Deelrapport 4
Ruimtelijk structurerende effecten Westerscheldetunnel Deelrapport 4: het voorzieningenpeil in Zeeland
Dr. Evert Meijers
Ruimtelijke structurerende effecten Westerscheldetunnel Deelrapport 4: het voorzieningenpeil in Zeeland Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Provincie Zeeland
Auteurs: Dr. E.J. Meijers
De begeleidingscommissie vanuit de Provincie Zeeland bestond uit: Drs. A. Drijgers, Directie Ruimte, Milieu en Water, Afdeling Ruimte Drs. L.G. Kaagman, Directie Ruimte, Milieu en Water, Afdeling Ruimte Drs. H.J.G. Uitterhoeve, Projectleider Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone Drs. P. Woets, Directie Economie en Mobiliteit, Afdeling Economie
April 2011 Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Tel. (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 E-mail
[email protected] http://www.otb.tudelft.nl Copyright 2011 by Onderzoeksinstituut OTB, Technische Universiteit Delft No part of this report may be reproduced in any form by print, photo print, microfilm or any other means, without written permission from the copyright holder.
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding ............................................................................................ 1 Inleiding ............................................................................................................... 1 Probleemschets ................................................................................................... 1 Onderzoeksvragen en aanpak ........................................................................... 2 Leeswijzer ............................................................................................................ 3
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Recente ontwikkeling voorzieningenpeil ......................................... 5 Inleiding ............................................................................................................... 5 Culturele voorzieningen..................................................................................... 8 Horeca ................................................................................................................10 Onderwijs...........................................................................................................14 Zorg ....................................................................................................................16 Winkelaanbod....................................................................................................21 Sport ...................................................................................................................30 Bestuur ...............................................................................................................30 Algemene bevindingen.....................................................................................31
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5 3.5.1 3.5.2 3.6
Het voorzieningenpeil vergeleken met de rest van Nederland ...... 34 Inleiding .............................................................................................................34 Methodiek ..........................................................................................................34 Analyse Zeeuwse WGR-gebieden ..................................................................37 Analyse Zeeuwse gemeenten ..........................................................................52 Kaartbeelden .....................................................................................................52 Ranking gemeenten ..........................................................................................75 Analyse Zeeuwse woonplaatsen .....................................................................79 Kaartbeelden .....................................................................................................79 Ranking Zeeuwse woonplaatsen ....................................................................95 Algemene bevindingen.....................................................................................98
4
Benutting van het draagvlak van het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen ....................................... 99 Inleiding .............................................................................................................99 Cultuur ............................................................................................................ 100 Onderwijs........................................................................................................ 102 Sport ................................................................................................................ 104 Winkelaanbod................................................................................................. 106 Zorg ................................................................................................................. 110 Bestuur ............................................................................................................ 113 Conclusie......................................................................................................... 115
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Analyse complementariteit van het voorzieningenaanbod in het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen ... 117 Complementariteit ......................................................................................... 117 Het meten van complementariteit............................................................... 117 Relatieve specialisaties van de Zeeuwse steden ......................................... 118 Spreiding van het winkelaanbod over de Zeeuwse steden ...................... 123 Conclusie......................................................................................................... 128
6 6.1 6.2
Conclusies en beleidsaanbevelingen ............................................. 129 Conclusies ....................................................................................................... 129 Bevindingen t.a.v. voorzieningen in de andere deelrapporten ................ 136
1
Inleiding
1.1
Inleiding
Dit rapport presenteert de resultaten van een onderzoek naar het voorzieningenpeil in Zeeland. Dit betreft zowel de stand van het voorzieningenpeil als de ontwikkeling ervan, waarbij ook gekeken wordt hoe Zeeland relatief scoort ten opzichte van de rest van Nederland. Het gaat in dit onderzoek om voorzieningen op het gebied van cultuur, horeca, onderwijs, zorg, winkelaanbod, sport en bestuur die steden voor hun ommeland verzorgen. In het bijzonder wordt gekeken naar veranderingen die mogelijk te maken hebben gehad met de opening van de Westerscheldetunnel in 2003 en de opheffing van de autoveren tussen Kruiningen-Perkpolder en Vlissingen-Breskens. Die veranderingen hebben betrekking op het mogelijke ontstaan van een stedelijk netwerk Middelburg-VlissingenGoes-Terneuzen, zoals ook als zodanig aangemerkt in de Nota Ruimte (2001). Een belangrijk idee achter het concept ‘stedelijk netwerk’ is dat de kritische massa van de steden in zo’n netwerk beter geëxploiteerd kan worden, o.a. ten behoeve van het bereiken van een hoger peil aan voorzieningen. In een goed functionerend stedelijk netwerk verwacht je een voorzieningenpeil dat overeenkomt met de totale massa van alle steden samen. Een van de manieren waarop dat gestalte kan krijgen is doordat de steden elkaar steeds minder dupliceren, maar elkaar juist aanvullen voor wat betreft het voorzieningenaanbod. Een ander effect betreft de ruimtelijk structurerende werking van infrastructuur. De wetenschap is het er niet over eens of nieuwe infrastructuur nu leidt tot een versterking van de positie van meer centraal gelegen steden en gebieden of dat relatief meer perifeer gelegen bieden juist een inhaalslag kunnen maken. Het eerste effect zou kunnen optreden omdat een relatief geïsoleerd gebied, zoals bijvoorbeeld Zeeuws-Vlaanderen, door die isolatie relatief beschermd is geweest tegen processen als schaalvergroting en specialisatie en door de komst van de tunnel blootgesteld wordt aan meer competitie. Beide potentiële effecten zijn af te lezen aan het voorzieningenpeil. Dit onderzoek, in opdracht van de Provincie Zeeland, maakt deel uit van een serie onderzoeksmodules die de Technische Universiteit Delft uitvoert naar de ruimtelijk structurerende werking van infrastructuur en waarin de Westerscheldetunnel als casus fungeert. De uitkomsten van deze modules worden in vier deelrapporten gepresenteerd. In deelrapport 1 zijn bereikbaarheidsanalyses gedaan en is gekeken naar de effecten van een bereikbaarheidsverandering op de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de bevolking en het voorzieningenpeil. In deelrapport 3 wordt gekeken naar de effecten van de tunnel op bewoners, meer in het bijzonder of hun activiteiten- en verplaatsingspatroon gewijzigd is door de komst van de tunnel. In deelrapport 4 is gekeken naar de effecten van de tunnel op voorzieningen. Naast deze deelrapporten verscheen er een overkoepelende integrale samenvatting van de resultaten. 1.2
Probleemschets
Een aantal ontwikkelingen maakt dat het voorzieningenpeil in Zeeland onder druk staat. In de eerste plaats is het Nederlandse financiële beleidsstelsel dusdanig ingericht dat grotere steden disproportioneel meer geld krijgen, ondermeer ten behoeve van publieke voorzieningen, dan kleinere. Ondanks het feit dat een aanzienlijk deel van de Zeeuwse bevolking in een aantal dicht bij elkaar gelegen steden woont profiteren zij niet van deze ‘schaaltoeslag’. In de tweede plaats vereisen voortgaande processen van schaalvergroting TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
1
en specialisatie een steeds groter draagvlak dat kleinere steden steeds moeilijker kunnen organiseren. Dit geldt zowel voor het bedrijfsleven als met betrekking tot voorzieningen. In de derde plaats leidt sterke onderlinge concurrentie doorgaans eerder tot duplicatie dan tot complementariteit. Betrekkelijk laagwaardige voorzieningen worden gerepliceerd, terwijl hoogwaardige voorzieningen behorend bij de schaal van de stedelijke bevolking in Zeeland niet worden gerealiseerd. Eigenstandig opereren van gemeenten kan er voorts toe leiden dat zij tegen elkaar worden uitgespeeld wat voor de provincie als geheel tot suboptimale lokatiekeuzen van bedrijven en voorzieningen kan leiden. Indien de kritische massa van de Zeeuwse steden niet beter wordt benut dreigen bepaalde typisch stedelijke voorzieningen zelfs te verdwijnen uit Zeeland en georganiseerd te worden op het schaalniveau van Zuidwest Nederland waarbij het maar de vraag is of deze voorzieningen in Zeeland een plaats zullen vinden. 1.3
Onderzoeksvragen en aanpak
Een viertal onderzoeksvragen staan centraal: 1. Hoe heeft het voorzieningenpeil in Zeeland zich ontwikkeld de afgelopen 10-15 jaar? 2. Hoe verhoudt het voorzieningenpeil in Zeeland zich tot de rest van Nederland? 3. In hoeverre biedt netwerkvorming tussen de Zeeuwse steden mogelijkheden om te komen tot een hoger voorzieningenpeil? 4. In hoeverre vullen de voorzieningen in de Zeeuwse steden elkaar aan en in hoeverre dupliceren ze elkaar? Een vijfde onderzoeksvraag betreft het gebruik van voorzieningen, meer specifiek in hoeverre het patroon in het gebruik van voorzieningen veranderd is sinds de komst van de Westerscheldetunnel. De informatie hiervoor is verzameld in de bewonersenquête, waarover gerapporteerd is in deelrapport 3. De relevante conclusies met betrekking tot voorzieningen worden in het afsluitende hoofdstuk (paragraaf 6.2) samengevat. Ten behoeve van de beantwoording van de vier onderzoeksvragen zijn allereerst een aantal databestanden gemaakt waarin, per plaats, gemeente, of WGR-samenwerkingsgebied1 het voorzieningenniveau is geïnventariseerd voor verschillende momenten in de tijd voor en na de opening van de tunnel. Op basis hiervan zijn kaarten en tabellen gemaakt die voorzien in het beantwoorden van de eerste vraag, namelijk een beschrijving van het voorzieningenpeil. Evenwel, om dit peil te kunnen beoordelen (is het nu hoog of laag?) is gekeken hoe het voorzieningenpeil in de Zeeuwse woonplaatsen, gemeenten en WGR-samenwerkingsgebieden zich verhoudt tot de rest van Nederland. Daartoe is voor de rest van Nederland een verklarend model opgesteld (een regressiemodel) dat zo goed mogelijk het voorzieningenpeil van woonplaatsen, gemeenten dan wel WGR-samenwerkingsgebieden in de rest van Nederland voorspelt op basis van een aantal verklarende variabelen, zoals bevolkingsomvang, omvang van het achterland, inkomen, toerisme en nog een aantal variabelen die de bevolkingssamenstelling weergeven. Vervolgens zijn deze verklarende modellen toegepast op de Zeeuwse situatie zodat op basis van de situatie in de rest van Nederland 1 WGR= Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Tot voor kort werden Gemeenschappelijke Regelingen tussen gemeenten geacht te worden geclusterd binnen gebieden. In Zeeland zijn de WGR-gebieden: ZeeuwsVlaanderen, Walcheren en de Oosterschelderegio.
2
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
een voorspelling gedaan kon worden voor het voorzieningenpeil van woonplaatsen, gemeenten en WGR-samenwerkingsgebieden in Zeeland. Gekeken is vervolgens of het daadwerkelijke voorzieningenpeil in Zeeland positief of negatief afsteekt ten opzichte van wat we zouden mogen verwachten afgaande op het voorzieningenpeil in de rest van Nederland. Deze analyses beantwoorden de tweede onderzoeksvraag. De derde onderzoeksvraag richt zich op het stedelijk netwerk Middelburg-VlissingenGoes-Terneuzen en gaat na in hoeverre het voorzieningenpeil van deze vier steden gezamenlijk past bij een stad van 125.000 inwoners met een bepaalde bevolkingssamenstelling en gezien het toerisme en de omvang van het achterland. Tevens is nagegaan hoe dit voorzieningenpeil afsteekt ten opzichte van steden van vergelijkbare omvang in Nederland. Een eventueel lager voorzieningenpeil maakt duidelijk wat de potentiële winst is van een verdere integratie van, en samenwerking tussen, de vier steden. Relevant voor dit stedelijk netwerk is ook de vraag of de voorzieningen in de vier grootste Zeeuwse steden elkaar dupliceren of dat ze elkaar juist aanvullen. Middels een correspondentie-analyse is deze vierde onderzoeksvraag beantwoord. Een uitgebreidere methodologische onderbouwing wordt gegeven in de vier hierna volgende hoofdstukken, waarin de vier onderzoeksvragen stuk voor stuk behandeld worden. 1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 schetst het huidige voorzieningenpeil in Zeeland en de ontwikkelingen daarin in de afgelopen jaren. Hoofdstuk 3 biedt een evaluatie van dit voorzieningenpeil door het af te zetten tegen wat we normaliter zouden mogen verwachten in Zeeland. Hoofdstuk 4 gaat na hoe het voorzieningenpeil in de vier grootste steden gezamenlijk (het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen) zich heeft ontwikkeld en dit wordt afgezet tegen het voorzieningenpeil van één enkele stad met een vergelijkbare kritische massa als de vier steden gezamenlijk. Hoofdstuk 5 gaat na of de voorzieningen in deze vier steden elkaar aanvullen of dat ze juist gedupliceerd worden. In hoofdstuk 6 volgen de conclusies.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
3
4
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2
Recente ontwikkeling voorzieningenpeil
2.1
Inleiding
Dit hoofdstuk schetst de stand van zaken met betrekking tot het voorzieningenpeil van plaatsen in Zeeland en geeft daarbij ook de ontwikkeling sinds de opening van de Westerscheldetunnel weer. Een aantal typen voorzieningen worden geanalyseerd (cultuur, horeca, sport, winkelaanbod, zorg, bestuur) in woord en beeld. Dit hoofdstuk dient om een eerste schets te geven van de spreiding van voorzieningen over Zeeland, en tracht zodoende niet om een uitputtend overzicht van alle mogelijke voorzieningen te bieden. Dit beschrijvende hoofdstuk moet eerder gezien worden als het voorwerk op de analyses die in de volgende hoofdstukken gepresenteerd worden. De gegevens zijn primair afkomstig uit de ABF vastgoedmonitor, waarin data vanuit een veelheid aan bronnen ontsloten wordt. Voor een compleet overzicht aan databronnen wordt verwezen naar Bijlage3. Hieraan is data over universiteiten en bestuursvoorzieningen toegevoegd. De verscheidenheid aan databronnen brengt met zich mee dat de data over voorzieningen niet altijd voor dezelfde tijdreeksen beschikbaar zijn. In dit hoofdstuk is ervoor gekozen om de trend vanaf het jaar 2003 – het jaar waarin de Westerscheldetunnel geopend werd - te documenteren en te vergelijken. In dit hoofdstuk wordt met name gewerkt met kaarten. Plaatsen worden weergegeven door middel van een cirkel, waarbij de omvang van de cirkels proportioneel evenredig is aan de mate waarin een bepaalde voorziening daar aanwezig is (meestal anno 2009, voor een aantal type voorzieningen is dit 2007, 2008 of 2010). De kleur van het grondgebied van een plaats of gemeente geeft de ontwikkeling sinds 2003 weer, waarbij rood uiteraard duidt op een afname en groen op een toename, terwijl geel een neutrale trend weergeeft. Gezien de veelheid aan informatie in de kaartjes is ervoor gekozen om niet alle 125 woonkernen in Zeeland te labellen. In plaats hiervan geven de figuren 2.1.1 en 2.1.2 de ligging van de plaatsen en respectievelijk gemeenten aan. De cirkels geven het aantal inwoners aan. Deze figuren dienen dan ook als referentie voor de plaats en gemeentenamen. Dit hoofdstuk is verder per type voorziening georganiseerd. Achtereenvolgens komen aan bod: cultuur, horeca, onderwijs, zorg, winkelaanbod, sport en bestuur. Afgesloten wordt met een meer algemene beschouwing.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
5
Figuur 2.1.1 Gemeenten in Zeeland.
6
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.1.2 Plaatsen in Zeeland.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
7
2.2
Culturele voorzieningen
Er zijn verschillende soorten culturele voorzieningen, waaronder bioscopen en filmtheaters, concertgebouwen en poppodia, musea en theaters. Zeeland beschikt niet over een concertgebouw, al worden er natuurlijk de nodige concerten gegeven op andere plaatsen. Anno 2005 was er een poppodium in Goes (met een capaciteit van 450) en in Zierikzee (300). Kleinere poppodia bestaan in Middelburg (de huidige sinds begin 2007), Vlissingen (capaciteit onbekend) en Terneuzen, al is het onderscheid tussen poppodium en kroeg niet altijd even duidelijk te maken. Voor de overige typen culturele voorzieningen is data voor een langere periode aanwezig. Figuur 2.2.1 geeft de ontwikkeling ten aanzien van bioscopen en filmtheaters weer. Figuur 2.2.1 Cinema in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Nederlandse Federatie voor de Cinematografie.
Er zijn slechts een aantal bioscopen en filmtheaters in Zeeland, maar er hebben zich een aantal opmerkelijke verschuivingen voorgedaan sinds 2003. De grootste bioscoop, in Vlissingen, is gebleven, evenals het kleine filmtheater in Middelburg. Maar verder is de bioscoop in Hulst gesloten (al bestaan er wel plannen voor een nieuwe bioscoop annex theater), en het aantal bioscoopstoelen in Oostburg is verminderd. Er zijn twee nieuwe middelgrote bioscopen ontwikkeld in Terneuzen en Goes.
8
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.2.2 Musea in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Nederlandse museumvereniging.
De data ten aanzien van de musea is afkomstig van de Nederlandse Museumvereniging en betreft musea aangesloten bij de Stichting Museumjaarkaart. Opgemerkt dient te worden dat het begrip museum niet beschermd is in Nederland waardoor verschillende instanties een verschillende interpretatie kunnen geven aan het begrip museum. Zouden we uitgaan van een andere bron, www.museum.nl, die pretendeert een volledig overzicht van alle musea te geven, dan zien we dat met name Middelburg veel beter scoort (3 musea meer) en met een totaal van 5 juist de toppositie in Zeeland zou hebben. Ook Terneuzen heeft volgens deze bron één museum meer (Schoolmuseum) en dat geldt ook voor Bruinisse, Hoedekenskerke en Meliskerke. Deltapark Neeltje Jans is in dit kaartje bij BurghHaamstede gerekend. Arnemuiden en Vlissingen zouden volgens deze alternatieve bron één museum minder hebben (anno februari 2010). Wat opvalt is dat musea in Zeeland niet sterk geconcentreerd zijn in één plaats, maar redelijk evenwichtig over de provincie zijn verdeeld, waarbij Walcheren iets beter bedeeld is en Tholen en Noord-Beveland juist minder. Zowel op Walcheren, als op Schouwen-Duiveland, Zuid-Beveland en in ZeeuwsVlaanderen zijn de musea gespreid over een veelheid aan kernen. Het aantal musea is zeer stabiel.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
9
Figuur 2.2.3 Theaters in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Theater Instituut Nederland.
Volgens data van het Theater Instituut Nederland bevindt het grootste theater (qua capaciteit) zich in Hulst. Afgezien van een extra zaal in het Ledeltheater in Oostburg hebben ontwikkelingen met name betrekking gehad op de Schouwburg in Middelburg. Het geplande nieuwe a-theater met 1100 stoelen verdeeld over een grote en kleine zaal en nog eens een filmtheater met 100 stoelen is niet afgebouwd vanwege technische problemen tijdens de bouw. 2.3
Horeca
Gegevens voor de horeca sector zijn alleen beschikbaar op het niveau van gemeenten. Een uitsplitsing wordt gemaakt naar een viertal sectoren: - drankensector (hieronder vallen cafés/bars, discotheken, de meeste strandtenten, coffeeshops, kiosken, horeca bij recreatiebedrijf en sportaccomodaties, zalen en partycentra); - fastfoodsector (ijssalon, snackbar, fastfoodrestaurant, shoarmazaak, lunchroom, creperie, restauratie); - restaurantsector (bistro, restaurant, café-restaurant, wegrestaurant) - hotelsector (hier is het aantal bedden als indicator gekozen).
10
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.3.1 Drankensector (aantal zaken), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering
Uit Figuur 2.3.1 volgt dat het aantal zaken in de drankensector het grootst is in de gemeenten Schouwen-Duiveland en Veere. Opvallend is de afname van het aantal zaken sinds 2003 in de gemeenten Hulst, Terneuzen en Vlissingen en in iets mindere mate Schouwen-Duiveland. Wat deze laatste gemeente betreft, ging de afname van het aantal zaken wel gepaard met een toename van het verkoopoppervlak van zaken (zie Figuur 2.3.2). De enige substantiële toename van het aantal zaken vond plaats in de gemeente Middelburg. In termen van verkoopoppervlak was er met name een toename in de gemeenten Veere en Goes. Hulst noteerde de grootste afname van het verkoopoppervlak in de drankensector. Figuur 2.3.2 Drankensector (verkoopoppervlakte), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
11
Figuur 2.3.3 presenteert de ontwikkeling van het aantal zaken in de fastfoodsector en figuur 2.3.4 geeft de ontwikkeling van het verkoopoppervlak weer. Zoals eerder aangegeven omvat deze sector dus veel meer dan alleen de zogenaamde fastfoodrestaurants. Met name in de gemeente Veere nam het aantal zaken fors af. Schouwen-Duiveland en Borsele noteerden een redelijke stijging van het aantal zaken in deze branche, al gaat dit op Schouwen-Duiveland wel gepaard met een afname van het verkoopoppervlak. Dit geldt ook voor Goes en Hulst. Voor de gemeente Middelburg geldt dit andersom: een afname van het aantal zaken gaat gepaard met een stijging van het verkoopoppervlak in deze sector. Figuur 2.3.3 Fastfoodsector (aantal zaken), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering.
Figuur 2.3.4 Fastfoodsector (verkoopoppervlakte), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering.
12
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Voor de restaurantsector geldt ook een wisselend beeld waar afnames van het aantal zaken gepaard kunnen gaan met een toename van het verkoopoppervlak (schaalvergroting) en andersom. Wel is er bijna in geheel Zeeland een flinke toename van het verkoopoppervlak van restaurants. Middelburg en in mindere mate Reimerswaal en Tholen zijn hier de dissonanten. Het aantal zaken in de restaurantsector neemt vooral toe in de gemeenten Veere, Vlissingen, Borsele en Schouwen-Duiveland. Met name in Middelburg en op Tholen is sprake van een afname van het aantal zaken. Qua totaal aantal zaken blijft de gemeente Sluis koploper, Schouwen-Duiveland en Terneuzen volgen. Figuur 2.3.5 Restaurantsector (aantal zaken), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering.
Figuur 2.3.6 Restaurantsector (verkoopoppervlakte), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
13
Tot slot geeft figuur 2.3.7 de ontwikkeling van de hotelsector weer aan de hand van het aantal hotelbedden. We zien dat er grote verschillen bestaan tussen de Zeeuwse gemeenten. De rijkelijk van stranden voorziene gemeenten Veere, Schouwen-Duiveland en Sluis hebben aanzienlijk meer hotelcapaciteit dan gemeenten als Borsele, Tholen, NoordBeveland, Kapelle, Reimerswaal en Hulst. Van de meer stedelijke gemeenten heeft Terneuzen de meeste hotelbedden, gevolgd door Vlissingen, Goes en dan Middelburg. Opvallend is de trend sinds 2003. Op Walcheren is sprake van een substantiële afname van het aantal hotelbedden. Sluis, Schouwen-Duiveland en Reimerswaal laten een aanzienlijke toename zien. Een lichte stijging van de hotelcapaciteit is er ook in Goes en Terneuzen. Figuur 2.3.7 Hotelsector (aantal hotelbedden), ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: bedrijfschap Horeca en Catering.
2.4
Onderwijs
Ten aanzien van onderwijsvoorzieningen wordt hier gekeken naar het basisonderwijs, het voorgezet onderwijs, de beroeps- en volwasseneneducatie en het hoger onderwijs. Figuur 2.4.1 geeft het aantal basisscholen weer per woonplaats en de ontwikkeling daarin sinds 2003.
14
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.4.1 Basisscholen in Zeeland, ontwikkeling 2003-2008.
Bron data: Centrale Financiën Instellingen.
Sinds 2003 is er in Waarde een school bijgekomen en zijn een aantal scholen in andere plaatsen gesloten. Alleen in Noordgouwe betekent dit dat er geen alternatief meer is in de plaats zelf. Figuur 2.4.2 geeft de diversiteit van het onderwijsaanbod in het voortgezet onderwijs weer. Figuur 2.4.2 Aanwezigheid schoolsoorten in het voortgezet onderwijs, situatie 2008.
Bron data: Centrale Financiën Instellingen.
Uit Figuur 2.4.2 blijkt duidelijk dat een compleet aanbod van voortgezet onderwijs te vinden is in Middelburg, Vlissingen, Goes, Terneuzen, Oostburg en Hulst. Daarnaast zijn er TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
15
een aantal locaties voor VMBO en VBO in Krabbendijke, Sint Maartensdijk en Tholen. Zierikzee huisvest alleen geen VBO meer (in 2003 nog wel). Overigens zijn in sommige plaatsen meerdere scholen met hetzelfde aanbod aan voortgezet onderwijs. Deze laten zich onderscheiden van elkaar op basis van het al dan niet hebben van een bepaalde confessionele grondslag. Dit gaat in het bijzonder op voor Goes, waar bijvoorbeeld 4 keer een HAVO en VWO te vinden zijn. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie wordt verzorgd door een tweetal Regionale Opleidingencentra, ROC Zeeland en ROC Westerschelde. De hoofdvestigingen hiervan zijn te vinden in Vlissingen en respectievelijk Terneuzen. Omvangrijke leslokaties van het ROC Zeeland zijn Middelburg en Goes, terwijl kleinere leslokaties te vinden zijn in Tholen en Zierikzee. Een belangrijke nieuwe ontwikkeling op het terrein van onderwijsvoorzieningen is de komst van een university college (de Roosevelt Academy) naar Middelburg. Dit university college, dat universitair onderwijs opleidend to de Bachelor-titel biedt, is onderdeel van de Universiteit Utrecht. Inmiddels krijgen circa 600 studenten les in het voormalige stadhuis van Middelburg. Met dit university college heeft Zeeland nu twee instellingen voor hoger onderwijs binnen haar grenzen. De andere instelling is de Hogeschool Zeeland in Vlissingen. In Terneuzen bevindt zich een nevenlokatie waar de propaedeuse van een aantal opleidingen kan worden gevolgd. Aandachtspunt voor de Hogeschool Zeeland is wel een dalend studentenaantal. Zo is de instroom met zo’n 100 studenten gedaald wanneer we 2004 met 2008 vergelijken (op een totaal van ca. 1250 studenten in 2008). 2.5
Zorg
Het zorgaanbod is hier uitgeplitst naar basiszorg (voorzieningen met een lokale functie), specialistische zorg (voorzieningen met een regionale betekenis) en bedden in de zorg (voorzieningen met zowel een lokaal als een regionaal belang). De figuren 2.51 t/m 2.5.4 geven ontwikkelingen ten aanzien van een aantal basisvoorzieningen weer (achtereenvolgens huisartsen, apotheken, fysiotherapeuten en tandartsen).
16
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.5.1 Huisartsen in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Cegedim Dendrite.
Lang niet alle woonkernen beschikken over een huisarts, al moet gezegd dat een aantal huisartsen ook consulten houden in andere plaatsen dan waar de praktijk gevestigd is. Sinds 2003 lijkt zich een trend voor te doen naar schaalvergroting van praktijken. Vaak gaat een afname van het aantal huisartsen in de ene kern dan ook gepaard met de groei van het aantal huisartsen in een naburige kern. Figuur 2.5.2. Apotheken in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Cegedim Dendrite.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
17
Steeds meer huisartsen op het platteland zijn ook apotheekhoudend. Deze zijn in figuur 2.5.2 samengenomen met de traditionele stadsapotheken. Het aantal apotheken groeide licht. Wel zijn er steeds meer woonkernen zonder apotheek en nam het aantal woonkernen met meerdere apotheken licht toe. Figuur 2.5.3 Fysiotherapeuten in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Cegedim Dendrite.
Ook bij de fysiotherapeuten vallen kleine, subregionale verschuivingen te zien, met name in West-Zeeuws-Vlaanderen en op Walcheren. Al met al neemt het aantal fysiotherapeuten licht af. Ook het totaal aantal tandartsen in Zeeland loopt terug, met name in Middelburg en Burgh-Haamstede, al zijn er ook plaatsen waar er een tandarts bij kwam (figuur 2.5.4).
18
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.5.4 Tandartsen in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Cegedim Dendrite.
