapie – die mevrouw Querido in de woning gaf – gaven, is het graven verder afgeblazen tot teleurstelling van de gravers. Bij het ontgraven werden ook pijpenkoppen en aardewerk gevonden. Een deel daarvan is met de gravers meegegaan, een deel is bewaard door mevrouw Querido, maar momenteel onvindbaar. Volgens een van de gravers was er ook een kloostermop gevonden. Over het baksteenformaat van het metselwerk was niets bekend.
10.5.3.2 Geschiedenis van het huis voor zover bekend bij mevrouw Querido Mede naar aanleiding van de opgraving is door Huub Ummels en dhr Elzinga onderzoek naar de woning gedaan. Het huis is volgens de informatie van mevrouw Querido uit 1806 en gebouwd door Lodewijk Napoleon. Zij heeft begrepen dat ter
plekke hofdames en prinsessen logeerden waaronder Charlotte de Bourbon die in het huis overleden zou zijn.
10.6 Bijlage
Na die periode is het huis gebruikt voor de school van Wegerif en daarna als woning voor de dominees op Het Loo. Van een neef van de laatste dominee heeft mevrouw Querido het huis gekocht. Opvallend is dat zich tot 3 maal toe dames meldden die beweerden in het huis geboren te zijn en dat er vanuit de kelder een gang liep naar Het Loo.
De documentatie van het onderzoek is digitaal en bestaat uit 2 dagrapporten (totaal 4 versies) 1. Een geïntegreerd verhaal, met ook zo veel mogelijk historische informatie en kaarten 2. Een boringenkaartje, dat ook onderdeel uitmaakt van de dagrapporten (totaal 4 versies) 3. Een serie van 21 digitale foto’s 4. Een verzameling kaarten van het gebied (13 stuks)
Dhr. Mulder wees er nog op dat het huis tot in de oorlog een uitbouw aan de voorkant had die in de oorlog is “opgestookt”. [Zichtbaar op foto in Coda beeldbank GA-005728]
De digitale informatie is in beheer bij de AWA bij C. Nieuwenhuize.
10.5.3.3 Herinnering Huub Ummels Huub Ummels is gevraagd naar zijn eerdere ervaringen en of daarvan nog vondsten, rapporten of foto’s beschikbaar waren. Dit leverde geen extra informatie op. Wel bevestigde hij het onderzoek. Het kan overigens wel wat later zijn geweest dan midden jaren 70.
10.5.4 Synthese / conclusies De resultaten van het in 1974 uitgevoerde onderzoek konden niet worden bevestigd. Wel blijkt dat de tuin in het verleden flink op de schop is geweest. Het is denkbaar dat er op behoorlijke diepte een constructie in de grond heeft gezeten, maar het is niet waarschijnlijk dat er nu nog sprake is van een intacte gang. Ook kon niet vastgesteld worden of de oude waarnemingen werkelijk tot een gang hoorden of wellicht een kelder betroffen.
10.6.1 Opgravingsdocumentatie
Een deel van de documentatie (dagrapporten, kaarten en geïntegreerde rapportage) is ook op papier beschikbaar in het archief van de AWA in het ACEC gebouw.
10.6.2 Vondsten De enige vondst (een dakpan) is weggegooid. Wat rest is slechts de foto.
10.6.3 Publicatie van het onderzoek Het onderzoek is vermeld in de Hunnepers van 2009.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
105
11 Welgelegen 11.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Het woonhuis van admiraal van Kinsbergen, een van de bekendste Apeldoorners, werd gebouwd eind 18e eeuw, afgebroken begin 20e eeuw en opgegraven begin 21e eeuw. De vondsten toonden zowel luxe aardewerk uit de begintijd van het huis als horeca afval uit de laatste periode.
Code
AWE
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Welgelegen Coördinaten 193.840, 469.880 193.910, 469.880 193.840, 469.940 193.910, 469.940
Uitvoerder
Gemeente Apeldoorn in samenwerking met de Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage door Janneke Zuyderwyk en Chis Nieuwenhuize
Datum onderzoek
7-2-2008 tot 12-2-2008
Documentatie
Dit rapport is gebaseerd op de documentatie in beheer bij de Archeologische Werkgroep Apeldoorn. Er is vermoedelijk meer documentatie bij de gemeente Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
11.2 Onderzoek 11.2.1 Aanleiding In 2004 werd aan de Deventerstraat, vlak bij de brug over het kanaal het gebouw van woningbouwvereniging “De Woonmensen” gebouwd. In de diepe bouwput waren de sporen van de vijver te zien die vroeger voor de villa Welgelegen had gelegen. Dat was aanleiding voor de AWA om vanaf dat moment de activiteiten op het daarachter gelegen terrein in de gaten te houden en er bij de gemeente archeoloog Maarten Wispelwey op aan te dringen om deze niet ongemerkt te laten verdwijnen. Het duurde tot begin 2008 voordat de ontwikkeling van de kanaaloevers ter hand werd genomen en de bestaande bedrijven werden vervangen door appartementen. Met name automobielbedrijf Van Dusseldorf bleef lang zitten. Op dat moment was er 1 week beschikbaar (uiteindelijk 3 werkdagen en een weekend)) voor onderzoek door de gemeentelijke archeologische dienst samen met de AWA.
11.2.2 Locatie De opgegraven locatie bevindt zich op Coördinaten 193.840, 469.880 193.910, 469.880 193.840, 469.940 193.910, 469.940 Nauwkeuriger metingen door de gemeente zijn niet beschikbaar en dus niet mee genomen.
106
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
11.2.3
Periode van het onderzoek
Het onderzoek vond plaats op donderdag 7, vrijdag 8 en maandag 11 februari 2008. Op zaterdag werd een open dag gehouden en beperkt wat onderzoek gedaan. Op dinsdag 12 februari werden nog enkele maten genomen. Diezelfde week werd begonnen met de aanleg van de parkeergarage waarbij alle resten zijn verdwenen.
11.2.4
Betrokkenen bij het onderzoek
Het onderzoek werd uitgevoerd door Van de gemeente 1. Ben Visch (kraanmachinist van de firma Lokhorst) 2. Janneke Zuyderwyk (gemeente archeoloog) 3. Maarten Wispelwey (gemeente archeoloog) Van de AWA werkten mee 4. Adriaan Arkesteijn 5. Annemarie Brinkhorst (Deventer) 6. Ben Teule 7. Bert Toeter 8. Chris Nieuwenhuize 9. Harry Schotman 10. Huib de Kruijf (Deventer) 11. Hans van Doorn (Deventer) 12. Margriet Winter
11.2.5
Omstandigheden rondom het onderzoek
Voor het onderzoek was oorspronkelijk 1 week ingepast tussen het afbreken van de bestaande bebouwing en de start
Afbeelding 65 Kadastrale kaart uit 2010 met in blauw het onderzochte terrein. Links het kanaal, boven de Deventerstraat met daaraan het gebouw van de Woonmensen.
van de nieuwbouw. Omdat de sloop wat tegenviel bleven daarvan feitelijk maar 3 dagen over plus het tussenliggende weekend.
11.3 Resultaten 11.3.1 Aanpak Aan de hand van de kadastrale kaart uit 1832 was redelijk nauwkeurig bekend waar de villa moest hebben gestaan. Met de kraan werd begonnen op de plaats van de veronderstelde de zuidwesthoek van het gebouw. Na het aantreffen van de eerste resten werd uiteindelijk een put uitgegraven in 1 vlak
met daarin de complete plattegrond (of wat daarvan over was) van het gebouw. Het te onderzoeken terrein werd wat beperkt doordat minimaal 10 meter afstand tot de plek van de damwand moest worden gehouden (aan de oostzijde). Aan de zuidwest kant waren enkele olietanks aanwezig met vervuilde grond daar omheen. Ook daar kon niet worden gegraven. Voor de plattegrond van het huis zelf gaf dat uiteindelijk geen beperking. Wel voor eventuele bijgebouwen en afvalkuilen achter het huis.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
107
11.3.2 Observaties 11.3.2.1
Middenmuur, waterput en waterbergingen
Op basis van de projectie van de kadastrale minuut uit 1832 op de moderne luchtfoto werd het onderzoek gestart op 7-2 op de plek waar de zuidwest kant werd vermoed. Na enige tijd werden ter plekke enkele banen met kalkmortel gevonden. Iets verder naar het noorden werd vervolgens een flinke muur aangetroffen. Deze werd verder naar het oosten gevolgd over 15 meter. Aan het eind werden een waterput en 2 waterbergingen gevonden: een ronde en een vierkante. Naar het noorden werd vervolgens een dwarsmuur aangetoond. Op basis daarvan werd verondersteld dat de eerste gevonden muur de achtermuur was. Achteraf (zie hieronder) bleek deze conclusie onjuist: De muur deelde het gebouw over de lengte in twee delen. De waterput werd 1,5 meter leeggeschept maar bleek gevuld met kalkmorel en puin. De putwand was gemetseld van radiaalstenen en 1 steen dik. De ronde waterberging (Vondstnr 1) bleek naast puin een flinke hoeveelheid afval te bevatten. Het ging vooral om glas en wat aardewerk. Opvallende vondsten waren enkele tientallen bekerglazen, een compleet kogelflesje en ook enkele fragmenten daarvan, twee melkkannetjes, een vis(?) schaal, wijnglazen etc. De bodem bestond uit beton. Beeld is van ca. 1900. Met de metaaldetector werd onder andere nog een vork gevonden. In de vierkante waterberging (Vondstnr 2) werd weinig gevonden. Opvallend waren 7 mesopleggers. De opbouw was opvallend: Hij bestond uit recht opstaande stenen, 3 naast elkaar. De constructie was nog al fragiel en bij het schoonmaken sneuvelden enkele stukjes. De vloer bestond uit groene en oranje-bruine geglazuurde plavuizen van 17 bij 17 cm. Daarop zaten stukken leem. Mogelijk expres om hem waterdicht te maken. Vlak boven de “grote” muur lag een stuk oude bestrating. Deze overlapte echter de fundamenten dus lijkt van na de sloop. Er onder vandaan kwam bovendien een groene emaillen pan te voorschijn. Ook dat geeft aan dat de bestrating niet bij het gebouw heeft gehoord. De middag werd gebruikt om als tegenhanger van de grote muur “de voorgevel” te vinden. Er werden enkele sleuven getrokken haaks op de muur, maar op de cruciale plek was het terrein te ver verstoord. Van de voorgevel werd niets gevonden. In het vlak is een pikzwarte laag opvallend. Deze is van voor de bouw omdat de verschillende muren deze laag duidelijk verstoren. Her en der zijn de muren zelfs alleen nog herkenbaar als een gele verstoring in deze laag. Ten zuiden van de muur waren op ca 50 cm van de muur enkele (minstens 3) (paal?)kuilen van ca 40*50cm zichtbaar in deze laag. Deze zijn niet gecoupeerd en vergraven bij het later verdiepen.
108
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
11.3.2.2 Achtergevel, oostelijke zijgevel en waterberging Na wat zoeken naar de westvleugel zonder resultaat bleek op 8-2 aan de zuidzijde meer te vinden dan gedacht. De donderdag gevonden muur bleek niet de achtergevel, maar de middenmuur. Haaks daarop werden aan de westkant twee binnenmuren gevonden, waarvan de westelijke incompleet. Van de achtergevel was nog maar één muurbrok zichtbaar. Wel was de insteek van de muur grotendeels te volgen. Deze achtergevel was opvallend minder diep gefundeerd dat de andere muren. In de oostelijke zijgevel (zuid van middenmuur) bleek hier en daar nog één steenlaag bewaard. Het hele terrein tussen achtergevel en middenmuur is opgegraven, maar dit leverde geen sporen op. Aan de uiterste zuidoostzijde werd opnieuw een ronde waterberging gevonden die tegen de buitenkant van de zijmuur lag. (De eerder gevonden ronde en vierkante waterbergingen lagen buiten de andere zijmuur. De ronde waterput lag inpandig) Deze vierde put (vondstnummer 4) werd leeg gemaakt en bevatte afval dat wat ouder leek dan dat uit de eerder aangetroffen waterbergingen. Opvallend waren enkele scherven met goudverf. De waterberging lijkt een scheef opgemetselde rand te hebben gehad. (Wellicht een koepel?). De berging was duidelijk in een vierkante insteek gemaakt op een vloer van rode bakstenen was het ietwat ovale bovenwerk gemetseld. De muur was 1,5 steen dik. Een erg robuuste uitvoering. Alle metselwerk werd schoon geborsteld en gefotografeerd. De duidelijk zichtbare vierkante insteek van de laatst gevonden waterberging (net buiten de uiterste zuidoost hoek van het gebouw) werd gedeeltelijk leeggetroffeld omdat daar bij het bloot leggen materiaal was gevonden. In deze insteek werd nog een zak vol vondst materiaal geborgen (vondstnummer 3). Dit materiaal lijkt het oudste ensemble van de opgraving te bevatten. Opvallend waren ook enkele grote botten (rund/paard). De insteek was dichtgegooid met leem. Waarschijnlijk om de waterberging waterdicht te maken (aan de buitenkant dus).
11.3.2.3 Verschillende funderingsdieptes Met het waterpas werden de hoogtes van de verschillende muurresten ingemeten, evenals op een aantal plaatsen de onderkant van de fundering, het vloerniveau van de 3 waterbergingen en de stand van het grondwater in de waterput. Als 0-punt werd de onderdrempel van een tot aan de vloer reikend raam van het gebouw van de Woonmensen gebruikt. Dat komt dus ongeveer overeen met het huidige maaiveld. Vastgesteld dat het oostelijk deel van de middenmuur (P12) inderdaad veel minder diep gefundeerd is als het westelijk deel. Het sluit qua onderste steen aan op de westelijke zijmuur, het noordelijke deel. Opvallend is zelfs dat die 2 stenen dieper ligt dan “de drempel”. De dieptes van de fundering van de Middenmuur t.o.v. de noordelijke oost gevel bekeken. Aan de oostzijde blijkt de middenmuur inderdaad veel minder diep gefundeerd dan aan
Afbeelding 66 Tegelafdrukken in serre en fragment van een tegel
de westzijde. De fundering sluit aan de onderkant aan op de oostelijke zijmuur. Een deel is zelfs 2 stenen minder diep gefundeerd dan die zijmuur (verspringt over een afstand van enkele meters, 2 keer met 1 steen)
11.3.2.4 Westelijke zijgevel Gezocht is naar het verlengde van de middenmuur in de westvleugel. Daarvan werd slechts een klein geïsoleerd fragment gevonden. Gek genoeg stond dit stuk van ca 50 cm nog diverse stenen hoog overeind terwijl eromheen de muur geheel verdwenen was. Verder westelijk is in het verlengde hiervan niets meer gevonden. Ook van de zijgevel is geen spoor aangetroffen. De grond was tot diep in de natuurlijke bodem geroerd wat werd geïllustreerd door sporen van de tanden van een graafmachinebak in de natuurlijke ondergrond. Ook is opnieuw gezocht naar de voorgevel (naar verwachting op 9 m afstand van de middenmuur) door diverse sleuven haaks op de middenmuur. In twee westelijke sleuven is op die afstand alleen een smalle baan met puin aangetroffen die het restant van de muur kan zijn. Meer in het midden van het huis was deze baan ook aanwezig, maar een stuk breder en bevatte geen puin dat van het huis geweest kan zijn.
11.3.2.5 Serre Vervolgens is gezocht naar de serre die volgens de 1832 kaart te verwachten was tussen de twee al aangetroffen binnenmuren die naar het zuiden haaks op de middenmuur staan. Tussen deze muren werd meer van de puinlaag met daaronder aangebracht geel zand aangetroffen (dezelfde laag als de als eerste aangetroffen sporen van mortel op
donderdagochtend). Dit bleek de vleilaag onder een tegelvloer die in de salon en serre heeft gelegen. Op één plek waren in het gele zand zelfs afdrukken van tegels te onderscheiden. De mortel lag hier nu verbrokkeld bovenop. Het is onduidelijk of die mortel nog tussen zand en tegels heeft gezeten (zou die afdruk er dan zo uitzien?). Een halve rode tegel werd tussen het mortel gevonden. Mogelijk bestond de vloer uit deze rode tegels maar zeker is dat niet. Van de serre is het fundament aangetroffen. Deze liep ‘rond’ met behulp van 4 knikken ten opzichte van de zijmuren. De muur was aan de westkant redelijk goed bewaard, aan de oostkant gaven alleen een puinbaan en de insteek aan waar de muur gelopen heeft. Uit de puinlaag boven/in de serre en salon werden enkele stukjes vensterglas, een stuk wit marmer en een mogelijke haak voor het openzetten van de serredeuren gevonden.
11.3.2.6 Metingen Alle nieuwe muurresten zijn gefotografeerd en opgemeten door een landmeter van de gemeente m.b.v. GPS, net als alle hoogste en diepste punten van de funderingen. Ook het niveau van de tegelvloer is ingemeten. Van alle muren is het aantal steenlagen genoteerd. Halverwege de noord-oostelijke zijmuur waarvan voor het grootste deel maar 1 steenlaag van bewaard is zat een stuk dat ineens nog twee steenlagen dieper gefundeerd was. Duidelijk was rond dit stuk een insteek gevuld met geel zand te zien.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
109
Punt nr P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P9 P10 P11 P12 P13 P14 P15 P16 P17 P18 P19 P20 P21 P22
Omschrijving locatie Oost gevel, noordelijke deel Oost gevel, noordelijke deel Ronde waterberging Ronde waterberging bodem Vierkante waterberging Vierkante waterberging bodem Waterput Grondwaterstand in waterput Oostgevel, zuidelijk deel Ronde waterberging zuid oost Ronde waterberging zuid oost bodem Middenmuur (poer), mogelijk dwars op middenmuur Tussenmuur in zuidelijke deel Zuidmuur Middenmuur, poer Middenmuur, gladde drempel Middenmuur, westzijde Middenmuur, los brok, westzijde Westgevel Moderne bestrating boven muurresten Oostgevel, ter hoogte middenmuur Vast punt, onderdrempel gebouw Woonmensen
Gemeten Maten (cm) maten t.o.v. huidig maaiveld (cm) Bovenkant Onderkant Bovenkant Onderkant metselwerk metselwerk metselwerk metselwerk -139,9 -157,5 -69,9 -87,5 -158,5 -162,5 -88,5 -92,5 -108 -38 -156,3 -86,3 -114,5 -44,5 -168,2 -98,2 -111,5 -41,5 -242 -172 -147 -152 -77 -82 -149 -79 -216
-165 -107,5 -130,5 -146,5 -146 -197 -169
-158,5
De opgravingskaart is gemaakt (door Harry Schotman) Van de 8 hoekige uitbouw is een apart plattegrondje gemaakt op 12-2 door Chris Nieuwenhuize, wat later is toegevoegd. Enkele observaties van de laatste dag van de westelijke vleugel ontbreken omdat de AWA die dag weer regulier aan het werk moest.
11.3.4 Profielen Er zijn geen profielen getekend.
Interpretatie van de sporen`
Van het gebouw is de achterste helft grotendeels teruggevonden hoewel veel muurwerk tot de laatste of een na laatste steen is gesloopt. Van de voorste helft is weinig teruggevonden. Alleen de oostelijke gevel lijkt vrijwel volledig aanwezig, zij het maar een steen diep. De midden gevel bevat op 1 plaats tot een kleine 20 lagen steen. Die is dieper gefundeerd en hoger bewaard. De middenmuur reikt (aan de westzijde t.o.v. het huidige maaiveld (gebouw van de Woonmensen) tot ca. 137 cm diep. Aan de oostzijde is dat een halve meter minder, variërend
110
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
-155 -194 -153 -207 -206,5 -206,5 -192
-104
11.3.3 Opgravingskaart
11.3.5
-146
-95 -37,5 -60,5 -76,5 -76 -127 -99
-85 -124 -83 -137 -136,5 -136,5 -122
-34 -163
-70
-88,5
-93
0
tussen 77 en 89 cm onder het maaiveld en aansluitend op de oostelijke gevel. De westelijke gevel en de parallel daaraan lopende muur reiken tot 124 cm. diep. De gezochte kelder –zoals vermeld door Ignaat Simons- moet wel haast een souterrain zijn geweest en zal gegeven de funderingsdiepte aan de westkant hebben gelegen. Mogelijk dat het gevonden gladde, schone metselwerk in de middenmuur inderdaad een drempel is geweest (-76,5 cm) Het huidige grondwater werd in de inpandige waterput geraakt op 172 onder maaiveld. Van de bewoners is niet zo veel bewaard. Er zijn 4 vondstcomplexen: Uit elk van de 3 waterbergingen werden vondsten geborgen, hoewel erg weinig uit de vierkante. Het 4e vondstcomplex komt uit de insteek van een van de waterbergingen. Verder werden wat losse voorwerpen als tegels en aardewerk verzameld.
11.3.6 Datering De vondsten sluiten uitstekend aan bij de historische feiten. Historisch is de villa gebouwd 1783 en afgebroken tussen 1915.
Afbeelding 67 Opgravingsplattegrond van Welgelegen
De vondstcomplexen zijn te dateren aan de hand van het aardewerk tussen 1820 en 1830 en tussen 1890 en 1910. Datering put 1: fabrieksmerk Maastricht 1900-1957, kogelfles 1872-1920
insteek van een van deze waterberging en stort, voor een belangrijk deel bestaand uit bouwfragmenten. Twee waterberging bevatten vooral “Horeca afval” uit de laatste periode van het huis. Vooral put 1 bevatte ruim 7 kg afval, voor 2/3 bestaand uit glas (minimaal 32 limonade glazen, kogelflesjes etc.), de rest bestond grotendeels uit industrieel wit aardewerk (koffiekopjes, schotels etc.) Put 2 komt uit dezelfde periode, maar was vrijwel leeg op 7 messenleggers, een mes en een vork na. Datering eind 19e, begin 20e eeuw. De waterbak aan de uiterste zuid oost hoek van het huis bevatte aardewerk uit het begin van de 19e eeuw. Wel al veel industrieel wit, maar het enige fabrieksstempel is een Engels blindstempel uit de periode 1820/1846 van de fabriek “Dixon Austin & Co” bij Sunderland. Er zijn geen Maastrichtse stempels gevonden. Ook opvallend zijn vier porseleinen schotels en even zoveel kopjes. Enkele van de schotels zijn boven glazuur beschilderd. (Door schade en schande ontdekt doordat de beschildering losliet bij het plakken)
Afbeelding 68 Noordelijk deel van de oostgevel met twee waterbergingen
11.3.7 Vondstenlijst
De insteek van dezelfde waterberging leverde geen scherp dateerbare vondsten op, maar hetzelfde beeld als de waterberging zelf.
De vondsten beslaan 5 groepen: 3 vondstcomplexen afkomstig uit even zoveel waterberging, een vondstcomplex uit de
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
111
Vondstenlijst Project
Welgelegen
Code
AWE
Datum
7 en 12 februari 2008
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Welgelegen
Put
Vlak
Baksel
Datering Onderdeel
Aantal
Gewicht
Totaal Perc.
Totaal
Details
Bijzondere vondsten
1
1
Rand
Wand
25
44
Bodem
119
65%
4700
67%
Limonade glazen (32 exempl), wijnglazen (4 exempl) vensterglas, kogelflessen (3 exemp), wijnflessen (5 exempl), suikerpotten (3 exempl)
AWE-1-6, AWE-1-7, AWE-1-9, AWE-1-10
IW
38
38
21%
1800
26%
Melkkannetjes (2 exemp), kopjes (10 exemp), schotels (6 exemp), schalen, Kop en schotel “Van houten’
AWE-1-1, AWE-1-2, AWE-1-3, AWE-1-4, AWE-1-5, AWE-1-11, AWE-1-12, AWE-1-100
Overig
24
24
13%
500
7%
Diverse ijzeren voorwerpen, bot (9)
3
3
2%
25
0%
Pijpenkop met Mercurius en Neptunus
AWE-1-8
78
184
100%
7025
100%
3
7%
8
11
27%
7 messenopleggers
AWE-2-1/7
13
32%
11
27%
Mes, vork, duit, spijkers (8)
AWE-2-9, AWE-2-10, AWE-2-11
Subtotaal 1
20a
37
25
44
FA
3
GL
3
IW
13
37
Overig R
11
1
1
2%
2
5%
19
41
100%
EP
2
2
3%
FE
4
4
7%
FA
2
2
3%
2
3%
S3 Subtotaal 3
1
G
2 1
1
21
1
GL
9
9
15%
IW
6
6
10%
Rand
112
Perc.
13
GL
WPijp
2
Overig
Wand
Bodem
Overig
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Totaal Perc.
Bloempot
AWE-3-5
Totaal
Perc.
Voorraadpot
AWE-3-8
Borden
AWE-3-6
Vondstenlijst Project
Welgelegen
Code
AWE
Datum
7 en 12 februari 2008
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Welgelegen
Put
Vlak
Baksel
Datering Onderdeel
Aantal
Gewicht
Details
Bijzondere vondsten
Overig
19
R
5
5
2
S3
1
Tegel
AWE-3-1
Kopjes (4 exempl), schotels (4 exempl)
AWE-4-3, AWE-4-6, AWE-4-10, AWE-4-16, AWE-4-18, AWE-4-23
46
61
100%
44
44
16%
55
102
37%
3700
Borrelglas, Whiskyglas, slingerglazen, flessen (minstens 9 exempl), wijnfles
AWE-4-1, AWE-4-2, AWE-4-4, AWE-4-14, AWE-4-20, AWE-4-21, AWE-4-22
100
100
36%
750
Pispot, schaal, borden
AWE-4-5, AWE-4-7, AWE-4-9
16
16
6%
Oesters (13), luizenkam(2), metalen voetje
AWE-4-8
6
2%
Schaal (1 exempl)
1
0%
Pijpenkop
AWE-4-12
5
2%
Test
AWE-4-13
216
274
100%
FE
3
3
14%
spijkers
GL
3
3
14%
Fles (1 exemp)
6
29%
Bodem kopje Petrus Regout
EP
R
6
6
3
19a/b
8
9
30
19a/b
4
2
WPijp
1
W
2
2
1
Subtotaal
14
13
31
IW Rand
4
2
Wand
Bodem
PB R S2
AWE-3-7, AWE-3-9
7%
Overig
0
Bloempot, Komfoor
2%
IW
Stort
20%
Bot (17), oesters(2)
4
GL
0
12
200
1
Subtotaal 1
31%
4
W
4
19
Overig
1 5
1 1
Totaal Perc.
1
5%
6
29%
1
5%
Totaal
Perc.
Loodje Kruik
AWE-0-1
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
113
Vondstenlijst Project
Welgelegen
Code
AWE
Datum
7 en 12 februari 2008
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Welgelegen
Put
Vlak
Baksel
Datering Onderdeel
Aantal
Gewicht
Details
Bijzondere vondsten
W
1
1
5%
9
21
100%
Stenen bak
1
1
3%
Bak-
8
8
21%
Tegel
5
5
13%
Tegel
1
1
3%
Tegel
8
8
21%
Rode plavuis
Tegel
4
4
11%
Witte wand tegel met geel/zwart/groene accenten
Tegel
8
8
21%
Witte wandtegel
Tegel
3
3
8%
Tegel met blauwe tulpenvaas
38
38
100%
46
46
7%
Subtotaal 0
1
9
3
Subtotaal Totaal
EP FE FA G
3
7
1%
5
1%
Polychrome tegel
1
1
2
0%
56
67
88
244
39%
17
2
144
163
26%
2550
22%
Overig
70
70
11%
500
4%
Overig:
38
38
6%
IW
Rand
Wand
Bodem
PB R
1 10
12
3
S2 S3 W
Overig
2
2
1
2
1
Totaal Perc.
1
0%
25
4%
1
1
0%
3
0%
5
10
2%
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
AWE-0-2
Grote groene plavuis
33
GL
114
7 2
Tegel met tulpenvaas
73%
Totaal
Perc.
AWE-0-2
Vondstenlijst Project
Welgelegen
Code
AWE
Datum
7 en 12 februari 2008
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Welgelegen
Put
Vlak
Baksel
Datering Onderdeel
Aantal
Gewicht
Details
Bijzondere vondsten
Wpijp Totaal
46
93
74
4
4
1%
406
619
100%
11.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Het glaswerk is door Janneke Zuyderwyk voorgelegd aan dhr. Henkes, lid van AWN 18 en specialist op het gebied van glaswerk. De datering kon niet heel scherp worden gemaakt (wat wel was gehoopt)
11.5
Historische achtergrond
Er is uitgebreid historisch onderzoek gedaan naar Welgelegen door Ignaat Simons, waarvan ook een boekje is verschenen.16 De belangrijkste feiten op een rij: Welgelegen werd gebouwd door Schout Jan Nuijs in 1783. Na zijn overlijden in 1786 verkocht zijn weduwe het landgoed aan Jan Hermans van Kinsbergen. In 1799 kwam diens broer admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen op het landgoed om er 20 jaar tot 1819 te wonen. Vanaf 1813 woonden de 3 freules Schimmelpenninck bij Van Kinsbergen op het landgoed. De jongste freule Cornelia Constantia (Keetje) overleed in 1818 (56 jaar), een jaar voor de admiraal. De twee andere freules erfden het landgoed na zijn dood. In 1828 overleed de oudste freule Henrietta Frederica (Jetje) op 73 jarige leeftijd. Freule Assuera Johanna (Sweertje) woonde in haar eentje op het landgoed tot ze in 1840 (83 jaar) overleed. Het landgoed liet ze na aan haar neef baron Hendrik Jan van Schimmelpenninck van der Oije. In haar testament liet ze opnemen dat het landgoed minstens 20 jaar intact moest blijven. Aan deze wens werd gehoor gegeven: Tot 1862 bleef het landgoed bij elkaar. Tot die tijd woonde er ook niemand permanent in het huis. In 1862 en 1863 werd het zuidelijke deel van het kanaal aangelegd (door het westelijke deel van het landgoed, om het huis heen). Het landgoed zelf werd in percelen verkocht. Tussen 1863 en 1897 werd het huis gebruikt als kostschool voor gegoede jongedames in de leeftijd vanaf een jaar of 15.
16
Zie Ignaat Simons, Een testament van Welgelegen, een landgoed in Apeldoorn
100%
Tussen 1897 en 1912 was het familiepension met 23 kamers. In 1915 werd het landgoed door de gemeente voor uitbreiding van industrieterrein aangekocht en gesloopt.
11.6
Historisch kaartmateriaal
Uit de periode tussen eind 18e en begin 20e eeuw is een keur aan heel kleurrijk kaart materiaal voorhanden. Welgelegen is zichtbaar op de kadastrale kaarten, de eerste topografische kaarten, ook die van De Man uit begin 19e eeuw en verschillende kaarten van de omgeving van het kanaal.
Afbeelding 69 Kaart van Lijsten uit 1865 met daarop Welgelegen. De plattegrond komt goed overeen met de opgegraven fundering.
11.7
Archief en literatuur verwijzingen
11.7.1
Historische afbeeldingen en foto’s
De oudste bekende afbeelding van Welgelegen dateert uit 1864 toen het gebouw net in gebouw was genomen als internaat. Uit de pensionperiode (1895/1912) dateren vel ansichtkaarten.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
115
Afbeelding 70 Topografische kaart uit 1898. De bocht in het kanaal dat grotendeels om het landgoed heen loopt, en het huis met vijver zijn opvallende elementen op de kaart van Apeldoorn
11.7.2
Eerdere onderzoeken
Niet van toepassing. Wel wordt gewezen op de niet gebruikte gegevens die er bij de gemeentelijke archeologische dienst van Apeldoorn zijn.
11.8
Synthese / conclusies
De vondsten passen uitstekend in de historische gegevens omtrent de villa Welgelegen. De funderingen lagen slechts enkele meters van de plaats waar ze op basis van de oudste kadastrale kaarten werden verwacht. Ook de mobiele vondsten sloten goed aan op wat van het gebouw bekend was. Het tamelijk luxe gebruiksaardewerk en glas uit de eerste helft van de 19e eeuw, en het typische horeca afval uit eind van de 19e en begin van de 20e eeuw.
Afbeelding 71 Afbeelding van Welgelegen in 1864. Het huis is in gebruik genomen als meisjesinternaat, maar nog zonder de extra verdieping die later zou worden toegevoegd.
116
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De oudste vondsten dateerden waarschijnlijk uit de tijd van de freules, niet zo zeer uit die van Van Kinsbergen. De enige afwijking op de van te voren veronderstelde vondsten was het ontbreken van de verwachte kelder. Die kan nooit veel meer dan een souterrain zijn geweest. De grondwaterstand biedt overigens ook niet veel ruimte voor een kelder.
11.9 Bijlage 11.9.1 Opgravingsdocumentatie Alle gegevens uit deze rapportage zijn overgenomen uit de beschikbare archiefstukken van de AWA. Zij beslaan • Een dagrapport over de opgravingscampagne (in verschillende versies)
Afbeelding 72 Afbeelding van Welgelegen rond 1900
Afbeelding 73 Welgelegen tussen 1905 en 1912
• • • •
Een opgravingsplattegrond. Ongeveer 230 foto’s van de opgraving Ongeveer 115 foto’s van de vondsten van de opgraving Een digitale versie van het boek van Ignaat Simons
•
Een scala aan foto’s van kaarten, ansichtkaarten, afbeeldingen van Van Kinsbergen en andere archiefstukken. De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Daarnaast is de documentatie grotendeels op papier in het archief van de AWA in het ACEC gebouw. Alle documentatie is oorspronkelijk digitaal gemaakt, behalve de vlaktekening van de opgraving gemaakt door Harry Schotman.
11.9.2 Vondsten De vondsten zijn opgeslagen in het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw en beslaan 4 kratten waarvan 1 met bouwfragmenten.
11.9.3
Publicatie van het onderzoek
Het onderzoek is gepubliceerd in 1. Hunnepers December 2008. Jaarverslag van AWN-18 2. Westerheem Augustus 2009. Periodiek van de AWN. 3. Stentor Apeldoornse Courant. 8-2-2008, 9-2-2008 Afbeelding 74 Schilderij van Welgelegen door Hugo Polderman. Waarschijnlijk op basis van bovenstaande foto
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
117
12 Stinkmolen 12.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de reconstructie van de Grift werden de resten van de Stinkmolen teruggevonden. Vanwege de aanwezige kopervervuiling kon de AWA nauwelijks onderzoek doen. In deze rapportage de beperkte resultaten.
Code
STM
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Stinkmolen (Vlijtseweg) Coördinaten 195.035, 471.930 195.035, 471.960 195.050, 471.930 195.050, 471.960
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum onderzoek
24-4-2007 en 24-7-2007
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapporteur Chris Nieuwenhuize
Vondsten
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
12.2 Onderzoek 12.2.1 Aanleiding Het waterschap Veluwe heeft het initiatief genomen de Grift weer terug te brengen in zijn oorspronkelijke toestand. Langs het tracé hebben verschillende watermolens gestaan, waaronder de Stinkmolen. De AWA werd vooraf attent gemaakt op de resten van deze molen door Marten van Oorsprong (Vellertweg 26, Beemte Broekland) die er op wees dat een van zijn voorvaderen molenaar van de Stinkmolen was geweest. [Tussen 1750 en 1850, mogelijk nog langer waren er inderdaad verschillende papiermakers met de naam Oorsprong op een van de Stinkmolens]
Ongelukkigerwijs is de locatie van de onderzoeken niet ingemeten. Reden was dat de veronderstelling steeds was dat de goed zichtbare resten uitgebreid onderzocht zouden worden. Daar zag het lange tijd ook naar uit totdat de bestaande bodemvervuiling eerst lange tijd tot uitstel en ten slotte tot afstel leidde. De coördinaten zijn dan ook vastgesteld op basis van de luchtfoto uit 2008 waarop de resten deels te zien zijn.
Het eerste onderzoek vond dan ook al plaats voor er een schop in de grond was gedaan maar leverde desondanks al enkele waarnemingen op. Na het grondwerk kwam meer te voorschijn wat tot vervolgonderzoek leidde.
12.2.2 Locatie Tot 1937/39 stond langs de grift een complex van drie watermolens. Het perceel is nog steeds goed herkenbaar als een plantsoen tussen de grift en het sportveld van voetbalclub Robur et Velocitas
118
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 75 Kadastrale kaart uit 2010 met daarop aangegeven een rest van muurwerk en twee ronde funderingen van het Stinkmolencomplex
Afbeelding 76 Luchtfoto uit 2008 met daar op zichtbaar de resten van het Stinkmolencomplex
Coördinaten 195.035, 471.930 195.035, 471.960 195.050, 471.930 195.050, 471.960
12.2.3
Periode van het onderzoek
Op twee dagen kon onderzoek worden gedaan: op 24 April 2007 en op 24 Juli 2007. In de tussenliggende periode en daarna was het terrein afgezet vanwege kopervervuiling en tenslotte weer afgedekt met grond.
12.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren: 1. Adriaan Arkesteijn 2. Bert Toeter 3. Ben Teule 4. Chris Nieuwenhuize 5. Harry Schotman 6. Patrick de Keijzer
12.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek De reconstructie van de Grift was een aansprekend thema in de locale pers en de werkzaamheden waren uiterst zichtbaar en goed te volgen. Dat was aanleiding voor dhr. Van Oorsprong contact met de AWA te zoeken. Het eerste onderzoek kon dan ook plaatsvinden in alle rust en ruim voor de werkzaamheden.
Vervolgens werd de gemeentearcheoloog op de locatie gewezen en werd afgesproken dat onderzoek zou plaatsvinden in samenhang met de reconstructie van de grift. De funderingen werden vervolgens in het tracé keurig blootgelegd. Bodemvervuiling – met name koper – gooide echter roet in het eten. Eerst werd de locatie vrijgegeven, wat eenmalig ruimte bood voor een zeer beperkt onderzoek. Vrijwel onmiddellijk daarna echter werd de plek opnieuw alsnog afgesloten. De vervuiling bleek onvoldoende verwijderd. Vervolgens was het plan om onderzoek te doen onder gecontroleerde omstandigheden – witte pakken – maar tenslotte liep ook dat plan in het honderd. De wens om alles netjes in orde te brengen voor de tuin- en landschapmanifestatie “Triënnale” bracht alles in een stroomversnelling. Alles werd afgedekt zonder uitgebreid onderzoek. De gemeentelijke archeologische dienst deed nog een beperkt onderzoek op 11 juli 2007. (Resultaten onbekend)
12.3 Resultaten 12.3.1 Aanpak Op het moment van het eerste onderzoek was er nog geen grondwerk gedaan. De locatie van de molen werd vastgesteld door de kadastrale kaart uit 1832 te projecteren met Google Earth op de moderne luchtfoto. Met de prikstok werd vervolgens naar resten gezocht.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
119
Afbeelding 77 Voorbeeld van een complete en een deels ontmantelde Kollergang
Kort nadat vervolgens de funderingen waren blootgelegd door het waterschap, werden losse vondsten verzameld tussen en rond de funderingen. Aan de noordwestzijde was een afvalkuil geraakt. De dagzomende vondsten daaruit werden apart verzameld. Het was een kort onderzoek en er vooral op gericht de losse artefacten weg te halen voordat anderen zich daarover ontfermden. Helaas kwam het niet tot het geplande vervolgonderzoek.
12.3.2 Observaties Boven het maaiveld stond een rest van 1 van de molens: Een cirkelvormig, gemetseld plateau van ongeveer 2 meter doorsnede en 50 cm boven het maaiveld uitstekend, met in het midden een hoger deel van 90 cm doorsnede en een ijzeren mantel. Het gaat hier mogelijk om een Kollergang: Een constructie waarbij twee verticaal opgestelde molenstenen rondjes over een horizontaal deel “rijden”. Hieruit werd een loszittend deel van ijzer (vierkant bakje van 10 cm*10cm) meegenomen. Het zat oorspronkelijk vast in vermolmd hout, maar bleek bij inspectie los.
is een dergelijk rond plateau ook zichtbaar (zie Afbeelding 81) Naast en tussen de funderingen werden eerst wat losse oppervlaktevondsten verzameld. Het beeld is vooral 19e eeuws. Aan de uiterste noordzijde, pal tegen en deels onder het hek met Robur et Velocitas, was een afvalkuil aangesneden die (grotendeels) is leeggemaakt. Ook deze inhoud lijkt vooral eind 19e eeuws. Opvallen was dat de inhoud vooral uit glaswerk bestond: vensterglas, medicijn- en parfumflesjes, inktpotten, wijnglazen enz. Andere vondsten betroffen pijpenkoppen, en industrieel wit aardewerk.
12.3.3 Opgravingskaart Er is geen opgravingskaart gemaakt.
12.3.4 Profielen Er zijn geen profielen getekend.
12.3.5 Interpretatie van de sporen
Ter plekke zat in het tracé van de Grift een flink hoogteverschil, ruw geschat op 2 meter.
Ter plekke zijn funderingen en andere resten van de Stinkmolens aanwezig. Zeer waarschijnlijk zijn vooral de resten ten westen van de Grift teruggevonden (aannemend dat de Grift weer in haar oorspronkelijke bedding ligt). De funderingen zijn niet onderzocht. De gevonden ronde plateaus horen duidelijk bij het interieur van de molens. Ze zijn ook zichtbaar op de schilderijen van Tholen van dat interieur. De functie is niet helemaal duidelijk. Mogelijk gaat het om een kollergang.
Verder zaten in de grond veel puinresten. Er is niet gegraven.
12.3.6 Datering
Met de prikstok werden direct onder het maaiveld resten aangetroffen, bestaande uit 2 poeren van beton. De een 130*90, de andere 50*50. In beide zaten lange (ca. 50 cm.) ijzeren staven met schroefdraad aan het eind.
Bij de grondwerkzaamheden voor het terugbrengen van de Grift kwam over ruwweg 20 meter de fundering van de molens te voorschijn aan de westzijde van de (huidige) Grift. Ter plekke zijn 2 grote ronde funderingen gevonden (opnieuw Kollergangen ?) en 3 losse molenstenen. Op een van de schilderijen van Tholen van het interieur van de Stinkmolen
Datering kan plaatsvinden aan de hand van de fabrieksmerken op de gevonden voorwerpen. Daaronder onder andere de bodem van een industrieel wit kopje met het merk van F. Regout&Co daterend tussen 1892 en 1894. De bodem van een schotel heeft een merk van P. Regout en dateert uit de periode tussen 1878 en 188617.
17
120
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Polling, 2006.
12.3.7 Vondstenlijst Vondstenlijst Project
Stinkmolen
Code
STM
Datum
24-7-2007
Locatie
Gemeente Apeldoorn Apeldoorn Vlijtseweg (Stinkmolen)
Put
Vlak
Bak-
Datering
Onderdeel
Aan-
sel
Gewicht
Details
Bijzondere vondsten
beugelfles dop,
compleet dekseltje
tal Rand
Wand
Bod.
Overig
To-
Perc.
Tot.
Perc.
taal
1
EP
2
2
2%
dekseltje
GL
18
>50
17
12
47
49%
Flessen
9 complete flesjes, 3 complete inktpotten
GL
11
GL IW
1
12
13%
>25 1892-
1
Drinkglazen (vooral wijnglazen)
Deuknop of strijkglas ?
Vensterglas
1
2
2%
F. Regout
1898
Ma
2
2
2%
Overig
3
3
3%
Borstel, knoop, fiche
Overig metaal
3
3
3%
Knoop, gesp, wieltje
Overig
5
5
5%
Knopen, mica, griffel, lei, pen
10
10
10%
6
6%
4
4
4%
40
96
100%
R
Ornamentje
Ornamentje met jongetje
S3
6
W Subtotaal
9
28
EP
1
1
8%
GL
7
7
54%
1
8%
Petrus Regout
IW
19
Pijpenkop, pijpensteel
1
beugelfles dop flessen, weckfles deksel, karafdop
Overig
2
2
15%
Schoenneus, slak
R
2
2
15%
Groen geglazuurde profiel baksteen, schaal
5 complete flessen
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
121
Vondstenlijst Project
Stinkmolen
Code
STM
Datum
24-7-2007
Locatie
Gemeente Apeldoorn Apeldoorn Vlijtseweg (Stinkmolen)
Put
Vlak
Bak-
Datering
Onderdeel
Aan-
sel
Gewicht
Details
Bijzondere vondsten
tal Rand
Wand
Bod.
Overig
To-
Perc.
Tot.
Perc.
taal
Subtotaal Totaal
12
EP GL
18
75
28
IW
1
1
1
Ma
100%
3
3
2%
20
141
77%
3
2%
2
2
1%
Overig
13
13
7%
R
12
12
7%
6
3%
4
4
2%
52
184
100%
S3
6
W Totaal
12.4
13
19
84
29
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Niet van toepassing. 12.5
Historische achtergrond
12.5.1
Historisch kaartmateriaal
De Stinkmolen komt prominent voor op kaarten uit de 18e tot de 20e eeuw. De kadastrale kaarten uit 1832 (kaarten F1 en I4) toont het complex aan beide zijden van de Grift.
12.5.2 Archief en literatuur verwijzingen De Stinkmolens hebben hun naam te danken aan het feit dat in 1610 een zeemleermolen werd gesticht. Voor de productie was ammoniak (urine) nodig wat in de omgeving duidelijk te merken was.
Minimum aantal
voetsporen van hun vader Marten. In 1937 en in 1939 werden twee molen gesloopt. De laatste deed dienst tot 1931. Deze werd in de oorlog nog gebruikt als houtzagerij en direct daarna gesloopt18.
12.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Omdat de molens uiteindelijk pas vrij recent zijn verdwenen is er veel beeldmateriaal. Alleen al daarom is het jammer dat het onderzoek niet uitgebreider kon zijn. Bijzonder zijn ook een aantal schilderijen van twee schilders. Gradus ten Pas schilderde het complex in 1896. (CODA GA-014360) W.B. Tholen schilderde het interieur van de molens in 1907. Foto’s van deze serie zijn in het Apeldoorns Archief (CODAApeldoorn P-001916 / P-001925) Verder zijn in het Apeldoorns Archief enkele tientallen foto’s.
Derk Warners en Johan Bongerts waren in 1610 de eersten. In 1626 bouwde Bongerts de tweede molen. De derde werd circa 1691 in gebruik genomen door papiermaker Gerrit Hessels Leemhorst.
Tenslotte is er een houten model van een van de molens uit begin 20e eeuw. Het model is in eigendom van de vereniging Felua en tentoongesteld in museum CODA.
De broers Hendrik Jan en Johannes Jan van Delden waren de laatste eigenaren van de drie Stinkmolens. Ze traden in de
18
122
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Hardonk, 1968. Blz. 75.
Afbeelding 78 Stinkmolen westelijk van de Grift op de kadastrale kaart uit 1832 (Noord is rechts)
Afbeelding 79 Stinkmolen oostelijk van de Grift op de kadastrale kaart uit 1832 (Noord is links)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
123
Afbeelding 80 Stinkmolen complex door Gradus ten Pas
Afbeelding 81 Interieur van de Stinkmolen door Tholen. (P-001919)
124
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
12.5.4 Eerdere onderzoeken Maarten Wispelwey heeft op 11-7-2007 de funderingen kort onderzocht. Mogelijk dat daarvan documentatie, foto’s of vondsten zijn. Dat laatste overigens vermoedelijk niet, aangezien alle vondsten van de gemeente Apeldoorn in het depot in het ACEC gebouw zijn. Daar zijn geen vondsten van dit onderzoek.
12.6
Synthese / conclusies
Ter plekke zijn funderingen en andere resten, zoals molenstenen, van de Stinkmolens aanwezig. Vermoedelijk zijn vooral de resten ten westen van de Grift teruggevonden. Mogelijk zijn er ook resten ten oosten van de Grift, onder de Vlijtseweg. Theoretisch is het ook denkbaar dat de Grift wat is verschoven. De funderingen zijn niet onderzocht. De verzamelde losse vondsten bestaan vooral (meer dan 75%) uit glas (flessen in alle soorten en maten, wijnglazen en vensterglas). Enkele fabrieksmerken op gevonden Industrieel wit aardewerk dateren uit het laatste kwart van de 19e eeuw. Dat past qua datering prima bij de laatste periode van de Stinkmolen, maar waarom er zo veel glas lag, is onduidelijk.
12.7 Bijlage 12.7.1 Opgravingsdocumentatie
Afbeelding 82 Foto van de stinkmolen
De digitale opgravingsdocumentatie bestaat uit • 2 dagrapporten
Afbeelding 83 Model van de Stinkmolen in museum CODA
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
125
•
5 (slechte) foto’s van de gevonden poeren en molenstenen • lijst met vondsten • 60 foto’s van de vondsten • Een scala aan oude kaarten, historische afbeeldingen e.d. Het archief is in beheer bij C. Nieuwenhuize.
• • • •
Een e-mail van Marten van Oorspronk van 2-4-2007 Een vondstenlijst Luchtfoto met daarop de 1832 kaart geprojecteerd Van het onderzoek door Maarten Wispelwey zijn zeker meer gegevens bij de gemeente (foto’s)
12.7.2 Vondsten De vondsten zijn in beheer bij de AWA in het depot van de gemeente in het ACEC gebouw.
In het papieren archief in het ACEC gebouw zijn 1. Een krantenartikel over de Grift (Stentor, niet gedateerd; 2 keer) 1. Een krantenartikel over de vondst van de Stinkmolen uit de Stentor van 11-7-2007 (2 keer) 1. Dagrapport 24-4-2007 (handgeschreven en uitgewerkt) 1. Een flyer gebruikt bij de Open monumentendag van 2010 (?)
126
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Publicatie van het onderzoek De vondst van resten van de Stinkmolens leidde tot enkele artikelen in de Stentor / Apeldoornse Courant (11-7, 12-7, 25-7-2007).
13 Baksteenovens in Berg en Bos 13.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
In Berg en Bos werd een grote baksteenoven opgegraven en daarnaast over een groter terrein nog meer activiteit aangetoond
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Berg en Bos Coördinaten 190.600, 468.600 190.600, 468.900 190.800, 468.600 198.800, 468.900
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn. Laatste onderzoek Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn Rapportage door Chris Nieuwenhuize met gegevens van Maarten Wispelwey
Datum onderzoek
29-12-2003, 22-2-2004, 10/12-8-2004
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn.
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
13.2 Onderzoek 13.2.1 Aanleiding Bij boswerkzaamheden werd op enkele plaatsen een flinke hoeveelheid baksteenpuin geraakt. Dat was aanleiding om door de gemeentelijke archeologische dienst te vragen om onderzoek in te stellen. Bij een eerste onderzoek door Ben Teule werden al enkele stenen in verband gevonden, nader onderzoek leverde een baksteenoven op en sterke aanwijzingen voor nog enkele ovens in de nabije omgeving.
13.2.2 Locatie Het onderzoeksterrein ligt in het bos gedeelte (westelijke deel) van Berg en Bos. Het terrein is eigendom van de gemeente, die het al begin 20e eeuw aankocht en gebruikte voor stadsuitbreidingen zoals de wijk Berg en Bos, maar ook het stadion van AGOVV en de Apenheul. Het westelijke deel is natuurgebied. Beleid is om dit zo veel mogelijk weer natuurlijk te maken en de verschillende paden “dicht te zetten”. Dat gebeurt door met de graafmachine struiken te verpoten van uit het bos tot in de paden. Het pad dat in dit geval werd dichtgezet staat bij de beheerders bekend als “Het Rode pad”, wat achteraf gezien verklaard wordt door de grote hoeveelheid baksteenpuin in de omgeving. Het gebied waarin baksteenpuin werd aangetoond is ongeveer 200 bij 300 meter groot en ligt in een halve cirkel om de leemkuil in Berg en Bos. Die ligging is logisch: De leem voor de baksteen is uit deze kuil gewonnen. De oost zijde ligt een stuk hoger, zodat het logisch is de ovens aan de westzijde te zetten.
De locaties zijn ingemeten met de GPS ontvanger die door de slechte ontvangst in het bos op dat moment een nauwkeurigheid van ongeveer 25 meter gaf. (Vanaf 2008 is overigens met een iets nauwkeuriger ontvanger gewerkt)
13.2.3 Periode van het onderzoek Het eerste onderzoek van de AWA vond plaats op 29 december 2003. Het onderzoek van de omgeving vond plaats op 22 februari 2004. Van 10 tot 12 Augustus 2004 werd de aangetroffen oven vlakdekkend opgegraven.
13.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken van de AWA waren Adriaan Arkesteijn 1. Ben Teule 2. Bert Toeter 3. Chris Nieuwenhuize 4. Gerard Heij 5. Harry Schotman 6. Minke Westera 7. Margriet Winter 8. Michael Hulsebos 9. Patrick de Keijzer Van de gemeente Apeldoorn 10. Maarten Wispelwey (Archeoloog) 11. Jan Weertz (Archeoloog) 12. Dick van Beek (Beheerder van het park)
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
127
Afbeelding 84 Overzicht van de locaties waar baksteenpuin is aangetoond in blauw. De opgegraven oven in rood.
Verder hielpen 13. Henry Kats (Stichting tot behoud van het Veluws wild) 14. Wim Fiets(Stichting tot behoud van het Veluws wild)
13.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Het terrein was vrij toegankelijk dus het onderzoek kon in alle rust plaatsvinden. In Augustus was het erg warm. De vindplaats bestond uit bos en was dus begroeid. Op één locatie in het noorden is om de resten te beschermen een perceel Rododendrons gerooid. Op de opgegraven oven groeiden een stel flinke beuken die omgezaagd zijn, maar een flink gat in het vlak achterlieten.
13.3 Resultaten 13.3.1 Aanpak 13.3.1.1
Eerste onderzoek
Allereerst werd over een groot gebied proefgaatjes (20 * 20 cm) geboord en gegraven. Daaruit bleek dat er over een groot terrein kleinere en grotere concentraties baksteen in de grond zaten. Het terrein is niet precies afgebakend. Ook is op deze manier niet eenvoudig de locatie van een oven vast te stellen, omdat pas bij zorgvuldige opgraving blijkt of de baksteen los puin betreft dan wel in verband ligt. Uit het profiel van het maaiveld wekken verschillende hoogtes wel de suggestie van puinhopen of ovenresten. Het meest zuidelijk machinaal gegraven gat, slechts grofweg 50 meter van de Asselsestraat, is vervolgens meer zorgvuldig leeg gegraven.
128
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Vervolgens werden enkele kleine proefgaatjes gegraven om de omvang van de oven vast te stellen.
13.3.1.2 Onderzoek omringende terrein In eerste instantie is geprobeerd met de grondboor aan te tonen waar ovens in de grond zaten. De resultaten waren echter niet erg hoopgevend. Op sommige plaatsen werd een puinlaag aangetroffen die als er een proefputje werd gegraven toch uitsluitend uit los puin bleek te bestaand terwijl het in andere gevallen inderdaad om complete stenen leek te gaan. Ook de methode om op regelmatige afstand van 20 meter een patroon uit te zetten werd al snel losgelaten. Een grit van 20 meter zou veel te grof zijn, een veel fijner grit veel te arbeidsintensief. De puinconcentraties tekenen zich echter in het maaiveld af als lichte verhogingen zodat vooral daar naar is gezocht. Ter controle is her en der ook buiten dergelijke verhogingen gezocht naar puin, maar dat is nergens in noemenswaardige concentraties aangetroffen. Uiteindelijk is over een groot terrein vooral ten Noorden en ten westen van de leemkuil met de spade en met de grondboor gezocht naar puinconcentraties. De begrenzing van het onderzochte terrein is mede bepaald op aanwijzing van Wim Fiets en Henry Kats. Beide heren hebben in de loop van de jaren steenresten in het gebied aangetroffen. Onder andere na de grote storm in 1990 toen veel bomen werden ontworteld en in de wortels stenen bleken te zitten.
Aangetroffen werden stookgangen van 2 stenen breed. De stenen lagen hier plat op het schone zand, 1 steen dik. Daarnaast waren stapelgangen van 3 stenen breed. De stenen lagen hier op hun kant, ook deze lagen op het schone zand. In het gat werden 3 stook en 2 stapelgangen aangetroffen. Tegen de meest zuidelijk gevonden stapelgang leek leem gestort te zijn. De naastgelegen stapelgang (noordelijker) was de stapelgang verdwenen. Uit het profiel kwam zwart zand tevoorschijn waarvan een monster is genomen. 4 meter zuidelijker lag een paadje dat recent weer ingeplant was. Hier werd een 2e put gegraven van slechts een 30 a 40 cm diep waar opnieuw een stapel en een stookgang werd aangetroffen. Met de boor werd vervolgens het eind van de oven bepaald. In een 3e putje (100 * 50 cm) ter plaatse bleek deze te bestaan uit een laatste stookgang en vervolgens ongebakken op hun kant staande stenen. Aan de Oostkant werd een 4e putje (0.5 * 1.5 meter) gegraven om de breedte van de oven te bepalen. Die bleek 7.5 meter te beslaan.
Afbeelding 85 De opgegraven oven was begroeid met een stel flinke beuken die het veld moesten ruimen
De omtrek van de leemkuil en de locatie van alle relevante plekken is ingemeten met een GPS ontvanger. De nauwkeurigheid is meestal 10 meter, maar soms was de ontvangst vanwege de begroeiing slechter (25 meter) Michael heeft opnieuw een groot deel van het terrein onderzocht op metaalvondsten.
13.3.1.3 Opgraving van de oven In Augustus werd allereerst met behulp van de machine de zuidelijke helft van de oven ontdaan van een laag los puin van variabele dikte. De 5 aanwezige beuken werden gerooid door Dick van Beek. Vervolgens werden de stook en stapelgangen met de schep en troffel verder schoongemaakt en schoon geveegd. Uiteindelijk werd besloten ook de noordelijke helft vrij te maken. Maarten Wispelwey charterde een brandweerwagen van de gemeente brandweer voor een paar “luchtfoto’s”, wat nog een klus werd door de bomen.
13.3.2 Observaties 13.3.2.1 Eerste onderzoek Bij onderzoek van de boswerkers kuil bleek dat onder een laag puin stenen in verband lagen en dat het hier zeer waarschijnlijk de vloer van een veldoven betrof.
Met de grondboor werd tenslotte ook de noordelijke begrenzing opgezocht. In een 5e putje (0.5 * 0.5 meter) bleek deze identiek aan de zuidelijk begrenzing te bestaan uit een laatste stookgang en een rij op zijn kant staande, ongebakken steen. De totale lengte van de oven bedroeg 19.80 meter. De stookgangen (van 2 stenen breed) bedroegen ongeveer 48 cm, de stapelgangen van 3 stenen bedroegen ongeveer 72 cm. De dikte van de steen bedraagt ongeveer 5 a 5.5 cm, de breedte 10 a 11 cm. (10stenen = 106 cm) De lengte bedroeg ongeveer 24 cm. De stenen van de ovengangen waren her en der zwart. De meeste waren in tact. De stenen van de stapelgangen waren aan de bovenkant erg beschadigd. Michael Hulsebos heeft het terrein met de metaaldetector afgezocht. Gevonden werden 2 moderne muntjes (10 ct 1948, 1 ct 1971) een fietssleutel en 1 Oord uit Luik van Maximiliaan van Beieren (1650 – 1688). Dit laatste muntje werd Ca 20 meter ten westen van de oven gevonden op het voormalige paadje.
13.3.2.2 Onderzoek omringende terrein Bij het onderzoek naar meer ovens is in 1 geval zeer aannemelijk dat ook werkelijk de oven is geraakt. Dat strookt ook met de kaart van Willem Leenen (zie Afbeelding 87). In 4 andere gevallen is het zeer waarschijnlijk dat een oven in de onmiddellijke nabijheid moet liggen. Een van deze gevallen ligt in het Orderbos onmiddellijk ten zuiden van de Asselsestraat. Locatie 1: Onmiddellijk ten Noorden (meter of 15) van de in December onderzochte oven (locatie 190680,468672) werd
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
129
een tweede oven aangetroffen. Vlak onder het maaiveld werd een rollaag geraakt en gefotografeerd. Locatie 2: Vlak bij deze 2 ovens tekent zich nog een verhoging af. Uiteindelijk kon hier geen noemenswaardige puinconcentratie aangetoond worden. (190626, 468709)
Niet op alle plaatsen is de vloer van de oven nog aanwezig. Er zitten behoorlijke gaten in het vlak. Toch is op de eerste dag van alle stapelgangen op 1 na al een stuk teruggevonden. Voor eerdere twijfels dat het misschien om 2 ovens naast elkaar zou gaan is geen ruimte meer.