Naast basiszorg is er ook specialistische zorg, en de ontwikkelingen daarin worden weergegeven aan de hand van het aantal specialisten (figuur 2.5.5) en de spreiding van ziekenhuizen (2.5.6). Figuur 2.5.5 Specialisten in Zeeland, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Cegedim Dendrite.
Uiteraard zijn specialisten (en specialisten in opleiding) met name te vinden in plaatsen waar ook ziekenhuizen zijn. De data in Figuur 2.5.5 wordt echter vertekend doordat veel specialisten zijn toegerekend aan de hoofdvestiging van ziekenhuizen, terwijl deze vaak op TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
19
meerdere lokaties werkzaam zijn. In dit geval betekent dit dat er geen specialisten zouden zijn in Zierikzee en zijn de specialisten (deels) werkzaam in Oostburg en Hulst toegerekend aan Terneuzen. Her en der verspreid zijn nog enkele specialisten werkzaam buiten de ziekenhuizen om. Figuur 2.5.6 Ziekenhuizen in Zeeland, situatie anno 2010.
Bron data: Cegedim Dendrite.
Recent zijn het Ziekenhuis Walcheren en de Oosterscheldeziekenhuizen gefuseerd tot het Admiraal de Ruyterziekenhuis, dat naast lokaties in Goes, Vlissingen en Zierikzee een polikliniek in Middelburg kent. Er wordt nagedacht over een nieuw locatiemodel van dit ziekenhuis met één nieuw ‘top-tech’ ziekenhuis en een aantal satellieten. Alhoewel er dus veranderingen zijn te verwachten was de spreiding van ziekenhuisvoorzieningen stabiel de afgelopen jaren. Naast algemene ziekenhuizen kent Zeeland één zogenaamd categoraal ziekenhuis in Goes (revalidatie) met een poliklinische afdeling in Terneuzen. Klinische geestelijke gezondheidszorg concentreert zich ook in Goes (verslavingszorg) en het nabijgelegen Kloetinge dat een kliniek voor volwassenen en één voor kinderen telt, overigens allen behorend tot dezelfde organisatie. Dat wil niet zeggen dat het aantal ziekenhuisbedden – een belangrijke graadmeter voor het aantal specialismen dat vertegenwoordigd is – stabiel bleef, zo nam het aantal bedden in Vlissingen licht af, en in Zierikzee behoorlijk toe (+60), terwijl het aantal bedden in Goes (+54) en met name Kloetinge (+351) fors toenam.
20
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.5.7 Bedden in zorginstellingen, ontwikkeling 2003-2009.
Bron data: Cegedim Dendrite.
Bij bedden in zorginstellingen gaat het om bedden in verzorgingshuizen, in verpleeghuizen, in serviceflats, in ziekenhuizen en in combinaties van voorgaande typen instellingen. In de Kanaalzone van Zeeuws-Vlaanderen is sprake van een lichte afname van dit soort bedden, maar dit wordt goedgemaakt door een stijging van het aantal bedden in Hulst en omgeving. Het aantal bedden in Breskens groeit ook, mogelijk ten koste van een vergelijkbaar aantal bedden dat Oostburg verliest, terwijl ook het aantal bedden in IJzendijke licht terugliep. Een vergelijkbare situatie doet zich voor op Walcheren, waar Middelburg een aanzienlijke vermindering van het aantal zorgbedden kent, maar een aantal omliggende plaatsen een stijging. In Zierikzee en Goes/Kloetinge nam het aantal bedden toe, zonder dat er in omliggende plaatsen een vermindering optrad. 2.6
Winkelaanbod
Het winkelaanbod is uitgeplitst naar branche. Er wordt een onderscheid gemaakt in winkels in de volgende branches: - dagelijks aanbod (denk aan supermarkten, vers, delicatessen, tanksuper, apotheek, drogist, parfumerie, persoonlijke verzorging, etc.); - mode & luxe (kleding, schoenen, juwelier, huishoudelijke artikelen, antiek etc); - vrije tijd (sport, speelgoed, electronica, muziek, software, kantoorartikelen, boeken etc.); - in/om huis (bloemen en planten, bruin en witgoed, computers, electro, fietsen, doe-het-zelf, bedden, meubelzaken, woonwarenhuizen, verlichting, woningtextiel etc.); - detailhandel overig (2e hands zaken, dumpwinkels, feestartikelen, paramedische artikelen, museumwinkels, souvenirs, wereldwinkel, haarden en kachels, natuursteen etc.); - transport en brandstoffen (autodealer, autoschadebedrijf, garagebedrijf, brandstoffen, tankstation, caravans, boten etc); TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
21
-
-
leisure (cafe, restaurants, partycentrum, bioscoop, theater, museum, casino, bowling, amusement etc. – met andere woorden, deze branche geeft een totaaloverzicht van veel van de voorzieningen die in dit onderzoek centraal staan); diensten (verhuur, reparatie, kapper, stomerij, sleutelservice, lijstenmaker, fotostudio, banken, postkantoor, makelaardij, vvv, reisbureau, uitzendbureau etc.).
Data is uitgesplitst naar verkooppunten (aantal winkels) en verkoop-vloeroppervlakte (alle overdekte, voor de consument toegankelijke en zichtbare ruimten). Voor de branches ‘transport en brandstoffen’, ‘leisure’ en ‘diensten’ is alleen data beschikbaar over het aantal verkooppunten. Figuur 2.6.1 (verkooppunten) en figuur 2.6.2 (verkoop-vloeroppervlakte) geven de stand van zaken en de ontwikkeling in de branche met dagelijks aanbod weer. Figuur 2.6.1 Verkooppunten dagelijks aanbod, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
22
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.6.2 Verkoop-vloeroppervlakte dagelijks aanbod, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Middelburg, Goes en Vlissingen zijn de steden met duidelijk de meeste winkels en het grootste winkel-vloeroppervlak met een dagelijks aanbod. Wat het aantal winkels betreft steken plaatsen als Sluis en Hulst Terneuzen naar de kroon. Hetzelfde geldt voor BurghHaamstede, waar het aantal winkels met een dagelijks aanbod ongeveer even groot is als Zierikzee, en het verschil tussen beide neemt verder af. In veel Zeeuwse plaatsen nam het aantal winkels in de branche ‘dagelijks aanbod’ licht af. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs te leiden tot een afname van het verkoop-vloeroppervlak in deze branche, integendeel (zie bijvoorbeeld plaatsen als Sluis, Hulst, Axel, Oost-Souburg, Krabbendijke, Tholen, Terneuzen. Bruinisse, Sas van Gent). Schaalvergroting is duidelijk aan de orde. Plaatsen die duidelijk te maken hebben met een negatieve ontwikkeling in deze branche zijn onder andere Oostburg, Kamperland, Kortgene, Scherpenisse, Renesse, Zierikzee, Oostkapelle, Domburg. Kernen die het zowel qua winkels als qua verkoop-vloeroppervlak een toename kenden zijn onder andere Middelburg, Goes, Burgh-Haamstede, Cadzand, Rilland en ’s-Gravenpolder. Op Schouwen-Duiveland zijn er drie plaatsen zonder winkels met een dagelijks aanbod, op zowel Walcheren, Noord-Beveland en Tholen geldt dit voor één plaats. Op zowel Zuid-Beveland als in Zeeuws-Vlaanderen zijn er negen woonkernen zonder een winkel met dagelijks aanbod. Winkels met een assortiment van mode & luxe zijn veel meer geconcentreerd in een aantal kernen dan winkels met een dagelijks aanbod, zie figuur 2.6.3 (verkooppunten) en figuur 2.6.4 (verkoop-vloeroppervlak).
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
23
Figuur 2.6.3 Verkooppunten mode & luxe, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Figuur 2.6.4 Verkoop-vloeroppervlak mode & luxe, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Belangrijke kernen waar het winkels met een mode & luxe aanbod betreft zijn (in aflopende volgorde) Goes, Middelburg, Sluis, Vlissingen, Terneuzen, Zierikzee, Hulst en Oostburg. Van deze plaatsen neemt het belang van Hulst af. In lichte mate geldt dat ook voor Zierikzee. Ook het aantal winkels in mode & luxe in Oostburg nam af, maar gemiddeld werden de winkels daar wel weer groter. Afgaande op het aantal winkels groeiden Middelburg en Sluis het meest. Waar het het verkoop-vloeroppervlak betrof gold dit ook voor Goes en Vlissingen en in mindere mate Terneuzen. 24
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.6.5 Verkooppunten vrije tijd, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Figuur 2.6.6 Verkoop-vloeroppervlak vrije tijd, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Middelburg is de plaats met het meeste aanbod in de vrije tijdsbranche. Opvallend in Zeeuws-Vlaanderen is dat Terneuzen duidelijk de meeste winkels heeft met een assortiment in de vrije tijd branche, maar dat qua verkoop-vloeroppervlakte Hulst, Breskens en Sluis duidelijk groter zijn. Van de grotere woonkernen in Zeeland zagen alleen Middelburg en Terneuzen een substantiële groei van het aantal winkels in de vrije tijdsbranche. Yerseke en Bruinisse kenden ook een toename van het aantal winkels. Vlissingen, BresTU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
25
kens en Hulst kenden een sterke teruggang. Gemeten naar verkoop-vloeroppervlak echter, deden deze drie plaatsen het uitstekend en kenden behoorlijke toenames. Zierikzee en Oostburg verloren terrein. Axel daarentegen groeide fors, gemeten naar verkoopvloeroppervlakte. Figuur 2.6.7 Verkooppunten branche ‘in & om huis’, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Figuur 2.6.8 Verkoop-vloeroppervlakte branche ‘in & om huis’, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Van de grotere plaatsen laat alleen Middelburg een groei van het aantal winkels in de branche ‘in & om het huis’ zien en wordt daarin vergezeld door Sluis, Arnemuiden, We26
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
meldinge en Kruiningen. Terneuzen en Zierikzee laten een verlies zien qua aantal winkels, datzelfde geldt in mindere mate voor Vlissingen. Voor deze plaatsen geldt dan weer wel dat de verkoop-vloeroppervlakte toeneemt, iets wat ook het geval is in onder meer Middelburg, Goes, Oostburg. Opmerkelijke concentraties van grote winkels in deze branche zijn te vinden in Axel, Koudekerke en Poortvliet. Die laatste plaats kende overigens wel een daling van de verkoop-oppervlakte. Figuur 2.6.9 Verkooppunten branche ‘detailhandel overig’, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Figuur 2.6.10 Verkoop-vloeroppervlakte branche ‘detailhandel overig’, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus. TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
27
De detailhandel die niet tot de eerder genoemde branches valt te rekenen groeit met name in Goes en Terneuzen, en in mindere mate in Oostburg, Axel, Hulst en Vlissingen en Middelburg. Voor de branche ‘transport en brandstoffen’ is alleen data over verkooppunten beschikbaar (zie figuur 2.6.11). Figuur 2.6.11 Verkooppunten transport & brandstoffen, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
Het aantal verkooppunten in de transport & brandstoffen sector lijkt duidelijk samen te hangen met de omvang van een plaats. Goes kent de meeste van deze winkels, maar Middelburg maakt de meest spectaculaire groei door (+33 verkooppunten) sinds 2003.
28
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.6.12 Verkooppunten leisure, ontwikkeling sinds 2003.
Bron data: Locatus.
De leisure branche is breed samengesteld met horeca, cultuur en vrije tijdsvoorzieningen. Middelburg en Vlissingen hebben de meeste verkooppunten en steken elkaar naar de kroon om de toppositie. De meer toeristische plaatsen komen ook duidelijk naar voren, al is er niet altijd sprake van groei. Figuur 2.6.13 Verkooppunten diensten, ontwikkeling 2003-2009.
Bron data: Locatus.
De verkooppunten van dienstverleners zijn zeer geconcentreerd in de grotere kernen. Van de grotere kernen verloren Terneuzen, Vlissingen en Oostburg licht terrein. Groei was er vooral in Middelburg en Hulst. TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
29
2.7
Sport
Onder sportvoorzieningen vallen sporthallen en sportzalen, zwembaden, bowlingbanen, atletiekbanen, kunstijsbanen, kunstskibanen, golfcourses, tennisbanen en -centra, squashbanen, maneges, fitnesscentra, schietbanen en buitensportcomplexen. Per woonkern is geturfd welke van deze voorzieningen aanwezig waren en hoe vaak, waarbij ze allemaal even zwaar zijn meegewogen. Het totaal aantal sportvoorzieningen is bij elkaar opgeteld in figuur 2.7.1. Figuur 2.7.1. Sportvoorzieningen (aantal), ontwikkeling sinds 2003.
Bron: Bohn Stafleu & Van Loghum – Nederlandse Sportalmanak.
Zoals uit Figuur 2.7.1 blijkt is het aantal sportvoorzieningen zeer stabiel. Vlissingen had in 2009 de meeste sportvoorzieningen, al was er wel sprake van de grootste afname. Die afname lijkt overigens ten goede te komen aan het nabijgelegen Oost-Souburg. 2.8
Bestuur
Figuur 2.8.1 geeft een overzicht van de spreiding van bestuursvoorzieningen over de plaatsen in Zeeland. Onmiskenbaar komt hieruit naar voren dat Middelburg het belangrijkste bestuurlijke centrum is, gevolgd door Terneuzen. Tholen is een opvallende derde, door de aanwezigheid van een afdeling Kantongerecht van de Middelburgse rechtbank. De ontwikkeling sinds 2003 is niet weergegeven, maar er is ook geen sprake geweest van veranderingen.
30
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 2.8.1 Bestuurlijke en juridische voorzieningen in Zeeland, 2010.
2.9
Algemene bevindingen
In deze paragraaf is een eerste beeld geschetst van de huidige stand van het voorzieningenpeil op een gedetailleerd ruimtelijk schaalniveau. Daarbij is ook de ontwikkeling van het voorzieningenpeil sinds het jaar dat de Westerscheldetunnel geopend is weergegeven. Die ontwikkelingen zijn relatief beperkt op het eerste gezicht. Hierbij van belang is wel de vraag of een voorziening met (deels) publiek of privaat geld gefinancierd wordt. Ontwikkelingen in (grotendeels) publiek gefinancierde sectoren als bestuur, sport en onderwijs zijn relatief beperkt. In een semi-publieke sector als de zorg zijn meer veranderingen zichtbaar. Zo zijn er in de intramurale zorg een aantal verschuivingen geweest en vallen er in de nabije toekomst meer specifiek verschuivingen te verwachten in de ziekenhuissector. In de deels publiek gefinancierde sector cultuur waren een aantal opmerkelijke ontwikkelingen in de theater en cinemasector. In marktsectoren als het winkelaanbod en de horeca lijkt de omvang van de veranderingen groter te zijn dan bij de (semi)publiek gefinancierde voorzieningen. Beide martksectoren kenmerken zich door schaalvergroting. In meerdere plaatsen is sprake van minder winkels en minder horecazaken, maar neemt het verkoopoppervlak wel toe. Of, neemt het aantal vierkante meters verkoopoppervlakte sneller toe dan het aantal winkels of horecazaken. Dit schaalvergrotingsproces zien we ook bij een aantal zorgvoorzieningen, zoals huisartsen en apotheken. Kijken we naar de spreiding van voorzieningen, dan valt op dat het stedelijk systeem van Zeeland erg evenwichtig is. Er is geen duidelijk dominante stad in Zeeland met als gevolg dat veel voorzieningen gespreid zijn over de vier grootste steden Middelburg, Vlissingen, Goes en Terneuzen. Zierikzee volgt op gepaste afstand. Wel is het zo dat binnen Zeeuws-Vlaanderen niet gesproken kan worden van een dominantie van de grootste en meest centraal gelegen stad. Terneuzen is dan weliswaar het rijkst bedeeld met voorzieningen op het gebied van bestuur, sport, zorg en onderwijs, maar sectoren als horeca, cultuur en winkelaanbod zijn soms sterker vertegenwoordigd in plaatsen als Hulst, Oostburg en Sluis. In tegenstelling tot de positie van TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
31
Terneuzen binnen Zeeuws-Vlaanderen is Goes onbetwist de belangrijkste stad in de Oosterschelderegio, wat er mede aan kan bijdragen dat de stad het relatief vaak goed doet. Interessant is dat verschillende steden het het best doen in verschillende sectoren. Zo zijn in Goes en het nabijgelegen Kloetinge belangrijke zorgvoorzieningen, is Middelburg het bestuurlijk centrum en belangrijk op het gebied van winkelen, kent Vlissingen veel onderwijs- en sportvoorzieningen en biedt Zeeuws-Vlaanderen topvoorzieningen in de horeca. Dit soort complementariteiten worden nader uitgezocht in hoofdstuk 5. Werd het voorzieningenpeil in dit hoofdstuk vooral beschreven, het volgende hoofdstuk kijkt op een meer normatieve manier naar de spreiding van voorzieningen: is het hoog of laag?
32
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
33
3
Het voorzieningenpeil vergeleken met de rest van Nederland
3.1
Inleiding
Gaf het vorige hoofdstuk een inzicht in het voorzieningenpeil van Zeeland, dit hoofdstuk geeft er een beoordeling van. In hoeverre is het werkelijke voorzieningenpeil van Zeeuwse WGR-samenwerkingsgebieden (zie bijlage 1 voor een overzicht van deze gebieden), gemeenten en woonkernen hoger of lager dan we normaliter zouden mogen verwachten? De methodiek achter deze analyse wordt uitgebreid toegelicht in paragraaf 3.2. Vervolgens presenteren we de analyses voor WGR-samenwerkingsgebieden in 3.3, voor gemeenten in 3.4 en voor woonkernen in 3.5. 3.2
Methodiek
Voor alle ruim 2460 plaatsen en ruim 400 gemeenten in Nederland (met uitzondering van Zeeland zelf) is nagegaan wat het voorzieningenpeil is. Dit voorzieningenpeil laat zich verklaren door een combinatie van een aantal verklarende factoren. De belangrijkste verklarende variabele is zonder meer het inwonertal van een plaats of gemeente. Afhankelijk van de voorziening, spelen een aantal andere factoren ook een belangrijke verklarende rol. In dit onderzoek is een aantal andere factoren meegenomen, waarbij de selectie mede gebaseerd is op wat er op het gedetailleerde schaalniveau van woonkernen beschikbaar is aan data. Dit zijn voor de analyses op woonplaats-niveau: - de omvang van het achterland (inwonertal van het WGR-samenwerkingsgebied waarin de plaats ligt); - toerisme (als benadering hiervan is de gestandaardiseerde score van het aantal hotelbedden per inwoner in een WGR-samenwerkingsgebied gebruikt); - gemiddelde leeftijd van de bevolking (we mogen aannemen dat een stad met een wat oudere bevolking bijvoorbeeld meer zorgvoorzieningen heeft, terwijl een jonge bevolking bijvoorbeeld wijst op veel studenten waardoor er bijvoorbeeld meer horeca is); - gemiddeld besteedbaar inkomen per persoon (om gebruik te maken van voorzieningen moet immers vaak een prijs betaald worden); - het aantal personen per huishouden (gezinnen gebruiken bijvoorbeeld deels andere voorzieningen dan alleenstaande jongeren); - het percentage inwoners van niet-Westerse afkomst (1e en 2e generatie; mogelijk hebben zij een afwijkend voorzieningengebruik en daarnaast representeert deze factor ook het ‘grote stadeffect’). Dezelfde variabelen zijn gehanteerd bij de analyses op gemeenteniveau, alleen is daar aan toegevoegd: - de ratio van de bevolking van de grootste woonkern gedeeld door de bevolking van de gemeente (die ratio is bijvoorbeeld heel anders voor Terneuzen dan voor Middelburg). Op WGR-samenwerkingsgebied niveau zijn eveneens dezelfde variabelen gehanteerd, alleen is er geen variabele voor het achterland meegenomen.
34
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Het voorkomen van de meeste voorzieningen in plaatsen, gemeenten en WGR-regio’s bleek heel goed door (combinaties van) bovenstaande factoren voorspeld te kunnen worden. Die voorspelling neemt de vorm aan van een multiple regressievergelijking. Ter illustratie, in Nederland (exclusief Zeeland) laat het aantal verkooppunten (winkels) in de ‘mode & luxe’ branche per woonkern in 2006 zich verklaren door: Aantal verkooppunten ‘mode & luxe’ = -11, 224 (constante) + 0,002447 * (aantal inwoners) – 92,176242 * (percentage inwoners van niet-Westerse afkomst) – 0,000007 * (aantal inwoners WGR-samenwerkingsgebied) + 1,066830 * (toerisme) + 0,311938 * (gemiddelde leeftijd bevolking). Zoals te zien valt in dit voorbeeld neemt het aantal winkels in de mode & luxe branche toe naarmate de plaats meer inwoners, meer toerisme en een oudere bevolking heeft. Wanneer er veel niet-Westerse allochtonen zijn heeft dit een negatieve invloed, en ook de omvang van het achterland bleek een licht negatief effect te hebben op het voorkomen van winkels in de ‘mode & luxe’ branche. Zoals ook te zien valt dragen niet alle variabelen bij aan de verklaring. Middels de stepwise-procedure bij multiple regressieanalyse zijn alleen die variabelen meegenomen in de regressievergelijking die er toe doen. Dit is voor elk type voorziening weer opnieuw bepaald. De verkregen multiple regressievergelijkingen zijn vervolgens toegepast op de plaatsen in Zeeland, waarmee dus een verwachte score berekend is. Vullen we bijvoorbeeld voor Goes de waarden in van Goes op de verklarende variabelen, dan vinden we dat we, op basis van de spreiding van het aantal winkels in de mode & luxe branche in de rest van Nederland, mogen verwachten dat er aantal verkooppunten ‘mode & luxe’ in Goes = -11, 224 + 0,002447 * (aantal inwoners: 27055) – 92,176242 * (percentage inwoners van niet-Westerse afkomst: 0,0728) – 0,000007 * (aantal inwoners WGR-samenwerkingsgebied: 158529) + 1,066830 * (toerisme: 0,64704) + 0,311938 * (gemiddelde leeftijd bevolking: 41,7) = 60,538 winkels ‘mode & luxe’ in Goes zijn. Normaliter verwachten we dus zo’n 61 winkels in de branche ‘mode & luxe’ in Goes. Het daadwerkelijke aantal blijkt echter 145 te zijn. Het residu (daadwerkelijke aantal - verwachte aantal) is in dit geval 84,46. Voor heel Nederland gezien, zijn al dit soort residuen normaal verdeeld, dat wil zeggen dat de meeste residuen op of rond de 0 liggen en dat er een beperkt aantal uitschieters naar boven of onder is. We kunnen deze residuen standaardiseren. Dat wil zeggen dat we het residu transformeren tot een z-score op basis van de afwijking tot het gemiddelde 0. Bij een afwijking ter grootte van één standaarddeviatie is de zwaarde 1 of -1 (afhankelijk van de vraag of het positief of negatief is). We weten dat 68,2% van de scores een z-waarde tussen de -1 en de 1 hebben en 95,4% van de waarnemingen ligt tussen de -2 en de 2. Z-waarden daarbuiten zijn dus vrij zeldzaam, slechts 0,2% van alle residuen heeft een waarde lager dan -3 of groter dan 3.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
35
Figuur 3.1 Normale verdeling en bijbehorende z-scores.
Nu hebben we met Goes een zeldzaam voorbeeld gekozen. De z-score van Goes is namelijk 5,84. Dat wil dus zeggen dat Goes zeer, zeer veel meer winkels in de mode & luxe branche heeft dan we hadden verwacht. Zouden we alle woonkernen van Nederland op een rij zetten op basis van het residu (en dan van positief naar negatief), dan zou Goes op de 7e plaats staan van de 2428 woonkernen. Koploper is Amsterdam, hekkesluiter is Almere in deze rij. Overigens vinden we op plaats 11 Sluis en op plaats 17 Middelburg. Verderop in dit hoofdstuk zullen we op verschillende wijzen de positie van de Zeeuwse woonkernen en gemeenten presenteren. We maken gebruik van tabellen voor de WGRsamenwerkingsgebieden, kaarten waarin z-waarden staan afgebeeld, we presenteren kaarten waarin de procentuele afwijking t.o.v. het gemiddelde wordt weergegeven2 en we presenteren tabellen waarin de ranking van plaatsen op basis van het residu wordt weergegeven. Die laatste optie wordt ook gebruikt om de ontwikkeling door de tijd aan te geven. We kijken dus of plaatsen (respectievelijk gemeenten) gestegen of gedaald zijn in deze ranking. Het voordeel hiervan is dat rekening wordt gehouden met ontwikkelingen binnen een voorzieningensector. Als elders het aantal winkels sneller toeneemt dan in Goes, dan zal Goes gezakt zijn, ook al is het aantal winkels in Goes mogelijk toegenomen. De genoemde werkwijze is toegepast op drie schaalniveaus en voor 2 jaren: - WGR-samenwerkingsgebieden (daar zijn er 42 van in Nederland, waarvan 3 in Zeeland, zie bijlage 1), 2001 en 2009 (althans de meest recente data beschikbaar) - Gemeenten, voor de jaren 2001 en 2007 - Woonkernen, voor de jaren 2001 en 2006. De verschillende gehanteerde jaartallen laten zich verklaren uit de beschikbaarheid van data op het gewenste ruimtelijke schaalniveau. Voor gemeenten en woonkernen hebben nagenoeg alle data betrekking op 2007 respectievelijk 2006. Voor WGRsamenwerkingsgebieden is gebruik gemaakt van de meest recente beschikbare data, wat varieert tussen 2006 en 2009. Strikt genomen zijn de analyses op gemeente en woonkern niveau zuiverder, want ook niet alle gebruikte verklarende variabelen hebben betrekking
2
Deze zou wellicht voor alle voorzieningen te preferen zijn maar is statistisch onmogelijk wanneer de voorspelde waarde kleiner dan 0 is en er toch een positieve daadwerkelijke waarde is. 36
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
op hetzelfde jaar bij de analyses op WGR-niveau. Aan de andere kant, de analyse op het hoogste schaalniveau levert wel het meest actuele beeld. Indexen Gezien het enorme aantal variabelen/indicatoren is verder gebruik gemaakt van een aantal indexen die het voorkomen van een combinatie van soortgelijke voorzieningen weergeven. Deze indexen zijn berekend door alle scores van woonkernen, respectievelijk gemeenten en wgr-samenwerkingsgebieden, te standaardiseren (transformeren tot zwaarden) en bij elkaar op te tellen, waarna gedeeld werd door het aantal variabelen. Bijvoorbeeld, de index “cinema” is het gemiddelde van de z-scores van een plaats op drie variabelen: 1) aantal vestigingen van bioscopen en filmtheaters; 2) aantal stoelen in bioscopen en filmtheaters en 3) aantal doeken in bioscopen en filmtheaters. Voor een compleet overzicht van alle indexen en hoe deze zijn samengesteld wordt verwezen naar Bijlage 2. 3.3
Analyse Zeeuwse WGR-gebieden
Tabel 3.1 geeft allereerst de waarden van de verklarende variabelen die gehanteerd zijn voor de drie Zeeuwse WGR-samenwerkingsgebieden. Tabel 3.1 Waarden gehanteerde variabelen Zeeland. 2001
Oosterschelderegio Walcheren ZeeuwsVlaanderen 2009 Oosterschelderegio Walcheren ZeeuwsVlaanderen
Bevolking Toerisme 155058 112234 107628
Gem. huis- Gem. Gem. in- % Allochhoudensleeftijd komen p.p. toon nietgrootte Westers 2660 2,49 39,1 16,6 2,9 4040 2,29 39,9 16,5 6,4 2237 2,34 41,4 16,5 3,6
159562 114231 107191
2874 3521 2301
2,41 2,18 2,24
40,9 41,8 43,6
18,2* 17,8* 18,0*
3,1** 7,3** 4,1**
* Data inkomen is voor 2006. ** Data niet-Westerse allochtonen is voor 2008.