13.3.2.3.1 Korte zijden Locatie 3: Al eerder werd bij het omzetten van de grond van een van de bospaden een laag puin geraakt. In de omgeving werden een flink aantal boringen gezet en enkele proefgaatjes gemaakt. Er kon echter geen ovenvloer worden aangetoond. Toch is het aannemelijk dat die daar wel vlak in de buurt zit. Locatie 190630, 468719. Locatie 4: Een 100 tal meters naar het Noorden werd opnieuw een aantal verhogingen in het maaiveld gevonden. Ook hier zit over een flink oppervlak puin in de grond en werd mogelijk een oven geraakt. Locatie 190612,468809. Locatie 5: 200 meter meer naar het noordoosten werd in een Rododendronbosje opnieuw puin aangetroffen. Een proefputje toonde een dikke puinlaag met daaronder een laag ongestoord maar zwart zand. Waarschijnlijk vervuild met roet. Een soortgelijke situatie was al eerder aangetroffen bij de opgegraven oven. Locatie 190744,468882.
De korte zijden bestaan uit een steensdikke muur van stenen die op hun kant staan. (evenals de stapelgangen. De teruggevonden stenen zijn niet of half (buitenzijde niet, binnenzijde wel) gebakken.
13.3.2.3.2 Lange zijden Aan de lange zijden eindigen de stapelgangen in een aantal stenen die plat liggen. De stenen liggen in een onregelmatig patroon. Toch is het niet onmogelijk dat dit de onderbouw is van een stookopening. De betreffende steen is hard gebakken en niet zwart verkleurd. De stookgangen aan de lange zijden eindigen in een soort drempel van 1 steen hoog. Die laatste is lang niet overal aanwezig, bovendien is het mogelijk dat de betreffende ‘ drempel’ hoger is geweest.
Verder ten noorden van deze locatie, en verder ten westen van de eerdere locaties is wel gezocht maar werd verder niets gevonden.
Langs de lange zijden bevinden zich af en toe grote hopen leem. De functie is onduidelijk (nader bestuderen, nog niet goed bekeken). De korte kant eindigt in een soort steunbeer. Die is waarschijnlijk om de laatste stookopening op te kunnen funderen (nader onderzoeken, nog niet goed bekeken)
Aan de oostzijde van de leemkuil is niet gezocht. Er waren ook geen aanwijzingen om daar te zoeken. Het terrein loopt daar verder omhoog en heeft zodoende een flink hoogteverschil met de westzijde van de leemkuil. Dat kan een aanleiding zijn om te veronderstellen dat daar ook inderdaad niets ligt. (waarom immers het leem eerst omhoog transporteren ?)
13.3.2.3.3 Kleur van het puin Het puin en de steen is opvallend oranje. Ook opvallend is dat de steen die een half jaar geleden is opgegraven veel paarser van kleur worden. Het kleurverschil wat eerder nog deed twijfelen of de steen wel werkelijk voor Het Loo is gebakken is in een half jaar verdwenen. Blijkbaar ‘roest’ de ijzerhoudende steen.
Locatie 6: Uiteindelijk is ook kort aan de andere (Zuid) kant van de Asselsestraat gezocht in het Orderbos. Ook daar werden op 1 plaats een flinke puinconcentratie gevonden. Locatie 190797, 468635. Het terrein is overigens maar kort en niet systematisch doorzocht.
13.3.2.3.4 De stapelgangen
Met de metaaldetector werden wat losse voorwerpen gevonden waarvan de meest memorabele een verzilverd (!) zilveren dubbeltje uit 1938 was.
13.3.2.3 Opgraving van de oven Volledig in lijn met de eerdere resultaten werd een oven aangetroffen van ongeveer 8 meter breed, bestaande uit 16 stookgangen en 15 stapelgangen. De stapelgangen zijn 3 stenen breed en de stookgangen 2 stenen. In de stapelgangen liggen de stenen op hun kant. Alleen de onderste laag stenen is (gedeeltelijk) aanwezig. Daardoor steken de stapelgangen iets uit boven de stookgangen. De stookgangen zijn op veel plaatsten zwart uitgeslagen. Onder de stookgangen zit roze/rood gekleurd zand dan wel as. Duidelijk resultaat van de grote hitte.
130
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Aan de beter geconserveerde oostzijde beginnen de stapelgangen met ‘ poeren’ van 3 stenen breed. De stenen liggen daar plat en zijn soms nog een 3 tal lagen hoog. Voor verdere steun is vaak een dik pakket leem vermengd met puin tegen de poeren aangestort (aan de buitenzijde). Het ligt voor de hand dat de poeren de onderbouw vormden van een stookopening. De stapelgangen beginnen dan ongeveer op 1.20 cm uit de eerste referentielijn. Aan de westzijde worden slechts enkele poeren teruggevonden. Ze beginnen daar op ongeveer 9.40 meter. Dat betekent dat de stapelgangen ongeveer 8.20 meter lang zijn. Met stenen van 5.5 cm dik geeft dat ongeveer 150 stenen in een rij. De onderste stenen van de stapelgangen bestaan soms uit ongebakken steen, vooral dicht bij de ingang van de oven. Op alle andere plaatsen is de steen erg zacht en van ene fel rood-oranje kleur.
13.3.2.3.5 De stookgangen
13.3.2.3.7 Lengte van de oven
De stookgangen zijn beroet en vaak ook gesinterd. De bovenste laag van de steen is erg hard geworden, terwijl de steen van binnen zacht blijft. In de stookgangen liggen de stenen in de meeste gevallen in de lengterichting van de oven, net als alle de stapelgangen. Op een enkele plek liggen stenen haaks op deze hoofdrichting, terwijl ook wel eens een
De totale lengte van de oven is 2 stenen buitenmuren, 32 stenen voor stookgangen en 45 stenen voor stapelgangen, dus totaal 79 stenen lang (uitgaande van de lengte van de steen).
13.3.3 Opgravingskaart
Afbeelding 86 Vlaktekening veldbrandoven Berg en Bos. Het vlak is flink verstoord door 5 gerooide beuken. 3 andere beuken bleven staan.
steen ontbreekt waardoor een andere steen het gat scheef opvult.
13.3.2.3.6 Aantal stenen per bakbeurt Er zijn 15 stapelgangen en 16 stookgangen. De buitenmuur aan noord en zuidzijde is 1 steen dik. Deze bestaat uit stenen op zijn kant. Het is onduidelijk hoe de ingang van de oven precies werkte. Het totaal aantal stenen per laag op de stapelgangen bedraagt: 150 * 3 * 15 = 6750 Het totaal aantal stenen per laag boven de stookgangen (als ook de buitenste 2 stookgangen worden meegerekend en de stenen ook daar op zijn kant worden gestapeld) berdaagt 16*2*150 = 4800. Uitgaande van 10 lagen steen boven de stookgangen (48.000 stenen) en 20 lagen steen boven de stapelgangen (135.000 steen) geeft een totale oven inhoud van 183.000 stenen. Daarbij zijn de stookgangen dan 1 meter a 1.10 hoog en is de totale oven 2 meter a 2.20.
13.3.4 Profielen Er zijn geen profielen getekend. Wel werd onder de oven een laag rood verbrand zand aangetoond.
13.3.5 Interpretatie van de sporen De sporen laten weinig te raden over. Voor een uitgebreide beschrijving van veldbrandovens is er het standaardwerk van Hollestelle 19 en een artikel uit 1981 van dezelfde auteur. 20
13.3.6 Datering Datering is erg moeilijk omdat er vrijwel niets dateerbaars is gevonden. Historisch zijn de ovens aanwezig op de kaart van Willem Leenen uit 1750 en niet meer op latere kaarten (kadaster van 1832). Een in de buurt gevonden muntje uit de tweede helft van de 17e eeuw past goed bij de aanname dat de oven oorspronkelijk voor de bouw van Het Loo is aangelegd.
13.3.7 Vondstenlijst Er zijn vooral tonnen baksteenfragmenten gevonden. Sommige van de bakstenen waren groen verglaasd; blijkbaar waren die te heet gebakken.
De stenen zijn ongeveer 10 a 11 cm breed. Ze zijn ongeveer 25 a 26 cm lang.
19
Hollestelle, 1961.
20
Hollestelle, 1981. Blz. 11-21.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
131
De oven bestond uit 79 strekkend gelegen bakstenen en is 19,6 meter lang wat neerkomt op 24,8 cm per steen. Dat gaat er wel van uit dat er geen tussenruimte tussen de stenen in het ovenvlak zat en dat deze stenen identiek waren aan degene die in de oven werden gebakken. In een van de stookgangen werd de afstand van 5 plat, in elkaars verlengde liggende stenen gemeten. Dat leverde 125 cm of een lengte van 25 cm per steen. Slechts een kleine afwijking. In een andere stookgang lagen de stenen plat naast elkaar. 18 stenen gaf een afstand van 212 cm. Dat is een breedte van 11.8 cm per steen.
Afbeelding 87 Detail van de kaart van Willem Leenen uit 1748 met daarop, het Asselse pad, de leemkuil en twee “steenovens”. Rechts op deze
In een van de stapelgangen werd de afstand van 20 naast elkaar op hun kant liggende stenen gemeten. Dat leverde een afstand van 112 centimeter: Een steekdikte van 5.6 cm. Ook de buitenwanden bestaat uit op zijn kant liggende stenen. 18 naast elkaar liggende stenen gaf een afstand van 100 cm. Een steendikte van 5.6 cm. Klopt prachtig met de andere maat. Verder werd er een alleen een muntje gevonden op 20 meter van de oven: Een Oord uit Luik van Maximiliaan van Beieren (1650 – 1688), wat 20e eeuwse rommel, en tussen het puin van de oven een hooivork.
13.4
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Niet van toepassing
13.5 13.5.1
Historische achtergrond Historisch kaartmateriaal
De ovens worden aangegeven op de Caart van de Limitten van de Hooge en Vrije Heerlijckhijdt van Het Loo van Willem Leenen uit ca. 1748. Een uitgebreide beschrijving van deze kaart (waarvan 3 versies bestaan, waaronder een op Het Loo) is terug te vinden bij Aardoom. Op de kaart zijn ook twee baksteenoven aangegeven (maar je moet het even weten). 21
13.5.2 Archief en literatuur verwijzingen De baksteenovens voor Het Loo werden door een scala aan auteurs bij de leemkuil op het Orderveld verondersteld. Hieronder een paar citaten. Aardoom – eerder aangehaald vanwege de kaart van de Hooge Heerlijckheid schrijft “Vermeldenswaard is nog de steenoven aan de Asselsestraat, naast een ‘ water’ dat zal zijn ontstaan door de ontgraving van het leem dat tot grondstof diende. Deze vochtige leemkuil herbergt nu de Gelderse plantentuin in het park Berg en Bos. Dit zal de plaats zijn waar door Het Loo nog tot rond 1790 een steenbakkerij werd
uitsnede een deel van de fonteinwaterleiding naar Het Loo
geëxploiteerd en die toen, niet voldoende rendabel zijnde, aan de gewezen steenbaas werd overgedaan.”22 In zijn boek over Het Loo schrijft Kranenburg: “In 1685 werd allereerst het hoofdgebouw, het ‘corps de logis’ gebouwd. Omdat de aannemer een jaar later klaagde dat hij een beloofde premie nog niet ontvangen had en het probleem zelfs nog in 1689 in hoger beroep voor de Hoge raad werd uitgevochten, hebben we in het archief van de Hoge Raad de planning van het metselwerk in 1685 kunnen terugvinden. Op 5 April 1685 had de aanbesteding plaats. De aannemer verplichte zich daarbij om op 18 April te beginnen en op 1 September van dat jaar klaar te zijn met het metselwerk. En dat lukte ! De baksteen was grotendeels vervaardigd in steenovens in de buurt. In het Orderbos zijn daarvan nog resten te zien.”23 Kremer deed in de jaren 30 van de 20e eeuw onderzoek naar de fonteinwaterleiding naar Het Loo. In zijn boek daarover schrijft hij: “Men vindt nabij vele leemkuilen, evenals bij die aan den Asselschen weg de stille getuigen van vroege industrie in de vorm van roode puin, dikwijls bedolven onder humus en vegetatie. Zoo bij het Ruitersgat, bij de kuil tegenover de echoput en bij die aan den Amersfoortschen weg in den hoek tusschen dien weg en de traa van Berg-enBos’ ‘De stenen voor het paleis werden namelijk gebakken in ovens nabij de Leemkuil aan den Asschelsen weg gelegen. Mogelijk leverde een oven bij de bouwhoeve Assel, op de hoogte ten Noordoosten daarvan gelegen, ook materiaal voor de waterleiding’. 24 Moerman schrijft in Gelre: “Op kaart 1 met de kuilen behoorende bij de grote slakkenhoop in het Orderbos, heb ik ook de grote gaten ingetekend die ontstaan zijn door het graven van leem voor de bakstenen waarvan het paleis Het Loo is gebouwd. Er is daar tot een diepte van zeker 6 meter gegraven…
22 21
Aardoom, 1989. Blz. 15 en 84.
132
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Aardoom, 1989. Blz. 84.
23
Kranenburg, 1986. Blz. 17.
24
Kremer, 1932. Blz. 8.
.. Ten noorden hiervan ligt in Berg en Bos de Leemkuil, ook ontstaan tijdens de bouw van het paleis. Aan weerszijden van de kuil hebben veldovens gestaan.”25 Vliegenthart vertelt hoe Het Loo in 2 fases werd gebouwd. Het middenschip (corps de logies) is van 1685 evenals de 2 vleugels (1686). De tussenliggende paviljoens zijn echter van 1691/92. In de 6 jaar daartussen werd de verbinding gevormd door de colonnades die later naar achterin de tuin werden verplaatst. De paviljoens zijn echter duidelijk van een andere kleur steen (iets lichter rood) terwijl het corps de logies wat paarser is. Hij geeft een verklaring in de baksteenfabricage en haalt daarbij Constatijn Huygens aan: “De binnen- en buiten- paviljoens aan weerszijden van het Corps de Logis, gebouwd op de oorspronkelijke plaats van de collonaden, die in eerste opzet tussen 1685 en 1692 de verbinding vormden met de vleugels, en te dateren zijn op grond van de dagboeknotitie van Kopstation Huygens (1628 – 1697), secretaris van Willem III, op maandag 7 April 1692: De Coning seyde, dat het nieuwe gebouw, dat ter zijde aen het huys van ’t Loo gemaeckt wierd, veel gemack daeraen, maer geen welstandt soude geven, vertoonen een wat lichter gekleurde steen. Dit verschil is terug te voeren op het feit dat ter plaatse nieuwe veldovens ingericht moesten worden, de klei wellicht van elders kwam of anders gemengd werd.”26 Tenslotte geeft Craandijk in 1887 nog een interessant detail als hij bij Het Loo aankomt bij zijn wandeling rond Apeldoorn: “Daar was de luister te verwachten die de eenvoudige voorgevel iet zou hebben doen verwachten. Trouwens, hier kon aan uitwendige versiering niet veel worden ten koste gelegd, daar het ganse gebouw in twee jaar tijd, van 1686 tot 1688, werd opgetrokken, met behulp van 6000 soldaten uit het Hattemsche garnizoen, van metselstenen, in een veldoven bij de buurtschap Asselt gebakken.”27. De bouwperiode wijkt een paar jaar af van die bij Vliegenthart en het is onduidelijk waar hij het feit over de soldaten uit het Hattemsche garnizoen vandaan haalt.
13.6
Synthese / conclusies
De opgraving bood een prachtig beeld van een grote veldbrandoven. In de omgeving zijn ongetwijfeld meer ovens aanwezig. Datering en gebruik zijn op basis van de vondsten niet eenduidig vast te stellen. Op basis van de vermelding van de oven (en een tweede) op de kaart van Willem Leenen uit ca. 1750 mag worden geconcludeerd dat de ovens 18e eeuws zijn. Op latere kaarten komt de oven niet meer voor. De omvang van de oven en de bijbehorende leemkuil is een aanwijzing voor activiteiten op grote schaal waar Het Loo voor in aanmerking komt.
13.7 Bijlage 13.7.1 Opgravingsdocumentatie Deze rapportage is gebaseerd op de gegevens bij de AWA. Digitaal beschikbaar is: 1. Een drietal dagrapporten die in totaal 5 dagen beslaan 2. 15 foto’s van het onderzoek op 29-12-2003 3. 2 foto’s van het gevonden muntje 4. 19 foto’s van het onderzoek op 22-2-2004 5. Lijst met coördinaten en kaartje van de gevonden baksteenresten 6. 2 versies van de veldtekening van de opgegraven oven 7. Programma van eisen voor de opgraving 8. 230 foto’s van de opgraving van de oven 9. Een lezing van de opgraving (gegeven september 2004 bij de GAS en maart 2005 bij AWN 18) 10. Een folder met divers achtergrond materiaal Mogelijk dat bij de gemeente nog meer informatie is. Een klein deel van het digitale archief is ook op papier in het archief van de AWA.
13.7.2 Vondsten
Het is goed mogelijk dat de archieven van het koninklijk huis en die van Apeldoorn bij nader onderzoek nog een boel meer informatie over de ovens tevoorschijn kunnen laten komen.
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw is een krat met vondsten. Die bestaan overigens vrijwel uitsluitend uit bakstenen. Daarnaast een hooivork. Andere vondsten zijn niet gedaan, behalve een muntje. Dat laatste is (hopelijk) bij de gemeente.
13.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s
13.7.3
Niet van toepassing.
Het onderzoek is gepubliceerd in • Hunnepers 2004 • Westerheem 2004. Blz. 287 (korte vermelding) • Nieuwsbrief voor de Stichting Historie Grofkeramiek (Juli 2005) • Spoorzoeken onder het maaiveld (40 jaar AWN 18)28 • Verder verschenen artikels in de Apeldoornse Courant van 23 januari, 23 februari, 2 april en 16 April.
13.5.4 Eerdere onderzoeken Zowel Kremer als Moerman hebben in de 20e eeuw veel waarnemingen gedaan in de omgeving van Apeldoorn en zij beiden vermelden de ovens voor Het Loo. Anders dan deze vermelding is er geen informatie van beide onderzoekers tevoorschijn gekomen.
25
Moerman, 1957. Blz. 18 en 19.
26
Vliegenthart, 1999. Blz. 41.
27
Craandijk, 1887. Derde druk, Blz. 1887.
Publicatie van het onderzoek
28
Dijkstra-Kruit, 2009. Blz. 19-21.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
133
14 Baksteenoven in Grevenhout 14.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
In het bos langs de Amersfoortseweg werd een baksteenoven ontdekt. Deze is waarschijnlijk in gebruik geweest in de eerste helft van de 19e eeuw en in eerste instantie opgezet voor het bakken van klinkers voor de Amersfoortseweg.
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Locatie Grevenhout Coördinaten 184.000, 469.700 184.000, 469.700 184.150, 469.800 184.150, 469.800
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage door Chris Nieuwenhuize en Ben Teule
Datum onderzoek
1-6-2004, 23-9-2004, 6-10-2005, 20-6-2006, 4-7-2006, 11-7-2006 en 26-6-2007
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologische werkgroep Apeldoorn
14.2 Onderzoek 14.2.1 Aanleiding De aanleiding voor het onderzoek was nieuwsgierigheid. De opvallende laan die de Rode weg vormt, haaks op de Amersfoortseweg prikkelde met name Ben Teule en de ontdekking op de oudste kadastrale kaart dat daar een huis gestaan had “in the middle of nowhere” leidde er tot de wens om eens poolshoogte te gaan nemen.
14.2.2 Locatie De locatie ligt aan een tamelijk druk bospad – De Rode weg genaamd - met apart fietspad, maar verder midden in het bos. Opvallend is de diepe leemkuil die op een kleine 30 meter van het pad af ligt. Het terrein is in eigendom van Staatsbosbeheer. Coördinaten: 184.000, 469.700 184.000, 469.700 184.150, 469.800 184.150, 469.800
steeds in de periode dat de avond lang genoeg was voor onderzoek, dus de maanden juni en juli.
14.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren 1. Adriaan Arkesteijn 2. Annemarie Brinkhorst 3. Ben Teule 4. Bert Toeter 5. Chris Nieuwenhuize 6. Gijsbert Jansen 7. Harry Schotman 8. Huib de Kruijf 9. Margriet Winter 10. Michael Hulsebos 11. Minke Westera 12. Nico van Luik 13. Patrick de Keijzer
14.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek
14.3 Resultaten
14.2.3 Periode van het onderzoek
14.3.1 Aanpak
Het onderzoek vond plaats op dinsdagavonden in de zomermaanden van 4 achtereenvolgende jaren: 2004-2007,
Startpunt van het onderzoek was de kadastrale kaart van 1832 waarop “in the middle of nowhere” een gebouw was aangegeven en – wat achteraf pas bleek – een baksteenoven.
134
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 88 Kadastrale kaart van Grevenhout. Aangegeven zijn de leemkuil, de boringen, met in rood degene met verbrand zand, en de fundering.
Na de kaart over de moderne kaart te hebben geprojecteerd zijn de oven en het gebouw opgezocht. De oven is gezocht met de grondboor. Het gebouw met het prikijzer, waarna een paar proefgaatjes zijn gegraven. Tenslotte is het terrein afgezocht met de metaaldetector.
14.3.2 Observaties 14.3.2.1 Leemkuil Het meest opvallende fenomeen op het onderzochte terrein is de leemkuil die enkele tientallen meters van het naastliggende bospad af ligt. De leemkuil is bijna rond: De grootste doorsnede is 16,5 meter en de kleinste 14,5 meter. De diepte van de leemkuil is
3 meter. De bodem is modderig. Op het diepste punt blijkt 20 cm onder “het maaiveld” een laag “groene” leem te zitten.
14.3.2.2 Fundering 14.3.2.2.1 Funderingsmuur Ongeveer 170 meter zuidelijker werd pal langs het naastliggende dwarspad vlak onder het maaiveld een fundering gevonden. Het betreft een muur van 18.5 meter lang en ongeveer 75 cm breed. De oostkant ligt 59 meter uit het hart van het Rode pad. Het oostelijke uiteinde ligt 2.30 meter van het hart van het pad, de het westelijke einde ligt 2.50 meter van de hart van het pad. De muur ligt dus net niet helemaal evenwijdig aan het dwarspad van de Rode weg. De stenen zijn in verband gemetseld met leem (dus niet met mortel of specie). In de omgeving is ook geen mortel aangetroffen.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
135
De ontdekte lagen bestaan grotendeels uit halve stenen. Hogere lagen – maar die zijn nauwelijks aanwezig – bestaan wel uit hele stenen. Van de muur werden de beide uiteinden (zie hierna) en een tussenliggend stukje opgegraven. Omdat de noordwestelijke hoek werd teruggevonden lijkt het gevonden stuk de noordelijke muur van een gebouw te betreffen, maar dat is niet zeker Een klein putje van 40 cm bij 100 cm op een afstand van tussen de 3.70 en 3.30 meter van noordwest hoek toonde de muur aan. Deze was hier 74 cm breed.
14.3.2.2.2 Noordwest hoek Aan het westelijke uiteinde van de gevonden fundering werd een put van ongeveer 1,20 meter bij 1,20 meter uitgegraven. Alle losse stenen en puin werden weggehaald waardoor slechts 6 steenlagen overbleven, en voor een klein deel 7 lagen. Het bleek hier om een noordwest georiënteerde hoek te gaan. Noord zuid bleek de muur 80 cm breed. Deze werd over een afstand van 1.15 meter uitgegraven. Oost-west bleek de muur 75 cm breed. Deze werd over een afstand van 1.10 meter uitgegraven. De opgegraven fundering was een prachtig horizontaal liggend vlak. Het gaat dus duidelijk om een dikke muur van 75 a 80 cm breed. Het verschil van 5 cm is marginaal en heeft waarschijnlijk te maken met de onregelmatige bouw. Opvallend was dat de bovenste laag stenen (6e laag van onder af geteld) bestond uit ca. 50 stukken steen, waarvan geen enkele hele steen. Zoals al eerder geconstateerd zat tussen de steen geen mortel maar leem. Van de 7e laag steen waren aan de oostkant nog 3 stenen intact aanwezig. Opvallend was dat hier wel hele stenen waren gebruikt. Steenmaat 245, 111, 48; 228, 118, ?; 222, 124, 40. De maat van een 4e steen uit het losse puin was 222, 111, 50.
Afbeelding 89 Verhit zand gemengd met baksteengruis
14.3.2.2.5 Geen Zuidmuur gevonden Verwoede pogingen met de prikpen, de grondboor en de spade leverde veel puin maar geen zuidmuur op. Gezocht werd op een afstand van tussen de 4 en 6 meter van de noordmuur. Wel werd een puinspoor op 8 meter afstand van de noordmuur gevonden. Mogelijk is de zuidmuur helemaal verdwenen, gefundeerd op los puin of was vaan hout. Een andere mogelijkheid is dat hij toch onder het pad ligt (wat deze tegenhanger van de gevonden muur dan ook meteen de noordelijkste van de twee zou maken) Op een diepte van 40 tot 60 cm zit een puinlaag. Deze lijkt het een flinke oppervlakte te beslaan. Vanaf 70 cm onder het maaiveld zit schoon zand.
14.3.2.2.3 Westmuur
14.3.2.3
Van de westmuur werd alleen mogelijk de noordwestelijke hoek gevonden die voor 1.1 meter werd opgegraven. Een poging om de westmuur verder uit te graven strandde. Op ca. 4 meter van de noordwest hoek werd met het prikijzer de muur opgezocht, maar uitsluitend los puin aangetroffen. Mogelijk werd te ver naar het westen of zuiden gegraven wat ook door de begroeiing werd veroorzaakt.
Om de baksteenoven te kunnen vinden zijn een aantal raaien boringen gezet.
14.3.2.2.4 Noordoosthoek Na verwijderen van het losse puin aan de noordoost hoek bleek het helemaal niet om een hoek te gaan. Aangetroffen werd een 65 cm brede muur. De steenlagen lagen echter niet haaks op elkaar. De situatie was dus niet erg duidelijk en het is denkbaar dat de muur oorspronkelijk langer is geweest. Daarvoor werd overigens geen enkele aanwijzing gevonden.
136
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Oven
De 1e raai is op 10 meter van het Rode pad gezet, parallel daaraan, beginnend bij de leemkuil en dan verder noordelijk. De boringen lagen grofweg om de 10 meter (uitgestapt, niet gemeten). Op enkele interessante plaatsen werden de boringen om de 5 meter uitgevoerd. Baksteenpuin werd gevonden op 25 en 35 meter van de rand van de leemkuil. de raai loopt door tot het dwarspad. De 2e raai is uitgevoerd door Minke en Chris op 30 meter van Het Rode pad, parallel aan en op soortgelijke wijze als raai 1. De raai is uitgevoerd tot 75 meter van de leemkuil. Alleen op deze laatste plek werd op 20 cm onder het maaiveld een
behoorlijke hoeveelheid puin gevonden. Echter alleen losse brokken, niet in verband. De 3e raai lag haaks op het Rode pad, 10 meter zuidelijk van de zuidelijke rand van de leemkuil. 5 boringen werden gezet op 10 meter afstand van elkaar, beginnend op 10 meter van het Rode pad. Er werd geen puin aangetroffen. Een 4e raai boringen werd pal naast (60 cm) het pad gezet en was wel succesvol. Het verhitte zand was rood/roze. Het was niet helemaal duidelijk of het zijn kleur kreeg door verhitting of door steengruis. Het pakket zat meestal onder 20 cm humus/bosgrond, en was vervolgens 40 cm dik. Een bakstenen vloer – zoals in 2003 in Berg en Bos – werd nergens aangetroffen. In totaal werden een 7 tal boringen gezet. De meest noordelijke boring waarin verbrand zand werd gevonden lag op 70 meter van het verder naar het noorden gelegen dwarspad. De meest zuidelijke lag op 80 meter van het dwarspad (gemeten vanaf het midden van het dwarspad).
Afbeelding 90 Boringen in en rond de steenoven van Grevenhout
Halverwege werd in een 5e raai boringen in westelijke richting aangetoond dat het verbrande zand tot 5.5 meter vanaf het midden van het Rode pad doorliep (6 boringen waarvan 3 met verbrand zand) Vervolgens bleek dat ook aan de oostzijde van het Rode pad, tussen het Rode pad en het onmiddellijk daarnaast gelegen fietspad en ook oostelijk van het fietspad nog verbrand zand voorkwam. Het meest oostelijke punt lag 5.5 meter oostelijk van het midden van het Rode pad (4 boringen waarvan 2 met verbrand zand). Een aantal verspreide, minder systematische boringen bevestigden het beeld.
Afbeelding 91 Proefputjes en gevonden funderingsresten van de woning in Grevenhout
Kleine baksteenschilfers worden over een behoorlijk gebied in de boringen gevonden. In de omgeving werd veel baksteenpuin en dakpannen gevonden. Die laatste lijken ook ter plekke gebakken. De maten van de baksteen waren (10 x 4,5 x 21,5 cm). Bij het zoeken naar de baksteenoven werden stukken dakpan gevonden.
4.3.3 Opgravingskaart 4.3.3 Profielen Ter plekke van de oven bestond de bodem uit een 40 cm dikke laag “rood zand’ met daarboven 20 cm humus.
4.3.4. Interpretatie van de sporen De sporen passen prachtig bij de historisch bekende stenen en dakpannen fabriek die tot 1847/49 in het Grevenhout heeft gelegen en sluiten goed aan op de kadastrale kaart die een oven vermeldt en de bijbehorende boerderij/woning.
4.4.1 Vondstenlijst In de omgeving van de bakstenen muur is gezocht met de metaaldetector. Gevonden werden de koperen afdekplaat van een gieter, een loden musketkogel en een koperen plaatje met gat (mogelijk een duit). Uit de putjes van de lange muur kwamen wat losse scherven te voorschijn. Vooral roodbakkend/loodglazuur en koperglazuur met slipversiering. Daarnaast een stukje porselein en een blauw geglazuurde pijpenkop. In totaal overigens slechts 13 scherven. Opvallend waren 4 stukken plavuis, waarvan 1 geglazuurd met mangaan oxide (zwart). Waarschijnlijk een lokaal gebakken en ook gebruikt product. Verder werden in de omgeving een flink aantal stukken baksteen en dakpan verzameld (meer dan 30 bewaard).
4.4 Datering Er is niet veel materiaal om te dateren maar de gevonden scherven sluiten prima aan op de historische datering tussen 1809 en 1847/49.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
137
Vondstenlijst Project
Grevenhout
Code Datum
2004/2007
Locatie
Grevenhout
Put
Spoornr
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
0
0
Losse vondsten
0
0
Metaal detector
Wand
Bodem
1
Perc.
Perc.
Dakpan
16
16
47%
1
3%
33
34
100%
CU
2
2
18%
Kop van gieter, patroon
Overig
8
8
73%
troep
1
1
9%
11
11
100%
GL
1
Subtotaal
1
IW R
1
EP
NO hoek fundering
GL
19a/b
1
1
13%
1
4
5
63%
1
1
2
25%
2
6
8
100%
1
11%
1
11%
1
11%
CHECK
1 1
IW
1
R
1
R
W-pijp Subtotaal
138
Totaal
taal
50%
Subtotaal
Totaal
To-
rig
17
W
1
Ove-
Details
17
Subtotaal 1
Gewicht
Baksteen
Pb
NW hoek fundering
Aantal
2
1
Bouwkeramiek
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1
11%
4
4
44%
1
1
11%
6
9
100%
37
37
61%
Handgeblazen fles
Musketkogel
Rand van spreukenbord (Zie: Opgeruimd staat netjes blz. 117)
Pijpenkop met kobalt glazuur (blauw)
Met slibversiering Delen van identieke plavuizen. 1 met mangaanoxide galzuur (zwart) Pijpenkop
Vondstenlijst Project
Grevenhout
Code Datum
2004/2007
Locatie
Grevenhout
Put
Spoornr
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
Wand
Bodem
Metaal EP GL
1
Gewicht
Ove-
To-
Totaal
rig
taal
Perc.
10
10
16%
1
1
2%
2
3%
IW
1
1
1
2
3%
R
2
4
6
10%
W
1
1
2
3%
1
1
2%
49
61
100%
W-pijp Totaal
4.5
Aantal
4
7
1
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Er zijn geen specialisten geraadpleegd.
4.6
Historische achtergrond
4.6.1.
Historisch kaartmateriaal
4.6.2
Details
Perc.
Archief en literatuur verwijzingen
Van der Aa vermeldt de “steen en pannenfabrijk” onder het lemma “Schrevenhout” met als beschrijving “Schrevenhout , landgoed op de Middel-Veluwe, prov. Gelderland, distr., arr. en 7 u. N. van Arnhem, kant. gem. en 3 u. w. van Apeldoorn, onder de bestuurs. Millingen, in het Hoog Soerensche bosch aan den straatweg. Dit landgoed bestaande in eene steen- en pannenfabrijk, arbeiderswoning, bergplaatsen, steenoven, dennen- en akkermaalbosch, benevens ander houtgewas en heide, is groot 56 bund. 58. v. r. 10 v. ell.”29 Van de Aa had zijn tekst overigens blijkbaar letterlijk – inclusief de verschrijving Schrevenhout i.p.v. ’s Grevenhout - overgenomen uit een advertentie die in de Arnhemsche Courant verscheen op 19 Mei 1847 en waarin de nalatenschap van dhr. W. Alpherts te koop werd aangeboden.
Afbeelding 92 Kadastrale kaart uit 1832 met daarop de steenbakkerij. De gevonden oven en woning zijn duidelijk aangegeven.
De baksteenoven en de boerderij zijn duidelijk aangegeven op de kadastrale kaart uit 1832. De leemkuil ontbreekt. In de richting van de leemkuil is een langwerpige structuur aangegeven die mogelijk kan worden uitgelegd als het terrein waar de ongebakken steen te drogen werd gelegd. Afbeelding 93 Advertentie voor de verkoop uit de nalatenschap van W. Alpherts. Arnhemsche Courant 17 december 1846
29
Van der Aa, 1847. Deel “S” blz. 506
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
139
In 1932 wist Cremer de plaats nog wel aan te wijzen: “Men vindt nabij vele leemkuilen, evenals bij die aan den Asselschen weg de stille getuigen van vroege industrie in de vorm van roode puin, dikwijls bedolven onder humus en vegetatie. Zoo bij het Ruitersgat, bij de kuil tegenover de echoput en bij die aan den Amersfoortschen weg in den hoek tusschen dien weg en de traa van Berg-en-Bos.”30 Eerder was uit diezelfde nalatenschap al losse inboedel te koop aangeboden waaronder 80.000 bakstenen en 2000 dakpannen. Iets meer achtergrond informatie over de oorsprong en het einde van de stenenbakkerij in het Grevenhout geeft Langebergh-Parqui in haar beschrijving van Hoog Soeren. Eerst noemt ze terloops het Grevenhout in context van de aanleg van de Amersfoortse weg. Ze citeert daarbij een van de oudere inwoners: “Verder pratend over zin jeugd vertelde hij hoe er in de jaren toen koning Lodewijk Napoleon de straatweg heeft laten aanleggen, langs die weg steenbakkerijtjes hebben gestaan, waar de stenen voor de straatweg werden gebakken. Zo was er ook een bij Grevenholt.”31 Later schrijft ze nogmaals over de baksteenovens langs de Amersfoortse weg: Over de top van de Klinkenberg heen liep een weg naar de Echopuit, die ten tijde van Koning Lodewijk Napoleon. gegraven was. In 1809 werd er op last van Lodewijk Napoleon die regelmatig op Het Loo verbleef, een begin gemaakt met de aanleg van de straatweg naar Amersfoort. Voor het vervaardigen van de benodigde stenen werd gebruik gemaakt van de in de bodem aanwezige leem. Om de stenen te bakken werden op verschillende plaatsen langs de aan te leggen weg veldoventjes gebouwd, ticheloven genaamd. Beginnend bij Het Loo en het Koninklijk park langs de Wiesselse bossen liep de nieuwe weg, enkele heuveltjes doorgravend, de Soerense heuvelrug op naar het punt waar op beide zijden de heide begon. Daar zette men een tolhuis neer. Tegenover dit tolhuis bevond zich ook zo’n veldoven. Misbaksels en afgekeurde stenen werden er naast gegooid. Met dit materiaal zijn later in Hoog Soeren nog heel wat huisjes gebouwd. 32 Tenslotte een interessant detail over het einde van de baksteenfabriek en van de woning die daar heeft gestaan: “(Over Hoog Soeren) Wat verderop links, aan de grond van het schoolhuis grenzend, stond het kleine vierkante huisje dat er ook nu nog staat. De in 1977 honderd jaar geworden overbuurman Kobus Rijnders, zoon van de oude boswachter Rijnders, heeft meermalen verteld dat de uit leem gebakken stenen waarmee dit huisje was gebouwd, evenals de zware eikenhouten balken van de zoldering, afkomstig waren van het huis dat de familie De Graaf in ’s Grevenholt bewoond had en dat afgebroken was nadat koning Willem III dit terrein in 1847 had aangekocht. (Overigens was in ‘ sGrevenholt – aan de straatweg naar Amersfoort – ook een steen- en pannebakkerijtje geweest waar ook de klinkers voor de straatweg
30
Kremer, 1932. Blz. 8.
31
E.W.Langebergh-Parqui, 1983. Blz. 49.
32
E.W.Langebergh-Parqui, 1983. Blz. 58/59.
140
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 94 Advertentie voor de verkoop van de nalatenschap van W. Alpherts. Arnhemsche Courant 19 Mei 1847
waren gebakken.) De familie De Graaf was toen naar het huis bij de Echoput verhuisd waar eerst de vader en later de zoon tolgaarder werd. Voor de juistheid van de overlevering dat het bedoelde huisje gebouwd werd van de stenen van het huis uit ’ s Grevenholt, pleit het jaar 1849 dat in een van de stenen van het voorhuis staat. In een gevelsteen aan het er later aangebouwde stalletje zijn de letters GdG en het jaartal 1864 te vinden. De eike balken zijn bij een later verbouwing echter verdwenen. In dit kleine vierkante huisje heeft voordat Hoog-Soeren in 1870 haar eerste officiële schoolmeester kreeg, vrouw de Graaf enkele nieuwsgierige Soerenaartjes nog wat lezen, rekenen en schrijven bijgebracht, zoals ze – volgens het verhaal van Hessel van Campen – ook al in ’s Grevenholt had gedaan. Nog in 1914 kon hij de plek aanwijzen waar het huis daar had gestaan waarin hij les had gehad.33
33
E.W.Langebergh-Parqui, 1883. Blz. 65.
Dat Willem II Grevenhout inderdaad kocht blijkt uit een korte mededeling in de Arnhemsche Courant van 23 Juni 1847.
Afbeelding 95 Willem II koopt Grevenhout op een veiling. Arnhemsche Courant 23 juni 1847
Over de aanleg van de Amersfoortse weg is nog wel meer literatuur. Twee interessante vermeldingen hier nog kort aangehaald. Kemperink vermeldt kort: “De eerste straatweg, in dit deel van het land aangelegd door Lodewijk Napoleon in 18081809, loopt regelrecht van Amersfoort naar Het Loo. In 1815 laat koning Willem I de verbinding doortrekken naar Deventer. … De vrachtprijs voor een volle wagen, tot dat jaar 55 a 60 cent, daalt direct met 40 procent.”34
Een leuk citaat komt ook van burgemeester Nairac van Barneveld: “Terschuijr ligt aan den straatweg van Amersfoort op Apeldoorn. Deze straatweg dankt de Veluwe aan Koning Lodewijk; ’ t was me eene verbazing in onze goede gemeente (i.e. Barneveld) toen in 1809 zich de ongeloofelijke mare zich verspreide, dat er een klinkerweg zou komen; gesteld, zeide men, dat er in de heele wereld al zoo veel klinkers waren, wat te dol was om te gelooven, dan nog zouden zij in dat gulle zand wegzinken!… Eenige jaren later werd de straatweg beplant; tot in 1879 was de fraaie beuken en eikenlaan een sieraad van het landschap; zij is toen gedeeltelijk gesloopt en bracht niet zoveel op om de boonestaken te betalen, die onder den naam van opgaande heesters, jaar in jaar uit zullen moeten vernieuwd worden voor zij aan ’ t groeien zijn: de schatkist werd niet rijker, Veluwe wel armer.”35 Een laatste stukje informatie ligt besloten in de naam van het pad dat nu over de oven heen ligt en “de Rode Weg” heet, ongetwijfeld vanwege het baksteenpuin en het rood verbrande zand.
1.2.1
Historische afbeeldingen en foto’s
Afbeelding 97 Prent van Arie Lieman uit 1857. Vermoedelijk van hetzelfde huis als hierboven 36 .
34
Kemperink, 1993. Blz. 147.
35
Nairac, 1882. Blz. 36.
36
Museum CODA. 1186-F153-015
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
141
dat de oven waarschijnlijk oorspronkelijk is aangelegd voor de productie van baksteen voor de Amersfoortse weg, rond 1809. Daarna is de “steen en pannenfabriek” nog in bedrijf gebleven totdat Willem II het terrein in 1847 kocht en de bebouwing liet afbreken. De woning werd daarbij verplaatst naar Hoog Soeren waar ze nog staat.
4.8 Bijlage 4.8.1 Opgravingsdocumentatie
Afbeelding 96 Huis dat volgens overlevering is gebouwd van de stenen van de afgebroken woning in Grevenhout
4.6.3
Eerdere onderzoeken
In het archief van de gemeente Apeldoorn bevindt zich een kaart, gemaakt door Jaap Moerman met daarop aangegeven archeologische resten en historische topografische benamingen 37.
Afbeelding 98 Uitsnede uit de kaart door Jaap Moerman, met daarop aangegeven (nu rood omcirkeld) de door hem geïdentificeerde baksteenovens. In blauw de plaats van de oven in Grevenhout.
Op de kaart zijn ook een aantal baksteenovens gemarkeerd langs de Amersfoortse weg, maar niet de oven in Grevenhout. Wel wordt aan de hand van de kaart duidelijk dat langs het hele tracé van de Amersfoortse weg klinkers zijn gebakken. Overigens is ook de oven voor Het Loo (zie hiervoor) aangegeven.
4.7
Synthese / conclusies
De vondst van de fundering en de baksteenoven in Grevenhout sluit goed aan bij de historische gegevens. Daaruit blijkt
37
142
Museum CODA. 1186-K000-239
100%: archeologie
Digitaal is beschikbaar • 7 dagrapporten • 30 digitale foto’s van de leemkuil, de funderingen en de bodem opbouw bij de oven • 4 tekeningen: Muur, profiel muur, boringen oven, boringen terrein • Tekening opbouw muur • Historisch materiaal (literatuur, kaartjes, afbeeldingen). De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Daarnaast is de documentatie deels op papier in het archief van de AWA in het ACEC gebouw.
4.8.2 Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw is een krat met vondsten. Die bestaan overigens vrijwel uitsluitend uit bakstenen en dakpannen. Daarnaast heel beperkt aardewerk en metaal.
4.8.3
Publicatie van het onderzoek
Het onderzoek is gepubliceerd in • Hunnepers december 2006 • Hunnepers december 2007
15 Geen ringwalburg bij Schuilenburg 15.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
De naam, ligging en verkaveling van de boerderij Schuilenburg ten oosten van Apeldoorn gaven aanleiding tot de speculatie dat hier een ringwalburcht gelegen zou hebben. De AWA heeft deze bewering door middel van een booronderzoek getoetst maar niet kunnen bevestigen.
Code Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn
Locatie
Locatie Schuilenburg (Oud Schuilenburg 12) Coördinaten
199.825, 468.400 199.825, 468,525 199.925, 468.400 199.925, 468.525
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum onderzoek
24-12-2005
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologische werkgroep Apeldoorn
15.2 Onderzoek 15.2.1 Aanleiding In zijn boekje over oude boerderijnamen in Apeldoorn vermeldt Dr. Otten “Er zijn aanwijzingen dat op de plek van de Schuilenburg in de Middeleeuwen een ringwalburcht heeft gestaan die er toe diende om de oostelijke exportroute voor de ijzerindustrie in en om het Engelanderholt te beveiligen. De Hunneschans had die functie voor de noordelijke route.”38 Deze opmerking intrigeerde zo dat contact werd gezocht met de zeer welwillende bewoners, de heer en mevrouw Van Weenum (broer en zus).
15.2.2 Locatie De locatie betreft een boerderij gelegen aan de Deventerstraat net ten oosten van Apeldoorn, niet ver van het Woudhuis (iets noordelijker). De boerderij ligt aan het einde van een oprijlaan. Voor de huidige boerderij (aan de zuidkant) ligt een vijver die ook al voor een voorganger uit 1880 lag. De omringende percelen bestaan uit weiland.
Coördinaten 199.825, 468.400 199.825, 468,525 199.925, 468.400 199.925, 468.525 Periode van het onderzoek Het onderzoek vond plaats 1 dag voor Kerst op 24-12-2005. Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek van de AWA waren 1. Adriaan Arkesteijn 2. Bert Toeter en Chris Nieuwenhuize 3. Gerard Heij 4. Gijsbert Janssen 5. Harry Schotman 6. Minke Westera 7. Nico van Luik 8. Sven van Luik (zoon van Nico) 9. Margriet Winter 10. Michael Hulsebos.
Achter het woonhuis ligt een varkensschuur uit 1978 van 36 meter lang oost/west georiënteerd.
Verder was Peter Schut van de ROB aanwezig.
Het is nat gebied. Ook bij het boren was de natte ondergrond een beperking: de putten liepen vol water.
Het was een mooie zachte winterdag. Had het de dagen daarvoor nog wat gemiezerd, deze dag was het prachtig droog. Verder moet de gastvrijheid van de eigenaars genoemd worden, Die zorgde voor een Kersttol, maar ze hadden ook geregeld dat we in het weiland van de buren konden boren.
38
15.2.3 Omstandigheden rondom het onderzoek
Otten, 2003. Blz. 161
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
143
Afbeelding 99 Kadastrale kaart uit 2010 met daarop aangegeven de uitgevoerde boringen
15.2.4 Omstandigheden rondom het onderzoek Het was een mooie zachte winterdag. Had het de dagen daarvoor nog wat gemiezerd, deze dag was het prachtig droog. Verder moet de gastvrijheid van de eigenaars genoemd worden, Die zorgde voor een Kersttol, maar ze hadden ook geregeld dat we in het weiland van de buren konden boren.
15.3 Resultaten 15.3.1 Aanpak Evenwijdig aan de oprijlaan werd een raai boringen gezet (raai 1) en 100 meter naar het oosten een 2e raai (raai 2). Bert heeft beide raaien ingemeten met hulp van Adriaan en Margriet. Raai 1 was 20 meter lang, gemeten vanaf de zuidelijke kavelgrens (met de weg) en omvat 4 boringen (respectievelijk 5, 10, 15 en 20 meter vanaf de erfscheiding) Raai 2 was 75 meter lang, gemeten vanaf de zuidelijk kavelgrens (met de weg) en omvat 8 boringen (respectievelijk 5, 15, 25, 35, 45, 55, 65 en 75 vanaf de erfscheiding) Vervolgens werden 2 raaien gezet haaks op de oprijlaan om de “gracht” die bij de bouw van de varkensschuur was aangetroffen, terug te zoeken. Door de bebouwing en bestrating kon niet onmiddellijk naast de varkensschuur worden geboord maar flink wat zuidelijker, naast de woning.
144
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De 4e raai lag evenwijdig aan de voorgevel aan de woning en de 3e raai 10 meter meer noordelijk (richting varkensschuur). Raai 3 was 20 meter lang en werd gemeten vanaf de oostelijke erfscheiding (kavelsloot). Hij lag 2 meter naast een schuurtje dat haaks op de kavelsloot lag (en tussen de kavelsloot en de woning ligt). Er werden 3 boringen gezet op respectievelijk 5, 10 en 20 meter vanaf de sloot. Raai 3b bevatte 2 boringen op 17 en 20 meter vanaf de kavelsloot en ongeveer 5 meter meer naar het zuiden. (7 meter vanaf schuurtje dat haaks op kavelsloot staat) Raai 4 lag evenwijdig aan raai 3 en bestond uit 4 boringen op respectievelijk 2.5, 12.5, 22.5, 32.5 meter vanaf de erfscheiding. (Doordat de erfscheiding niet helemaal evenwijdig ligt met de gevels van het huis was 2,5 meter nodig om de boringen op dezelfde plaats te krijgen als van raai 3.
15.3.2 Observaties 15.3.2.1 Raai 1 Boring 1. Boring 2.
Zwarte grond tot 45 cm diep. Dan tot 100 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Zwarte grond tot 50 cm diep. Dan tot 100 cm bruin zand. Daaronder wit zand.
Boring 3. Zwarte grond tot 45 cm diep. Dan tot 95 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 4. Zwarte grond tot 40 cm diep. Dan tot 85 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Het gebied was erg drassig.
15.3.2.2 Raai 2 Boring 1. Zwarte grond tot 50 cm diep. Dan tot 70 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 2. Zwarte grond tot 70 cm diep. Dan tot 90 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 3. Zwarte grond tot 80 cm diep. Dan tot 100 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 4. Zwarte grond tot 60 cm diep. Daaronder wit zand. Boring 5. Zwarte grond tot 50 cm diep. Daaronder zand Boring 6. Zwarte grond tot 50 cm diep. Dan tot 80 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 7. Zwarte grond tot 50 cm diep. Dan tot 100 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 8. Zwarte grond tot 50 cm diep. Dan tot 105 cm bruin zand. Daaronder wit zand. (met veel grind) Met name het zuidelijke deel is erg drassig. De resultaten gaven geen enkele aanwijzing voor verstoringen tot op grote diepte. Wel lijkt de zuidgrens van nature lager te liggen en daardoor erg nat. Dat is ze nog steeds, maar de dikkere laag zwarte grond wijst mogelijk op een bepaalde mate van egalisatie. In elk geval ligt de boerderij zelf aanzienlijk hoger dan het omliggende terrein.
15.3.2.3 Raai 3
15.3.2.4 Raai 4 Boring 1. Boring 2. Boring 3. Boring 4.
Zwarte grond tot 80 cm diep. Dan geel zand. Zwarte grond tot 110 cm diep. Dan geel zand. Zwarte grond tot 170 cm diep. Dan geel zand. Op grote diepte glasscherf. (kan bij boren uit hogere laag zijn gevallen, maar waarschijnlijk niet) De diepste verstoorde lagen zijn compact en ruiken naar “beerput” Zwarte grond tot 90 cm diep. Dan bruin, ijzerhoudend zand.
15.3.3 Opgravingskaart Zie de kadastrale kaart hiervoor in paragraaf 15.2.2 waarop de boringen zijn aangegeven.
15.3.4 Profielen Zie de beschrijving bij de observaties hiervoor in paragraaf 15.3.2.
15.3.5 Interpretatie van de sporen In de eerste 2 raaien werd geen enkele aanwijzing gevonden voor het bestaan van een ringwalburcht. Het geheel was drassig, maar ongestoord. Van de gracht die is aangetroffen bij de bouw van de varkensschuur is vermoedelijk het verlengde gevonden naast de huidige woning in raai 3 en 4. Het is zeer waarschijnlijk dat het hier om de gracht of sloot gaat die de boerderij Schuilenburg op de kadastrale kaart uit 1832 omgaf. Het gaat dan om een rechthoekige omgrachting die waarschijnlijk rond 1880 is gedempt toen de voorganger van de huidige woning ongeveer 30 meter meer naar het noordwesten werd gebouwd. De moderne glasscherf op een behoorlijke diepte is dus goed verklaarbaar. De rioollucht van de bedorven modder van de grachtbodem ruikt na 125 jaar nog steeds als toen de gracht werd gedempt.
Boring 1. Zwarte grond tot 70 cm diep. Dan tot 100 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 2. Zwarte grond tot 70 cm diep. Dan tot 100 cm bruin zand. Daaronder wit zand. Boring 3. Zwarte grond tot 75 cm diep. Minimaal tot 180 cm verstoord. Vanaf 200 cm zandig. Op 230 cm gestopt vanwege water. De diepste lagen ruiken nog steeds “naar beerput”
15.3.6 Datering
Boring bevat flink aantal scherven van roodbakkend aardewerk: 2 met zwart glazuur, 2 loodglazuur, 1 met koperglazuur, een groot deel van vuurtest (compleet profiel, met bodem en rand)
Peter Schut van de ROB was betrokken en aanwezig bij het onderzoek. Hij had een aantal soortgelijke onderzoeken naar omwalde terreinen op zijn conto. De boringen gaven ook hem geen enkele aanleiding een vroegere omgrachting te veronderstellen.
Raai 3b Boring 4 Boring 5
Niet van toepassing.
15.3.7 Vondstenlijst Boring 3.3 bevatte een flink aantal scherven van roodbakkend aardewerk: 2 met zwart glazuur, 2 loodglazuur, 1 met koperglazuur, een groot deel van vuurtest (compleet profiel, met bodem en rand) Beeld is 18e/19e eeuws.
15.4
Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
Na 90 cm puin en aardewerk Zwarte grond tot 120 cm diep. Dan wit zand. SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
145
15.5
Historische achtergrond
15.5.1
Historisch kaartmateriaal
De markante vorm van de verkaveling rond Schuilenburg komt goed uit de verf op de beschikbare 19e eeuwse kaarten met name de kadastrale kaart en enkele topografische kaarten. Bijgevoegd de kadastrale kaart uit 1832. De boringen en schalaanduiding zijn niet helemaal zuiver, maar de fout zal niet meer dan ca. 10 meter bedragen.
15.5.2 Archief en literatuur verwijzingen De boerderij Schuilenburg dateert volgens de bewoners uit 1988. Deze is daar gebouwd ter vervanging van een voorganger uit Ca. 1880. De verkaveling op de oudste kadastrale kaart van 1832 toont dat de boerderij voor 1880 zelf ook een voorganger had die meer naar het zuidoosten lag.
ringwalburcht heeft gestaan die er toe diende om de oostelijke exportroute voor de ijzerindustrie in en om het Engelanderholt te beveiligen. De Hunneschans had die functie voor de noordelijke route.”40 In zijn boek over Lebuinus herhaalt Otten deze opmerking.41 Ook Alberts noemt Schuilenburg als bezit van het kapittel van Lebuinus: Behalve het Woudhuis zelf bezat het kapittel (van Lebuïnis in Deventer) rechten op het tussen het Woudhuis en Oost Apeldoorn gelegen erf Schuilenburg, want nog in 1641 en later jaren is dit erf belast met een uitgang van één gulden aan de proost van Deventer. (Een uitgang is een bepaalde verplichting die op een erf rust). Schuilenburg blijkt in laatstgenoemd jaar eigendom te zijn van het St. Petergasthuis te Arnhem en is voor 250 gulden ’s jaars verpacht aan Wolter Gaerts.
Diezelfde kadastrale kaart toont echter ook een markante, grote cirkelvormige “verstoring” van de verder tamelijk standaard verkaveling. De verstoring is ongeveer 200 bij 300 meter. Deze verkaveling en het verhaal dat aan het eind van de 19e eeuw “wallen” geëgaliseerd zouden zijn, hebben geleid tot het verhaal over een “ringwalburcht” ter plaatse, vergelijkbaar met de Hunneschans. Behalve de kadastrale kaart, geeft ook de topografische kaart uit 1872 een prachtig – en suggestief – beeld van een ringvormige kavel (bos). Met het onderzoek ter plaatse wilden we als AWA proberen dit verhaal te onderbouwen. De boerderij wordt beschreven door Dr. Otten over boerderij en veldnamen in Apeldoorn. Hij schrijft: “In 1988 werd de statige boerderij De Schuilenburg afgebroken. De rechte voorgevel had een hoogte van 11 meter, de breedte was 14 meter en de boerderij was 22 meter lang. Bij de afbraak werden onder de boerderij kelders en gemetselde trappen aangetroffen. De Schuilenburg heeft dan ook verscheidene voorgangers gehad. In 1920 brandde de boerderij af en ook in 1881 was er een grote brand. Om de boerderij lag een gracht en op het terrein stonden een koetsiers- en tuinmanswoning. In de krant van 10 december 1881 werd de kapitale boerderij met 58 bunder land te koop aangeboden. De vroegste vermelding is uit 1482 in de persoonsnaam Ot van Schulenborch die in 1491 Ot op Schulenborch wordt genoemd39. In 1534 werd De Schulenburch geregistreerd en in het cohier van 1648 staat ‘St Peters gasthuijs tot Arnhem Eijgenaers vant Erve Schuijlenburg’, en dat er toen ruim 42 bunder land bij de boerderij lag. Hoe vaak de boerderij tussen eind 15e eeuw en 1881 herbouwd of verbouwd staat niet in de stukken. Een schuilenburg was vroeger een plek waar je kon schuilen, maar het Middel Nederlandse woord schulen had ook de betekenis van ‘vee insluiten’. In Epe lag vroeger een stuk grond met de naam de Schuilerij. Er zijn aanwijzingen dat op de plek van de Schuilenburg in de Middeleeuwen een
39
146
Afbeelding 102 Advertentie uit 1881 (o.a. Apeldoornse Courant)
Volgens een advertentie in de oude Apeldoornse Courant van 10 december 1881 bestond het ‘aanzienlijke’ landgoed Schuilenburg gelegen nabij de Wolthuizen en de straatweg naar Zutphen, uit een geheel nieuw gebouwd kapitaal boerenhuis met twee landheerskamers, boomgaard, tuin met vijver, opgaande bomen, bouwlanden, uitgestrekte weilanden, akkermaalshout en dennenbossen; het geheel; het geheel was ruim 58 bunder groot. Het uitgebreide bezit van St. Lebuïnis in de Woudhuizermark – die om die reden vroeger ook wel “praestmerck” (Proostmark) werd genoemd – is, evenals de andere goederen van dit kapittel in de Franse tijd door de staat genaast. Eenzelfde lot
Gelders Archief; Hertogelijk archief inventarisnummer C 3B
40
Otten, 2003. Blz. 161.
folio 112v - 114v
41
Otten, 2006. Blz. 49.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
ondergingen de goederen van Sinte Marie en van andere kapittels.42 Op dit moment wordt de boerderij bewoond door dhr. en mevrouw Van Weenum. Hun grootvader kocht de boerderij rond 1920. Mevrouw van Weenum heeft een artikel geschreven dat binnenkort zal verschijnen in het verenigingsblad van “Oud Apeldoorn” .
15.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Bij zijn artikel over de boerderij – zie hiervoor – is ook een foto afgebeeld van Schuilenburg voor de afbraak in 1988.
15.5.4 Eerdere onderzoeken
Afbeelding 100 Kadastrale kaart uit 1832 met daarop aangegeven de
Achter het woonhuis ligt een varkensschuur uit 1978 van 36 meter lang oost/west georiënteerd. Bij het graven van de gierkelders werd een “grachtvulling” geraakt aan de
boringen. De projectie is niet perfect.
Afbeelding 101 Schuilenburg op de topografische kaart van 1872 42
Alberts, 1973. Blz. 46.
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
147
oostkant van de schuur. De verstoring was aanzienlijk omdat een grote hoeveelheid “zwarte grond” verwijderd moest worden. (Dhr. van Weenum gaf aan dat de 4 gierkelders 1.60 meter breed zijn). In 2 van de kelders werd de gracht geraakt. Er werd wel 30 M3 zwarte grond verwijderd. Dat zou neerkomen op een grachtprofiel van 10m2 doorsnede)
15.6
Synthese / conclusies
Ondanks eerdere geruchten in die richting is voor een ringwalburcht bij Schuilenburg geen enkele aanwijzing gevonden. Nu is het altijd moeilijk om uit iets wat je niet hebt gevonden een eenduidige conclusie te trekken, want er is altijd een kans dat het onderzoek niet grondig genoeg was. Vooralsnog lijkt de conclusie echter gerechtvaardigd dat de verkaveling anders verklaard moet worden.
15.7 Bijlage 15.7.1 Opgravingsdocumentatie De documentatie van dit onderzoek is in beheer bij de AWA. De documentatie is digitaal en bestaat uit • Een dagrapport • 14 foto’s van het onderzoek • Een overzicht van de boringen • 13 oude kaarten en luchtfoto’s • Een document met literatuur en archiefvermeldingen (3 versies)
15.7.2 Vondsten Niet van toepassing. Mogelijk ligt er in het ACEC gebouw nog een zak met een halve vuurtest.
15.7.3Publicatie van het onderzoek Het onderzoek is gepubliceerd in de Hunnepers van 2006.