Op veel variabelen scoren de drie regio’s redelijk overeenkomstig. Wel zit er een relatief groot verschil in de gemiddelde leeftijd, waarbij tevens opvalt dat er in sterke mate van vergrijzing sprake is, in het bijzonder in Zeeuws-Vlaanderen. Verder wonen er duidelijk meer niet-Westerse allochtonen op Walcheren. De regio’s scoren verder verschillend op de toerisme variabele (de proxy die voor toerisme is gebruikt is het aantal hotelbedden per regio). Het verschil tussen Walcheren en de andere regio’s is wel veel kleiner geworden. Toch valt te verwachten dat de voorspelde waarden voor voorzieningen waarvan het voorkomen mede bepaald wordt door toerisme aanzienlijk hoger is voor Walcheren. Het voorkomen van voorzieningen wordt uiteraard sterk bepaald door de bevolkingsomvang, de Oosterschelderegio is daarbij een maatje groter dan de andere gebieden. De tabellen 3.2 tot en met 3.9 geven een uitvoerig overzicht van het voorzieningenpeil in de Oosterschelderegio, op Walcheren en in Zeeuws-Vlaanderen voor 2001 en 2009, afgezet tegen het voorkomen van die voorzieningen zoals we dat normaliter zouden verwachten in een regio met de kenmerken zoals in tabel 3.1 vermeld.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
37
Tabel 3.2 Culturele voorzieningen – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2009. Voorziening
Regio
2001 Voorspeld
Daadwerkelijk Bioscopen en filmtheaters (vestiging) Bioscopen en filmtheaters (stoelen) Bioscopen en filmtheaters (doeken) Musea
Theaters - vestigingen* Theaters - stoelen* Theaters – zalen*
Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
0 2 1 0 1551 608 0 8 6 17 17 11 1 1 4 110 300 3316 1 1 7
2,34 2,23 1,88 579 970 774 4,07 6,13 5,16 20,31 13,13 15,73 2,69 6,50 2,84 1243 2987 1368 3,87 8,90 3,95
Residu Daadwerkelijk -2,34 1 -0,23 2 -0,88 2 -579 672 581 1297 -166 922 -4,07 4 1,87 8 0,84 5 -3,31 19 3,87 15 -4,73 12 -1,69 2 -5,50 2 1,16 3 -1133 596 -2687 850 1948 2920 -2,87 2 -7,90 2 3,05 6
* Data theaters is voor 2007.
38
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2009 Ontwikkeling residu Voorspeld Residu 2,05 -1,05 1,29 1,87 0,13 0,36 1,64 0,36 1,24 464 208 787 1818 -521 -1102 1050 -128 38 5,17 -1,17 2,9 8,69 -0,69 -2,56 3,01 1,99 1,15 19,23 -0,23 3,08 11,29 3,71 -0,16 14,17 -2,17 2,56 2,54 -0,54 1,15 2,23 -0,23 5,27 1,41 1,59 0,43 1360 -764 369 1161 -311 2376 813 2107 159 3,57 -1,57 1,3 3,08 -1,08 6,82 1,99 4,01 0,96
Een negatief residu betekent dat een bepaalde voorziening minder aanwezig is dan we zouden mogen verwachten (op basis van de verdeling van die voorziening in de rest van Nederland). Een positief residu betekent uiteraard dat de voorziening sterker of meer aanwezig is dan we normaliter zouden verwachten. De laatste kolom geeft de ontwikkeling van het residu weer. Wanneer dit positief is, betekent dit dat de voorziening relatief meer aanwezig is in de betreffende regio in 2009 dan in 2001. Een negatieve ontwikkeling betekent dat de regio terrein verloren heeft m.b.t. de betreffende voorziening. De ontwikkeling van het residu hoeft overigens nog niet eens te duiden op een ontwikkeling van het daadwerkelijke voorzieningenpeil. Zo zien we in tabel 3.2 dat het aantal bioscopen danwel filmhuizen op Walcheren stabiel is gebleven, maar dat het residu zich wel positief ontwikkeld heeft. Dit moet geïnterpreteerd worden als het feit dat er elders in Nederland schaalvergrotingsprocessen gaande zijn waardoor een aantal van 2 bioscopen/filmhuizen voor Walcheren uitzonderlijker is in 2009 dan het was in 2001. Je kunt dit ook negatief uitleggen: dit zijn de voorzieningen die (tot op verschillende hoogten) onder druk staan. Bekijken we tabel 3.1 nader, dan valt op dat er in alle drie de Zeeuwse regio’s te weinig vestigingen van bioscopen danwel filmhuizen zijn in 2001. In 2009 geldt dit alleen nog voor de Oosterschelderegio (er werden er ruim 2 verwacht, er is er 1). Kijken we echter naar de capaciteit van die bioscopen, gemeten aan de hand van het aantal stoelen, dan zien we dat de Oosterschelderegio er meer dan verwacht heeft. Er lijkt ook nog ruimte voor meer bioscoopstoelen op Walcheren (en in lichte mate geldt dit ook voor ZeeuwsVlaanderen). De keuze die je kan maken uit films (afgemeten aan het aantal doeken = zalen) is meer dan verwacht in Zeeuws-Vlaanderen, en iets te weinig op Walcheren en in de Oosterschelderegio. De ontwikkeling sinds 2001 is positief voor Zeeuws-Vlaanderen en de Oosterschelderegio, en op 2 van de drie cinema-gerelateerde variabelen negatief voor Walcheren. Walcheren kent meer musea dan verwacht, zowel in 2001 als in 2009. In ZeeuwsVlaanderen en de Oosterschelderegio zouden we normaliter meer musea verwachten, al is het fictieve ‘tekort’ behoorlijk afgenomen sinds 2001. Een ongekend groot aanbod van theatervoorzieningen vinden we in Zeeuws-Vlaanderen. Zo zijn er flink meer vestigingen, zowel in 2001 als in 2009 (1,4 voorspeld, er zijn er 3). Het meest in het oog springend echter is de capaciteit van de theaters. Waren er in 2001 bijna 2,5 keer zoveel theaterstoelen dan verwacht, in 2009 is dit zelfs opgelopen tot ruim 3,5 keer zoveel. We zien dit ook terug bij het aantal theaterzalen, dat in 2001 bijna 2x zo groot is dan verwacht en in 2009 zelfs 3x zo groot. Gezien de omvang van het toerisme waren er heel wat meer theatervoorzieningen op Walcheren verwacht dan dat deze er zijn. Dit geldt in het bijzonder voor 2001. Een waarschijnlijke verklaring voor dit grote verschil is dat andere sterk toeristische gebieden (met veel hotelbedden) bijvoorbeeld de agglomeratie Amsterdam en Maastricht zijn, waar we dan ook veel theatervoorzieningen vinden. Het activiteitenpatroon van het type toerist dat deze steden aantrekken is echter anders dan de badgasten die de Zeeuwse hotelkamers hoofdzakelijk bevolken (die mogelijk minder op cultuur gericht zijn en in een seizoen komen dat veel theaters gesloten zijn – mogelijkerwijs een gemiste kans). De Oosterschelderegio blijft ook achter bij de verwachtingen op theatergebied. Voor de culturele sector als geheel kunnen we spreken van een duidelijk positieve trend sinds 2001.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
39
Tabel 3.3 Horeca voorzieningen – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2009. Voorziening Drankensector – aantal zaken Drankensector – verkoopoppervlak Fastfoodsector – aantal zaken Fastfoodsector – verkoopoppervlak Restaurantsector – aantal zaken Restaurantsector – verkoopoppervlak Hotelsector – aantal zaken Hotelsector – verkoopoppervlak
40
Regio Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
Daadwerkelijk 304 210 217 46599 28864 31570 88 96 73 5531 6082 5739 139 108 158 18290 13532 22687 69 87 64 13204 13277 12304
2001 Voorspeld 214 223 232 39432 10350 22656 94 87 103 5473 4586 5757 102 101 75 15886 10049 10496 60 65 54 15201 9791 11607
Residu Daadwerkelijk 90 280 -13 205 -15 193 7167 48344 18514 31866 8914 30710 -6 96 9 95 -30 68 58 5517 1496 6610 -18 5074 37 140 7 115 83 162 2404 20905 3483 15147 12191 25170 9 69 22 76 10 55 -1997 11995 3486 12024 697 11356
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2009 Ontwikkeling residu Voorspeld Residu 195 85 -5 190 15 28 230 -37 -22 41852 6492 -675 7867 23999 5485 21644 9066 152 99 -3 3 91 4 -5 118 -50 -20 6664 -1147 -1205 5802 808 -688 7089 -2015 -1997 108 32 -5 95 20 13 74 88 5 17343 3562 1158 10541 4606 1123 10490 14680 2489 59 10 1 56 20 -2 53 2 -8 17088 -5093 -3096 8924 3100 -386 12349 -993 -1690
Voor de drankensector (cafés, bars etc.) geldt een wisselend beeld (zie tabel 3.3). Qua aantal zaken blijven sommige regio’s iets achter (bijv. Zeeuws-Vlaanderen), maar qua verkoopoppervlak doen alle Zeeuwse regio’s het aanmerkelijk beter dan we zouden mogen verwachten. Met name Walcheren kent 3 tot 4 keer zoveel verkoopoppervlak dan verwacht, en dit verschil is verder toegenomen sinds 2001. Zeeuws-Vlaanderen kent iets minder zaken (en ook verkoop-oppervlak) in de fastfoodsector, de Oosterschelderegio eveneens iets minder en Walcheren juist meer. De trend in de fastfoodsector is ook vrij negatief. De culinaire liefhebber zal er niet om malen, aangezien het aantal restaurants in Zeeuws-Vlaanderen meer dan 2x zo groot is dan we zouden mogen verwachten, en dit surplus is zelfs toegenomen. Overigens kennen ook de andere Zeeuwse regio’s meer restaurants dan verwacht, al zijn de verschillen niet zo enorm groot als in ZeeuwsVlaanderen. De hotelsector wordt gekenmerkt door een achteruitgang, al is de situatie in de Oosterschelderegio wel stabiel (qua aantal hotels, niet qua omvang van die hotels). Het toerisme als geheel staat mogelijk onder druk.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
41
Tabel 3.4 Onderwijs voorzieningen – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2008. Voorziening
Regio
2001 Voorspeld
Daadwerkelijk Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie - instellingen Hoger beroepsonderwijs - instellingen Studenten HBO
Universiteit
Basisscholen
Voortgezet onderwijs - vestigingen
42
Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
0 1 1 0 1 0 0 3815 0 0 0 0 119 56 76 10 10 7
Residu 0,60 -0,60 0,44 0,56 0,42 0,28 -0,49 -0,14 -635 2445 1287 0,08 0,01 0,00 103 69 72 12,5 9,5 9,2
0,58 -0,28 1,49 0,14 635 1370 -1287 -0,08 -0,01 0,00 16 -13 4 -2,5 0,5 -2,2
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2008 Ontwikkeling residu Daadwerkelijk Voorspeld Residu 0 0,56 -0,56 0,04 1 0,41 0,59 0,03 0,03 1 0,39 0,61 0 0,40 -0,40 -0,12 1 -0,51 1,51 0,02 0 -0,08 0,08 -0,06 0 -3710 3710 3075 3870 1066 2804 1434 0 -793 793 2080 0 0,14 -0,14 -0,06 1 0,06 0,94 0,95 0 0,05 -0,05 -0,05 117 104 13 -3 54 48 6 19 73 44 29 25 12 13,1 -1,1 1,4 8 9,6 -1,6 -2,1 7 9,1 -2,1 0,1
Tabel 3.4 geeft de situatie weer voor vijf verschillende onderwijstypen. Instellingen voor Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve) worden door de databron toegerekend naar de hoofdzetel, wat in dit geval dus de situatie voor de Oosterschelderegio negatiever voorstelt dan daadwerkelijk het geval is. De drie regio’s bij elkaar zouden bestaansrecht geven aan ca. 1,5 aantal bve-instellingen, dus over het geheel genomen is een score van 2 niet slecht. De kans dat er een hbo-instelling in Zeeuws-Vlaanderen of op Walcheren zou zijn wordt negatief ingeschat, en de Oosterschelderegio kan qua massa ook geen recht hebben op een volwaardige hbo-instelling. Enigszins vreemd (maar gerelateerd aan een verschillende combinatie van verklarende variabelen) is dat het aantal hbo-studenten dat we normaliter zouden verwachten in de Oosterschelderegio dan wel weer negatief is. Tellen we de voorspelde studentenaantallen voor de drie regio’s tezamen op (in 2001: 3097), dan zien we dat op zich het aantal studenten van de Hogeschool Zeeland welicht iets hoger is dan verwacht. De situatie in 2009 is overigens geheel anders, wat mogelijk te maken heeft met een fors fusieproces tussen hogescholen, wat een forse schaalvergroting in de hand gewerkt heeft. In ieder geval is het aantal studenten dat door het model voorspeld wordt aanzienlijk lager. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de studentenaantallen van de Hogeschool Zeeland onder druk staan. De komst van een universitaire instelling naar Zeeland (Middelburg), hoe bescheiden ook qua omvang, is iets dat in ieder geval niet gerechtvaardigd wordt door de voorspelling, gezien de verwachte waarde van 0,06 universiteit in 2009. Het aantal basisscholen in de Oosterschelderegio is duidelijk fors meer dan verwacht, en dat geldt ook voor Zeeuws-Vlaanderen in 2009. Overigens scoren alle drie de regio’s beter dan verwacht in 2009. Het aantal vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs blijft daarentegen iets achter in 2009. Een selectie van sportvoorzieningen wordt gepresenteerd in tabel 3.5. Het betreft voorzieningen met een mogelijk bovenlokale functie. Veel andere sportvoorzieningen zijn bij uitstek lokaal. Alhoewel de data voor sport beschikbaar zijn tot en met 2007 is in deze data ook de nieuwe golfbaan in Middelburg en de skihal in Terneuzen meegenomen. Nu zijn er veel overdekte skihallen, alleen zijn er maar een stuk of 8 van een omvang zoals die in Terneuzen. Er zijn met andere woorden veel kleine indoorskibaantjes (oefenbanen), maar de data maakt geen onderscheid naar de omvang van de voorziening. Dit verklaart ook waarom de voorspelde waarden nog betrekkelijk hoog zijn. De betrouwbaarheid van de voorspelling voor sport is overigens vrij laag. Het voorspelde draagvlak voor een betaald voetbal organisatie is afgenomen sinds 2001 in alle regio’s. Het winkelaanbod wordt gepresenteerd in tabel 3.6 (verkooppunten) en tabel 3.7 (verkoop-vloeroppervlakte).
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
43
Tabel 3.5 Sportvoorzieningen – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2007. Voorziening
Regio
2001 Voorspeld
Daadwerkelijk Golfcourses aantal Kunstskibanen – aantal Stadion betaald voetbal
44
Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
3 1 2 1 0 0 0 0 0
2,16 1,77 1,73 0,54 0,86 0,72 0,46 0,51 0,74
Residu Daadwerkelijk 0,84 -0,77 0,27 0,46 -0,86 -0,72 -0,46 -0,51 -0,74
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
3 2 2 0 0 1 0 0 0
2007 Ontwikkeling residu Voorspeld Residu 2,54 0,46 -0,38 1,95 0,05 0,82 2,02 -0,02 -0,29 0,79 -0,79 -1,25 1,45 -1,45 -0,59 1,21 -0,21 0,51 0,45 -0,45 0,01 0,45 -0,45 0,06 0,38 -0,38 0,36
Tabel 3.6 Winkelaanbod (verkooppunten) – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2009. Voorziening Verkooppunten – totaal excl. leegstand Verkooppunten – dagelijks aanbod Verkooppunten – mode & luxe Verkooppunten – vrije tijd Verkooppunten – in & om huis Verkooppunten – overige detailhandel Verkooppunten – transport & brandstoffen Verkooppunten leisure Verkooppunten diensten
Regio Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Daadwerkelijk 1795 1617 1423 323 244 264 305 270 278 127 114 88 280 200 170 26 41 43 119 98 81 262 380 242 353 270 257
2001 Voorspeld 1530 1627 1589 251 278 279 269 218 268 113 82 79 240 185 193 26 39 26 110 61 77 187 392 312 279 241 218
Residu Daadwerkelijk 265 2429 -10 1851 -166 2016 72 300 -34 237 -15 261 36 372 52 297 10 327 14 133 32 91 9 90 40 354 15 239 -23 254 0 43 2 49 17 66 9 280 37 138 4 174 75 567 -12 512 -70 537 74 380 29 288 39 307
45
2009 Ontwikkeling residu Voorspeld Residu 2257 172 -93 1932 -81 -71 2046 -30 136 243 57 -15 264 -27 7 270 -9 6 340 32 -4 292 5 -47 323 4 -6 104 29 15 79 12 -20 75 15 6 367 -13 -53 189 50 35 247 7 30 59 -16 -16 52 -3 -5 41 25 8 318 -38 -47 109 29 -8 177 -3 -7 501 66 -9 489 23 35 543 -6 64 371 9 -65 376 -88 -117 359 -52 -91
Afgaande op het totaal aantal verkooppunten (tabel 3.6) heeft alleen de Oosterschelderegio een hoger dan verwacht aantal winkels (265 winkels meer in 2001, 172 in 2009). We zien wel dat in alle drie de regio’s het aantal verkooppunten fors is toegenomen sinds 2001. Voor Zeeuws-Vlaanderen betekent dit dat het fictieve tekort aan winkels grotendeels is ingelopen. Voor Walcheren is het tekort ten opzichte van wat verwacht mag worden juist behoorlijk verder opgelopen. Nemen we de verschillende branches in ogenschouw, dan blijkt dat de Oosterschelderegio in alle branches meer verkooppunten heeft dan verwacht in 2001, maar in 2009 kent de regio wel minder verkooppunten dan verwacht in de branches ‘in & om huis’, ‘overige detailhandel’ en ‘transport en brandstoffen’. De trend is dan ook lang niet altijd positief. Het aantal verkooppunten dat deze regio meer dan verwacht heeft neemt bijvoorbeeld ook af in de branches ‘dagelijks aanbod’, ‘mode & luxe’, ‘leisure’ en ‘diensten’. Alleen in de branche ‘vrije tijd’ neemt het overschot toe. Wat dat betreft zijn de trends in Zeeuws-Vlaanderen iets positiever. Het tekort aan verkooppunten in de branches ‘leisure’ en ‘dagelijks aanbod’ is bijna ingelopen. Het tekort in de branche ‘in & om huis’ is veranderd in een iets groter aanbod dan we mogen verwachten. En het surplus aan verkooppunten ‘vrije tijd’ en ‘overige detailhandel’ is groter geworden. Wel is het surplus aan winkels in de ‘mode & luxe’ branche iets teruggelopen. Walcheren moet een veer laten in de branche ‘mode & luxe’, al zijn er nog altijd meer winkels in deze branche dan we normaliter hadden mogen verwachten. Dezelfde situatie doet zich voor in de branche ‘vrije tijd’. Voor de sector ‘diensten’ neemt het aantal verkooppunten toe na 2001, maar tegelijkertijd zien we dat in de rest van Nederland het aantal winkels blijkbaar nog veel sneller is toegenomen: een positief residu is veranderd in een sterk negatief residu. Spectaculair is de toename van het aantal verkooppunten ‘in & om huis’ en ook in de ‘leisure’ sector is sprake van een forse toename. Kijken we naar verkoop-vloeroppervlakte, dan komt deels een ander beeld naar voren dan wanneer we het aantal verkooppunten beschouwen. Niet de Oosterschelderegio doet het volgens deze maatstaf het beste, maar juist Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren. Het verschil tussen beide laatste regio’s is dat Walcheren zijn relatieve surplus aan vvo heeft uitgebouwd, terwijl dat in Zeeuws-Vlaanderen relatief gezien is teruggelopen (nb. in absolute zin is het aantal vierkante meters vvo er wel behoorlijk toegenomen). Overigens is de voorspelling voor de Oosterschelderegio fors hoger dan voor Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen (de variabelen die het totaal aan vvo in 2009 verklaren zijn bevolkingsomvang (+) en het percentage niet-Westerse allochtonen (-) ). Opvallend is verder dat het aantal verkooppunten in de branche ‘mode & luxe’ in alle drie de Zeeuwse regio’s groter is dan verwacht, maar dat gaat niet op wanneer gekeken wordt naar vloeroppervlakte. Ergo, gemiddeld genomen zijn de winkels in Zeeland vrij klein. De Oosterschelderegio doet het in alle branches slechter dan verwacht in 2009, terwijl er in de branches ‘vrije tijd’ en ‘in & om huis’ nog een (fictief) overschot was in 2001. Opvallend is wel dat vvo toenam in al deze branches sinds 2001, maar in de rest van Nederland blijkbaar sneller. Walcheren zag een (fictief) tekort veranderen in een hoger dan verwachte score in 2009 in de branches ‘dagelijks aanbod’ en ‘in & om huis’. Bestaande surplussen in de branches ‘mode & luxe’ en ‘vrije tijd’ in 2001 veranderden echter in een lager dan verwachte score. Zeeuws-Vlaanderen kende louter beter dan verwachte scores in 2001. Dat geldt in 2009 nog steeds voor de branches ‘dagelijks aanbod’, ‘vrije tijd’, ‘in & om huis’ en ‘overige detailhandel’. ‘Mode & luxe is echter een zorgenkindje geworden.
46
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 3.7 Winkelaanbod (verkoop-vloeroppervlakte) – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2008. Voorziening VVO – totaal excl. leegstand VVO – dagelijks aanbod VVO – mode & luxe VVO – vrije tijd
VVO – in & om huis VVO – overige detailhandel
Regio Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Daadwerkelijk 222839 164182 211630 52456 40818 48966 41645 43734 47941 14844 13185 11954 112375 63584 98649 1519 2861 4120
2001 2008 Ontwikkeling residu Voorspeld Residu Daadwerkelijk Voorspeld Residu 216307 6532 292093 327151 -35058 -41590 151192 12990 208590 178597 29993 17003 156038 55592 252473 222975 29498 -26094 53956 -1500 55173 58104 -2931 -1431 42460 -1642 44611 40621 3990 5632 41182 7784 48646 46369 2277 -5507 48136 -6491 53605 58093 -4488 2003 30323 13411 45958 49683 -3725 -17136 44801 3140 53471 55824 -2353 -5493 14570 274 15909 18377 -2468 -2742 10813 2372 12717 14074 -1357 -3729 10409 1545 16377 13406 2971 1426 101906 10469 160355 180397 -20042 -30511 68252 -4668 100517 72071 28446 33114 74131 24518 121781 89777 32004 7486 3359 -1840 7051 12067 -5016 -3176 5061 -2200 4787 8207 -3420 -1220 2973 1147 12198 8859 3339 2192
47
Tabel 3.8 Zorgaanbod (specialistisch) – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2009. Voorziening Medisch specialisten Algemeen ziekenhuis Categoraal ziekenhuis Psychiatrisch ziekenhuis Gehandicaptenorganisaties bedden Verzorgingstehuis - bedden Verpleeghuis bedden Bedden in ziekenhuis Bedden in combinaties van type instellingen
48
Regio Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
Daadwerkelijk 80 72 72 2 1 2 1 0 0 1 1 0 2184 162 1091 1387 916 865 327 490 358 816 385 389 60 145 469
2001 Voorspeld 40 224 54 1,20 0,71 0,78 0,06 0,65 0,46 1,06 0,75 0,71 1501 1082 1818 1092 921 1247 397 515 647 383 553 488 221 88 74
Residu Daadwerkelijk 40 96 -152 83 18 83 0,80 2 0,29 1 1,22 2 0,94 1 -0,65 0 -0,46 0 -0,06 3 0,25 1 -0,71 0 683 1252 -920 1373 -727 1566 295 1126 -5 1094 -382 775 -70 331 -25 303 -289 357 433 816 -168 360 -99 389 -161 832 57 175 395 612
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2009 Voorspeld 53 282 180 1,15 0,80 0,74 -0,06 0,76 0,53 1,09 0,79 0,74 1822 466 1064 1216 553 844 420 598 763 298 154 273 281 62 28
Residu 43 -199 -97 0,85 0,20 1,26 1,06 -0,76 -0,53 1,91 0,21 -0,74 -570 907 502 -90 541 -69 -89 -295 -406 518 206 116 551 113 584
Ontwikkeling residu 3 -47 -115 0,05 -0,09 0,04 0,12 -0,11 -0,07 1,97 -0,04 -0,03 -1253 1827 1229 -385 546 313 -19 -270 -117 85 374 215 712 56 189
Het specialistische zorgaanbod met een potentieel regionale betekenis (tabel 3.8) is gemiddeld genomen goed vertegenwoordigd in Zeeland. Alle drie de regio’s hebben bijvoorbeeld een aantal bedden in ziekenhuizen dat veel hoger ligt dan we zouden mogen verwachten, en dat verschil is ook nog eens toegenomen sinds 2001. Ook het aantal algemene ziekenhuizen is veel groter dan verwacht. Bijvoorbeeld in een regio met de omvang van ZeeuwsVlaanderen zou je in 2009 slechts 0,74 ziekenhuis verwachten, maar er zijn er twee. Opvallend is dat het aantal medisch specialisten zeer fors lager is op Walcheren (bijna 3,5 keer te weinig) en ook in Zeeuws-Vlaanderen (ruim 2x zo weinig), terwijl Goes dan weer een positief residu heeft (bijna 2x zo veel). In totaal is het aantal medisch specialisten voor heel Zeeland fors lager dan verwacht. Dit tekort is zelfs flink toegenomen sinds 2001. Tabel 3.9 vat de bevindingen voor de voorzieningensectoren nog eens samen door te kijken naar de scores op de indexen. Naast het residu (waarbij het vooral van belang is of het positief of negatief is), wordt ook de ranking van het residu weergegeven. Met andere woorden, we kijken naar de positie van de Zeeuwse regio’s t.o.v. de in totaal 42 WGRsamenwerkingsgebieden waarop de data betrekking heeft. Een groot positief residu vertaalt zich in een hoge ranking en andersom. In 2001 kent de Oosterschelderegio op 6 van de 14 indexen een positief residu, wat dus wil zeggen dat deze sectoren meer dan verwacht mocht worden aanwezig zijn in de Oosterschelderegio. Het betreft de sectoren winkelaanbod (gemeten naar verkooppunten), zorgaanbod (specialistisch; ouderen; bedden in de zorg) en de horeca. Kijken we naar de ranking dan valt op dat met twee 8e plaatsen voor specialistische zorg en zorg voor ouderen dit de sectoren zijn waar de Oosterschelderegio het meest in excelleert. Kijken we naar 2009, dan is er nog altijd in 6 sectoren een positief residu en in 8 dus een tekort aan voorzieningen. Het zijn echter niet dezelfde sectoren waar een surplus aan voorzieningen is. De diversiteit van het onderwijsaanbod in het voortgezet onderwijs scoort nu ook positief, terwijl de positieve score t.a.v. het verkoopoppervlak in de horeca-sector veranderd is in een relatief tekort. De positie van de Oosterschelderegio lijkt zich iets te verbeteren. In 6 sectoren werd de ranking van Goes beter, terwijl deze stabiel bleef in 4 sectoren en er een achteruitgang was in 4 andere sectoren. De sectoren waar een negatief residu groter werd en dus onder druk staan, zijn sport, de verkoop-vloeroppervlakte van het winkelaanbod en het verkoopoppervlak in de horeca. Walcheren heeft een beter dan verwachte score in 8 van de 14 voorzieningensectoren in 2001. Dit zijn cinema, onderwijs, sport, het winkelaanbod en de horeca. Echte uitblinkers zijn het onderwijs (verschillende onderwijstypen; 5e plaats) en de horeca (oppervlakte; 6e plaats). De zorgsector (rond de 32e plaats van de 42 regio’s) en de theatersector (40e plaats van de 42 regio’s) blijven behoorlijk achter bij de verwachtingen. In 2009 is er nog een positief residu in 7 sectoren. De index cultuur en de index voor het zorgaanbod voor ouderen zijn erbij gekomen, qua diversiteit van het voortgezet onderwijs scoort de regio iets minder goed dan verwacht op basis van de stand van zaken in andere regio’s. Ook de index sport is nu negatief, net als het winkelaanbod (verkooppunten). Een positieve ontwikkeling van het residu (het surplus is groter geworden of het tekort is kleiner geworden) is te zien in 7 sectoren. Sectoren waar Walcheren in de voorhoede eindigt zijn de diverse onderwijstypen (3e plaats in 2009, dus slechts twee andere regio’s hebben een nog groter residu) en de horeca (gemeten naar verkoopoppervlakte, 5e plaats). Echt zwakke posities (zeg plaats 30 en lager) zijn er in de theatersector en de basiszorg. Zeeuws-Vlaanderen doet het beter dan verwacht in 8 van de 14 sectoren, zowel in 2001 als in 2009. Cinema en het winkelaanbod (verkooppunten) zijn in 2009 sectoren die het beter doen dan verwacht, terwijl hier nog ene tekort was in 2001. Voor basiszorg en horeca (aantal zaken) geldt dit andersom: voor deze sectoren noteerde Zeeuws-Vlaanderen een surplus in 2001 en een tekort (dus een lager dan verwachte score) in 2009. Voor 6 sectoren geldt dat er sprake was van een vergroting van het surplus danwel een verkleining van het tekort (cineTU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
49
ma, theater, cultuur, onderwijstypen, winkelaanbod verkooppunten, zorgaanbod ouderen). Een groter tekort of een kleiner overschot ontstond vooral in de zorgsector en de horeca. Interessant is dat in 2001 een minder dan verwachte score in de ene regio steevast gepaard gaat met een beter dan verwachte score in een andere Zeeuwse regio, wat er op duidt dat het voorzieningenpeil voor heel Zeeland op orde is, maar niet altijd evenwichtig verdeeld. In 2001 is verder de horeca in alle drie de regio’s sterker dan verwacht aanwezig. In 2009 is er in veel sectoren nog steeds sprake van compensatie van een tekort in de ene Zeeuwse regio door een overschot in een andere, maar we zien nu ook dat er een tweetal sectoren zijn waar alle drie de regio’s een tekort hebben (sport, basiszorg) en geen sectoren waar alle regio’s een surplus hebben.
50
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 3.9 Indexen – daadwerkelijk aanwezig versus verwacht, 2001 en 2009. Voorziening
Regio
2001 Residu
Index cinema
Index theater
Index cultuur
Index onderwijstypen Index voortgezet onderwijs diversiteit Index sport
Index winkelaanbod verkooppunten Index winkelaanbod VVO Index zorgaanbod basiszorg Index zorgaanbod specialistisch Index zorgaanbod ouderen Index zorgaanbod bedden Index horeca zaken Index horeca oppervlakte
Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
-0,45 0,09 -0,10 -0,24 -0,65 0,29 -0,29 -0,06 0,03 -0,15 0,34 0,10 -0,02 0,04 0,03 -0,12 0,15 -0,04 0,07 0,02 -0,03 -0,07 0,01 0,12 -0,14 -0,11 0,01 0,19 -0,17 -0,09 0,09 -0,10 -0,18 0,14 -0,01 -0,07 0,13 0,03 0,01 0,02 0,23 0,21
2009 Ranking Residu 41 14 30 31 40 9 39 26 18 30 5 10 25 14 17 32 10 27 12 18 26 30 20 8 37 34 19 8 32 24 14 32 37 8 26 30 9 19 21 18 6 8
Residu -0,22 0,14 0,08 -0,12 -0,06 0,34 -0,10 0,00 0,08 -0,11 0,54 0,36 0,02 -0,05 0,00 -0,20 -0,09 -0,06 0,04 -0,03 0,01 -0,12 0,01 0,11 -0,11 -0,09 -0,08 0,30 -0,15 -0,05 0,07 0,03 -0,09 0,19 -0,03 -0,07 0,14 0,07 -0,05 -0,06 0,18 0,11
Ranking Residu 30 11 19 36 32 2 30 24 14 26 3 4 16 22 17 33 28 25 12 29 19 34 21 7 37 33 32 8 29 21 13 18 31 8 23 28 7 16 23 30 5 9
51
Trend ranking +11 +3 +11 -5 +8 +7 +9 +2 +4 +4 +2 +6 +9 -8 = -1 -18 +2 = -11 +7 -4 -1 +1 = +1 -13 = +3 +3 +1 +16 +6 = +3 +2 +2 +3 -2 -12 +1 -1
3.4
Analyse Zeeuwse gemeenten
3.4.1
Kaartbeelden
Figuur 3.2.1 geeft de bevindingen voor de variabele ‘index cinema’. De kaarten geven zscores van de residuen weer (zie paragraaf 3.2 voor een toelichting). Duidelijk is dat de meest recente ontwikkelingen op het gebied van cinema in Zeeland niet in deze kaarten is verwerkt. Hulst komt nog naar voren als een plaats met zeer veel meer cinema dan we zouden mogen verwachten, en Goes en Terneuzen scoren duidelijk minder. Die situatie is inmiddels omgedraaid.
52
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.1: Cultuur – Index Cinema, situatie 2001 (boven) - 2007 (onder).
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
53
Figuur 3.2.2 Cultuur – index theater, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Hulst is op theatergebied een positieve uitschieter. In mindere mate geldt dat tegenwoordig ook voor Sluis en Goes. Schouwen-Duiveland en Tholen voldoen niet aan de verwachtingen. Middelburg aanvankelijk ook niet, maar dat is inmiddels gecorrigeerd.
54
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.3 Cultuur – Musea, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Het adagium ‘Hoe dichter bij de kust, hoe meer musea’ lijkt op te gaan (figuur 3.2.3). Thans doet in het bijzonder Schouwen-Duiveland het beter dan verwacht. Terneuzen heeft een mindere score weten te corrigeren.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
55
Figuur 3.2.4 Cultuur – Index cultuur totaal, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Beschouwen we cinema, musea en theater tezamen dan blijken Vlissingen, Sluis en Hulst het duidelijk beter dan verwacht te doen. Ook de gemeente Veere en, anno 2007 de gemeente Schouwen-Duiveland doen het beter dan verwacht. Goes bleef wat achter, maar voldoet nu aan de verwachting. Ook Terneuzen heeft wat goedgemaakt. Voor beide gemeenten geldt dat de komst van een bioscoop na 2007 ze beter dan verwacht doet presteren.
56
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.5 Horeca – Index Horeca alle sectoren (verkoopoppervlakte), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
De horeca – gemeten naar verkoopoppervlakte - concentreert zich daar waar ook het toerisme sterk vertegenwoordigd is (figuur 3.2.5). Dat betekent dat Sluis en SchouwenDuiveland veel beter dan verwacht scoren en dat ook de Walcherse gemeenten het goed doen. Daarbuiten was Hulst ook relatief goed bedeeld met horeca, maar dat is tegenwoordig op een normaal peil. De gemeente Borsele is de enige gemeente die minder goed scoort dan we zouden mogen verwachten op basis van haar kenmerken.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
57
Figuur 3.2.6 Horeca – Index Horeca alle sectoren (aantal bedrijven), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Kijken we voor de horeca niet naar omvang van de zaken, maar naar het aantal zaken zelf, dan zien we dat de Zeeuwse gemeenten geen één keer minder dan verwacht presteren en herhaaldelijk veel beter. Wel leek Zeeland het in 2001 gemiddeld genomen beter te doen dan in 2007, met de gemeente Reimerswaal als uitzondering. In 2007 was het horecaaanbod in de gemeente Veere de meest opvallende afwijking; de horeca is daar zeer veel meer aanwezig dan we zouden verwachten. Schouwen-Duiveland en Sluis laten ook grote surplussen zien en datzelfde geldt voor Vlissingen, Middelburg, Reimerswaal en NoordBeveland. De navolgende figuren beschrijven een onderdeel van de horeca-sector in groter detail.
58
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.7 Horeca – Drankensector (aantal bedrijven), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Allereerst biedt figuur 3.2.7 inzicht in de drankensector (met name cafés, bars etc.). Ook daar is Zeeland rijkelijk van voorzien. Enige dissonant is in 2007 de gemeente Terneuzen, waar het aantal zaken in de drankensector licht achterblijft. Positieve uitschieters zijn met name Veere en Schouwen-Duiveland. De gemeente Sluis moest een deel van zijn voorsprong prijsgeven. Datzelfde geldt voor Middelburg, dat nog altijd aan de verwachtingen voldoet, maar niet meer er boven uit stijgt zoals in 2001.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
59
Figuur 3.2.8 Horeca – Fastfoodsector (aantal bedrijven), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
De fastfoodsector –kiosken, snackbars etc. – tiert ook welig in de gemeente Veere en lijkt daar zelfs bezig met een opmars net als buurman Middelburg. Het omgekeerde zien we op Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland die beiden terugkeren naar het aantal zaken dat we min of meer mogen verwachten. Goes heeft een achterstand goed gemaakt sinds 2001. Terneuzen scoort duidelijk minder dan we mochten verwachten t.a.v. het aantal zaken in de fastfoodsector, en ook Hulst blijft achter bij de verwachtingen.
60
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.9 Horeca - Restaurantsector (aantal bedrijven), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Een zeer positief beeld wordt in figuur 3.2.9 geschetst voor de restaurantsector. In 2007 heeft het merendeel van de gemeenten meer restaurants dan we zouden mogen verwachten en de overigen presteren conform verwachting. Die laatsten betreffen met name Tholen en Zuid-Beveland. Een aantal gemeenten zien een afname tot een normaal niveau sinds 2001 (Goes en Terneuzen). Relatief het rijkst bedeeld met restaurants is de gemeente Sluis en zoals bekend mag worden verondersteld is dat niet alleen in kwantitatief opzicht.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
61
Figuur 3.2.10 Horeca – Hotelsector (hotelkamers), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Voor de hotelsector geldt ook dat er minimaal aan de verwachtingen voldaan wordt, en de kustgemeenten scoren duidelijk relatief het beste. De situatie is hetzelfde gebleven sinds 2001.
62
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.11 Sport – Index sport, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Zeeuwse gemeenten scoren zeer gevarieerd op de index voor sportvoorzieningen, en ook de ontwikkeling sinds 2001 varieert. Wat dat laatste betreft zien we vooral een positieve ontwikkeling in Terneuzen, dat al relatief goed scoorde op sportvoorzeiningen, maar er met de komst van de skihal duidelijk bovenuit steekt (de skihal was in 2007 in aanbouw, maar wel in deze analyse meegenomen). Een verslechtering was zichtbaar in de andere stedelijk gemeenten: Middelburg, Vlissingen en Goes zagen hun sportvoorzieningen relatief dalen, zelfs tot een niveau dat het duidelijk veel minder is dan verwacht mocht worden. Ook Noord-Beveland, Tholen, Reimerswaal en Hulst kennen minder sportvoorzieningen dan verwacht. Schouwen-Duiveland, Sluis en Veere kennen juist meer sportvoorzieningen dan verwacht.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
63
Figuur 3.2.12 Zorg – Index basiszorg, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
In de index basiszorg zijn voorzieningen als huisartsen, tandartsen, apotheken, verloskundigen, wijkverpleegkundigen en fysiotherapeuten meegenomen. Waren er in 2001 nog drie positieve uitschieters (Sluis, Veere, Reimerswaal), in 2007 is dit er nog maar één (Goes). Wel zien we dat de relatief meest onderbedeelde gemeenten in 2001 hun positie verbeterd hebben in 2007 (Middelburg, Tholen).
64
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.13 Zorg – Index zorg specialistisch, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Specialistische zorg (denk aan specialisten, ziekenhuizen) is bovenmatig aanwezig in Goes. Walcheren, Terneuzen en Hulst doen het minder goed dan verwacht in 2007. De overige gemeenten presteren overeenkomstig de verwachting.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
65
Figuur 3.2.14 Zorg – Index bedden in de zorg, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Gekeken naar het aantal bedden in de zorg (in verschillende typen instellingen) komt ook Goes er uit als positieve uitschieter, iets dat in 2007 ook geldt voor Terneuzen en Reimerswaal. Veere heeft een dergelijke positie verloren, maar is niet in het ‘rood’ beland. Dat geldt wel voor Vlissingen en Schouwen-Duiveland.
66
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.15 Onderwijs – Index onderwijstypen, situatie 2001 (boven) en 2006/2007 (onder).
De verschillende typen onderwijs (basis, voortgezet, bve, hbo en universitair) zijn gecombineerd in een index van onderwijstypen. Vlissingen en Terneuzen zijn gemeenten waar duidelijk meer onderwijs wordt aangeboden dan verwacht. Middelburg is daar bij gekomen sinds de komst van de Roosevelt Academy. Opgemerkt moet overigens worden dan in dit geval de data voor BVE toegerekend worden aan de hoofdlocaties van de beide in Zeeland opererende ROC’s, wat ongunstig uitpakt voor met name Goes en Middelburg. Feitelijk zouden deze (nog) beter scoren.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
67
Figuur 3.2.16 Onderwijs – Voortgezet onderwijs (diversiteit), situatie 2001 (boven) en 2001 (onder).
Op het gebied van het voortgezet onderwijs is juist Goes dan weer de gemeente met een bovenmatig aanbod. Ook Hulst, Middelburg en Reimerswaal manifesteren zich in positieve zin. Waarschijnlijk door schaalvergrotingsprocessen in de rest van Nederland zien we nu ook dat gemeenten als Sluis en Schouwen-Duiveland hun positie verbeterd hebben tot een normaal niveau. Ook Vlissingen en Borsele vallen minder in negatieve zin uit de toon sinds 2001.
68
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.17 Winkelaanbod – Index verkooppunten, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Voor een analyse van het winkelaanbod kunnen we ons oriënteren op het aantal verkooppunten (3.2.17) of op de verkoop-vloeroppervlakte (3.2.18). Met uitzondering van Borsele laat de kaart met verkooppunten een positief beeld zien. De gemeenten hebben minstens het aantal winkels dat we zouden verwachten. De gemeenten Veere en Middelburg zelfs iets meer, Schouwen-Duiveland en Goes veel meer en Sluis zelfs zeer veel meer. Er zijn een aantal opmerkelijke kleine verschuivingen. Het positieve surplus aan winkels dat Vlissingen in 2001 nog had is verdwenen, terwijl buurgemeente Middelburg juist een surplus zag ontstaan. Ook Noord-Beveland zag een achteruitgang terwijl de buurgemeenten Schouwen-Duiveland en Goes het relatief juist beter gingen doen.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
69
Figuur 3.2.18 Winkelaanbod – Index Verkoop-vloeroppervlakte (vvo), situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Ook naar verkoop-vloeroppervlakte gemeten zien we een aantal duidelijk positieve uitschieters, met Sluis en Goes voorop. Heel Zeeuws-Vlaanderen kent overigens bovenmatig veel vierkante meters vvo, en die positie is behouden sinds 2001. Ook Middelburg en Schouwen-Duiveland doen het beter dan verwacht. Veere, Noord-Beveland, Tholen en Kapelle zijn minder aan de verwachtingen gaan voldoen, al duikt van deze gemeenten alleen Kapelle in het rood. Vlissingen, Borsele en Reimerswaal werden al gekenmerkt door minder vvo en dat is nog steeds zo.
70
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.18 Winkelaanbod – Dagelijks aanbod, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Bovenstaande en komende figuren geven een inzicht in het winkelaanbod naar branche op basis van de verkoop-vloeroppervlakte. Met uitzondering van Tholen, NoordBeveland, Borsele en Reimerswaal doen de meeste gemeenten het aanzienlijk beter dan verwacht mag worden als het gaat om vvo t.b.v. een dagelijks aanbod. Met name de kustgemeenten komen weer naar voren, wat suggereert dat het effect van toerisme nog groter is dan we mochten verwachten (immers, toerisme is al een van de verklarende factoren). Met name Schouwen-Duiveland en Sluis kennen zeer veel meer aanbod dan we zouden verwachten en ook Walcheren en Goes komen goed uit de analyse naar voren. Ook de rest van Zeeuws-Vlaanderen is rijkelijk voorzien van dagelijks aanbod, al is het surplus niet meer zo groot als voorheen. Midden-Zeeland heeft zich over het algemeen verbeterd sinds 2001.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
71
Figuur 3.2.20 Winkelaanbod – Mode & luxe, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Naar de branche mode & luxe hadden we voor de stad Goes al gekeken in de bespreking van de methodiek, en daaruit bleek een zeer veel groter aanbod dan normaliter verwacht mocht worden. Gemeten op gemeenteniveau is er nog altijd sprake van een aanzienlijk groter aanbod. Dat geldt ook voor Sluis, dat een relatieve groei doormaakte, en Middelburg, waar het surplus nog groter was in 2001. Een aantal andere gemeenten verliezen terrein, zoals Terneuzen, al is deze gemeente nu op een normaal peil gekomen, en Vlissingen en Noord-Beveland. Schouwen-Duiveland, Veere en Reimerswaal doen het vergeleken met de rest van Nederland beter in 2007 dan in 2001.
72
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.2.21 Winkelaanbod – Vrije tijd, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Ook in de vrije tijdssector komt Sluis opvallend naar voren als één van de weinige gemeenten waar zeer veel meer winkels zijn dan redelijkerwijs verwacht kan worden. Positief, in 2001 en 2007, scoren Noord-Beveland, Middelburg, Goes en SchouwenDuiveland. Hulst zag ook een opmerkelijke vooruitgang van iets minder dan verwacht in 2001 naar iets meer dan verwacht in 2007. Veere en Tholen gingen iets achteruit, maar alleen voor Tholen betekent dit dat men minder vvo in de vrije tijdssector heeft dan verwacht.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
73
Figuur 3.2.22 Winkelaanbod – In & Om het huis, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Voor wat betreft het vvo in de branche ‘in & om huis’ zijn de rollen in ZeeuwsVlaanderen een keer omgedraaid. Nu presteren Terneuzen en Hulst beter dan Sluis, dat op zich reeds bovengemiddeld presteert. Ook Goes en Schouwen-Duiveland kennen veel meer winkelaanbod in deze branche dan we zouden mogen verwachten. In lichtere mate geldt dit ook voor Tholen, Veere en Middelburg. Deze laatste gemeente ziet zijn positie relatief verbeterd t.o.v. de rest van Nederland en de overige Zeeuwse gemeenten. NoordBeveland en Kapelle verliezen juist terrein.
74
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
3.4.2
Ranking gemeenten
Tabel 3.10 geeft de positie van de Zeeuwse gemeenten ten opzichte van alle andere Nederlandse gemeenten weer. Dit is gedaan op basis van het residu, dus het verschil tussen daadwerkelijke gevonden waarde en wat we verwachten. Een groot positief residu resulteert dus in een hoge notering, een groot negatief residu in een lage positie. Het nut van Tabel 3.10 is vooral ook dat deze de ontwikkeling door de tijd aangeeft, aangezien zowel de positie anno 2007 van een gemeente is weergegeven als de ontwikkeling sinds 2001 (het aantal plaatsen winst of verlies in de rangorde sinds 2001 staat tussen haakjes). Eén kanttekening bij deze ranking is wel dat er geen rekening gehouden wordt met het totale aanbod van een voorziening in gemeenten. Een positief residu van 100 winkels in pak hem beet Sluis is natuurlijk relatief veel beter dan een positief residu van 150 winkels in Amsterdam. De ranking is gebaseerd op een totaal van 441 gemeenten. De hoogste notering wordt gehaald door Sluis bij het aantal bedrijven in de restaurantsector (tweede). Er zijn met andere woorden extreem veel restaurants gegeven de kenmerken van deze gemeente. Sluis presteert sowieso erg goed ook op andere segmenten van de horeca-sector. Alleen in de fastfoodsector is de positie niet bijzonder – de vraag is of men daar in Sluis om zal malen. Tel daarbij op de zeer hoge noteringen voor het winkelaanbod en op cultureel gebied en duidelijk is dat het voorzieningenpeil van de gemeente Sluis relatief tot de beste van Nederland hoort. De ontwikkeling sinds 2001 is doorgaans ook positief, al moest er in het basiszorgsegment wel een veer worden gelaten, wat overigens vooral betekent dat Sluis zijn hoge positie van 2001 niet heeft weten te behouden. De gemeente Goes is een andere topper met een aantal hoge uitschieters. Zo bezet de gemeente de vierde plaats van de 441 gemeenten als het gaat om bepaalde segmenten van het zorgaanbod, terwijl ook andere segmenten in de zorg zeer oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van wat we mogen verwachten van zo’n plaats. Ook als het gaat om de diversiteit van het voortgezet onderwijs en theaters en het winkelaanbod scoort Goes hoog en is haar positie sinds 2001 verbeterd. Gemiddelde posities zijn er voor Goes in de horecasector en daar verliest de gemeente ook terrein (m.u.v. de fastfoodsector). De zwakke positie t.o.v. de cinema-sector is inmiddels rechtgetrokken. Ook Schouwen-Duiveland weet een aantal absolute topnoteringen te halen. Zo is er een zesde plaats ten aanzien van het aantal musea en zijn ook sportvoorzieningen er meer dan evenredig aanwezig. Het winkel- en horeca-aanbod is ook veel groter dan verwacht mag worden getuige de vele top-20 noteringen. Alleen wat betreft theater, cinema en het basiszorgaanbod eindigt de gemeente in de achterhoede. De gemeente Veere presteert aanmerkelijk beter dan verwacht waar het horecavoorzieningen betreft. Zowel in de hotelsector (7) als de drankensector (10), fastfoodsector (17) en restaurantsector (25) worden topnoteringen behaald, en de trend is bovendien positief sinds 2001. Veere biedt ook een goed zorgaanbod voor ouderen (verpleeghuizen, verzorgingshuizen) en relatief veel musea. Ook ten aanzien van het winkelaanbod presteert de gemeente doorgaans beter dan verwacht. Een vijfde gemeente met top-10 noteringen is Hulst. Het gaat dan om de cultuur-sector (bioscoop en theater), al is inmiddels bekend dat het die positie niet heeft weten vast te houden. Qua winkelaanbod behoort Hulst ook tot de beteren. Het draagvlak in de gemeente Hulst wordt minder goed aangewend voor sport en zorgvoorzieningen. Een aantal topnoteringen zijn er ook voor Vlissingen (cinema, onderwijstypen, horeca, winkels met een dagelijks aanbod), maar deze goede prestaties worden afgewisseld met plaatsen in de achterhoede waar het sport, zorgaanbod en met name winkelaanbod in bepaalde segmenten (mode & luxe, vrije tijd, in & om huis) betreft. Qua aantal verkooppunten is het winkelaanbod overigens iets beter dan gemiddeld. TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
75
Met de komst van de Roosevelt Academy behaalt Middelburg een top-20 notering waar het de diversiteit van onderwijstypen betreft. Ook wat betreft de diversiteit van het voortgezet onderwijs scoort Middelburg goed. Ook het winkelaanbod en de horeca zijn relatief goed vertegenwoordigd getuige de vele top-100 noteringen. Net als buurgemeente Vlissingen is er een zeer hoge notering voor winkelaanbod in de branche ‘dagelijks aanbod’. Ten aanzien van cinema, sport en een specialistisch zorgaanbod scoort Middelburg zwak. Terneuzen wisselt sterke posities met zwakke posities af. Tot de sterkten behoren onderwijs, sport en de capaciteit in de zorg. Winkelen in & om huis is ook goed vertegenwoordigd, maar voormalige (sub)topnoteringen in diverse andere branches zijn verloren gegaan. De slechte score in de cinema-sector is inmiddels rechtgetrokken. Een redelijke positie in de restaurantsector wordt afgewisseld met mindere posities ten aanzien van de overige horeca-segmenten. De gemeente Kapelle presteert ongeveer op het niveau dat we mogen verwachten, met iets betere posities in het zorgaanbod. Noord-Beveland scoort gemiddeld, met uitschieters in de restaurantsector en in het winkelaanbod in de branche vrije tijd, al zijn in die twee segmenten wel voormalige top-20 noteringen verloren gegaan. De gemeente Borsele presteert doorgaans minder dan verwacht mag worden. De gemeente Reimerswaal kent een aantal top-100 noteringen, maar bevindt zich voor de rest in de middenmoot. Tholen tenslotte blijft ook iets achter bij de verwachtingen en vinden we doorgaans terug in het spreekwoordelijke ‘rechterrijtje’ al dreigt er geen degradatiegevaar. Zorgelijk is wellicht de positie ten aanzien van winkels met een dagelijks aanbod. Samengevat kent Zeeland diverse gemeenten die boven verwachting veel voorzieningen hebben. Tegelijkertijd zijn er weinig gemeenten met een duidelijke positie in de achterhoede; de meeste gemeenten presteren minimaal op het niveau dat verwacht mag worden. De meer stedelijke gemeenten wisselen wel topnoteringen in het ene segment af met zwakke noteringen in het andere. Er is geen sterke positieve of negatieve trend te ontdekken sinds 2001, niet op het niveau van individuele gemeenten en niet op het niveau van Zeeland als geheel.
76
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 3.10 Positie Zeeuwse gemeenten in rangorde residuen (= daadwerkelijke score – voorspelde score), 2007 (2001). Gemeente
Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal SchouwenDuiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen
Cinema
Musea
Theater
351 (-24) 412 (+2) 10 (-4) 232 (-23) 383 (-53) 162 (-40) 295 (-52) 376 (+16)
77 (+8) 288 (-7) 341 (-12) 204 (+16) 115 (-50) 388 (+8) 279 (+26) 6 (+19)
40 (+250) 427 (+5) 341 (-37) 173 (+17) 13 (-2)
29 (+5) 372 (+45) 338 (+3) 27 (-5) 79 (+21)
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Onderwijstypen
Sport
Zorgaanbod basis
Zorgaanbod ouderen
Zorgaanbod specialistisch
Zorgaanbod bedden
331 (-22) 25 (+122) 10 (-5) 198 (+3) 251 (+144) 128 (-10) 302 (-46) 398 (-16)
Voortgezet onderwijs (div.) 410 (-7) 9 (+4) 73 (+140) 338 (-20) 57 (-48) 332 (+24) 110 (+67) 245 (+43)
351 (-24) 153 (+34) 264 (+18) 263 (-21) 20 (+337) 203 (-60) 254 (-53) 181 (+122)
233 (+117) 170 (-90) 301 (+8) 219 (-7) 406 (-23) 412 (=) 253 (+5) 23 (+1)
334 (-140) 23 (+347) 356 (-2) 343 (-123) 408 (+11) 207 (+121) 236 (-189) 407 (+7)
345 (-36) 19 (-13) 231 (+5) 140 (+58) 108 (+100) 366 (-71) 54 (+15) 205 (+15)
305 (-3) 4 (+1) 322 (-111) 169 (+13) 392 (-173) 229 (-15) 189 (+44) 304 (+16)
193 (+45) 4 (+2) 240 (+58) 147 (+30) 231 (-29) 294 (-12) 88 (+123) 309 (+45)
40 (+264) 195 (+88) 349 (-58) 328 (-4) 222 (-106)
229 (+83) 204 (+73) 143 (+77) 402 (-5) 373 (+46)
169 (-13) 31 (+14) 235 (-30) 105 (+45) 19 (+1)
34 (+10) 16 (+14) 355 (-9) 128 (-11) 413 (-300)
192 (-175) 390 (+15) 352 (+68) 165 (-89) 291 (+119)
220 (-6) 66 (+68) 262 (+10) 13 (-2) 380 (+29)
186 (+40) 406 (+4) 277 (+20) 321 (-14) 349 (+12)
268 (+39) 81 (+72) 168 (+108) 251 (-144) 395 (+16)
77
Tabel 3.10 ( vervolg) Gemeente
Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal Schouwen-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen
78
Winkelaanbod verkooppunten
Winkelaanbod vvo
Winkels dagelijks aanbod vvo
Winkels mode & luxe vvo
Winkels vrije tijd vvo
Winkels In & Om Huis vvo
370 (-8) 9 (+31) 186 (+131) 209 (-9) 43 (+111) 228 (-169) 187 (+124) 16 (+32) 3 (+17) 176 (+49) 245 (+64) 91 (-60) 165 (-118)
399 (-3) 28 (+15) 49 (+9) 261 (-6) 63 (+37) 259 (-163) 365 (-24) 55 (+42) 22 (+17) 113 (-52) 223 (-104) 123 (-55) 401 (-10)
390 (+20) 41 (+90) 60 (-30) 184 (64) 18 (+45) 357 (-88) 287 (+69) 13 (-1) 6 (+5) 85 (-58) 399 (-40) 42 (+6) 35 (+189)
367 (-23) 16 (+4) 223 (-91) 244 (-22) 71 (-46) 341 (-65) 288 (+5) 152 (+140) 19 (+20) 260 (-177) 368 (-45) 279 (+31) 415 (-18)
386 (+5) 71 (+8) 67 (+258) 173 (+81) 60 (-16) 50 (-32) 375 (-23) 69 (+11) 18 (+1) 406 (-68) 298 (-38) 159 (-95) 360 (-31)
376 (-31) 34 (+13) 32 (-7) 308 (-87) 107 (+302) 301 (-120) 378 (-106) 56 (+95) 126 (+58) 41 (-4) 118 (-87) 79 (-30) 400 (-26)
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Horeca drankensector (aantal bedrijven) 190 (-29) 95 (-32) 179 (-121) 145 (+11) 184 (-91) 187 (-36) 84 (-7) 12 (-6) 42 (-18) 343 (-119) 79 (+11) 10 (+5) 50 (+24)
Horeca fastfoodsector (aantal bedrijven 272 (+33) 252 (+103) 387 (-64) 242 (-10) 75 (+105) 188 (-34) 161 (+63) 179 (-100) 122 (-47) 408 (-1) 335 (+13) 17 (+6) 167 (+19)
Horeca restaurantsector (aantal bedrijven) 291 (+26) 179 (-124) 83 (-39) 150 (+66) 96 (-53) 48 (-31) 126 (+69) 14 (-9) 2 (=) 139 (-110) 226 (+37 25 (+16) 30 (-6)
Horeca Hotelsector (aantal kamers) 320 (+17) 232 (-58) 362 (-16) 142 (+10) 213 (-24) 128 (-49) 159 (+24) 33 (-2) 34 (-15) 260 (-50) 283 (-18) 7 (=) 41 (+1)
3.5
Analyse Zeeuwse woonplaatsen
Net als bij de gemeenten volgt hier een overzicht van de score van Zeeuwse plaatsen t.o.v. wat verwacht mag worden op basis van het voorzieningenpeil van plaatsen elders in Nederland. De paragrafen zijn op dezelfde manier opgebouwd, zodat we na de presentatie van kaartbeelden eindigen met tabellen met rankings van de 20 grootste Zeeuws woonplaatsen. De scores ten aanzien van indexen worden gepresenteerd. De samenstelling van die indexen is te vinden in bijlage 2. De bolletjes geven per plaats de omvang van de bevolking weer. De kleur van het grondgebied van een plaats geeft de waarde van het residu (verschil tussen daadwerkelijke en verwachte waarde) weer. Uiteraard geldt dat hoe roder de kleur, hoe groter het gestandaardiseerde residu. Hoe groener (tot blauw aan toe), des te groter het positieve residu. 3.5.1
Kaartbeelden
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
79
Figuur 3.3.1 Cultuur – Index cinema, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
De bekende locaties van bioscopen leiden tot duidelijk zeer positieve scores voor de betreffende plaatsen. Het filmhuis in Middelburg zorgt ervoor dat de stad daardoor een normaal niveau van voorzieningen kent. De meest recente ontwikkelingen hebben dit plaatje betrekkelijk achterhaald gemaakt (nieuwe bioscopen in Goes en Terneuzen, sluiting bioscoop Hulst).