148
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
16 Schoonbroek 16.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Aan de noordkant van Apeldoorn werden de resten van een groot middeleeuws, stenen gebouw gevonden. Het gebouw was duidelijk afgebrand. De vondsten gaven een datering midden 14e eeuw
Code
AP-92, AP-93
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Schoonbroek (nu Weegschaalstraat) Coördinaten 195.83 / 472.87
Uitvoerder
AWN, AWA, ROB, RAAP
Datum onderzoek
1980, Maart 1991, 1992, April 1993, April 1997, Mei 2001
Documentatie
Onderstaande is gebaseerd op de documentatie zoals die beschikbaar is bij de AWA. Deels is deze afkomstig van het ROB onderzoek. Vermoedelijk is elders (gemeente Apeldoorn of ROB) meer documentatie. Rapportage Gerard Heij
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
16.2 Onderzoek 16.2.1 Aanleiding Het onderzoek naar “Schoonbroek” was een estafetteloop over ruim 20 jaar. Het eerste onderzoek dateerde uit 1980. In die periode was er melding gemaakt van vondsten afkomstig van dit terrein, waar door J.D.Zoete en F.Bouwmeester in een proefputje zich nog in verband bevindende muurresten en fragmenten steengoed (Jacobakan) waren aangetroffen. Toen de gemeente Apeldoorn in 1991 besloot het terrein langs de Oostveluweweg (S11)als industriegebied tot ontwikkeling te brengen, werd door de AWA besloten een proefonderzoek te doen naar de vermoedelijke resten van het vroegere “huis Schoonbroek”.
Daarnaast lijkt op de luchtfoto uit 1963 (zie hierna) de contour van de opgegraven gracht zichtbaar. De gracht komt goed overeen met de opgravingstekening, alleen de oriëntatie wijkt af. Geconcludeerd is dat de noord-pijl op de opgravingstekening niet klopt. Dat strookt ook met de resultaten van het weerstandsmetingsonderzoek waar de contouren van het gebouw en de omringende verkaveling beiden zijn weergegeven. Het opgravingsterrein zoals dat op de onderstaande kaart is aangegeven, is gebaseerd op de oude luchtfoto. Dat leidt tot onderstaande reconstructie van het opgravingsterrein. Daar valt dus wel wat op af te dingen en de nauwkeurigheid kan ook gemakkelijk meters afwijken.
16.2.3 Periode van het onderzoek
16.2.2 Locatie
Het onderzoek vond plaats in een aantal stappen • 1980 eerste waarneming door AWN • 9, 16 en 23 Maart 1991 Onderzoek door AWA • 1992 weerstandmetingonderzoek door RAAP. (De grijswaardenkaart is gedateerd 23-1-1992) • 1992 onderzoek door ROB met 2 proefsleuven • 22 Maart – 9 April 1993 Onderzoek door ROB • 12 April 1997 Onderzoek door AWA • Mei 2001 Waarnemingen door AWA
De locatie is aangegeven op de ROB opgravingstekening: 195.83 / 472.87.
16.2.3 Betrokkenen bij het onderzoek
De resultaten van het proefonderzoek waren aanleiding voor vervolgonderzoek door RAAP en ROB uitmondend in een vlakdekkende opgraving door de ROB in april 1993. In April 1997 volgde nog een klein onderzoekje door de AWA toen een eerste perceel van het industrieterrein werd ontwikkeld. In Mei 2001 volgden nog enkele waarnemingen toen ook de rest van het terrein werd ingevuld.
Probleem is dat op de opgravingstekening het gebouw noord/zuid is georiënteerd. Daarbij zou het gebouw een hoek van 45 graden maken met de verkaveling.
Betrokken bij het onderzoek waren (waarschijnlijk niet compleet) In 1980 1. Frits Bouwmeester 2. J.D. Zoete
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
149
Afbeelding 103 Kadastrale kaart uit 2010 met in blauw het onderzoeksterrein in 1993. Het onderzoeksterrein is gereconstrueerd a.h.v de luchtfoto uit 1963
In 1991 3. Anne Burghout 4. Corrie Busser 5. Frits Bouwmeester 6. Gerard Heij 7. Harry Schotman 8. Henk Verbeek 9. Huub Ummels 10. Jan Limonard 11. Lidy Delleman 12. Robert van Dierendonck 13. Ronald Wentink In 1992 (ROB) 14. A. Buisman (ROB) 15. J. va Doesburg (ROB) 16. R. Hulst (ROB) In 1993 17. R. Hulst (ROB) 18. J. va Doesburg (ROB) Ondersteuning van het onderzoek door ROB door leden van de AWA (mondelinge mededeling Harry Schotman)
150
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
In 1997 19. Gerard Heij 20. Frits Bouwmeester 21. Dick Lijnsveld 22. Joop Keuls In 2001 23. Chris Nieuwenhuize 24. Gerard Heij
16.2.4 Omstandigheden rondom het onderzoek Het onderzoek kende wel een lange aanloop maar kon uiteindelijk professioneel opgegraven.
16.3 Resultaten 16.3.1 Aanpak 16.3.1.1
Aanpak in 1980
Volgens de summiere gegevens over het onderzoek in 1980 werd in elk geval een proefputje gegraven.
16.3.1.2 Aanpak in Maart 1991 In 1991 werd met behulp van aanwijzingen van de eigenaar, die bij het ploegen een open plek omgeven door grote hoeveelheden puin had gezien, en actieve hulp van Frits Bouwmeester werd gepoogd met een prikstok muurresten op te sporen. Op grond van de hiermee verkregen gegevens van de veronderstelde ligging van muren werd een viertal proefsleufjes met een breedte van 1 m. en een lengte van max. 6 m. aangelegd over de veronderstelde noordelijke, oostelijke en zuidelijke buitenmuur van het gebouw.
Een aantal fragmenten baksteen was geheel verbrand terwijl er hier en daar werden ook resten verbrand organisch materiaal en natuursteen aangetroffen. Onder de vondsten is de grote hoeveelheid fragmenten lood opmerkelijk: In werkput 3 werd in het profiel een stuk lood met een lengte van 30 cm waargenomen.
16.3.2.2 Observaties in 1992 RAAP voerde een weerstandsmetingonderzoek uit. Aan de hand hiervan kon vastgesteld worden dat hier wel degelijk sprake is van een plattegrond met een gracht eromheen.
16.3.1.3 Aanpak in 1992 RAAP heeft in 1992 weerstandsmetingen uitgevoerd. De volledige plattegrond met gracht werd afgezocht: Een terrein van 100 bij ca. 50 meter, met nog een aanpalende strook van ca. 10 bij 50 meter. De ROB groef later dat jaar twee kruislings liggende sleuven en 2 haakse sleuven om de uiteinden van de zuidelijke lange muur terg te vinden. In het verlengde van de westelijke dwarssleuf werd daarbij de gracht aangesneden en de brug teruggevonden.
16.3.1.4 Aanpak in April 1993 In april 1993 werden de resten vlakdekkend opgegraven door de ROB.
16.3.1.5 Aanpak in April 1997 In 1997 werden sloten en stukken van een hooimijt in profiel getekend en met name materiaal met hout verzameld, Frits Bouwmeester heeft video en foto’s gemaakt, slecht koud weer met af en toe regen.
16.3.1.6 Aanpak in Mei 2001 In mei 2001 werd het terrein met de metaaldetector afgezocht. Hoewel bij de bouw van een aantal bedrijfsgebouwen de precieze locatie van Schoonbroek net niet werd geraakt, kwamen toch tal van resten boven, De uitgegraven grond is afgezocht, Verzameld werden vooral een aantal bakstenen en loodstrips.
16.3.2 Observaties 16.3.2.1 Observaties in Maart 1991 Het resultaat van het onderzoek in 1991 was gering. Dit werd vooral geweten aan de geringe omvang van de proefsleufjes en het feit dat er verspreid over het terrein zoveel puin aanwezig was dat duidelijke muurresten met de prikprospectie niet te onderscheiden zijn. In geen enkele proefsleuf werden resten van muren in situ aangetroffen,zodat omtrent de omvang van het gebouw “nog” niets gezegd kan worden.Wel werden grote hoeveelheden puin van kloostermoppen (27x13,5x6,5 cm), soms in verband, vaak liggend op een laagje van fragmenten leisteen waargenomen. Deze puinlaag met lei ligt op een schone of uitgeloogde bodem waarin zich veel kienhout bevindt,een loonniveau werd niet geconstateerd.
Afbeelding 104������������������������������������������������������ ��������������������������������������������������������� Grijs������������������������������������������������ waardenkaart en interpretatie van weerstandsmetingsonderzoek door RAAP van Schoonbroek
Op basis van de resultaten van het weerstandsmetingen onderzoek legde de ROB in datzelfde jaar 2 proefsleuven aan: Een over de lengte van het gebouw en een daar haaks op. De ROB kon op basis van de proefsleuven al grotendeels definitieve conclusies trekken: De grootte (24 bij 8 meter) en de ligging van het gebouw en de breedte van de gracht (maximaal 13 meter).Het gebouw was duidelijk afgebrand en had slechts kort bestaan. De dakbedekking bestond uit lei. De brug werd teruggevonden en bestond uit het type “Rigold type IIB”. Hij bestond uit een aantal palen die net boven de grachtbodem uitstaken en waarover een lange houten balk
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
151
(de slof) lag. Op deze balk waren vervolgens jukken aangebracht waarop vervolgens het brugdek zelf rustte. Twee houten palen in de grachtbodem waren voorzien van ijzeren paalschoenen. Het eikenhout zelf tenslotte bleek dendrologisch gedateerd te kunnen worden in 1347. Op de plaats van de brug werd het hang en sluitwerk van minimaal 2 deuren gevonden in de vorm van een slot (met sleutel), scharnieren, beslag, grendels etc.
16.3.2.3 Observaties in April 1993 Op het proefsleuven onderzoek volgende een vlakdekkende opgraving door de ROB in 1993. Bij deze opgraving werd een rechthoekige fundering van 24,60 bij 8 meter aangetroffen. Van de muren waren meestal geen of slechts 1 tot 4 steenlagen over (formaat 26/27 * 13/14 * 6/7) met een breedte van 0,95 tot 1 meter. Aan de westzijde van het gebouw werden een aantal eikenhouten palen teruggevonden, mogelijk de resten van een 3 meter diepe houten aanbouw . Het gebouw was omgeven door een ondiepe gracht met een breedte van 10 tot 11 meter. Op de tekening lijken het 2 grachten, maar dat komt omdat hij in het midden blijkbaar iets minder diep is geweest. Om de gracht van water te voorzien was deze verbonden met een waterloop. Op de grens tussen deze waterloop en de gracht was waarschijnlijk een klep of andere constructie om de watertoevoer te
152
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
regelen. Dit blijkt uit resten van een houten constructie ter plekke. In de gracht werd een enorme hoeveelheid lei gevonden wat weinig te raden laat over dakbedekking. De leien lagen aan alle kanten van het gebouw in de gracht, behalve aan de smalle zuidzijde. Mogelijk had het gebouw aan deze kant een topgevel en aan de noordzijde een wolfseind. Naast een enorme hoeveelheid daklei en puin kwam uit de gracht vooral een hoeveelheid aardewerk in de vorm van fragmenten (enkele honderden scherven) van Siegburg kannen uit het midden van de 14e eeuw. De grootste concentratie was afkomstig uit de buurt van de brug. Tenslotte werd erg veel, deels gesmolten, lood gevonden in de vorm van strips.
16.3.2.4 Observaties April 1997 Bij het onderzoek in 1997 werden een hooimijt (recenter dan sloot) en een sloot met twijgen/takken vastgesteld. [Geen tekeningen in archief van de situatie]
16.3.2.5 Observaties Mei 2001 In mei 2001 kon alleen los materiaal verzameld worden uit de uitgegraven grond van de bouwwerkzaamheden.
16.3.3 Opgravingskaart
16.3.4 Profielen
16.3.6 Vondstenlijst
Van de 4 proefsleuven uit 1991 zijn profieltekeningen gemaakt. Deze geven weinig aanvullende informatie en zijn daarom niet in dit rapport opgenomen.
De vondsten bestaan voor het grootste uit bouwfragmenten zoals bakstenen, loodstrips en dakleien en daarnaast uit steengoed aardewerk. Daarnaast is er een klein aantal scherven grijsbakkend aardewerk.
16.3.4 Interpretatie van de sporen De sporen tonen duidelijk de resten van een 14e eeuws, omgracht gebouw.
Uit 1991 bestaat de vondstenlijst grotendeels uit metaal (lood en ijzer) en steengoed aardewerk. Uit 1993 is een uitgebreide vondstenlijst van de ROB. Uit 2001 een lijst met baksteen maten.
16.3.5 Datering Het eikenhout van de brug kon dendrologisch gedateerd worden in 1347.
In 1993 werd ook het volledige hang en sluitwerk van twee deuren en een metalen schep gevonden. Het staat niet op onderstaande inventaris omdat het niet in het archeologisch depot, maar in het museum CODA (eerder Marialust) is. Ook niet op de vondstenlijst staan 2 paalpunten met paalschoen.
Het aardewerk, steengoed uit Siegburg en blauwgrijs aardewerk wijzen op een datering van midden 14de‑begin 15de eeuw.
Vondstenlijst 1991 Project
Schoonbroek
Code
SB
Datum
Maart 1991
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Schoonbroek (nu Weegschaalstraat)
Vondstnr
Locatie beschrijving
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
SB 0 1
SB 1 1
Stort / detector
Wand
Bod.
Ovg
Tot
Perc.
3
60%
PB
2
2
40%
Subtotaal
5
5
100%
FE
1
1
8%
8
8
67%
3
25%
9
12
100%
1
7%
1
1
7%
8
8
57%
1
1
7%
3
21%
10
14
100%
S1
3
Subtotaal
3
G
1
Overig PB S1
3
Subtotaal
4
FE S1
Totaal
3
FE
S.B.1.4
Gewicht
FE
Overig
SB 1 3
Aantal
1 1415b
2
16
1
1
5%
19
95%
Details
Bijzondere vondsten
Prc
verbrand. 1 keer aangesm. Glas
Kies (rund/geit)
SB-1-4-A, SB-1-4-B
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
153
Vondstenlijst 1991 Project
Schoonbroek
Code
SB
Datum
Maart 1991
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Schoonbroek (nu Weegschaalstraat)
Vondstnr
Locatie beschrijving
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
Subtotaal SB 1 5
2
Wand
Bod.
16
Ovg
1
FE Overig
SB 1 6
SB 2 1 SB 2 2 SB 3 3
SB 3 4
SB 4 1
Totaal
S1
3
Subtotaal
3
Gewicht
Totaal
Tot
Perc.
1
20
100%
2
2
8%
20
20
80%
3
12%
22
25
100%
Overig
1
1
100%
Subtotaal
1
1
100%
S1
1
1
100%
Subtotaal
1
1
100%
Overig
1
1
100%
Subtotaal
1
1
100%
FE
4
4
50%
Overig
2
2
25% 13%
R
1
1
S1
1
1
13%
Subtotaal
2
8
100%
6
Details
Prc
spijker slak(1), lei(8), zandsteen(11)
Baksteen 27,5*13,5*6,5
Baksteen Spijker, beslag
FE
1
1
20%
Spijker
Overig
2
2
40%
Zandsteen Met zoutglazuur
S1
1
1
2
40%
Subtotaal
1
4
5
100%
R
1
1
13%
S1
3
3
38%
Subtotaal
4
4
50%
13
14%
1
1%
42
42
44%
3
3
3%
FE
13
G
1
Overig PB R S1
154
Aantal
2
2%
2
30
2 2
1
35
36%
2
33
2
59
96
100%
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Spijker Met zoutglazuur
Bijzondere vondsten
Vondstenlijst 1993 Project
Schoonbroek
Code
AP-93
Datum
April 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Schoonbroek (nu Weegschaalstraat)
Vondstnr
Locatie beschrijving
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
0.0
Detector
Wand
Bod.
Ovg
Overig Pb
2.0.3
2.0.4
2.1.1
profiel
profiel
profiel
uit BT sleuf
1
2% 87%
5
11%
5 46
2.1.3
Overig
1
1
8%
Slak
1
8%
Met spijkergat
10
83%
1 9
1
Subtotaal
9
1
2
12 100%
Overig
5
5 100%
Subtotaal
5
5 100%
Overig
7
7 100%
Subtotaal
7
7 100%
Overig
3
3
27% 73%
Pb
8
8
Subtotaal
11
11 100%
G
2
5 baksteen, 2 lei
Lei
2
22%
Wand versierd
7
7
78%
Lei (met gat), verbrand steen
7
9 100%
1
1
5%
Lei
S1
21
21
95%
Wand+bodem
Subtotaal
22
22
100%
1
1
100%
1
1
100%
Pb S1
2
3 houtskool, 2 lei
Overig
kl S1 spoornr 7
D-vlak
46 100% 8%
Subtotaal 3.1.0
Koperen gesp
1
S1
3 1
Bijzondere vondsten
Prc
1
Subtotaal gracht
Details
Fe
Overig
2.1.2
Tot
Perc.
40
Pb
2.0.2
Totaal
1
S1
profiel gracht
Gewicht
40
Subtotaal 2.0
Aantal
3
75%
1
25%
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
155
Vondstenlijst 1993 Project
Schoonbroek
Code
AP-93
Datum
April 1993
Locatie
Apeldoorn Apeldoorn Schoonbroek (nu Weegschaalstraat)
Vondstnr
Locatie beschrijving
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
Wand
Bod.
Subtotaal 3.1.0.D
Stort + bovengrond
3.1.1
Ovg
1
8
8
89%
S1
1
1
11%
Subtotaal
9
9 100%
Overig
9
9
21%
1
31
74%
2
5%
6
20
4
2 6
22
4
3.1.1. Subtotaal G
S1
gracht
1
10
1
13
4
4 100%
11
50%
2
9%
5 100%
Fe S1
2
1
SAGA-rapport 3: 25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
2
7%
3
3
10%
23
23
79%
1
3%
1 1
27
Bot. O.a. kaak
Tufsteen, lei(6), baksteen versinterd
5 100%
1
2 wand geglazuurd.
36%
5
S2
Lei(6), rood verbrand tufsteen (?), puimsteen (2)
8
5
1
Oorfragment
Geribbelde wand
Subtotaal 1
Prc
5%
Overig
G
Details
1
22 100%
Subtotaal
156
4 100%
8
S1
gracht
4
2
Overig
3.1.3
42 100%
8
S2 Subtotaal
10
1
Overig
3.1.2
Tot
Perc.
Pb
Subtotaal
3.1.2
Totaal
4 100%
S1
uitsp gracht
Gewicht
3
S2
3.1.1
Aantal
geglazuurd
Bot
Marialust Lei, sintels (?2) geglazuurd
29 100%
5
5
38%
Spijkers
5
8
62%
Rand met oor
Bijzondere vondsten
18 Osseveld Oost 18.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Voorafgaande aan de ontwikkeling op het terrein van de wijk Osseveld Oost werd in de loop van bijna 10 jaar veldlopen een flinke hoeveelheid vuursteen verzameld. De vuursteenspreiding beslaat een flink oppervlak.
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Osseveld Oost; Nieuwe straten zijn: De Terrassen en De Pergola Coördinaten 197.980, 470.860 197.900, 470.900 197.800, 470.800 197.860, 470.740
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij
Datum onderzoek
1995 – 2002. Zwaartepunt in maart en april 1995.
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn.
Vondsten
Depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
18.2 Onderzoek 18.2.1 Aanleiding In 1995 werd op een akker, perceel 1203, ingesloten tussen Deventerstraat (zuidzijde) , A50 (oostzijde) en de Veenhuizerweg (noordzijde) te Apeldoorn een aantal vuursteenvondsten gedaan door Frits ten Bosch lid van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland afdeling 18. Deze vondsten werden gemeld aan de Archeologische Werkgroep Apeldoorn en de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort. Op basis van deze vondsten werd besloten deze akker verder op de aanwezigheid van vuursteenmateriaal te onderzoeken middels ‘landesaufnahme’. Deze akker werd bedreigd als gevolg van de aanleg van de nieuwbouwwijk Osseveld Oost. Ook perceel 1053 coördinaten 197.600/470.600 werd onderzocht en enig vuursteenmateriaal werd aangetroffen nader onderzoek door middel van boringen gaf geen aanleiding tot verder onderzoek. Ook oostelijk van dit perceel werd perceel 457 belopen maar hier werd geen materiaal aangetroffen.
De coördinaten zijn: 197.980, 470.860 197.900, 470.900 197.800, 470.800 197.860, 470.740 De kaart gepubliceerd in de Hunnepers in 2003 door Gerard Heij geeft een veel groter gebied, waarbij het zwaartepunt van het onderzoek meer naar het zuidwesten lijkt te liggen. Navraag bij Gerard in 2010 bevestigde hieronder weergegeven locatie. Overigens is op een groter terrein gezocht en vuursteen gevonden.
18.2.2 Locatie De locatie was in 1995 een akker met aan de zuid/oost rand een rij eikenbomen. Vanaf 2002 werd ter plekke de wijk Osseveld Oost aangelegd met op de plaats van de vondsten de straten De Terrassen en De Pergola. De rij eikenbomen bleef gespaard.
Afbeelding 114 Kadastrale kaart uit 2010 met in blauw het belangrijkste onderzoeksterrein.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
193
18.2.3 Periode van het onderzoek Uit de dagrapporten blijkt dat de veldkartering waarbij de vondsten werden ingemeten plaatsvond op 19-3-1995, 26-3-1995, 2-4-1995, 8-4-1995 en 9-4-1995. Op 25-6-1995 werden enkele proefputjes gegraven waarbij het zand werd gezeefd. Verder is nog jaren lang vuursteen verzameld tot het moment dat de wijk werd ontwikkeld.
18.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek in 1995 waren: 1. Corrie Busser Dijkman 2. David van den Berg 3. Dick Lijnsveld 4. Esther (Felder ?) 5. Floortje 6. Frits ten Bosch 7. Gerard Heij 8. Gertjan Blankena 9. Harry Schotman 10. Jan Limonard 11. Joris Blankena 12. Joop Keuls 13. Lidy 14. Quirijn van Dierendonck 15. Robert van Dierendonck Met name Gerard Heij heeft het terrein veel onderzocht en een eindrapportage opgesteld. Het grootste deel van de tekst van dit rapport is aan deze tekst ontleend.
18.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek
Dit betekende tevens dat het geen nut had het terrein of delen daarvan systematisch te onderzoeken hetgeen ook aan de Rijksdienst werd meegedeeld. Wel werd besloten periodiek het terrein middels ´landesaufnahme´ te blijven aflopen en materiaal te verzamelen zolang het terrein nog niet werd bebouwd. Veelal vond dit plaats nadat de gewassen waren verwijderd en nadat de grond weer werd omgewoeld. Bij de aanleg van de wijk in 2002 werd gemonitord of daarbij sporen of vondsten aan het daglicht kwamen. Dat was niet het geval.
18.3.2 Observaties De oppervlaktevondsten bij de eerste campagne beston uit in totaal 181 stuks vuursteen die vervolgens zijn ingemeten. Vondst nummer 100 was een door Gertjan Blankena gevonden verbrande, neolithische spits Van het totaal bleek 5% werktuig , spits, 17% kling, 17% kernstuk, 14% verbrand van de overige is het merendeel afslag. Uit de vier proefputjes bleek dat er geen concentraties vondsten en geen ongestoorde bodem op het terrein waren. De landesaufnahme in de daarop volgende jaren leverden nog eens 266 stuks vuursteen op aan ‘losse vondsten’. In 3% van de gevallen betrof dit een werktuig, 28% kernstuk, 22% kling en 6% verbrand vuursteen.
18.3.3 Opgravingskaart
Jarenlang was elk najaar de oogst het signaal om de akkers van Osseveld Oost weer te belopen.
18.3 Resultaten 18.3.1 Aanpak Zoals gezegd werd de akker door middel van veldverkenning onderzocht. In 1995 werd ten behoeve van het inmeten van de vondsten werd een meetsysteem aangelegd aan de zuidzijde van perceel 1203 welke werd gekoppeld aan de Gasunie paal N556-73. De totale lengte van Oost naar West van dit meetsysteem bedroeg 178 meter. Van zuid naar noord bedroeg de afstand circa 100 meter. Vervolgens werd op basis van de ingemeten vondsten en de visuele waarneming in het veld een deel van het perceel afgepaald teneinde daar in vakken van 1 bij 1 meter zeefmonsters per laag van 10 centimeter te onderzoeken op materiaal. Op deze wijze konden we mogelijk bepalen waar zich een concentratie bevond en mogelijk nog oorspronkelijk reliëf onder de bouwvoor. Afbeelding 115 Kadastrale kaart uit 2010 met de ingemeten vondsten en
In totaal werden vier vakken op deze wijze onderzocht waaruit geconcludeerd moest worden dat er zich geen concentraties in lagen bevonden noch ongestoord reliëf onder de bouwvoor.
194
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
de 4 proefputjes
De opgravingskaart toont de spreiding van de ingemeten stukken vuursteen. De kaart is overgenomen uit het rapport
van Gerard Heij, waarbij de kaart gespiegeld is omdat de maten waren ingemeten vanaf de zuidoost hoek (het noordelijke uiteinde van de rij eiken). Op grotere afstand van de eikenlaan lijken de vondsten minder te worden.
vooral afval. Opvallend is ook dat ongeveer 10% van de vondsten is verbrand.
18.3.4 Profielen
18.3.5 Interpretatie van de sporen Op een zandkap aan de oostzijde van de stuwwal werd vuursteenmateriaal aangetroffen van wat beschouwd wordt als een tijdelijke verblijfplaats van een groepje rondtrekkende jagers en verzamelaars uit het Mesolithicum. (8800 – 4900 v. Chr.) In deze kampementen werden stukken vuursteen bewerkt tot werktuigen zoals spitsen, schrabbers, en messen. De restanten bleven dan achter.
Kern-
brand
stuk
Kling
Werk-
Ove-
tuig
rig
Totaal
Ingemeten vondsten
26
31
31
6
87
181
Losse vondsten
17
74
59
9
107
266
43
105
90
15
194
447
43%
Totaal
Afbeelding 116 Profiel in rioolsleuf in 2002
Ver-
Totaal in perc.
10%
24% 20%
3%
Ingemeten in perc
14%
17%
3% 48%
17%
De werktuigen zijn • spitsen (5) • spits • basisstuk spits • driehoekige spits met rechte basis [neolithisch] • A en D spits • schrabbers (4), • schrabbers (3) • klingkrabber (1) • klingen (3) • geretoucheerde klingen (2) • een gekerfde kling (niet vuursteen) • beitel • concaaf schaafje • combinatie werktuig • kern vernieuwingsstuk
Het perceel leverde in totaal 446 stuks vuursteenmateriaal met een aantal werktuigen waaronder spitsen en schrabbers. Een aantal voorwerpen zijn getekend en gefotografeerd. Veel afslagen en kernstukken werden aangetroffen. Helaas werd geen oorspronkelijk reliëf meer aangetroffen waardoor we niet in staat waren nog meer informatie aan deze plaats uit het verleden te ontrafelen.
18.3.6 Datering De spitsen zijn te dateren als mesolithisch en neolithisch (tot 2000 v Chr..) . Opvallend is dat dit een zeer lange periode is. De site heeft vooral mesolithisch materiaal opgeleverd maar lijkt wellicht ook nog in de neolithische periode gebruikt te zijn geweest.
Afbeelding 117 3 spitsen van Osseveld Oost. De rechterspits is neolithisch
18.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies De dateringen werden gedaan door Jan Weertz assistent gemeente archeoloog te Apeldoorn in samenspraak met de mensen bij de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek (o.a Fred Brounen). Tevens assisteerde en adviseerde Jan bij de inventarisatie van het materiaal en de tekeningen.
Apeldoorn wordt wel vaker als plaats op een kruispunt van wegen naar alle windrichtingen gezien kennelijk werd dit ook al in deze periode als zodanig gebruikt .
18.3.7 Vondstenlijst De vondsten bestaan uit 447 stuks vuursteen, waarvan de kleinste helft (181) is ingemeten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle vondsten. Slechts 3%, bestond uit werktuigen (15 stuks). De rest betrof
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
195
Afbeelding 118 Geomorfologische kaart van het onderzochte terrein met daarop aangegeven de ingemeten vondsten
18.5
Historische achtergrond
18.5.4 Eerdere onderzoeken
18.5.1
Historisch kaartmateriaal
Mede naar aanleiding van het onderzoek in Osseveld Oost vond onderzoek plaats in de wijk Zuidbroek.
Er is vanzelfsprekend geen relevant historisch kaartmateriaal. Wel laat de geomorfologische kaart prachtig zien dat de vondsten liggen op een terrein dat is geclassificeerd als “dekzandrug en kop, op helling en daluitspoelingswaaierafzettingen”. Het omringende terrein is geclassificeerd als “dekzandvlakte of –laagte op helling en daluitspoelings waaierafzettingen”. Simpel gezegd: De vondsten liggen op de hogere plekken in het terrein. Dit type terrein is op de archeologische waardenkaart van Apeldoorn uit 200546 geclassificeerd als terrein met “hoge verwachte dichtheid”.
18.5.2 Archief en literatuur verwijzingen Niet van toepassing
18.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Niet voorhanden
18.6 Synthese/conclusies Zie de paragraaf hiervoor “interpretatie van de sporen”.
18.7 Bijlage 18.7.1 Opgravingsdocumentatie De digitale documentatie bestaat uit • Dagrapporten van 6 dagen (19/3, 26/3, 2/4, 8/4 en 25/6 1995) in 5 bestanden die verschillende versies van 2 documenten beslaan. • Een eindrapport door Gerard Heij in 3 bestanden, verschillende versies van hetzelfde document • Een Excel bestand met de vondst spreidingskaart 1 bestand in 3 versies • Een onduidelijk bestand in Excel met enkele vondsten • 21 digitale foto’s van de vondsten (waaronder enkele dubbele) • 5 digitale foto’s van de wegcunetten (allemaal dubbel) De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize.
46
196
RAAP Rapport 1131
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Daarnaast is de documentatie grotendeels op papier in het archief van de AWA in het ACEC gebouw. Deze documentatie bestaat uit • Vondstspreidingskaart zoals opgenomen in dit rapport (6 exemplaren) • Foto van de situatie, 4 foto’s van vondsten • 33 bladen met schetsen en tekeningen van vondsten, inclusief aantal kopieën. • 6 Kopieën van het Hunnepers artikel uit 2003 • Veldaantekeningen uit 1995 • Brief van Frits ten Bosch dat hij op 4-3-1995 2 uur heeft gezocht en een concentratie vondsten heeft vastgesteld • 3 e-mails van Jan Weertz over datering en typering van de vondsten. O.a. na consultering van Fred Brounen van ROB. • Dagrapporten van 19-3-1995, 26-3-1995, 2-4-1995 en 25-6-1995 (2 kopieën) • Boringenkaart (beetje onduidelijk) van perceel 1055. Let op meeste onderzoek is op perceel 1203. Zowel detail als op hoofdlijnen (2 kaarten)
18.7.2 Vondsten In het depot in het ACEC gebouw is 1 doos met vondsten. (In een krat met vondsten van het ALBA terrein in Loenen)
18.7.3 • • •
Publicatie van het onderzoek
Hunnepers december 2000 (over 1999) Hunnepers december 2003 door Gerard Heij (tekst grotendeels overgenomen in deze rapportage) Westerheem 2004. Blz. 90
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
197
19 Assel Veldkartering 19.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Rondom de boerderij Assel werd in 2010 en 2011 een veldkartering uitgevoerd. Dat leverde een slakkenhoop op en aardewerk uit ongeveer 1000 jaar bewoning.
Code
Geen
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Assel Locatie Haslo 1 Coördinaten 188.200, 467.600 188.700, 467.400 188.800, 467.700 188.300, 467.800
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Documentatie Chris Nieuwenhuize
Datum onderzoek
6-3-2010 en 14-3-2011
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologische werkgroep Apeldoorn
19.2 Onderzoek
tot de 18e eeuw de plek van de doorgaande route vanuit het westen over Apeldoorn naar Deventer.
19.2.1 Aanleiding De aanleiding voor het veldonderzoek was zuiver nieuwsgierigheid en de idyllische ligging van de boerderij.
19.2.2 Locatie De veldkartering vond plaats op het ca. 11 hectare grote akkercomplex dat historisch bekend staat als de boerderij Assel, en tegenwoordig de nog oudere naam Haslo heeft.Aan de zuidkant worden de akkers begrensd door de spoorlijn. Aan de noord en oost zijde liggen de bossen van het Kroondomein, aan de westzijde ligt de Asselse heide.
Het gebied wordt grofweg afgebakend met de coördinaten 188.200, 467.600 188.700, 467.400 188.800, 467.700 188.300, 467.800
De boerderij ligt in het midden van de akkers. Volgens de bewoner is de boerderij eind 19e eeuw afgebrand en herbouwd rond de oude binten. Pal ten noorden van de boerderij ligt een poel. Ter plekke welt het grondwater naar boven. Volgens de bewoner, de heer Ten Bosch, werd het water tot 2009 nog als drinkwater gebruikt. Er is nog steeds geen waterleiding. De wel staat ondergronds in verbinding met de iets verder gelegen Ruetbron. Aan de westzijde zijn op de heide de karrensporen van de Hessewegen te zien. Assel was
198
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 119 Gekarteerde gebied in Assel. In rood de plaats van de verploegde slakkenhoop.
19.2.3 Periode van het onderzoek
19.3.2 Observaties
De zuidwestelijke akker is onderzocht op 6 Maart 2010. De oostelijke en noordelijke akker zijn onderzocht op 14 maart 2010.
Over het hele perceel verspreid werd aardewerk gevonden. Het grootste deel daarvan 19e en 20e eeuws. Het meeste werd verzameld in de onmiddellijke omgeving van de boerderij.
19.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek
Overigens werd ook aardewerk gevonden uit vrijwel alle periodes vanaf de 12e eeuw.
Betrokken bij het onderzoek waren: • Adriaan Arkesteijn • Annemarie Brinkhorst • Bert Toeter • Ben Teule • Chris Nieuwenhuize • Davy Kastelein • Eva Kastelein • Gijsbert Janssen • Harry Schotman • Hennie Brugman • Hieke Lagerwerf • Huib de Kruijf • Margriet Winter
In de uiterste zuidwestelijk hoek werd een grote concentratie ijzerslak gevonden, wat wijst op een verploegde slakkenhoop. Bij de slakkenhoop werd een handvol gegloeide klappersteen verzameld. Ook werd op deze plek een grote, maar sterk gesleten rand van een kogelpot gevonden.
19.3.3 Datering De oudste scherven betreffen Pingsdorf, Paffrath, Kogelpot en proto-steengoed. Dit geeft een datering vanaf de 12e/13 eeuw. Ook werd een stukje bewerkt vuursteen gevonden, wat gegeven de fijne retouches vermoedelijk laat neolithisch is.
19.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek
19.3.4 Vondstenlijst
Het eerste onderzoek vond plaats op een zonnige winterdag met een ijskoude wind. Het tweede onderzoek was een prachtige voorjaarsmiddag. De tweede keer was het zuidoostelijke perceel mooi vlak geschoven voor gepande bloembollen teelt.
In totaal werden meer dan 400 vondsten verzameld, vooral aardewerk, maar ook klappersteen, vuursteen en metaal. Het grootste deel was betrekkelijk recent: 17% Industrieel wit, 6% porselein, 37% roodbakkend. Er zijn 19 scherven uit de volle middeleeuwen: Kogelpot, Paffrath, Pingsdorf en proto steengoed, en steengoed S1. Dat is ongeveer 5% van het totaal. Uit de tussenliggende periode dateren o.a. meer dan 40 steengoed scherven die het hele spectrum beslaan van de 15e tot de 19e eeuw.
19.3 Resultaten 19.3.1 Aanpak De akker werd systematisch afgezocht. Vooral in 2011 werd parallel aan de grondbewerkingssporen gelopen zodat zorgvuldig de hele akker met tamelijk nauwe raaien van enkele meters breed, werd afgezocht.
Het meeste aardewerk ligt in de directe omgeving en dan vooral ten zuiden van de boerderij.
Vondsten Datum
6 maart 2010 en 13 maart 2011
Locatie
Apeldoorn Haslo/Assel
Locatie
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
Zuidwest akker
EP
en delen zuidoost
GL
2010
IW
Aantal Wand
Bodem
6
1850/1950
4
Overig
3
Gewicht (gram)
Totaal
2
Perc.
Totaal
11
7%
1
3
4
3%
13
6
23
15%
Details
Perc.
Melkglas bodem (1), rest groen
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
199
Vondsten Datum
6 maart 2010 en 13 maart 2011
Locatie
Apeldoorn Haslo/Assel
Locatie
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
Aantal Wand
Bodem
Overig
Overig
Totaal
Perc.
Totaal
Details
Perc.
5
5
3%
4
43
27%
2
2
1%
4
4
3%
3
4
3%
Paffrath 1000/1200
2
2
1%
Pingsdorf
900/1200
2
3
2%
Oor
S1
1300/1400
3
3
2%
Siegburg
36
23%
Westerwald (10), Siegburg (ijerengobe)(3)
3
2%
Engels steengoed met zoutglazuur
1
1
1%
Oor
Klappersteen
9
9
6%
Gegloeide klappersteen
Natuursteen
1
1
1%
4
4
3%
R
1400/1900
7
26
6
W-pijp W
Kogelpot
800/1300
S2
1
1
S3
18e eeuw
S5
1200/1300
1
31
3
2
1
Vuursteen
Subtotaal
Zuid oost akker
EP
2011
GL
200
Gewicht (gram)
19
1700/1950
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1
87
22
30
9
3
2
1
Theelepel, zakhorloge, patroonhuls, sierkettinkje, smeedijzeren ring
Mogelijk bewerkt
158 100%
14 1
9% 35 1%
4%
Vondsten Datum
6 maart 2010 en 13 maart 2011
Locatie
Apeldoorn Haslo/Assel
Locatie
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
IW
1850/1950
Aantal Wand
8
Bodem
21
Overig
4
Overig
R
1400/1900
5
S3
1850/1950
12
S5
1200/1300
2
Vuursteen
Neolithisch
W-Pijp
1600/1900
Totaal
Noord west akker
G
2011
GL
13
1400/1525
13
14
9% 210
23%
1%
12
12
18
158 100% 925
1
1
2% 40
8%
11
18% 75
15%
32
52% 225
46%
2
2
3% 70
14%
6
6
10% 60
12%
3
3
5% 15
3%
5
5
8%
4
26
1
S1
1300/1400
49
6
1
1
61 100% 485
CU
14
14
2011
PB
2
2
Overig
8
8
4
25
6
100%
2%
1400/1900
EP
2%
1
Detector vondsten
Totaal
8% 20
Punt van spits ?
1
R
5
38%
2
9
Slak, steenkool, klappersteen, bakeliet
45% 355
2
130
14%
71
1%
9
6
Details
Perc.
8%
1
5
1200/1300
18% 130
1%
5
W
13
Totaal
2
1
Subtotaal
28
2
1850/1950
S2
Perc.
3
71
IW
S5
Totaal
1
W
Gewicht (gram)
100% 9 patroonhulzen, duit Zeeland, duit Utrecht, halve cent Loden kogels (2)
6%
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
201
Vondsten Datum
6 maart 2010 en 13 maart 2011
Locatie
Apeldoorn Haslo/Assel
Locatie
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
Aantal Wand
Bodem
Overig
G
1
GL
3
3
39
15
IW
13
Overig R
123
7
Totaal
Perc.
Totaal
1
0%
6
1%
3
70
17%
42
42
10%
5
151
37%
2
14
3%
W-pijp
12
W
11
11
3%
3
4
1%
Paffrath
2
2
0%
Pingsdorf
2
3
1%
S1
5
5
1%
42
10%
17
4%
5
1%
Kogelpot
S2
1
1
1
37
3
S3
14
3
S5
5
1
Klappersteen
9
9
2%
Natuursteen
1
1
0%
Vuursteen
5
5
1%
Totaal
202
16
Gewicht (gram)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
37
263
34
73
413 100%
Perc.
Details
19.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Enkele oudere aardewerk scherven en vuursteen zijn voorgelegd aan archeologie Zutphen. Een stukje bleek inderdaad bewerkt en werd als Neolithisch geclassificeerd.
19.5
Historische achtergrond
19.5.1
Historisch kaartmateriaal
Assel is weergegeven op tal van kaarten. Van de oudste gedetailleerde kaart, uit de 17e eeuw, van Van Geelkercken, resteert slechts een kopie. Overigens is Assel ook nadrukkelijk aangegeven op de kaart van Christiaan Sgroten uit het eind van de 16e eeuw. Duidelijk is te zien hoe de weg vanuit het westen over Hoog Soeren via Assel naar Apeldoorn liep.
Afbeelding 122 Assel op oudste kadastrale kaart uit 1832
Afbeelding 120 Uitsnede uit de kaart van Christiaan Sgroten van de Veluwe (ca. 1575)
Afbeelding 121 Nicolaas Geelkercken 1630 (kopie)
Afbeelding 123 Assel op kadastrale kaart uit 1882
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
203
19.5.2 Archief en literatuur verwijzingen In 1612 ontvangt Helmer Arntzen het goed Asselt als erfgenaam van zijn broer. Hij verklaart “Het placht twee erven te wesen, op welcke nu niet meer als één huis is staende, liggende ’t meeste desolaet sijnde ’t gene saijlant (zaailand) plege te wesen, groote campen, sonder de grote te weten, waer toe gehoort den Asselrebosch ofte hegge, met nog grote weijde en brede districten van heetvelden47”. Otten schrijft in zijn boekje over veldnamen in de gemeente Apeldoorn: “In de 19e eeuw leek de bouwhoeve Asselt wel een klein buurtschap. Bij de boerderij stonden een schuur, hooiberg, twee schaapskooien, twee hooischuren en een bakhuis. Opvallend is dat de boerderij toen en ook in de eeuwen daarvoor nooit Het Asselt werd genoemd maar altijd ‘het erve en goed Asselt’. In het materiaal van voor 1600 is niet altijd duidelijk of men met Asselt de boerderij of de buurtschap bedoelde. Wel duidelijk zijn de inschrijvingen ‘Dat erve Asselt’ (1534) en ‘tgoet Asselt in de buerschap Asselt’(PA1710). ‘Arndt Helmerssen tot Asselt’ woonde wellicht op het goed. (RW1482)48”. Moerman geeft de slakkenhoop op de akker in Assel aan op een kaartje in zijn artikel uit 1957 over “Oude smeedijzerindustrie”49. In een artikel in Gelre uit 1969 beschrijft Moerman hoe de slakkenhoop op de akker in 1941 is “verploegd” en hoe hij deze in 1948 heeft onderzocht. Hij beschrijft hoe hij 3 emmers met ovenbrokken verzamelde, maar geen met een bijzondere aanwijzing. Ook vond hij 6 kleine en 3 grotere stukken aardewerk van kogelpot en 2 scherven Pingsdorf (1 grijs en 1 wit).Ook vond hij gegloeide klapperstenen. De laag slak was 40 cm dik en Moerman schatte de totale hoeveelheid slak op 1 a 1,5 m3. Vervolgens vond hij onder de akkerlaag de vermoedelijke plek van de oven (rood verbrand zand) en van een meiler (laagje houtskool). Ook opvallend waren door vuur gebarsten veldkeien die hij naar zijn zeggen vaker in context van ijzerwinning tegen komt, maar waarvan de functie onduidelijk is50.
19.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s 19.5.4 Eerdere onderzoeken Moerman heeft de gevonden slakkenhoop op het perceel in 1948 onderzocht. Zie daarvoor het hoofdstuk 19.5.2 hierboven.
19.6 Synthese/conclusies Het verzamelde aardewerk wijst op menselijke activiteit, vermoedelijk bewoning, vanaf de 12e eeuw. De historische bronnen beginnen al begin 16e eeuw.
47
de Jonge, 1995. Blz. 682.
48
Otten, 2005. Blz. 104.
49
Moerman, 1957 Blz. 20, kaart 1.
50
Moerman, 1968/169. Blz 14-16
204
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Ter plekke ligt ook een slakkenhoop die mogelijk nog verder terug gaat hoewel de ijzerwinning niet zo goed dateerbaar is en zeker kan hebben doorgelopen tot in de 12e eeuw. In elk geval meldt Moerman op meerdere plekken Pingsdorf scherven in de buurt van ijzer nederzettingen (Spelderholt, Braamberg).
19.7 Bijlage 19.7.1 Opgravingsdocumentatie Van het onderzoek zijn twee dagrapporten zowel digitaal als in het papieren archief van de AWA. De onderzoeken en zoveel mogelijk historische informatie zijn in een apart document voor de bewoners samengevat. Alles is zowel digitaal als op papier aanwezig in het archief van de AWA.
19.7.2 Vondsten De vondsten bestaan uit drie zakken met losse aardewerk vondsten, een zakje metaal vondsten en een zak slak. Allen bewaard in één krat in het archeologisch depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw.
19.7.3
Publicatie van het onderzoek
Het onderzoek is opgenomen in de Hunnepers van 2010.
20 Beekbergen Beekbergerwoud houtskool 20.1
Administratieve gegevens
Inleiding
Bij ontgronding voor natuurontwikkeling kwamen de sporen van houtskool winning te voorschijn
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Beekbergerwoud Coördinaten 197.700, 465.300 197.700, 464.400 198.700, 464.400 198.700, 465.300
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum onderzoek
September – November 2012
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologisch depot gemeente Apeldoorn
20.2 Achtergrond 20.2.1 Aanleiding Het Beekbergerwoud werd in de 19e eeuw beschouwd als het laatste oerbos van Nederland. Op 30 september 1869 werd het 180 ha. grote gebied verkocht aan B. van Spreekens uit Velp51. Deze begon vrijwel meteen met de ontginning zodat in juni 1871 “de laatste boom” was gevallen52 waarbij het gebied grotendeels werd omgezet in hooiland.
Al vrij kort na het verdwijnen van het bos werd het betreurd. Zo schreef Frederik van Eeden sr. In 1880: “Dit bosch had als monument van de voormalige natuur van ons land niet minder waarde dan oude gebouwen voor de geschiedenis der vaderlandsche kunst“. Hiermee introduceerde hij feitelijk het begrip “natuurmonument”. Al in 1993 ontwikkelde Natuurmonumenten het plan om op de plaats van het vroegere Beekbergerwoud opnieuw een natuurgebied te ontwikkelen. Natuurmonumenten verwierf in de loop der jaren 125 ha. grond 53. In 2006 werd daarvan een eerste deel omgezet in natuur. In 2012 werd een nieuw stuk toegevoegd. Uit de ervaring in de afgelopen jaren met de ontwikkeling van de natuur in het eerste deel was gebleken dat de voormalige landbouwgronden erg voedselrijk waren door jarenlange bemesting. Om die reden werd bij de uitbreiding in 2012 zowel in het oude als nieuwe deel een flink deel van de bouwvoor (naar schatting 20 tot 30 cm) afgegraven. Omdat in 2006 resten van houtskoolwinning uit het eind van de 18e en begin van de 19e eeuw waren gevonden, werd ook in het uitbreidingsgebed gezocht naar resten van houtskoolbranderij. Dit rapport is daarvan de weergave.
20.2.2 Locatie
Afbeelding 124 Advertentie voor verkoop uit 1869
51
Nieuw Rotterdamsche Courant, 2-10-1869
52
Nieuws van de Dag, 13-6-1871
De locatie ligt tussen Beekbergen en Klarenbeek, net ten westen van de A1 en bestond uit weiland in het noordelijke deel en natuurgebied in het zuidelijke deel. De scheiding tussen beide delen vormt de ontwateringssloot die in de 19e
53 www.wikipedia.nl
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
205
Afbeelding 125 Afgezocht terrein in blauw. De rode lijn begrenst het in 1869 verkochte terrein: Het oorspronkelijke Beekbergerwoud.
eeuw voor dit doel was gegraven en het oorspronkelijke Beekbergerwoud in tweeën deelt. Er is vooral gezocht in het nieuwe deel van het terrein, hoewel ook in het oude deel is gezocht. Dat laatste overigens met slechts beperkt resultaat. Van het terrein was naar schatting 20 a 30 cm bouwvoor verwijderd. Op veel plaatsen resteerde tussen de 5 en 10 cm bouwvoor (zwart zand), op sommige plaatsen was dieper gegraven waarbij het grindige, gele zand zichtbaar was. Op de plaatsen waar tot op het zand was gegraven waren vaak ploegsporen zichtbaar. De voormalige sloten in het terrein zijn dichtgeschoven met schoon, bijna wit zand met grind. Bij nat weer leverde dat slappe zand spannende momenten op, in het verder stevige terrein.
20.3 Onderzoek 20.3.1 Aanpak Op het moment van het onderzoek was het terrein mooi vlak afgegraven. Als aanpak is een simpele veldkartering uitgevoerd, waarin in raaien van ca. 10 meter breed werd gelopen.
206
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De locaties van enkele bijzondere vondsten en van grondsporen (met name houtskool concentraties) zijn met de GPS ontvanger ingemeten met een nauwkeurigheid van ca. 3 meter. Op een enkele plek is met de schop een profiel vastgesteld. In alle gevallen bleek het resterende profiel tot op het ongestoorde gele zand, niet meer dan 15 cm., meestal minder. Op een paar plaatsen met grote (tientallen meters doorsnede) houtskoolconcentraties zijn de randen daarvan opgemeten. Op enkele van de concentraties zijn houtskoolmonsters en aardewerk verzameld. Losse vondsten zijn over het hele terrein verzameld, maar overigens sporadisch aanwezig.
20.3.2 Deelnemers onderzoek Het onderzoek is grotendeels uitgevoerd door Chris Nieuwenhuize
20.3.3 Periode van het onderzoek Het veld is afgelopen op 22, 23, 28, 29 en 30 september 6, 7, 20 en 27 oktober en 4 en 11 november. Per keer is 1 tot 3.5 uur gezocht.
20.3.4 Omstandigheden Met name het nieuwe deel was strak afgegraven keurig volgens de oorspronkelijke kavels uit 1869-1871. Ook in het al in 2006 aangelegde deel van het terrein is gekarteerd, maar dat was lastiger omdat hier meer reliëf was (wat grote plassen opleverde), en delen van de begroeiing bleven staan. In dit oude deel was het vlak dan ook slecht leesbaar.
Op een paar plaatsen werden grote (tientallen meters doorsnede) houtskoolconcentraties gevonden. Het aardewerk wat ter plekke werd verzameld is grotendeels 19e en 20e eeuws en wijkt niet af van andere losse vondsten die over het hele terrein zijn verzameld.
Afbeelding 126 Strak afgegraven weilanden met resten van houtwallen
Vlak na het ontgronden – eind september 2012 – was het terrein mooi schoon, later leverde afgevallen blad en de eerste plukjes nieuwe begroeiing een minder makkelijk leesbaar vlak.
Afbeelding 128 In blauw afgebakend het afgezochte gebied. In rood het Beekbergerwoud. In roze de houtskoolconcentraties. In paars degene die
Met name tijdens natte periodes was het vlak niet goed te lezen. Zeker niet alle grondsporen zijn geconstateerd.
zijn bemonsterd. De kaart is 1500 bij 1500 meter.
Het houtskool ligt duidelijk op de hoogste plaatsen in het terrein. Het is natuurlijk denkbaar dat lagere plaatsen dieper zijn afgegraven maar oorspronkelijk wel houtskool hadden. De resterende diepte van de houtskoolplekken is meestal niet meer dan 5 cm. Op de grote houtskoolconcentraties gaan de sporen dieper (tot 15 cm). De meeste houtskoolsporen zijn tussen de 5 en 10 meter in doorsnede. Een enkel spoor is veel kleiner en ook veel duidelijker. Projectie van de houtskoolresten op de kadastrale kaart uit 1832 maakt duidelijk dat de houtskool concentraties langs de voormalige perceelsgrenzen liggen. Het gaat om 42 plaatsen met houtskool [status 11-11-12], waarvan 4 grote concentraties. Afbeelding 127 Terrein na regenbui
20.4 Resultaten 20.4.1 Sporen In het veld werd op een groot aantal plaatsen houtskool aangetroffen. Meestal – op enkele uitzonderingen na - was geen sprake van duidelijke sporen, maar van verspoelde houtskool.
De conclusie lijkt dus gerechtvaardigd dat de hogere plaatsen in het verleden ook al hoger lagen en bovendien als kavelgrens fungeerden. Met name de grootste concentratie ligt precies op een plek waar 4 kavels samenkomen. Bovendien ligt deze plek op een klein terreintje wat in 1832 was aangegeven als begroeid met “opgaand geboomte”.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
207
Enkele sporen zijn wel herkenbaar. Met name het spoor met nr .GPS-433. Het gaat om een rond houtskool spoor met een doorsnede van ca. 1.5 meter. Overigens is dit een uitzonderlijk duidelijk spoor.
Afbeelding 130 Spoor GPS-433 (bemonsterd) [De steel van de schop is 56 Afbeelding 129 Houtskool concentraties geprojecteerd op de kadastrale
cm]
kaart uit 1832. De kaart is identiek aan de vorige kaart (vandaar de scheve
20.4.2 Vondsten
project van de oude kadastrale kaart)
Vondsten Datum
6 maart 2010 en 13 maart 2011
Locatie
Apeldoorn
Beekbergerwoud
Locatie
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
Aantal
Wand
Bodem
Overig
198.318 /464.931
Houtskool
GPS 305-310
EP
20e
4
Houtskoolconc.
IW
19e/20e
7
R
Houtskool
GPS 311-314
EP
20e
3
Houtskoolconc.
IW
19e/20e
1
R
2 19e/20e
W Losse vondsten
208
EP
Perc.
Details
Totaal Perc.
4
198.374 /464.933
S2
Totaal
Gewicht (gram)
1 1
20e
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Slibversiering (1)
2
Koperglazuur
Vondsten Datum
6 maart 2010 en 13 maart 2011
Locatie
Apeldoorn
Beekbergerwoud
Locatie
Baksel
Datering
Onderdeel
Rand
Aantal
Wand
Bodem
Overig
GL
19e/20e
1
IW
19e/20e
2
S2
17e/19e
5
Totaal
Gewicht (gram)
Perc.
Details
Totaal Perc.
Bodem van ouder stuk
R
4
W
4
Pijp(1), tegel(1)
NS
4
Vuurstenen bijl
“Van het hele terrein zijn losse vondsten verzameld. Van twee grote houtskoolconcentraties zijn vondsten verzameld om te bekijken of het aardewerk spectrum een indicatie van de datering kon geven. De enige opvallende vondst was een vuurstenen bijl. Zie hoofdstuk 34”
20.4.3 Datering
belangrijk deel afkomstig uit “Memorieboek wegens de jaarlijksche verdeelingen en verkoopingen benevens eenige merkwaardigheden over de Lierder en Speldermark te Beekbergen, opgesteld door de Markenschrijver D. Boks, beginnende 1 Mei 1826”. Deze bron was nog wel raadpleegbaar in 1932, maar is intussen zoek geraakt.
Datering van de sporen is niet eenvoudig. De losse aardewerk vondsten van het terrein zijn grotendeels 19e en 20e eeuws. Er zit wel een enkele oudere scherf tussen (17e – 18e eeuw].
Op 24-1-1827 is sprake van “een delinge gelegd van koolhout in het zoogenaamde Rooknest en is het deel daarvan berekend op +- f. 36,-”. Aangezien in deze mark 17 “deelen” waren, was de opbrengst dus f. 612,-.”
De losse vuursteen vondsten zijn duidelijk ouder. De meest opvallende vondst, een geslepen stenen bijl is nog niet gedateerd en lijkt buiten de scope van dit verslag te vallen.
Ook over januari 1832, februari 1837, januari 1839, december 1840, januari 1841, december 1844, januari 1847 en 1850 is sprake van deling van koolhout.
Er is ook houtskool verzameld (op 8 van de 42 houtskoollocaties[status 11-11-12]) wat op zich de mogelijkheid tot C14 datering biedt. Dat is niet gebeurd. In 2006 bleek uit de C14 datering dat de houtskool 2e helft 18e of 19e eeuws was.
Soms is de vermelding specifiek. Zo gaat het op 5-2-1837 om “4 Eiken en 11 elzen koolhout f. 150,-, nog koolhout f. 379,-“ en op 18 januari 1841 is sprake van Percelen elzen kool- en brandhout evenals in 1844.
De historische gegevens (zie hieronder) wijzen op houtskool productie tussen minimaal 1827 en 1850, maar opnieuw bij het rooien van het bos in 1871.
Na 1850 is nog wel sprake van brandhout, maar niet meer van koolhout56.
Er zijn verschillende vermeldingen van het branden van houtskool in het Beekbergerwoud. Een belangrijke bron is het werk van Moerman en van Zinderen Bakker54, ook aangehaald door Looman55. Hun gegevens zijn voor een
Ds. Heldring schrijft in zijn boek uit 1841 over een bezoek aan het Beekbergerwoud “… Eindelijk verlieten wij het woud. Maar ik had den gids gevraagd mij langs de kolenbranders hutten te voeren, die aan de eene zijde van het woud, hunnen werkplaats hadden. Het was een aardig gezigt. Zeldzaam in ons land, deze zwarte heuveltjes te zien, en hoe zij zoo zacht voorglimden. De gids verhaalde er nog veel van, en het scheen mij toe geen gewonen arbeid te zijn, dat aanleggen van zulk eenen mijt. Men brandde er jaarlijks onderscheidene van den afval van het in den winter gevallene hout “,57
54
Moerman en Zinderen Bakker, 1950
56 http://nl.wikipedia.org/wiki/Beekbergerwoud
55
Moerman en Zinderen Bakker, 1950
57
20.4.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Er zijn nog geen specialisten geraadpleegd.
20.4.5 Historische achtergrond
Heldring, 1841
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
209
Vlak voor de verkoop van het woud vermeldt een artikel in de Nieuw Rotterdamsche Courant van 7-8-1869 “gedurende het hele jaar houden kolenbranders zich bezig om het elzenhout in zilversmidskolen te veranderen”58. Het is niet ondenkbaar dat de schrijver van het artikel deze kennis had ontleend aan Heldering, want enkele dagen later vermeldt een ingezonden brief dat “kolenbranden er tegenwoordig niet meer plaats heeft”59. Na de verkoop melde het Algemeen Handelsblad dat een gedeelte van het elzenhout “dient tot het branden van houtskolen, hetwelk op grote schaal plaats vindt voor rekening van de firma’s Hügenhollz & Tideman, Ankersmit & Woudenberg en H. van Baaren Jr.“60.
20.4.6 Eerdere onderzoeken
Afbeelding 131 Houtskool branderij Uddel 1939
Bij de aanleg van het eerste deel van het Beekbergerwoud in 200661 kwamen 2 (of 3) ringen te voorschijn met een doorsnede van ca. 11 meter, waarbij de ringen ca. 1 meter breed waren (De Stentor schrijft 60 cm), en waarbij de resterende diepte van het spoor ca. 60 was62. Op grond van C14 datering stammen deze kringen uit de tweede helft van de 17e of 18e eeuw63.