80
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.2 Cultuur – Index cultuur totaal, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
De index cultuur totaal bevat naast cinema ook musea en theatervoorzieningen. Opvallend is dat de grotere Zeeuwse plaatsen, met uitzondering van Vlissingen, het in 2001 beneden verwachting deden, wat nagenoeg geheel gecorrigeerd is anno 2006, al kent Terneuzen nog een lichte achterstand. De enige plaats die echt minder dan verwacht scoort in 2006 is Oost-Souburg, al heeft dit ongetwijfeld mede te maken met de ligging tussen twee grotere steden in.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
81
Figuur 3.3.3 Sport – Index sport, situatie 2001 (boven) en 2007 (onder).
Het kaartbeeld voor sport laat een grote variëteit aan kleuren zien. Positieve uitschieters zijn ondermeer Vlissingen, Bruinisse, Goes, Kapelle, Axel en Cadzand. Middelburg blijft het meest achter bij de verwachtingen, maar echt negatieve uitschieters ontbreken.
82
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.4 Zorg – Basiszorg, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Basiszorgvoorzieningen zijn relatief ondervertegenwoordigd in met name Middelburg en Kapelle, maar een aantal plaatsen scoort ook beter dan verwacht, waaronder Aardenburg, Terneuzen en Serooskerke (W). Terneuzen scoorde aanvankelijk (2001) overigens nog iets minder goed.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
83
Figuur 3.3.5 Zorg – Zorg specialistisch, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Specialistische zorg is zeer veel meer dan verwacht aanwezig in Goes. Ook Oostburg, Kapelle en Clinge scoren duidelijk positief. In 2006 blijven Middelburg en Vlissingen het meest achter bij de verwachtingen.
84
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.6 Zorg – Ouderen, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
De index ‘zorg voor ouderen’ verwijst naar de capaciteit van verzorgings- en verpleeghuizen. Koudekerke en Goes hebben veel meer van dit soort voorzieningen dan verwacht mag worden en ook Oostburg, Terneuzen, Hulst en Zierikzee doen het beter dan verwacht.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
85
Figuur 3.3.7 Zorg - Bedden in de zorg, situatie 2006.
Nb. Data voor 2001 was niet beschikbaar op dit schaalniveau. Ook als we kijken naar het aantal bedden in alle typen zorginstellingen, dan zien we dat Goes er bovenuit steekt qua verwachtingen. Wederom Clinge, Terneuzen en Zierikzee zijn andere positieve uitschieters. De capaciteit in Vlissingen en Oost-Souburg daarentegen is lager dan verwacht zou mogen worden.
86
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.8 Onderwijs – Index onderwijstypen, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Kijken we naar de index onderwijstypen – die aangeeft of er basisscholen, voortgezet onderwijs, beroeps- en volwasseneneducatie, hoger beroepsonderwijs en universitair onderwijs aanwezig is -, dan blijkt dat naast Vlissingen en Terneuzen ook Middelburg tegenwoordig veel meer typen onderwijs herbergt dan normaliter verwacht mag worden. OostSouburg presteert iets minder goed, net als een aantal kleinere plaatsen verspreid over Zeeland.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
87
Figuur 3.3.9 Onderwijs – Voortgezet onderwijs (diversiteit), situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Bleef Goes nog wat achter bij de andere steden waar het de diversiteit aan onderwijstypen betrof, dit is duidelijk niet het geval wanneer het de diversiteit van het voortgezet onderwijsaanbod betreft. Zowel Goes, Terneuzen en Oostburg, en in mindere mate Hulst, Vlissingen en Middelburg presteren veel beter dan verwacht. De positie van Vlissingen, Oostburg, Hulst en Terneuzen is sinds 2001 relatief verbeterd, terwijl Zierikzee en Middelburg relatief achteruitgingen.
88
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.10 Winkelaanbod – Index verkooppunten, situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Er zijn maar weinig oranje of rode vlekken op de kaart te zien die duiden op een kleiner dan verwacht aantal verkooppunten (wel: Arnemuiden, Oost-Souburg). Daarentegen zijn er vele plaatsen die een groter winkelaanbod (gemeten naar verkooppunten in de verschillende branches) kennen. Goes kent relatief het grootste surplus, gevolgd door Middelburg en Sluis. Zierikzee, Terneuzen, Hulst en Oostburg volgen. Van de grotere steden heeft ook Vlissingen nog altijd meer verkooppunten dan we zouden verwachten voor een plaats van die omvang (en rekening houdend met andere verklarende factoren).
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
89
Figuur 3.3.11 Winkelaanbod – Index Verkoop-vloeroppervlakte (vvo), situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Naast verkooppunten laat het winkelaanbod zich ook kwantificeren in het aantal m2 verkoop-vloeroppervlak. De index die in bovenstaande figuur wordt gepresenteerd geeft een weging per branche. We zien nu dat Goes en Hulst in het bijzonder beter scoren dan verwacht mocht worden. Ook Sluis en Middelburg scoren ver boven de verwachting, en in mindere mate gaat dat ook op voor Zierikzee, Terneuzen, Axel en Oostburg.
90
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.12 Winkelaanbod – Dagelijks aanbod (vvo), situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Bovenstaande en komende figuren gaan dieper in op het winkelaanbod. Merk op dat de legenda is veranderd. Het percentage meer of minder dan wat verwacht werd wordt weergegeven. Geel geeft dus aan dat de plaats tot 25% minder vvo (dagelijks aanbod) had dan verwacht. De plaats met de hoogste afwijkende score, Sluis, kent zelfs tot 4x zoveel vvo in deze branche. De plaatsen met een score van precies -100 hebben geen enkel aanbod in de betreffende branche.3 De grotere Zeeuwse plaatsen scoren allemaal beter dan ver3
Het lastige van de gehanteerde maat is dat deze niet berekend kan worden in geval er een negatief aantal m2 vvo wordt voorspeld, terwijl er een positieve score daadwerkelijk is. Voor die gevallen is een afwijkende score berekend. Op basis van de omvang van het residu heeft de plaats een score van 50 (vvo < 200), 75 (vvo 201-500) of 100% (vvo > 500) gekregen. Het gaat om de volgende gevallen: Kuitaart (vvo in om huis, 2006, 50%); Waarde (vvo mode & luxe, 2006, 50%); Oostdijk (vvo dagelijks aanbod, 2001, 75%); Kats, (vvo mode & luxe, 2001, 75%); Aagtekerke (vvo in & om huis; 2001, 100%); Biggekerke (vvo in & om huis, TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
91
wacht, maar de uitschieters zitten vooral in de middelgrote plaatsen in ZeeuwsVlaanderen en de meer toeristische plaatsjes. Figuur 3.3.13 Winkelaanbod – Mode & luxe (vvo), situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Mode & luxe is veel meer geconcentreerd in de grotere plaatsen dan dagelijks aanbod, zoals uit bovenstaande figuur blijkt. Ook nu vallen de grotere Zeeuwse plaatsen in positieve zin op, met uitzondering van Vlissingen dat terrein verloren heeft in dit ‘funshopping’ segment. De hoogste categorie is open (>200%), maar in dit geval loopt deze tot wel 1250% (Sluis). Renesse is een andere plaats in deze categorie. Een belangrijke ontwikkeling is dat steeds meer kleine plattelandskernen ook winkels in deze branche herbergen. 2001, 50%); Serooskerke (vvo in & om huis, 2001, 100%); Vrouwenpolder (vvo in & om huis, 2001, 75%); Meliskerke (vvo in & om huis, 2001, 100%). 92
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 3.3.14 Winkelaanbod – Vrije tijd (vvo), situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Het winkelaanbod in de branche vrije tijd is niet noodzakelijkerwijs geconcentreerd in de grootste Zeeuwse steden. Een beter dan verwachte score in de vier grootste steden in 2001 is zelfs veranderd in een tekort oplopend tot 25% in Vlissingen en Terneuzen. Opvallende positieve uitschieters in 2006 zijn Hulst, Sluis, Breskens, Kamperland, Kortgene, Kats en Renesse. Met name ook de plaatsen op Noord-Beveland scoren goed, terwijl deze vaak gemiddeld scoren op andere variabelen. Een relatieve achteruitgang is te zien voor o.a. Domburg, Zoutelande, Veere, Burgh-Haamstede en Oostburg. Een duidelijke verbetering van het aanbod in dit segment was te zien in Hulst, Cadzand, Biervliet, Yerseke en Borssele.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
93
Figuur 3.3.15 Winkelaanbod – In & Om het huis (vvo), situatie 2001 (boven) en 2006 (onder).
Het segment ‘in & om huis’ is in Sluis dit keer niet bovenmatig aanwezig, maar andere plaatsen die we inmiddels tot de ‘usual suspects’ m.b.t. winkelaanbod kunnen rekenen doen het wel goed, zoals Hulst en Goes. Van de grote plaatsen is Vlissingen de enige met een lager dan verwacht aantal meters vvo. Goes en ook Terneuzen en Middelburg (in die volgorde) presteren beter dan verwacht. Andere opvallende plaatsen waar dit segment sterker aanwezig is dan verwacht mocht worden zijn Zonnemaire, Poortvliet, Koudekerke, Ritthem/Sloegebied, Oostburg en Axel.
94
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
3.5.2
Ranking Zeeuwse woonplaatsen
Tabel 3.11 presenteert de positie van de Zeeuwse plaatsen ten opzichte van alle andere woonkernen in Nederland. Deze zijn gerangschikt op basis van de omvang van het residu, dus het verschil tussen daadwerkelijke en voorspelde waarde (zie ook paragraaf 3.4.2). In totaal gaat het om 2467 woonkernen in Nederland. We geven hier de resultaten alleen voor de 20 grootste woonkernen van Zeeland (gemeten naar bevolkingsomvang in 2006). Daarnaast geven we plaatsen met een opvallende score weer onderaan in de tabel. Topnoteringen (zeg top 50 van de bijna 2500 plaatsen) vallen te noteren voor Middelburg, Vlissingen, Goes, Terneuzen, Zierikzee, Hulst, Oostburg, Breskens, Serooskerke (W), Koudekerke, Sluis en Poortvliet. Goes spant de kroon met 10 keer een topnotering op de vijftien onderzochte variabelen. Voor een plaats met de omvang van Goes, en rekening houdend met toerisme, omvang van het achterland en de bevolkingssamenstelling, heeft Goes buitengewoon veel voorzieningen. Dat geldt in het bijzonder voor de sectoren zorg, theater, voortgezet onderwijs en het winkelaanbod. De tabel wijst ook duidelijk op de ruimte die er is voor een cinema, welke sinds 2006 ook gerealiseerd is. Hulst is een ander voorbeeld van een plaats met zeer veel meer voorzieningen dan verwacht mag worden (8x in de top 50). Dit betreft in het bijzonder het winkelaanbod, maar ook cinema en theater. Met uitzondering van specialistische zorg kent het stadje verder geen ontbrekende voorzieningen. Terneuzen komt zes keer voor in de top 50, en dan slechts twee keer met het winkelaanbod, wat er op duidt dat het andere specialisaties kent dan nabije buur Hulst. Het gaat dan met name om theater, onderwijs en basiszorg. Aangezien we Sluis ook terugvinden als zeer goed presterende plaats (een winkelaanbod dat de stoutste verwachtingen overtreft) en daarnaast Oostburg (cinema, theater, voortgezet onderwijs) en Breskens (vvo vrije tijd) ook duidelijk meer voorzieningen kennen dan verwacht mag worden, lijkt de conclusies gerechtvaardigd dat het voorzieningenpeil van met name Zeeuws-Vlaanderen boven verwachting is, en dat deze voorzieningen gespreid zijn over meerdere kernen in plaats van geconcentreerd. Middelburg lijkt ofwel heel goed te scoren, ofwel minder. Zo zijn er veel meer onderwijsvoorzieningen, theater en een groter winkelaanbod dan we normaliter mogen verwachten. Tegelijkertijd bungelt de stad onderaan de ranglijsten waar het sport en bepaalde segmenten van de zorg betreft. Dit geldt wellicht in nog grotere mate voor Vlissingen. Hier vinden we veel meer onderwijs-, cinema- en sportvoorzieningen dan we zouden verwachten, maar op het gebied van bijvoorbeeld theater en bepaalde segmenten van de zorg blijft de stad achter. Zierikzee profileert zich met musea, een groter dan verwacht zorgaanbod voor ouderen en een winkelaanbod dat duidelijk beter is dan we zouden verwachten. Voor de overige plaatsen valt op dat sommigen duidelijk aan de goede kant van de score zitten, al zijn het niet per definitie topposities in deze rankings (bijv. Breskens,Sas van Gent). Andere plaatsen doen het goed in bepaalde segmenten (vaak is dit het winkelaanbod) maar kennen ook omissies (bijv. Axel, Kapelle, Heinkenszand, Krabbendijke, Bruinisse). Weer anderen vinden we beduidend vaker onderin de ranglijsten terug (Tholen, Oost-Souburg, Yerseke, Arnemuiden, Burgh-Haamstede, ’s-Gravenpolder). Kijken we naar de trends dan zien we dat iedere plaats wel segmenten heeft waarin hij relatief stijgt of daalt op de ranglijst. Er lijkt geen sprake te zijn van een duidelijk patroon. Wel verliezen Terneuzen, Axel, Oostburg en Sas van Gent steevast terrein in alle vier branches van het winkelaanbod. ’s-Gravenpolder noteert als enige alleen maar plussen waar het het winkelaanbod betreft.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
95
Tabel 3.11 Positie Zeeuwse woonkernen in rangorde residuen (= daadwerkelijke score – voorspelde score), 2006 (2001). Plaats
cinema
Middelburg Vlissingen Goes Terneuzen Zierikzee Hulst Oost-Souburg Axel Kapelle Tholen Yerseke Arnemuiden Heinkenszand Oostburg Breskens Burgh-Haamstede s-Gravenpolder Krabbendijke Sas van Gent Bruinisse
1112 (+877) 21 (-10) 2410 (-10) 2403 (-19) 2293 (+1) 13 (-1) 2316 (-58) 2252 (-28) 2241 (+6) 2215 (-86) 2191 (-43) 2200 (=) 2113 (-24) 47 (+2072) 2120 (-20) 2096 (-263) 2083 (-32) 2067 (-144) 2098 (-172) 2036 (+8)
Opmerkelijk
96
musea
2321 (-1794) 245 (+128) 528 (+9) 2379 (+3) 50 (+5) 610 (+7) 2283 (+41) 463 (+16) 489 (-20) 407 (+1783) 394 (+13) 101 (+23) 401 (-8) 2241 (+12) 437 (-3) 102 (+304) 329 (+19) 1850 (+144) 337 (+42) 388 (-279)
theater
104 (+2292) 2030 (-1755) 27 (+182) 17 (+33) 2258 (-33) 7 (+2231) 2135 (+26) 2067 (+2) 2237 (-31) 2077 (-93) 2051 (-28) 2201 (-3) 2061 (-83) 32 (+1909) 1979 (-64) 1377 (-737) 1993 (-13) 1633 (+104) 706 (+310) 2020 (-98)
Voortgezet onderwijs (div.) 51 (-46) 54 (+1069) 7 (=) 11 (+48) 232 (-112) 61 (+50) 2383 (+10) 2355 (+12) 2288 (+16) 217 (+506) 2267 (+24) 2182 (-14) 2172 (+4) 25 (+90) 2202 (=) 2231 (+48) 2113 (+18) 174 (-51) 2238 (+28) 2049 (+25)
Schooltypen
17 (+2224) 16 (-2) 1096 (-610) 22 (=) 1223 (+928) 320 (-116) 2313 (-4) 2240 (+27) 2273 (+2) 1831 (-604) 2212 (-1) 2173 (-111) 2109 (-25) 973 (-108) 2148 (-79) 2092 (-62) 2017 (+5) 368 (-76) 1456 (+188) 1963 (+4)
Sport
Zorgaanbod ouderen
Zorgaanbod specialistisch
2406 (+3) 2335 (+59) 1184 (+900) 37 (+2301) 695 (+1665) 126 (+319) 2349 (+8) 2252 (-57) 2358 (-273) 2310 (+17) 2199 (+67) 2342 (-53) 235 (-109) 1864 (-1712) 499 (+1685) 2023 (-1076) 529 (-275) 862 (-793) 1258 (-1140) 2095 (-32)
141 (+55) 2368 (+7) 13 (-8) 91 (-5) 62 (-1) 83 (+1) 2221 (-16) 1666 (+190) 1627 (+299) 1904 (-70) 1271 (+333) 2171 (+3) 2238 (-27) 76 (-4) 1142 (+176) 1612 (-253) 2028 (+36) 109 (+3) 1397 (-42) 383 (+100)
2360 (-686) 2311 (+19) 6 (+2) 1948 (+132) 126 (+17) 2286 (-12) 2278 (+12) 2225 (+12) 2234 (-8) 2181 (-11) 2139 (+12) 2171 (-3) 2086 (-18) 85 (+34) 2105 (+7) 2080 (+25) 2036 (-7) 2012 (+32) 1991 (+54) 2019 (-28)
Sluis 86 (+301)
Aardenburg 61 (-41)
Koudekerke 9 (-2)
Kloetinge 57 (+31)
Veere 96 (+15)
Serooskerke W 38 (+12)
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2395 (-847) 60 (-27) 116 (-67) 1222 (-983) 261 (+66) 256 (+61) 2349 (+22) 141 (+4) 201 (-26) 955 (+106) 1870 (+443) 604 (+219) 571 (+45) 251 (-137) 628 (-37) 961 (+522) 1137 (+271) 1706 (+237) 282 (+6) 54 (+5)
Zorgaanbod basis
Clinge 90 (-24)
Tabel 3.11 (vervolg). Plaats Middelburg Vlissingen Goes Terneuzen Zierikzee Hulst Oost-Souburg Axel Kapelle Tholen Yerseke Arnemuiden Heinkenszand Oostburg Breskens Burgh-Haamstede s-Gravenpolder Krabbendijke Sas van Gent Bruinisse
Winkelaanbod verkooppunten 30 (+24) 111 (-86) 4 (+12) 47 (-10) 36 (+2) 50 (-3) 2332 (-314) 128 (+135) 2183 (-117) 1281 (-483) 482 (+1452) 2268 (+48) 562 (-11) 72 (-30) 368 (+1363) 172 (-20) 2181 (+81) 419 (+511) 292 (-111) 357 (+1726)
Winkelaanbod vvo
Sluis 17 (=7)
Opmerkelijk
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Winkels mode & luxe vvo 48 (-27) 1376 (-1010) 10 (+5) 49 (-16) 108 (-12) 50 (-6) 2359 (-17) 992 (-325) 2242 (-10) 2291 (-49) 1989 (+162) 2179 (-41) 1408 (-215) 79 (-10) 1587 (+496) 1679 (+142) 1978 (+211) 1521 (+133) 1657 (-968) 1667 (+409)
Winkels vrije tijd vvo
66 (=) 288 (+22) 12 (+24) 75 (-6) 119 (+4) 20 (+5) 2389 (-31) 93 (-1) 310 (+1722) 2321 (-51) 2273 (-13) 2184 (+85) 1110 (+517) 96 (-28) 176 (+37) 1606 (-344) 2233 (+44) 1719 (+55) 1404 (-927) 1332 (+624)
Winkels dagelijks aanbod vvo 9 (+28) 45 (+66) 14 (+11) 165 (-107) 178 (+117) 24 (-5) 2220 (+144) 235 (-39) 212 (+28) 1421 (+700) 2075 (-195) 2112 (-533) 310 (+1194) 52 (-8) 201 (+21) 239 (-28) 1051 (+561) 287 (+108) 209 (-9) 227 (-72)
Sluis 43 (+15)
Sluis 38 (+15)
Sluis 25 (+11)
Sluis 40 (+29) Kamperland 76 (-19) Kortgene 85 (-23) Kats 93 (-22)
97
36 (-7) 1646 (-1460) 48 (-4) 2145 (-1355) 71 (-23) 31 (+52) 2364 (+8) 204 (-86) 1772 (+366) 1813 (-952) 2110 (-120) 2202 (+71) 2211 (-264) 107 (-54) 32 (+10) 2095 (-1888) 2236 (+50) 2138 (+47) 648 (-421) 1658 (+582)
Winkels In & Om Huis vvo 107 (+2183) 2216 (-1595) 28 (+9) 96 (-27) 128 (+122) 20 (=) 2367 (-21) 97 (-43) 557 (+84) 2303 (-11) 2089 (-16) 354 (+1088) 221 (+20) 134 (-1) 2131 (-114) 1706 (+468) 1854 (+279) 1114 (-527) 2314 (-58) 1019 (+821) Poortvliet 50 (-20) Koudekerke 87 (-27)
3.6
Algemene bevindingen
In dit hoofdstuk is een antwoord gegeven op de vraag of het voorzieningenpeil in de deelgebieden van Zeeland en in de Zeeuwse gemeenten en plaatsen nou hoog of laag is. Gemiddeld genomen kan gesteld worden dat het voorzieningenpeil hoger is dan we zouden mogen verwachten op basis van de bevolkingsomvang, de omvang van het toerisme, het beperkte achterland en de kenmerken van de bevolking Meer in zijn algemeenheid valt op dat er gemiddeld genomen vaker een surplus dan een tekort aan voorzieningen is in Zeeland. Ook nu moet echter nuance in acht worden genomen, aangezien zowel WGR-samenwerkingsgebieden als gemeenten of woonkernen soms fors beter scoren dan verwacht in de ene voorzieningensector, terwijl een andere sector minder goed dan verwacht aanwezig is. Wat wel opvalt is dat er binnen de sectoren vaker sprake is van uitschieters aan de positieve kant, dus duidend op een veel hoger voorzieningenpeil dan verwacht dan dat er uitschieters naar beneden zijn. Anders gezegd, donkerrood gekleurde gebieden in de kaarten van dit hoofdstuk zijn zeldzaam, terwijl de kleur donkergroen regelmatig voorkomt. Wat ook opvalt is dat die uitschieters niet voorbehouden zijn aan één enkele regio, gemeente of plaats, maar dat deze gespreid over Zeeland te vinden zijn. In het hoofdstuk met conclusies (h.6) wordt de positie van de drie Zeeuwse deelregio’s, de 13 gemeenten en de 125 woonplaatsen nader gepresenteerd op basis van een overall-ranking.
98
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
4
Benutting van het draagvlak van het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen
4.1
Inleiding
In theorie kunnen netwerken de voordelen van nabijheid vervangen. De Westerscheldetunnel heeft Terneuzen relatief een stuk dichter bij de andere steden gebracht. De vorming van een stedelijk netwerk ‘Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen’ is mogelijk gemaakt. Een van de ideeën van een stedelijk netwerk is dat door de vorming van een netwerk tussen de steden de kritische massa van alle steden gezamenlijk benut kan worden voor het creëren van topvoorzieningen die we normaliter niet zouden aantreffen in één van de steden afzonderlijk omdat het draagvlak niet toereikend is. De vier steden hebben bij elkaar zo’n 125.000 inwoners. In hoeverre zijn de voorzieningen die passen bij een enkele stad van 125.000 inwoners aanwezig in de vier grootste Zeeuwse steden? Om deze vraag te beantwoorden is een vergelijkbare methode gebruikt als in het voorgaande hoofdstuk. Dat wil zeggen dat voor alle buiten Zeeland gelegen woonplaatsen berekend is welke wiskundige formule het best het voorzieningenpeil van deze plaatsen benadert (met daarin een zevental variabelen). Deze formule is vervolgens toegepast op een fictieve stad met de kenmerken van de vier Zeeuwse steden gezamenlijk. Hieruit volgde een voorspelling van het voorzieningenpeil en in dit hoofdstuk wordt gekeken in hoeverre die voorspelling afwijkt van het daadwerkelijke voorzieningenpeil in deze vier steden gezamenlijk. Het nut van deze analyse is dat duidelijk gemaakt wordt wat de winst van verdere netwerkvorming tussen steden zou kunnen zijn (het verschil tussen het voorzieningenpeil dat we verwachten en het voorzieningenpeil dat de vier steden gezamenlijk daadwerkelijk hebben). Om te concretiseren wat we normaal gesproken verwachten in een stad met de omvang van de vier steden gezamenlijk zal ook een vergelijking worden gemaakt met een zestal andere steden met relatief vergelijkbare kenmerken als het Zeeuws stedelijk netwerk. Deze steden – Amersfoort, Apeldoorn, Breda, Leiden, Maastricht, Zwolle – zijn geselecteerd op basis van een redelijke overeenkomst met de Zeeuwse steden op de variabelen die gebruikt worden om het voorzieningenpeil te voorspellen, zie tabel 4.1. Tabel 4.1. Kenmerken Zeeuws stedelijk netwerk en benchmark-steden, 2006. Plaats
Middelburg-VlissingenGoes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle
Inwoners
Inwoners verzorgingsgebied
Toerisme
Gem. in- Allochkomen p.p. toon (*1000) (%)
125460
380186
1,19
18,0
0,09
123830 131205 139515 118035 120100 113075
599974 427226 664772 400295 207486 412092
-0,26 -0,24 -0,56 ,75 4,67 -0,61
19,5 18,3 18,5 20 17,4 17,7
0,15 0,08 0,12 0,14 0,07 0,08
Gem. leeftijd
Huishou houdens densgrootte 41,52 2,15 37 40 38,9 37,5 41,3 37,6
We doen deze analyses voor twee momenten in de tijd, 2001 en 2006. De sector Horeca is niet meegenomen, omdat de gegevens niet beschikbaar zijn op het schaalniveau van de TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
99
2,3 2,3 2,09 1,92 1,96 2,2
woonkernen. In tabellen wordt weergegeven wat het peil van een voorziening in het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen daadwerkelijk is, wat we zouden mogen verwachten (kolom ‘voorspeld’) van een stad met die omvang en verder gecontroleerd voor de omvang van het verzorgingsgebied, toerisme, het gemiddelde inkomen per persoon, het percentage niet-westerse allochtonen, de gemiddelde leeftijd van de inwoners en de gemiddelde huishoudensgrootte). Alleen wanneer een van deze variabelen daadwerkelijk het peil van de betreffende voorziening beïnvloedt is deze overigens men.4). Naast het daadwerkelijke voorzieningenpeil en het voorspelde voorzieningenpeil volgen in iedere tabel kolommen met de afwijking (positief of negatief) tussen daadwerkelijke peil en verwachte peil in 2006 en vervolgens in 2001, en er wordt een indicatie gegeven van hoe goed de voorspelling is middels de ‘adjusted R2’. Deze determinatiecoëfficient geeft het deel van de variabiliteit weer die door het statistisch model wordt verklaard (= de formule die het best past bij het voorzieningenpeil). De adjusted R2 corrigeert dan nog voor het aantal verklarende variabelen in het model (t.o.v. de gewone R2.). Hoe hoger, hoe beter de kwaliteit van de voorspelling. De waarden van de adjusted R2 lopen van 0 tot 1. Zeker wanneer de verklaringskracht beperkt blijft (adjusted R2 <0,3 bijvoorbeeld), dan verdient het aanbeveling om vooral te vergelijken met de benchmarksteden. Vervolgens volgen de daadwerkelijke waarden in de zes benchmark steden. Gerapporteerd wordt per type voorziening, zodat achtereenvolgens cultuur (4.2), onderwijs (4.3), sport (4.4), winkelaanbod (4.5), zorg (4.6) en bestuur (4.7) aan bod komen. 4.2
Cultuur
Tabel 4.2 geeft de bevindingen voor de cultuursector weer. Op het gebied van cinema blijft de capaciteit (aantal stoelen) iets achter in 2006, terwijl het aantal bioscopen en bioscoopzalen (doeken) ongeveer is zoals verwacht. Met uitzondering van Apeldoorn scoren de benchmarksteden beter op het gebied van cinema. Bedacht moet worden dat er op cultureel gebied de nodige veranderingen zijn geweest sinds 2001 en 2006. Zo zijn inmiddels bioscopen geopend in Goes en Terneuzen, waardoor de capaciteit tot het hoogste van de benchmarksteden is gaan behoren. De vraag is uiteraard wel of er niet drie keer dezelfde films worden aangeboden, want dan kun je je vraagtekens zetten bij deze grote capaciteit. In Terneuzen is het Scheldetheater geopend eind 2001, wat mede betekend heeft dat theaters (vestigingen, stoelen, zalen) zeer goed vertegenwoordigd zijn in het Zeeuws stedelijk netwerk in 2006. In 2001 scoorde de vier steden gezamenlijk nog aanmerkelijk minder. Zowel het aantal theaters, het aantal stoelen als het aantal theaterzalen overtreft dat van de benchmarksteden ruimschoots. Het aantal musea blijft licht achter bij wat we zouden mogen verwachten voor de vier steden gezamenlijk. Voor de musea moet wel bedacht worden dat alle musea een gelijk gewicht kennen. “ ‘t Winkeltje van Wullempje” telt zodoende even zwaar mee als bijvoorbeeld Museum Naturalis in Leiden. Gaat het om de aantrekkingkracht van musea, dan moet gezegd dat diverse steden waarmee vergeleken wordt beschikken over topmusea die tot de top-50 van meest bezochte musea in Nederland behoren. Dit geldt met name voor Leiden (4 topmusea), maar ook Apeldoorn en Maastricht herbergen veelbezochte musea.