20.4.7 Houtskool branden Bij het branden van houtskool wordt hout zo verhit dat slechts een beperkte hoeveelheid zuurstof kan toetreden. Het grootste deel van het hout verbrandt dan niet en de vluchtige bestanddelen verdwijnen. In tegenstelling tot hout bestaat houtskool nagenoeg uit zuiver koolstof. Het is dus een veel gelijkmatigere stof dan hout en het brandt beter. Voor de bereiding van 1 ton houtskool is wel 5 tot 8 kuub hout nodig. Een houtskoolmeiler bestaat uit een stapel van blokken hout met voldoende tussenruimte. Het geheel wordt luchtdicht afgedekt met luchtgaten. In eerste instantie zijn de luchtgaten open om het branden op gang te krijgen. Als de temperatuur hoog genoeg is worden de gaten gesloten om te voorkomen dat het hout volledig verbrandt. Bij het Blekemeer in Uddel heeft de familie Beekman tussen 1850 en 1996 houtskool gebrand. De AWA heeft op het terrein van het bedrijf naast het Blekemeer op 12-7-2005 een onderzoekje gedaan, vooral vanwege 19e eeuwse vermeldingen van spectaculaire bronsvondsten uit het Blekemeer. In de boringen werd niets anders gevonden dan houtskool…
Afbeelding 132 Houtskool brander Veluwe 1941. Bron: Spaarnestad photo. (www.geheugenvannederland.nl)
20.5 Bijlagen 20.5.1 Overzicht van beschikbare opgravingsdocumentatie In het digitale archief van de AWA zijn naast deze rapportage aanwezig van het onderzoek • 3 dagrapporten voor in totaal 11 onderzoeksdagen. De rapporten zijn nog al grof omdat de originele dagrapporten op een laptop stonden die gestolen is eind oktober 2012. De veldaantekeningen en GPS coordinaten waren nog wel beschikbaar. • 11 foto’s van het terrein, waaronder enkele van duidelijke sporen van meilers • Een groot aantal foto’s van de stenen bijl en enkele andere vondsten • Een lijst met coördinaten van alle veldmetingen • Enkele kaarten met alle locaties • Kopieën van krantenartikelen uit de periode 1869-1879.
20.5.2 Locatie van de vondsten 58
Nieuw Rotterdamsche Courant 7-8-1869
59
Nieuw Rotterdamsche Courant 11-8-1869
60
Algemeen Handelsblad 5-8-1870
61
De Stentor 16-9-2006, 20-9-2006
62 63
Archeobrief 2011. Marginale Archeologie door Bert Groene-
20.5.3 Publicatie van het onderzoek
woudt en Liesbeth Theunissen.
Het onderzoek is gepubliceerd in de Hunnepers van begin 2013. Jaarrapport AWN-18 over 2012
Archeobrief 2011. Marginale Archeologie door Bert Groenewoudt en Liesbeth Theunissen.
210
In het Archeologisch depot in het ACEC gebouw worden de vondsten bewaard. Het gaat om houtskoolmonsters en losse aardewerk vondsten.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
21 Beekbergen Engelanderweg: Het Rode Hert 21.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de bouw van een nieuwe woning werd een waterkuil gevonden gevuld met laat middeleeuws herbergafval.
Code
BBE
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Engelanderweg 27 Coördinaten 193.650, 463.855 193.650, 463.865 193.665, 463.855 193.665, 463.865
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Laatste, definitieve onderzoek Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn Rapportage Chris Nieuwenhuize
Datum onderzoek
31 Augustus 2004 tot 21 November 2004
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Depot van de gemeente Apeldoorn in ACEC gebouw
21.2 Onderzoek 21.2.1 Aanleiding Na een –volgens de eigenaar- langdurige procedure, werd toestemming verleend de woning aan de Engelanderweg 27 in Beekbergen af te breken en deze door nieuwbouw te vervangen. Bij de nieuwbouw groef de eigenaar schoon zand uit zijn eigen tuin ten behoeve van de werkzaamheden.
Coördinaten 193.650, 463.855 193.650, 463.865 193.665, 463.855 193.665, 463.865
Door Michael Hulsebos van de AWA werd uit de uitgegraven grond uit de bouwput, maar vooral ook uit de niet gebruikte zwarte grond uit de tuin veel steengoed verzameld. Dat was aanleiding om ter plekke verder onderzoek in te stellen. De eigenaar was zeer welwillend, en om die reden kon enkele maanden lang, tijdens de bouw, verder gezocht worden. Dat leidde uiteindelijk tot een eendaags onderzoek door de gemeentelijke archeologische dienst onder leiding van Maarten Wispelwey.
21.2.2 Locatie De locatie ligt aan de Engelanderweg in Beekbergen op de hoek met de Konijnenkamp op de Engelander enk. Historisch is vooral de naam van het naastgelegen huis, Engelanderweg 29: Het Rode Hert. De naam verwijst naar de herberg die op deze plek heeft gestaan.
Afbeelding 133 Kadastrale kaart met in blauw het onderzochte terrein aan de Engelanderweg in Beekbergen. Het gele deel was al door de eigenaar open gegraven, het lichtblauwe deel met hulp van de gemeentelijke archeologische dienst
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
211
21.2.3 Periode van het onderzoek De eerste waarnemingen werden gedaan door Michael Hulsebos in de zomer van 2004. Door de AWA werd onderzoek gedaan op 31-8, 9-10, 18-10, 7-11, 17-11 en 21-11-2004. De opgraving onder leiding van Maarten Wispelwey vond plaats op 17 November.
21.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren 1. Adriaan Arkesteijn 2. Ben Teule 3. Bert Toeter 4. Chris Nieuwenhuize 5. Harry Schotman 6. Maarten Wispelwey (Gemeente archeoloog Apeldoorn) 7. Margriet Winter 8. Michael Hulsebos 9. Minke Westera 10. Nico van Luik 11. Patrick de Keijzer
21.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek De belangrijkste relevante omstandigheid bij het onderzoek was de welwillendheid van de bewoner. Op de meeste momenten was het weer prima, maar tijdens het onderzoek op 17 November was het erg buiig. Bij het onderzoek door de AWA was er wel een beperking door enkele enorme bergen snoeiafval (gerooide coniferen) die pal naast de put lagen en een deel van het terrein onbegaanbaar maakten.
deel werd put 1B genoemd. Bij het later uitwerken van de vondsten en sporen bleek dit echter geen relevant verschil op te leveren. Naar het geheel van de putten 1, 1b en 3 zal worden gerefereerd als put 1. In put 1 zijn eerst de vondsten verzameld uit de bouwvoor (bovenste 40 cm onder het maaiveld). Vervolgens werden de vondsten verzameld tussen de 40 en 80 cm en tenslotte van 80 tot 120 cm onder het maaiveld. Ter plaatse was toen nog steeds niet de ongestoorde bodem bereikt. De put werd vervolgens verder verdiept tot 2 meter en uitgebreid met 1b (het deel van de oorspronkelijke kuil dat niet zo diep ging). In het profiel van de kuil in de zuidwesthoek stak een –achteraf bijna complete – handgevormde kogelpot uit het profiel. Hier werd ook een proefput gegraven: Put 2. In put 2 werden eerst vondsten verzameld tot een diepte van 55 cm. Daar werd een ‘zwart laagje’ aangetroffen. Bovendien werd daar een soort lemen vloer aangetroffen. Vervolgens is de put verder verdiept tot Ca. 1.10 m. waar het schone zand werd bereikt.
21.3.2.1 Vaststellen bodemprofiel met guts Omdat niet op alle plekken kon worden gegraven vanwege bergen snoeihout en de beperking die de eigenaar oplegde, is met de guts geprobeerd een beeld te krijgen van het bodemprofiel.
21.3.2.2 Opgraving Een andere beperking, bij het onderzoek op 17 november onder leiding van Maarten Wispelwey, was dat eigenaar geen graafwerk wilde noordelijker dan de lijn in het verlengde van de achterzijde van zijn nieuwe garage.
21.3 Resultaten 21.3.1 Aanpak 21.3.1.1
Allereerst werd het vlak afgegraven tot ongeveer 60 cm onder het maaiveld over de volledige breedte van de gegraven putten en de oorspronkelijke kuil (meter of 6) en een meter of 4 vanaf het bestaande profiel. Op deze manier was het esdek grotendeels verwijderd. Het vlak was echter nog steeds verstoord.
Onderzoek bouwputten
Naar aanleiding van een melding door Michael Hulsebos werd op 31-8 de uitgegraven grond van de bouwput van de nieuwe woning en de vrijstaande schuur/garage onderzocht. Later werd in de tuin nog een gat gegraven waaruit door Michael veel steengoed werd verzameld. De stort werd ook met de metaaldetector afgezocht.
21.3.2 Twee proefputjes Het onderzoek concentreerde zich al snel op het gat in de tuin. Dat was ongeveer 2.5 bij 4 meter groot en 2 meter diep. Het was ruw uitgegraven. Om meer beeld te krijgen werd in het verlengde van de kuil eerst in de noordoosthoek een proefput gegraven van 1.40 bij 1.50 meter (Put 1). De Put werd later uitgebreid met nog eens een stuk van 1.70 bij 1.50 wat in eerste instantie put 3 werd genoemd. Aan de andere kant werd de oorspronkelijke kuil wat verder verdiept. Dit
212
Naar aanleiding van de resultaten tot dat moment werd op 17 november 2004 een kleine opgraving van de resten gedaan.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Daarnaast is het profiel van de bestaande put dieper uitgegraven.
21.3.3 Observaties 21.3.3.1 Onderzoek bouwputten Uit de uitgegraven grond van de bouwputten van de woning en het bijgebouw werd een breed spectrum aan aardewerk uit de 15e tot en met de 20e eeuw gevonden. Daarnaast ijzerslak.Een aardige vondst was een scherf glas van een noppenbeker. In de put en op het terrein werd geen zichtbare aanwijzing van eerdere bebouwing gevonden. Uit de grond van de kuil in de tuin werd veel steengoed verzameld.
21.3.3.2 Twee proefputjes In proefput 1 werd op een diepte van ongeveer 1 m. veel steengoed gevonden waaronder een vrijwel complete Siegburg kan in combinatie met enkele grote fragmenten grijs aardewerk gevonden. Tussen 1.20 m en 1.60 m onder maaiveld werd geen Siegburg gevonden maar bijna-steengoed en kogelpot. Bij verdere verdieping van de putten 1 en 1b tot 2.00 meter. Op de grens van put 1 en 1b stortte de vloer in. Daaronder bleek een holte aanwezig met een diameter van ± 1.20 meter en een diepte van 40 cm. Achteraf bleek dit de bovenkant van een ingegraven ton te zijn. Scheef (45 graden) door put 1b en een gedeelte van put 1 liep de grens van het gele zand met de ‘verstoorde’ grond waarin we scherven vonden. (profiel) In de verdere uitbreiding van putje 1 en 1b (put 3) vond Bert tot het niveau 50 cm metaaldelen als spijkers e.d., jong aardewerk en veel scherven van een 19e eeuwse voorraadpot van rood aardewerk met twee oren. In de pot zaten resten van een witkalk, ook op de scherf. De pot was na breuk blijkbaar gebruikt als “witkalkemmer”. Verder vooral steengoed. Ook in put 3 lag op ongeveer die diepte (110/120 cm) de scheidslijn tussen de jongste vulling van de afvalkuil en de oudere laag daaronder, gemarkeerd door een zwart bandje. De jongste vulling bevat veel Siegburg steengoed (14e eeuw). Op Ca. 110 werd in de uiterste noordhoek van de kuil het schone dekzand geraakt. Hier werd dus de noordrand van de afvalkuil gevonden. De aanleiding voor het graven van put 2 was een handgevormde, lokaal gebakken kogelpot die, weliswaar gebroken in een boel kleine stukjes, maar toch vrijwel compleet uit het profiel stak. In Put 2 werd op een diepte van 55 cm een ‘zwart laagje’ aangetroffen. Bovendien werd daar een soort lemen vloer aangetroffen. Vervolgens is de put verder verdiept tot Ca. 1.10 m. waar het schone zand werd bereikt.
21.3.3.3 Opgraving Op 17 November werd onder leiding van de gemeentelijke archeologische dienst een meer uitgebreid onderzoek gedaan. Als eerste stap werd met de kraan een vlak aangelegd tot iets boven de ondergrens van het esdek. Na de aanleg van dit eerste vlak (60 cm) bleek dat op het schoongemaakte vlak nergens het ongestoorde zand geraakt. In het midden van het vlak, doorsneden door de oorspronkelijke kuil was een sleutelgatvormige verstoring met de smalle kant naar het Noorden. Door het verdiepen van de oorspronkelijke kuil werd de verklaring gevonden van de eerder aangetroffen holte, in de vorm van een onmiddellijk daaronder gelegen houten ton. De ton lag onder het ronde deel van de sleutelgatvormige verstoring. De merkwaardige smalle uitloper van de insteek naar het Noorden werd niet verklaard. Iets ten noorden van de ton tekende zich in het profiel nog een
spoor af: een horizontale streep (hout ?). De rest van een tweede ton. De ton zat vol met een patroon van sterk afwisselende lagen donker en licht zand. Boven de ton werd geen enkele aanwijzing van bovenliggende beschoeiing gevonden. De hoogtematen van het maaiveld, de verschillende lagen en de waterton werden opgemeten t.o.v. de drempel van de pui van de nieuwe woning. In het vlak werd het sleutelgatvormige spoor ingemeten. In het spoor werden een flink aantal losse scherven verzameld die pasten in het eerdere beeld (Siegburg, grijsbakkend aardewerk) Overigens werd ook buiten het spoor veel aardewerk uit dezelfde periode gevonden. Een duidelijke afbakening kon niet worden aangetoond in het vlak. Aan de zuidkant van oorspronkelijke put werd het vlak blootgelegd. Daar was eerder put 2 gegraven en uit het profiel een groot deel van een kogelpot verzameld. Opnieuw werd een leemlaag en een laagje houtskool gevonden, maar ook hier geen duidelijke afbakening van het spoor. Tijdens het onderzoek zijn een aantal dieptematen gemeten. Als vaste maat is de onderkant van het kozijn van de nieuwe woning genomen. Onderkant kozijn openslaande deur nieuwe huis
31 cm boven maaiveld
Vlak
81 cm onder maaiveld
Onderkant zwarte vulling
111 cm onder maaiveld
Bovenkant spoellaag
200 cm onder maaiveld
Bovenkant ton
240 cm onder maaiveld
Onderkant ton
320 cm onder maaiveld
Bovenkant 2e ton
247 cm onder maaiveld
Onderkant 2 ton
323 cm onder maaiveld
e
Tijdens het graven werden enkele opvallende vondsten gedaan: Een vrijwel complete steengoed kan uit Siegburg boven de eerste ton, in de 2e ‘ton” het ijzeren hengsel van een emmer en – een oogvondst – een minuscuul klein zilveren muntje.
21.3.4 Opgravingskaart Niet gemaakt
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
213
21.3.5 Profielen
Afbeelding 134 Profieltekening van de gevonden waterkuil
21.3.6 Interpretatie van de sporen
De bovenste helft van de vulling betreft grotendeels 14e eeuws steengoed, mogelijk met uitloop naar eerste kwart 15e eeuw. Typische late vormen (trechterbekers) ontbreken.
De sporen horen bij een ongeveer 6 tot 7 meter grote waterkuil met wanden die een hoek van 45 graden maken en met onderin 2 welputten. De één in de vorm van een ingegraven ton de ander mogelijk in de vorm van een vierkante beschoeiing. Mogelijk was er aan een zijde een toegang in de vorm van een minder steile wand, maar juist dat deel kon niet goed onderzocht worden.
Het aparte putje 2 betreft een gesloten complex van arm aardewerk (kogelpot, steengoed) uit de periode 1300-1375.
21.3.8 Vondstenlijst In totaal werden ruim 2500 scherven verzameld. Ruim 42% daarvan bestond uit steengoed. Van oudere varianten (13e eeuw of eerder) import aardewerk (Paffrath, Pingsdorf, Proto steengoed, Andenne) waren ruim 200 scherven of 8%. Ongeveer 25% bestond uit kogelpot.
21.3.7 Datering Het aardewerk is geïdentificeerd en gedateerd door Michiel Bartels. De vondsten uit de onderste, oudste vulling van de waterkuil betreffen kogelpot, bijna-steengoed, Pingsdorf, Paffrath en één Andenne scherf. Datering 2e helft 13e eeuw. De Andenne scherf kan dateren uit de 2e helft van de 12e eeuw.
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
1 tot 120 -mv
1
Wand
Overig
AG FE
KP
Totaal
1
1 64
G 49
Overig
214
Bod.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
427
25
413
1
Gew. Perc.
0%
Tot.
Details
Bijzondere vondsten
Perc.
Zilveren muntje
64
3%
452
19%
2
465
20%
Pootjes (2) ??; ongeveer 25% roodbakkend
62
62
3%
Baksteen (2), Houtskool(10), Huttenleem(43)
BBE-1-104
Spijkers (49), plaatjes (11) BBE-1-2, BBE-1-3
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
Perc.
Tot.
Bot: 23 kiezen van schaap en paard
Overig
87
87
4%
Slak
Overig
8
8
0%
Lei
Overig
42
42
2%
Sintels
Overig
10
10
0%
Vuursteen
22
1%
28
1%
1
21
4
23
1
104 365
100
203
772
33%
4
172
7%
134
6%
S2
4
156
8
S5
14
107
13
Subtotaal
176 1512
148
Andenne
1
1
66
69
64%
KP
3
BBE-1-60 Overig = rossig(98), oor/ hals(77), veldfles (28)
524 2360 100%
1%
13
13
12%
Overig
1
1
1%
Bot
Overig
5
5
5%
IJzerslak
4
6
6%
1
1
1%
Pingsdorf
BBE-1-5, BBE-1-7, BBE-1-15
BBE-1-102
Overig
2
Bijzondere vondsten
Perc.
2%
Paffrath
Totaal
41
S1
120/160 -mv
Overig
41
Pingsdorf
4
Bod.
Details
Overig
Paffrath
1
Wand
Gew.
Baksteen(3), ovenwand(2), houtskool(1), natuursteen(5), sintels(2)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
215
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
S1
Wand
1
S5 Subtotaal
1
5
160-200 -mv
1
5
Welput 1
6B
6
6
6%
6
83
1
2
1
2
KP
1
2
Subtotaal
1
2
KP
1
3
19
108
3
75%
1
1
25%
1
4
100%
3
75%
1
1
25%
1
4
100%
4
27%
1
1
7%
Overig
6
6
40%
S1
4
4
27%
11
15
100%
1
KP Overig
ingezakte deel
Subtotaal
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
3
1
1
Tot.
Details Perc.
Mogelijk vervuiling van hoger vlak
100%
Pingsdorf
Welput 1
216
Perc.
6%
Subtotaal
Subtotaal
1
Totaal
6
Overig
6A
Overig
5
Overig
160-200 -mv
1
KP
Bod.
Gew.
1
25%
1
1
25%
1
2
50%
Huttenleem(3), teer(1)=hoger uit de wand gevallen, tefriet of sintel(1)
Natuursteen
Bijzondere vondsten
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
1
6C
Welput 1
Wand
KP
6D
Welput 2
2
1
Totaal
Perc.
Tot.
2
40%
Overig
1
1
20%
R
1
1
20%
S1
1
1
20%
3
5
100%
1
1
20%
2
FE KP
4
Subtotaal
4
FE G
5
KP
R S1
3
95
W Subtotaal
13
163
Huttenleem
Hengsel emmer
5
100%
8
8
3%
24
8%
21
7%
Baksteen(7), huttenleem(9), maalsteen(2), natuursteen(3), sintels(7)
54
17%
Roodbakkende kogelpot
100
100
31%
Vrijwel complete kogelpot
6
6
2%
7
105
33%
2
2
1%
144
320
49
KP
Bijzondere vondsten
Perc.
1
21
5
Details
BBE-1-101
4 80%
19
Overig
Overig
2
Subtotaal
1
Bod.
Gew.
Spijkers(5)
BBE-2-1
Oor(7) Pijpensteel
100%
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
217
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
Bouwput woning
Wand
Stort EP
Totaal
Perc.
Tot.
4
2%
G
1
1
0%
GL
7
7
3%
IW
14
14
6%
MA
7
7
3%
Overig
37
37
17%
Pingsdorf
1
1
0%
Prehistorisch
1
1
0%
30
30
14%
S3
6
6
3%
W
10
10
5%
118
118
54%
3
3
1%
G
1
1
0%
GL
5
5
2%
IW
10
10
5%
KP
8
8
4%
MA
2
2
1%
Subtotaal
218
Overig
4
R
Kuil in tuin
Bod.
Gew.
Stort EP
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Details Perc.
Baksteen(28), bot(2), huttenleem(3), metaal(2), plastic(1), vuursteen(1)
Pijpensteel(6)
Bijzondere vondsten
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
Wand
Bod.
Overig
Perc.
Tot.
63
29%
Overig
13
13
6%
Paffrath
2
2
1%
Pingsdorf
1
1
0%
R
80
80
36%
S1
13
13
6%
S3
1
1
0%
18
18
8%
220
220
EP
7
7
0%
FE
10
10
0%
66
90
3%
GL
12
12
0%
IW
24
24
1%
10
613
24%
9
9
0%
Overig
308
308
12%
Huttenleem (64), baksteen(52), bot(29)
Overig
105
105
4%
Slak
G
KP MA
5
19
60 542
1
Bijzondere vondsten
Perc.
63
Subtotaal
Totaal
Details
Overig
W
Totaal
Gew.
Baksteen(12), bot(5), Huttenleem(5), leer(2), metaal (32), natuursteen(1), vuursteen(1) ovenwand(4)?, rubber(1) slak
Vrijwel complete voorraadpot
BBE-1-1
pijpensteel(17)
100%
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
219
Vondstenlijst Project
Beekbergen Engelanderweg
Code
BBE
Datum
Augustus-November 2004
Locatie
Gemeente Apeldoorn
Beekbergen Engelanderweg 27 Put
Vlak
Baksel
Datering
Aantal Rand
Wand
Paffrath
3
25
Pingsdorf
4
24
Bod.
Overig
S2
4
156
14
113
3
32
1%
1
1
0%
117
117
4%
100
228
901
35%
8
4
172
7%
7
7
0%
140
5%
30
1%
1
13
W Totaal
30 198 1344 123
220
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Tot.
1%
S3 S5
Perc.
30
R 108 465
Totaal
2
Prehistorisch
S1
Gew.
943 2608 100%
Details Perc.
Bijzondere vondsten
Afbeelding 135 Steengoed kan BBE 1-5, Pingsdorf rand BBE-1-60, handgevormde kogelpot BBE-2-1
Afbeelding 136 Hengsel van putemmer (BBE-1-101) en zilveren muntje (BBE-1-104)
21.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Op 27 juni 2005 heeft Michiel Bartels (op dat moment gemeente archeoloog in Deventer) het aardewerk gedetermineerd en gedateerd op het depot in Apeldoorn. Genoemde aardewerk typen: Kogelpot, Steengoed, Bijnasteengoed, Proto-steengoed, Pingsdorf, Paffrath, Bruhl, Ratinger Breitscheid, Langerwehe, Grijsbakkend. Het aardewerk uit de vulling van de waterkuil werd getypeerd als “van uitstekende kwaliteit”. Het aardewerk in het aparte putje 2 werd als volgt getypeerd: “De resultaten uit deze 2e put zijn heel anders dan in de waterkuil. Ook hier kogelpot, steengoed en grijsbakkend aardewerk. Waar de waterkuil vooral aardewerk van de beste kwaliteit toont, bevat dit kleine complex aardewerk uit een heel arme context. Duidelijke tweede keus. Het laatste spul dat op de markt achterbleef.. (Citaat Michiel: “Zo slecht vinden we het in Deventer niet”). Opvallende scherf: Een grijze bodem met een geknepen standring: grijs in steengoed vorm. De datering van dit complex is 1300 – 1375.”
21.5
Historische achtergrond
21.5.1
Historisch kaartmateriaal
21.5.2 Archief en literatuur verwijzingen De herberg het Rode Hert figureert vanaf de 15e tot eind 18e eeuw in de archieven. De eerste periode in de context van het Veluws Landgericht dat een kilometer verderop op het Herenhul werd gehouden. Later vooral omdat de markevergaderingen er werden gehouden. Overigens werd Beekbergen ook een soort conferentieoord: Ook de Hanze vergaderde er af en toe. Over de rechtspraak op het Herenhul zijn heel wat publicaties. De oudste is die van Van Riemsdijk uit 1874. Zijn dissertatie gaat over de 4 15e eeuws klaarboeken in het Arnhems archief, maar ook de herberg en de archeologie komen voor. Van Riemsdijk schrijft: ‘Op een erf de Hertsweide genoemd, en in tegenstelling tot de omliggende grondstukken vrij van tiendplichtigheid, plaats de overlevering eene oude herberg, het Hert, zooals blijkt uit het Markeboek der Bruggelermark, het Roode Hert genaamd, waar tot in de XVIIIe eeuw de geërfden dier mark vergaderden en waarvan een goed gesneden schoorsteenlijst uit de XVIIe eeuw afkomstig is, die
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
221
thans nog bij een der ingezetenen van Beekbergen wordt bewaard. Dit gebouw moet van oude dagtekening zijn geweest of een ander, wellicht statigen heerenhof, hebben vervangen, want onder spade en ploeg komen op het bouwland gedurig overblijfselen van middeleeuws vaatwerk te voorschijn en werd voor eenigen tijd een rijke schat van zilveren munten ontdekt, die, daar in den loop der XIIIe eeuw begraven, luidens een bericht in de Utrechtse Courant van den 19 Maart 1860 in een gebroken potje ten getale van 800 stuks werden gehouden.”64 Overigens werd de vondst in tal van kranten gemeld.
stukken van kruikjes of zoogenaamde Jacoba-kannetjes.’66 Als bijlage is een afbeelding weergeven van enkele vondsten van het Herenhul, in de vorm van een aantal urnen, maar ook van de bodem van een steengoed “Jacoba kannetje” van de Hertsweide.
Afbeelding 138 Krantenbericht uit 21 Maart 1860 uit de Zierikzeesche Nieuwsbode met de vondst van 800 munten
De oudste vermelding van de herberg in het Engelanderholt is uit 1462 in de stadsrekening van Arnhem: “Item Wijnant Leyermoell gemaelt enen aern voir die herberg tot Engelanderholt. Dairaff gegeven 1 Vlems”. Dat betekent “Wijnant Leyermoell heeft een arend geschilderd voor de herberg in Engelanderholt waarvoor hij 1 Pond Vlaams heeft ontvangen”. De arend is het wapen van Arnhem.67
Afbeelding 137 Afbeelding uit het proefschrift van Van Riemsdijk met vondsten van het Herenhul en de Hertsweide
Over de muntschat zegt stadsgeschiedschrijver Hardonk “De munten waren tussen 1225 en 1237 geslagen en nog maar weinig in omloop geweest. De gehele schat werd destijds door de heer C.A. Goedbloed in Beekbergen aangekocht; helaas is deze belangrijke muntenvondst later grotendeels verloren gegaan.65“ En verder ‘Sedert onheugelijken tijd moet dit Hertshuis eene herberg zijn geweest, en het groot aantal scherven, middeleeuwsche baksteenen, kannen en kruiken, waarmede de grond bezaaid is, toonen nog heden ten dage aan, dat hier voor langen tijd reeds veel moet zijn omgegaan. Wij verzamelden eene menigte halzen, ooren, buiken en bodems,
Overigens meldt de rekening van 1 jaar eerder: “Item des manendages post Victoris (12 oktober) onss burgemeister Steven van Delen, Jan Mynscart, Steven Ploich, Sweer van Angeren, Ot van Gruythuyss, Herman van Wy die jonge, Garselis van Aller ende Maes van Mekeren gereden ende gevaeren tot Engelreholt ter claeringe mit twee wagenen. Item meegenomen: VI molder haveren ad 22 krompst facit 2 Rh gulden, …. dan volgt een lange opsomming van etenswaar die was meegenomen en de kosten daarvan waaronder een hamel (gecastreerde ram), hammen, boter, zout, spijzekruid, een pot mosterd een fles oude wijn, een vaatje nieuwe wijn etc. Tenslotte wordt gesteld: : “Item Jan Gaerts voergegaen tot Begbergen om die herberge te vervangen, hem gegeven 9 kr.”68 De stadsrekeningen van Elburg zijn on-line gezet door archivaris P. van Beek Hij noemt over de periode 1443-1470 een flink aantal malen waarop men naar Beekbergen trok. De meest aansprekende melding is die uit de rekening uit 1470; “Item Peter van Zanten gegeven 2,5 witstuver dat hij tot Engelanderholt lyep vur herben te bestellen.” In 1573 is de herberg het toneel van een uit de hand gelopen café ruzie Hardonk beschrijft het verhaal van Willem Aernts. Hij is geboren rond 1553 en bevind zich in 1573 als twintigjarige in Spaanse dienst. Hij is op verlof “omme sijnen vaeder ende moeder eyns antosprecken”. Hij is de dag van de moord een
66
Riemsdijk, 1874 blz. 202
64
Riemsdijk, 1874 blz. 191.
67
Van Veen, 1901
65
Hardonk, 1967. blz. 55
68
Van Veen, 1913
222
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
potje bier gaan drinken bij Sebastianus Gerris, de waard in de herberg Het Roode Hert aan de Angelanderweg (i.p.v. Engelanderweg) in Beekbergen. Bij hem aan tafel zitten de pastoor, Heer Bernt van Borcken, en een zekere Aernt Hermansz. Ze drinken blijkbaar goed en de soldaat houdt zijn busse (vuurroer) met één hand omklemd. Daar gaat de deur open en een geltensnider (kastreerder van varkens) komt de herberg binnen. Deze gaat bij het drietal zitten en er komt ruzie.... Uiteindelijk vermoordt de pastoor de geltensnider met het geweer van Willem Aernts. hij wordt uit zijn ambt gezet en daar blijft het bij.69
Daarop werd besloten het instituut opnieuw in te stellen. Daarvoor werd ook een nieuwe klaarbank gebouwd.
21.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Van de nieuwe klaarbank uit 1563 zijn in het Gelders archief twee tekeningen76
Over de bijeenkomsten op het Engelanderholt is veel literatuur. Van Riemsdijk is hier al genoemd. Zijn hele dissertatie gaat over het onderwerp. 70 Ook Hardonk beschrijft het onderwerp 71 en benoemt dat ook andersoortige bijeenkomsten in Beekberen plaatsvonden, waaronder die van de Hanze. Ook Kemperink vertelt hierover, maar citeert vooral Hardonk en Van Riemsdijk. 72 In het “liber amicorum” voor Kemperink schrift Smit redelijk uitgebreid over het Herenhul.73 Afbeelding 140 Tekening van de nieuwe klaarbank uit 1563
Heidinga veronderstelt dat de traditie om het Veluws landgericht op het Engelanderholt te vergaderen mogelijk terugvoert op een vroegmiddeleeuwse traditie toen de plaats centraal in het ijzergebied lag en bovendien op het kruispunt van wegen.74 Hardonk en Kemperink verwijzen voor bijeenkomsten op het Engelanderholt naar de Kameraarsrekeningen van Deventer en de stadsrekeningen van Deventer, Arnhem en Zutphen waarmee ze de periode van 1367 tot 1462 bestrijken. Wat betreft het Landgericht werd in 1563 geconcludeerd dat het Veluws Landgericht al ongeveer 90 jaar niet was gehouden. Deze constatering komt voor in de landdagrecessen van 6-12-1563 waarvan in de archieven van verschillende steden afschriften zijn (Arnhem, Harderwijk, Nijmegen75)
21.5.4 Eerdere onderzoeken Er zijn geen eerdere onderzoeken bekend behalve de hiervoor genoemde.
21.6 Synthese/conclusies De sporen horen bij een ongeveer 6 tot 7 meter grote waterkuil met wanden die een hoek van 45 graden maken en met onderin 2 welputten. De één in de vorm van een ingegraven ton de ander mogelijk in de vorm van een vierkante beschoeiing. Mogelijk was er aan één zijde een toegang in de vorm van een minder steile wand, maar juist dat deel kon niet goed onderzocht worden. De waterkuil is in de loop van de 13e eeuw in onbruik geraakt waarbij hij gevuld werd met zand met houtskool en 13e eeuws aardewerk (kogelpot, proto/bijna steengoed). In de 14e eeuw was er blijkbaar nog steeds een lage plek, want toen kwam er een flinke hoeveelheid steengoed en grijsbakkend aardewerk in de put terecht. Het steengoed (minstens 100 kannen) was van eerste kwaliteit en past goed bij de historisch bekende herberg Het Rode Hert die hier tot eind 18e, begin 19e eeuw heeft gestaan. De conclusie dat het afval met deze herberg samenhing is dan ook gerechtvaardigd.
Afbeelding 139 Verklaring door de burgemeester van Nijmegen uit 1563 dat al er 90 jaar geen klaring is geweest op het Engelanderholt
69
Hardonk, 1967. Blz. 185
70
Van Riemsdijk, 1874
71
Hardonk, 1967. Blz. 55-60
72
Kemperink, 1990. Blz. 41, 44.
73
Elias, 2010. Blz. 84-97
74
Heidinga, 1984. Blz. 170, 232, 252
75
Regionaal Archief Nijmegen; Oud Archief Nijmegen inv. Nr 3324 folio 20
Een tweede concentratie vondsten van 14e eeuws huishoudelijk afval wijst juist op een veel minder luxe context.
76
Gelders Archief. Toegangsnummer 0012 Gelderse Rekenkamer. Inv.nr. 592 en K 315 0
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
223
21.7 Bijlage 21.7.1 Opgravingsdocumentatie Digitaal is beschikbaar • 6 dagrapporten • 4 vlak en profiel tekeningen • 57 foto’s van de opgraving • Verslag van de determinatie van het aardewerk door Michiel Bartels • Vondsten lijst • 62 foto’s van vondsten in de “vondsten database” en nog eens 99 andere foto’s van de vondsten • Lezing (PowerPoint in enkele versies) gegeven op het historisch café 7-4-2006 • Een lijst met archief en literatuurverwijzingen inclusief foto’s van een aantal documenten (Hardonk, Riemsdijk, archief Arnhem) Een deel van de documentatie is ook op papier beschikbaar
21.7.2 Vondsten In het depot in het ACEC gebouw zijn 5 kratten met vondsten. De steengoed kan staat apart in de vitrine.
21.7.3
Publicatie van het onderzoek
Het onderzoek is gepubliceerd in • Hunnepers december 2004 • Hunnepers december 2005 • De jubileum publicatie van AWN 18 “Spoorzoeken onder het maaiveld” 77 • Een verwijzing naar het onderzoek is opgenomen in “Veluwse en andere geschiedenissen.” 78
77
Dijkstra-Kruit, 2009. Blz. 19-21
78
Elias e.a., 2010. Blz. 91.
224
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
22 Beekbergen Spelderholt nederzetting 22.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
In het Spelderholt bij Beekbergen werden in een aantal boomvallen ruim 100 scherven verzameld uit de Romeinse periode.
Code
BSP
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Spelderholt Coördinaten 191.336, 461.970 191.336, 462.004 191.370, 461.970 191.370, 462.004
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Chris Nieuwenhuize
Datum onderzoek
11-6-2010, 29-6-2010, 14-7-2010
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
22.2 Onderzoek
Boomval 1
GPS 191370, 462001 +/- 8 meter
22.2.1 Aanleiding
Boomval 2
GPS 191353, 461972 +/- 6 meter
Op verzoek van museum CODA in Apeldoorn heeft Ben Teule het archief van amateur archeoloog Jaap Moerman geïnventariseerd. Moerman was in de eerste helft van de 20e eeuw een actief amateur archeoloog rond Apeldoorn. In het archief bevinden zich ook een aantal kaarten van het Spelderholt. In de loop van een lange periode heeft Moerman daar regelmatig waarnemingen en vondsten gedaan. Op een van de kaarten (zie Afbeelding 133) is een perceel aangegeven met veel aardewerkvondsten. Dit was aanleiding om dit stuk bos af te zoeken. Het perceel is begroeid met dennen, maar niet erg dicht. Wel heeft geruime tijd geleden – waarschijnlijk in 1990 - blijkbaar een flinke storm huisgehouden want er liggen behoorlijk wat omgewaaide bomen. De kluit van een grote omgewaaide den gaf enkele scherven prijs, waaronder een grote wandscherf met daarop een versiering. Dat was aanleiding de grond van de kluit zorgvuldig te onderzoeken wat ruim 60 scherven opleverde van lokaal baksel, een witbakkende (Romeinse) scherf en enkele stukken ijzerslak.
Boomval 3 GPS 191355, 461976 +/- 5 meter (1e meting d.d. 29 juni) GPS 191362, 461975 +/- 5 meter (2e meting d.d. 14 juli) Boomval 4 GPS 191353, 461974 +/- 5 meter Boomval 5 GPS 191336, 462004 +/- 5 meter (meting d.d. 14 juli) De locatie is aangegeven op onderstaande kaart van het Spelderholt bij de rode stip.
22.2.2 Locatie De locatie ligt in de gemeente Apeldoorn, tussen Beekbergen en Hoenderloo. Het betreffende bosgebied is eigendom van Staats Bosbeheer en wordt het Spelderholt genoemd. De locatie van de 5 onderzochte boomvallen is met de GPS ontvanger ingemeten. In het niet al te dicht beboste gebied werd een behoorlijke nauwkeurigheid behaald.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
225
Afbeelding 141 Kaart van het Spelderholt. Bij de rode stip de plaats van het onderzoek
22.2.3 Project waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd
22.2.5 Betrokkenen bij het onderzoek
Er was geen directe aanleiding voor het onderzoek, anders dan de archiefstukken die werden aangetroffen in het archief van Jaap Moerman. Overigens werd naar aanleiding van datzelfde archief ook onderzoek gedaan een halve kilometer zuidelijker, waar van Giffen in 1937 een grafveld onderzocht door het aanleggen van 400 meter proefsleuf. Hierover is een aparte rapportage gemaakt.
Betrokken bij het onderzoek waren: 1. Ben Teule 2. Chris Nieuwenhuize 3. Gijsbert Jansen 4. Gerard Heij 5. Harry Schotman 6. Margriet Winter 7. Patrick de Keijzer
22.2.4 Periode van het onderzoek
22.2.6 Omstandigheden rondom het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd op 3 dagen: 11-6-2010, 29-62010, 14-7-2010 De eerste keer werden in boomval zestig scherven ontdekt, dat was aanleiding deze verder te onderzoeken wat nog tientallen scherven opleverde.
Het onderzoek werd uitgevoerd op enkele warme zaterdag middagen en een even warme dinsdag avond.
Op 29 juni werd met een groep AWA leden boomval 1 verder onderzocht en ook 4 omliggende boomvallen.
Het perceel dat op de kaart van Moerman werd aangegeven bleek een wat dun begroeid naaldbos te betreffen. Het enige onderzoek dat plaats vond was inspectie van de boomkluiten van omgewaaide bomen. Voor het eerst leverde deze aanpak ook werkelijk wat op.
Op 14 juli werden nog wat aanvullende gegevens verzameld (GPS metingen), en werd boomval 3 nog wat nader onderzocht
226
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
22.3 Resultaten 22.3.1 Aanpak
Naar aanleiding van deze vondst werd de betreffende boomkluit en later ook nog 4 andere, met de troffel of spade grotendeels schoon gemaakt.
opvallendste scherven (BSP-2-1 en BSP-3-1) classificeren zij als een wikkeldraad en potbeker scherf wat tot een veel oudere datering zou leiden. Ze hebben overigens niet het hele ensemble gedateerd, maar slechts de 2 aangegeven scherven via foto.
22.3.2 Observaties Omdat alleen de kluit van de omgewaaide bomen is onderzocht konden geen bodemsporen worden onderzocht. Zelfs het profiel werd niet echt duidelijk. De boomkluiten hadden de grond een centimeter of 50 omgewoeld. De grootste boomkluit (nr. 1) was ca. 1.5 meter in doorsnede.
Ivo Hermsen van de archeologische dienst in Deventer heeft als laatste het hele ensemble bekeken. Hij wordt door beide anderen als de specialist genoemd. Volgens Ivo is het een laat 2e tot midden 4 eeuws ensemble. Hier gaan we dan ook maar van uit. Deel van het aardewerk zou inderdaad vroege ijzertijd kunnen zijn, ware het niet dat de magering dan niet klopt.Hij noemt het aardwerk Rein-Wezer Germaans met een 5 tal Romeins draaischijf aardewerk.
22.3.3 Opgravingskaart Niet van toepassing
22.3.4 Profielen Niet van toepassing
22.3.7 Vondstenlijst
22.3.5 Interpretatie van de sporen
De vondsten beslaan 145 scherven van handgevormd aardewerk en 6 geïmporteerde Romeinse scherven. De handgevormde randen zijn grotendeels gepolijst.
Niet van toepassing
22.3.6 Datering De scherven zijn voorgelegd aan de gemeente archeologen uit de regio. Zij verwijzen primair overigens allen naar Ivo Hermsen uit Deventer.
De magering is meestal niet erg duidelijk (gebrek aan ervaring ?) maar bestaat soms uit potgruis en uit kleine kiezels (op een enkele uitzondering 2mm of kleiner) of zand. Soms lijkt organische magering of bot gebruikt.
Een deel van de scherven is voorgelegd aan de archeologische dienst in Zutphen. Zij schatten een deel in als vroege/ midden ijzertijd en de rest als Romeins. Het eerste deel betreft vooral enkele besmeten scherven.
Een deel van de scherven is versierd net vingertoppen of nagelindrukken in de rand. Opvallend is een scherf met “blokjes” een met “touwindrukken en een die ingekrast is met een drietandig voorwerp.
Masja Parlevliet en Janneke Zuyderwyk van de gemeente Apeldoorn verwijzen ook naar Ivo Hermsen. De twee
Naast het aardewerk werd ook slak, enkele stukken ijzer, een stuk gebakken leem (ovenwand ?) en houtskool gevonden.
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
Boomval 1 191370
R
W
Overig
Tot
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Oppervlakte
Versiering
Details
BSP-1-1
Handgevormd
1
1
90
86
5 potgruis
462001 Handgevormd
1
1
48
35
5 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
62
25
10 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
42
24
5 niet zichtbaar
gepolijst
roetaanslag ?
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
227
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Overig
Tot
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Oppervlakte
Handgevormd
1
1
25
21
4 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
40
40
8 niet zichtbaar
gepolijst
Versiering
Details
vingertoppen zijkant rand
Handgevormd
1
1
14
13
8 niet zichtbaar
gepolijst
nagels zijkant rand
228
Handgevormd
1
1
25
25
6 potgruis
Handgevormd
1
1
17
15
3 kiezel
Handgevormd
9
9
115
65
9 potgruis
gepolijst
BSP-1-3 Ingekrast BSP-1-2 met drietandig voorwerp
Handgevormd
1
1
72
54
9 potgruis
Handgevormd
1
1
70
60
6 potgruis
besmeten
BSP-1-5
Handgevormd
1
1
51
40
6 niet zichtbaar
gepolijst
roetaanslag ?
Handgevormd
1
1
47
38
7 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
29
25
5 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
39
20
6 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
17
17
7 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
25
20
7 kiezel
gepolijst
Handgevormd
1
1
35
30
8 grove kiezel
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
grootste kiezel 4mm
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Overig
Tot
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Handgevormd
1
1
40
34
14 organisch
Handgevormd
1
1
45
35
14 organisch
Handgevormd
1
1
32
30
4 potgruis
Handgevormd
1
1
42
30
9 organisch
Handgevormd
1
1
39
35
5 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
50
25
8 potgruis
Handgevormd
1
1
34
25
8 kiezel
Handgevormd
1
1
35
25
6 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
36
25
6 kiezel
Handgevormd
1
1
35
25
8 kiezel
Handgevormd
1
1
30
30
9 organisch
Handgevormd
1
1
25
20
6 organisch
Handgevormd
1
1
28
25
6 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
25
20
Handgevormd
1
1
30
18
Oppervlakte
Versiering
Details
grof stuk met “happen” uit de wand. Rood
gepolijst
grootste kiezel 3 mm
gepolijst
overgang hals (?)
10 kiezel 4 potgruis
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
229
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
230
R
W
Overig
Tot
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Oppervlakte
Versiering
Details
Handgevormd
1
1
25
18
Handgevormd
1
1
32
16
6
Handgevormd
1
1
20
10
7 kiezel
Handgevormd
1
1
27
15
4 potgruis
Handgevormd
1
1
26
15
4 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
20
20
5 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
17
17
7 organisch
Handgevormd
1
1
22
20
8 kiezel
Handgevormd
1
1
28
18
8 zand
Handgevormd
1
1
20
14
7 potgruis
Handgevormd
1
1
25
25
5 zand
rood
Handgevormd
1
1
29
17
4 zand
grootste kiezel 1mm
Handgevormd
1
1
25
17
7 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
22
20
5 niet zichtbaar
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
10 potgruis
grootste kiezel 2 mm
rood (hypothese: organische magering bij rode scherf)
grootste kiezel 1mm gepolijst
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Overig
Tot
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Oppervlakte
Versiering
Details
Handgevormd
1
1
22
8
7 zand
gepolijst
Handgevormd
1
1
16
12
7 niet zichtbaar
gepolijst
Handgevormd
1
1
12
12
3 kiezel
Handgevormd
1
1
20
15
5 potgruis
Handgevormd
1
1
14
10
6 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
17
11
4 kiezel
Handgevormd
1
1
19
19
4 kiezel
grootste kiezel 1mm
Handgevormd
1
1
24
20
4 potgruis
overgang hals
Handgevormd
1
1
22
20
5 kiezel
Handgevormd
1
1
20
9
4 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
15
12
5 potgruis
Handgevormd
1
1
11
10
6 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
18
12
4 potgruis
Handgevormd
1
1
15
11
5 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
19
10
6 zand
Handgevormd
1
1
21
20
5 kiezel
gepolijst
gepolijst
gepolijst
grootste kiezel 1.5 mm
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
231
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Handgevormd
Overig
Tot
1
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
1
29
15
5 niet zichtbaar 4 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
24
12
Handgevormd
1
1
70
40
Handgevormd
1
1
26
25
Oppervlakte
Versiering
overgang bodem/ wand. Standvlak
gepolijst
overgang bodem/ wand. Standvlak
10 potgruis
6 kiezel
Details
putjes boven bodem
overgang bodem/ wand. Standvlak
IJzer
1
1
Natuursteen
7
7 1
40
25
4
Romeins wit gedraaid
1
1
34
24
6
9
461972 Romeins wit gedraaid
1 1
1
31,8 23,5 6,5
1
85
40
1
47
30
17
1
40
30
4
Natuursteen
10
10
Concretie
13
13
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
BSP-1-4
9
18 57 20 95
Handgevormd
Romeins wit gedraaid
232
15
1
Subtotaal
191353
20
Romeins wit
Slak
Boomval 2
24
7 niet duidelijk
wikkeldraad
BSP-2-1
groef onder rand
BSP-2-2
BSP-2-3 knik in wand. Draaigroeven
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Overig
Tot
191355
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Ovenwand
3
3
IJzer
1
1
55
10
19 18
Oppervlakte
1
1
53
20
Handgevormd
1
1
62
60
6 zand
Handgevormd
1
1
57
47
10 kiezel
57
50
11 kiezel
1
1
38
27
5 kiezel
gepolijst
Handgevormd
1
1
23
18
6 niet duidelijk
gepolijst
gepolijst
Handgevormd
1
1
40
30
6 bot ?
Handgevormd
1
1
21
21
4 kiezel
Handgevormd
1
23
16
5 niet duidelijk
37
Details
Grootste kiezel 2mm
Handgevormd
8 27
Versiering
spijker ?
Handgevormd
Handgevormd
Boomval 3
Gw.
Subtotaal
3
Handgevormd
1
1
45
28
5 kiezel
gepolijst
461976 Handgevormd
1
1
38
30
5 kiezel
gepolijst
Handgevormd
1
1
46
15
5 kiezel
gepolijst
46,2 30,7 9,1
grootste kiezel 4mm
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
233
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
234
R
W
Overig
Tot
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Oppervlakte
Versiering
Details
Dikke rand met grote kromming (klein dik potje ?)
Handgevormd
1
1
40
40
14 niet zichtbaar
Handgevormd
2
2
124
45
5 weinig kiezel
BSP-3-3, vingertoppen in BSP-3-4 zijkant rand
Handgevormd
1
1
31
28
6 niet zichtbaar
blokjes patroon 6*6mm
Handgevormd
1
1
36
20
7
nagelindrukken
Handgevormd
1
1
60
45
8 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
27
18
7 zand
Handgevormd
1
1
25
25
8 zand
Handgevormd
1
1
16
18
5 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
14
14
5 zand
Handgevormd
1
1
15
10
8 zand
Handgevormd
1
1
14
11
Handgevormd
1
1
21
20
4 bot ?
Handgevormd
1
1
23
14
4 niet zichtbaar
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
BSP-3-1
Overgang bodem wand
ingekrast met tweetandig object
5 potgruis
gepolijst
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Tot
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Handgevormd
1
1
20
18
3 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
25
25
5 potgruis
Handgevormd
1
1
25
23
7 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
18
9
Handgevormd
1
1
24
20
9 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
25
17
10 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
25
12
4 niet zichtbaar
Handgevormd
1
1
20
20
7 zand
Handgevormd
1
1
14
10
4 niet zichtbaar 7 zand ?
Oppervlakte
gepolijst
Versiering
Details
Overgang hals
Rood. Lijkt gedraaid of gepolijst.
8 kiezel
gepolijst
Overgang bodem wand
Handgevormd
1
1
50
50
Houtskool
1
1
50
45 40
Flink stuk houtskool
1
45
35
6
BSP-3-5
1
1
85
52
9
BSP-3-2
21
2 30
Romeins wit gedraaid
1
Romeins wit gedraaid
Subtotaal
Overig
Gw.
7
34,5 24,7 7,6
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
235
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
Boomval 4
191353
Handgevormd
191336
W
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
1
22
20
9 kiezel
1
1
18
15
5 zand
Handgevormd
1
1
22
15
5 niet duidelijk
Handgevormd
1
1
15
15
4 kiezel
40
20
8
Natuursteen
1
1
Vuursteen
2
2
3
7
1
Handgevormd
3
1
462004 Natuursteen
1
Concretie Handgevormd
28 87
Houtskool
Romeins wit gedraaid
1 2
2
2
3
13
13
31 145 1
Romeins wit 2
6% 72%
1
0%
1
1
0%
3
5
2%
20 20
10%
Natuursteen
236
Tot
1
Subtotaal
Totaal
Overig
Maten
461974 Handgevormd
Subtotaal
Boomval 5
R
Gw.
Ovenwand
3
3
1%
Vuursteen
2
2
1%
Slak
9
9
4%
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Oppervlakte
Versiering
Details
Grootste kiezel 2mm
Grootste kiezel 2mm
Afbeelding 142 Kaartje uit Archief Moerman. Het perceel van het onderzoek is duidelijk aangegeven.(links boven, groen perceel met kruisjes)
Vondstenlijst Project
Spelderholt
Code
BSP
Datum
juni/juli 2010
Locatie
Gemeente Apeldoorn Beekbergen Spelderholt
Locatie
Perc. Omschrijving
R
W
Overig
IJzer
Totaal
2
30
91
Tot
2
81 201
Gw.
Maten
Gr
L
Beschrijving B
D
Magering
Oppervlakte
Versiering
Details
1%
100%
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
237
22.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
• •
Foto’s van de situatie Foto’s van de vondsten
8 44 foto’s van 16 vondsten
Zie paragraaf 22.3.6 over de datering van de vondsten.
22.5 Historische achtergrond 22.5.1 Historisch kaartmateriaal
Alle documentatie is digitaal in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Daarnaast is de documentatie grotendeels op papier in het archief van de AWA in het ACEC gebouw.
De gebruikelijke historische kaarten van Willem Leenen uit 1750, en het kadaster uit 1832 tonen op de betreffende plek geen enkele aanwijzing voor vroegere menselijke activiteit.
De gegevens uit van Moerman maken onderdeel uit van het Apeldoorns gemeente archief.
22.5.2 Archief en literatuur verwijzingen
De vondsten zijn allemaal in het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw. Ze zijn genummerd met de code BSP gevolgd door het nummer van de boomval waar ze uit komen. Ze zijn niet (beetje inconsequent) voorzien van een uniek vondstnummer, hoewel dat met de foto’s wel is gedaan. Een deel van de vondsten is sinds 2012 spoorloos.
•
•
Een kaart van de resten van ijzerindustrie in het Spelderholt is gepubliceerd in Gelre LVI uit 195779 als onderdeel van een artikel door Jaap Moerman. Een uitgebreide beschrijving van het Spelderholt is gepubliceerd in Gelre LXIII uit 1968/69. 80
22.7.2 Vondsten
22.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s
22.7.3 Publicatie van het onderzoek
Niet van toepassing.
Een beknopte publicatie van het onderzoek is weergegeven in de nieuwsbrief van AWN-18 en in de Hunnepers van 2010.
22.5.4 Eerdere onderzoeken Jaap Moerman heeft het terrein eerder bezocht en uitgebreid beschreven. In het Spelderholt is in 1937 door van Giffen een grafveld aangetoond. De vondsten dateerden uit de vroege middeleeuwen, maar een kringgreppel wees ook “voor Romeins”81. Verder geeft Moerman op verschillende plaatsen resten van ijzerwinning aan. Overigens ligt slechts 300 meter van de opgegraven locatie in het fietspad een slakkenhoop. Moerman beschrijft ook een collectie scherven verzameld door J. Kolff (uitvinder van de kunstnier). De scherven, gevonden in het Spelderholt omvatte o.a. 11 stukken inheems baksel, sommige donker gepolijst, andere versierd met noppen, ronde indrukken en kerven of dunne strepen, vermoedelijk van enige eeuwen voor en na Christus, 1 randstuk van grijs aardewerk, Romeins, 2e eeuw, 2 witte scherven een vrij groot en 2 randstukken, 1 witte scherf bedekt met grijze slib waarschijnlijk ook Romeins.. Deze collectie is aan Moerman geschonken toen de heer Kolff naar Amerika emigreerde dus zou in museum Coda moeten zijn. De vondsten lijken a.h.v. de beschrijving en datering op de vondsten uit de boomvallen.
22.6 Synthese/conclusies De gevonden scherven dateren waarschijnlijk uit de Romeinse tijd. Het grote aantal uit 1 boomval wijst op een concentratie aan vondsten.
22.7 Bijlage 22.7.1 Opgravingsdocumentatie Van het onderzoek is alle documentatie digitaal beschikbaar. Het gaat om 3 • Dagrapporten
79
J. Moerman, 1957. Blz. 20.
80
J. Moerman, 1968. Blz. 23-27
81
J. Moerman, 1968. Blz. 26-27 en Gelre XLVI, 1943 XXI-XXIII
238
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
23 Beekbergen Spelderholt grafveld 23.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
In 1937 voerde professor Van Giffen een onderzoek uit door middel van proefsleuven in het Spelderholt. Hij vond een grafveld uit de vroege middeleeuwen en de prehistorie. In 2010 werden de nog open liggende proefsleuven teruggevonden.
Code
Geen
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Spelderholt Coördinaten 191.111, 461.110 191.098, 460.948 191.175, 461.009 191.184, 461.161
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Chris Nieuwenhuize
Datum onderzoek
25-5-2010
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Geen
23.2 Onderzoek
is daarop gemarkeerd als een gebied met archeologische waarde.
23.2.1 Aanleiding In 1937 deed van Giffen op aangeven van amateur archeoloog Jaap Moerman een onderzoek in het Spelderholt. Hij groef drie proefsleuven van in totaal ongeveer 400 meter. Aangetroffen werden een aantal vroegmiddeleeuwse urnen. In het door Ben Teule geïnventariseerde archief van Moerman zijn tekeningen van de proefsleuf en een briefwisselingen over de resultaten gevonden. Van het voorgestelde vervolgonderzoek is het nooit gekomen. Moerman schrijft dat na een aantal jaren alsnog bomen geplant zijn op de locatie. Voor de AWA waren de archiefstukken aanleiding om de plek te bezoeken.
23.2.3 Project waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd
23.2.2 Locatie
Aanwezig bij het onderzoek waren Van de AWA en de AWN 1. Adriaan Arkesteijn 2. Annemarie Brinkhorst 3. Ben Teule 4. Bert Toeter 5. Chris Nieuwenhuize 6. Gerard Heij 7. Gijsbert Jansen 8. Harry Schotman 9. Huib de Kruijf 10. Patrick de Keijzer
De locatie betreft een bosperceel dat in eigendom is van Staatsbosbeheer. De drie proefsleuven vormen samen een grote letter “U” waarvan van de 4 uiterste coördinaten zijn ingemeten met de GPS ontvanger. In het bos is de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid soms wat twijfelachtig (tussen de 10 en 25 meter). Start sleuf in bos Eind bos sleuf Eind tweede sleuf Start sleuf beukenlaan
191111, 461110 191098, 460948 191175, 461009 191184, 461161
Op onderstaande kaart is de locatie van de proefsleuven aangegeven met een rode stip. Het terrein van de opgraving
Er was geen directe aanleiding voor het onderzoek anders dan de archiefstukken die werden aangetroffen in het archief van Jaap Moerman en waarin stukken over de opgraving in 1937 werden teruggevonden.
23.2.4 Periode van het onderzoek Het onderzoek vond plaats op 25-5-2010 op een dinsdagavond tussen 19 en 21.30 uur.
23.2.5 Betrokkenen bij het onderzoek
Daarnaast was Herman Linde, boswachter bij Staats Bosbeheer aanwezig.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
239
Afbeelding 143 Kaart van het Spelderholt met daarop aangegeven de plaats van het onderzoek
23.2.6 Omstandigheden rondom het onderzoek
23.3.3 Opgravingskaart
Het onderzoek bestond uit een flinke wandeling van 2 uur door het bos.
Er is niet gegraven, maar bijgevoegd de opgravingskaart van Moerman die een deel van 44 meter van de gegraven sleuven weergeeft.
23.3 Resultaten 23.3.1 Aanpak De locatie waar van Giffen in 1937 een opgraving heeft gedaan.is opgezocht. Ter plekke bleken de proefsleuven nog aanwezig. De eindpunten van de sleuven zijn met de GPS ingemeten. Verschillende boomkluiten zijn afgezocht maar leverden geen resultaten. Ook met de metaaldetector werd niets gevonden.
23.3.2 Observaties De proefsleuven van Van Giffen zijn nog aanwezig. Ze zijn nooit dichtgegooid. De lange sleuven zijn elk ongeveer 160 meter lang. De twee evenwijdig liggende sleuven zijn met elkaar verbonden door een derde kortere sleuf. De totale lengte van de proefsleuven is ongeveer 400 meter. Er staan her en der flinke bomen in de sleuven.
Uit het verslag van Van Giffen (zie paragraaf 23.5.2) blijkt dat dit om een deel van de oostelijke proefsleuf ging. Vermoedelijk, maar dat blijkt niet uit de gegevens, betreft het getekende stuk proefsleuf het noordelijke deel. Als die veronderstelling juist is, dan is punt B het beginput van de oostelijke sleuf (191175, 461009) en punt G komt dan ongeveer overeen met 191181, 461117. Maar dit kon niet in het veld en ook niet uit de archiefstukken worden vastgesteld. Wat wel blijkt uit het opgravingsverslag was dat men eigelijk ook op meer plaatsen resultaten had verwacht. De sleuven werden namelijk aangelegd in de bospaden. Bij het ploegen van de bospaden waren vondsten gedaan die aanleiding voor Moerman waren geweest poolshoogte te gaan nemen.
23.3.4 Profielen Niet van toepassing
240
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 144 Opgravingstekening van Moerman
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
241
23.3.5 Interpretatie van de sporen De gevonden sleuven komen perfect overeen met de op de kaart aangegeven proefsleuven zoals die in 1937 door Van Giffen werden gegraven. Zowel qua plaats als qua opzet komen ze overeen met de kaart als de rapportages uit het archief van Moerman.
23.3.6 Datering Zie hoervoor. De sleuf dateert vrijwel zeker uit 1937.
23.3.7 Vondstenlijst Niet van toepassing
23.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Niet van toepassing.
23.5
Historische achtergrond
23.5.1 Historisch kaartmateriaal 23.5.2 Archief en literatuur verwijzingen In het jaarverslag van de Stichting tot bescherming van Praehistorische Cultuurmonumenten in Gelderland uit 1938 staat: “De bespreking betreffende de Frankische woon- en begraafplaats op het Spelderholt leidden tot een proefopgraving in Augustus (1937), nadat het terrein met Dr. A. E. van Giffen bezocht was. De proefopgraving werd verricht door de jongelieden van het werkkamp “De Kuil” te Beekbergen, de wetenschappelijke leiding berustte bij het Biologisch-Archaeologisch Instituut der Rijksuniversiteit te Groningen, dat den heer J. Willems Jr. uit Tilburg afvaardigde. Het lid der Werkcommissie de heer J.D. Moerman was bij de opgraving aanwezig.”82
82
Gelre XLI, 1938
Afbeelding 145 Kaart van Het Spelderholt door Moerman. De proefsleuven zijn linksonder te zien
242
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Het verslag van de opgraving liet nog al lang op zich wachten. In 1943 volgde dat dan eindelijk, maar het bestond uit slechts iets meer dan een pagina tekst en een lijst met 27 vondsten. Het beknopte verslag vermeldt onder andere: “Bijgestaan door den heer J.W. Wolters en den heer Moerman voornoemd, werd het bewuste proefonderzoek volgens mijn aanwijzingen gedaan onder leiding van den heet Joan Willems, Phil. Cand. Te Tolburg die mij daartoe vrijwillig assisteerde. Hem werden 50 jeugdige werkloozen ter beschikking gesteld. De proefgraving bestond in het doen maken van drie sleuven van 2 m breed in de wegen W. O. en Zdl van het perceel d2, Blok 3. vormende het noordelijke gedeelte van het zogenaamde Schenkelsblok. In deze wegen waren nl. vondsten van verschillenden aard gedaan, gedeeltelijk berustend bij den heer Rozenboom, Opzichter van de Ned. Heide Mij. te Beekbergen.
Van het onderzoek is alle documentatie digitaal beschikbaar. Het gaat om 1. Dagrapporten 1 2. Foto’s van de situatie 3 Alle documentatie is digitaal in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Daarnaast is de documentatie grotendeels op papier in het archief van de AWA in het ACEC gebouw. De gegevens uit van Moerman maken onderdeel uit van het Apeldoorns gemeente archief.
23.7.2 Vondsten Er zijn geen vondsten gedaan.
23.7.3 Publicatie van het onderzoek Het onderzoek is gepubliceerd in de Nieuwsbrief van AWN 18 en in de Hunnepers, het jaarverslag van AWN 18 in 2010.
Het resultaat was, dat in den Z. weg niets, in den W. zeer weinig werd gevonden , hoewel daar vroeger een paar kapotte urnen van inheemsch uit de hand gevormd aardewerk (no. 3 en 4) voor den dag gekomen waren. Meer resultaat had het graven van de 170 m lange proefsleuf in den O. weg. Daaruit kwamen onderscheidene urnen, enkele skeletgraven en andere vondsten te voorschijn. De eerste zijn over het geheel op de schijf gevormd laat- Merovingische en Karolingische potten of fragmenten daarvan; slechts een enkele kogelvormige urn van inheemsch vaatwerk (no. 12) vormde daarop een uitzondering… … Wijzen zoo de vondsten op twee beschavingen, ook de grondperformatie en bodemstructures, voor zoover de bijzettingen betreffend, pleitten in die richting. Zelfs kwam de helft van een kringgreppel te voorschijn, die hoewel in de Frankische grafvelden nog een enkele maal als een soort atavistisch verschijnsel optredend, typisch is voor de voor-Romeinsche urnenvelden. De latere vondsten bestonden in het algemeen uit brandgaten met of zonder urnen, ingelaten in een laag cultuurgrond.83
23.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Niet van toepassing
23.5.4 Eerdere onderzoeken Zie hierboven
23.6 Synthese/conclusies Nog duidelijk herkenbaar werd de plaats van het onderzoek uit 1937 door van Giffen teruggevonden. Uit de verslagen door Moerman en van Giffen is duidelijk dat de meeste resultaten uit een klein stukje van ongeveer 40 meter sleuf kwamen.
23.7 Bijlage 23.7.1 Opgravingsdocumentatie
83
Gelre XLVI, 1943 XXI-XXIII
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
243
24 Garderen Beumelereng 24.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Midden in Garderen werd bij de aanleg van een nieuwe straat vroeg middeleeuws aardewerk gevonden.
Code Locatie
Gemeente Barneveld Plaats Garderen Locatie Beumelereng (E.C. de Greefhof) Coördinaten
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapporteur Gerard Heij
Datum onderzoek
10-2-1997
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologische werkgroep Apeldoorn
24.2 Onderzoek 24.2.1 Aanleiding Aanleiding voor het onderzoek was de bouw van enkele nieuwe straten in Garderen en de vondst van aardewerk door Gerard Heij, in een van de wegcunetten. Melding van deze vondst bij de ROB leverde het verzoek terug op of de AWA hier – net buiten de gemeente Apeldoorn en buiten de AWN regio 18 – de bouwactiviteiten verder kon volgen.
24.2.2 Locatie Uit de beschrijving in de dagrapporten kan worden opgemaakt dat het onderzoek plaatsvond bij de aanleg van de straten E.C. de Greefhof en het verlengde van de Docter H.C. Bosstraat. Helemaal messcherp komt dat niet uit de verf omdat de locatie werd beschreven in de context van de oude situatie, een situatie tekening ontbreekt en de straatnamen niet worden genoemd. Gerard Heij heeft een en ander later verduidelijkt. Het terrein heeft een “plankhoogte” (bouwvloer) van tussen de 42.40 en 42.70 meter boven NAP.
24.2.3 Periode van het onderzoek Het onderzoek vond plaats op drie dagen: 9-2-1997, 28-21997 en 1-3-1997
24.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren 1. Antoinette van Duijn 2. Dick Lijnsvelt 3. Gerard Heij 4. Harry Schotman 5. Joop Keuls Van de ROB was Peter Schut betrokken.
244
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
24.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Het onderzoek vond plaats in de marge van de al gestarte bouwwerkzaamheden. De eerste vondsten werden gedaan in de ontgraven wegcunetten die bij een volgende bezoek een week later al vol zand zaten. Sporen werden in de cunetten niet waargenomen. Ook een deel van de bouwputten was al vol zand gestort voor ze onderzocht konden worden, zodat de waarnemingen daar beperkt bleven tot vondsten uit de uitgegraven grond. Met name aan de noodwestzijde kon een enkele bouwput uitgebreider onderzocht worden.
24.3 Resultaten 24.3.1 Aanpak De aanpak van het onderzoek beperkte zich in eerste instantie tot het aflopen van uitgegraven wegcunetten en bouwblokken en de daarbij horende stort. Dat leverde wel wat vondsten, maar geen sporen op. Een deel van de bouwblokken in het westelijke deel kon wel onderzocht worden. Dit is een natter gebied waar om die reden ook geheid moest worden. Door omwonenden werd zelfs gesproken van een voormalig “vennetje”. De betreffende put was circa 52 meter lang en 8,5 meter breed maar loopt feitelijk door in de volgende bouwput, met dien verstande dat deze volgende bouwput al met zand vol gereden was en hoger ligt (een plankhoogte van 42,70). Van het noordwestprofiel en westprofiel (aan bovenzijde) zijn foto”s gemaakt. Ter plekke is vanaf de noordwestzijde langs het westprofiel circa 20 meter lang en 4,5 meter breed de bouwput opgeschaafd. De noordwestzijde ligt duidelijk in het gele zand
Afbeelding 146 Onderzoekslocatie in Garderen. In donkerblauw de huizenblokken, in lichtblauw de wegcunetten. Midden boven het grafveld dat in 1869 werd ontdekt. Het onderzoek vond vooral plaats ter plaatse van de 2 huizenblokken grenzend aan de akker en naast de school (rood).
(voor een groot deel zijn mogelijke sporen dus al vergraven), sporen zijn daardoor tussen 14 en 19 meter zuidwaarts beter leesbaar, daarna wordt het dieper en natter (overgang leemkuil of vennetje?). Op 22 meter is een klein proefputje gemaakt dat vanaf het vlak circa 75 centimeter diep uitgegraven is en vondsten bevatte vanaf 6e t/m 11e eeuw (Pingsdorf)
24.3.2 Observaties
De wegcunetten bleken geheel gegraven evenals menige bouwput. Langs de ontgraven wegcunetten met name aan de noordzijde (waar wat redelijke hopen gele grond resteerden) werd ook wat aardewerk gevonden waaronder twee randen (IJzertijd/Bronstijd) en enkele randen, waaronder een rode scherf met grof steengruis.Ook een bodemfragment (vroeg import/ Merovingisch?), binnenzijde gedraaid. Het totaal van de vondsten: 1 bodem, 3 randen, 7 wandscherven onder meer met pot- en steengruismagering.
24.3.2.2 Onderzochte vlak 24.3.2.1 Wegcunetten In het wegcunet richting de school langs de weilandrand lagen een aantal kleinere scherven. In de rechts hiervan (zuidelijk) gelegen grote uitgraving langs de speelplaats van de school was een grote ontgraving waarvan de profielen nog zichtbaar waren. Hier was een esdek van ca 60- 80 cm aanwezig. In de grote stort op het midden van het terrein werd een grote grijze randscherf met versiering (IJzertijd?) gevonden.
Op 20 meter zuidwaarts uit de NW-hoek ligt het vlak van de put circa 85 cm onder het maaiveld terwijl het gele zand begint op 1,20 meter. De bruine laag is hier dan vochtig en bijna 50 cm dik terwijl dit in de NW hoek slechts 25 cm bedraagt. Ook in het profiel was van de noordwestzijde het westprofiel zuidwaarts volgend na circa 20 tot 25 meter een steeds sterkere diepgang te zien. Een buurtbewoner geeft ook aan dat er bij nat weer altijd water stond en dat het zich zelfs tot over de weg naar Putten
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
245
door het dorp doorzette. Dit komt overeen met de noodzaak tot heien in dat deel. Het zou dan ook kunnen dat in vroeger tijd hier een kop gelegen heeft bij een vennetje welke in de loop der tijd door erosie en menselijke activiteit deels is afgevlakt.Aangezien er geen diepere bouwactiviteiten -behalve het heien- in het vennetje plaats vinden, blijven eventuele vondsten in dit vennetje aanwezig en voor het nageslacht bewaard onder de vloer van de huidige bewoning. In het onderzochte vlak van ca. 20 bij 4.5 meter werden 9 sporen aangetroffen. spoor 1 en 3 Enige diepte spoor 5 Vondstnummer 3: Rand Fraai versierd, sterk naar buiten lopend, zowel op rand als de wand spoor 6 Flinke diepte; mogelijk een paalspoor, spoor 8 Vondstnummer 4: Rand + wand fragmenten Vondstnummer 1 vlakvondsten bij spoor 7 en 8 Vondstnummer 2 in putje, twee randen ei/wandtopfe (Hessens Schortens) ovenwand
24.3.3 Opgravingskaart Afbeelding 147 Vlaktekening van opgeschaafde en onderzochte bouwput
24.3.4 Profielen
Afbeelding 148 Profiel bouwput. Aan de Noordzijde was het archeologisch interessante vlak vergraven
246
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 149 Profiel van enkele sporen
24.3.5 Interpretatie van de sporen Er werden nederzettingssporen van een nabij gelegen nederzetting uit de 6e en 7e eeuw aangetroffen zonder duidelijke plattegronden. Waarschijnlijk behoren deze sporen bij de grafveldvondsten die eerder zijn aangetroffen ongeveer 300 meter ten noordwesten van de locatie (zie paragraaf 24.5.4 “Eerdere onderzoeken”).
24.3.6 Datering Het aardewerk kon worden gedateerd in de 6e en 7e eeuw, met een uitschieter naar de 11e eeuw (Pingsdorf), maar anderzijds een vuursteen kernstuk, wijzend op prehistorische bewoning.
24.3.7 Vondstenlijst
Vondstenlijst Project
Garderen Beumelereng
Code Datum
Feb/Mrt 1997
Locatie
Garderen
Put
Spoornr
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
1
Wand
Bodem
2
9
2
9
Subtotaal
1
2
2
2
8%
8
8
32%
11
44%
Sintel/slak (3), ovenwand(1) Vuursteen. 1 kernstuk Bouwfragm (?)(5), houtskool(3)
25 100%
2
67%
1
1
33%
1
3 100%
Houtskool
133%
Subtotaal
4
4
133%
Pingsdorf
1
1
6%
9
11
65%
o.a. 2 erg dunne wandfragmenten, Import (?)
5
5
29%
slak/sintel (3), houtskool(2)
5
17 100%
Subtotaal
0
16%
Perc.
4
2
0
4
Totaal
Details
4
5
8
Perc.
4
2
2
Gewicht
Totaal
14
Proefput
1
Aantal
Overig
1
Subtotaal
1
Overig
Mayen
2
10
1
1
9%
Behoren bij 1 pot, fraai versierd op wand en op rand
Slak/sintel
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
247
Vondstenlijst Project
Garderen Beumelereng
Code Datum
Feb/Mrt 1997
Locatie
Garderen
Put
Spoornr
Baksel
Datering
Onderdeel Rand
Stort
stort Subtotaal
Totaal
Overig Wand
Bodem
3
7
3
7
Mayen
Overig
Totaal
Perc.
1 versierde rand
1 2% 38 63%
29
30
Totaal
1 2%
Overig 9
Perc.
Details
11 100%
1
1 9
Gewicht
10 91%
1
Pingsdorf
Totaal
Aantal
1
20
20 33%
20
60 100%
Houtskool, sintel, vuursteen
24.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies De vondsten zijn aan Michel Groothedde getoond (gemeente archeoloog van Deventer, later Zutphen) die het materiaal dateerde als 6e/7e eeuws met uitlopers tot de 11e eeuw, opvallend weinig import voor de Veluwe (1 Mayen, 1 Pingsdorf), met name Hessens-Schortens. Ook een fragment ovenwand.
24.5 Historische achtergrond 24.5.1 Historisch kaartmateriaal Niet van toepassing.
24.5.2 Archief en literatuur verwijzingen Niet van toepassing.
24.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Niet van toepassing.
24.5.4 Eerdere onderzoeken
enkele honderden meters van de vindplaats84. (N.B. Sindsdien is de gemeentegrens bijna 1 km naar het oosten opgeschoven zodat de hele Garderense enk nu bij de gemeente Barneveld hoort.) Gevonden werd een begraafplaats van ongeveer een kwart hectare (volgens Nairac) en daterend uit de 3e tot de 8e eeuw, met het zwaartepunt in de 7e eeuw85. Een van de oudste meldingen van de vondst komt van burgemeester Nairac, in zijn boekje “Nog een oud hoekje der Veluwe”86. Een uitgebreide reconstructie van de precieze vondstplek en inventarisatie van de vondsten is gemaakt door de eerder genoemde Boone. In 1978 werd op de locatie nog een aantal scherven gevonden van het grafveld87. In 1972 werd op de begraafplaats ten zuidoosten van Garderen een bord gevonden van Romeins aardewerk en enige crematieresten88. (Begraafplaats ligt 300 meter ten zuid oosten van de locatie aan de Koningsweg).
In 1869 werd op de Beumelerberg een Merovingisch grafveld gevonden. De vondsten van de locatie zijn vooral terecht gekomen in het Rijksmuseum voor oudheden en museum Nairac in Barneveld. De precieze locatie van de vondst was lange tijd onduidelijk, maar Boone heeft in zijn artikel over de vondst de plaats gereconstrueerd. Deze lag vlak bij de voormalige grens tussen de gemeentes Apeldoorn en Barneveld op slechts
248
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
84
Boone, 1971. Blz. 250.
85
Boone, 1971. Blz. 280.
86
Nairac, 1882. Blz. 99.
87
Gelre, 1991. Blz. 177 en 178.
88
Gelre, 1991. Blz. 167.
24.6 Synthese/conclusies Gevonden werden sporen van een nabij gelegen nederzetting uit de 6e en 7e eeuw zonder duidelijke plattegronden. Waarschijnlijk behoren deze sporen bij de grafveldvondsten uit dezelfde periode die in 1869 zijn aangetroffen ongeveer 300 meter ten noordwesten van de vondstlocatie
24.7 Bijlage 24.7.1 Opgravingsdocumentatie Digitaal zijn van dit onderzoek slechts 2 documenten beschikbaar: • Een document met daarin een serie dagrapporten • Een geïntegreerde rapportage door Gerard Heij. In het archief van de AWA in het ACEC gebouw zijn aanwezig • Prints van de dagrapporten • Tekeningen van enkele opvallende vondsten • Enkele kopieën van het blad “Zegers bouwt Beter” nummer 8 • Enkele versies (net en schets) van het geschaafde vlak • Profieltekeningen van de sporen • Een aantal kopieën van een artikel over het onderzoek door Gerard Heij. Onduidelijk is of dit ook is gepubliceerd. De tekst uit dit verslag is voor een flink deel gebaseerd op deze tekst. • Twee kleurenfoto’s van sporen
24.7.2 Vondsten De vondsten zitten in 1 schamel zakje (met daarin weer een serie aparte zakjes). Ze zitten in een krat met een aantal andere kleine vondstcomplexen in het depot in ACEC gebouw.
24.7.3 Publicatie van het onderzoek Bouwbedrijf Zegers uit Ede besteedde in hun periodiek “Zegers Bouwt Beter”, nummer 8, aandacht aan het onderzoek. In de Hunnepers van 2002 (!) is het onderzoek uitgebreid gepubliceerd. De tekst uit dit document is grotendeels uit dit artikel overgenomen.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
249
25 Hoog Buurloo Braamberg 25.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Op de Braamberg, ten noorden van Hoenderloo werd een waterkuil onderzocht
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Hoog Buurloo Locatie Braamberg Coördinaten 187.046, 463.165
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn Rapportage Chris Nieuwenhuize
Datum onderzoek
6-6-2006, 4-11-2006, 30-12-2006
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Depot van de gemeente Apeldoorn
25.2 Onderzoek
25.2.3 Periode van het onderzoek
25.2.1 Aanleiding
Het onderzoek vond plaats op 3 dagen in 2006: Een dinsdag avond in de zomer op 6 juni en 2 zaterdagmiddagen in de winter op 4 november en 30 december.
Staatsbosbeheer streeft naar uitbreiding van de stuifzanden op het onderzochte deel van de Veluwe. Om die reden heeft was begin 2006 op een terrein ten zuiden van de Braamberg alle begroeiing verwijderd. Onderzocht werd of daarbij resten van de nabijgelegen nederzetting op de Braamberg werden teruggevonden. Later werd in het naastgelegen bosperceel de vogelkers verwijderd. Daarbij werd ook gewerkt in de waterkuil die daarbij is onderzocht.
25.2.2 Locatie De locatie ligt aan de rand van de Hoog Buurloose heide. Het terrein ligt op de top van de Veluwe op een hoogte van tussen de 70 (het nieuwe stuifzand) en 80 (de waterkuil) meter boven NAP (bron www.ahn.nl) Een stuk van enkele hectares is ontdaan van begroeiing om het naastgelegen stuifzand uit te breiden. Bijzonder is overigens dat op dit deel een esdek met een dikte tot wel 70 cm ligt. Het eerste resultaat was dan ook een explosie van vogelkers en geen stuifzand. Ook de luchtfoto uit 2008, nog geen 2 jaar na het onderzoek geeft voor het stuifzand nog niet veel reden tot optimisme. Meer naar het noorden heeft Heidinga in 1981 een vroeg middeleeuwse nederzetting aangetoond. Het belangrijkste onderzochte terrein is een waterkuil met een doorsnede van bijna 20 meter op locatie 187.046/463.165.
25.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren van de AWA 1. Adriaan Arkesteijn 2. Ben Teule 3. Bert Toeter 4. Chris Nieuwenhuize 5. Gerard Heij 6. Hans van Doorn 7. Huib de Kruijf 8. Margriet Winter 9. Michael Hulsebos 10. Minke Westera 11. Patrick de Keijzer Bij het vaststellen van het profiel was ook betrokken 12. Gijs Wispelwey 13. Maarten Wispelwey
25.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Het was een beetje een merkwaardig onderzoek waarbij op een afgelegen plek plotseling grote boswerkmachines verschenen en een groot gebied onder handen namen. De eerste avond was prachtig. De laatste middag was nat.
25.3 Resultaten 25.3.1 Aanpak De eerste stap in het onderzoek was een “landesaufnahme” van het perceel wat in stuifzand werd omgezet. Omdat het perceel niet echt kaal was en er veel houtsnippers lagen kon
250
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 150 Onderzocht terrein op de Braamberg
uitsluitend op de kale plekken worden gezocht. Daarnaast werd met de guts het bodemprofiel bepaald. Bij het tweede onderzoek werd met de guts het profiel van de aanwezige waterkuil vastgesteld. Daarvoor werd wel eerst de vogelkers verwijderd. De boringen werden gedaan met een tussenruimte van 1 meter. Met behulp van het waterpas werd ook het profiel van het maaiveld bepaald. Bij het derde en laatste onderzoek werd op het diepste punt van de waterkuil een put gegraven met een diepte van 30 cm en een oppervlak van 2.1 bij 2.6 meter. Omdat dit vlak geen zinvolle informatie opleverde werd een tweede vlak 15 cm dieper aangelegd. Bij elk onderzoek werd ook met de metaaldetector gezocht.
25.3.2 Observaties Bij de veldkartering van het stuifzand werd vastgesteld dat de laag “zwarte grond” op veel plaatsen tussen de 60 en 70 cm dik was. Op één plaats werden enkele tientallen stukjes gegloeide klappersteen gevonden.
De onderzochte waterkuil is ongeveer 1.80 meter diep tussen de rand en het diepste punt en heeft een doorsnede van ongeveer 19 meter. De precieze afbakening is een beetje arbitrair. Bij het vaststellen van het bodemprofiel werd een 10 tot 35 cm dikke humuslaag vastgesteld en een totale dikte van de bodem – tot het ongestoorde zand – van 35 tot 50 cm. Op het diepste punt, in het midden van de put, bleek het ongestoorde zand pas op een diepte van 120 cm te worden geraakt. Een maand later werd op dit diepste punt een vlak aangelegd. Gevonden werd een beschoeide welput van krap een meter doorsnede; waarschijnlijk gemaakt van planken. In elk geval met een hoekig voorkomen. De doorsnede is 80 a 100 cm. De put lag ongeveer 1 meter uit het verwachtte midden. Dat betekent dat het vastgestelde profiel op het diepste punt mogelijk een vertekend beeld geeft en dat de welput nog (veel) dieper ligt dan getekend. In de put is geen gat gemaakt. Ze kan later verder onderzocht worden.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
251
Afbeelding 151 Onderzocht terrein op een luchtfoto uit 2008
25.3.3 Opgravingskaart
25.3.4 Profielen
Afbeelding 153 Profiel van de onderzochte waterkuil vastgesteld met boringen om de 100 cm
Het profiel van de waterkuil is bepaald met de grondboor met tussenruimte van 1 meter. Het profiel zoals hierboven weergegeven is dus indicatief. Met name in het midden kan het verloop tussen de verschillende meetpunten flink verschillen. Bovendien is mogelijk niet het punt van de diepste verstoring geraakt.
25.3.5 Interpretatie van de sporen Afbeelding 152 Onderzoeksputje met het spoor van de beschoeiing van de welput
252
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De sporen wijzen op een waterkuil met op het laagste punt een beschoeide welput. De beschoeiing lijkt te hebben
Afbeelding 154 Luchtfoto uit 1983 met daarop duidelijk zichtbaar de proefsleuven aangelegd door Heidinga. In blauw de boorraaien en de waterkuil
bestaan uit planken, of stukken hout. De vorm is onregelmatig.
25.3.6 Vondstenlijst Uit het spoor van de welput werden 15 stukken van grote gebroken kiezelstenen gevonden, met scherpe randen. In 3 gevallen was er aan de brokken steen ijzer/roest aangekoekt. Ook uit het spoor kwamen 3 stukken ijzerslak. Uit de opgravingsput kwamen verder een roodbakkend rand scherfje (mogelijk vroeg middeleeuws) en een stuk pijpenkop. Met de metaaldetector werden over het hele onderzoeksterrein van enkele hectares (locaties met GPS ingemeten) een aantal vormeloze stukken ijzer gevonden. Ze hadden een sponsachtige samenstelling. Het is dus geen geroest ijzeren voorwerp, maar bevat genoeg ijzer voor de metaaldetector en kan ook met een magneet worden aangetrokken. Het bevat geen zand en grind. Opvallend was dat het begon te schuimen als het in twee delen wordt gebroken.
Minstens een van de ijzerconcreties lijkt enigszins gevormd te zijn. Mogelijk gaat het hier echt om een stuk ijzer (wolf). De rest lijkt vooral afvalproduct, maar wel sterk ijzerhoudend (anders waren ze niet met de detector gevonden) De locaties zijn ingemeten met de GPS-ontvanger van Chris. Nauwkeurigheid ca. 10 meter.
25.3.7 Datering Er is weinig om een datering op te baseren. Het rode scherfje is mogelijk vroeg middeleeuws wat goed past bij de opgraving door Heidinga. De pijpenkop wijst er op dat de waterkuil ook later nog wel activiteit heeft aangetrokken.
25.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Niet van toepassing.
25.5 Historische achtergrond 25.5.1 Historisch kaartmateriaal Niet van toepassing.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
253
25.5.2 Archief en literatuur verwijzingen Moerman noemt de waterkuil in een van zijn artikelen in Gelre89. Overigens vindt hij dat deze een doorsnede heeft van 9 meter. Dat is een groot verschil met de meting van 19 meter in dit onderzoek. Het verschil zit waarschijnlijk in de kruin die vlak is en uit uitgegraven grond bestaat. Moerman onderzocht het gebied uitgebreid. Op het terrein verzamelde hij Pingsdorf, Mayen, kogelpot maar ook inheems besmeten aardewerk. Naar aanleiding van de aanleg van een wildakker – nog steeds herkenbaar - en het feit dat daarbij aardewerk te voorschijn kwam, onderzocht Heidinga het gebied in 1981 door middel van 2 lange proefsleuven. Hij beschrijft het onderzoek in zijn proefschrift90. Het aardewerk dateert hij in de 6e-7e eeuw, waarbij hij opmerkt dat het voor 90% is geïmporteerd. Mede uit dit gegeven concludeert hij dat het hier geen normale boerendorp betrof maar een ijzerverwerkingsdorp. Zelfs de naam van het dorp kon mogelijk worden achterhaald. Historisch is bekend dat er een dorp Dabbelo geweest moet zijn in de buurt van Apeldoorn in de vroege middeleeuwen, waarvan de locatie onbekend was. Niet ver van de locatie is echter nog een bosperceel met die naam. Dat was aanleiding om de naam Dabbelo op de teruggevonden nederzetting te projecteren. Tenslotte kwam van Joris Blankena, boswachter bij Staatsbosbeheer, de suggestie dat de hoge fosfaatconcentraties die samenhingen met de vroegere bewoning, de naam “Braamberg” verklaren omdat bramen fosfaatminnend zijn.
25.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Niet van toepassing.
25.5.4 Eerdere onderzoeken Zoals in het bovenstaande paragraaf aangaande geraadpleegde literatuur al werd opgemerkt hebben zowel Moerman als Heidinga het terrein eerder onderzocht.
25.6 Synthese/conclusies De sporen wijzen op een waterkuil met op het laagste punt een beschoeide welput. De beschoeiing lijkt te hebben bestaan uit planken, of stukken hout. De vorm is onregelmatig. Opvallend zijn de gebroken natuurstenen. Vanwege het aangekoekte ijzer lijkt het dat ze als aambeeld o.i.d. zijn gebruikt bij ijzerbewerking. Mogelijk hangen ook de gevonden brokken ijzer met ijzerbewerking samen.
89
Moerman, 1968/69. Blz. 20.
90
Heidinga, 1983. Blz. 16-19; 155.
254
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
25.7 Bijlage 25.7.1 Opgravingsdocumentatie De documentatie is vrijwel volledig digitaal en bestaat uit • 3 dagrapporten • 16 foto’s van het vlak van de opgravingsput • 16 foto’s van het inmeten van het profiel en enkele vergezichten van Radio Kootwijk • vlaktekening • profieltekening • spreadsheet met alle dieptematen van de waterkuil
25.7.2 Vondsten De vondsten zijn uiterst beperkt, maar bevinden zich – samen met een paar ander onderzoeken – in één krat in het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw.
25.7.3 Publicatie van het onderzoek Het onderzoek is kort gepubliceerd in: • Hunnepers december 2006 • Hunnepers december 2007
26 Lieren Pastoriestraat 26.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de bouw van 5 woningen werden tientallen prehistorische scherven gevonden.
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Lieren Locatie Pastoriestraat 18-26 Coördinaten 196.010, 463.925 196.035, 463.925 196.010, 463.905 196.035, 463.905
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Robert van Dierendonck, Gerard Heij en Harry Schotman
Datum onderzoek
Maart, Juli en Augustus 1995
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Depot van de gemeente Apeldoorn in ACEC gebouw
26.2 Onderzoek 26.2.1 Aanleiding De aanleiding van het onderzoek was de bouw van 5 nieuwe huurwoningen waarmee de bestaande Pastoriestraat in Lieren werd verlengd. Na een eerste booronderzoek met veelbelovende resultaten, werd in de zomer vervolgonderzoek gedaan.
26.2.2 Locatie De locatie ligt midden in Lieren aan de noordrand van de grote Beekberger/Lierder enk, nog net op de enk.
De coördinaten zijn 196.010, 463.925 196.035, 463.925 196.010, 463.905 196.035, 463.905 Uiteindelijk is vooral de oostelijke bouwput voor 3 huizen onderzocht, een terrein van ongeveer 25 bij 15 meter. Een groter terrein is onderzocht met door middel van boringen. Afbeelding 155 Kadastrale kaart met in blauw het onderzochte terrein aan de Pastoriestraat in Lieren. Het lichtblauwe deel (put 1) leverde geen sporen en vondsten
26.2.3 Periode van het onderzoek Het booronderzoek heeft plaatsgevonden op 11 Maart 1995 Op 11 juni bleek zonder verdere archeologische begeleiding een bouwput gegraven
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
255
Die bouwput kon uiteindelijk worden onderzocht op 17 juni en 1juli. Op 25 Juli werd een tweede bouwput gegraven. Deze werd onderzocht op 25, 26, 27 en 31 juli en 3 augustus 1995.
26.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren: 1. Corrie Busser 2. Dick Lijnsveld 3. Dick Leistra (?) 4. Frits Bouwmeester 5. Gerard Heij 6. Harry Schotman 7. Henk Verbeek 8. Jan Limonard 9. Joop Keuls 10. Kees Klopman 11. Robert van Dierendonck
26.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Ondanks een flinke aanloop en pogingen om bij het graven van de bouwputten aanwezig te kunnen zijn lukte dat uiteindelijk niet. Wel was in de zomervakantie ruimschoots tijd om te werken.
26.3.1.2 Bouwput 1 Ondanks verschillende verzoeken werd de bouwput aangelegd zonder dat de AWA of de gemeente geïnformeerd werden. Op 11 juni werd het putvlak bekeken. De put werd “Put 1” genoemd. Daarin werden geen vondsten gedaan. De put bleek tot op het gele zand afgegraven. De noordwestelijke putwand werd grofweg getekend. Vondsten uit de stort en langs de putwand werden verzameld en door Robert bekeken. Op 17 Juni werden nogmaals een aantal vondsten van het stort verzameld van deze put. Op 1 Juli werd de putwand ingemeten, afgestoken en getekend.
26.3.1.3 Bouwput 2 Op 25 Juli werd Put 2 gegraven, dit maal wel met de aanwezigheid van de AWA (Henk Verbeek en Harry Schotman). De put werd in de daarop volgende dagen geschaafd en getekend. Sporen werden gecoupeerd en getekend.
26.3.2 Observaties 26.3.2.1 Booronderzoek Voor de boorresultaten zie onderstaande tabel. Met de metaaldetector werd een loodje en een munt gevonden
26.3 Resultaten
26.3.2.2 Bouwput 1
26.3.1 Aanpak
In bouwput 1 waren de vele keien opvallend. Ook in Loenen de Kempe (enkele maanden eerder opgegraven) werden veel veldkeien gevonden.
26.3.1.1 Booronderzoek In maart werden drie raaien boringen verricht met in totaal 11 boringen. De boringen werden op een afstand van 12 meter van elkaar gedaan. De eerste raai was in de rooilijn van de woningen. Kees Klopman zocht met de metaal detector.
Het aardewerk uit de bouwput en bijbehorende stort dateerde van ijzertijd tot vroege middeleeuwen (kogelpot). Mogelijk ook Bronstijd. Op 17 Juni werd meer aardewerk verzameld, naast ijzerslak, 1 rand, 1 mogelijk Pingsdorf en mogelijk een vuursteen kernstuk. In de zuid- en de westwand werden in profiel twee vondsten gedaan. In de westwand tussen 8 en 9 meter uit ZW hoek opvallend rood zand op ca. 1.00 meter diepte. Tot ca 50 a 60 cm. zwarte opgebrachte grond, daarna overgaand naar bruin met houtskool, vanaf 75 naar lichtbruin, geel met kiezel daaronder veel grotere keien. Op een diepte van 75 zijn vondsten gedaan, althans oudere scherven. In de wanden werden geen paalsporen of afvalkuilen waargenomen. Ook in het vlak waren geen sporen zichtbaar.
26.3.2.3 Bouwput 2 De rapportage over bouwput 2 is erg summier. De put werd gegraven in het bijzijn van de AWA en vervolgens geschaafd. Van het vlak is een vlaktekening. Sporen zijn gecoupeerd en getekend.
Afbeelding 156 Overzicht van de boringen. De rood gekleurde leverden (prehistorisch) aardewerk
256
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Het aardewerk dateerde onder meer (aantekening op de vondstenlijst) uit brons- en ijzertijd.
26.3.3 Opgravingskaart
Afbeelding 157 Vlaktekening Lieren Pastoriestraat. Put 2 Vlak 1.
In Put 1 (de noordelijke twee huizen) waren geen sporen en zijn geen vondsten gedaan. Er is dus ook geen vlaktekening.
26.3.4 Profielen Van de sporen 33, 34, 35, 36 en 44 zijn profieltekeningetjes gemaakt, maar hier niet overgenomen.
26.3.5 Interpretatie van de sporen Uit de sporen kon geen samenhangend beeld worden verkregen.
26.3.6 Datering Het aardewerk lijkt volgens de rapportages te dateren uit een lange periode: Van bronstijd, via ijzertijd tot middeleeuwen (kogelpot).
26.3.7 Vondstenlijst De vondsten bestaan uit 95 scherven, slak en “natuurlijk ijzer”.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
257
Boringenoverzicht Project
Lieren Pastoriestraat
Code Datum
11 Maart 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Lieren Pastoriestraat 18-26
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten)
O
1
A
E
B
Vondsten
C
Details
Vuursteen
Aardewerk
(bewerkt)
Baksel
Houtskool
Aantal
1
1
8
2
6
3
6
4
4
4
6
5
2
Overig
1
1
2
2
3
5
4
Huttenleem (4)
2
Sintels(2), ijzertijd rand
-
GEEN vondsten
2
Modern aardewerk
7
bronstijd(1)
4
NIET uitgevoerd
5
3
1
258
spijkers (2)
Verstoord
2
6
9
3
1
6
2
32
42
10
Totaal
Uitleg
2
ijzeren naaldvoet fibula (1), huttenleem(1)
O
Organische laag
A
Humus (minerale laag met accumulatie van gehumificeerd materiaal)
E
Uitspoellaag; Minerale laag waaruit klei, aluminium, ijzer of humus is uitgespoeld
B
Inspoellaag; Minerale laag die nauwelijks meer als origineel is te herkennen door inspoeling van mineralen uit hogere laag. Kan ijzeroer bank zijn
C
Dekzandlaag met het oorspronkelijke moedermateriaal (schoon dekzand op de Veluwe)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
259
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
27-7-95
Put 2/Vlak1/
Spoor nr
10
2
1
10
1
1
9
beroete steen (?)
opvallend lichte natuursteen
natuursteen
opvallend lichte
natuurlijk ijzer, bot
2
natuurlijk vuursteen
fragment.
natuurlijk ijzer,
natuurlijk ijzer
9
1
1
1
natuurlijk ijzer
1
8
1
1
6
7
2
5
1
2
Wand
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
4
3
2
1
Vst nr
fijn grind
fijn grind
PG?
grind
fijn grind
TYPE
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
B
A
B
C
B
Code
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
Glad
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
nagel
Versie-ring
zwart
geel
zw/gr
bruin
bruin
bruin
uitw
KLEUR
zwart
geel
zw/gr
zw/gr
grijs
zwart
inw
zwart
grijs
geel/
zw/gr
br/gr
br/gr
br/zw
nerf
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
dun
Dikte
Datering
260
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Put 2/Vlak1/ 29-7-95
Spoor nr
1
1
1
1
1
1
17
17
18
19
20
20
16
15
1
1
1
1
2
14
1
Wand
1
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
13
12
11
Vst nr
buikknik
slak
natuursteen
zeer dun
natuursteen
natuursteen
natuursteen
natuurlijk ijzer,
A
A
C
C
Code
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B/C fijn grind+PG?
fijn grind
PG?
Grind
kwarts?
PG + kwarts?
PG?
TYPE
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
nagel+ streep?
Versie-ring
or/br
donkerbr
rood/br
gr/bruin
geel/gr
zwart
roodbr
roodbr
roodbr
uitw
KLEUR
geel/br
kerbr
don-
zwart
geel/br
grijs/ zw
zwart
geel
zwart
zw/gr
inw
grijs
zwart
zwart
roodbr/
grijs
nerf
middel
hard
brok
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
1,05
0,4
1.1/1.4
0,8
Dikte
Datering
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
261
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Spoor nr
fijn grind grof grind +PG?
1
1
1
31
32
33
grof grind
1
30
fijn grind
fijn grind
fijn grind
1
aangekoekt ijzer
natuursteen
slak (?)
Paffrath
steengoed achtig/
maalsteen
TYPE
29
28
3
1
25
27 1
1
24
1
1
23
26
1
1
22
Wand
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
21
Vst nr
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
D
B
D
B
B
Code
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
nagel/ duim zijkant rand
Versie-ring
bruin
?
grijs/br grijs br
zwart
grijs
zwart
zwart
zwart
zwart
geelbr
inw
rood/br
or/bruin
zwart
zwart
bruin
zwart
geelbr
uitw
KLEUR
gr/br
nerf
hard
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
0,9
?
>1.0
>1.0
0.7/0.9
0,9
0,85
0,8
0,6
Dikte
Datering
262
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Put 2/Vlak1/ 31-7-95
Spoor nr
1
1
1
1
42
42
43
44
lijnen versierd????
lijnen versierd????
groot stuk
1
41
verbrand natuursteen
verbrand natuursteen
AFWEZIG
1
1
aangekoekt ijzer
40
39
38
1
1
36
37
1
35
Wand
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
34
Vst nr
B
Code
bruin zwart
bruin
zwart
zwart
zwart
zwart
zwart
zwart
zwart
inw
grijs
br/zw
glad B
br/zw
glad
bruin
grijs br
bruin zw
oranje
or/br
uitw
B
Versie-ring
KLEUR
geruwd/ besmeten
geruwd
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
D
middelgrof C grind
PG
fijn +PG?
fijn +PG?
grof grind
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B fijn grind+PG?
PG
PG
grind+PG?
TYPE
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
zw/br
zwart
nerf
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
0,8
0,8
0,85
0,85
1,1
0,85
1,1
0,8
1,05
Dikte
Datering
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
263
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Spoor nr
1
1
1
51
52
53
54
1
50
1
1
Wand
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
49
48
47
46
45
Vst nr
4
ijzer(1)
natuursteen (3),
verbrand vuursteen
verbrand vuursteen
fijne kwarts
fijne kwarts
fijne kwarts
middelgrof grind
PG
PG?
TYPE
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
A
A
A
Code
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
glad
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
Versie-ring
zwart
bruin/ gr
bruin/ zw
inw
bruin
bruin
bruin
zwart
zwart
zwart
zw
bruin/
nerf
oranje/ zwart br
bruin
zwart
oranje/br bruin
oranje
oranje
bruin
uitw
KLEUR
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
0,6
0,9
0,9
0,9
0,9
0,8
0,8
Dikte
Datering
264
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Spoor nr
1
1
1
61
62
63
1
1
1
1
64
65
66
67
64
1
60
1
1
Wand
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
59
58
57
56
55
Vst nr
2
met houtskool
natuursteen
vuursteen, verbrand
aangekoekt ijzer
ijzer aangekoekt
vrij dun
slak
ijzer
PG?
kwarts
PG
PG
PG?
PG
??
PG?
PG
PG?
kwarts
TYPE
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
A
Code
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
glad
geruwd
glad
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
Versie-ring
oranjebr
roodbr
or/br
grijs
lichtbr
or/br
grijs
grijs
bruin
bruin
bruin
roodbr
bruin
geel/br
zwart
zwart
bruin
inw
lichtbr
oranje
zwart
bruin
bruin
uitw
KLEUR
1,3
grijs/ zwart
0,8
0,8
0,8
0,7
0,6
0,7
0,8
0,9
0,7
Dikte
0,5
Hardheid
grijs
zwart
roodbr
grijs
zwart
br/zw
bruin
nerf
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
Datering
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
265
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
2x?
Spoor nr
Rand
76
76
kwarts
grind
1
bolletje klei?, grijs/blauw
Hard gebakken , bekijken
aangekoekt ijzer
aangekoekt ijzer
verbrand natuursteen
natuurlijk ijzer
PG
PG?
1
74
1
ontbreekt
Versie-ring
uitw
geruwd/ besmeten
glad
grijsbr
bruin
bruin
grijs
bruin
roodbr
bruingr
glad/ gepolijst
Bewerking
KLEUR
PG?
Cm
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
lichtbr
Code
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
gepolijst
glad
PG
TYPE
1
1
73
75
1
1
72
71
70
69
68
1
Wand
AARDEWERK
AANTALLEN
67 1
67
Vst nr
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
grijsbr
zwart
bruin/ grijs
bruin
bruin
bruingr
lichtbr
inw
grijsbr
Grijs
Zwart
Grijs
Bruin
Grijs
grijszw
lichtbr
nerf
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
0,7
0,9
0,6
0,6
0,7
0,9
0,7
0,6
Dikte
Datering
266
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Put 2/ Vlak2/ 3-8-95
4
W
6
7
8
9
O
O
O
O
Oost 5
3
W
1
1
1
1
1
1
78
Wand
1
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
77
Vst nr
West 2
Spoor nr
verbrand natuursteen, natuurlijk ijzer
aangekoekt ijzer
natuursteen ijzer?
apart baksel, aangek ijzer
te fragmentarisch
vreemde knik/ draai
zeer fors aangekoekt ijzer
A
Code
fijne kwarts
kwarts
A
A
0,3
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
middelgrof C grind +PG
kwarts
PG
kwarts
TYPE
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
glad
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
Versie-ring
bruin
bruin
or/bruin
zwart
geelbr
geelbr
uitw
KLEUR
bruin
bruin
zwart
grijs
geelbr
geelbr
inw
grijs
bruin
bruingr
zw/grijs
grijsbr
grijs
nerf
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
0,9
0,7
0,8
0,9
0,9
0,8
Dikte
Datering
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
267
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
1
1
Put 2/Vlak 2 33 7-8-1995
1
1
grijs klein grove steen
steen
1
grof grind
grind
steengruis
gebakken klei met laagjes bodem tot rand, bakje/ovenwand??
ijzer
ijzer
bodem, aangekoekt
natuursteen, vlakke
versierd??
natuursteen (12), slak(1)
PG
TYPE
1
2
11
35
13
13
11
35
1
1
Wand
1
11
35
Rand
AARDEWERK
AANTALLEN
Oost 12
10
Vst nr
W
Spoor nr
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
D
D
D
C
Code
geruwd
Bewerking
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
gepolijst
glad
0,6 ruw
ruw
0,7 Binnenz
Cm
GROFHEID
D=grof
C=Midd.grof
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
wit/grijs
?
uitw
oranje
oranje
grijs
rood
Oranje/ rood grijs
zwart
bruin
oranje
?
inw
rood
nagel?? bruin
Versie-ring
KLEUR
oranje
grijs
zwart
rood/zw
grijs
zwart
nerf
brok
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
0,95
0,8
1,3
1,1
0,9
0,95
>1.5
Dikte
Datering
268
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Bo-dem
Rest
REST
OPMERKINGEN
Vst nr
5
Rand
87
0 47
steengruis
steengruis B
1
1
steen
2
D
steen
1
D
D
ruw/ kiezel
gepolst
0,3 glad/
0,5
0,5
0,5
Bewerking
Wikkeldraad
Versie-ring
oranje
uitw
zwart/br
bruin
zwart
bruin
bruin
bruin
zwt
rood/
nerf
Zwart
zwart
inw
grijs/zw
rood/br
geel
steen
Cm
KLEUR
1
wikkeldraad
steen
verbrand natuurlijk
Code
GROFHEID
OPPERVLAK
besmeten
geruwd
grijs/ blauw
3
1
TYPE
D=grof
C=Midd.grof
gepolijst
glad
1
9
Wand
AARDEWERK
AANTALLEN
TOTAAL
36
35
34
Spoor nr
MAGERING
zand
Lieren
Put nr.
kwarts
Gemeente Apeldoorn
Locatie
Pastoriestraat
grove kiezel
Juli en Augustus 1996
Datum
B=midd.fijn
steengruis A=fijn potgruis
Lieren Pastoriestraat
Code
Project
Vondstenlijst
Hardheid
DIVERSEN
brokkelig
middel
zacht
hard
1,2
0,8
1,2
1,3
1,2
Dikte
Datering
Een opvallende vondst is een scherf met wikkeldraad versiering. (Put2-vlak2)
•
• • •
16 zwart-wit foto’s van profielen van gecoupeerde sporen, actiefoto’s van het boren en een van het graven. Waarschijnlijk zijn de profielen van put 2 vlak 1 Vondstenlijsten (meerdere geprinte versies; ook geschreven versie) Tekeningen en beschrijvingen van de meest opvallende vondsten De originele opgravingsaantekeningen (vlaktekeningen, profieltekeningen)
De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. De papieren documentatie is in het archief van de AWA in het ACEC gebouw.
26.7.2 Vondsten De vondsten bevinden zich in 1 doos in het archeologisch depot in het ACEC gebouw. Afbeelding 158 Scherf met wikkeldraadversiering
26.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Niet van toepassing.
26.5
26.7.3 Publicatie van het onderzoek •
Van het onderzoek werd melding gedaan in “De Beekberger” van 7-8-1995. (weekblad voor Beekbergen en Lieren, destijds jaargang 3, nr. 53)
Historische achtergrond
Niet van toepassing
26.6 Synthese/conclusies Het is niet goed mogelijk een scherpe conclusie uit het beperkte onderzoek te trekken. Ter plekke kwam ontegenzeggelijk een flink aantal prehistorische scherven (wikkeldraad versiering, vingertoppen, nagelindrukken) te voorschijn. Mogelijk dat een nieuwe analyse van het hele ensemble meer inzicht geeft. Dat, gecombineerd met de geruwde of juist gepolijste wanden levert overigens een beeld dat ook in het Spelderholt (Zie hoofdstuk 22) werd gevonden. Ook de slak ontbrak daar niet. Daar bleek de datering 3e en 4e eeuw.
26.7 Bijlage 26.7.1 Opgravingsdocumentatie De digitaal beschikbare informatie is erg beperkt. Beschikbaar zijn: • Zeer beknopte dagrapporten door Gerard Heij en Robert van Dierendonck. Het gaat om 2 documenten waarin ze 4 datums noemen. • Een uitgewerkte vondstenlijst in 8 versies, deels identiek, deels verschillend. • Een overzicht van de boorresultaten in 2 versies Op papier is beschikbaar • Dagrapport van het boren 11/3/1995 • Dagrapporten aangaande Put 1 met de datums 7/6, 1/7, 10/7 • Een schets van de profielen van put 1 (en een lege vlaktekening) • Dagrapport Put 2 met datums tussen 25/7 tot 3/8 • Vlaktekening van Put 2
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
269
27 Loenen Alba terrein 27.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Vlak voordat het terrein definitief verdween door zandwinning werd een onderzoek gedaan naar een Mesolithische vuursteenspreiding aan de Alba plas vlak bij Loenen langs het Apeldoorns kanaal.
Code Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Loenen Locatie Alba terrein Coördinaten 199.625, 462.252 199.606, 462.247 199.613, 462.292 199.594, 462.286
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij
Datum onderzoek
Juli en augustus 2001
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Depot van de gemeente Apeldoorn in ACEC gebouw
27.2 Onderzoek 27.2.1 Aanleiding Bij Loenen, langs het kanaal staat de ALBA kalkzandsteenfabriek. In de loop van tientallen jaren is voor het noodzakelijke zand een diepe plas gegraven. Toen het perceel uitgeput raakte werd toestemming gevraagd en gekregen ook de laatste randen af te graven. Uiteindelijk stopte de zandwinning in 2007. Op een van die laatste randen, tussen de plas en het kanaal waren de resten bekend van een “vuursteen atelier” dat daar rond 1950 was ontdekt. Besloten werd te onderzoeken in hoeverre daar nog resten van waren terug te vinden.
27.2.2 Locatie De locatie lag in 2001,zoals hierboven vermeld, op de rand van de ALBA zandwinplas, op de laatste strook grond die tussen de plas en het Apeldoorns kanaal en de daar langs gelegen weg, was overgebleven. De locatie is ingemeten door interim gemeente archeoloog Juke Dijkstra. Op basis van 2 maten 199.625/462.253 en 199.605/462.246 en de grootte van het opgemeten perceel (20 bij 41 meter) blijkt de onderzochte locatie: 199.625, 462.252 199.606, 462.247 199.613, 462.292 199.594, 462.286
270
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 159 Kadastrale kaart uit 2010 met daarop aangegeven het onderzoeksterrein. Onterecht is niet aangegeven dat dit intussen onderdeel van de ALBA plas uit maakt. Feitelijk is dus het beeld van voor 2002 weergegeven.
27.2.3 Periode van het onderzoek Het terrein werd onderzocht op 5 juli, 14 juli en 25 augustus 2001. Gerard Heij heeft het terrein ook later nog bezocht en
oppervlaktevondsten verzameld (vondstenlijst geeft datum van 29-6-2002; dit kan ook een typefout in het jaartal zijn)
27.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren: 1. Bert Toeter 2. Chris Nieuwenhuize 3. Gerard Heij 4. Gertjan Blankena 5. Juke Dijkstra (gemeente archeoloog van Apeldoorn a.i. Werkzaam bij het ADC) 6. Michael Hulsebos 7. Ton Kroon van de Landelijke Werkgroep Steentijd uit Twello
27.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Het terrein was goed toegankelijk en er was niets wat het onderzoek in de weg stond. Tijdens de onderzoeken was het wel ontzettend warm. Bij het onderzoek op 14 juli begon het te regenen wat het zeven bemoeilijkte.
27.3 Resultaten 27.3.1 Aanpak Als eerste stap werd op het terrein op 5-7-2001 eerst een nulpunt vastgelegd door middel van een ijzeren buis. Het nulpunt is geplaatst aan de zijde van de weg kanaal Zuid. Dit is de Zuid - Oostzijde van het onderzochte terrein. De buis werd geplaatst tussen de berkenopslag om geen gevaar te vormen voor de brommers die op het terrein crossen. Een ijzeren pen is op het zicht 20 meter westwaarts geplaatst. Middels 3,4,5 (Stelling vaan Pythagoras) is er Noordwaarts van deze laatste pen een houten piket geslagen *per saldo dus 4 meter noordwaarts. Naar het noorden toe liep het terrein omhoog richting bestaande bebouwing en toegang van het terrein. Het bleek niet werkbaar de grote Edelmanboor te gebruiken gezien de droogte van het terrein daarom is de normale guts gebruikt om het bodemprofiel vast te stellen. Er is een meetstelsel uitgezet waarna om de vijf meter gegutst is. Vervolgens werden op 2 afzonderlijke dagen in totaal 11 putjes van 50 bij 50 cm gegraven, waarbij het zand werd gezeefd. De putten zijn in 10 gevallen uitgegraven tot op de oorspronkelijke grond, in 1 geval tot 50 cm diepte i.v.m. waarschijnlijk een boomval.
27.3.2 Observaties 27.3.2.1 Bodemprofiel In totaal is op 7 plaatsen met de guts het bodemprofiel bepaald: Guts 1 , Totale gutsdiepte 30 cm, 10 cm grijs, 2 donkerbruin, 5 geel, 1 donkerbruin, 12 cm schoon zand Guts 2 , Totale gutsdiepte 28 cm, 3 cm grijsgeel, 11 cm geel, daarna loogzand
Guts 3, Totale gutsdiepte 25 cm, 8 cm donkerbruin, 7cm mollenlaag, laatste 10 cm lichtgeel zand Guts 4 , Totale gutsdiepte 30 cm, 5 cm bruin, 12 cm mollenlaag, laatste 13 cm lichtgeel zand Guts 5 , Totale gutsdiepte 28 cm , 5 cm bruin. 14cm geel zand, daarna 9 cm lichtgeel zand Guts 6, Totale gutsdiepte 78 cm diep, mogelijk boomkuil, plaggenlaag 5 cm donkerbruin 19 cm, 22 cm grijsbruin , 19 cm grijs , laatste 3 cm donker geel Guts 7, Totale gutsdiepte 28 cm, 7 cm bruin, 12 cm donker geel, daarna 9 cm licht geel. In guts 3 werden drie kleine stukjes houtskool en 1 klein stukje vuursteen aangetroffen in de zeef. Alle gutsinhoud werd verder gezeefd met zeef met zeer fijne maas maar dat leverde verder geen vondsten op. Aan de oppervlakte werden 10 stuks vuursteen aangetroffen waarvan enkele zeer kleine fragmenten en 1 kernstuk.
27.3.2.2 Putten In totaal werden 11 putten gegraven van 50 bij 50 cm. De grond werd gezeefd waarbij scheidingsvlakken (in principe om de 10 cm diepte) zijn gehanteerd. Put B7: In de zeef werden enige stukken vuursteen aangetroffen waaronder een kernstuk en volgens Ton een steker. Totale diepte gezeefd tot circa 40 a 45 cm. De eerste lagen gaven veel wortels maar daarna was het vrij droog en goed zeefbaar. Het profiel is getekend, op dit punt loopt witte zand vrij sterk noordwaarts omhoog . Twee foto’s gemaakt van de oostwand foto 16 en 17. Put C2. Bovenzijde van 5 cm verwijderd. Daarna om de 10 cm gezeefd tot een diepte van 45 cm, het werd ondertussen erg nat en de zeef sloeg deels dicht. Er werd weinig vuursteen gevonden. Op de Noordwest hoek is gekeken hoe diep er nog gegraven en gezeefd moest worden tot het witte zand, dit bleek tot 85 cm nog geen wit of geel zand op te leveren * schopbreedte van het putje 50 bij 50 Wel was\er een laagje erg grijs waarna het weer donkergrijs-bruin werd. Besloten werd te stoppen vanwege het slechte weer. Het lijkt erop gezien ook de diepte van de guts vlakbij dit punt- dat ter plekke een forse verstoring aanwezig was. B9 A 10 A9
tot 50 cm diep: boomval foto 18 en 19, veel houtskool aan maaiveld foto 20
In totaal zijn elf putjes gezet. De indruk is dat de bovengrond, de eerste 10 tot 15 cm, nog wel vuursteen bevat op een aantal plaatsen maar dat daaronder niets meer aanwezig is. Conclusie is dan ook dat er geen oorspronkelijke site meer aanwezig was maar dat op deze plaats zich nog wel vondsten bevonden van de verstoorde site. Er is dus geen verdere noodzaak om hier grote sleuven of zeefcampagnes verder uit te voeren.
27.3.3 Profielen Zie hiervoor in de paragraaf 27.3.2.1 “Bodemprofiel”.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
271
27.3.4 Interpretatie van de sporen De vondsten tonen aan dat inderdaad sprake is geweest van mesolithische vuursteen bewerking. De grote hoeveelheid vondsten van meer dan 1000 in een middag in 1950 (zie hoofdstuk 27.5.4) beperkte zich nu tot 45 stuks in 3 dagen. Het beeld was verder nog steeds hetzelfde.
27.3.5 Datering In hun artikel over gerollkeulen (Zie hierna in de paragraaf over eerder onderzoek) wordt de vindplaats als “spat- boreale/früh-atlantische Mesolithikum”getypeerd. Volgens “Nederland in de Prehistorie” komt dat overeen met een datering van ca. 7000 v Chr.91
27.3.6 Opgravingskaart
Afbeelding 160 Vlaktekening van het onderzochte terrein; Het grit is niet precies Noord georiënteerd
91
272
Louwe Kooijmans, 2005. Blz. 60.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
27.3.7 Vondstenlijst Vondstenlijst Project
ALBA
Code Datum
5 Juli, 14 Juli en 25 Augustus
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen ALBA terrein
Put
D7
Vlak
0/10 cm
v.a.10 cm A3
Tot 30 cm
A9
5/15 cm
Totaal
Afslag
Kling
Kern-stuk
vuursteen overig
3
opmerking
Kleur
verbrand 1
afslag 2 bij1 cm
Grijs
1
afslag 0,5 bij1 cm
Grijs
1
mogelijk werktuig_
Grijs
1
1
klein mogelijk werktuig
2
2
afslag 1 zijde geheel cortex
Zwart
afslag
Grijs
15/27 cm B2
0/10 cm
niets
10/20 cm
niets
v.a. 20 cm
Bruin 3
2
verbrand 1
B7
1 laag e
2e laag
zeer klein
Lichtgeel oranje
afslag
Grijs
1
afslag
Grijs
1
afslag
Grijs
1
afslag
Grijs
2
2
1 D2
5/15 cm
A5
0/10cm
1
10/20cm
3
maasei getracht klingen vanaf te halen is mislukt
1
1
Grijs 1
verbrand
1
in 2 stukjes
Grijs Grijs
v.a. 20 cm D4
0/10 cm
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
273
Vondstenlijst Project
ALBA
Code Datum
5 Juli, 14 Juli en 25 Augustus
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen ALBA terrein
Put
Vlak
Totaal
Afslag
Kling
Kern-stuk
vuursteen overig
opmerking
Kleur
v.a. 10 cm C2
5/15 cm
verbrand
16/25 cm
1
25/35 cm
1
1
Afslag 1 zijde cortex 1
0,5 bij 0,5 zeer dun
v.a. 35 cm B9
0/10 cm
1
10/30 cm
1
1
afslag 1
gebroken kling Grijs
30/50cm A10
0/10cm 10/20cm
SUBTOTAAL Putjes
21
15
1
0
5
Oppervlakte vondsten. Perceel 9,4 bij 37,2 meter dd 05-072001
1
1
1 3
dd 25 08-2001
1 3
afslag met retouche?
Grijs
afslagen
Grijs
1
verbrand
Grijs
1
1
verbrand
Grijs
1
1
natuurlijk
1
1
lijkt verspoeld grijsblauw
1
1
274
Grijs
1
1
dd 29-062002
kernstuk
afslagen 1
1
1
1
1
6
6
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Donkergrijs
kern met mergel Donkerbruin zeer puntig klein fragment
Vondstenlijst Project
ALBA
Code Datum
5 Juli, 14 Juli en 25 Augustus
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen ALBA terrein
Put
Vlak
Totaal
Afslag
Kling
Kern-stuk
vuursteen overig
opmerking
Kleur
1
1
Mogelijk D spits lichtgrijs
1
1
Steker afslagen
1
1
Schrabber
2
2
SUBT Oppervlakte vondsten
24
12
2
2
8
TOTAAL
45
27
3
2
13
27.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Er werd contact gezocht met Ton Kroon uit Twello van de Landelijke Werkgroep Steentijd. Hij kende deze vindplaats goed vanuit zijn contacten met de oude onderzoekers. Jan Weertz, werkzaam bij de gemeentelijke archeologische dienst in Apeldoorn heeft geadviseerd, onder meer bij de in de Hunnepers gepubliceerde tekeningen.
27.5
Historische achtergrond
27.5.1
Historisch kaartmateriaal
Op de luchtfoto uit 1950 is te zien hoe de zandwinning al wel is begonnen, maar de locatie van het onderzoek toont zich als een kale, ongestoorde plek.
27.5.2 Archief en literatuur verwijzingen •
Berichten van de Rijksdienst voor OudheidAfbeelding 161 Luchtfoto van het terrein uit 1950. Het onderzoeksterrein is aangegeven kundig Bodemonderzoek 26 (1976). Met 27.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s onder andere: R.S. HULST & D.A. VERLINDE. GeröllkeuUiteindelijk werd in de loop van 2002 het perceel ook len aus Overijssel and Gelderland. Pp. 93-126. Blijkbaar werkelijk ontzand en onderdeel van de ALBA plas. De bevatte het vondstcomplex uit Loenen ook een “rolluchtfoto uit 2002 toont dit treffend. steenhamer” (doorboorde steen), waarvan de auteurs veronderstellen dat de kleinere exemplaren gebruikt zijn bij vuursteenbewerking. In het artikel dateren zij de Loenense vindplaats als mesolithisch, laat-boreaal/ vroeg-atlantisch.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
275
5.