4
Middels de ‘stepwise’ procedure bij multiple regressie-analyse.
100
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 4.2 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Cultuur, 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 (%) 2001 (%) voorspelling (Adjusted R2) Bioscopen 2 1,76 +13,6 -3,1 0,65 2 2 3 4 2 3 en filmtheaters - vestigingen Bioscopen 1297 1452 -10,7 +6,3 0,77 1379 687 1758 2342 2013 2049 en filmtheaters - stoelen Bioscopen 8 7,63 +4,8 +14,6 0,78 10 7 12 11 12 8 en filmtheaters - doeken Musea 7 7,45 -6 -10,2 0,71 9 5 6 11 12 6 Theaters 5 2,96 +68.9 -9,1 0,83 2 2 2 2 4 2 vestigingen Theaters – 2989 1690 +76,9 -33,8 0,82 1423 1275 2610 850 1332 930 stoelen Theaters 7 4,27 +63,9 -37,4 0,83 3 3 5 3 6 4 zalen
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
101
4.3
Onderwijs
Het beschikken over een universitaire instelling is duidelijk meer dan we zouden mogen verwachten, al is de voorspelling (0.34) niet heel betrouwbaar (zie ‘adjusted R2’). Van de benchmarksteden beschikken Leiden en Maastricht uiteraard wel over universitaire instellingen met vele malen meer studenten, opleidingen en wordt daar ook onderzoek uitgevoerd. In die zin kan deze indicator nog preciezer. Maastricht beschikt verder over een university college zoals ook Middelburg die kent. Apeldoorn kent een theologische universiteit. Voor h.b.o.-instellingen kunnen we de cijfers iets meer in perspectief plaatsen door ook het aantal studenten in de analyse te betrekken. Dan blijkt dat het aantal hbostudenten ver achterblijft bij wat we normaliter in een stad van de omvang van de vier Zeeuwse steden gezamenlijk zouden vinden (bijna 55% minder studenten dan verwacht mag worden). Het omgekeerde geldt voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en op basisscholen, dat hoger ligt dan we normaliter verwachten. Ook het aantal scholen voor de verschillende soorten voortgezet onderwijs en het aantal basisscholen is aanmerkelijk hoger dan we zouden verwachten. Het lijkt waarschijnlijk dat dit deels verklaard wordt door diversiteit in confessionele grondslag van deze scholen. Alhoewel dus vaak veel hoger dan verwacht, is deze positieve afwijking ten opzichte van wat verwacht mocht worden gemiddeld genomen wel iets minder groot geworden wanneer vergeleken met 2001.
102
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 4.3 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Onderwijs. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 (%) 2001 voorspelling (%) (Adjusted R2) Universiteit 1 0,34 +194 -100 0,23 0 1 0 1 2 0 HBO instelling 1 0,84 +19 +8,7 0,49 0 0 2 1 0 3 Studenten HBO 3870 8544 -54,7 -35,3 0,61 0 0 18044 5196 0 18048 Instellingen Be2 0,88 +127 +154 0,56 2 1 0 1 1 3 roepsonderwijs en volwasseneducatie Vestigingen voortge17 11,57 +46,9 +87,5 0,91 19 13 14 16 8 11 zet onderwijs Leelingen V.O. 14991 7952 +88,5 +98,4 13485 11824 11157 10364 6566 11149 Basisscholen 51 39,57 +28,9 +38,4 0,96 39 54 34 29 36 43 Leerlingen basis11677 10794 +8,1 +12,6 0,99 12327 11685 11404 8656 8615 10252 scholen VBO scholen 10 3,06 +227 +228 0,69 3 7 2 5 2 5 VMBO scholen 12 7,35 +63,3 +87,4 0,89 12 9 8 11 6 8 HAVO scholen 9 5,02 +79,3 +86,8 0,87 8 7 6 9 4 6 VWO scholen 9 5,34 +68,5 +77,3 0,88 9 8 7 9 4 7
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
103
4.4
Sport
Tabel 4.4 presenteert de bevindingen voor sportvoorzieningen. Het aantal sportvoorzieningen is doorgaans hoger dan verwacht mag worden, al is het redelijk in lijn met de benchmark-steden. De komst van de overdekte skihal in Terneuzen is niet in deze data verwerkt (immers nog niet gerealiseerd in 2006). Deze skibaan is van een geheel andere orde dan de kunstskibanen die in de benchmarksteden aanwezig zijn (en blijkbaar ook in Goes in 2001), en vaak kleine ruimtes met een oefen/tapijtskibaantje betreffen. In kwalitatieve zin scoort het Zeeuws stedelijk netwerk thans aanmerkelijk beter dan verwacht mocht worden. Wat het betaald voetbal betreft lijkt er ruimte voor slechts een halve club (verwacht = 0.53), en dit verklaart mede de moeizame geschiedenis die Zeeland kent op dit terrein. Al moet wel gezegd dat een meerderheid van de benchmarksteden een betaald voetbalorganisatie kent (overigens speelt slechts één daarvan in de Eredivisie).
104
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 4.4 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Sport, 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 2001 voorspelling (%) (%) (Adjusted R2) Sporthallen/zalen 6 4,48 +31,7 +56,5 0,62 4 5 5 5 11 4 Zwembaden 4 2,83 +41,3 +80,1 0,54 3 4 3 3 3 3 Bowlingbanen 2 1,17 +70,9 +129 0,44 0 1 1 1 1 2 Atletiekbanen 1 0,77 +29,8 +336 0,32 1 1 1 1 0 1 Kunstijsbanen 1 0,27 +270 +317 0,26 0 0 0 1 0 0 Kunstskibanen 0* 0,50 -100 +95,9 0,24 1 0 1 0 1 0 Tennisbanencentra 9 5,97 +50,8 +59,7 0,72 9 8 7 8 8 6 Squashbanen 6 2,15 +179 +152 0,64 2 4 2 4 1 1 Voetbalstadions Be0 0,56 -100 -100 0,53 0 1 1 0 1 1 taald voetbal Maneges 2 2,16 -7,4 -1,8 0,33 2 0 3 1 1 2 Fitnesscentra 7 5,37 +30,3 +10,6 0,75 4 5 7 6 10 6 Buitensportcomplexen 9 6,68 +34,7 +19,7 0,59 2 9 18 12 12 10
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
105
4.5
Winkelaanbod
Tabel 4.5 (verkooppunten) en tabel 4.6 (verkoop-vloeroppervlak) geven weer hoe het winkelaanbod van het stedelijk netwerk in Zeeland zich verhoudt tot wat we mogen verwachten. Zonder uitzondering is er in iedere branche sprake van een groter winkelaanbod dan we zouden verwachten. De grootste surplussen kunnen we noteren voor de autosector (transport & brandstoffen), mode & luxe en vrije tijd. Op een enkele uitzondering na kent het Zeeuws stedelijk netwerk steeds meer winkels dan de benchmark-steden. Opvallend is ook dat het positieve verschil tussen wat er aan verkooppunten is en wat we zouden verwachten groter is geworden sinds 2001 (op transport & brandstoffen na, maar daar was reeds het grootste surplus). Dit zelfde beeld wordt bevestigd wanneer gekeken wordt naar verkoop-vloeroppervlak van de verschillende branches. Ook deze ligt zonder uitzondering hoger dan we normaliter zouden verwachten voor een enkele stad van deze omvang. Het totaal verkoopvloeroppervlak exclusief leegstand is maar liefst 57,5% hoger dan verwacht. Sterker nog, dit is het aantal vierkante meters verkoopoppervlak dat we – op basis van ons regressiemodel - zouden verwachten in een stad van 210.000 inwoners (met verder identieke scores op de andere variabelen in het model). Dit komt met name door branches als ‘in & om huis’, ‘overige detailhandel’ en ‘mode & luxe’. Het totaal verkoop-vloeroppervlak is hoger dan alle benchmark-steden, al is het min of meer vergelijkbaar met Breda. Met uitzondering van de branche ‘mode & luxe’ en ‘vrije tijd’ zien we een toename van deze positieve afwijking sinds 2001.
106
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 4.5 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Winkelaanbod (verkooppunten), 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 2001 voorspelling (%) (%) (Adjusted R2) Verkooppunten to2413 1881 +28,3 +22 0,97 1581 1674 2299 1751 2238 1518 taal Verkooppunten to2274 1774 +28,2 +19,5 0,97 1492 1572 2170 1686 2112 1447 taal exclusief leegstand Verkooppunten da264 255 +3,5 -8,8 0,95 185 200 262 232 290 183 gelijks aanbod Verkooppunten mo436 277 +57,4 +55,8 0,94 242 226 425 277 461 258 de & luxe Verkooppunten vrije 132 89 +48,3 +35,4 0,95 98 84 130 116 84 106 tijd Verkooppunten in & 322 237 +35,9 +5,4 0,97 194 259 302 204 221 205 om het huis Verkooppunten ove69 57 +21,1 +10,5 0,91 59 44 63 76 83 48 rige detailhandel Verkooppunten 200 122 +63,9 +84,9 0,93 113 188 141 74 89 117 transport & brandstoffen Verkooppunten lei468 400 +17 -3,1 0,93 301 269 477 413 555 260 sure Verkooppunten dien383 338 +13,3 +13,1 0,96 300 302 370 294 329 270 sten
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
107
108
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 4.6 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Winkelaanbod (verkoop-vloeroppervlakte), 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 2001 voorspelling (%) (%) (Adjusted R2) Verkoop337258 217535 +55 N.b. 0,93 217741 237260 335626 153918 222244 213165 vloeroppervlak totaal Verkoop313515 199042 +57,5 +51,8 0,93 201952 220380 317222 143592 207752 200583 vloeroppervlak totaal exclusief leegstand Verkoop56712 39769 +42,6 +38 0,98 34290 42255 46210 30621 40106 35341 vloeroppervlak dagelijks aanbod Verkoop77869 51300 +51,8 +74,4 0,92 50191 49914 72618 42670 69773 49270 vloeroppervlak mode & luxe Verkoop19141 16160 +18,4 +32,7 0,90 16280 14294 20744 15213 10937 15894 vloeroppervlak vrije tijd Verkoop148761 85009 +75 +53,1 0,82 91357 105340 169371 48247 78079 93728 vloeroppervlak in & om het huis Verkoop11032 6906 +59,7 -28,4 0,85 9834 8577 8279 6841 8857 6350 vloeroppervlak overige detailhandel
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
109
4.6
Zorg
Verdeeld over twee tabellen (4.7 en 4.8) wordt het zorgaanbod vergeleken met te verwachten scores en de benchmark-steden. Met uitzondering van fysiotherapeuten en diëtisten zien we dat de basiszorg licht achterblijft bij wat verwacht had mogen worden. Met uitzondering van het aantal apotheken zien we echter wel dat de situatie ten opzichte van 2001 is verbeterd. Kijken we naar complexere zorg in instellingen, dan is duidelijk te zien dat het aantal specialisten achterblijft (zo’n 27%). Wel zijn er relatief veel ziekenhuizen (we zouden er 1,4 verwachten en er zijn er 3). Het zal interessant zijn om te zien of de recente fusie van de ziekenhuizen tot Admiraal de Ruyterziekenhuis en in een later stadium concentratie op één hoofdlocatie ertoe zal leiden dat het aantal specialisten toe zal nemen. Dat zou ook gepaard kunnen gaan met efficiency-slag, want het aantal bedden is aanmerkelijk groter dan we zouden verwachten. Opvallend is ook het grote surplus aan bedden in de gehandicaptenzorg en in de ouderenzorg, zoals in verzorgingstehuizen en aanleunwoningen. Tegelijkertijd is het aantal bedden in verpleeghuizen dan weer minder dan we zouden mogen verwachten.
110
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 4.7 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Zorgaanbod I, 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 2001 voorspelling (%) (%) (Adjusted R2) Huisartsen 66 79,3 -16,8 -30,4 0,97 85 82 80 97 107 63 Gezondheidscentra 0 2,1 -100 -100 0,48 0 1 0 3 1 1 Specialisten 207 283.3 -26,9 -28,8 0,70 222 202 237 682 612 322 Diëtisten 33 28,6 +15,4 +21,6 0,86 31 33 29 38 47 33 Fysiotherapeuten 132 100 +32 +22,3 0,93 83 93 127 82 93 97 Verloskundigen 15 15,8 -5 -46,8 0,86 21 18 31 27 20 16 Wijkverpleegkundigen 11 11,3 -2,7 -63,3 0,66 10 13 5 13 20 12 Apotheek* 14 15,8 -11,4 -2,5 0,96 16 15 16 13 18 10 Ziekenhuis algemeen 3 1,4 +113 +112 0,74 2 2 2 1 0 2 Ziekenhuis academisch 0 0,15 -100 -100 0,25 0 0 0 1 1 0 Ziekenhuis categoraal 1 0,77 +28,4 +54 0,52 0 2 2 3 0 1 Ziekenhuis psychiatrisch 2 1 +100 +4,7 0,37 2 1 1 1 1 3 Instellingen gehandicap3 1,2 +159,7 +421 0,37 0 1 3 1 1 2 tenzorg Psychiatrische centra 1 3,5 -71,3 -100 0,75 2 4 0 2 2 1 Dagbehandelingsplaatsen 187 103,4 +80,9 N.b. 0,61 234 71 84 72 100 71 Tandartsen 60 62,3 -3,7 -23,9 0,88 66 64 69 57 57 55 Orthodontistenpraktijken 0 0,8 -100 -100 0,46 1 1 0 1 1 3 Dierenarts (gezelschaps5 2,8 +78,6 +59,8 0,76 6 2 1 3 2 4 dieren) * Bevat zowel stadsapotheken als apotheekhoudende huisartsenpraktijken.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
111
Tabel 4.8 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Zorgaanbod II, 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 2001 voorspelling (%) (%) (Adjusted R2) Bedden in ziekenhuis 1396 780 +78,8 N.b. 0,74 1053 415 1368 1181 715 1127 Bedden in verzorgingste1103 633 +74,2 N.b. 0,77 712 1096 539 367 1169 499 huis Bedden in verpleeghuis 431 534 -19,4 N.b. 0,79 504 539 428 385 666 411 Bedden in serviceflats 620 460 +34,8 N.b. 0,51 476 396 320 663 84 411 Bedden in combinaties 558 542 +3 N.b. 0,53 200 0 899 179 72 197 van type instelling Bedden bij gehandicap3282 1267 +159 N.b. 0,56 1491 1271 1362 507 950 1756 tenorganisaties Aanleunwoningen 702 443 +58,5 N.b. 0,71 368 385 330 123 420 487
112
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
4.7
Bestuur
Zoals tabel 4.9 laat zien is de kans dat een stad van de omvang van de vier Zeeuwse steden gezamenlijk een gerechtshof, rechtbank of provincie of waterschapszetel is, niet zo groot. Met uitzondering van een gerechtshof, beschikt het Zeeuwse stedelijke netwerk wel over alle bestuurlijke en juridische voorzieningen en is er ook een Kamer van Koophandel kantoor gevestigd. Van dat laatste zijn er zelfs twee, en dat geldt ook voor een sectie kantongerecht van de rechtbank en bovendien ligt het Zeeuws stedelijk netwerk in twee waterschappen. Wellicht dat je in een volledig functionerend stedelijk netwerk zou verwachten dat hier geen duplicatie meer plaatsvindt. Gaan we af op de benchmark-steden, dan zien we dat een Kamer van Koophandel en een sectie kantongerecht ook wel minimale vereisten zijn voor een stad van deze omvang. Merk op dat de kwaliteit van de voorspelling vrij laag is bij dit type voorzieningen, wat mede veroorzaakt wordt doordat veel van deze voorzieningen op een plaats zitten die historisch bepaald is. De huidige verklarende factoren hebben inmiddels heel andere waarden gekregen dan dat ze 100 of 200 jaar of nog langer geleden zouden hebben.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
113
Tabel 4.9 Voorzieningenpeil stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen t.o.v. steden van vergelijkbare omvang – Bestuurlijk, 2006. Indicator Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen Amersfoort Apeldoorn Breda Leiden Maastricht Zwolle Daadwerkelijk Voorspeld Verschil Verschil Kwaliteit 2006 (%) 2001 (%) voorspelling (Adjusted R2) Gerechtshof 0 0,08 -100 -100 0,14 0 0 0 0 0 0 Rechtbank 1 0,30 +233 ? 0,35 0 0 1 0 1 1 Rechtbank-sectie 2 0,51 +292 ? 0,40 1 1 1 1 1 1 kanton Provincie-zetel 1 0,19 +426 ? 0,23 0 0 0 0 1 1 Waterschap – 2 0,20 +900 ? 0,13 1 0 1 0 0 1 zetel Kamer van 2 0,50 +300 ? 0,45 1 1 1 1 1 1 Koophandel kantoor
114
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
4.8
Conclusie
Het voorzieningenpeil van Middelburg, Vlissingen, Goes en Terneuzen gezamenlijk ligt in kwantitatieve zin zeker op het niveau van wat je zou verwachten in één enkele stad met dezelfde kritische massa van 125.000 inwoners. Dit geldt voor alle sectoren: cultuur, onderwijs, sport, winkelaanbod, zorg, bestuur. In een aantal gevallen ligt het er zelfs ruim boven (bijvoorbeeld winkelaanbod, theaters). Een klein aantal voorzieningen zijn licht ondervertegenwoordigd (o.a. basiszorg, cinema), wat in een enkel geval al is gecorrigeerd sinds de meetdatum 2006 (cinema). Gesteld kan dan ook worden dat het draagvlak voor stedelijke voorzieningen in de vier steden uitstekend wordt benut. Kijken we naar de benchmark-steden, dan zien we dat het Zeeuws stedelijk netwerk in veel gevallen goed kan meekomen. Het is zelfs zo dat het stedelijk netwerk ten aanzien van 24 van de 79 in dit hoofdstuk geanalyseerde variabelen het beste scoort in 2006. Tel daarbij op dat het in 12 andere gevallen ex aequo eindigt met de best scorende benchmark-stad. Toch moeten er een aantal belangrijke kanttekeningen worden gezet bij deze positieve bevindingen. Wat de analyse niet vertelt, is of er sprake is van ‘top’voorzieningen. Weliswaar kent Zeeland een h.b.o., maar het aantal opleidingen en studenten blijft ruim achter bij wat je zou mogen verwachten. Er zijn wel genoeg musea, maar geen echte topmusea die veel bezoekers trekken. Er zijn weliswaar 3 ziekenhuizen, maar geen van hen is een zogenaamd ‘topklinisch’ opleidingsziekenhuis. Dat geldt bijvoorbeeld wel voor de benchmarksteden Breda en Zwolle. Ook blijft het aantal specialisten achter, wat kan betekenen dat er minder specialisaties per medische discipline en ziekenhuis is, waardoor patiënten voor gecompliceerdere aandoeningen eerder doorverwezen worden naar andere ziekenhuizen. Een ander voorbeeld: je kunt wel veel theaters hebben, maar als het allemaal kleine theaters zijn zul je nog niet de topattracties naar je stad kunnen halen. Illustratief is dat de vier Zeeuwse steden danwel meer theaterstoelen hebben dan bijvoorbeeld Breda, maar het Bredase Chassétheater heeft wel een zaal met 1430 stoelen, waardoor echte topattracties geprogrammeerd kunnen worden waarvoor de Zeeuwse theaterzalen te klein zijn (en dus onvoldoende omzet genereren). Weer een ander voorbeeld is dat de Zeeuwse steden het grote draagvlak voor winkelvoorzieningen (immers, het gezamenlijke aantal vierkante meters verkoop-vloeroppervlakte is vergelijkbaar met dat van een stad met 210.000 inwoners) niet omzetten in de aanwezigheid van ‘top’winkelvoorzieningen. Illustratief is dat alle benchmark-steden ook één V&D warenhuis in hun stad hebben, maar als je kijkt naar de afdelingen die aanwezig zijn per warenhuis dan blijken de 12 afdelingen in het assortiment van de V&D in Goes schril af te steken bij het assortiment in Breda (21 afdelingen), Zwolle (21), Leiden (20), Amersfoort (20), Apeldoorn (19) en Maastricht (17). Tel daarbij op dat in Breda en Maastricht ook de Bijenkorf gevestigd is. Dit alles lijkt er op te wijzen dat er sprake is van veel duplicatie van relatief laagwaardige voorzieningen binnen het Zeeuws stedelijk netwerk, maar dat echte topvoorzieningen gericht op de regionale markt minder voorkomen. In Zeeland zal netwerkvorming tussen steden geen betrekking moeten hebben op het vergroten van het voorzieningenaanbod in kwantitatieve zin, maar veel meer op kwaliteit gericht moeten zijn. Het gaat dan om het huisvesten van specialistische top-voorzieningen binnen iedere branche die gebruik maken van het draagvlak geboden door het gehele stedelijk netwerk. Het volgende hoofdstuk gaat verder op deze thematiek in en analyseert of er sprake is van complementariteit tussen de steden, of juist meer van hetzelfde. Daarbij is vooral ook aandacht voor de ontwikkelingsrichting.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
115
116
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
5
Analyse complementariteit van het voorzieningenaanbod in het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen
5.1
Complementariteit
Een aantal voorzieningen voorzien in een lokale basisbehoefte. Voor veel andere voorzieningen geldt dat mensen bereid zijn er verder voor te reizen. Dat geldt zeker voor ‘top’voorzieningen. Dit deel van het onderzoek gaat in op de vraag in hoeverre het aanbod van ‘top’voorzieningen in de vier grootste Zeeuwse steden elkaar aanvult danwel dupliceert. Onder ‘top’voorzieningen worden dan de voorzieningen begrepen die een potentieel regionale functie vervullen. Met andere woorden, voorzieningen waarvoor inwoners van de ene stad in principe bereid kunnen zijn om te reizen naar de andere stad in het stedelijk netwerk om ervan te profiteren. Zoals in het voorgaande hoofdstuk naar voren kwam, wordt de kritische massa van het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-GoesTerneuzen goed benut voor het realiseren van voorzieningen. Ruimtelijk gezien kunnen topvoorzieningen in een stedelijk netwerk geconcentreerd worden in één stad, of ze kunnen verspreid over de steden gelegen zijn, wat op complementariteit duidt. Van concentratie is meestal geen sprake in Nederlandse stedelijke netwerken, aangezien de rivaliteit tussen steden dit verhindert, en omdat, in het Zeeuwse geval, niet één van de steden duidelijk in allerlei facetten boven de anderen uitsteekt. Voorgaande hoofdstukken hebben indicaties gegeven voor het ontstaan van complementariteit tussen de Zeeuwse steden. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld de overdekte skibaan in Terneuzen, universitair onderwijs in Middelburg, de concentratie van zorgvoorzieningen in Goes en omgeving en de h.b.o. in Vlissingen. In deze paragraaf onderzoeken we nader of er sprake is van complementariteit en of deze toe- of afneemt. Daartoe introduceren we kort een methode om dit te onderzoeken - correspondentie-analyse genaamd - in paragraaf 5.2. In paragraaf 5.3 zullen we vervolgens een analyse doen van alle voorzieningensectoren tegelijk om zodoende te zien welke type voorziening zich in welke stad concentreert. In paragraaf 5.4 ‘zoomen’ we in op een aantal sectoren in het bijzonder, namelijk het winkelaanbod in de steden en horeca. We sluiten af met de belangrijkste conclusies. 5.2
Het meten van complementariteit
Complementariteit refereert aan het idee dat steden binnen een stedelijk netwerk verschillende functies vervullen en herbergen, terwijl deze ook ten goede komen aan bedrijven en huishoudens uit andere steden dan waarin deze functies te vinden zijn. In die zin is complementariteit dus het resultaat van differentiatie in het aanbod van – in dit geval – voorzieningen, gecombineerd met een integratie van de markten waarop deze in ruimtelijke zin actief zijn. Met andere woorden, het gaat niet alleen om verschillend zijn, maar het gaat ook om interactie tussen de steden. Die interactie zal in twee andere modules die tot dit onderzoeksproject behoren aan de orde komen, zodat wij hier volstaan met het meten van de verschillen en overeenkomsten tussen de Zeeuwse steden. Het tegenovergestelde van complementariteit is duplicatie. Om de mate waarin steden elkaar aanvullen te meten is een methode nodig die aangeeft hoe vergelijkbaar danwel verschillend steden van elkaar zijn. Een methode die dit doet is correspondentie-analyse. Naast gegevens over de mate waarin steden van elkaar verschilTU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
117
len danwel overeenkomen (die hier getransformeerd zijn tot een zogenaamde complementariteitsratio) biedt de techniek ook grafische weergaven van overeenkomsten en verschillen tussen steden. Dit zijn benaderingen, aangezien niet alle informatie weergegeven kan worden in een twee-dimensionaal plaatje (in ons geval zijn er namelijk 3 dimensies). De figuren in paragraaf 5.3 geven ongeveer 80% van de verschillen en overeenkomsten weer (‘percentage of inertia explained’), de figuren in paragraaf 5.4 ruim 90%. In de grafieken worden de steden en verschillende voorzieningensectoren zo gepositioneerd dat ze de onderlinge verschillen en overeenkomsten zo goed mogelijk weergeven. Dat wil zeggen, een grote afstand tussen steden in de kaart geeft aan dat er relatief veel verschil is in hun voorzieningenaanbod, een kleine afstand duidt op grote overeenkomsten. Eén en ander zal nader worden uitgelegd bij de betreffende figuren. De dimensies van deze figuren (wat staat er op de x- en de y-as) zijn niet van tevoren bepaald en open voor interpretatie. Die interpretatie wordt hier gegeven door voor de verschillende jaren na te gaan wat de specialisaties van steden zijn. Methodologisch van belang om te melden is dat de vier steden bij de analyses in paragraaf 5.4 een gewicht hebben gekregen dat gebaseerd is op het totaal aantal verkooppunten danwel m2 verkoop-vloeroppervlak in de betreffende plaats. In paragraaf 5.3 is geen weging toegepast (bij gebrek aan een geschikte wegingsfactor) en hebben de steden een gelijk gewicht gekregen. De wegingsfactor is methodologisch van belang omdat deze mede bepalend is voor de vaststelling van het gemiddelde voorzieningenprofiel van de vier Zeeuwse steden, en de methode uitgaat van afwijkingen t.a.v. dit gemiddelde voorzieningenprofiel. 5.3
Relatieve specialisaties van de Zeeuwse steden
In een eerste analyse is gekeken naar de spreiding van functies met een (potentieel) regionale betekenis. Daartoe is een selectie gemaakt van voorzieningen op basis van dit potentieel. Met andere woorden, we zijn niet zozeer geïnteresseerd in waar zich winkels met een dagelijks (vers)aanbod bevinden, want we mogen aannemen dat die voorzien in voornamelijk een lokale behoefte. We zijn wel geïnteresseerd in waar winkels met mode & luxe of een vrije tijds assortiment zich bevinden (het ‘fun’shoppen), want daarvoor is men bereid verder te reizen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor sportvoorzieningen (niet tennisbanen, maar wel golfbanen). In deze analyse zijn meegenomen: cinema’s (het aantal stoelen in bioscopen en filmhuizen); theaters (het aantal stoelen in theaters); musea (aantal); overdekte skihallen; grotere (subtropische) zwembaden; golfbanen (aantal holes); het aantal opleidingen op h.b.o. niveau (voltijds met een studietijd van 240 uur, op basis van het CROHO (Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs); het aantal universitaire opleidingen; het totaal aantal bestuurs- en juridische voorzieningen (provinciehuis; gemeentekantoor; zetel waterschap; rechtbank; afdeling kantongerecht; Kamer van Koophandel); het aantal medisch specialisten werkzaam; het aantal bedden in ziekenhuizen; het aantal bedden in overige zorginstellingen (exclusief ziekenhuizen; bijv. in verpleeghuizen; verzorgingshuizen; serviceflats; combinaties van type instellingen); winkelaanbod mode &luxe (aantal m2 verkoop-vloeroppervlakte); winkelaanbod vrije tijd (aantal m2 verkoopvloeroppervlakte); winkelaanbod in & om huis (aantal m2 verkoop-vloeroppervlakte); winkelaanbod transport & brandstoffen (voor een groot deel autodealers; aantal verkooppunten); winkelaanbod leisure (aantal verkooppunten); winkelaanbod diensten (aantal verkooppunten); hotelsector (aantal bedden); ‘kroeg’ (drankensector vloeroppervlak); restaurantsector (vloeroppervlak). Met uitzondering van de data voor de horeca (gemeenteni-
118
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
veau) zijn alle data verzameld op het niveau van de woonkernen. Analyses zijn uitgevoerd voor het jaar 2003 en het meest recente jaar beschikbaar, doorgaans 2009.5 Tabel 5.1 bevat de hoofduitkomst van de analyse, namelijk de ontwikkeling van de complementariteitsratio. Zoals gezegd in voorgaande paragraaf, de complementariteitsratio geeft de mate waarin de steden elkaar aanvullen weer op een schaal die loopt van 0 (maximale duplicatie: alle steden hebben hetzelfde te bieden aan voorzieningen) tot 1 (maximale complementariteit: alle steden hebben een uniek aanbod aan voorzieningen). Een hoge complementariteitsratio moet absoluut niet verwacht worden, want dan zouden bijvoorbeeld alle winkels in de ene branche in Goes zitten, en alle winkels in een andere branche weer in Vlissingen etc. Een heel hoge complementariteitsratio is met andere woorden niet wenslijk, net zo min als een te lage ratio. Tabel 5.1 Ontwikkeling complementariteitsratio Middelburg-Vlissingen-GoesTerneuzen tussen 2003 en 2009. 2003 2009 Trend Complementariteitsratio 0,132 0,201 + 52% Wat tabel 5.1 onmiskenbaar aantoont is dat de steden in het stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen elkaar veel meer zijn gaan aanvullen sinds 2003. Dat wil zeggen dat de verschillende typen voorzieningen steeds meer geconcentreerd zijn in één of twee steden in plaats van in alle vier en dat duplicatie tussen de steden dus afneemt. Middelburg, Vlissingen, Goes en Terneuzen gaan elkaar steeds meer aanvullen. We kunnen deze belangrijke bevinding nader onderzoeken. Tabel 5.2 geeft een overzicht van de bijdrage van iedere stad aan deze complementariteitsratio in beide onderzochte jaren. Tabel 5.2 Bijdragen aan complementariteitsratio van de steden. Stad
Bijdrage complementariteitsratio Aandeel in complementariteitsratio
Middelburg Vlissingen Goes Terneuzen
2003 0,025 0,043 0,043 0,021
2009 0,069 0,049 0,033 0,050
2003 19% 32,7% 32,7% 15,7%
2009 34,4% 24,3% 16,3% 25,1%
De waarden in tabel 5.2 geven feitelijk weer hoe uniek de vier steden zijn qua voorzieningenaanbod. In 2003 hadden Vlissingen en Goes het meest uitgesproken profiel en waren dus het meest onderscheidend van de rest qua voorzieningenaanbod. Dit komt er op neer dat een aantal voorzieningen sterk geconcentreerd was in deze steden en niet in andere steden. Voor Vlissingen moet dan gedacht worden aan het hbo en bijvoorbeeld cinema. Voor Goes gaat het om zorgvoorzieningen. In 2009 zijn de rollen omgekeerd. Middelburg heeft dan het meest uitgesproken, unieke profiel, gevolgd door Terneuzen en Vlissingen. Dit valt deels te verklaren door de komst van een universitaire instelling naar Middelburg en bijvoorbeeld de ontwikkeling van de skihal in Terneuzen. De ontwikkeling van het profiel van de steden ten opzichte van elkaar komt ook duidelijk naar voren in onderstaande figuur.