6.
s tarke Schlagspuren auf der erhalten gebliebenen kurzen Seite auf dem Umfang; Arnhem, Herr W. v.d. Zwaan. Abb. 25.
N.B. 1=vindplaats, 2=steensoort en natuurlijke vorm, 3= vorm en gewicht, 4= vorm en maat van het gat, 5=slagsporen, 6= Huidige (1976) verblijfplaats van de vondst, 7=Literatuur (ontbreekt hier) Afbeelding 163 Afbeelding van een rolsteenhamer van de vindplaats op het ALBA terrein uit de publicatie van Hulst en Verlinde.
Afbeelding 162 Luchtfoto van het terrein uit 2002. Het onderzoeksterrein is aangegeven De zandzuiger linksboven toont treffend het droeve lot van de locatie
27.5.4 Eerdere onderzoeken Reden voor het archeologische onderzoek was dat er in de vijftiger jaren van de vorige eeuw veel vuursteenvondsten op dit terrein zijn gedaan . Bij de R.O.B is deze vindplaats bekend onder kaartblad 33D –N-50 coördinaten 199.57/462.23. In een Duits artikel van R.S.Hulst en A.D Verlinde ´Geröllkeulen aus Overijssel und Gelderland ` wordt naar deze vindplaats verwezen92. Dit artikel gaat over “gerollkeulen” - doorboorde stenen - in Overijssel en Gelderland. In het Nederlands worden deze “rolsteenhamers” genoemd. Beschreven worden enkele tientallen van dit soort vondsten. De Loenense vondst is daarbij zeker niet de mooiste (hij is gebroken en minder dan de helft is teruggevonden) maar wel één van de slechts vier dateerbare vindplaatsen. De vindplaats wordt getypeerd als: “In Loenen (G.13) mit einem mesolithischen Lager, dessen Funde in das spat-boreale/früh-atlantische Mesolithikum eingeordnet werden konnen.” En verder 1. Apeldoorn, Loenen, 330, 199.57/462.23, Streufund auf Gelande mit einer grofien Menge mesolithischen Feuersteins, 1951-1959; 2. erratischer Stein aus quarzitischem Sandstein, in urspriinglicher Form, schwer beschadigt; 3. wahrscheinlich oval, ?/ ± 5O/ + 30, erhalten weniger als/ gleich 1/2 = 54; 4. Eintiefungen auf beiden Breitseiten, vermutlich oval, mehr als/gleich 26, 10, mehr als 22, 10, beide gepickt;
92
276
Hulst en Verlinde, 1976. ROB Berichten 26, blz. 93-126.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Van Ton Kroon ontvingen wij een handgeschreven verhaal van de heer W van der Zwaan uit Velp, thans 82 jaar oud, die bij de ontdekking van deze vindplaats aanwezig was en er enige jaren vuursteenmateriaal heeft verzameld. Een aantal stukken uit dit verhaal geeft het volgende weer omtrent deze vindplaats: In de zomer van 1951 organiseerde de Nederlandse Geologische Vereniging een geologisch/archeologische werkweek op de Volkshogeschool te Eerbeek. Tijdens een fietsexcursie onder leiding van de heren Modderman en Bruin werd deze mesolithische werkplaats ontdekt. Ondanks pogingen van de excursieleiders om het atelier te sparen voor wetenschappelijk onderzoek mislukte dit als gevolg van het grote enthousiasme van de cursisten. Ruim 1000 stuks aan kernen, klingen, afslagen, werktuigjes etc werd op die middag bijeengeraapt en ingeleverd bij de heer Bruin. Na de goede stukken eruit gehaald te hebben werd het
In de loodpodzollaag lagen de meeste stukjes vuursteen die in de sleuven werden gevonden vrij dicht tegen de oerbank aan. Het verzamelen van het vuursteen vond daarna volgens de heer van der Zwaan drie tot viermaal per jaar plaats. Op sommige plaatsen werd gebrand vuursteen gevonden en gecalcineerd bot gebarsten kwartsieten en soms houtskool. Als andere vondsten noemt hij ook oker wrijfsteen, bijna doorboorde kwartsiet, slijpstenen en tikstenen. Het terrein is enige jaren later met een machine vlak gemaakt en opgespoten waarbij de vindplaats verloren is gegaan. Slechts een klein stukje bleef gespaard maar de zijkanten kalfden hier al af en de heer van der Zwaan bezocht deze plaats in de zestiger jaren nog regelmatig maar vond er slechts een enkel stuk vuursteen. Hij concludeerde dan ook dat deze plaats buiten het atelier lag.
27.7.3 Publicatie van het onderzoek Publicatie • Hunnepers december 2000 • Hunnepers december 2001 • Hunnepers december 2002 • Mede op basis van deze rapportage (versie 0.30) is door R.M. van Heeringen een samenvatting van de onderzoeken op het ALBA-terrein gemaakt93.
27.6 Synthese/conclusies De vondst van 45 stuks vuursteen is nog steeds de reflectie van het grote aantal vondsten dat 59 jaar eerder was gedaan. Het oorspronkelijke bodemprofiel blijkt te zijn verdwenen.
27.7 Bijlage 27.7.1 Opgravingsdocumentatie Digitaal beschikbaar zijn • 3 dagrapporten • Een overzicht van de locaties van de proefputjes en de plaatsen waar is gegutst • Een verslag zoals dat in de Hunnepers is gepubliceerd (3 versies) De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Op papier is beschikbaar: • Een overzichtsrapport door Gerard Heij (gepubliceerd in Hunnepers ?) (3 exemplaren) • Een brief door Ton Kroon uit Twello. Hij heeft de collectie “Loenen” van Wim van der Zwaan uit Velp, inclusief documentatie gekregen. Bijlage bij de brief is een handgeschreven rapport van 9 pagina’s over de vondstplaats. • 14 bladen met tekeningen van de vondsten en kopieën daarvan • Een overzichtstekening van de putjes en een lijst met de vondsten (3 kopieën) • Brief door Gerard (handgeschreven) over aanpak (26-6-2001) • Dagrapport 25-8-2001 • Dagrapport 14-7-2001 • Bodemprofielen • Veldtekening van gutsen op 5-7-2001 • 3 foto’s van profielen
27.7.2 Vondsten De vondsten bestaan uit 1 doosje vondsten in het depot van de gemeente in het ACEC gebouw. Opgeslagen in hetzelfde krat als de vondsten van Osseveld Oost. 93
R.M. van Heeringen, 2012.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
277
28 Loenen De Kempe 28.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de bouw van 8 nieuwe woningen in Loenen werd een slakkenhoop gevonden, de resten van vroeg middeleeuwse ijzerwinning. Behalve ijzerslak werd ook aardewerk gevonden.
Code
LKE (Loenen de Kempe)
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Loenen Locatie De Kempe Coördinaten 198.320, 458.850 198.320, 458.750 198.370, 458.850 198.370, 458.750
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Robert van Dierendonck
Datum onderzoek
27-8-1994, 2-10-1994, 20-11-1994, 27-11-1994, 23-12-1994, 27 t.m. 30-12-1994, 14-11995
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
28.2 Onderzoek 28.2.1 Aanleiding Voorafgaand aan de bouw van 8 nieuwe woningen aan “De Kempe” in Loenen voerde de AWA een booronderzoek uit. In één boring zat een grote hoeveelheid Merovingisch aardewerk. In andere boringen zat vooral ijzerslak. Het daarop volgende onderzoek vond plaats in context van de bouw van de woningen De Kempe 27 – 41.
28.2.2 Locatie De locatie midden in Loenen, betreft een rij nieuwe woningen naast de school “De tweede Stee”. Het hele bouwterrein is onderzocht, maar de feitelijke opgraving spitste zich toe op de meest noordelijke woning. Coördinaten 198320, 458850 198320, 458750 198370, 458850 198370, 458750
28.2.3 Periode van het onderzoek
Afbeelding 164 Kadastrale kaart uit 2010 met in blauw het onderzoekster-
Op 27-8-1994 en 2-10-1994 werd een booronderzoek gedaan. De resultaten waren aanleiding voor het maken van 2 proefputjes op 20-11-1994, waarvan er één, een week later
rein in 1994. Het grote complex op de rechterhelft van de foto is de school
278
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
“De Tweede Stee”. In het lichtblauwe deel is alleen geboord, het donkere is uitgebreid onderzocht.
nog verder werd uitgewerkt. In de daarop volgende Kerstvakantie (23-12 tot en met 30-12-1994) werd een meer uitgebreid en langduriger onderzoek gedaan.
28.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren 1. Andre Mooring 2. B. ten Bosch 3. Chris van der Hoek 4. Dik Lijnsvelt 5. Esther Felder 6. Freddie Wilbrink (uitvoerder bouwbedrijf Draaijer Klarenbeek) 7. Frits ten Bosch 8. Gerard Heij 9. Gerard Nijbeke (machinist) 10. Gertjan Blankena 11. Harry Schotman 12. Henk Lokhorst 13. Herman Lubberding 14. Henk Verbeek 15. Ineke Joosten (ROB) 16. Jan Coenraadts 17. Jan Limonard 18. Joop Keuls 19. Joris Blankena 20. Kees Klopman 21. Maaike Galema 22. Maarten Munter 23. Matthijs van Nie (IPP) 24. Riet Lijnsveld Stoelwinder 25. Robert van Dierendonck 26. Thea Verhagen
28.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek De bouwplannen voor de bouw van de 8 woningen waren ruim van te voren bekend, zodat de AWA enkele maanden had om een booronderzoek uit te voeren, en op basis van de resultaten daarvan enkele kleine proefputjes (1,5*3 en 1*2 meter) te graven. De bouwonderneming Draaijer uit Klarenbeek, was vervolgens bereid de noordelijke bouwput vlak voor de Kerstvakantie open te leggen. Omdat de feitelijke bouw vervolgens pas midden januari begon, bood dat uitgebreid de mogelijkheid om met name in de kerstvakantie onderzoek te doen. Het weer zat overigens niet mee want het regende eind december veelvuldig en het was tamelijk koud.
28.3 Resultaten 28.3.1 Aanpak Het onderzoek begon met een booronderzoek op 27-8-1994. Dat leverde een flink aantal boringen op die uitsluitend wezen op geroerde grond, maar ook een aantal met daarin slak en vroeg middeleeuws aardewerk. Op 2-10-1994 werd opnieuw geboord, vooral ook om het gebied met de slak scherper af te bakenen. Verdere afbakening vond ook nog plaats op 27-12-1994. Daarbij werd niet alleen op het bouw-
terrein, maar ook in het plantsoen van de naastgelegen school en de tegenoverliggende straat geboord. Op 20-11 en 27-11 werden twee proefputjes aangelegd van 1.5 * 3 (put 1) en 1 * 2 (put 2) meter op de plek waar volgens de boringen de meeste vondsten te verwachten waren. Achteraf gezien onder het huis de Kempe 27. Daarbij leek de grootste van de 2 putten net naast de latere woning te liggen, maar achteraf nog net wel in de bouwput. Met hulp van bouwbedrijf Draaijer uit Klarenbeek werd vervolgens de noordelijke bouwput aangelegd (= put 3) op 23 december 1994. Dat gaf de amateurs de gelegenheid om in de daarop volgende Kerstvakantie met een hoop mensen onderzoek te doen. Put 3 werd schavenderwijs met de machine aangelegd, aan de oostzijde van de bouwput, waarbij werd gezocht naar de zwarte laag zoals die in proefput 1 is aangetroffen. Vervolgens werd niet dieper gegraven. Deze zwarte laag blijkt vooral in de noord- en oostzijde van de bouwput dik te zijn, naar het zuiden toe werd de laag dunner en bevat ook minder slakken, iets wat ook al in proefput 2 geconstateerd was. Om dit vast te leggen werd het gehele noord- en oostprofiel getekend. In de volgende dagen (vanaf 27 december) werd zo goed als het ging in de stromende regen vlak 1 van put 3 geschaafd en getekend. De sporen werd gewaterpast en vervolgens gecoupeerd en gefotografeerd Op 30 december werd vervolgens met de machine een tweede vlak aangelegd, 20 cm lager dan vlak 1. Direct nadat de eerste sporen in het vlak waren getekend werd een begin gemaakt met het couperen en afwerken. Ook werden de sporen gewaterpast. De diepere sporen werden in coupe getekend, van de ondiepe werd alleen de diepte en de vorm van de onderzijde genoteerd. Op 14 januari 1995 werden van put 3 het noordprofiel en de beide oostprofielen schoon gemaakt om gefotografeerd te worden. Bij gebrek aan een waterpastoestel konden de profielen niet getekend worden. De beide profielen werden zonder aangekraste lagen, in overlappende segmenten -het noordprofiel van west naar oost en het oostprofiel van noord naar zuid-, zowel op dia als op zwart wit foto vastgelegd. Vervolgens werd het noordprofiel met aangekraste lagen nogmaals, in overlappende segmenten van west naar oost, in zwart wit opgenomen, zodat een montage van het profiel gemaakt kan worden. Ook werd het noordprofiel vanuit WZW op dia en zwart wit vastgelegd.
28.3.2 Observaties 28.3.2.1 Boringen Voor een overzicht van de locatie van de boringen zie de bijgevoegde kaart in paragraaf 28.3.3.1.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
279
Raai 1 Door ondermeer de bijzonder losse grondstructuur was het in eerste instantie niet mogelijk de boringen van raai 1 als gewenst te verrichten. Later werden de boringen 1 t/m 6 van raai 1, welke een vorige keer werden bemoeilijkt door de bijzonder losse grondstructuur, afgemaakt. Boring 7 werd niet gedaan omdat er in de laatste boringen onder andere geen slakken meer werden aangetroffen.
Raai 2 en 3 De eerste 3 à 4 boringen van raai 2 en 3 leverden veel smeltslakken (ijzer) op, tevens kwam er bij één boring - 2.2 - ook schervenmateriaal naar boven (Pingsdorf en vermoedelijk Merovin-gisch aardewerk). De bodem bij boring 1 raai 3 lijkt ongestoord (wel veel ijzerslak). Zuidelijker op het terrein (boringen 5 t/m 7) is de bodem lokaal tot op zeker 40 centimeter verstoord. Dit bleek onder andere uit boring 6 waarin op die diepte zeer recent materiaal werd aangetroffen (metalen traliewerk/winkelwagentje?). Verder is de bodem over vermoedelijk een aanzienlijk deel van het terrein verstoord. Een passant (oudere heer op fiets tevens dorpsbewoner?) vertelde dat dit terrein 40-60 jaar geleden gebruikt werd voor de winning van zilverzand.
Raai 4 Raai 4 werd uitgezet in het verlengde van de westelijke rooilijn van de school `De Tweede Stee’ in het plantsoen van die school. Boring 1 in deze raai, op 6m afstand vanuit de NW hoek van de school leverde niets op omdat de bodem tot 1.90m onder het maaiveld verstoord was. Boringen 2 en 3 in deze raai op resp. 12,5 en 19m vanuit NW hoek school: residu’s met slakken en aardewerk.
Raai 5 Raai 5, parallel ten oosten van raai 4 op 9m afstand. De boringen werden gezet op dezelfde afstanden als raai 4. Boring 1 van deze raai was verstoord, boring 2 bevatte leerresten (recent?) in boring 3 zat aardewerk en slak.
Raai 6-9 Raai 6, 1 boring, 9m ten oosten van boring 5.2: residu met onderin geglazuurd aardewerk. Raai 7 en 9 op resp. 18 en 36m ten oosten van boring 5.2 bleken bij gutsen geheel verstoord, geen residu. Raai 8 op 27m ten oosten van boring 5.2 werd niet uitgevoerd.
Raai 10 en 11 Raai 10 werd uitgezet in plantsoen de Kempe, parallel aan de weg, naar het noorden toe in het verlengde van raai 1, op 22,50m afstand van boring 1.1. Op dit punt en vervolgens op 32,5m en 42,5m bleek bij gutsen de zaak verstoord. Ook guts 11.1 op 7,5m ten oosten van guts 10.1 bleek alleen maar verstoorde bodem op te leveren.
28.3.2.2 Proefputten 1 en 2 Naar aanleiding van de boringen werden er twee putten gegraven op raai 2. Afmetingen put 1: 3 x 1,5; put 2: 2 x 1
280
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
meter. Beide putten waren oost-west georiënteerd (raai 2 halveert de lange zijde). De zuidwanden van put 1 en 2 zijn op respectievelijk 10 en 16 meter zuidelijk van boring 1 gesitueerd. Put 1: Voor put 1 werden de graszoden verwijderd en de bouwvoor grof doorgespit tot aan een zwarte laag met veel ijzerslak (zie profieltekening). In deze laag kwamen naast slakken ook veel aardewerk¬scherven tevoorschijn ondermeer van een kogelpot (?) met oor. De zwarte laag werd deels met de schop, deels met troffel uitgeschaafd, dit echter alleen aan de noordzijde van de put in verband met tijdgebrek. Voorts werd het profiel van de noordwand schoongemaakt. Het profiel bleek echter niet diep genoeg gestoken, waarna werd besloten dit alsnog dieper te steken. Hierbij kwam in de noordwesthoek van de putbodem een keienvloer (?) met daar tussen aardewerkscherven tevoor¬schijn. Profielopbouw bodem: Onder grasmat verstoorde grond met daarin slakken • Vervolgens een bruin/zwarte humeuze laag met slakken. • Zwarte laag met veel slakken en scherven. • Wit zand met grotere houtskoolfragmenten en aardewerk. • Daaronder “vloer” van veldkeien met daar tussen aardewerkscherven. • Ongestoorde grond. Gezien het ver gevorderde tijdstip op 20-11-1994 werd besloten de keienvloer niet verder te verstoren en dit een volgende keer op te graven. De put werd opnieuw open gelegd op 27-11-1994. Vervolgens werd de zwarte laag met daarin de vloeislakken met de troffel verwijderd. Van het vlak met de scheiding van de zwarte laag en de onderliggende bruin/wit/geel gevlekte laag met houtskool werden foto’s gemaakt. Aan de westkant van de put leek bij verdiepen een grijs spoor, spoor 1, met houtskool te voorschijn te komen (dia 21, hoogte 2.67=> 23.25 +NAP), het spoor was niet dieper dan ca. 7 cm. In de zuidwesthoek van de put kwam op dat niveau een laag bruin lemig zand met houtskool te voorschijn. Aan de oostkant duikt de zwarte laag iets verder naar beneden en daar bevonden zich enkele grote stenen in de zwarte laag (dia 22; hoogte westelijke steen boven 2.62 => 23.30 +NAP, onder 2.79 => 23.13 +NAP; oostelijke steen boven 2.63 => 23.29 +NAP, onder 2.67 => 23.25 +NAP). Vervolgens werd de laag onder de zwarte laag met de troffel verwijderd tot op het niveau waar de week daarvoor in de noordwest hoek de horizontaal liggende stenen waren aangetroffen. De vloer en het omliggende vlak werd met de troffel vrij gelegd en gefotografeerd en getekend. Van een groot aantal stenen werd de waterpashoogtes vastgelegd en op tekening aangegeven. Tussen de stenen van de vloer bevonden zich een fragment verbrande leem en een randfragment aardewerk. Beide zijn ook op de tekening aangegeven. In het vlak werd aan de zuidkant een geel/zwart gevlekt spoor aangetroffen, dat mogelijk door of vanuit de zwarte laag is gegraven.
Daarna werd de stenen vloer verwijderd en het vlak verder verdiept. Onder de stenen vloer bevond zich een laagje met verbrand materiaal, o.a. grotere fragmenten houtskool, die dus niet door inspoeling daar terecht kunnen zijn gekomen. In de zuidoost hoek van de put bleek op dieper niveau ook nog vloerkeien te liggen. Bij het verdiepen kwam tegen het in het vlak geconstateerde spoor een grijs kuiltje te voorschijn. Vervolgens werd het noordprofiel van de put schoongemaakt en getekend. Fotograferen was i.v.m. het invallende duister niet meer mogelijk. De zwarte laag vertoont voor een deel aan de onderzijde een golvend patroon, alsof het ploegsporen zijn. Direct onder deze zwarte laag komt een bruine laag met daaronder de gevlekte laag met houtskool die op de stenen vloer ligt. Onder dit niveau kwam in het profiel nog een spoor te voorschijn. Ook de kuil in de noordoost hoek van de put, die vorige week al was geconstateerd blijkt een spoor te zijn. Voor een deel werd deze nog in het vlak geconstateerd, in het profiel wordt de kuil afgedekt door een nazakking met spoellagen. daar bovenop ligt dan weer de zwarte laag. Zowel aan de zuid als aan de noordkant van de put werd de hoogte van het maaiveld ingemeten, resp. 1.86 en 1.88m => resp. 24.06 en 24.04 +NAP. Put 2: Na verwijdering graszoden en verstoorde bovenlaag volgen weinig slakken, enkele fragmenten aardewerk en ook de zwarte laag als in put 1. Verder weinig vondsten. Profiel is intact. Put 2 ligt aan de rand van de slakkenverspreiding. Hoogtematen t.o.v. putdeksel De Kempe = 24.45+NAP. Hoogtemaat van het maaiveld 24.06 +NAP.
28.3.2.3 Put 3 Het noordelijke gedeelte van de daadwerkelijke bouwput werd open gelegd. Hieronder werd naar deze bouwput geverwezen als put 3. In put 3 bevinden zich ook de hierboven genoemde proefputjes 1 & 2. Put 3 is ongeveer 15 bij 10 meter, waarbij de zuidoosthoek niet is onderzocht De put komt ongeveer overeen met de noordelijkste woning van de rij (Later De Kempe 27). Op de Noordoosthoek komt de uitbouw/schuur van de woning.
Aan de zuidwestzijde van de slakkenhoop bevindt zich een rechthoekig spoor, achteraf gezien een hutkom. Daarnaast zijn er ook nog een enkele andere sporen te zien, aan de zuid- en westzijde van de slakkenhoop. Hier is het vlak iets dieper aangelegd, tot onder de dunne zwarte laag, om de handmatige afvoer van de grond te beperken. Uit de zwarte laag werd bij aanleg al een hoeveelheid aardewerk verzameld, veel kogelpot en enkele fragmenten import. Met de detector trof KK in een al of niet verstoorde context een Karolingische schijffibula aan met een kruisversiering en resten van rode en gele emailinleg aan. Bij het schaven van het vlak van put 3 kwamen weer opvallend veel aardewerkvondsten te voorschijn in de zwarte laag rondom de slakkenhoop. Mogelijk dat we hier te maken hebben met een (vuil)stort tegen of naast de slakkenhoop. Matthijs van Nie onderzocht ondertussen de slakkenconcentratie aan de noordzijde van de put en constateerde dat het om twee duidelijk gescheiden concentraties gaat. Hier werden geen vondsten gedaan. In de westelijke concentratie, slakkenhoop 1, komen volgens hem verhoudingsgewijs veel fragmenten ovenwand voor. Dit lijkt volgens hem dus niet meer intact te zijn, maar een stort van bij egalisatie apart gegooid materiaal. Mogelijk zijn de vloeislakken uitgezocht voor wegverharding of hersmelting in de hoogovens van Deventer. De oostelijke concentratie lijkt nog wel intact te zijn en mogelijk bevinden zich daar resten van ovens onder. De hutkom kwam na het schaven duidelijk naar voren als een vrijwel vierkante hutkom met zes palen. Naar het zuiden toe wordt het aantal sporen duidelijk minder. Op 30 december 1994 werd in put 3 een tweede vlak aangelegd, 20 cm onder het eerste vlak. Een deel van de sporen in dit vlak 2 blijkt te bestaan uit doorgravingen van de zwarte laag tot in de ongestoorde grond. Deze zijn vlekkerig van structuur. Ook de tweede slakkenconcentratie lijkt bij uitgraving niet meer intact te zijn. Het lijkt te gaan om een grote kuil, gevuld met uitsluitend grote fragmenten vloeislak, o.a. van ovaal langwerpige vorm met bolle onderzijde. Een deel van deze kuil blijft in het noordprofiel zitten en zal op die manier in coupe getekend kunnen worden. Op het laatste moment werd in het oostprofiel bij het afwerken nog een mooie paalkuil aangetroffen.
Met de machine werd aan de oostzijde van de bouwput schavenderwijs de zwarte laag opgezocht zoals die in proefput 1 is aangetroffen en bij aantreffen niet dieper gegaan. Deze zwarte laag blijkt vooral in de noord- en oostzijde van de bouwput dik te zijn, naar het zuiden toe wordt de laag dunner en bevat ook minder slakken, iets wat ook al in proefput 2 geconstateerd was. Om dit vast te leggen is het noodzaak om in ieder geval het gehele noord en oostprofiel te tekenen. Tegen de noordelijke wand van de bouwput bevinden zich dikke concentraties van slak en ovenwand, mogelijk resten van ovens. Deze zitten al vrij hoog onder het maaiveld en zijn niet verder verdiept. Een deel van de zuidelijke begrenzing van de slakkenhoop tekent zich duidelijk af.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
281
28.3.3 Opgravingskaart 28.3.3.1 Overzicht boringen en proefputten Afbeelding 165 Overzicht van de boringen en proefputten aan Loenen de Kempe. In blauw de boringen die een verstoord profiel of geen vondsten opleverden. In bruin de boringen met slak, in rood boringen met aardewerk en meestal ook slak. Bij elke boring zijn het raai- en boringsnummer aangegeven. De 2 proefputten zijn in geel aangegeven. Put 3 betreft de noordelijke woning van de rij (blauw). Beide proefputten maken deel uit van Put 3
Afbeelding 166 Opgravingstekening van Proefput 1 (260 * 140 cm)
282
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 167 Opgravingstekening van Put 3 (16 * 10 m)
Afbeelding 168 Opgravingstekening van Put 3, vlak 2 (16 * 10 m)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
283
28.3.4 Profielen
Afbeelding 169 Profiel noordwand van proefput 1
Afbeelding 170 Profiel noordwand van proefput 2
Afbeelding 171 Profiel oostwand van put 3
284
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 172 Profiel noordwand Put 3. Totaal ca. 15 meter. Boven westzijde, onder oostzijde.
28.3.5 Interpretatie van de sporen Gevonden werd een slakkenhoop uit de vroege middeleeuwen die door latere activiteiten flink is verrommeld. De aardewerk scherven lijken deels te wijzen op gestort afval.
28.3.6 Datering Het aardewerk, bestaande uit ruim 400 scherven, bestaat voor meer dan 80% uit moeilijk dateerbare kogelpotten. Het import aardewerk betreft voornamelijk Pingsdorf (met 22 scherven iets meer dan 5% van het geheel). Opvallend is een enkele Badorf scherf (8e/9e eeuw), maar ook enkele protosteengoed en zelfs een enkele steengoed scherf (13e eeuw) Dat geeft globaal een datering in de 10e - 12e eeuw. Uit de stukken blijkt geen nadere analyse van de datering. Wel rept Robert van Dierendonck in een krantenartikeltje van november 1994 (dus aan het begin van het onderzoek), over vondsten uit de 7e en 8e eeuw. Uit de stukken is niet duidelijk waar dat op is gebaseerd. De fibula (detectorvondst zonder aanwijsbare context) leidt mogelijk wel tot een vroegere datering. Ook zijn er inderdaad enkele scherven die uit de vroege middeleeuwen kunnen dateren.
Afbeelding 174 Kogelpot met oor lke-1-6
Afbeelding 173 Schijffibula lke-0-27
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
285
28.3.7 Vondstenlijst Boringenoverzicht Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten) O
1
1
A
E
B
Vondsten C
Details
Vuursteen
Aardewerk
(bewerkt)
Baksel
150
>100
Houtskool
Overig
Aantal
R
8
Bruin
4
>20
1 Kwarts (1) ?
2
105
14
10
3
80
12
1
5 Verbrand steen (4), erts(1)
4
70
10
5
1 Vuursteen (1)
5
70
>10
4
1 Vuursteen (1)
1A
1
80
>20
2A
1
>100
1 Klappersteen
2
1
>20 75
1
>100
2
>20 Klappersteen (>20), spijker
Paffrath 1 2
>100
1
>100
Pingsdorf 5 3
3
100
2
5
>20
6
1
1
>100
>100 Klappersteen (>100) 2 R
1
S2 (?)
1
20 Leem
1 2
>100
4
10
3
10
3
>100
4
16
4A
1
>100
4
4
2
>20
3
140
GL 286
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1
5 Verbrand bot(4), ijzeren spijker (?)
>10 Verbrand bot, Baksteen >10
10 IJzer (10)
Boringenoverzicht Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten) O
A
E
B
3
Vondsten C
180
Details
Vuursteen
Aardewerk
(bewerkt)
Baksel
>20
S2 (?)
Houtskool
Overig
Aantal
1
3
>10 Baksteen >10
2
>10 Baksteen >10
1 Paffrath GL 5
6
2
125
>20
3
125
>100
1
95
>100
Totaal
>900
1 6
1
2 Lei, ijzer 2 Baksteen (2)
R
9
>300
3 Paffrath 1 Pingsdorf S2 (?) Overig
2 34
Leem
2
Klappersteen
>120
>30 Baksteen
Uitleg
O
Organische laag
A
Humus (minerale laag met accumulatie van gehumificeerd materiaal)
E
Uitspoellaag; Minerale laag waaruit klei, aluminium, ijzer of humus is uitgespoeld
B
Inspoellaag; Minerale laag die nauwelijks meer als origineel is te herkennen door inspoeling van mineralen uit hogere laag. Kan ijzeroer bank zijn
C
Dekzandlaag met het oorspronkelijke moedermateriaal (schoon dekzand op de Veluwe)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
287
Vondstenlijst Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Put
Spoornr
Vondstnr
Baksel
Dat.
Onderdeel Rand
1
1 t/m 28 KP
Totaal Wand
20
Bod.
124
Overig
2
Overig
Aantal
Perc.
146
Details
Slak
Houtsk
79% >450 >225
Overig
Beschrijving
1
pijpensteel
Paffrath
1
1
1%
2 Koperen ringetje, loodstripje
Pingsdorf
2
2
1%
6 vuursteen
R
3
3
2%
1 klappersteen
8
4%
1 maalsteen
25
14%
VME?
4
Verkruimeld
3
1
25
3 bot 30 ovenwand 1 ijzer 2 leem TOTAAL PUT 1
24
1
Aanleg vlak 2
1 en 3 4
185
47
7
7 58%
Badorf
1
1
8%
Pingsdorf
1
1
8%
R
2
2
17%
W
1
1
8%
12
KP
1
1
1 Bouwmateriaal (1)
12
1
1
1
8
27
TOTAAL PUT 2
288
3
KP
TOTAAL Aanlegvondst vlak 2
2
158
1 Maalsteen (1) 1
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1
8
1
Vondstenlijst Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Put
Spoornr
Vondstnr
Baksel
Dat.
Onderdeel Rand
3
3
6
3
5
4
3
13
10
3
17
16
3
22 9 hutkom zo
3
22 hutkom nw
3
22 14 hutkom zo
3
22
15
3
22 hutkom w
17
G
3
26
26
KP
KP
Bod.
Overig
Aantal
Overig Perc.
Details
Slak
Houtsk
Overig
11
Beschrijving
1 Schelp (1) 1
KP
KP
2
5
1
3
9
4
4 Ovenwand (4)
1
1
>100
1 Ovenwand (1)
12
VME?
1
1
5
1
40
>100 1 Ovenwand (1)
6 Klappersteen (6)
7
3
26
42
6
3
32
32
5
3
36
34
3
40
31
3
41
38
3
43
30
3
47
39
3
53
36
KP
1 Klappersteen (1)
1
1
Pingsdorf
Totaal Wand
2
17
1
3
1 Ijzerconcretie (1) 8 Leem (8) 1 Huttenleem (1)
30 IJzer (30) (voorwerp ?) 1 Pingsdorf
1 1
1 Varkenskies 1 Metselpuin (1)
9
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
289
Vondstenlijst Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Put
Spoornr
Vondstnr
Baksel
Dat.
Onderdeel Rand
3
Aanleg 40 vlak 2
KP
1
Pingsdorf
3
stort
29
3
vlak
27
3
vlak
28
1
KP
1
Aantal
Overig Perc.
Details
Slak
Houtsk
Overig
Beschrijving
1 Groot fragment maalsteen
4
2
S1
1
2
4 Bitumen (2), Ovenwand (2), Oor (1)
1 Metaal (1) G
1 3
70
6 2
8 Huttenleem (3), Ovenwand (5)
5
1 Maalsteen (1)
10
S5
1
44
KP
3
24
1
3
37
3
60
KP
3
61
KP
3
62
VME?
3
63
KP
2
1
VME? 3
64
KP
3
65
KP
3
290
Overig
7
R
Pingsdorf
vlak
Bod.
1
R
KP
3
Totaal Wand
2
1 4
4 Klappersteen(1), ovenwand(3) 1
3 1 1 1
4 20
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
8
1 Klappersteen (1)
Vondstenlijst Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Put
Spoornr
Vondstnr
Baksel
Dat.
Onderdeel Rand
3
Totaal Wand
KP
Bod.
Overig
Overig
Aantal
Perc.
Houtsk
Overig
3
11
3
4
3 Ovenwand (3)
5
5 Ovenwand (5)
1
3
2
10
3
5
3
1
3
KP
7
1 Ovenwand (1)
1
1 Ovenwand (1)
3
4
1 IJzeren bijl (in fragmenten)
1
5 Ovenwand (5)
3
1
3
1 Ijzerconcretie (1)
3
24
3
SUBTOTALEN PUT 3
1 Ovenwand (1)
G KP
2 14
Pingsdorf
TOTAAL PUT 3 Stort/ onbekend
Beschrijving
10
3
3
Details
Slak
175
2 2
19
1%
30 Ovenwand
191 87%
9 Klappersteen
19
9%
3
1%
2
3
1%
12 huttenleem
S1
1
1
0%
1 maalsteen
S5
1
1
0%
1 schelp
VME?
1
R
1
16
2
200
4
220
31 ijzer 2 ijzerconcretie
154
>224
94 1 Leisteen
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
291
Vondstenlijst Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Put
Spoornr
Vondstnr
Baksel
Dat.
Onderdeel Rand
Totaal Wand
Bod.
Overig
Overig
Aantal
Perc.
Details
Slak
Houtsk
Stort/ onbekend
18
Stort/ onbekend
6
Stort/ onbekend
Overig
Beschrijving
21 Maalsteen (2), groot stuk leem (1), huttenleem (2), Ovenwand (4), IJzer (10), vuursteen (2)
3 Dierenkiezen (3)
Zeefmonster zwarte laag
1
> 100
Uit zwarte laag noord van lint
2
20
7 Ovenwand (7)
Stort/ onbekend
2
14
1 Ovenwand (1)
Paalgat
22
1
1 Ovenwand (1)
Stort/ onbekend
1
4
2
SUBTOTALEN DIVERSEN
1
10
>160
7 Ovenwand (4), Bouwmateriaal (3)
2 Maalsteen
17 Ovenwand 3 leem/huttenleem 4 leisteen, bouwmateriaal 15 ijzer, bot, vuursteen
TOTAAL
292
Badorf
8e/9e
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
1
1
0%
> >450 800
77 ovenwand
Vondstenlijst Project
Loenen de Kempe
Code
LKE
Datum
augustus 1994/januari 1995
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen De Kempe
Put
Spoornr
Vondstnr
Baksel
Dat.
Onderdeel Rand
G
13/14e
KP
8e/13e
Totaal Wand
Bod.
2 34
306
Paffrath Pingsdorf
Overig
10e/ 12e
Overig
Aantal
Perc.
2 4
Slak
0%
344 83%
17 huttenleem 5 maalsteen
0%
10 klappersteen
22
22
5%
47 ijzer
8
2%
11
3%
7
VME?
5
3
3
S1
13e/ 15e
1
1
0%
S5
13e
1
1
0%
25
25
6%
416
1
40
Beschrijving
1
1
Totaal
Overig
1
R
Verkruimeld
Details Houtsk
369
28.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Niet van toepassing.
28.5 Historische achtergrond Van het terrein zelf zijn geen relevante historische bronnen bekend. Over de middeleeuwse ijzerwinning heeft Moerman verschillende malen gepubliceerd in Gelre.
28.5.1 Historisch kaartmateriaal Niet van toepassing.
28.5.2 Archief en literatuur verwijzingen Voor een uitgebreide beschrijving en onderzoek van de Veluwse ijzerindustrie zie het proefschrift van Ineke Joosten94. Zij was ook aanwezig bij het onderzoek in Loenen en destijds werkzaam bij de ROB.
7
bot, kiezen e.d.
In een van de dagrapporten is een aantekening dat Moerman volgens Matthijs van Nie ook melding heeft gemaakt van een slakkenhoop aan de Reuweg, die tot zijn frustratie was geëgaliseerd. In de publicaties in Gelre (1957/59) komt de slakkenhoop echter niet voor. Ook in de inventarisatie van het archief van Moerman zoals Ben Teule die in 2008 heeft gemaakt zijn geen stukken vermeld die daar naar verwijzen. Onduidelijk is dus waar Matthijs van Nie deze informatie vandaan heeft gehaald.
28.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Niet van toepassing
28.5.4 Eerdere onderzoeken Niet van toepassing
28.6 Synthese/conclusies De sporen wijzen op ijzerwinning. Het hele terrein was vergeven van de ijzerslak, houtskool, ovenwand fragmenten en sporadisch (maar misschien niet systematisch verzameld)
94
I. Joosten. 2004.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
293
klappersteen. Het belangrijkste spoor is een paar concentraties slak. De sporen lijken door latere activiteiten flink verrommeld. De grondsporen zijn verder niet heel duidelijk te interpreteren, behalve een hutkom. Het aardewerk bestaat voor meer dan 80% uit moeilijk dateerbare kogelpotten. Het import aardewerk betreft voornamelijk Pingsdorf (met 22 scherven iets meer dan 5% van het geheel). Opvallend is een enkele Badorf scherf (8e/9e eeuw), maar ook enkele protosteengoed en zelfs een enkele steengoed scherf (13e eeuw) Dat geeft globaal een datering in de 10e - 12e eeuw.
28.7 Bijlage 28.7.1 Opgravingsdocumentatie Originele digitale informatie beslaat 4 bestanden. • 3 bestanden met dagrapporten in tamelijk veel detail • Een bestand uit 2004 toen alsnog alle vondsten en boringen zijn geïnventariseerd • Een paar foto’s met opvallende vondsten • • In het papieren archief zijn • Vlak- en profieltekeningen, • Velddocumentatie zoals lijsten met foto’s, boringen en dagrapporten (die dus later zijn uitgewerkt). • Een serie zwart wit foto’s met daarop de vlakken en profielen. De laatste hebben de basis gevormd voor de profielen zoals die in dit rapport zijn opgenomen. De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Het papieren archief is in beheer bij de AWA in het ACEC gebouw. Foto’s en dia’s zijn waarschijnlijk bij de gemeente (Volgens Janneke Zuyderwyk in 2010) en bij Robert van Dierendonck (naar hij aangaf in 2010)
28.7.2 Vondsten In het depot in het ACEC gebouw zijn 5 dozen/kratten met vondsten en boringen. Een opvallend groot fragment van een kogelpot met oor is tentoongesteld in het depot. [d.d. 1-11-2010]. Een van de kratten bestaat uit ijzerslak (en is niet te tillen). Een opvallende vondst (de mantelspeld) is bij een tentoonstelling in het gemeentehuis in 2001 kwijt geraakt. (De vitrine stortte in, de mantelspeld kwam nooit meer boven water)
28.7.3 Publicatie van het onderzoek Het onderzoek is gepubliceerd in: • Hunnepers over 1994 • Apeldoornse Courant van 21-11-1994 (Volgens Westerheem; niet gecontroleerd) • Apeldoornse Courant van 3-1-1995 • Het Klaverblad van 23 november 1994 (huis aan huis blad voor o.a. Loenen) • Nieuwsbulletin Felua 1-2-1995 • Westerheem 1995, nr 1, blz. 35. (Korte vermelding)
294
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
•
Het programmaboekje van de Open Monumentendag 1995 in Apeldoorn
29 Loenen Kruisgebouw Elim 29.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de bouw van een appartementencomplex op de plaats van het voormalige kruisgebouw Elim, wezen de resultaten van een booronderzoek op mogelijke middeleeuwse bewoning. Bij het daarop volgende onderzoek waren de vondsten beperkt.
Code
LDR
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Loenen Locatie Kruisgebouw Elim, Droefakkers 1 Hoek Droefakkers/Eerbeekseweg Coördinaten 198.160, 458.770 198.175, 458.760 198.185, 458.780 198.180, 458.800
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage Gerard Heij en Robert van Dierendonck
Datum onderzoek
9 April 1994 7 Mei 1994 en juni 1994
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
In het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw
29.2 Onderzoek 29.2.1 Aanleiding Het oude Kruisgebouw uit 1903, genaamd Elim op de hoek van de Eerbeekseweg en de Droefakkers (Droefakkers 1) in Loenen werd gesloopt en op vrijwel dezelfde plaats zijn zes appartementen gebouwd.
29.2.2 Locatie In de kern van Loenen zijn op meerdere plaatsen vroeg Middeleeuwse vondsten (dubbele maalsteen), maar ook uit de volle Middeleeuwen (zie het hoofdstuk over De Kempe) gedaan. Dat was voldoende aanleiding om op deze plek ook onderzoek te doen. De locatie bevindt zich op de hoek van de Eerbeekseweg en de Droefakkers en heeft adres Droefakkers 1. Afbeelding 175 Onderzochte terrein aan de Droefakkers 1 in Loenen op de
Coördinaten van de locatie zijn 198.160, 458.770 198.175, 458.760 198.185, 458.780 198.180, 458.800
kadastrale kaart uit 2010. Aangegeven zijn de contouren van het voormalige kruisgebouw en de locatie van de proefsleuven.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
295
29.2.3 Periode van het onderzoek Op 9 April 1994 is een booronderzoek en op 7 Mei 1994 is een kleine opgraving gedaan. De feitelijke sloop van het gebouw en het aanleggen van de bouwput vond plaats in de week van 23 juni 1994. De bouwput is mogelijk nog gecontroleerd door Gerard Heij, maar daarvan zijn geen gegevens beschikbaar.
uit dat de bouwvergunning verleend wordt en het pand gesloopt wordt. Mocht dit niet het geval zijn dan neemt Beter Wonen eventuele kosten voor heraansluiting voor zijn rekening, tenzij het bedrag zo hoog wordt dat het interessant is voor de verzekering. Aan de noordzijde werd verder geen boring meer gezet i.v.m. de aanwezigheid van een grote kastanjeboom.
29.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek
Raai 3 (oost):
Betrokken bij het onderzoek waren: 1. Alfons Bouwmeester 2. Christa (?) 3. Frits Bouwmeester 4. Frits ten Bosche 5. Gerard Heij 6. Harry Schotman 7. Henk Verbeek 8. Huub Ummels 9. Jan Limonard 10. Robert van Dierendonck 11. Theo Weltje
De kastanje stond ook bij raai 3 in de weg. De raai werd oorspronkelijk gelegd op 5 m. parallel langs de oostzijde van het huis, bij de boorpunten 2 en 3 van deze raai werd i.v.m. de wortels van het de struiken aan de oostzijde van de tuin de afstand teruggebracht tot 4 m. parallel aan het huis. Boring 1 werd geplaatst op 3m ten zuiden van de noordoosthoek van het huis, de volgen de boringen met een tussenafstand van 3.5m.
29.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Geen bijzonderheden. Wel werd tijdens het booronderzoek een gasleiding geraakt (zie volgende hoofdstuk)
Raai 4 (zuid) Raai 4 werd ten zuiden van het huis gelegd, boring 1 in het verlengde van de oostelijke buitenmuur van het hoofdgebouw (dus niet van de aanbouw aan de zuidkant), op 3m afstand van de zuidoosthoek van de aanbouw. Boring 2 werd gezet op 5m afstand van de zuidwesthoek van de aanbouw, in het verlengde van de westmuur van deze aanbouw.
29.3 Resultaten 29.3.1 Aanpak 29.3.1.1 Boringen Op 9 April werden 4 raaien boringen uitgezet om het bestaande, te slopen gebouw heen. Bedoeling was om door middel van boringen de ondergrond van de omgeving van het te slopen huis te onderzoeken.
Raai 1 (west): Begonnen werd met een raai op 2.5m parallel aan de westzijde van het huis, nulpunt 7.5(=boring 1) ten zuiden van de zuidwesthoek van het huis met boringen om de 5 meter. In deze raai werd alleen uit boring 1 residu verzameld. Afbeelding 176 Overzicht van de uitgevoerde boringen in Loenen aan de
Raai 2 (noord) Raai 2 werd op 5m parallel aan de noordzijde van het huis aangelegd. Bij het zetten van boring 1 in deze raai (3m ten oosten van de noordwesthoek) werd door Huub Ummels met de guts een gasleiding geraakt, waarna gas met stevige druk de lucht in spoot. Na telefonische waarschuwing van de NUON werd gewacht op een monteur. Met hulp van de AWA werd een gat gegraven, waarna de leiding door de monteur werd afgesloten. Het punt is gemarkeerd met een stok. De volgende dag werd contact gelegd met de woningbouwvereniging. Die gaven aan dat wat betreft de gasleiding we ons geen zorgen hoefden te maken. Men gaat er voor 99,9% van
296
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Droefakkers 1
29.3.1.2 Opgraving Op 7 Mei werden op basis van de boorresultaten in totaal 3 putten gegraven, waarbij de eerste put in 2 delen werd aangelegd: 1a en 1b. De aantekeningen zijn nog al summier en de locatie zoals die aan het begin van het hoofdstuk is weergegeven is niet helemaal zeker.
Put 1a was 100/115 cm diep. De veldtekening vermeldt “geen sporen”. Put 1b is in 2 vlakken aangelegd: Vlak 1 op 95 cm onder maaiveld en vlak 2 op 115 cm. Over de putten 2 en 3 zijn verder geen gegevens behalve dat ze voorkomen op een van de schetskaartjes. De putten komen zelfs niet voor in de vondsten lijsten, dus hebben blijkbaar ook geen vondsten opgeleverd.
29.3.2.2 Opgraving De gegraven putten leverden geen duidelijke sporen op, wel vondsten. In de aantekeningen bij put 1b staat dat er een grondmonster is genomen in een “vermoedelijk paalspoor”, dat er een stukje met ploegsporen is en een klein greppeltje.
29.3.3 Opgravingskaart Is bij gebrek aan sporen niet gemaakt.
29.3.4 Profielen
Bij de afbraak van de woning en de aanleg van de bouwput werd nog een poging gedaan om waarnemingen te doen, maar dat is niet gelukt of heeft niets opgeleverd.
Niet overgenomen. Er zijn enkele profiel foto’s en schetsjes in het archief
29.3.2 Observaties
De gegevens zijn te summier voor een uitgebreide interpretatie. De combinatie van klappersteen, slak en vroeg middeleeuws aardewerk wijst opnieuw op een ijzerwinning achtergrond waar Loenen vol mee lijkt te zitten. De prehistorische resten wijzen ook op vroegere bewoning.
29.3.2.1 Boringen Raai 1: Bij het vaststellen van de dikte van het esdek leek de ondergrond bij de boorpunten 2 en 3 verstoord te zijn: De dikte van de zwarte bovengrond was ca. 2m, met direct daaronder grof geel zand dat enigszins op rivierzand leek. In latere boringen bleek echter dat dit laatste de natuurlijke ondergrond was: grof geel-wit zand met fijn grind met diameter van ca. 3mm, duidelijk stuwwalmateriaal. De bruine dekzandlaag onder de bouwvoor in boorpunten 2 en 3 ontbrak.
29.3.5 Interpretatie van de sporen
29.3.6 Datering Het gros van de vondsten is geclassificeerd als vroege middeleeuwen. De slak, klappersteen en sintels passen daar ook goed bij. Er zijn ook wat prehistorische resten, maar die zijn niet verder gedateerd.
Raai 2 Geen bijzondere observaties
Raai 3 In deze raai werden een aantal vondsten direct geconstateerd op de zeef: In boring 2 een bodemfragment van een Pingsdorf pot met verfstreep en een vuursteenafslag, in boring 3 een Siegburgscherf en een handgevormde scherf. Opmerkelijk in de boringen aan de oostzijde van het huis was het voorkomen van grotere rolkeien op een diepte van ca. 1m a 1.10m, die het boren bemoeilijkten (zou dit kunnen wijzen op een keienvloer of pakket?).
Raai 4 In boring 4.1 werd een afslag van een gepolijste vuurstenen bijl aangetroffen.
Afbeelding 177 Fragment van geslepen bijl uit boring 4.1
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
297
29.3.7 Vondstenlijst Boringenoverzicht Project
Loenen Kruisgebouw Elim
Code Datum
9 April 1994
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen Kruisgebouw Elim (Droefakkers 1)
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten) O
1
1
A
E
B
Vondsten C
Vuursteen
Details Aardewerk
115
Houtskool
1
3
Overig
2
Slak(2)
Kogelpot R 2
1
Prehist 3
2
3
1
R
3
VME
1
Prehist 1 R
3
VME
2
Grijze rand 24
8
Sintels(3), klappersteen(3), Bot (2)
23
5
Sintels(1), Slak(3), Zaad(1)
1
130
VME
1
112
13
Sintels(1), Klappersteen(10), Slak(2)
2
121
R
1
121
8
Sintels(1), Klappersteen(4), Slak(3)
3
Bodem versierd
Pingsdorf Prehist 3 3
4
Totaal
120
1
120
2
120
1
1
R
1
S1
1
VME
2
R VME
2 Kogelpot
298
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Versierd 63
6
Sintels(1), Klappersteen(2), Slak(2), Bot(1)
1
37
7
Sintels(3), Klappersteen(4)
2
15
8
Sintels(3), Klappersteen(4), Slak(1)
1
398
57
Sintels(13), Klappersteen(27), Slak(13), bot(3), zaad(1)
Boringenoverzicht Project
Loenen Kruisgebouw Elim
Code Datum
9 April 1994
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen Kruisgebouw Elim (Droefakkers 1)
Raai
Boring
Bodemlagen (Horizonten) O
A
E
B
Vondsten C
Vuursteen
Details Aardewerk
Houtskool
Overig
3 Pingsdorf Prehist 7
Uitleg O
R
10
S1
1
VME
8
Organische laag
A
Humus (minerale laag met accumulatie van gehumificeerd materiaal)
E
Uitspoellaag; Minerale laag waaruit klei, aluminium, ijzer of humus is uitgespoeld
B
Inspoellaag; Minerale laag die nauwelijks meer als origineel is te herkennen door inspoeling van mineralen uit hogere laag. Kan ijzeroer bank zijn
C
Laag met het oorspronkelijke moedermateriaal (meestal schoon dekzand op de Veluwe)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
299
Vondstenoverzicht Project
Loenen Kruisgebouw Elim
Code Datum
9 April 1994
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen Kruisgebouw Elim (Droefakkers 1)
Vondstnrs
Vlak
Vondsten Vuursteen
Details Aardewerk Baksel
Zeefresidu tussen vlak 1 en 2
5
Houtskool
Klappersteen
Overig
Aantal
12
81
20
19
sintel(18), ijzer(1)
1
ijzer(1), rand
Prehist R
3
VME
1
1a.1.1
100/115 cm 3
VME
1
1b.1.1
85/90cm
VME
1
95 cm
VME
2
rand en wand kogelpot
1b.1.2
95 cm
VME
1
geelgeribbeld/gekrast
1b.1.3
95 cm
1b.1.4
95 cm
S1
1
1b.1.5
90/100 cm 4
VME
9
1b.1.6
95 cm
1b.2.7
115 cm
2
1
zwart splintered piece
1
1 Prehist
1b.2.8
105 cm
2 Prehist
300
1
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Brons fibula (?)
11
4
8
ijzer(3), huttenleem
1
1
ijzer(1); vuursteen zwart (boor ?)
1
Versierd met vingerafdrukken, ijzer(1)
rand en wand besmeten/gepolijst
Vondstenoverzicht Project
Loenen Kruisgebouw Elim
Code Datum
9 April 1994
Locatie
Gemeente Apeldoorn Loenen Kruisgebouw Elim (Droefakkers 1)
Vondstnrs
Vlak
Vondsten Vuursteen
1b.2/1.9
90 cm
Totaal
Details Aardewerk
Houtskool
Baksel
Aantal
W
1
16
15
Klappersteen
Overig
oranje/geel gedraaid Mayen?
93
25
30
Prehist R
3
S1
1
VME
15
W
1
29.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Robert van Dierendonck heeft contact gehad met Provinciaal Archeoloog R.S. Hulst naar aanleiding van de boorresultaten. Dhr. Hulst geeft toestemming voor het aanleggen van een proefsleuf. Nadere determinatie (20-4-1994) van het bijlfragment dat bij het boren was gevonden door drs. E.Drenth (ARCHIS, Amersfoort) bevestigde het vermoeden dat het zeer waarschijnlijk een fragment betreft van een Flint OvalÜrBeile. De bijl is gemaakt van zuidelijke vuursteen, te weten Rijckholt-St.Geertruid (Hans Peters). Het fragment is afgeslagen van een gebroken bijl, waarbij het breukvlak als slagvlak is gebruikt. De slagbult en slaggolven in het fragment wijzen op het gebruik van harde percussie met steen.
29.5
Historische achtergrond
29.5.1 Historisch kaartmateriaal Niet van toepassing
29.5.2 Archief en literatuur verwijzingen Niet van toepassing
29.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s Niet van toepassing
29.5.4 Eerdere onderzoeken Niet van toepassing
29.6 Synthese/conclusies De vondsten wijzen zeker op gebruik van het terrein in de vroege middeleeuwen en de losse prehistorische vondsten ook op gebruik daarvoor. Duidelijke sporen werden niet aangetroffen, zodat het bij een losse waarneming blijft.
29.7 Bijlage 29.7.1 Opgravingsdocumentatie In het digitale archief van de AWA is slechts beperkt informatie over dit onderzoek. Beschikbaar zijn: • Een dagrapport van het booronderzoek van 9 April 1994 • Een zeer beknopt dagrapport van de waarneming van de sloop van het dak van Elim op 22 juni 1994 • Een overzicht van alle contacten die zijn gelegd om het onderzoek mogelijk te maken door Robert van Dierendonck • Een overzicht van alle contacten die zijn gelegd om het onderzoek mogelijk te maken door Gerard Heij • Een overzicht van de resultaten van het booronderzoek en de opgraving op 7 Mei 1994 (4 versies). De datering is foutief voor de boringen. Mogelijk is het de rapportage datum. In dat geval is de opgravingsdatum onduidelijk. Op papier zijn beschikbaar • Dagrapport van het booronderzoek 9 april 1994
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
301
Overzichtskaartje van de uitgevoerde boringen • Overzicht van de boorresultaten • Dagrapport van de opgraving op 7 Mei 1994 • Schetsen van de opgravingsputten • Lijsten met vondsten • Tekeningen en aantekeningen van de meest opvallende scherven • 5 kleurenfoto’s van de profielen • 2 zwartwit foto’s van een opvallende scherf • 2 kopieën van het krantenartikel uit de Apeldoornse Courant • De nodige briefjes en aantekeningen voor afhandeling t.a.v. de kapot geboorde gasleiding De digitale documentatie is in beheer bij de AWA en bij C. Nieuwenhuize. Alle papieren documentatie maakt onderdeel uit van het AWA archief in het ACEC gebouw.
29.7.2 Vondsten De vondsten zijn opgeslagen in 1 krat, samen met enkele andere kleine vondstcomplexen uit Loenen in het archeologisch depot in het ACEC gebouw. Ze omvatten 12 zakjes met eigenlijk bijzonder weinig aansprekende vondsten uit put 1b (gedateerd 7-5-1994) en een serie zakjes met boring residu. De aflag van de gepolijste bijl uit boring 4.1 ligt in de vitrine.
29.7.3 Publicatie van het onderzoek • •
302
Hunnepers over 1994 (dec. 1994) Een artikel over het onderzoek verscheen in de Apeldoornse Courant van 9 Mei 1994
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
30 Radio Kootwijk, houtskoolmeilers 30.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij ontgronding voor natuurontwikkeling kwamen de sporen van in totaal 30 houtskoolmeilers te voorschijn.
Code
ASB (Achterste Steenberg)
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Radio Kootwijk Locatie Achterste Steenberg Coördinaten 185.000, 466.250 185.750, 466.250 185.750, 466.750 185.000, 466.750
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum onderzoek
Oktober 2011 – Juni 2012
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Vondsten
Archeologisch depot gemeente Apeldoorn
30.2 Onderzoek 30.2.1 Aanleiding Staatsbosbeheer heeft een terrein bij Radio Kootwijk verworven wat als akker in gebruik is geweest. Van een deel van het terrein is nu de bemestte bouwvoor verwijderd tot op het gele zand. Het terrein staat bekend als de Achterste Steenberg.
grotendeels uit Holtpodzolgronden van grof zand. [Bron Rivviewer gemeente Apeldoorn] Geomorfologisch bestaat het gebied uit stuwwalhelling (5%-10%), stuwwal glooiing (2%-5%) en stuwwal plateau/ vlakte (0%-2%). Het diepste punt in het westen (waar ook nu nog water verzamelt bij regen) is een kleine daluitspoelingswaaier. [Bron Rivviewer gemeente Apeldoorn]
30.2.2 Locatie De akker waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden is al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik en in handen gekomen van Staatsbosbeheer. Van de grote akker (Ongeveer 25 ha) is 3.9 ha. afgegraven tot een diepte van 40 cm. Een kleiner, iets noordelijker en los liggend deel van 0.5 ha. is 25 cm afgegraven (Zie ook afbeelding 179 ). De ontgronding is gedaan tot op het gele, grotendeels ongestoorde zand. Op beide terreinen zijn ook na het ontgronden moderne ploegsporen te zien. Op het diep ontzande deel zijn de ploegsporen maar af en toe en heel licht zichtbaar, op het 25 cm ontgronde deel zijn ze te zien als diepe en brede donkere verstoringen met een diepte van ruim 15 cm. Volgens het Actueel Hoogtebestand ligt de akker op de stuwwal op een hoogte van tussen de 51 en 68 meter. Er zit een flink hoogteverschil tussen de hoogste (oostelijke) en laagste (westelijke) delen van de akker. [Bron www.AHN.nl].
Afbeelding 178 Onderzoeksgebied bij Radio Kootwijk. Rood omrand de akker. In blauw het afgegraven deel.
De bodem bestaat uit (grof) zand met grind en her en der grote keien. Volgens de bodemkaart bestaat de akker
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
303
Afbeelding 179 Maatregelenkaart van Staatsbosbeheer gebruikt als basis bij de ontgronding.
30.3 Aanpak 30.3.1 Veldkartering De plannen voor het ontgronden van het gebied dateren al van 2010. Op verzoek van de gemeente Apeldoorn deed de AWA op 27-11-2010 een eerste poging voor een veldkartering van het terrein “Garderen” achter station Assel en “de Achterste Steenberg” bij Radio Kootwijk. Beide terreinen waren echter begroeid wat een veldkartering onmogelijk maakte. Suggestie van de AWA was dat de terreinen voorafgaand aan het ontgronden een keer geploegd zouden kunnen worden. Dan zou een veldkartering wel mogelijk zijn. Daarop werd welwillend gereageerd. Onder regie van de dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Economische zaken (Annelieke Pouw) werd het terrein eind augustus 2011 geploegd en vond op 8-10-2011 een veldkartering plaats. Die kartering leverde wat modern afval op en – zoals achteraf bleek – één Andenne scherf95. De scherf is gedetermineerd en gedateerd door BAAC.
30.3.2 Proefsleuvenonderzoek door BAAC Door BAAC werden van 26-10-2011 tot en met 1-11-2011 twee proefsleuven met een totale oppervlakte van 2000 m2. Dat leverde geen resultaten op. Een rapportage van het onderzoek is opgesteld door M. Kooi.
95
304
M.Kooi, 2011. Blz. 16.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
30.3.3 Inventarisatie sporen door AWA Ondanks de eerdere onderzoeken waarbij niets was gevonden, werden bij het ontgronden alsnog sporen aangetroffen. Een melding daarvan bij Masja Parlevliet leidde tot een meer uitgebreid vervolgonderzoek. Na een eerste bezoek van het terrein op zondag 25 maart 2012 waarop het hele gebied globaal in kaart is gebracht, werden op 14 april, 28 april en 15 mei achtereenvolgens het westelijke deel, het oostelijk deel en het losliggende noordelijk deel onderzocht. Eerst werd daarbij met een groep vrijwilligers het betreffende deel van het terrein afgelopen. Daarbij werden alle sporen geschaafd en van een plastic bloemenprikker voorzien. Vervolgens werden de sporen genummerd, opgemeten, gefotografeerd en de locatie werd ingemeten met de GPS ontvanger (nauwkeurigheid 3 a 4 meter). De meilers werden bemonsterd. Op 12 en 23 juni werd met de guts van de meeste meilers het profiel vastgesteld. Drie meilers werden gecoupeerd evenals een opvallend groot spoor (spoor 54). Daarnaast werd onder regie van Bert Toeter een lokaal meetsysteem opgezet langs de westelijke weg, met als 0-punt de noordwestelijke hoek. Met behulp van jalons en meetlinten werden piketten geslagen om de 50 meter. Vanaf deze lijn werden met behulp van een meetlint en een hoekspiegel alle sporen ingemeten.
De sporen werden voor een groot deel ook ingemeten door de meetkundige dienst van de gemeente met behulp van een nauwkeurig GPS apparaat (nauwkeurigheid enkele centimeters).
30.3.4 Periode van het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in de periode oktober 2011 – juni 2012. (Met name op 8-10-2011, 25-3-2012, 14-4-2012, 28-42012, 15-5-2012, 12-6-2012 en 23-6-2012). Tussendoor zijn ook nog wat metingen verricht.
30.3.5 Betrokkenen bij het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd door leden van de Archeologische werkgroep Apeldoorn in samenwerking met leden elders uit de AWN-18 gelederen. Deelgenomen hebben: 1. Anna de Bruyn (dochter Marianne) 2. Annemarie Brinkhorst 3. Annemijn Schotman (dochter Harry) 4. Ben Teule 5. Bert Toeter 6. Chris Nieuwenhuize 7. Jan Kleinen 8. Gerard Heij 9. Gijsbert Jansen 10. Hans Broekhuis (collega Chris) 11. Harry Schotman 12. Huib de Kruijf 13. Janneke Zuyderwyk (Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn) 14. Margriet Winter 15. Marianne de Bruyn 16. Masja Parlevliet (Sectie Archeologie Gemeente Apeldoorn) 17. Patrick de Keijzer 18. Wimke van den Berg (student Saxion, stagiaire gemeente Apeldoorn)
30.3.6 Omstandigheden Het terrein bestond in eerste instantie uit een ongebruikte akker die volledig was dichtgegroeid met gras en onkruid. Na het ploegen van het te ontgronden deel was het een gewone akker en na het ontgronden een kale zandvlakte. Daarmee bood het een uitgelezen mogelijkheid voor onderzoek door amateurs. Het terrein is via de zandpaden goed bereikbaar met de auto. De natuur begint het terrein weer te claimen. Er waren sporen van herten, reeën, dassen en vossen. Een ree liet zich ook werkelijk zien. Van dassen werden al snel gangen in het nieuwe vlak ontdekt. Vossen markeerden grote keien met uitwerpselen. Opvallend waren verder raven, leeuweriken en een koekoek die zich lieten horen. In juni begon ook weer begroeiing terug te komen. Het wild, het weer en enkele (quad) crossers vormden wel een probleem. De aangebrachte plastic bloemenprikkers waarop de spoornummers werden geregistreerd waren soms afgeknabbeld, verspoeld of omver gereden. Om die reden zijn niet alle sporen ingemeten op de 3 gehanteerde manieren: Met GPS, binnen lokaal meetsysteem en door de gemeente.
30.4 Resultaten 30.4.1 Sporen In totaal werden 84 sporen herkend. In 30 gevallen ging het daarbij om houtskoolmeilers. 8 sporen waren waarschijnlijk van moderne palen (scherpe rechthoekige sporen) en 3 sporen waren van moderne kuilen. De overige sporen waren niet makkelijk te duiden. Een deel van de meilers (8) was herkenbaar als een diep zwarte cirkel van houtskool. Van deze meilers resteerde alleen de bodem. Deze sporen waren tussen de 7 en 12 cm diep (gemiddeld 10 cm; voor de ontgronding 48 cm). Andere meilers zijn zichtbaar als zwarte ringen (9). Deze sporen waren tussen de 7 en 25 cm diep (gemiddeld 16 cm; voor de ontgronding 55 cm). De ring bestaat uit houtskool. De overige meilers toonden zich als minder scherp afgebakende cirkels (13). Het waren dichtgegooide/geraakte kuilen, met nauwelijks houtskool in het vlak. Deze sporen waren tussen de 18 en de 59 cm diep. (gemiddeld 32 cm, voor de ontgronding 69 cm). Her en der in het terrein zijn ook natuurlijke sporen zoals boomvallen, konijnenholen e.d. Op enkele na zijn die niet ingemeten.
30.4.2 Grootte van de meilers De meilers zijn typisch tussen de 80 cm en 180 cm in doorsnede. Daarbij lijkt sprake van twee groepen. Het histogram toont een piek van meilers met een doorsnede van 80 a 100 cm en een tweede piek bij 140 tot 160 cm. Wellicht is er daarbij zelfs sprake van een zekere concentratie van de grotere meilers in het westelijk deel van het terrein. Over het algemeen zijn de kleinste meilers ook degene waarvan maar een ondiep spoor resteert. Ze waren dus mogelijk groter, maar alleen de bodem resteert. Gemiddeld zijn de meilers 127 cm in doorsnede. Er zijn 9 meilers van ca. 90 cm, 19 grote van ca 140 cm en 2 van uitzonderlijk grootte van iets meer dan 180 cm. In Zutphen waren de meilers tussen de 100 en 150 cm in doorsnede, meestal 120 cm.96
30.4.3 Profielen Van de meilers zijn er 3 gecoupeerd. Het gaat om spoor 1, 2 en 83. Spoor 2 en 83 zijn de twee grootste gevonden meilers. In beide gevallen bleek er alleen houtskool aanwezig in een vrijwel horizontale bodem. Waarschijnlijk zijn de sporen aan het oppervlak zo groot (180 en 190 cm) omdat de wanden van de meilers zijn opgeschoond na gebruik wat tot een dikke laag houtskool op de bodem leidde. Bij het couperen van spoor 83 bleek de kuil twee maal als meiler gebruikt te zijn. Er was een diepe. horizontale band met houtskool op ongeveer 50 cm onder het huidige maaiveld, dat is ongeveer 75 cm onder het oude maaiveld.
96
B. Groenewoudt, 2008. Blz. 277.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
305
Tabel 1 Grootte van de meilers
Een tweede houtskoolband was in een komvorm van ongeveer 1 meter doorsnede te zien. Het diepste punt lag ongeveer 25 cm onder het huidige maaiveld (dus ongeveer 50 onder het oude maaiveld).
Afbeelding 181 Spoor 44 met guts: 2 lagen houtskool
De diepste meilers waren waarschijnlijk 2 keer gebruikt. 50 a 70 cm lijkt een gebruikelijke diepte te zijn geweest.
Afbeelding 180 Spoor 83. Twee meilers boven elkaar. Doorsneden met moderne ploegsporen.
Van alle (op 1 na) overige meilers (26) is met de guts het profiel en de spoordiepte vastgesteld. Ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld waren de sporen van de meilers tussen de 33 en 99 cm diep, gemiddeld 60 cm. Twee meilers waren twee maal gebruikt .
306
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Tabel 2 Diepte van de meilers (schatting uitgaande van 25 en 40 cm ontgronding)
Bij verdeling van de spoordieptes moet wel worden aangetekend dat het beeld vertekend is doordat ondiepe meilers zijn verdwenen bij het ontgronden. Zo werd op het minder diep afgegraven noordelijke deel een meiler gevonden met een resterende spoordiepte van 8 cm (spoor 75). De oorspronkelijke spoordiepte was daarmee 33 cm. Op het 40 cm ontgronde zuidelijke deel zou dit spoor zijn verdwenen.
30.4.4 Opgravingskaart
Figuur 10 Sporenkaart met meetsysteem. De contouren van het ontgronde deel kunnen afwijken (orde tiental meters)
30.4.5 Datering Er zijn monsters verzameld uit de meilers met de bedoeling C14 dateringen uit te kunnen voeren. Van de aardewerk scherven is een Andenne scherf van de veldkartering gedateerd. [11e – 14e eeuw]. Een tweede scherf (ASB-0-1) is door Bert Groenewoudt geïdentificeerd als “laatprehistorisch, waarschijnlijk IJzertijd.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
307
Afbeelding 182 Drie scherven; gevonden bij spoor 44 (ASB-0-1, ASB-0-2, ASB-0-4)
30.4.6 Vondsten Bij de veldkartering werden enkele moderne scherven gevonden (roodbakkend, industrieel wit), een glazen “kraal” van een kroonluchter en een Andenne scherf. Bij het inventariseren van de sporen werden op enkele meters van elkaar (ASB-0-1 in/bij spoor 44 door Masja, ASB-0-2 door Patrick en ASB-0-4 door Chris) 3 scherven gevonden [nog te dateren]. Daarnaast werd vlak bij spoor 82 een grote natuursteen gevonden die als slijpsteen was gebruikt (ASB-0-3).
30.4.7 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies De Andenne scherf die bij de veldkartering is gevonden is overgedragen aan BAAC. Drs. R. v.d. Mark heeft dit aardewerk gedetermineerd en gedateerd [elfde – veertiende eeuw]97. Een tweede scherf (ASB-0-1) is door Bert Groenewoudt geïdentificeerd gedateerd. Over de aanpak van het onderzoek van de meilers is contact gelegd met Bert Groenewoudt. Op zijn advies zijn alle meilers bemonsterd, zonder de monsters te zeven.
30.5
Achtergrond gegevens
30.5.1 Historische achtergrond en kaartmateriaal Op de Topografische kaart van 1933 bestaat het terrein nog uit heide. Wel zijn al de omringende wegen aangelegd. Op de luchtfoto uit 1950 is het terrein grotendeels in cultuur gebracht (alleen het zuidwestelijke stukje niet). De verkaveling van de akkers wordt in de loop van de jaren grootschaliger. Op de luchtfoto uit 1992 is dat goed zichtbaar, Ook is daarop zichtbaar dat pal achter de “huiskavel” een klein rechthoekig kaveltje is gebruikt. Mogelijk was dat “afgepaald”. Ongeveer op de grens werden een vijftal grondsporen gevonden die lijken te wijzen op moderne palen. Op de eerstvolgende beschikbare luchtfoto, uit 2002, is de akker helemaal begroeid en blijkbaar niet meer in gebruik.
Afbeelding 183 Slijpsteen. Gevonden bij spoor 82 (ASB-0-3)
Alle meilers zijn bemonsterd. Spoor 82 is 2 maal bemonsterd (beide houtskoolbanen). Totaal leverde dit 31 monsters van elk 1 a 2 liter zand met houtskool op. In spoor 1 en 2 werd ook wat materiaal gezeefd op de 4 mm zeef wat een zak houtskool opleverde (klaar voor de barbecue).
Afbeelding 184 Topografische kaart uit 1933 www.watwaswaar.nl
97
308
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
M. Kooi, 2011. Blz. 24.
afgedekt met luchtgaten. In eerste instantie zijn de luchtgaten open om het branden op gang te krijgen. Als de temperatuur hoog genoeg is worden de gaten gesloten om te voorkomen dat het hout volledig verbrand. Bij het Blekemeer in Uddel heeft de familie Beekman tussen 1850 en 1996 houtskool gebrand. De AWA heeft op het terrein van het bedrijf naast het Blekemeer op 12-7-2005 een onderzoekje gedaan, vooral vanwege 19e eeuwse vermeldingen van spectaculaire bronsvondsten uit het Blekemeer. In de boringen werd niets anders gevonden dan houtskool…
Afbeelding 185 Luchtfoto van Achterste Steenberg uit 1950 Bron: Rivviewer gemeente Apeldoorn
Afbeelding 187 Houtskool branderij Uddel 1939
Afbeelding 186 Luchtfoto van Achterste Steenberg 1992. Bron Rivviewer gemeente Apeldoorn
30.5.2 Eerdere onderzoeken
Afbeelding 188 Houtskool brander Veluwe 1941. Bron: Spaarnestad photo.
In Archis is een melding van “twee hutkommen uit de tijd van de bekercultuur” op ongeveer 1 km pal ten oosten van de locatie. Het gaat om het perceel in de noord-oosthoek van de kruising Alverschovenseweg/Turfbergweg. (Tegenover het parkeerterrein van Hoog Buurloo)
(www.geheugenvannederland.nl)
30.5.3 Houtskool branden
Verspreid over het hele terrein van ongeveer 4,35 ha. werden in totaal 30 houtskoolmeilers gevonden. Dat is ongeveer 7 meilers per ha. In Zutphen op de Looerenk werden op een totaal oppervlak van ongeveer 10 ha. 247 meilers gevonden, dat zijn er 25 per ha98.
Bij het branden van houtskool wordt hout zo verhit dat slechts een beperkte hoeveelheid zuurstof kan toetreden. Het grootste deel van het hout verbrandt dan niet en de vluchtige bestanddelen verdwijnen. In tegenstelling tot hout bestaat houtskool nagenoeg uit zuiver koolstof. Het is dus een veel gelijkmatigere stof dan hout en het brandt beter. Voor de bereiding van 1 ton houtskool is wel 5 tot 8 kuub hout nodig.
30.6 Synthese/conclusies 30.6.1 Verspreiding van de meilers over het terrein
Een houtskoolmeiler bestaat uit een stapel van blokken hout met voldoende tussenruimte. Het geheel wordt luchtdicht 98
B. Groenewoudt, 2008. Blz. 81 en blz. 276.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
309
Er van uit gaand dat in de betrekkelijk korte periode waarin het terrein als akker is gebruikt, het maaiveld niet veel is veranderd, zijn de meilers gemiddeld 60 cm. diep geweest. Daarbij is er wel van uit gegaan dat de ontgronding volgens plan heeft plaatsgevonden. Een van de 2 grootste meilers, en waarschijnlijk ook twee andere was voor een tweede maal gebruikt als meiler Overigens kwamen ook in Zutphen meilers voor die opnieuw waren uitgegraven en gebruikt102. Ook in de gegutste profielen kwamen enkele aanwijzingen voor van hergebruik van de meilers (totaal lijken minstens 3 meilers 2 maal gebruikt)
30.6.3 Gebruik van het houtskool
Afbeelding 189 Spreiding van de 30 meilers over het terrein
Er lijken een paar dichtere concentraties te zijn in het noordelijke deel van het terrein en pal ten zuiden daarvan. In de zuid-westhoek zitten er juist wat weinig. De verschillen zijn niet heel groot. Groenewoudt gaat voor de vrijwel even grote Zutphense meilers uit van ongeveer 100 kg houtskool per meiler 99. Dat betekent voor de Achterste Steenberg maar 700 kg houtskool per hectare en dat over de hele periode. Joosten rekent voor eikenhakhout met 1 a 10 ton houtskool per periode van 15 jaar 100. Na 15 jaar was het hakhout weer genoeg gegroeid om opnieuw te worden geoogst. Dat zou echter 10 a 100 meilers per ha. per 15 jaar hebben opgeleverd. Van eikenhakhout voor houtskoolproductie lijkt op de onderzochte locatie dus geen sprake. Dan hadden er immers veel meer meilers moeten zijn.
30.6.2 Grootte van de meilers De meilers zijn typisch tussen de 80 cm en 180 cm in doorsnede. Daarbij lijkt sprake van twee groepen. Het histogram toont een piek van meilers met een doorsnede van 80 a 100 cm en een tweede piek bij 140 tot 160 cm. Wellicht is er daarbij zelfs sprake van een zekere concentratie van de grotere meilers in het westelijk deel van het terrein. Een simpele verklaring daarvan kan zijn dat op de plek van de kleine meilers, iets dieper ontgrond is, zodat alleen de bodem resteert. Gemiddeld zijn de meilers 127 cm in doorsnede. Er zijn 9 kleine meilers van ca. 90 cm, 19 grote van ca 140 cm en 2 van uitzonderlijk grootte van iets meer dan 180 cm. In Zutphen waren de meilers tussen de 100 en 150 cm in doorsnede, meestal 120 cm101.
In Apeldoornse context ligt het voor de hand te veronderstellen dat het houtskool is gebruikt bij ijzerproductie. Verspreid over de gemeente liggen honderden ijzerkuilen waaruit in de vroege middeleeuwen klapperstenen zijn gewonnen waaruit door middel van kleine oventjes ijzer werd gewonnen. Her en der zijn de resten van deze industrie terug te vinden in de vorm van ijzerslak. In de buurt van Radio Kootwijk zijn geen ijzerkuilen of slak bekend. Mogelijk komt daarin binnenkort verandering: Op dit moment wordt een nieuwe archeologische waardenkaart gemaakt door Robert van Heeringen. Onderdeel daarvan is bestudering van het nieuwe Actuele Hoogtebestand. Bij dit onderzoek zijn al zo’n 3000 (ijzer) kuilen gevonden103. Joosten veronderstelt in haar proefschrift over historische ijzerproductie, dat de verhouding tussen houtskool en erts 1 : 2 is 104 (gewichtsverhouding). Met de nodige slagen om de arm veronderstelt ze een erts, slak, ijzer verhouding van 1.9 : 1 : 0.5. (Dat komt neer op een rendement van 26% ijzer uit het erts)105 Uitgaande van 100 kg houtskool per meiler, was één meiler genoeg om 200 kg erts te verwerken, wat ruim 50 kg ijzer op zou moeten leveren.
30.6.4 Lokaal meetsysteem en GPS De locatie van de sporen is op 3 manieren gemeten: • Met de GPS ontvanger [type GARMIN, Etrex. Nauwkeurigheid 3 a 4 meter] • Binnen een lokaal meetsysteem, uitgezet met jalons, hoekspiegel en 50 meterlint • Met nauwkeurige GPS door de gemeente Apeldoorn (deels). De gegevens van de laatste meting zijn niet beschikbaar.
102
B. Groenewoudt, 2008. Blz. 277
99
Groenwoudt, 2008. Blz. 281.
103
Mondelinge mededeling Robert van Heeringen 2012.
100
Joosten, 2004. Blz. 91.
104
Joosten, 2004. Blz. 91.
101
B. Groenewoudt, 2008. Blz. 277.
105
Joosten, 2004. Blz. 82.
310
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 190 Kaart van BAAC met de proefsleuven en daarop geprojecteerd de gevonden meilers.
De dubbele meting biedt de mogelijkheid om de nauwkeurigheid van de metingen tegen elkaar af te zetten. De grafiek geeft keurig de verwachte verdeling met verschillen tussen de GPS coördinaten en de metingen va het lokale meetsysteem. Typisch bedragen de verschillen een meter. De spreiding is goed te verklaren uit de nauwkeurigheid van de satelliet ontvanger. Als 0-punt voor de handmatige metingen is overigens de GPS coördinaat van dat 0-punt gebruikt. Belangrijker is dat door de dubbele meting enkele fouten werden ontdekt. Overigens vooral in het overnemen van handgeschreven aantekeningen.
30.6.5 Geen meilers in de proefsleuven Een interessant punt is dat de meilers niet werden gevonden bij het proefsleuvenonderzoek. Achteraf is dat niet heel verwonderlijk: Uitgaande van 4,35 ha. ontgronding en 30 meilers, ligt er gemiddeld 1 meiler per 1450 m2. In de 2 proefsleuven met een totaal oppervlak van 2000 m2 hadden dus statistisch gezien 1 a 2 meilers moeten zitten. De steekproef was hiervoor blijkbaar aan de krappe kant. De kaart van BAAC met de proefsleuven toont dat het inderdaad mogelijk is om 500 meter proefsleuf te graven, en net geen meiler te raken. In de proefsleuven registreerde BAAC 11 sporen. In 6 gevallen ging het om natuurlijke verstoringen, in 2 gevallen om recente sporen, in 3 gevallen om “laag”. Het totale terrein is 22 keer zo groot als de proefsleuven. Dat zou overeen komen met 242 sporen. De AWA registreerde er 84, wat overeenkomt met 35%..Dit lage percentage komt omdat bewust vrijwel geen van de natuurlijke sporen is ingemeten.
30.7 Bijlagen 30.7.1 Overzicht van beschikbare opgravingsdocumentatie In het digitale archief van de AWA zijn naast deze rapportage aanwezig van het onderzoek • Dagrapporten van de dagen 8-10-2011, 25-3-2012, 14-4-2012, 28-4-2012, 15-52012, 12-6-2012 en 23-6-2012 • Kleine 300 foto-s. Vooral van de sporen, vondsten en een aantal “actiefoto’s”. • 7 handgetekende kaartjes met daarop het uitgezette meetsysteem en de sporen • 8 digitale kaartjes met de GPS locaties • Een Excel lijst met alle sporen, hun maten, GPS-locaties en foto-nummers • Een aantal documenten waarop gegevens worden geïntegreerd. In het papieren archief zijn prints van de dagrapporten aanwezig en krantenknipsels.
30.7.2 Locatie van de vondsten • •
30.7.3 Publicatie van het onderzoek • •
•
De vondsten van de veldkartering zijn opgestuurd naar BAAC en (nog) niet terugontvangen. De monsters en de vondsten van het onderzoek worden bewaard in het Archeologisch depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw.
Van de veldkartering en het proefsleuven onderzoek is door BAAC een rapport opgesteld. Zie M. Kooi, 2011. In de Stentor, Apeldoornse Courant is n.a.v. de sporen op 14-4-2012 een artikel opgenomen. Zie: http://www. destentor.nl/regio/apeldoorn/10851638/Houtskoolbranderij-ontdekt-op-Veluwe.ece Het onderzoek is opgenomen in de Hunnepers over 2012 van begin 2013.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
311
Overzicht van meilers
Maten
Spoor nr.
X
Y
Beschrijving
1e
spoor 01
185.444
466.387
Meiler; Zwarte ring
spoor 02
185.340
466.408
spoor 06
185.112
spoor 15
Diepte Huidig
Oorspr.
150
24
64
Meiler; Vage cirkel
180
40
80
466.386
Meiler; Zwart vlak
142
185.154
466.387
Mogelijk meiler. Houtskool spikkels
150
10
50
spoor 26
185.203
466.459
Meiler; Zwart vlak
150
12
52
spoor 29
185.174
466.494
Meiler; Zwart vlak
120
12
52
spoor 30
185.202
466.520
Meiler; Zwarte ring
140
25
65
spoor 31
185.168
466.537
Meiler; Vage cirkel. Mogelijk dubbel gebruikt. Diepte 17 en 34
160
34
74
spoor 32
185.161
466.546
Meiler; Vage cirkel
120
20
60
spoor 35
185.198
466.550
Meiler; Vage cirkel
140
18
58
spoor 38
185.234
466.409
Meiler; Vage cirkel
140
20
60
spoor 41
185.286
466.484
Meiler; Zwarte ring
170
10
50
spoor 43
185.316
466.486
Meiler; Zwarte ring
140
10
50
spoor 44
185.307
466.463
Meiler; Vage cirkel. Mogelijk dubbel gebruikt. Diepte 15 en 59
140
59
99
spoor 48
185.299
466.414
Meiler; Vage cirkel
130
31
71
spoor 49
185.321
466.403
Meiler; Vage cirkel
150
36
76
spoor 53
185.335
466.429
Meiler; Zwarte ring
130
25
65
spoor 55
185.343
466.398
Meiler; Zwart vlak
75
7
47
spoor 59
185.364
466.419
Meiler; Zwart vlak
95
10
50
spoor 60
185.371
466.384
Meiler; Zwart vlak
90
10
50
spoor 62
185.416
466.405
Meiler; Zwart vlak
105
10
50
spoor 67
185.494
466.388
Meiler; Zwarte ring
120
16
56
spoor 73
185.509
466.342
Meiler; Zwarte ring
125
15
55
spoor 74
185.508
466.338
Meiler; Zwarte ring
80
7
47
spoor 75
185.308
466.613
Meiler; Zwart vlak
80
8
33
spoor 76
185.301
466.613
Meiler; Vage cirkel
120
24
49
spoor 77
185.321
466.606
Meiler; Vage cirkel
110
24
49
spoor 80
185.315
466.558
Meiler; Vage cirkel
70
15
40
spoor 81
185.340
466.551
Meiler; Zwarte ring
130
19
44
spoor 82
185.338
466.563
Meiler; Vage cirkel
110
30
55
spoor 83
185.343
466.575
Meiler; Vage cirkel; Dubbel gebruikt. Diepte 25 en 50 cm
190
150
50
75
Min
70
75
7
33
Max
190
150
59
99
Gemiddeld
127
113
21
58
312
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
2e
75
Afbeelding 191 Spoor 1
Afbeelding 192 Spoor 2
Afbeelding 193 Spoor 6
Afbeelding 194 Spoor 26
Afbeelding 195 Spoor 29
Afbeelding 96 Spoor 30
Afbeelding 197 Spoor 31
Afbeelding 198 Spoor 32
Afbeelding 199 Spoor 35
Afbeelding 200 Spoor 38
Afbeelding 201 Spoor 41
Afbeelding202 Spoor 43
Afbeelding 203 Spoor 44 [Onduidelijk]
Afbeelding 204 Spoor 48 [ploegsporen]
Afbeelding 205 Spoor 49
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
313
Afbeelding 206 Spoor 53
Afbeelding 207 Spoor 55
Afbeelding 208 Spoor 59
Afbeelding 209 Spoor 60
Afbeelding 210 Spoor 62
Afbeelding 211 Spoor 67
Afbeelding 212 Spoor 73
Afbeelding 213 Spoor 74
Afbeelding 214 Spoor 75 met ploegspoor
Afbeelding 215 Spoor 76
Afbeelding 216 Spoor 77 met ploegspoor
Afbeelding 217 Spoor 80. Mogelijk meiler
Afbeelding 218 Spoor 81
Afbeelding 219 Spoor 82
Afbeelding 220 Spoor 83
314
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
31 Uddel Oude dijk 31.1
Inleiding en administratieve gegevens
Inleiding
Bij de bouw van een nieuwe woning vond een van de bouwvakkers een grote natuursteen met een komvormig gat daarin. Een napjessteen. Nader onderzoek van het perceel leverde een tiental prehistorische scherven, een aantal vuurstenen artefacten en een natuurstenen slijpsteen op.
Code
UDO
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Uddel Locatie Oudedijk 10 Coördinaten: 180.500, 475.375 180.500, 475.600 180.680, 475.425 180.650, 475.600
Uitvoerder
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Gemeentelijke archeologische dienst Apeldoorn
Datum onderzoek
8-5-2009, 16-6-2009, 30-6-2009, 1-7-2009
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn Rapporteur Chris Nieuwenhuize, Janneke Zuyderwyk
Vondsten
Universiteit Leiden (?)
31.2 Onderzoek
31.2.2 Locatie
31.2.1 Aanleiding
De locatie ligt in de uiterste noordwest hoek van de gemeente Apeldoorn aan de Oudedijk in Uddel.
Aan de Oudedijk 10 in Uddel was enkele jaren voor het onderzoek een boerderij afgebroken. Begin 2009 werd gestart met de voorbereiding van de bouw van een nieuwe woning. Daarvoor werd onder andere een sleuf voor een rioolbuis gegraven. Bij de aanleg van de rioolbuis werd een grote natuursteen (ca. 30 cm) gevonden met daarin een kunstmatige holte van ca. 8 cm. Behalve de ene holte toont de steen geen aanwijzingen van bewerking. In de literatuur wordt een dergelijke steen een napjessteen genoemd. De vondst werd door de vinder gemeld bij de AWA. Dat was aanleiding voor verder onderzoek.
Afbeelding 221 Napjessteen, gevonden aan de Oude dijk in Uddel (UDO-0-23)
Coördinaten van het onderzochte gebied: 180.500, 475.375 180.500, 475.600 180.680, 475.425 180.650, 475.600
31.2.3 Periode van het onderzoek Het onderzoek vond plaats op 4 afzonderlijke dagen: 8-5-2009, 16-6-2009, 30-6-2009, 1-7-2009
31.2.4 Betrokkenen bij het onderzoek Betrokken bij het onderzoek waren 1. Ben Teule 2. Bert Toeter 3. Chris Nieuwenhuize 4. Coby Teule 5. Jan Kleinen 6. Janneke Zuyderwyk (gemeente archeoloog) 7. Gerard Heij 8. Gijsbert Jansen 9. Hans van Doorn 10. Harry Schotman 11. Huib de Kruijf 12. Margriet Winter 13. Patrick de Keijzer
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
315
Afbeelding 222 Kadastrale kaart uit 2010 met daarop in blauw het onderzochte terrein. De afgebroken woning is niet aangegeven.
De eigenaar van de woning en het aangrenzende perceel 14. Egbert Jan van Bel
nauwkeurigheid zal in die gevallen in de orde van 25 meter zijn geweest.
De vinder van de napjessteen 15. Dirk van Maanen uit Barneveld
Vervolgens is het hele perceel opnieuw afgelopen. De maïs was op sommige plekken al flink hoog (halve meter). Op andere plekken nog steeds nauwelijks opgekomen.
31.2.5 Omstandigheden rondom het onderzoek Naar aanleiding van de vondst van de napjessteen is ook vervolgonderzoek uitgevoerd op de maïsakker die rond het bouwperceel lag. Door de welwillendheid van de eigenaar kon uitgebreid gezocht worden. Zelfs de maïs mocht op enig moment het veld ruimen.
De meeste scherven zijn ter plekke van een piketpaaltje voorzien.
31.3 Resultaten
Tenslotte zijn door de gemeentelijke archeologische dienst in het oostelijk deel van de akker, drie proefsleuven gegraven met hulp van de universiteit van Leiden die op dat moment elders in Apeldoorn bezig waren met het grafheuvelproject.
31.3.1 Aanpak
31.3.2 Observaties
De ongeveer 2 hectare grote akker rond het huis werd afgezocht. Deze was ingezaaid met net opkomende maïs.
Bij de eerste keer dat de akker werd afgelopen werden vier prehistorische scherven, bewerkt vuursteen (geen werktuigen) en een heleboel natuurlijke vuursteen gevonden.
Daarnaast werd door Janneke net ten oosten van de woning een raai boringen gezet. De locatie van de boringen en van een deel van de vondsten werd met de GPS ontvanger ingemeten (gemeten nauwkeurigheid 5 a 6 meter). Halverwege gaf de GPS ontvanger de geest.
De tweede keer werden acht prehistorische scherven gevonden en een heleboel natuurlijke vuursteen. Ook mogelijk wat bewerkt vuursteen (afval). Het meeste aardewerk lag aan de oostelijke kant.
Twee weken later zijn de vondsten deels opnieuw met de (nieuwe) GPS ingemeten. Waar de vondstplek niet meer precies was terug te vinden was dat ietwat globaal. De
316
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Aan de oostelijke kant werd ook een grote natuursteen [grofweg 30 cm] gevonden, die de vorige keer ook al was opgemerkt maar die nu pas werd herkend als een maal- of
Afbeelding 223 Verspreidingskaart van de verzamelde vondsten. Locatie opgemeten met GPS ontvanger.
slijpsteen (holle binnenkant). Naast de napjessteen was dat dus de 2e grote bewerkte natuursteen en een goede indicatie van een nederzetting. Het erf en akker lagen op een grote langgerekte rug van dekzand. Uit een gezette boorraai bleek dat het bodemprofiel deels nog redelijk intact was. Onderaan de rug nog met B horizont, bovenop BC. In het daaropvolgende proefsleufonderzoek werden helaas niet de sporen gevonden die voldeden aan de hooggespannen verwachting. De eerste sleuf in het midden (op het hoogste punt) liet weinig tot geen sporen zien. Mogelijk is hier toch al teveel van de bodem verploegd of op een andere manier verstoord. Omdat uit de boringen (b)leek dat lager, naar de weg (zuidelijker) toe nog wel meer van de bodem bewaard was, is daar de tweede sleuf getrokken. Toen bleek dat wat in de boringen een onverstoorde bodem leek eigenlijk een deel van de oude bodem was die in zijn geheel in diverse greppels was geschept. Ernaast waren ook nog diverse schepsporen te zien. De bodem was op deze manier dus verstoord, mogelijk al in de late Middeleeuwen. Verrassend was dat ook in de oude bodem in de greppels geen aardewerk of vuursteen is gevonden. Ook niet met zeven. Onder een zone met schepsteken werd één spoor
gevonden dat mogelijk ouder was. Het bevatte alleen houtskool. Tenslotte is de derde sleuf meer naar het noorden gegraven. Daar was de bodem niet zo erg verstoord maar de sleuf bevatte geen sporen of vondsten.
31.3.3 Opgravingskaart Van de los verzamelde vondsten is een verspreidingskaart gemaakt. Van de proefsleuven zijn geen tekeningen bij de AWA. Mogelijk wel bij de gemeentelijke archeologische dienst.
31.3.4 Profielen Er zijn geen profieltekeningen. Wel is met de guts een beeld van het profiel gemaakt. Zie de vorige paragraaf “observaties”.
31.3.5 Interpretatie van de sporen Twee van de scherven zijn (volgens onderzoekers van Universiteit Leiden) zeer duidelijk potbekers. Te herkennen aan de plastische versiering van banden, met nagelindrukken en opgeduwde vierkantjes (Voor een voorbeeld zie Nederland in de prehistorie106). Het gaat om nederzettingsaardewerk uit klokbeker- of wikkeldraadbekercultuur. Dus te dateren in laat Neolithicum, overgang naar bronstijd (rond
106
Louwe Kooijmans, 2005. Blz. 374 en plaat 26.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
317
2000vChr.) Dit soort aardewerk (zeker niet zulke grote stukken) en nederzettingen worden maar zelden gevonden.
Naast het aardewerk werd ook vuursteen gevonden. Hoewel er behoorlijk wat natuurlijk gebroken vuursteen aanwezig was viel het aantal bewerkte stukken tegen. Een mooie vondst was een kling. Waarschijnlijk nog niet gebruikt als werktuig, daar zijn geen bewerkingssporen van. Maar wel zorgvuldig geprepareerd om de kling zo af te slaan. Daarnaast nog twee mogelijke kernstukken, waarvan 1 verbrand en een mogelijk afvalstukje.
De andere scherven zijn wat minder duidelijk, zouden eventueel uit een andere periode kunnen stammen (geopperd zijn ijzertijd, late bronstijd of juist midden-neolithicum). Maar gezien de magering (steengruis steekt niet uit) is het onversierde stukje meest waarschijnlijk ook laat neolithisch.
31.3.6 Datering
Dit komt overigens ook goed overeen met de datering van veel napjesstenen. Alle vondsten zouden dus uit eenzelfde tijd, laat Neolithicum, vroege bronstijd kunnen stammen.
Enkele versierde scherven werden door de Universiteit van Leiden gedateerd in laat Neolithicum, vroege bronstijd.
31.3.7 Vondstenlijst Vondstenlijst veldkartering Code
UDO; code gemeente 35883
Datum
7-7-2009
Locatie
Gemeente Apeldoorn Uddel Oude Dijk 10
Code
Omschrijving
Soort
Aardewerk Rand
UDO-0-1
Aardewerk
HG
UDO-0-2
Vuursteen
VS
UDO-0-3
Vuursteen
VS
UDO-0-4
Aardewerk
UDO-0-5
Vuursteen
VS
UDO-0-6
Vuursteen
VS
UDO-0-7
Aardewerk
HG
UDO-0-8
Vuursteen
VS
UDO-0-9
Aardewerk
HG
UDO-0-10
Vuurstenen VS kling
UDO-0-11
Aardewerk
HG
UDO-0-12
Vuursteen
VS
UDO-0-13
Aardewerk
HG
UDO-0-14
Aardewerk
HG
UDO-0-15
Aardewerk
HG
UDO-0-16
Aardewerk
HG
318
Overig
Wand
Maten in mm L
1
Br
Gew. Ho
Coördinaten
Gr
Details
40
40
8,5
180.617
1
20
12
7
180.505 475.454
1
18
11
3
180.517
39
29
6
Losse vondst
1
26
20
6
180.511
475.515
1
26
17
4
180.493
475.423
43
36
8
180.663
475.478 magering kiezel
37
20
20
180.661
475.438 verbrand
50
41
12
180.648 475.526 Versierd met vierkantjes
54
20
4
180.669 475.462
50
48
10
180.648 475.474 Randfragment, magering kiezel, versierd met ”banden”
29
13
6
Losse vondst
1
40
29
7
180.516
1
34
29
6
180.604 475.526 Magering fijn kiezel (?)
37
24
7
180.657
475.435 Randfragment (?), kiezelmagering
31
27
7
180.553
475.485 Wandfragment, kiezelmagering
1
1 1 1 1 1
1
1 1
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
475.485 Nagelindrukken (4 maal), magering potgruis (?)
475.495 Gedraaid. Middeleeuws (?)
475.423 Wandfragment
UDO-0-17
Aardewerk
HG
UDO-0-18
Aardewerk
HG
UDO-0-19
Aardewerk
HG
UDO-0-20
Aardewerk
HG
UDO-0-21
Vuursteen
VS
UDO-0-22
Vuursteen
1
31
14
7
180.660 475.464 Afwijkend baksel (geen magering te zien)
61
40
10
180.616
475.470 Randfragment, grove kiezelmagering
1
18
15
9
180.529
475.493
1
40
24
7
180.660 475.472 rood
1
22
10
2
180.657
475.480
VS
1
24
23
14
180.616
475.411
UDO-0-23
Napjessteen NS
1
305 150 90 3640
180.583
475.417 Kuiltje 75*65 mm, diepte 21 mm.
UDO-0-24
Slijp- of maalsteen
1
320 205 85
180.662
475.480 Uitgesleten, grootste diepte tov rand 20 mm
1
NS
verbrand
Afbeelding 224 Enkele gevonden scherven uit Uddel (UDO-0-1, UDO-0-9, UDO-0-11)
31.4 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies We zijn nog in afwachting van Leidse conclusies
31.5 Historische achtergrond 31.5.1
(voor 3000 v. Chr.) lijkt voor de napjesstenen het meest waarschijnlijk”. Om vervolgens op te merken “… de datering en functie van de napjesstenen blijft hoogst onzeker”
Historisch kaartmateriaal
Het terrein ligt in het Uddelerveen, een nat gebied ten noordoosten van Uddel. De Oude dijk zal daarvan een stuk hebben afgebakend zodat dat ontwaterd kon worden. In de 19e eeuw werd veen gewonnen in het gebied.
31.5.2 Archief en literatuur verwijzingen Meer informatie over napjesstenen is te vinden in het boek van Haarsma107. Daaruit wordt duidelijk dat de achtergrond van de stenen niet makkelijk te duiden is: “Geen van de ongeveer 80 in Drenthe en Noord Overijssel gevonden exemplaren stamt uit een bekende archeologische samenhang” Omtrent de datering wordt vermeld: “Vroeg neolithische of oudere datering Afbeelding 225 Kadastrale kaart uit 1832 met daarop aangegeven het onderzochte perceel. De oude 107
Haarsma, 1979. Blz. 11-13.
dijk is een goed herkenningselement.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
319
31.5.3 Historische afbeeldingen en foto’s
•
Een foto van de voormalige boerderij bevindt zich in de beeldbank van het Apeldoorns Archief onder nummer GA-018404.
•
31.5.4 Eerdere onderzoeken In het Rijksmuseum van Oudheden zijn twee halsringen uit de vroege ijzertijd (800 – 500 v. Chr.) afkomstig uit het Uddelerveen. Referentienummers BI c 583 en BI c 584. Een verhandeling over beide halsringen is opgenomen in Westerheem, de periodiek van de AWN108. Volgens deze publicatie zijn de halsringen al voor 1859 gevonden.
Mede op basis van bovenstaande rapportage (versie 0.30) is door Robert van Heeringen een rapportage opgesteld van dit onderzoek109. Mede op basis van bovenstaande rapportage (versie 0.30) en genoemde rapportage door van Heeringen is door de Sectie Archeologie van de Gemeente Apeldoorn (SAGA) SAGA-rapport 1 gemaakt: “Na de vondst van de napjessteen” 110.
Afbeelding 226 Twee halsringen gevonden in het Uddelerveen
31.6 Synthese/conclusies De vondst van 2 grote voor menselijke activiteiten gebruikte natuurstenen, prehistorische scherven en vuurstenen artefacten, wijzen op menselijke activiteit in het Neolithicum of vroege bronstijd, Grondsporen werden helaas niet gevonden.
31.7 Bijlage 31.7.1 Opgravingsdocumentatie Van de opgraving zijn digitaal beschikbaar • De gegevens van de eerste vondstmelding door dhr, Van Maanen • 4 dagrapporten van de onderzoeken • 3 foto’s van het veldlopen • Een cultuurhistorisch rapport van de omgeving • Een vondstenlijst • 49 foto’s van 24 vondsten
31.7.2 Vondsten De vondsten zijn in 2009 voor onderzoek opgestuurd naar de universiteit van Leiden en pas in 2012 teruggekeerd. Ze worden nu bewaard in het ACEC gebouw.
31.7.3 • • •
108
320
Publicatie van het onderzoek
De vondst en het onderzoek zijn gepubliceerd in de Hunnepers van december 2009. Een deel van het artikel en foto uit Hunnepers werden overgenomen door Westerheem in april 2010 (Blz. 86). In Augustus 2010 (Blz. 162)verscheen een artikel over vergelijkbare vondsten in Westerheem waarbij de vondst uit Uddel opnieuw werd genoemd.
Westerheem 1975. Blz. 150-155.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
109
R.M. van Heeringen, 2012.
110
M. Parlevliet en J. Zuyderwyk, 2012
32 Hoog Soeren IJzertijd urn 32.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Besmeten urn. Type Harpstedt. Met crematieresten en enkele scherven als bijgift
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Hoog Soeren Locatie Bosperceel Coördinaten 188.946, 470.404 +/- 10 m.
Vinder
Medewerkers defensie
Melder
Idem.
Gemeld bij
Bert Toeter van gemeente Apeldoorn
Datum van melding
7-2-2002
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn Rapportage door Chris Nieuwenhuize, Gerard Heij en Jan Weertz
Huidige locatie vondst
Depot gemeente Apeldoorn in ACEC gebouw
32.2 Beschrijving
32.3 Context
De urn is ongeveer 27 cm hoog en de rand is 26 cm breed. De hoogte is niet overal gelijk (maar dat kan ook komen omdat de restauratie door wat ontbrekende stukken lastig was)
32.3.1 Betrokkenen
Opvallend is de rand met vingerafdrukken, de gladde rand/ hals en de besmeten onderste helft. De urn is voor ongeveer 75% compleet. De ontbrekende delen lijken grotendeels bij het opgraven verdwenen te zijn, want de breuken zijn vooral vers. Het resterende gewicht van de urn is ongeveer 2200 gram. Van de bijgaven resteren 3 scherven van een ander, roder baksel. Waarschijnlijk van een klein potje. De crematieresten zijn voor niet-specialisten moeilijk te herkenbaar. Herkenbaar en opvallend is een dijbeenkop. Het resterende gewicht van het botmateriaal is 160 gram. De urn is van het type Harpstedt111. Zie ook112. Afbeelding 227 Urn gevonden in Hoog Soeren met
De urn is gevonden door medewerkers van defensie van de EOD (Explosieven Opruimings Dienst). Namens de EOD belde 1. Jan Lucas Betrokkenen van de gemeentelijke archeologische dienst 2. Jan Weertz 3. Maarten Wispelwey Betrokkenen bij vervolgonderzoek van de AWA 4. Bert Toeter 5. Chris Nieuwenhuize 6. Gerard Heij 7. Harry Schotman 8. Michael Hulsebos
32.3.2 Omstandigheden van de vondst Rondom Hoog Soeren wordt in de bossen door defensie naar munitie uit de tweede wereldoorlog gezocht. Deze actie is al vanaf eind jaren 90 gaande en zou zeker 10 jaar duren. Een gebied van vele tientallen hectares werd in de tweede Wereldoorlog door de Duitsers als munitie depot gebruikt. Aan het eind van de oorlog zijn de opslagplaatsen opgeblazen, terwijl resterende munitie in de periode vlak na de oorlog op een weinig zorgvuldig manier in springgaten tot ontploffing werd gebracht. Per saldo ligt over een groot gebied verspreid nog veel intacte munitie. Daarnaar wordt gezocht met metaal detectoren.
crematieresten en bijgift
111
Louwe Kooijmans, 2005. Blz. 637, 641; Plaat 40A (na blz. 560)
112
Verlinde, 2010. Blz. 43-45.
Wanneer een concentratie aan munitieresten wordt gevonden, wordt ter plaatse met een graafmachine de grond verwijderd, die wordt uitgespreid en vervolgens met de detector verder onderzocht. Bij een dergelijke actie werden resten van aardewerk en van verbrand bot gevonden.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
321
Afbeelding 228 Kadastrale kaart (2010) van Hoog Soeren met daarop aangegeven de vindplaats van de urn (rode cirkel met doorsnede van 10 meter)
Bert Toeter van de gemeente Apeldoorn en lid van de AWA werd gewaarschuwd en heeft diezelfde dag nog de gevonden resten veilig gesteld. In de tweede helft van de week heeft defensie de munitie verwijderd zodat de AWN in het weekend kon kijken of er nog meer resten te vinden waren. Meteen na de vondst was al onderzoek gedaan door Jan Weertz en Maarten Wispelwey van de gemeentelijke archeologische dienst van Apeldoorn.
32.3.3 Moment van de vondst De urn werd gevonden op 7-2-2002. Het vervolgonderzoek door de AWA vond plaats op zaterdag 16-2-2002.
32.3.4 Locatie De plaats is bepaald met de GPS ontvanger. Coördinaten: 188946 bij 470404 met een nauwkeurigheid van ongeveer 10 meter. Enkele tientallen meters ten noorden van de locatie ligt een door de ROB gerestaureerde grafheuvel. De locatie zelf is een bosperceel. Bij het vervolgonderzoek werden nog enkele scherven gevonden die niet waren verstoord door het munitieruimen. Ze lagen vlak onder het maaiveld. De urn is dus niet diep begraven geweest toen hij werd gevonden. De locatie ligt ongeveer op de top van de Veluwse stuwwal, net ten oosten van Hoog Soeren op een hoogte van ca. 84 m boven NAP (bron www.ahn.nl; nauwkeurigheid enkele meters)
322
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
32.3.5 Observaties Ter plaatse was door de munitieruimers een kuil gegraven met een diepte van ca. 0.5 meter, en een omvang van ongeveer 3 bij 3 meter. Daarnaast lag een hoop grindrijk, geel zand en een enorme hoop (zeker 10 m3) zwarte grond die over een groter terrein was verwijderd. De resten waren oorspronkelijk aangetroffen in de kuil. Kort na de vondst onderzochten Jan Weertz en Maarten Wispelwey de locatie. Bij het onderzoek werd het grindrijke zand dat uit de kuil was verwijderd op de aanwezigheid van aardewerkscherven en botresten onderzocht. Dit leverde nog een aantal scherven en botresten op. Ook werd het profiel van de kuil opgeschoond en werd een vlak aangelegd. Hierbij werden eveneens aardewerkscherven aangetroffen. Bij het aanleggen van het vlak kwamen ook botresten tevoorschijn. De aardewerkscherven (Vroege IJzertijd; grote en kleine fragmenten) hadden zowel recente als oudere breukranden [N.B. Voor het grootste deel verse breuken; de pot moet grotendeels compleet zijn geweest toen hij werd opgegraven. CN.] en ze bevonden zich niet in een concentratie bij elkaar maar lagen ongeveer in een cirkel met een straal van 2½ meter. Op de locatie werden geen sporen van een grafkuil aangetroffen. Er was sprake van een verstoorde context waarbij de vondsten verspreid over een groter oppervlak en al direct onder de zode werden aangetroffen.
Enkele dagen na de vondstmelding onderzocht de AWA de vondstplek. Het gele zand werd helemaal afgegraven en voor een klein deel gezeefd wat 1 enkele scherf en verschillende botfragmenten opleverde. Totaal zijn 200 schoppen (geteld) zand gezeefd.
In het Rijksmuseum van Oudheden zijn ook twee urnen uit het Vanenbosch – het bosperceel onmiddellijk ten oosten van de vindplaats - in Hoog Soeren. Een van het type Harpstedt, een beetje verfomfaaid en gerestaureerd en een tweede van een iets afwijkende vorm115.
Aan de zuidkant van de kuil is deze vergroot. Over een klein oppervlak bleek de ondergrond niet verstoord door het recente graafwerk. Ter plaatse, vlak onder het oppervlak, werden nog enkele scherven en verbrand bot gevonden. Ook waren er sporen van houtskool. Ook de hoop zwarte grond is voor een groot deel afgegraven en voor een klein deel gezeefd. Dat leverde 1 enkele scherf op. Tenslotte is met de metaaldetector gezocht. Behalve munitiefragmenten leverde dat niets op. De metaaldetector reageerde ook niet op de gevonden scherven (wat bij sommige soorten aardewerk wel het geval is).
32.4 Datering De urn is van het type Harpstedt. Dit type wordt gedateerd in de vroege tot midden IJzertijd [750 – 250 v Chr.]
32.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Frits Laarmans (ROB) heeft de botten onderzocht. Hij concludeerde dat delen van het botmateriaal minder goed en dat daarnaast andere delen weer wel goed doorbrand waren. Het ging om fragmenten van het schedeldak, het bekken en delen van een rib, ruggenwervel, ellepijp, onderbeen en knieschijf.
32.6
Historische context
In “Geschiedenis van Apeldoorn” staat een identieke urn, ook afkomstig uit Hoog Soeren, afgebeeld113. Deze urn is vermoedelijk dezelfde als afgebeeld in Collectie Gelderland uit het Apeldoornse museum CODA waarvan hieronder twee afbeeldingen114. (On-line raadpleegbaar via collectie Gelderland http://www.collectiegelderland.nl/musea/codamuseum/ voorwerp-V00077).
Afbeelding 230 Twee urnen in het Rijksmuseum van Oudheden afkomstig uit Hoog Soeren
In het museum CODA is een foto van 29 maart 1900 van een opgraving in het Vanenbosch bij Hoog Soeren116. Het bijschrift bij de foto stelt: “Foto van de opgraving van urnen in het Vanenbosch (Soeren), gedaan door het bestuur van Felua 29 maart 1900. Er werden 6 urnen gevonden, waarvan 3 zo goed als gaaf. Deze opname geschiedde door de heer Van Steijn, Intendant Kon. Paleis. Op de foto: staande van links naar rechts: met jas en bontkraag - Gulian Tutein Nolthenius (Opper houtvester Paleis Het Loo) (a) daarnaast met bolhoed - Ds. Heldring (Voorzitter Felua) (b) daarnaast leunend op de schop - H.P.J. Tutein Nolthenius (Burgemeester) (c) daarnaast met handen in de zak - D.C.L. Neelmeijer (Hoofd Koningschool) (d) zittend met bolhoed - W. Bas Backer (Notaris te Zwolle) (e) staande met uniformpet - Overste Heldring (f). Uit: Album IV van burgemeester Tutein Nolthenius.”
Afbeelding 231 Opgraving van 6 urnen in het Vanenbosch in Hoog Soeren Afbeelding 229 Vrijwel identiek urn in museum CODA in Apeldoorn,
op 29 maart 1900. Foto Museum CODA
vermoedelijk eveneens uit Hoog Soeren
113
Kemperink 1993. Blz. 39.
115
RMO, e 1906/10.11 en e 1906/10.12
114
CODA Museum. 1186-V00077
116
CODA Museum, 1186-P07105
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
323
Het is niet ondenkbeeldig dat zowel de urn uit CODA als de urnen uit het RMO uit deze opgraving afkomstig zijn. In elk geval is het zeer aannemelijk dat deze drie en de gevonden urn allemaal uit hetzelfde grafveld afkomstig zijn. Hulst en Verlinde hebben de vondst opgenomen in hun publicatie over De Grafvelden en grafvondsten op en rond de Veluwe van de Late Bronstijd tot in de Midden-Ijzertijd. Zij beschrijven een urnenveld van 100 bij 40 meter waar in de loop van de hele 20e eeuw urnen zijn gevonden, o.a. in 1906, 1924 (of eerder, museum Nairac), in 1930 (Moerman), in 1936 (Van Giffen). In 1988 is onderzoek gedaan door de ROB. Een kaart van de opmetingen is opgenomen in de publicatie. Tot op een afstand van ca. 150 meter liggen grafheuvels uit het Neolithicum/Bronstijd. In de catalogus zijn 6 vondsten van de locatie opgenomen (G211-214, 330 en 331). De vier eerste zijn afgebeeld. De hier beschreven urn (G331) is niet afgebeeld.
32.7 Bijlage 32.7.1 Documentatie Van de vondst zijn: • 2 dagrapporten (een van Gerard Heij en een van Chris Nieuwenhuize) • Een rapport van Jan Weertz • Een persbericht • Enkele digitale foto’s van de urn, de inhoud en een van tijdens de restauratie. Deze zijn allemaal in beheer bij de AWA.
32.7.2 Locatie nu
De urn staat in een vitrine in het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw. De crematieresten zitten in een wekfles en de niet ingepaste scherven en bijgift in een plastic bakje, allen in dezelfde vitrine.
32.7.3 Publicatie De vondst is gepubliceerd in: • Spoorzoeken onder het Maaiveld; Een uitgave naar aanleiding van het 40 jarig bestaan van AWN-18117. • Hunnepers 2002 • Jaarverslag 2002 van de Stichting Archeologische Monumentenwacht Nederland. • Westerheem 2003. blz. 220. • De Grafvelden en grafvondsten op en rond de Veluwe van de Late Bronstijd tot in de Midden-Ijzertijd118.
Afbeelding 232 Plattegrond van urnenveld in Hoog Soeren volgens Verlinde en Hulst
117
Dijkstra-Kruit, 2009. Blz. 15
118
Verlinde, 2010. Blz. 149/150 Vindplaats XXX. Blz. 45, 168 Vondst 211-214, 330-331. De laatste is de hier beschreven urn.
324
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
33 Hamelweg musketpistool 33.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
19e eeuws musketpistool
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Hamelweg 26 Coördinaten 193.400, 469.500 193.425, 469.500 193.400, 469.525 193.425, 469.525
Vinder
W. Ellenbroek
Melder
W. Ellenbroek
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
1994
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Archeologische Werkgroep Apeldoorn. Depot ACEC gebouw
33.2 Beschrijving
33.3.3 Moment van de vondst De vondst werd gedaan in 1994
33.3.4 Locatie De vondst werd gedaan aan de Hamelweg 29.
Afbeelding 233 Musketpistool. Gevonden aan Hamelweg 26
De vondst betreft een is een Nederlands legerpistool van het model 1820/42 voor de zware cavalerie. Dit type pistool werd uitgereikt aan onderofficieren en manschappen van eenheden te paard. De gevonden uitvoering is gebruikt tussen 1842 en ca. 1875.
33.3 Context 33.3.1 Betrokkenen De vondst werd gemeld door dhr. W. Ellenbroek.
33.3.2 Omstandigheden van de vondst
Afbeelding 234 Locatie van de Hamelweg 29 in blauw
Coördinaten 193.400, 469.500 193.425, 469.500 193.400, 469.525 193.425, 469.525
33.3.5 Observaties De vondst werd gedaan in geroerde grond.
De vondst werd gedaan bij de aanleg van een carport.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
325
33.4 Datering Het type pistool dateert uit de periode tussen 1842 en ca. 1875.
33.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Robert van Dierendonck heeft de vondst ter determinatie meegenomen naar de ROB en een foto opgestuurd naar het wapenmuseum ter nadere determinatie. Chris Nieuwenhuize heeft een foto van het pistool in februari 2011 gestuurd aan het legermuseum in Delft. De mail werd beantwoord door Drs. Mathieu Willemsen, conservator vuurwapens. Het antwoord was: “Het pistool op de foto’s is een voormalig nederlands legerpistool van het model 1820/42 voor de zware cavalerie. Deze werd uitgereikt aan onderofficieren en manschappen van deze eenheden te paard. De uitvoering zoals u die in de collectie heeft, is gebruikt tussen 1842 en ca. 1875. Ik stuur u hierbij een foto van een dergelijk wapen uit onze collectie ter vergelijking. Mocht u meer achtergrondinformatie behoeven, kunt u altijd bij ons in de bibliotheek komen voor nader onderzoek. Ook het Cavaleriemuseum in Apeldoorn zou u daarmee behulpzaam kunnen zijn. Ik weet niet of er in de 19e eeuw een cavalerie-eenheid in Apeldoorn gestationeerd is geweest? anders zou dit pistool mogelijk daaraan te koppelen kunnen zijn.”
Afbeelding 235 Soortgelijk pistool als dat uit de Hamelweg uit het legermuseum
33.6
Historische context
De Hamelweg ligt in het verlengde van de Ritbroekstraat en Schuttersweg waar volgens Huub Ummels een schietbaan gelegen heeft. Als deze opmerking juist is en het pistool met deze schietbaan samenhangt moet de schietbaan daar hebben gelegen in de tweede helft van de 19e of de eerste
Afbeelding 236 Kadastrale kaart uit 1916. De kavel van de vondst (rode stip) is nog leeg. De weg heet “Bajonet weg”.
326
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
helft van de 20e eeuw. Tot nu toe zijn daarvoor geen historische aanwijzingen gevonden.
33.7 Bijlage 33.7.1 Documentatie Van het pistool is • Een buitengewoon summier (11 regels) rapportje van de vondst • Een e-mail van de expert van het legermuseum • Een aantal foto’s Mogelijk zijn er ook nog gegevens in het papieren archief
33.7.2 Locatie van de vondst nu Het pistool wordt bewaard in het depot van de gemeente Apeldoorn in het ACEC gebouw.
33.7.3 Publicatie van de vondst Niet bekend.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
327
34 Beekbergen Beekbergerwoud, stenen bijl 34.1 Inleiding en administratieve gegevens Beschrijving vondst
Stenen bijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen/Klarenbeek Locatie Beekbergerwoud Coördinaten 198.215, 465.102 +/- 3 m.
Vinder
C. Nieuwenhuize
Melder
C. Nieuwenhuize
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
22-9-2012
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Bij de vinder
34.2 Beschrijving De vondst betreft een stenen bijl.
34.3 Context 34.3.1 Betrokkenen
De maten zijn: • Grootste lengte 94 mm • Grootste breedte 48 mm • Grootste dikte 30 mm
De bijl is gevonden door Chris Nieuwenhuize Elegastgaarde 3 7329 AH Apeldoorn
Aan de achterkant is de bijl beschadigd. De snede is messcherp en volledig onbeschadigd Aan de boven (of onderkant) zijn symmetrisch twee plaatsen met een beschadiging. Aan de onder (of bovenkant) is de bijl over de lengte beschadigd. De zijden zijn vrijwel vlak en onbeschadigd.
De vinder is lid van de AWA.
Peter Schut determineert de bijl als een duntoppige FelsOvalbeil (var. 2AII volgens Schut 1991119). Waarschijnlijk betreft het een kwartsitisch gesteente.
34.3.2 Omstandigheden van de vondst Het Beekbergerwoud was tot de “drooglegging” in 1870 een moerasbos tussen Beekbergen en Klarenbeek. In 2006 is Natuurmonumenten begonnen de weilanden weer om te zetten in natuurgebied. Helaas bleek enkele jaren later de bemeste bovengrond tot een heel andere vegetatie te leiden dan gedacht. In 2012 is besloten tot een uitbreiding waarbij zowel van het nieuwe als oude deel de bouwvoor naar schatting 20 tot 30 cm werd afgegraven. Omdat in 2006 resten van houtskoolwinning werden gevonden (grote cirkels), werd het nieuwe terrein grof afgelopen. Daarbij werden op de eerste dag een stenen bijl en een groot stuk vuursteen gevonden. Naar aanleiding van de vondst is het tientallen hectare grote terrein nauwkeuriger onderzocht. Dat leidde niet meer tot andere prehistorische vondsten, wel tot tientallen plaatsen met houtskoolresten. Daarvan is een aparte rapportage.