5
Voor een aantal sectoren heeft de meest recente data betrekking op 2007 (theaters), 2008 (winkelaanbod naar verkoop-vloeroppervlakte), voor sport, onderwijs en bestuur is uitgegaan van de huidige situatie anno februari 2010.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
119
Figuur 5.1 Ontwikkeling voorzieningenaanbod van Zeeuwse steden ten opzichte van elkaar, 2003-2009.
De steden zijn in figuur 5.1 zo gepositioneerd ten opzichte van elkaar dat steden met een vergelijkbaar voorzieningenaanbod dicht bij elkaar liggen. Wanneer ze dus erg van elkaar verschillen liggen ze ver van elkaar. Achter de naam van de steden staat het jaartal vermeld. Komen steden tussen 2003 en 2009 meer bij elkaar te liggen dan zijn ze meer op elkaar gaan lijken qua voorzieningenaanbod in deze periode. Het tegenovergestelde gaat op wanneer ze verder van elkaar af komen te liggen. Zouden we een as intekenen bij de 0waarden op de x en de y-as, dan zou het punt waar ze elkaar kruisen het gemiddelde van het gemiddelde voorzieningenprofiel van de Zeeuwse steden in 2003 en respectievelijk 2009 weergeven. Zoals te zien is liggen Terneuzen en Middelburg het dichtst bij dit punt in 2003 (we hadden ook al gezien dat hun bijdrage aan de complementariteit toen minder was dan dat van de andere steden). We zien ook duidelijk dat zowel Middelburg als Terneuzen een meer onderscheidend aanbod aan voorzieningen hebben gekregen, want ze bewegen weg van de andere steden, Middelburg meer dan Terneuzen. Goes en Vlissingen hadden een duidelijk uitgesprokener aanbod aan voorzieningen in 2003, maar dit wordt minder. Beide steden bewegen zich richting het gemiddelde. Kijken we naar de afstanden tussen de steden, dan zien we dat Middelburg en Terneuzen relatief een vergelijkbaar profiel aan voorzieningen hadden in 2003 (denk bijvoorbeeld aan bestuur, onderwijs), maar dit is afgenomen. Vlissingen en Terneuzen zijn iets dichter bij elkaar komen te liggen, en hebben dus een iets meer vergelijkbaar profiel gekregen (wat onder meer verklaard kan worden uit de komst van een bioscoop in Terneuzen). De figuren 5.2 en 5.3 geven de specialisaties van de steden weer in 2003, respectievelijk 2009.
120
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 5.2 Spreiding van voorzieningen over de Zeeuwse steden in 2003.
De meeste labels spreken voor zich. Hieronder een aantal minder makkelijk interpreteerbare labels: winkel_ml = verkoop-vloeroppervlakte mode & luxe winkel_vt = verkoop-vloeroppervlakte vrije tijd winkel_ioh = verkoop-vloeroppervlakte in & om huis winkel_tb = verkooppunten transport & brandstoffen winkel_lei = verkooppunten leisure winkel_dst = verkooppunten diensten wo = wetenschappelijk onderwijs
Figuur 5.2 (en ook 5.3) kan net zo geinterpreteerd worden als Figuur 5.1. Met andere woorden de afstanden tussen steden onderling, tussen steden en typen voorzieningen en tussen voorzieningen onderling, zeggen iets over de mate waarmee ze met elkaar geassocieerd zijn in 2003. Zo zien we wederom dat Middelburg en Terneuzen dicht bij elkaar liggen qua voorzieningenaanbod. Zij kennen specialisaties in bestuur en in theater. Duidelijke specialisaties zijn er ook in Vlissingen (cinema) en Goes (golf), en zij delen de specialisatie in ziekenhuizen en specialisten en winkels in transport en brandstoffen (m.n. autodealers). Hbo opleidingen kunnen het meest gevolgd worden in Vlissingen, maar is ook niet ver gepositioneerd van Terneuzen en Middelburg (die ook diverse opleidingen binnen hun grenzen aanbieden).6 Bedden in de zorg zijn dan weer oververtegenwoordigd in Goes, Middelburg en Terneuzen (want ligt verder van Vlissingen af). De overige voorzieningen, zoals veel van de winkelvoorzieningen, liggen in het tussengebied tussen de steden en zijn dus niet uitgesproken specialisties van één van hen.
6
In Middelburg had de Hogeschool INHOLLAND hier een accreditatie voor.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
121
Figuur 5.3 Spreiding van voorzieningen over de Zeeuwse steden in 2009.
De meeste labels spreken voor zich. Hieronder een aantal minder makkelijk interpreteerbare labels: winkel_ml = verkoop-vloeroppervlakte mode & luxe winkel_vt = verkoop-vloeroppervlakte vrije tijd winkel_ioh = verkoop-vloeroppervlakte in & om huis winkel_tb = verkooppunten transport & brandstoffen winkel_lei = verkooppunten leisure winkel_dst = verkooppunten diensten wo = wetenschappelijk onderwijs
In 2009 zien we dat niet Terneuzen het meest in het midden ligt (en dus het minst uitgesproken profiel heeft), maar Goes. Dat overigens meer gemeen heeft met Vlissingen dan met de andere twee steden. Naast veel voorzieningen die niet nadrukkelijk met één of twee van de steden geassocieerd kunnen worden, zijn er ook een aantal specialisaties te onderscheiden. Vlissingen is nog altijd gespecialiseerd in het hoger beroepsonderwijs en voor Middelburg is daar het wetenschappelijk onderwijs bijgekomen. Terneuzen beschikt met een overdekte skibaan over een unieke voorziening. Golf is nu een gedeelde specialisatie van Middelburg en Goes. Vlissingen, Goes en Terneuzen delen een specialisatie in ziekenhuizen, in cinema, in zwembaden en in specialisten. Een aantal branches van het winkelaanbod zijn duidelijk bij Goes en Middelburg gepositioneerd: vrije tijd, mode & luxe, in & om huis, leisure. Bestuurs- en juridische voorzieningen zijn een gedeelde specialisatie van Middelburg en Terneuzen. Theatervoorzieningen zijn relatief meer aanwezig in Terneuzen, wat ook geldt voor hotels. De gevonden ontwikkeling naar meer complementariteit laat zich eenvoudig duiden aan de hand van feitelijke veranderingen, zoals de komst van cinema’s in Terneuzen en Goes, de ontwikkeling van een skihal in Terneuzen, de komst van universitair onderwijs en een golfbaan naar Middelburg en de ontwikkeling van een gezamenlijk zwembad in Middelburg en Vlissingen (die voor de analyse alleen aan Vlissingen toegerekend wordt). Ook het wegvallen van het opleidingenaanbod in het hbo in Middelburg en een vermindering 122
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
daarvan in Terneuzen is zichtbaar. Minder grote verschuivingen zien we in het winkelaanbod, althans ze zijn minder zichtbaar. Een nadere analyse daarvan volgt in de volgende paragraaf. 5.4
Spreiding van het winkelaanbod over de Zeeuwse steden
In deze paragraaf bestuderen we de spreiding van de verschillende branches van het winkelaanbod nader, en betrekken daarbij de periode vanaf 2001. Het winkelaanbod kan bestudeerd worden aan de hand van het aantal m2 verkoop-vloeroppervlakte per branche (beschikbaar voor 5 branches) of het aantal verkooppunten (doorgaans winkels; beschikbaar voor 8 branches). Tabel 5.4.1 geeft de ontwikkeling van de complementariteitsratio’s voor beiden weer. Tabel 5.3 Ontwikkeling complementariteitratio’s voor het winkelaanbod, 20012009. Complementariteitsratio 2001 2003 2008/2009* Verkoop-vloeroppervlakte 0,011 0,015 0,005 Verkooppunten 0,011 0,010 0,006 * Voor verkooppunten 2009, voor Verkoop-vloeroppervlakte 2008. Zoals eerder gemeld loopt de score op de complementariteitsratio van 0 (volledige duplicatie) tot 1 (maximale complementariteit). Of dit hoog of laag is valt moeilijk te zeggen gezien het ontbreken van een referentiekader. Belangrijk hier is echter de trend, en we zien dat de steden elkaar minder zijn gaan aanvullen sinds 2003. De details van deze bevinding worden hieronder nader bestudeerd. De eerste figuur (5.4) geeft weer hoe onderscheidend de steden van elkaar zijn qua winkelaanbod (uitgedrukt in m2 verkoopvloeroppervlakte dat beschikbaar is voor een vijftal branches) en hoe dit zich ontwikkeld heeft sinds 2001.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
123
Figuur 5.4 Ontwikkeling vergelijkbaarheid winkelaanbod (op basis van verkoopvloeroppervlakte) Zeeuwse steden, 2001-2008.
De punten in figuur 5.4 verwijzen naar de beginletter van de betreffende Zeeuwse stad en de cijfers naar het jaartal. Duidelijk is te zien dat het winkelaanbod van Goes en Terneuzen al niet zo veel verschilde, maar dat het zich ook steeds meer in dezelfde richting heeft ontwikkeld. Opvallend is dat Middelburg zich eerst duidelijk van deze steden onderscheidde, maar dat het winkelaanbod er in 2008 meer op is gaan lijken. Alleen Vlissingen vaart een eigen koers, en ontwikkelt zich in een andere richting. Welke richting gaan de steden op? Figuur 5.5 toont de relatieve specialisaties van de steden ten opzichte van elkaar. Deze figuren zijn vergelijkbaar met de figuren 5.2 en 5.3, wat dus inhoudt dat de afstanden tussen verschillende branches en steden weer bepalend zijn (ligt een branche dicht bij een stad dan is dat een specialisatie van die stad, etc.) voor de interpretatie.
124
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 5.5 Spreiding van het winkelaanbod (verkoop-vloeroppervlak) over de Zeeuwse steden, 2001 (boven), 2003 (midden) en 2008 (onder).
da = dagelijks aanbod; ml = mode &luxe; vt = vrije tijd; ioh = in & om huis; od = overige detailhandel. TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
125
Een aantal branches kunnen duidelijk als een specialisatie van één bepaalde stad of groepje steden worden gezien in 2008. Zo is dagelijks aanbod duidelijk meer vertegenwoordigd in Vlissingen dan we zouden verwachten (maar dat is waarschijnlijk niet iets waarvoor consumenten vanuit Goes en Terneuzen naar Vlissingen zullen afreizen), kent Middelburg een specialisatie in vrije tijd en vinden we de branche ‘in en om huis’ steeds relatief meer in Terneuzen en Goes, al is dat ook steeds meer een specialisatie van Middelburg aan het worden. Mode en luxe vinden we vooral in Middelburg, Goes en Terneuzen en veel minder in Vlissingen. De ‘rest’categorie ‘overige detailhandel’ behoorde vooral toe aan Vlissingen en in iets mindere mate Middelburg, maar Middelburg heeft in deze branche terrein verloren. Zoals te zien valt komen de steden door de jaren heen dichter bij elkaar te liggen, wat duidt op convergentie van het winkelaanbod. Naast winkelaanbod uitgedrukt in m2 vvo, kunnen we ook kijken naar het aantal verkooppunten (nagenoeg synoniem met ‘winkels’). Voordeel hiervan is dat gegevens beschikbaar zijn voor een bredere branchetypering dan wanneer gekeken wordt naar verkoopvloeroppervlakte. We beginnen wederom met de ontwikkeling van de steden ten opzichte van elkaar (figuur 5.6) en kijken dan naar de specialisaties van steden (figuur 5.7). Figuur 5.6 Ontwikkeling vergelijkbaarheid winkelaanbod (op basis van verkooppunten) Zeeuwse steden, 2001-2009.
In grote lijnen zien we ook bij een gedetailleerder onderverdeling van winkels in branches dezelfde hoofdtrends. Die zijn dat het winkelaanbod van Goes en Terneuzen zich in dezelfde richting ontwikkelt. Dat het Middelburgse winkelaanbod daar steeds meer op gaat lijken. En dat Vlissingen een afwijkende ontwikkelingsrichting kent. Opvallend is ook dat de veranderingen groter lijken te zijn voor de andere steden dan voor Vlissingen. Een verschil met figuur 5.4 is wel dat de afstand tussen Terneuzen en Goes wat groter is, wat betekent dat ze minder op elkaar lijken wanneer gekeken wordt naar verkooppunten en een gedetailleerder branchering. 126
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Figuur 5.7 Spreiding van het winkelaanbod (verkooppunten) over de Zeeuwse steden, 2001 (boven), 2003 (midden) en 2009 (onder).
da = dagelijks aanbod; ml = mode & luxe; vt = vrije tijd; ioh = in om huis; od = overige detailhandel; tb = transport & brandstoffen; ls = leisure; dst = diensten TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
127
Figuur 5.7 laat de specialisaties van de Zeeuwse steden en de ontwikkeling daarin duidelijk zien. We kijken hier vooral naar de verschillende branches. Zo zien we dat winkels met een dagelijks aanbod in 2001 relatief sterker vertegenwoordigd waren in Vlissingen en Middelburg en dat deze specialisatie van de steden zich relatief versterkt heeft. Mode en luxe vinden we vooral in Goes en iets mindere mate Middelburg, en dat geldt voor alle jaren. Opvallend was dat dit, gemeten naar verkoop-vloeroppervlakte, ook een specialisatie was van Terneuzen, maar qua aantal winkels is dit dus niet het geval. Winkels met een vrije tijds assortiment vinden we relatief meer in Middelburg in 2001 en 2003, maar moeten in 2009 ook tot de specialisaties van Goes gerekend worden. De branche ‘in & om huis’ was in 2001 een duidelijke specialisatie van Terneuzen, maar die positie is geleidelijk overgenomen door Goes. De bonte verzameling winkels die vallen onder ‘overige detailhandel’ was eerst relatief oververtegenwoordigd in Vlissingen en Middelburg, maar is redelijk evenwichtig verdeeld over de steden in 2009. De branche ‘transport en brandstoffen’, en dan hebben we het met name ook over autodealers en garages, is een belangrijke specialisatie van Terneuzen. Voor Vlissingen is de leisure branche erg belangrijk, en het heeft die specialisatie vast weten te houden. De dienstensector tenslotte (uitzendbureaus etc.), is duidelijk evenwichtig gespreid over de steden. 5.5
Conclusie
De meeste recente ontwikkelingen op het gebied van voorzieningen hebben geleid tot een verhoging van de mate van complementariteit tussen de grootste vier Zeeuwse steden. De mate van complementariteit is aanzienlijk en is met meer dan 50% toegenomen sinds 2003. Dit betekent dat iedere Zeeuwse stad wel iets te bieden heeft voor de inwoners van de andere Zeeuwse steden. Waren het eerst Vlissingen en Goes die zich onderscheiden met een aantal voorzieningen, tegenwoordig zijn het juist ook Middelburg en Terneuzen die een grote bijdrage leveren aan de mate van complementariteit door de komst van een aantal voorzieningen met een bovenlokale betekenis. De mate waarin de steden elkaar aanvullen qua winkelaanbod is nader bestudeerd. Hier zien we echter een afname van de mate van complementariteit. Dat wil zeggen dat grosso modo, de steden zich in dezelfde richting ontwikkelen. Met name Goes en Terneuzen hadden al een vergelijkbaar profiel, maar het winkelaanbod van Middelburg en deze twee steden lijken tegenwoordig ook steeds meer op elkaar. Dat betekent dat dit de plekken zijn waar branches als mode & luxe, vrije tijd en in & om huis belangrijk zijn (funshoppen). Afgaande op het aantal winkels zien we dat het met name Middelburg en Goes zijn die zich in deze branches profileren. Een uitzondering op deze trend naar convergentie van het winkelaanbod vormt Vlissingen.
128
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
6
Conclusies en beleidsaanbevelingen
6.1
Conclusies
Een viertal onderzoeksvragen stond centraal en zullen hier achtereenvolgens beantwoord worden: 1. Hoe heeft het voorzieningenpeil in Zeeland zich ontwikkeld de afgelopen 10-15 jaar? Deze vraag vereist een genuanceerd antwoord. De afzonderlijke gebieden in Zeeland (gemeenten, woonkernen) kennen nagenoeg allemaal wel voorzieningensectoren waarin de ontwikkeling positief was en sectoren waar de ontwikkeling negatief was. Louter winnaars of verliezers zijn er niet aan te wijzen. Wat op het eerste gezicht vooral ook opvalt is dat de ontwikkelingen in sommige sectoren vrij beperkt waren en in andere sectoren veelomvattender waren. Een belangrijke verklaring voor het verschil in dynamiek tussen de sectoren lijkt te liggen in de vraag of deze (semi)publiek of privaat worden gefinancierd. Ontwikkelingen in (grotendeels) publiek gefinancierde sectoren als bestuur, sport en onderwijs zijn relatief beperkt. In een semi-publieke sector als de zorg zijn meer veranderingen zichtbaar. Zo zijn er in de intramurale zorg een aantal verschuivingen geweest en vallen er in de nabije toekomst meer specifiek verschuivingen te verwachten in de ziekenhuissector. In de deels publiek gefinancierde sector cultuur waren een aantal opmerkelijke ontwikkelingen in de theater en cinemasector. In echte marktsectoren als het winkelaanbod en de horeca lijkt de omvang van de veranderingen groter te zijn dan bij de (semi)publiek gefinancierde voorzieningen. Beide marktsectoren kenmerken zich door schaalvergroting. In meerdere plaatsen is sprake van minder winkels en minder horecazaken, maar neemt het verkoopoppervlak wel toe. Of, neemt het aantal vierkante meters verkoopoppervlakte sneller toe dan het aantal winkels of horecazaken. Dit schaalvergrotingsproces zien we ook bij een aantal zorgvoorzieningen, zoals huisartsen en apotheken. Kijken we naar de spreiding van voorzieningen, dan valt op dat het stedelijk systeem van Zeeland erg evenwichtig is. Wat dit onderzoek nog eens onderstreept is dat er in Zeeland geen sprake is van één dominant centrum. Middelburg, Goes, Terneuzen en Vlissingen, en op gepaste afstand plaatsen als Zierikzee, Hulst en Oostburg en Sluis herbergen allemaal belangrijke stedelijke functies. Het zwaartepunt van de stedelijke bevolking bevindt zich wel duidelijk op Walcheren, door de ligging pal naast elkaar van Middelburg, Vlissingen en Oost-Souburg, met bijna 90.000 inwoners. De spreiding van die bevolking (kritische massa) over steden met een duidelijk verschillende identiteit, de rivaliteit tussen beide grotere steden, en de positionering enigszins buiten het geografisch hart van Zeeland hebben er evenwel mede toe bijgedragen dat dit gebied zich niet duidelijk weet te profileren als het onbetwiste stedelijke centrum van Zeeland. Dit blijkt uit het voorkomen van top-voorzieningen in andere plaatsen, zoals Goes en Terneuzen. In de discussies over de locatie van een nieuw ziekenhuis komt die zwakkere positie dan we zouden mogen verwachten op basis van de bevolkingsomvang van dit stedelijk gebied ook tot uitdrukking. 2. Hoe verhoudt het voorzieningenpeil in Zeeland zich tot de rest van Nederland? Een interessante vraag is of het voorzieningenpeil nu eigenlijk meer of minder goed is dan we zouden mogen verwachten. Volgens de literatuur kan de betrekkelijk geïsoleerde en vanuit Nederlands oogpunt perifere ligging van in het bijzonder Zeeuws-Vlaanderen en de Zeeuwse schiereilanden ertoe geleid hebben dat het voorzieningenpeil er betrekkelijk
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
129
hoog is, immers het zorgt voor weinig concurrentie van voorzieningen in andere delen van (Zuidwest)-Nederland en een bepaald basispeil dient minimaal aanwezig te zijn. We verwijzen hier naar de samenvattende tabellen 3.9 (WGR-gebieden op p. 52),3.10 (Gemeenten, p.78) en 3.11 (woonkernen, p.97) voor een gedetailleerd overzicht van hoe de WGR-samenwerkingsgebieden, de gemeenten en de individuele woonkernen scoren ten opzichte van wat we normaliter zouden mogen verwachten t.a.v. de verschillende voorzieningensectoren. Op deze plaats worden individuele scores niet herhaald. Meer in zijn algemeenheid valt op dat er gemiddeld genomen vaker een surplus dan een tekort aan voorzieningen is in Zeeland. Ook nu moet echter nuance in acht worden genomen, aangezien zowel WGR-samenwerkingsgebieden als gemeenten of woonkernen soms fors beter scoren dan verwacht in de ene voorzieningensector, terwijl een andere sector minder goed dan verwacht aanwezig is. Wat wel opvalt is dat er veel vaker sprake is van uitschieters aan de positieve kant, dus duidend op een veel hoger voorzieningenpeil dan verwacht dan dat er uitschieters naar beneden zijn. Ter illustratie: van de 441 gemeenten behoren de 13 Zeeuwse gemeenten samen 27x keer in de top 20 van gemeenten die het grootste positieve residu hebben (dus een veel hoger dan verwachte score) op de 20 indexen die gepresenteerd worden in tabel 3.10. Die positieve scores komen o.a. voor rekening van Goes (6x), Schouwen-Duiveland (5x), Sluis (5x), Veere (4x), Hulst (2x), Middelburg (2x), Vlissingen (2x) en Terneuzen (1x). Terneuzen scoort eenmaal in de top-20 van slechtst presterende gemeenten (cinema), maar met de komst van een nieuwe bioscoop is dat inmiddels achterhaald. In plaats van een top-20 beste en slechtste scores zou je ook kunnen uitgaan van de top 50 beste en slechtste scores, wat hetzelfde resultaat oplevert (54x bij de 50 best presterende gemeenten en 18x bij de 50 slechtst presterende gemeenten). De onderstaande tabellen 6.1 (WGR-samenwerkingsgebieden), 6.2 (gemeenten) en 6.3 (woonplaatsen) geven een samenvattend overzicht van de positie van alle Zeeuwse deelgebieden. Deze zijn namelijk gerangschikt op basis van een overall-score op de verschillende indexen.7 De rangscore op deze indexen zijn bij elkaar opgeteld en de regio/gemeente/woonkern met de laagste som van deze rangorden heeft de eerste plaats gekregen. De onderstaande tabellen geven dus aan welke regio/gemeente/woonkern gemiddeld genomen het beste scoort (het grootste positieve verschil heeft tussen daadwerkelijk voorzieningenpeil en voorspelde voorzieningenpeil). Zo valt uit tabel 6.1 af te lezen dat er in het WGR-samenwerkingsgebied dat gecentreerd is rond de stad Groningen het grootste (positieve) verschil is tussen verwacht en aanwezig voorzieningenpeil. Walcheren is de Zeeuwse regio die het best bedeeld is met voorzieningen, gevolgd door ZeeuwsVlaanderen. Aangezien er 42 regio’s zijn duidt een 12e en respectievelijk 14e positie op de aanwezigheid van meer voorzieningen dan normaliter verwacht mag worden voor dergelijke regio’s. Overig Zeeland, de Oosterschelderegio staat op de 23e van de 42 plaatsen en hieruit kan afgeleid worden dat het voorzieningenpeil redelijk overeenkomstig het draagvlak is. Opvallend is verder dat het voorzieningenpeil van Zeeuws-Vlaanderen als geheel sinds 2001 nog hoger is geworden dan mocht worden verwacht. Walcheren verliest echter twee posities in de ranking.
7
Voor woonplaatsen zijn de volgende variabelen samengenomen: index cinema, index theater, musea, index diversiteit voortgezet onderwijs, index onderwijstypen, index sport, index winkelaanbod verkooppunten, vvo dagelijks aanbod, vvo mode & luxe, vvo vrije tijd, vvo in & om huis, index zorg basis, index zorg specialistisch, index zorg ouderen. Voor gemeenten en WGR-samenwerkingsgebieden zijn hier aan toegevoegd: index bedden in de zorg, verkoopoppervlakte drankensector, verkoopoppervlakte fastfoodsector, verkoopoppervlakte restaurantsector, verkoopoppervlakte hotelsector en de index horeca (aantal zaken). 130
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 6.1 Overall ranking voorzieningenpeil Zeeuwse WGR-regio’s, 2009, 2001. WGR-samenwerkingsregio Centraal en westelijk Groningen Friesland-noord IJssel-Vecht Twente Midden-Limburg … Walcheren Zeeuws-Vlaanderen Oosterschelderegio … Zuidoost-Drenthe Westelijke Mijnstreek Oostelijk Zuid-Limburg Zuid-Holland-Oost Zuid-Holland-Zuid
2001 4 5 2 6 14
2009 1 2 3 4 5
Trend 3 3 -1 2 9
10 16 24
12 14 23
-2 2 1
32 36 39 41 42
38 39 40 41 42
-6 -3 -1 0 0
Tabel 6.2 Overall ranking voorzieningenpeil Zeeuwse gemeenten, 2007, 2001. Gemeente Gorinchem Roermond Leerdam Winterswijk Tiel … Sluis Goes Veere Schouwen-Duiveland Middelburg Hulst Kapelle Reimerswaal Terneuzen Vlissingen Noord-Beveland Tholen Borsele … Zoetermeer Westland Spijkenisse Almere Landgraaf
2001 7 5 3 24 21
2007 1 2 3 4 5
Trend 6 3 0 20 16
10 27 12 81 162 168 213 242 206 220 221 369 408
8 13 24 36 100 166 200 227 238 250 309 364 421
2 14 -12 45 62 2 13 15 -32 -30 -88 5 -13
432 421 438 441 440
437 438 439 440 441
-5 -17 -1 1 -1
Tabel 6.2 geeft de overall positie van de Zeeuwse gemeenten weer. Opvallend is dat een aantal Zeeuwse gemeenten uitzonderlijk hoge posities innemen op de ranglijst van relatief best met voorzieningen uitgeruste gemeenten. Van de 441 gemeenten laat Sluis er met zijn 8e plaats in 2007 433 achter zich. Andere topscores zijn er voor Goes, Veere en Schouwen-Duiveland. Zowel Sluis, Goes als Schouwen-Duiveland zijn sinds 2001 behoorlijk TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
131
gestegen. Veere verliest wel relatief terrein. Ook in Middelburg en Hulst is het voorzieningenniveau duidelijk beter dan mag worden verwacht. In de gemeenten Kapelle, Reimerswaal, Terneuzen en Vlissingen ligt het ongeveer op wat er verwacht had mogen worden (ervan uitgaande dat bij 441 gemeenten een positie tussen de 200 en 250 duidt op een normaal voorzieningenniveau. Gemiddeld genomen is het voorzieningenpeil in de gemeenten Noord-Beveland, Tholen en met name Borsele duidelijk minder dan verwacht mag worden. Kijken we naar de trend voor de grotere steden, dan zien we dat Middelburg en Goes terrein winnen, terwijl Terneuzen en Vlissingen terrein moeten prijsgeven. In dit onderzoek is tenslotte ook gekeken naar het voorzieningenpeil van individuele woonkernen, zie tabel 6.3.
132
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Tabel 6.3 Overall ranking voorzieningenpeil Zeeuwse woonkernen, 2006, 2001. Woonkernen Heerenveen Zutphen Hardenberg Winterswijk Winschoten Roermond Hulst … Goes Oostburg Zierikzee Terneuzen Oostdijk Middelburg Renesse Sluis Spui Domburg Schore Sirjansland Vlissingen Axel Cadzand Brouwershaven Sas van Gent Breskens Kamperland Hoedekenskerke Krabbendijke Bruinisse Waarde Poortvliet Heinkenszand Overslag Borssele Driewegen Kattendijke Nieuwvliet Meliskerke Kats Noordwelle Baarland Ellewoutsdijk Sint Annaland Zonnemaire Kortgene Nieuwdorp Rilland Westkapelle Veere s-Heer Abtskerke Retranchement Aagtekerke Nisse Burgh Haamstede Ritthem Ellemeet Nieuw Namen Serooskerke S s-Heer Hendriks K. Ouwerkerk Nieuwerkerk Oudelande Geersdijk Kuitaart Sint Maartensdijk Aardenburg Kerkwerve Dreischor Serooskerke W
2001 25 4 1 82 73 9 24 11 111 281 299 656 972 414 666 1165 778 745 1016 266 1262 680 1518 837 1845 1223 1173 1066 1857 1479 1864 1593 1532 1460 1478 1519 1197 1785 1075 1120 1305 1221 1915 1554 1673 1578 1538 1541 1272 1440 1265 1761 1633 1356 1646 1381 1885 1285 1835 1553 2002 1682 1461 1596 1168 1934 1740 596 1650
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
2006 1 2 3 4 5 6 7
Trend 24 2 -2 78 68 3 17
12 17 38 385 393 436 460 501 666 877 883 1031 1043 1086 1098 1130 1155 1158 1167 1177 1228 1245 1276 1321 1352 1355 1357 1359 1368 1372 1398 1423 1427 1505 1510 1516 1521 1532 1546 1555 1572 1575 1597 1620 1643 1648 1655 1677 1679 1699 1700 1708 1726 1730 1741 1742 1743 1744 1755 1762 1796 1805
-1 94 243 -86 263 536 -46 165 499 -99 -138 -15 -777 176 -418 388 -318 687 56 -4 -162 612 203 543 241 177 103 119 151 -175 387 -348 -307 -200 -289 399 33 141 32 -17 -31 -303 -157 -355 118 -15 -299 -31 -298 186 -415 127 -173 272 -59 -281 -147 -576 179 -22 -1200 -155
(vervolg) Scharendijke Kapellebrug Kwadendamme Vrouwenpolder Oosterland Koudekerke Zaamslag Wilhelminadorp Zoutelande Terhole Groede Wissenkerke Ossenisse Oostkapelle Ovezande Biggekerke Colijnsplaat Zuidzande Sint Kruis Stavenisse Lamswaarde s-Heer Arendskerke Kapelle Walsoorden Scherpenisse Gapinge Noordgouwe Sluiskil Hansweert Waterlandkerkje IJzendijke Hengstdijk Grijpskerke Tholen s-Gravenpolder Heikant Oud Vossemeer s-Heerenhoek Graauw Hoofdplaat Lewedorp Eede Wolphaartsdijk Kloosterzande Wemeldinge Schoondijke Kruiningen Hoek Zuiddorpe Sint Philipsland Arnemuiden Clinge Yerseke Biervliet Koewacht Vogelwaarde Nw. en St. Joosland Philippine Kloetinge Westdorpe Sint Jansteen … Zoetermeer Landgraaf Assendelft Almere Oost-Souburg
2001 1739 1584 1914 1612 2127 1663 2176 1500 1981 1572 1856 1476 1817 1471 1988 1858 1634 1502 1872 1956 1622 2053 2095 1887 1978 1793 1783 2063 1905 1813 2030 1691 2021 2153 2224 1912 2139 2068 2028 1928 2124 2022 2136 2171 2349 2047 2264 2132 1890 2217 2288 2146 2263 2252 2254 2268 2262 2333 2331 2243 2395 2265 2419 2245 2427 2425
2006 1818 1823 1834 1836 1842 1854 1873 1878 1883 1896 1903 1909 1937 1945 1959 1977 1982 1989 1995 2006 2014 2019 2021 2028 2035 2038 2039 2042 2058 2081 2083 2086 2101 2115 2130 2136 2141 2143 2144 2146 2147 2149 2156 2158 2178 2184 2192 2206 2227 2243 2252 2254 2257 2278 2283 2297 2299 2324 2334 2339 2393
Trend -79 -239 80 -224 285 -191 303 -378 98 -324 -47 -433 -120 -474 29 -119 -348 -487 -123 -50 -392 34 74 -141 -57 -245 -256 21 -153 -268 -53 -395 -80 38 94 -224 -2 -75 -116 -218 -23 -127 -20 13 171 -137 72 -74 -337 -26 36 -108 6 -26 -29 -29 -37 9 -3 -96 2
2423 2424 2425 2426 2427
-158 -5 -180 1 -2
133
De gegevens in tabel 6.3 leiden tot een aantal conclusies. In de eerste plaats behoren een aantal Zeeuwse plaatsen tot de woonkernen die relatief het meest rijkelijk bedeeld zijn met voorzieningen. Het blijkt dat de plaatsen Hulst (7e van de 2427), Goes (12e), Oostburg (17e) en Zierikzee (38e) over uitzonderlijk veel voorzieningen beschikken, rekening houdend met omvang van de plaats, omvang van het achterland, toerisme en een aantal kenmerken van de lokale bevolking. Een aantal andere Zeeuwse plaatsen behoort tot de subtop, en deze omvat o.a. Terneuzen (385e) en Middelburg (436e), Renesse (460e) en Sluis (501e). Interessant is dat deze steden vrij goed verspreid zijn over Zeeland, met een dominantie van Zeeuws-Vlaamse woonkernen. In de tweede plaats zien we dat Vlissingen enigszins achterblijft bij de andere grote Zeeuwse steden, en, zorgelijker, dat de stad de afgelopen jaren fors terrein heeft verloren. Behaalde Vlissingen in 2001 nog een 266e plaats (en deed de stad het daarmee beter dan Terneuzen en veel beter dan Middelburg), in 2009 doen 1042 plaatsen het beter dan Vlissingen. Mogelijkerwijs heeft dit deels mede te maken met een verlies aan centraliteit als gevolg van het verdwijnen van het autoveer Vlissingen-Breskens. De derde conclusie is dat er veel meer Zeeuwse plaatsen slechter dan verwacht scoren dan dat Zeeuwse steden het beter dan verwacht doen. Gaan we er van uit dat de grens tussen plaatsen die het beter dan verwacht doen en plaatsen die het slechter dan verwacht doen ongeveer ligt halverwege deze lijst van 2427 plaatsen (dus plaats 1214), dan valt op dat slechts 21 van de 125 woonkernen beter dan verwacht scoren, en dus ruim 100 plaatsen slechter. Mogelijk komt dit de verwachtingen voor alle plaatsen vrij hoog gespannen zijn mede vanwege de omvang van het toerisme in heel Zeeland, terwijl het toerisme zich veel meer concentreert aan de kust. Landelijk dieptepunt is zelfs Oost-Souburg, dat zeer weinig voorzieningen heeft gezien de omvang van de plaats. Dit laat zich overigens verklaren door de zeer nabije ligging van de veel beter toegeruste buursteden Middelburg en Vlissingen. De opening van de Westerscheldetunnel zorgt voor een snelle en betrouwbare verbinding waardoor schaalvergrotingsprocessen die in veel voorzieningensectoren al decennia lang spelen nu niet meer beperkt worden door natuurlijke barrières (zeearmen), maar op het niveau van Zeeland als geheel plaats kunnen vinden. We zien wel dat de gemeente die de grootste bereikbaarheidswinst heeft geboekt (Terneuzen) terrein verliest: van een iets beter dan verwachte ranking naar een ranking rond het gemiddelde. Dit duidt mogelijk op een teruggang van het voorzieningenpeil naar een normaal niveau. Ook het feit dat de stad Terneuzen terrein verliest in de ranking van woonplaatsen lijkt hierop te wijzen, al doet de stad het nog altijd veel beter dan we mogen verwachten. Het gegeven dat de gemeenten Sluis en Hulst hun veel beter dan verwachte score weten te behouden kan verklaard worden uit het feit dat de bereikbaarheidsveranderingen veroorzaakt door de Westerscheldetunnel relatief beperkt zijn en deze gebieden nog steeds vrij geïsoleerd en perifeer gelegen zijn (vanuit een Nederlands perspectief). 3. In hoeverre biedt netwerkvorming tussen de Zeeuwse steden mogelijkheden om te komen tot een hoger voorzieningenpeil? De Westerscheldetunnel maakt ook de vorming van een functioneel samenhangend stedelijk netwerk Middelburg-Vlissingen-Goes-Terneuzen mogelijk, gezien de betrekkelijk korte afstand tussen de steden. De Nota Ruimte heeft dit stedelijk netwerk ook als zodanig geïdentificeerd. Een van de belangrijkste ideeën is dat de steden de krachten bundelen voor het realiseren van voorzieningen waarvoor de individuele steden te klein zijn, maar die wel passen bij de schaal van het stedelijk netwerk. Uit de analyses in hoofdstuk 4 bleek in de eerste plaats dat het voorzieningenpeil van Middelburg, Vlissingen, Goes en Terneuzen gezamenlijk zeker op het niveau ligt dat je zou verwachten in één enkele stad met dezelfde kritische massa van 125.000 inwoners. Dit geldt voor alle sectoren: cultuur, onder134
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
wijs, sport, winkelaanbod, zorg, bestuur. In een aantal gevallen ligt het er zelfs ruim boven (bijvoorbeeld winkelaanbod dat past bij een stad van ruim 200.000 inwoners; theaters). Een klein aantal voorzieningen zijn licht ondervertegenwoordigd (o.a. basiszorg, cinema), wat in een enkel geval al is gecorrigeerd sinds de meetdatum 2006 (cinema). Gesteld kan dan ook worden dat het draagvlak voor stedelijke voorzieningen in de vier steden uitstekend wordt benut. In veel opzichten doet het Zeeuws stedelijk netwerk het beter dan de benchmark-steden (Amersfoort, Apeldoorn, Breda, Leiden, Maastricht, Zwolle). Toch moeten er een aantal belangrijke kanttekeningen worden gezet bij deze positieve bevindingen. Weliswaar kent Zeeland een h.b.o., maar het aantal opleidingen en studenten blijft ruim achter bij wat je zou mogen verwachten. Er zijn wel genoeg musea, maar geen echte topmusea die veel bezoekers trekken. Er zijn wel veel ziekenhuizen, maar topklinische functies, of een opleidingsziekenhuis, zijn er relatief weinig te vinden en het aantal medisch specialisten blijft achter bij de verwachtingen. En er zijn wel veel theaters, maar het ontbreekt aan een echt grote zaal waar topproducties geprogrammeerd kunnen worden. En qua kwantiteit is het winkelaanbod in de vier Zeeuwse steden tezamen vergelijkbaar met één enkele stad van ruim 200.000 inwoners, maar grote publiektrekkers als een ruim gesorteerd warenhuis ontbreekt. Wat de analyse met andere woorden niet vertelt, is of er sprake is van echte ‘top’voorzieningen. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de massa van het stedelijk netwerk wel benut wordt voor veel voorzieningen, maar dat er sprake is van duplicatie van relatief laagwaardige voorzieningen en dat echte topvoorzieningen gericht op de regionale markt minder voorkomen (de skihal in Terneuzen is een uitzondering overigens). 4. In hoeverre vullen de voorzieningen in de Zeeuwse steden elkaar aan en in hoeverre dupliceren ze elkaar? Eén van de wijzen om te komen tot meer top-voorzieningen is door middel van het promoten van complementaire specialisaties van de vier grotere Zeeuwse steden. Niet allemaal concurreren in dezelfde sectoren, maar je profileren in sectoren waarin je sterk bent en vergeleken met de andere steden een comparatief voordeel te bieden hebt. In hoofdstuk 5 is geanalyseerd in hoeverre er reeds sprake is van dergelijke aanvullende specialisaties in de sfeer van voorzieningen. De meest recente ontwikkelingen op het gebied van voorzieningen hebben geleid tot een verhoging van de mate van complementariteit tussen de grootste vier Zeeuwse steden. De mate van complementariteit is aanzienlijk en is met meer dan 50% toegenomen sinds 2003. Dit betekent dat iedere Zeeuwse stad wel iets te bieden heeft voor de inwoners van de andere Zeeuwse steden. Waren het eerst Vlissingen en Goes die zich onderscheiden met een aantal voorzieningen, tegenwoordig zijn het juist ook Middelburg en Terneuzen die een grote bijdrage leveren aan de mate van complementariteit door de komst van een aantal voorzieningen met een bovenlokale betekenis. In de analyse was ook meer aandacht voor complementariteit in het winkelaanbod, waarbij de spreiding van de diverse branches is bestudeerd. Qua winkelaanbod zien we echter een afname van de mate van complementariteit. Dat wil zeggen dat grosso modo, de steden zich in dezelfde richting ontwikkelen. Met name Goes en Terneuzen hadden al een vergelijkbaar profiel, maar het winkelaanbod van Middelburg en deze twee steden lijken tegenwoordig ook steeds meer op elkaar. Dat betekent dat dit de plekken zijn waar branches als mode & luxe, vrije tijd en in & om huis belangrijk zijn (funshoppen). Afgaande op het aantal winkels zien we dat het met name Middelburg en Goes zijn die zich in deze branches profileren. Een uitzondering op deze trend naar convergentie van het winkelaanbod vormt Vlissingen.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
135
6.2
Bevindingen t.a.v. voorzieningen in de andere deelrapporten
Bereikbaarheidsontwikkeling en voorzieningenpeil In deelrapport 1wordt een uitgebreide analyse gepresenteerd van de bereikbaarheidsverandering die optrad als gevolg van het afschaffen van de autoveren en de komst van de Westerscheldetunnel. De belangrijkste conclusies daarvan zijn: • Niet alleen het totale voorzieningenpeil, maar ook veel specifieke typen voorzieningen worden niet beïnvloed door de komst van de Westerscheldetunnel. De lokale aanwezigheid van de volgende typen voorzieningen wordt niet aantoonbaar beïnvloed door de bereikbaarheidseffecten van de Westerscheldetunnel: culturele voorzieningen; specialistische zorgvoorzieningen; het voortgezet onderwijs; het aantal winkels in totaal; winkels in de branches ‘dagelijks aanbod’; ‘in & om het huis’, en ‘vrije tijd’. • Wel is er een positief effect gevonden van de komst van de Westerscheldetunnel op het winkelareaal in de branche ‘mode & luxe’. Woonkernen in Zeeland die door de Westerscheldetunnel beter bereikbaar zijn geworden hebben meer winkelvloeroppervlak in deze branche gekregen. • Voor woonkernen in Midden-Zeeland die beter bereikbaar zijn geworden door de tunnel geldt dat ze een daling van het aantal sportvoorzieningen kennen. Van dit effect is geen sprake in Zeeuws-Vlaanderen. • Daarnaast zijn er een aantal kleinere effecten gevonden die duiden op een verschil in ontwikkeling tussen Zeeuws-Vlaanderen en Midden-Zeeland. Zo vonden we dat Zeeuws-Vlaanderen het als geheel beter deed dan Midden-Zeeland voor wat betreft de ontwikkeling van het onderwijs, maar minder dan Midden-Zeeland op het gebied van zorgvoorzieningen voor ouderen en basiszorgvoorzieningen. Dit zijn overigens effecten die niet aan de tunnel zijn toe te rekenen. • Het relatief hoge voorzieningenpeil in Midden-Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen staat niet onder druk door de komst van de Westerscheldetunnel. Voorts is in deelrapport 3, waarin de resultaten van een enquête onder bewoners van Midden-Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen worden gepresenteerd, een analyse gemaakt van verandering in het voorzieningengebruik. Daarin is sprake van een terugkerend patroon, onafhankelijk van het type voorziening dat bestudeerd wordt: • Voor het merendeel maakt de komst van de tunnel geen verschil in de frequentie waarmee men naar de overkant gaat voor het gebruik maken van de voorzieningen aldaar. • Inwoners van Terneuzen en omgeving maken volop gebruik van de nieuwe mogelijkheden die de Westerscheldetunnel biedt om meer activiteiten aan de overkant te ontplooien. De verminderde reistijd is hierbij het belangrijkste motief, maar ook de omvang en kwaliteit van het aanbod (met name winkels en culturele voorzieningen) zijn daarbij van belang. • Afgezien van Terneuzen en met uitzondering van de Bevelanden, waar meestal ongeveer evenveel mensen zijn die vaker naar de overkant gaan als mensen die minder vaak naar de overkant gaan, kunnen we stellen dat voor de overige regio’s sprake is van een afname van de frequentie waarmee men voorzieningen aan de overkant bezoekt. Het gaat hierbij om de inwoners van Walcheren en de gemeenten Sluis en Hulst. Steevast terugkerende redenen waarom men minder naar de overkant gaat voor het gebruik van dit soort voorzieningen zijn de reiskosten, de reisafstand en de reistijd. • Grote uitzondering op dit patroon is de frequentie waarmee men gebruik maakt van zorgvoorzieningen: hiervoor gaan Zeeuws-Vlamingen over de hele linie min136
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
•
der naar Midden-Zeeland, terwijl inwoners van de Bevelanden en Walcheren juist vaker naar de overkant gaan. Veel genoemde reden hiervoor is de kwaliteit van het aanbod. De voorheen sterke oriëntatie van de inwoners van de gemeente Sluis op Walcheren (in het bijzonder Vlissingen) is sterk verminderd, ondanks de fastferry Vlissingen-Breskens, en andersom geldt dit ook.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
137
Bijlage 1. WGR-samenwerkingsgebieden
Figuur B1.1 WGR-samenwerkingsgebieden.
138
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Bijlage 2. Gehanteerde indexen.
Voor alle indicatoren geldt dat de z-score van een plaats/gemeente/WGR-regio op de variabele is genomen en dat deze bij elkaar zijn opgeteld en gedeeld door het aantal variabelen in de index. De Z-score op een variabele laat zich met andere scores vergelijken en is zodoende, simpel gesteld, een manier om appels en peren bij elkaar op te tellen. Iedere indicator per index heeft een gelijk gewicht gekregen. Tabel B2.1 Overzicht samenstelling indexen. Index Index cinema
Index theater
Index cultuur
Index onderwijstypen
Index voortgezet onderwijs - diversiteit
Index voortgezet onderwijs - diversiteit
Inbegrepen indicatoren (z-scores daarvan) Totaal bioscopen en filmtheaters (excl. kleine theaters) vest. [aantal] Totaal bioscopen en filmtheaters (excl. kleine theaters) stoelen [aantal] Totaal bioscopen en filmtheaters (excl. kleine theaters) doeken [aantal] Theaters - vest. [aantal] Theaters - stoelen [aantal] Theaters - zalen [aantal] Index cinema Index theater Musea [aantal] Scholen basisonderwijs [aantal] Vest. voortgezet onderwijs totaal [aantal] Instellingen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) [aantal] Instellingen Hoger Beroepsonderwijs (HBO) [aantal] Instellingen universitair onderwijs [aantal] Aanwezigheid AVO & VBO algemeen leerjaar [aantal scholen] Aanwezigheid AVO algemeen leerjaar [aantal scholen] Aanwezigheid HAVO [aantal scholen] Aanwezigheid Leerweg ondersteunend onderwijs [aantal scholen] Aanwezigheid Voorbereidend beroepsonderwijs [aantal scholen] Aanwezigheid VMBO [aantal scholen] Aanwezigheid VWO [aantal scholen] Aanwezigheid AVO algemeen leerjaar [aantal scholen] Aanwezigheid HAVO [aantal scholen] Aanwezigheid Leerweg ondersteunend onderwijs [aantal scholen] Aanwezigheid Praktijkonderwijs [aantal scholen] Aanwezigheid Voorbereidend beroepsonderwijs [aantal scholen] Aanwezigheid VMBO [aantal scholen] Aanwezigheid VWO [aantal scholen]
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Opmerkingen
Voor woonplaatsen
Voor gemeenten en WGRsamenwerkingsgebieden
139
Index sport
Index winkelaanbod verkooppunten
Index winkelaanbod verkoopvloeroppervlakte (vvo) Index zorgaanbod basiszorg
Sporthallen en sportzalen [aantal] Zwembaden [aantal] Bowlingbanen [aantal] Golfcourses [aantal] Atletiekbanen [aantal] Kunstijsbanen [aantal] Kunstskibanen [aantal] Tennisbanen en -centra [aantal] Squashbanen [aantal] Voetbalstadions betaald voetbal [aantal] Maneges [aantal] Fitnesscentra [aantal] Buitensportcomplexen [aantal] Rolschaats- en skeelerbanen [aantal] Vkp. - Dagelijks Aanbod [aantal] Vkp. - Mode & Luxe [aantal] Vkp. - Vrije Tijd [aantal] Vkp. - In / Om Huis [aantal] Vkp. - Overig Detailhandel [aantal] Vkp. - Transport & Brandstoffen [aantal] Vkp. - Leisure [aantal] Vkp. - Diensten [aantal] VVO - Dagelijks Aanbod [m2] VVO - Mode & Luxe [m2] VVO - Vrije Tijd [m2] VVO - In / Om Huis [m2] VVO - Overig Detailhandel [m2] Huisartsen - totaal [aantal]
“apotheken” bevat zowel stadsapotheken als apotheekhoudende huisartsenpraktijken
Fysiotherapeuten [aantal] Verloskundigen [aantal] Wijkverpleegkundigen [aantal] Tandartsen - totaal [aantal]
Index zorgaanbod ouderen Index zorgaanbod specialistisch
Index bedden
140
zorgaanbod
Apotheken [aantal] Verzorgingshuizen - bedden totaal [aantal] Verpleeghuizen - bedden totaal [aantal] Specialisten - totaal [aantal] Algemene ziekenhuizen [aantal] Academische ziekenhuizen [aantal] Categorale ziekenhuizen [aantal] Psychiatrische ziekenhuizen [aantal] Instellingen gehandicaptenzorg [aantal] Psychiatrische centra [aantal] Bedden bij gehandicaptenorganisaties [aantal] Bedden in verzorgingshuizen [aantal] Bedden in verpleeghuizen [aantal] Bedden in serviceflats [aantal] Bedden in ziekenhuizen [aantal] Bedden in combinaties van type instelling [aantal]
Bron data is Cegedim Dendrite
Bron data is redactie adresboek VVZS en Gehandicaptenorganisaties Alleen beschikbaar op woonplaatsniveau vanaf 2003.
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Index horeca verkoopoppervlakte
Index horeca aantal zaken
Verkoopoppervlakte drankensector [m2] Verkoopoppervlakte fastfoodsector [m2] Verkoopoppervlakte restaurantsector [m2] Verkoopoppervlakte hotelsector [m2] Drankensector, totaal [aantal] Fastfoodsector, totaal [aantal] Restaurantsector, totaal [aantal] Hotelsector, totaal [aantal]
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
141
Bijlage 3. Databronnen.
CBS - Huishoudensstatistiek CBS - Regionaal InkomensOnderzoek (RIO) Nederlandse Museumvereniging TIN - Theater Instituut Nederland NFC - Nederlandse Federatie Cinematografie CBS - Bevolkingsstatistiek Redactie Adresboek bedrijfschap Horeca en Catering BSvL - Nederlandse Sport Almanak (NSA) CFI - Centrale Financiën Instellingen Locatus Cegedim Dendrite
142
TU Delft - Onderzoeksinstituut OTB
Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Jaffalaan 9, 2628 BX Delft Postbus 5030, 2600 GA Delft Telefoon (015) 278 30 05 Fax (015) 278 44 22 E-mail
[email protected] www.otb.tudelft.nl