34.3.3 Moment van de vondst Afbeelding 237 Verschillende aanzichten van de bijl
119
328
P. Schut, 1991.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De vondst is gedaan op 22-9-2012 en gemeld bij gemeente archeoloog Masja Parlevliet.
34.3.4 Locatie
34.4 Datering
De locatie maakt deel uit van het oorspronkelijke Beekbergerwoud dat in 1869 door de Lierdermark werd verkocht Zoals gezegd begon Natuurmonumenten in 2006 met de aanleg van natuurgebied ter plekke. De locatie waar de bijl is gevonden, ligt in de uitbreiding die in 2012 aan het natuurgebied werd toegevoegd.
Peter Schut dateert dit type bijl als “pre TRB bewoning, hoewel incidenteel ook nog wel in TRB verband worden aangetroffen”.
De locatie is ingemeten met de GPS ontvanger. In het open veld is de ontvangst uitstekend. De coordinaten zijn 198.445, 464.919 +/- 3 meter. De bijl stak net boven het aangelegde vlak uit. Ter plekke resteerde nog tussen de 5 en 10 cm. bouwvoor. Daaronder is geel, wat grindig zand. De bijl stak net uit het vlak (zie foto hierna) en heeft dus waarschijnlijk in de onderkant van de bouwvoor gezeten.
34.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Als expert is via Masja Parlevliet, Peter Schut geraadpleegd. Hij maakte in 1991 een inventarisatie van Gelderse bijlen (P. Schut, 1991). De tekst van zijn e-mail: “De bijl is een duntoppige Fels-Ovalbeil (var. 2AII volgens Schut 1991) Hoewel het een beetje lastig is om het gesteende op basis van foto’s vast te stellen denk ik dat het een kwartsitisch gesteente is. Uit Apeldoorn zijn nog niet veel van deze bijlen bekend. Zij komen vooral voor op de West Veluwe en zijn volgens mij een indicatie voor Midden Neolithische hoogstwaarschijnlijk pre TRB bewoning, hoewel deze incidenteel ook nog wel in TRB verband worden aangetroffen. Een ‘verdwaald’exemplaar komt bijvoorbeeld nog voor in het bronsdepot van Wageningen.”
34.6 Bijlage 34.6.1 Documentatie Van de vondst is • Een summier dagrapportje • 3 foto’s van de vondstlocatie, van het moment van de vondst en van het profiel • Een e-mail van Peter Schut met determinatie gegevens • Een samenvatting van alle gegevens • Een flink aantal foto’s van de bijl
34.6.2 Locatie van de vondst nu De vondst is bij de vinder.
34.6.3 Publicatie van de vondst De vondst is gepubliceerd in de Hunnepers.Jaarverslag over 2012. Gepubliceerd begin 2013. Afbeelding 238 Locatie van de vindplaats van de bijl (blauwe stip). De rode lijn geeft de contour aan van het Beekbergerwoud zoals dat in 1869 werd verkocht en vervolgens ontgonnen.
Afbeelding 239 Bijl in situ en profiel ter plekke (slechte telefoon foto’s)
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
329
35 Beekbergen Herenhul Stenen bijl 35.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Stenen bijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Herenhul Coördinaten 193.200, 465.400 (benadering)
Vinder
Onbekend
Melder
H.J. van de Waardt
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
28-10-2007
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Bij melder
35.2 Beschrijving
35.3.2 Omstandigheden van de vondst Over de omstandigheden is niets bekend.
35.3.3 Moment van de vondst De bijl is gevonden nog voor de A1 is aangelegd tussen 1970 en 1980.
35.3.4 Locatie Volgens de eigenaar is de bijl gevonden in de jaren 70 vlak bij het Herenhul nog voordat de snelweg A1 daar lag. Dat is slechts een ruwe indicatie.
Maten 150 * 79 * 52 mm Het betreft een Fels rechteckbeile die is gemaakt van zogenaamde Helleflint.
35.3 Context 35.3.1 Betrokkenen De vinder is onbekend De vondst is door de vinder geschonken aan H.J. van de Waardt P. de Hoochlaan 96 7312 PN Apeldoorn 055-3554374 Deze bewaart de bijl als decoratie op het toilet waar deze werd aangetroffen door Harry Schotman van de AWA. Afbeelding 240 Ruwe indicatie van de plek waar de bijl gevonden is.
330
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De coördinaten van de locatie zijn 193.200, 465.400 met een nauwkeurigheid van enkele honderden meters. Het maaiveld zal op ongeveer op 39 meter hoogte liggen (via www.ahn.nl/kaart).
35.3.5 Observaties Over de vondst en de omgeving is verder niets bekend.
35.4 Datering Peter Schut (consulent ROB regio oost) veronderstelde een datering in vroeg of midden Neolithicum.
35.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Over de bijl is enige mailwisseling tussen Maarten Wispelwey, gemeente archeoloog van Apeldoorn en Peter Schut consulent bij de ROB regio oost. EMAIL van PETER SCHUT aan MAARTEN WISPELWEY d.d. 9-3-2007 “Het bijlfragment levert toch wel wat interessante vragen op. Op de eerste plaats is het gesteente opvallend. Ik vraag mij af of het een kiezelgeode betreft, maar ik ben geen stenendeskundige. In ieder geval is het een schalie-achtige maar dit gesteente is niet vaak gebruikt voor bijlen. Zeker niet voor Fels-Ovalbeile die veelal van kwartsitische gesteenten gemaakt zijn. Vanwege de lichte kromming van de snede en het feit dat de bolling van de snedevlakken afwijkend van elkaar zijn denk ik eigenlijk aan een dissel. Wanneer ik gelijk heb dan past ook de gesteente soort beter in het plaatje. De vraag naar de datering is echter een moeilijke. Er zijn een klein aantal dissels uit Gelderland bekend (zie het meesterwerk van Schut 1991), waar het gesteente beter bij lijkt te passen. Probleem blijft vooralsnog de datering. Zijn dit soms regionale kopieën van bandceramische dissels? Ik ben vooralsnog geneigd om dit aan te nemen, omdat dissels in het latere Neolithicum ontbreken, maar zekere associaties ontbreken. Overigens bestaan er ook een klein aantal noordelijke vuurstenen dissels. Samenvattend: mogelijk dissel uit vroeg of midden neo.” EMAIL van MAARTEN WISPELWEY aan Peter Schut (ROB) d.d. 6-11-2007 “de Fels rechteckbeile is gemaakt van de zogenaamde Helleflint. Deze steensoort komt oorspronkelijk uit Zweden en als zwerfsteen tamelijk zeldzaam. Het betreft een metamorfe vulkaniet uit het pré Cambrium en is dus heel oud.
In der Literatur finden sich verschieden präzise Begriffsbestimmungen, die unterschiedlich gut geeignet sind, diese Gesteinsgruppe zu beschreiben. Vinx (2005) präzisiert diese Definition und bezeichnet mit Hälleflint einen feinkörnigen, metamorph überprägten Vulkanit. Dabei sind pyroklastische Ablagerungen mit eingeschlossen. Diese Gesteine zeigen ein Bruch, der dem von Feuerstein nahekommt. Wesentliche Bestandteile sind Quarz und Feldspäte in feinkörniger oder dichter Matrix. Kleine Einsprenglinge von Feldpäten sind regelmäßig vorhanden. Die Gesteine haben eine rhyolithische Zusammensetzung, sind also reich an Alkalifeldspat und Quarz, dazu kommt Plagioklas. Meist zeigen Hälleflinte eine rötliche, braune oder graue Farbe. Die nächsten Verwandten dieser Gesteine sind die Leptite, die sich durch ein etwas körnigeres Gefüge auszeichnen. Hälleflintgeschiebe aus Groß Pampau in zwei Ansichten Wenn Sie ein solches Gestein aufschlagen, sollten Sie besondere Vorsicht walten lassen. Eine Schutzbrille ist unbedingt anzuraten, da die Splitter ausgesprochen scharf sein können.”
35.6
Historische context
De locatie – Het Herenhul- wordt genoemd bij Van Riemsdijk in zijn proefschrift over het Veluws Landgericht120. Zie ook Afbeelding 128 in het hoofdstuk over Het Rode Hert met enkele afbeeldingen van prehistorische vondsten van de plek.
35.7 Bijlage 35.7.1 Documentatie De digitale informatie bij de AWA bestaat uit\ • vondstrapportje waarin vooralsnog de naam van de vinder en eigenaar ontbreken • 2 mailtjes omtrent het gesteente van de bijl • 8 kleurenfoto’s van de bijl, waarvan maar 1 scherp • 3 zwart wit foto’s van de bijl • 2 profieltekeningen van de bijl
35.7.2 Locatie van de vondst nu •
De vondst is bij de eigenaar. Waarschijnlijk nog steeds op hetzelfde toilet als waar Harry Schotman hem aantrof.
35.7.3 Publicatie van de vondst De vondst is voor zover bekend niet gepubliceerd.
Der Begriff “Hälleflinta” ist alt. Der Name stammt aus dem schwedischen Bergbau und bedeutet: Felsenfeuerstein. Die Bezeichnung wird nur in Skandinavien gebraucht und bezieht sich auf das splittrig-scharfe Bruchverhalten dieser Gesteine.
120
Van Riemsdijk, 1887. Blz. 202.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
331
36 Beekbergen Hamerbijl 36.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Hamerbijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Engelanderweg 7 Coördinaten 193.85, 463.74
Vinder
Mevrouw Reekers of dhr. E.J. Reekers
Melder
Vermoedelijk Gerard Heij
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
3-8-1995
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Vermoedelijk bij vinder
36.2 Beschrijving De vondst betreft een hamerbijl van het type B/A. Voor een typologie van hamerbijlen zie Nederland in de prehistorie121 Afmeting 109 * 51 * 37 mm. Doorsnede gat 20 mm.
Afbeelding 242 Profieltekening hamerbijl uit Gelre 1996 Afbeelding 241 Hamerbijl. Gevonden in Beekbergen.
36.3 Context
36.3.3 Moment van de vondst De bijl is gevonden en gemeld in 1995.
36.3.1 Betrokkenen
36.3.4 Locatie
De bijl is gevonden door de heer (of mevrouw) E.J. Reekers, Engelanderweg 17 in Beekbergen. (N.B. In 2009 woonde mevrouw Reekers nog op het adres (krantenstukje in Stentor op 17-9-2009) In maart 2011 werd de woning verkocht zodat de bijl waarschijnlijk ook naar elders is verdwenen.)
De gegevens ten aanzien van de locatie zijn wat verwarrend. Als vinder wordt de heer of mevrouw Reekers genoemd, woonachtig op Engelanderweg 17. De locatie betreft de paardebak. Inderdaad ligt achter genoemd adres een paardebak. De coordinaten zijn dan ongeveer 193.85, 463.74
36.3.2 Omstandigheden van de vondst
Op de tekening van de vondst is als locatie echter 194.10/463.65 aangegeven. Daar staat het woonhuis Engelanderweg 5 en er is geen paardenbak. De twee locaties liggen ongeveer 300 meter van elkaar.
De bijl is gevonden bij het graven van een paardenbak.
121
332
Louwe Kooijmans, 2005. Blz. 395.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 243 Locatie hamerbijl
Coördinaten 193.85, 463.74 De locatie ligt op een hoogte van ca. 34 meter boven NAP (grove indicatie op basis van www.ahn.nl)
36.3.5 Observaties Bij graafwerkzaamheden werden naast de hamerbijl enkele scherven (ijzertijd), een fragment Siegburg en enkele ijzerslakken gevonden.
36.4 Datering Typologisch is de bijl te dateren in fase 2 van de Enkelgrafcultuur tussen 2800 en 2700 v. Chr.
36.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
In het papieren archief is • Een foto • Een kopie van de vondstmelding in Gelre “Bijdragen en mededelingen” uit 1996. (4 keer) • Een tekening met maten en enkele beknopte details aangaande de vondst
36.7.2 Locatie van de vondst nu Vermoedelijk is de vondst bij de vinder, c.q. eigenaar van de grond.
36.7.3 Publicatie van de vondst De bijl is gepubliceerd in • Gelre in 1996 • Hunnepers december 2000 • Westerheem 2001; jaargang 50. blz. 96.
Het artikel in Gelre is geschreven door Peter Schut, archeoloog bij de ROB.
36.6
Historische context
Er zijn in Apeldoorn meer vergelijkbare vondsten gedaan.
36.7 Bijlage 36.7.1 Documentatie In het digitale archief is alleen heel summiere informatie: • 1 foto • 1 zeer summier vondstrapportje van 5 regels. Het digitale archief is in beheer bij C. Nieuwenhuize
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
333
37 Beekbergen Tjonger Schrabber 37.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Tjonger Schrabber
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Beekbergen Locatie Ruggeweg Coördinaten 195.90/462.90
Vinder
Gerard Heij
Melder
Gerard Heij
Gemeld bij
ROB (R. Hulst)
Datum van melding
December 1990
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
CODA museum Apeldoorn
37.2 Beschrijving
37.3.2 Omstandigheden van de vondst
Tjonger Schrabber van blank vuursteen.
Het betreft een losse akker-vondst.
Lengte 26 mm, breedte 14 mm, dikte 5 mm.
37.3.3 Moment van de vondst Vondst is gedaan in december 1990.
37.3.4 Locatie Coördinaten 195.90/462.90 Hoogte maaiveld ca. 27 meter boven NAP. (via www.ahn.nl/ kaart)
37.3.5 Observaties Er zijn geen aanvullende gegevens van de vondst.
37.4 Datering Afbeelding 244 Tjonger Schrabber uit Beekbergen
De vondst is gedateerd door R. Hulst, op dat moment bij de ROB verantwoordelijk voor de provincie Gelderland. Datering 10.000 – 9.000 v. Chr.
37.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Zie datering.
37.6
Historische context
Er zijn geen nadere gegevens over de vondst
37.7 Bijlage Afbeelding 245 Tjonger Schrabber uit Beekbergen. Tekening Gerard Heij
37.3 Context 37.3.1 Betrokkenen De schrabber is gevonden door Gerard Heij, lid van de AWA.
334
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
37.7.1 Documentatie Van de vondst is bij de AWA de volgende documentatie: • Een tekening (opgenomen in deze rapportage) met coordinaten van de vindplaats • Enkele gegevens op de website van museum CODA, waaronder de hier opgenomen foto.
Afbeelding 246 Locatie van de schrabber (blauwe cirkel), net ten zuiden van de Ruggeweg in Beekbergen
37.7.2 Locatie van de vondst nu De vondst is geschonken aan museum CODA.
37.7.3 Publicatie van de vondst Niet bekend.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
335
38 Kootwijk Stenen bijl 38.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Stenen bijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn of Barneveld Plaats Kootwijk Locatie Fietspad tussen Kootwijk en Harskamp Coördinaten 180.100, 463.700 180.100, 464.100 180.200, 463.700 180.200, 463.100
Vinder
T. Wiarda (of zoon)
Melder
T. Wiarda
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
Juni 2004
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
T. Wiarda (in 2004)
Code
APG-0-1
38.2 Beschrijving
38.3 Context
Geslepen, Neolithische bijl. Van bovenaf tweezijdig symmetrisch. De snede heeft een hoek van ca. 60o. De smalle zijde is conisch en afgerond. De doorsnede op het snijvlak is ovaal.
38.3.1 Betrokkenen
Maten 132 * 60 * 34 mm. Gewicht 490 gram.
De bijl is gevonden door de heer T. Wiarda of zijn zoon. In februari 2011 adres: Amphion 36 in Apeldoorn.
38.3.2 Omstandigheden van de vondst De vondst werd gedaan langs het fietspad.
38.3.3 Moment van de vondst Het precieze moment van de vondst was achteraf niet meer vast te stellen, maar zal tussen 1970 en 1980 hebben gelegen.
38.3.4 Locatie De informatie over de locatie van de vondst is erg beknopt: Langs het fietspad tussen Kootwijk en Harskamp. Met de nodige slagen om de arm zal de locatie waarschijnlijk in het blauw aangewezen gedeelte van de kaart liggen. Afbeelding 247 Stenen bijl uit Kootwijk
Coördinaten 180.100, 463.700 180.100, 464.100 180.200, 463.700 180.200, 463.100 Hoogte maaiveld 25 a 30 meter. (via www.ahn.nl/kaart)
38.3.5 Observaties Er zijn geen aanvullende gegevens van de vondst. Afbeelding 248 Stenen bijl uit Kootwijk
38.4 Datering Neolithische bijl. Datering 3500-3000 v. Chr.
336
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
wAfbeelding 249 Vermoedelijke locatie van de bijl
38.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Vondst is niet voorgelegd aan specialisten.
38.6
Historische context
Er zijn geen nadere gegevens over de vondst
38.7 Bijlage 38.7.1 Documentatie Van de vondst is bij de AWA de volgende documentatie: • 5 digitale foto’s met maatlat van de verschillende aanzichten. • Een summier rapportje met de beschikbare gegevens.
38.7.2 Locatie van de vondst nu In 2004 was de vondst bij de heer Wiarda.
38.7.3 Publicatie van de vondst Niet bekend.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
337
39 Leesten Stenen bijl 39.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Stenen bijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Het Leesten Coördinaten 190.475-462.767
Vinder
H. Suzan
Melder
H. Suzan
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
24-11-2009
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Bij de vinder
39.2 Beschrijving
39.3 Context
De vondst betreft een groot fragment van een gebroken bijl. Afmetingen 87 * 55 * 30 mm
39.3.1 Betrokkenen De bijl is gevonden door Dhr. H(ans) Susan en echtgenote De Heze 48 7335 BD Apeldoorn Tel. 06-15231131 [email protected] De heer en mevrouw Suzan wonen een deel van het jaar in Frankrijk.
Afbeelding 250 Bijl gevonden bij het Leesten
De vondst is gedetermineerd via Esther Wieringa, interim archeoloog bij de gemeente Apeldoorn. Het betreft een Fels Oval Beil die vermoedelijk uit het Midden of Laat Neolithicum dateert, maar Bronstijd zou eventueel ook nog kunnen. Het is onduidelijk tot hoe lang dit type bijl in omloop is gebleven, ze zijn nauwelijks uit een goed gedateerde /gesloten context bekend, het zijn veelal losse vondsten. Voor de zekerheid zouden we een ruime datering kunnen geven: Midden Neolithicum-Bronstijd. Ze kennen een brede verspreiding door NW-Europa. Overigens betekent “fels oval beil” ovalen stenen bijl, waarbij ovaal op de doorsnede slaat, in tegenstelling tot de ook voorkomende vierkante doorsnede. Het is kortom een weinig veelzeggende typering.
338
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
De bijl werd gemeld bij de Archeologische werkgroep Apeldoorn. Dhr. en mevrouw Suzan kwamen een week na de vondst al langs op het depot in het ACEC gebouw waar foto’s zijn gemaakt. De bijl is gemeld in Archis via contact met Esther Wieringa, interim archeoloog bij de gemeente Apeldoorn.
39.3.2 Omstandigheden van de vondst De bijl is gevonden in het pad bij een wandeling.
39.3.3 Moment van de vondst De vondst is gedaan op 21-11-2009 en bestudeerd op het depot in het ACEC gebouw op 24-11-2009.
39.3.4 Locatie De locatie van de vondst was in het ruiterpad, waarschijnlijk rond coördinaat 190475-462767. Omdat de locatie slechts opgemaakt kon worden uit de beschrijving van de vinder, kan de locatie best enkele honderden meters verschillen.
Afbeelding 251 Ruwe indicatie van de vondstplek van de bijl (blauw). Aan de bovenkant van de kaart het heideveld van het Leesten.
Hoogte maaiveld ligt ca 78 meter boven NAP (grove indicatie via www.ahn.nl/kaart)
39.7 Bijlage
39.3.5 Observaties
Digitaal zijn beschikbaar • Een vondstrapportje in 4 steeds wat completere versies • 9 foto’s van verschillende aanzichten en met maatbalk
Geen aanvullende informatie.
39.4 Datering Typologisch is de bijl vermoedelijk uit het Midden of Laat Neolithisch, dat komt overeen met 3400 – 2100 voor Chr. Bronstijd is ook nog wel mogelijk wat de tijdspannen oprekt tot 800 v. Chr.
39.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
39.7.1 Documentatie
39.7.2 Locatie van de vondst nu De vondst is bij de vinder gebleven.
39.7.3 Publicatie van de vondst De vondst is niet gepubliceerd (voor zover bekend)
Esther Wieringa heeft de bijl gedetermineerd en gedateerd. Zie hiervoor.
39.6
Historische context
Uit de niet al te verre omgeving zijn bekend: Grafheuvel 191093, 463353 [hemelsbreed ca. 800 meter] Glad geslepen bijl 190716, 464009 [hemelsbreed ca. 1400 meter]
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
339
40 Loenen maalsteen 40.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Een set maalstenen
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Loenen Locatie Hameinde, Bruisbeek Coördinaten 198.120, 458.350
Vinder
G.B.Blom uit Loenen
Melder
J. Coenraadts uit Eerbeek
Gemeld bij Datum van melding
1988/1989
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Onbekend, mogelijk museum Arnhem
40.2 Beschrijving
40.3 Context
De vondst betreft een set van twee, bij elkaar horende maalstenen (een loper en een ligger).
40.3.1 Betrokkenen
De onderste steen (de ligger) is de kleinste van de twee. Hij is aan de onderkant hol en aan de bovenkant bol en heeft centraal een gat. De doorsnede is ongeveer 32 cm, de steen is 5 a 6 cm dik en weegt 7,5 kg. De bovenste steen (de loper) is groter en zwaarder. Hij heeft een doorsnede van ongeveer 37 cm, is ongeveer 9 cm dik en weegt 12,5 kg. De loper is aan beide zijden hol. Ook de loper heeft een gat in het midden, zij het dat dat iets groter is dan dat van de ligger. Tenslotte heeft de loper nog een ovalen gat aan de bovenkant dat uitkomt aan de zijkant. Mogelijk werd hierdoor een doek of riem vastgemaakt. De stenen bestaan uit tefriet (ook wel bazalt lava).
De vinder is G.B. Blom Eigenaar van bloemisterij Blom aan het Hameinde. Melder was Jan Coenraadts Handelstraat 2 6961 AC Eerbeek Jan is lid van AWN 17 (Arnhem).
40.3.2 Omstandigheden van de vondst Bij de uitbreiding van de kas werd achter het complex, dichtbij het weggetje met de naam “Bruisbeek” grond verzet. Bij dit grondverzet werden de stenen gevonden. Oorspronkelijk betrof het hier een perceel weiland. Onder de graszode zat ongeveer 30 cm zwarte grond, gevolgd door een 20 cm dikke grijzige laag zand. Daaronder geel zand. De stenen lagen ongeveer tussen de grijze en gele laag in. Aan de onderste steen “kleefde” nog wat geel zand. Ten tijde van de vondst zaten de stenen nog aan elkaar, men veronderstelde eerst dat het om één steen ging.
40.3.3 Moment van de vondst De vondst is gedaan in 1988 of 1989 Afbeelding 252 Set maalstenen uit Loenen. Afbeelding uit Gelre 1989.
40.3.4 Locatie De vondst is gedaan in Loenen aan de Hameinde, vlak bij het weggetje met de naam Bruisbeek.
340
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 253 Locatie van de vondst van de maalstenen in Loenen (blauwe stip). Links de Bruisbeek. Boven de stip het kassencomplex, wat in werkelijkheid veel groter is.
De locatie ligt ongeveer op een hoogte van 27 meter boven NAP.
40.7.2 Locatie van de vondst nu
40.4 Datering
Niet bekend. In het verslag uit 1989 is er sprake van dat de stenen zullen worden tentoongesteld in het gemeentemuseum in Arnhem.
Datering: R. Hulst van de ROB dateerde de stenen in de late ijzertijd of vroege Romeinse tijd.
40.7.3 Publicatie van de vondst
40.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Dhr. R.S. Hulst van de ROB is geraadpleegd voor datering en identificatie.
• • • • •
40.6 Historische context
Nieuw Apeldoornse Courant 11-8-1988 Westerheem XXXIX, 1990-4, Blz. 142-146. Gelre LXXX, Blz 146, 1989 Hunnepers 1989 Jubileum uitgave AWN 18 “Spoorzoeken onder het maaiveld” 122.
40.7 Bijlage 40.7.1 Documentatie Beschikbare documentatie • Een verslag door Jan Overnaadts in het archief van de AWA van augustus 1989 • Een verslag door Jan Coenraadts in Westerheem • Een artikel in de jubileum uitgave van AWN-18 “Spoorzoeken onder het maaiveld”
122
A. Dijkstra, 2009, Blz. 23-25.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
341
41 Loenen Leeuwenbergweg, bronstijd aardewerk 41.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Aardewerk uit late bronstijd en ijzertijd
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Loenen Locatie Leeuwenbergweg Coördinaten 198.100, 459.200 [CHECK] 198.100, 459.400 198.300, 459.400 198.300, 459.200
Vinder
J. Coenraadts uit Eerbeek
Melder
J. Coenraadts uit Eerbeek
Gemeld bij
Mevr. Eland (ROB?)
Datum van melding
26-4-1987
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Bij vinder
41.2 Beschrijving
41.3.4 Locatie
De vondst betreft een 50 tal scherven, door de vinder gedateerd in de late bronstijd en ijzertijd, waaronder enkele randscherven. Op een van de scherven zijn indrukken te zien.
De vondsten zijn gedaan rond de Leeuwenbergweg in Loenen. Dat betreft een groter gebied, waarschijnlijk van 2 a 3 ha. De omvang van het uitbreidingsplan Leeuwenbergweg in 1987 is niet precies vastgesteld en afgeleid uit het verschil tussen de luchtfoto van 1993 en die van 1992. Locatie is dus enigszins hypothetisch.
Het aardewerk is grof gemagerd (tot ca. 1 cm) en de dikte varieert van ongeveer 1 tot 1,5 cm. De kleuren zijn overwegend bruin/oranje. Door de vinder werd de term “kummerkeramik” gesuggereerd.
41.3 Context 41.3.1 Betrokkenen De vinder is Jan Coenraadts Handelstraat 2 6961 AC Eerbeek jan is lid van AWN 17.
Coördinaten: 198.100, 459.200 198.100, 459.400 198.300, 459.400 198.300, 459.200
41.4 Datering Jan Coenraadts dateert zijn vondsten in de late bronstijd tot de late ijzertijd [1100 v. Chr. – 0]. In een later verslag verbreedt hij deze periode van midden bronstijd tot late ijzertijd. Herkenbaar zijn typisch gepolijst en besmeten aardewerk uit de ijzertijd maar ook Drakesteijn aardewerk (1400 – 1200 v. Chr.)
41.3.2 Omstandigheden van de vondst
41.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
De vondst is grotendeels gedaan “uit een zwart laagje (ca. 12 cm) dat zich bevond in een hap geel zand die de machine naast de bouwput had neergelegd”. Dit bij de ontwikkeling van het uitbreidingsplan rond de Leeuwenbergweg in Loenen. Ook de andere vondsten zijn stortvondsten.
In een later verslag van Jan Coenraadts, aangaande de vondst van een combinatie van twee maalstenen, merkt hij op dat de ROB de scherven van de Leeuwenbergweg heeft gedateerd vanaf Midden bronstijd (Drakenstein) tot in de late ijzertijd.
41.3.3 Moment van de vondst
41.6
De vondst is gedaan op 24 april 1987 en gemeld op 26 april 1987.
Er zijn geen andere gegevens van de plek bekend
342
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Historische context
Afbeelding 254 Locatie van het uitbreidingsplan Leeuwenberg in Loenen. [Vermoedelijk]
41.7 Bijlage 41.7.1 Documentatie Beschikbare documentatie • Een brief met de vondstmelding door Jan Coenraadts aan mevrouw Eland. Als bijlage een eerdere vondstmelding van een veldkartering van hetzelfde gebied met meer dan 00 scherven, waarvan slechts enkele prehistorisch.
41.7.2
Locatie van de vondst nu
Ten tijde van het opstellen van het verslag (1987) waren de vondsten bij de vinder.
41.7.3 • • •
123
Publicatie van de vondst
Nieuw Apeldoornse Courant 14-5-1987 Hunnepers 1987 Jubileum uitgave AWN 18 “Spoorzoeken onder het maaiveld” 123.
A. Dijkstra, 2009, Blz. 21-22.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
343
42 Loenen Dalenk, IJzertijd aardewerk 42.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Knikpotje uit ijzertijd
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Loenen Locatie Dalenk Coördinaten 198.35, 457.50
Vinder
Vader van mevr. Kley
Melder
Herman Lubberding
Gemeld bij
R. Hulst (ROB)
Datum van melding
2-8-1989
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
In 1989 bij dhr. Meissner
42.2 Beschrijving De vondst betreft een kookpotje met vlakke bodem en wijd uitlopende romp, scherpe knik onder de hals, enigszins conisch toelopende hals. Handgevormd, gladwandig. Doorsnede 20 cm, hoogte 12 cm. Datering door Herman Lubberding neolithisch of inheems Romeins. Vondst is ook gepubliceerd door Hulst en Verlinde124 en wordt daar getypeerd als een kegelhalsterrine uit de late Bronstijd of vroege IJzertijd.
Afbeelding 255 Kegelhalsterrine gevonden in de Dalenk in Loenen. Afbeelding uit Verlinde en Hulst
42.3 Context 42.3.1 Betrokkenen Op 17-7-1989 bezocht Herman Lubberding (mogelijk samen met Jan Coenraadts) 2 personen in Loenen: Dhr. Meissner [spelling volgens telefoongids.nl in 2011] Dalenk 22 7371 DE Loenen 05765 1822 [In 2011 055-5051822]
124
344
Hulst en Verlinde, 2010. Blz. 148. Afbeelding blz. 195.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
H.F. Kley Dalenk 22 7371 DE Loenen 05764 1429 Aangezien beide adressen hetzelfde zijn, zal er wel een vergissing zijn gemaakt in de rapportage. Herman Lubberding is jaren lang bestuurslid van AWN-18 geweest. Dhr. Meissner had a. Kookpotje met vlakke bodem en wijd uitlopende romp, scherpe knik onder de hals, enigszins conisch toelopende hals. Handgevormd, gladwandig. Doorsnede 20 cm, hoogte 12 cm. Uit een foto van mevrouw Kley (let op de andere persoon dus) bleek dat haar vader het potje heeft gevonden. Het is gevonden rond 1933 bij het rooien van bomen. Op dit moment gaat het om een perceel weiland. De pot is opdiep gevonden. a. Taps toelopende beker, ruwwandig, handgevormd met een enigszins misvormde opening. Hoogte 20 cm, doorsnede 10,5 cm. a. Vindplaats onbekend, hoogstwaarschijnlijk Loenen. Datering onduidelijk. De vorm komt overeen met glazen drinkbekers uit de jonge ijzertijd een Romeinse tijd. Bij gebrek aan gegevens omtrent vondst b en c concentreren we deze rapportage op de eerste vondst.
42.3.2 Omstandigheden van de vondst De vondst is gedaan bij het rooien van bomen. Een boring ter plekke leverde: 20 cm akkerlaag, 20/70 loodkleurig, grindthoudend zand, >70 oerhoudend geel zand. Er zijn geen aanwijzingen van een oude akkerlaag.
Afbeelding 256 Locatie van vondst (midden onder) aan de Dalenk
42.3.3 Moment van de vondst De vondst is gedaan in 1933.
42.3.4 Locatie De vondsten zijn gedaan bij de Dalenk in Loenen. Mevrouw Kley kon de plek aanwijzen: Coördinaten 198.35, 457.50. In 1933 een perceel bomen, in 1989 weiland.
42.4 Datering Verlinde en Hulst dateren de vondst in de late bronstijd of vroege Ijzertijd.
42.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies De vondst is gemeld aan dhr. Hulst van de ROB. Deze heeft de vondst 21 jaar later opgenomen in een door hem gepubliceerde catalogus over Veluwse grafvelden uit de Late Bronstijd en Ijzertijd.
42.6 Historische context Wat niet blijkt uit de gegevens van de AWA, maar wel in het boek van Verlinde en Hulst staat, is dat ter plekke nog veel meer (sprake is van meer dan 20) urnen zijn gevonden en dat meerdere daarvan worden bewaard in een niet toegankelijke,
particuliere collectie. Ook Moerman vermeldt dat eveneens in Gelre . [Mogelijk hebben Verlinde en Hulst deze gegevens van Moerman overgenomen]
42.7 Bijlage 42.7.1 Documentatie Beschikbare documentatie • Een brief met de vondstmelding door Herman Lubberding aan R. Hulst. • Publicatie door Verlinde en Hulst geeft aanvullende informatie.
42.7.2 Locatie van de vondst nu Ten tijde van het opstellen van het verslag (1989) waren de vondsten bij de vinder.
42.7.3 Publicatie van de vondst •
Verlinde en Hulst en Verlinde, 2010. De grafvelden en grafvondsten op en rond de Veluwe van de late Bronstijd tot in de Midden-IJzertijd
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
345
43 Nieuw Millingen bronzen hielbijl 43.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Bronzen hielbijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Nieuw Millingen/Garderen Locatie Amersfoorste weg Coördinaten 180.200, 470.200
Vinder
G. Mulder uit Ermelo
Melder
G. Mulder uit Ermelo
Gemeld bij
Henk Stuurman, AWN Harderwijk Maarten Wispelwey Regio Archeoloog Noord Veluwe Archeologische Werkgroep Apeldoorn Masja Parlevliet, gemeente archeoloog Apeldoorn
Datum van melding
24-9-2009; 29-4-2010
Documentatie
Archeologische werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Bij vinder
43.2 Beschrijving Van de vondst is alleen een foto beschikbaar
De vinder heeft de vondst eerst gemeld in 2009 in Harderwijk AWN lid Henk Stuurman: Henk Stuurman Rietgorsmeen 74 3844 ZV Harderwijk Tel. 0341 434878, Mob. 0621 430 757 (Nabuco) [email protected] Deze heeft de vinder doorverwezen naar regio archeoloog Maarten Wispelwey.
Afbeelding 257 Hielbijl gevonden bij Nieuw Millingen
Typologisch gaat het om een hielbijl daterend uit de midden bronstijd (1500-1100 v Chr.) Voor een typologie van bronzen bijlen zie Nederland in de Prehistorie125.
43.3 Context 43.3.1 Betrokkenen De vinder is G. Mulder Beemdweg 16 3852 XD Ermelo 0341-559668, 06-50225479 [email protected]
125
346
Louwe-Kooijmans, 2005. Blz. 382.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Maarten Wispelwey heeft de locatie vastgelegd en vastgesteld dat deze nèt in de gemeente Apeldoorn lag en hij heeft dus doorverwezen naar de gemeente archeoloog van Apeldoorn, Masja Parlevliet. Door zwangerschapsverlof en ziekte liep deze melding in het water. Daarop kwam de melding in het voorjaar van 2010 opnieuw binnen bij de AWN waarna deze alsnog bij de gemeente Apeldoorn is terecht gekomen.
43.3.2 Omstandigheden van de vondst De vondst is gedaan met de metaaldetector.
43.3.3 Moment van de vondst De eerste melding van de vondst bij de AWA was 24-9-2009. De tweede melding was 29-4-2010.
Afbeelding 258 Vondstlocatie van hielbijl (blauwe cirkel)
43.3.4 Locatie
43.7 Bijlage
De vondst is gedaan op een akker op locatie 180.200/470.200. De nauwkeurigheid zal ca. 100 meter zijn.
43.7.1 Documentatie
De hielbijl lag op een bouwland in de los geploegde zwarte grond en slechts een centimeter of tien onder het zand. De locatie ligt ruwweg op een hoogte van 29 meter boven NAP. (www.ahn.nl)
43.4 Datering De vondst kan typologisch worden gedateerd in de midden bronstijd (1500 – 1100 v. Chr.)
43.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Er zijn geen specialisten geraadpleegd anders dan de hiervoor genoemde archeologen.
43.6 Historische context
Beschikbare documentatie • Een e-mail wisseling met de vinder • Een brief met foto door de vinder (is naar gemeente gegaan) • De foto is gescand en opgenomen in dit rapport Dit rapportje is gebaseerd op de gegevens die beschikbaar zijn bij de AWA. Mogelijk zijn er meer gegevens bij de gemeente Apeldoorn.
43.7.2 Locatie van de vondst nu In 2010 bij de vinder.
43.7.3 Publicatie van de vondst De bijl is gepubliceerd in Detector Magazine nr. 110 van mei 2010.
Er zijn geen andere gegevens van de plek bekend 126
126
Moerman, 1970. Blz. 10.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
347
44 Woudhuis kokerbijl 44.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Bronzen kokerbijl
Locatie
Gemeente Apeldoorn Plaats Apeldoorn Locatie Woudhuis Coördinaten 200.050, 470.180 200.050, 470.220 200.150, 470.180 200.150, 470.220
Vinder
G. Bussink
Melder
H. Bonenkamp
Gemeld bij
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Datum van melding
Mei 2005
Documentatie
Archeologische Werkgroep Apeldoorn
Huidige locatie vondst
Bij de vinder
44.2 Beschrijving De vondst betreft een bronzen kokerbijl. De punt van de bijl is afgebroken. Aan de zijkant zit zoals gebruikelijk een meegegoten oogje. Het oppervlak is nog al onregelmatig. Dat is mogelijk niet alleen door verwering in de grond, maar het lijkt ook een niet zo regelmatig gegoten bijl. De gebroken doorsnede toont ook dat de wand aan de ene kant veel dikker is dan aan de andere kant. De achterkant van de bijl is ongeveer rond. De doorsnede van het gebroken uiteinde van de bijl is trapezium vormig. De maten zijn: • Grootste resterende lengte 85 mm • Ronde achterkant 36/38 mm • Hoogte voorkant 28 mm • Breedte achterkant 13 mm aan de ene kant van het breukvlak, 15 mm aan de andere kant. Afbeelding 259 Verschillende aanzichten van de kokerbijl
44.3 Context 44.3.1 Betrokkenen De bijl is gevonden door Gerrit Bussing Woudhuizerweg 71 Apeldoorn De vinder is veehouder in het Woudhuis.
348
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Afbeelding 260 Locatie van de vondst in blauw
Via Henk Bonenkamp, medewerker van de gemeente Apeldoorn is de bijl bij de AWA gemeld. Henk leidde een klein excursie door het Woudhuis.
44.3.3 Moment van de vondst
44.3.2 Omstandigheden van de vondst
44.3.4 Locatie
Tijdens een interview met de vinder in 2011 geeft deze aan dat de bijl 12 a 13 jaar eerder is gevonden, dus 1998/1999. De indicatie is ongetwijfeld slechts globaal. Over de locatie vertelt de vinder het volgende: Vlak bij de Wetering ligt een zandpad langs de aanpalende akkers. Op enig moment is het pad verhard. Doordat het daardoor hoger kwam te liggen ontstond wateroverlast. Daarop is de verharding weggehaald, de onderliggende grond verwijderd, en de verharding teruggebracht zodat het pad lager kwam te liggen. De verwijderde grond is over de aanpalende akkers verspreid. De kokerbijl kwam te voorschijn op die akker, langs het pad op de kopakker. Dat gebeurde bij het handmatig rooien van de aardappelen omdat deze op de kopakker niet met de machine konden worden gerooid. Dhr. Bussing veronderstelt dat de bijl uit de grond van onder het pad afkomstig is. Over de grond vertelt hij dat deze lemig/venig is. Geen zand, geen klei. Bij nattigheid wel “vet”.
De vondst is gemeld bij de AWA op 3 Mei 2005. Een tweede interview is gehouden op 19-2-2011.
De vondst is afkomstig van een akker bij het aardappelen rooien vlak bij de middeleeuwse wetering die de grens vormt tussen de gemeentes Apeldoorn en Voorst. De met houtwallen omzoomde akker maakt onderdeel uit van het landgoed Woudhuis dat in eigendom is van de gemeente Apeldoorn. Hoewel het Woudhuis ook enkele enkgronden kent, betreft deze akker een lemige/veenachtige (formulering vinder) akker. Coördinaten 200.050, 470.180 200.050, 470.220 200.150, 470.180 200.150, 470.220 Hoogte maaiveld (via www.ahn.nl/kaart) grofweg 5 a 6 meter boven NAP. Duidelijk een laag, nat deel van Apeldoorn.
44.3.5 Observaties Geen ander meldingen dan die betreffende de vondst.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
349
44.4 Datering Volgens de typologie van bronzen bijlen zoals opgenomen in “Nederland in de Prehistorie” 127 dateren bronzen kokerbijlen uit de late bronstijd (1100-800 voor Chr.) met uitschieters naar de vroege ijzertijd (800 – 600 voor Chr.)
44.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies Er zijn geen experts geraadpleegd.
44.6 Historische context De vondst is gedaan in het Woudhuis wat een tamelijk nat gedeelte van Apeldoorn is wat in historische tijd vooral pas vanaf de 14e eeuw met het graven van de Wetering en de Grift in cultuur is gebracht. Overigens loopt er wel een oost-west route, grofweg de Deventerstraat naar Teuge/ Twello/Deventer. De betreffende akker is in elk geval in zijn huidige vorm aangegeven op de kadastrale kaart uit 1832. Inclusief de nog bestaande houtwallen.
44.7 Bijlage 44.7.1 Documentatie Van de vondst is • Een summier rapportje, onderdeel van het verslag van de excursie uit 2005 • Een veel uitgebreider rapport na een interview met de vinder rapport van februari 2011 • 12 foto’s van verschillende aanzichten van de bijl
44.7.2 Locatie van de vondst nu De vondst is bij de vinder.
44.7.3 Publicatie van de vondst De vondst is vermeld in de Hunnepers van december 2005.
127
350
Louwe Kooijmans, 2005. Blz. 382-383.
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
45 Voorst, Bussloo, zonnewijzer 45.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Loden zonnewijzer
Locatie
Gemeente Voorst Plaats Bussloo Locatie Bij het voormalig huis Bussloo Coördinaten 205.575, 468.200
Vinder
Kees Klopman
Melder
Kees Klopman
Gemeld bij
AWA
Datum van melding
Voor 2000
Documentatie
AWA
Huidige locatie vondst
Onbekend. Gestolen
45.2 Beschrijving
45.3.3 Moment van de vondst Waarschijnlijk in de periode 1990-2000
45.3.4 Locatie
Afbeelding 262 Locatie van de vondst van de zonnewijzer bij de blauwe pijl Afbeelding 261 Zonnewijzer uit 1555 gevonden op de “havezate” Bussloo
Grootte 17 bij 17,8 cm. Niet helemaal rechthoekig overigens.
De vondst is volgens Cees Klopman gedaan “in Bussloo in een bosje, omringd door een opvallende sloot (gracht ?) tegenover de ingang van de golfbaan in Bussloo”. Op deze plek lag de oorspronkelijke buitenplaats Bussloo waaraan de plas en het enkele honderden meters verderop gelegen gehucht de naam ontlenen.
45.3 Context
Coordinaten: 205.575, 468.200
45.3.1 Betrokkenen
45.4 Datering
De zonnewijzer is gevonden door Kees Klopman. Metaaldetector amateur en lid van de AWA in de negentiger jaren.
De zonnewijzer vermeldt het jaartal 1555.
De loden zonnewijzer is beschadigd en in een aantal fragmenten, maar vrijwel compleet. Vermoedelijk met 4 ijzer spijkers in de hoeken.
45.3.2 Omstandigheden van de vondst
45.5 Geraadpleegde specialisten met hun conclusies
De zonnewijzer is gevonden met de metaaldetector.
Geen
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
351
45.6
Historische context
Op de locatie heeft tot begin 20e eeuw het landgoed Bussloo gelegen. Otten beschrijft kort de historie van het landgoed dat in de 19e eeuw 232 ha grond omvatte. Oorspronkelijk heette het goed “Ter Loo.” De oudste vermeldingen daarvan dateren uit de 14e eeuw (1348, 1357, 1390). In de 15e en 16e eeuw is de bewoning van “Ter Loo” te volgen via de grafelijke leenregisters. In 1531 erft Bernard Kremer het goed van zijn vader Johan Kremer Conradssoon. Bernard vernieuwt de eed enige malen en verkoopt het Loe tenslotte in 1558 aan Johan Deuyss. Deze overlijdt mogelijk nog hetzelfde jaar, waarna zijn vrouw Anna de zaken waarneemt voor haar minderjarige zoon Arnt, die het goed in 1561 erft. Via achtereenvolgens Arnts zuster Mechteld Doys (1583), haar zoon Herman Luloffs (1626) en Arnts andere zuster Arnolda Doys (1629) blijft het goed in de familie
Afbeelding 264 Bussloo in 1901 op de Topografische kaart
De zonnewijzer dateert dus van enkele jaren voor het moment dat Johan Deuyss Bussloo kocht. Van hem stamde de beeldbepalende familie Van Dordt af die onder andere in 1818 de Rooms Katholieke kerk in Bussloo stichtte.
45.7 Bijlage 45.7.1 Documentatie • • • •
•
Een dia van de zonnewijzer, opgeplakt op karton. Gedigitaliseerde versie van de dia. Een sterk vervaagde tekening op ware grootte op ruitjespapier Een één regelige beschrijving van de zonnewijzer: “Loden zonnewijzer, gedateerd in het jaar 1555, gevonden bij Bussloo”. Een verslagje van een telefoongesprek tussen de vinder Cees Klopman en Harry Schotman van 20-6-2012
Afbeelding 263 Bussloo rond 1832 op de oudste kadastrale kaart
45.7.2 Locatie van de vondst nu In 1649 erft Anna Sophia Krijt (dochter van Arnolda Doys en Gerrit Krijt) het goed. Zij was getrouwd met jonker Diederik van Dordt. Deze (her) bouwde het huis rond 1650.
De vondst is gestolen uit het depot van de AWA aan de Molenstraat.
In 1664 verkreeg hij ook het goed Ten Bussche, wat in combinatie de naam Bussloo opleverde. De familie van Dordt bleef de volgende eeuwen wonen op Bussloo en bleef bovendien Rooms Katholiek. In het huis werden in het geheim katholieke erediensten gehouden. 128
De vondst is niet gepubliceerd.
In 1856 werd het huis opnieuw gebouwd om relatief snel, begin 20e eeuw te worden afgebroken129.
128
Keunen, 2001.
129
Otten, 2009. Blz. 45
352
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
45.7.3 Publicatie van de vondst
46 Brummen, Empe maalsteen 46.1
Inleiding en administratieve gegevens
Beschrijving vondst
Maalsteen
Locatie
Gemeente Brummen Plaats Empe Locatie Ganzekolk 9 Coördinaten 206.150, 462.200
Vinder
Dhr. Bosgoed
Melder
Dhr. Bosgoed
Gemeld bij
AWA op Monumentenbeurs op 12-4-2011
Datum van melding
12-4-2011
Documentatie
AWA
Huidige locatie vondst
Gemeentehuis Apeldoorn
46.2 Beschrijving
46.3.2 Locatie
Afbeelding 265 Maalsteen uit Empe vanuit verschillende aanzichten
Het betreft een steen van (benadering) 43 cm lang, 15 cm breed en (dikste stuk) 7 cm breed. De steen is licht gekromd omdat hij duidelijk gebruikt is als maalsteen. Aan de onderkant is een deel dat blijkbaar als slijpsteen is gebruikt.
Afbeelding 266 Locatie van de vondst van de maalsteen aan de Ganzekolk
46.3 Context
De vondst is gedaan aan de Ganzekolk 9 in Empe, gemeente Brummen. De coördinaten zijn ongeveer 206.150, 462.200
46.3.1 Betrokkenen De maalsteen is gevonden, gemeld en geschonken door Dhr. Bosgoed. Van Brerostraat 30 in Apeldoorn. 06-13167475
9 (linksonder in blauw)
46.3.3 Omstandigheden van de vondst Aanleiding was de aanleg van riool. Daarvoor moest hij zelf 30 a 40 meter sleuf graven. Bij het graven daarvan is de steen gegraven. De grond ter plaatse is nog al klei-achtig. In die grond werd de steen gevonden. Op een diepte van 50 a 70 cm. De steen
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
353
lag niet in het witte of zwarte zand maar daar een beetje tussenin, in de klei-achtige grond.
46.3.4 Moment van de vondst Dhr. Bosgoed gaf (in 2012) aan dat hij al 5 jaar niet meer in Empe woonde, dat hij er 35 jaar had gewoond en dat hij de vondst minstens 10 jaar geleden had gedaan. Dat zal dus rond 2000 zijn.
46.4 Bijlage 46.4.1 Documentatie In het digitale archief van de AWA • 6 foto’s • Enkele aantekeningen van de Monumenten dag. Allen opgenomen in dit document • Een kort interview verslag met dhr Bosgoed van 20-6-2012
46.4.2 Locatie van de vondst nu De vondst is overgedragen aan Nathalie Vossen. Regioarcheoloog voor enkele gemeentes, waaronder Brummen. Deze bewaarde de steen lange tijd op het Apeldoornse gemeentehuis.
46.4.3 Publicatie van de vondst -
354
Hunnepers 2011
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Vondstcodes ABK Brandweerkazerne en Tivoli APG Gedocumenteerde losse vondsten AHT Oranjerie AKP Koren Passage AP-RA Raadhuisplein AP9 Schoonbroek AP-92 Schoonbroek AP-93 Schoonbroek ASB Achterste Steenberg (Radio Kootwijk) AWE Welgelegen BBE Beekbergen Engelander weg BK Brandweerkazerne en Tivoli BWK = BK BL Brinklaan, onderdeel onderzoek Oranjerie (AHT) BSP Beekbergen Spelderholt LDR Loenen Droefakkers; Kruisgebouw Elim LKE Loenen de Kempe KF Kleine Fluitersweg NS Nieuwstraat, onderdeel onderzoek Oranjerie (AHT) NWS = NS OO Osseveld Oost RGS Roggestraat 1999 RG2 Roggestraat 2000 STM Stinkmolen TI Brandweerkazerne en Tivoli TIV = TI UDO Uddel Oude Dijk UHS Hoog Soeren, urn
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
355
Literatuur 1. A.J. van der Aa, 1847. Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. Deel “ S” 1847 2. L. Aardoom, 1989. Caart van de Limitten van de Hooge en Vrije Heerlijckhijdt van Het Loo. 3. A.A. Alberts, 1973. Leven op de rand. Uit de geschiedenis van Apeldoorn 4. J.C. Bierens de Haan, 2009 Reposoirs. Rustplaatsen van paleis Het Loo. Sluitstuk van de tuinrestauratie. 5. W.J. de Boone, 1971 Berichten van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek 20. An Early mediaeval gravefield on the Beumelerberg near Garderen, province of Gelderland. Pp. 249-292 6. J. Bouwmeester, B. Fermin en M. Groothedde, 2008 Geschapen Landschap. Tienduizend jaar bewoning en ontwikkeling van het cultuurlandschap op de Looërenk te Zutphen. BAAC rapport 00.068. 7. Hemmy Clevis, T. Constandse-Westermann, 1987-88 De doden vertellen: Opgraving in de Broerekerk te Zwolle 8. Craandijk, J. 1887 Wandelingen door Nederland. Rond Arnhem… naar Apeldoorn en Het Loo..etc. 9. Dierendonck, Heij en Schotman, 1994. Opgraving en waarnemingen bij de aanleg van de Oranjerie passage te Apeldoorn. Bijdrage Felua III 1994. 10. Dijkstra-Kruit, A. e.a. 2009. Spoorzoeken onder het maaiveld. Publicatie n.a.v. het 40 jarig bestaan van AWN 18. 11. B.G.J. Elias, W. Smit-Buit, H.A.M. Ummels en A.C. van Woerden, 2010 Veluwse en andere geschiedenissen. Liber Amicorum drs. R.M. Kemperink 12. Gelre XLI, 1938. Jaarverslag van de Stichting Praehistorische Cultuurmonumenten in Gelderland. 13. Gelre XLVI, 1943. Jaarverslag van de Stichting Praehistorische Cultuurmonumenten in Gelderland. 14. Gelre LXXX, 1989 Archeologische kroniek van Gelderland 1988 door R. Hulst. 15. Gelre LXXXII, 1991 Archeologische kroniek van Gelderland 1970-1984 door Modderman en Montforts 16. B. J. Groenewoudt en M. Groothedde Houtskoolproductie op de Looërenk. Onderdeel van Bouwmeester, 2008.
356
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
17. O.H. Haarsma; 1979 Maalstenen en Handmolens in Drenthe van het neolithicum tot 1300. 18. R. Hardonk, 1967. De geschiedenis van Apeldoorn tot circa 1700 Typoscript in het gemeentearchief van Apeldoorn 19. R. Hardonk, 1968. Koornmullenaers Pampiermaeckers en Coperslaghers. 20. Walter Harris, 1699 A description of the king’s palace and gardens at Loo Vertaling uit 1974 door L.R.M. van Everdingen Meyer onder de titel: De lusthof Het Loo van de koning stadhouder Willem III en zijn gemalin Mary II Stuart 21. R.M. van Heeringen, 2012 Tien Apeldoornse bouwstenen voor de archeologie op de Veluwe. Beschikbaar als typoscript in conceptversie en hoofdstuk Schoonbroek en Kleine Fluitersweg digitaal. 22. H.A. Heidinga, 1983. De Veluwe in de vroege middeleeuwen. (Oorspronkelijke, getypte c.q. gekopieerde proefschrift) 23. O.G. Heldring en R.H. Graadt Jonckers, 1841 De Veluwe, eene wandeling 24. H.E. Henkes, 1994 Glas zonder glans 25. J. Hollestelle, 1961. De steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560. 26. J. Hollestelle, 1981. Economische en Sociaal Historisch Jaarboek, 44e jaarboek. Blz. 11-21. De Nederlandse steenbakkerij in de 17e en 18e eeuw. 27. R.S. Hulst & D.A. Verlinde, 1976. Berichten van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek 26 (1976). Geröllkeulen aus Overijssel and Gelderland. Pp. 93-126. 28. E. de Jonge. 1995. De herengoederen op de Veluwe. Deel 4. 29. I. Joosten, 2004. Technology of Early historical Iron Production in the Netherlands. 30. R.M. Kemperink. 1993. R.M. Kemperink (eindredacteur), C.J.C.W.H. Arnhold, M.A.M. Franken, J. de Mol. Geschiedenis van Apeldoorn. 1993. 31. L.J. Keunen. 2001. De ontginningen en nederzettingen in het noordelijk deel van het kerspel Voorst. Afstudeerscriptie Historische Geografie aan de Wageningen Universiteit. 32. M. Kooi, 2011 Achterste Steenberg – Garderen Assel. Inventarise-
rend veldonderzoek door middel van proefsleuven. BAAC Rapport A-11.0321 33. A.C. Kranenburg, 1986. Het Loo, bouw, bewoning, restauratie. 34. J.L.A. Kremer, 1932. Een vergeten waterwerk uit de 17e eeuw 35. E.W. Langebergh – Parqui, 1983. Terugblik op het oude heidegehucht Hoog Soeren. 36. J.J. Lenting, H. van Gangelen en H. van Westing, 1994. Schans op de grens 37. H. van Loohuizen, 1980 Het Beekberger Woud. De geschiedenis van een verloren oerbos … 38. L. Louwe Kooijmans e.a., 2005. Nederland in de Prehistorie. 39. J.D. Moerman en E.E.Zinderen Bakker, 1950 Het Beekberger Woud, ontstaan en verleden, gepubl. in het Nederlandsch Kruidkundig Archief (deel 57) 40. J.D. Moerman, 1957. Oude Smeedijzerindustrie, ijzerkuilen en klapperstenen. Gelre LVI 41. J.D. Moerman, 1968/69. Oude Smeedijzerindustrie, beschrijving der overblijfselen. Gelre LXIII. 42. J.D. Moerman, 1970 Oude Smeedijzerindustrie, beschrijving der overblijfselen (vervolg en slot). Gelre LXIV. 43. C.A. Nairac met medewerking van H. Bouwheer, 1878. Een historisch hoekje der Veluwe. 44. C.A. Nairac, 1882. Nog een oud hoekje der Veluwe. 45. O. Odé en I.M.C. Nuijten, 1996. Gemeente Apeldoorn, cultuurhistorisch onderzoek van het stedelijk gebied. RAAP-Rapport 170. Archeologische Potentiekaart, cultuurhistorische overzicht en beleidsadvieskaart. 46. D. Otten, 2003. Veldnamen en oude Boerderijnamen in de gemeente Apeldoorn. 47. D. Otten, 2006. Lebuïnus een gedreven missionaris 48. D. Otten. 2009. Boerderijnamen in Voorst. Lexicon van ruim 900 boerderijnamen uit de periode 800-2000 49. M. Parlevliet en J. Zuyderwyk, 2012 SAGA Rapport 1. Na de vondst van de napjessteen. 50. A. Polling, 2006. Maastrichts Ceramiek. 7e druk. 51. RAAP-rapport 1131, bijlage 2, 2005. Gemeente Apeldoorn Archeologische beleidsadvieskaart 52. Th. H.F. van Riemsdijk, 1874. De Hooge bank van het Veluws landgericht te Engelanderholt. 53. P. Schut, 1991 Een inventarisatie van neolithische bijlen uit
Gelderland, ten noorden van de Rijn. Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) 11 uitgegeven door de ROB. 54. I. Simons. 1998. Een testament van Welgelegen, een landgoed in Apeldoorn. 55. Mildred Trotter and Goldine C. Gleser, 1958 A Re-evaluation of estimation of stature on measurements of stature taken during life and of long bones after death. American Journal of Physical anthropology 16:79-123. 56. J.S. van Veen, 1901. Engelanderholt (1462). Gelre Vol. 4. 57. J.S. van Veen, 1913. Kosten der Klaring ter Engelanderholt (1461). Gelre vol 16. 58. A.W. Vliegenthart, 1999. Het Loo. Een Paleis als museum. 59. A.D. Verlinde & R.S. Hulst, 2010 De grafvelden en grafvondsten op en rond de Veluwe van de late Bronstijd tot in de Midden-IJzertijd 60. G. Wolf-Heidegger, 1961 Atlas of systematic Human Anatomy Volume 1
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
357
Revisiehistorie Versie
Datum
Aanpassingen
0.01-0.28
1-11-2010 1-5-2011
Nieuwe hoofdstukken en gegevens toegevoegd
0.29
10-5-2011
Hulp hoofdstukken verwijderd
0.30
12-5-2011
Spellingscheck, tekstuele revisies, • H 1-3 herschreven • H 18-36 revisies
0.31
14-6-2011
Twee hoofdstukken toegevoegd: • Loenen maalstenen • Loenen Leeuwenbergweg Gegevens archief Harry Schotman toegevoegd: • Brandweerkazerne • Oranjerie • Korenpassage.
0.32
31-7-2011
Twee hoofdstukken toegevoegd • Tuin van Het Loo • Loenen ijzertijd pot Dalenk Correcties • Locatie Leeuwenbergweg Aanvullingen en corrrecties Harry Schotman verwerkt (obv versie 0.30) • Korenpassage • Oranjerie • Schoonbroek
0.33
4-9-2011
Hoofdstuk toegevoegd • Tjonger krabber Beekbergen Aanvullingen en correcties Gerard Heij (obv versie 0.30) • Hoofdstuk 1 AWA algemeen • Kleine Fluitersweg • Raadhuisplein • Correctie locatie Garderen Aanvullingen en correcties Ben Teule • Bijl Kootwijk Aanvullingen op basis literatuur • Urn Hoog Soeren • Loenen Dalenk
0.34
14-9-2011
Aanvullingen en correcties • Hamerbijl Beekbergen locatie gecorrigeerd • Overzichtskaart hernummerd
0.35
7-10-2011
Publicaties uit kranten en dergelijke toegevoegd.
0.36
6-11-2011
Publicaties uit kranten en dergelijke toegevoegd.
0.37
20-6-2012
Toegevoegd • Maalsteen Empe • Zonnewijzer Bussloo
0.38
30-7-2012
Toegevoegd • Aanvulling geschiedenis zonnewijzer Bussloo
0.39
31-10-2012
Toegevoegd • Houtskoolmeilers Radio Kootwijk • Bijl Beekbergerwoud
358
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
Versie
Datum
Aanpassingen
0.40 = 1.00
21-12-2012
• •
Bijl Beekbergerwoud aangepast Houtskool Beekbergerwoud
1.01
30-6-2013
• •
Paar kleine typefouten en tekstuele verbeteringen Foto-s bijl Loenen Droefakkers/Elim toegevoegd
25 jaar amateurarcheologie in Apeldoorn
359