RICHTLIJNEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN EXCELLENTIEPROGRAMMA’S
Groningen, maart 2009 Drs. L. Tiesinga Dr. W.P. Krijnen Drs. P.F. Veenstra
Versiebeheer Versie 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5
Omschrijving Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s Definitieve versie Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s
Auteur Lammert Tiesinga Lammert Tiesinga Wim Krijnen Lammert Tiesinga Wim Krijnen Lammert Tiesinga Wim Krijnen Lammert Tiesinga Wim Krijnen / Pieter Veenstra
Goedkeuringen Dit document is goedgekeurd door: Naam Uitgiftedatum Programmateam Sirius 26-02-2009
Versie 0.4
SD-O
0.4
04-03-2009
PO-OZ
0.5
Distributie Dit document is verspreid onder: Naam Programmateam Sirius SD-O PO-OSZ Blackboard
Versie 0.1, 0.2, 0.3, 0.4, 0.5 0.4 0.5 0.5
Datum 23-01-2009 /
09-02-2009
/
26-02-2009
/
02-03-2009
/
6 maart 2009
Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s
Sirius programmateam Hanzehogeschool Groningen Drs. Lammert Tiesinga maart 2009
3 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Inhoud
I
Hoofdpunten
3
Informatie en richtlijnen algemeen
4
1. Wat is excellentie? 1.1 Professionele excellentie 1.2 Verbreding en verdieping 1.3 Brede schoolachtergrond
4
2. Match van excellente studenten en docenten 2.1 Excellente studenten 2.2 Docenten
5
3. Cultuur van excellentie
5
4. De vorming van flexibele communities
6
5. Betrekken van studenten en werkveld bij de ontwikkeling van programma’s. 5.1 Betrekken van studenten 5.2 Betrekken van het werkveld
II
7
6. Selecteren van studenten
8
7. Opname in de onderwijs- en examenregeling (OER)
8
8. Opname van excellentieprogramma’s in kwaliteitszorg
8
Richtlijnen voor de ontwikkeling van specifieke programma’s
9
1. Honoursprogramma’s
9
2. Selectieve minors
12
3. Selectieve specialisaties
13
4. Individuele trajecten
14
Bijlage 1:
Voorbeelden van modellen voor excellentieprogramma’s in curricula.
16
Bijlage 2:
Onder Sirius op weg naar professionele excellentie. Dr. Wim Krijnen, Programmateam Sirius Hanzehogeschool Groningen, februari 2009.
24
Bijlage 3:
31
Financiële consequenties bij het aanbieden van een honoursprogramma. Drs. Pieter Veenstra, Projectleider Sirius Programmateam.
4 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Hoofdpunten 1. Binnen alle schools wordt gestreefd naar een cultuur van excellentie. 2. De dean heeft bij het creëren van de cultuur van excellentie een stimulerende en sturende rol. Het gaat om een cultuur die betrekking heeft op allerlei aspecten en in alle vezels van het reguliere onderwijs moet doordringen. 3. Excellente studenten werken samen in (flexibele) communities, onderling en in verbinding met begeleidende docenten en het werkveld. Excellente studenten blijven in contact met reguliere studenten en bevorderen een ambitieuze studiecultuur. 4. Bij excellentie gaat het om professionele excellentie • Criteria voor professionele excellentie worden ontwikkeld in samenspraak met het werkveld. • Excellentieprogramma’s en opdrachten daarbinnen zijn gerelateerd aan het werkveld. • Waar mogelijk wordt aansluiting gezicht bij lectoraten en kenniskringen. 5. Bij de ontwikkeling van excellentieprogramma’s worden studenten actief betrokken. 6. Bij de uitvoering van excellentieprogramma’s wordt gestreefd naar een goede match van excellente studenten en docenten. 7. Excellentieprogramma’s, selectieprocedures en selectiecriteria worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling van de betreffende opleiding. 8. Excellentieprogramma’ s worden opgenomen in het systeem van kwaliteitszorg van de Hanzehogeschool en de schools. 9. De Hanzehogeschool onderscheidt binnen een bacheloropleiding de volgende typen excellentieprogramma’s: • Honoursprogramma’s • Selectieve minors • Selectieve specialisaties • Individuele trajecten 10. Honoursprogramma’s starten in jaar 1 of aan het begin van jaar 2. Ze zijn gespreid over meerdere studiejaren (minimaal 10 blokken) en worden gewaardeerd met extra studiepunten tot een totaal van minimaal 30 ec en maximaal 36 ec. De extra studielast wordt zoveel mogelijk egaal gespreid over de blokken (standaard is 3 ec per blok). 11. Selectieve minors en selectieve specialisaties worden gewaardeerd met het reguliere aantal studiepunten voor minors en specialisaties (30 studiepunten incl. SLB). 12. Individuele trajecten zijn o.a. bijzondere stages (topstages) en meester-gezeltrajecten in de afstudeerfase. Deze worden gewaardeerd met het reguliere aantal studiepunten voor stage resp. afstuderen, zoals in het curriculum van de betreffende opleiding is opgenomen. Student-assistentschappen worden niet gewaardeerd in studiepunten. Student-assistenten worden financieel beloond op basis van een schaalniveau dat passend is voor de activiteiten die de student uitvoert.
5 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
I
Informatie en richtlijnen algemeen
1. Wat is excellentie? Onder excellente studenten verstaan we studenten die opvallen door hun ambitie en goede prestaties. Deze studenten worden ook wel “bijzonder getalenteerd” genoemd. De visie van de Hanzehogeschool Groningen op de omgang met excellente studenten is samen te vatten in vijf punten: - het gaat om studenten die excelleren als potentiële professional; - we richten ons op het herkennen, erkennen en stimuleren van de “bovenste 5 à 10 %”, en selectie speelt daarin een belangrijke rol; - acties gericht op excellente studenten worden bezien in het licht van “een leven lang leren”, d.w.z. in het perspectief van de ambities gericht op de arbeidsmarkt of verdere studie; - een gedifferentieerde aanpak van excellente studenten is noodzakelijk; er is geen standaardaanpak voor alle studenten en alle opleidingen; - de match met docenten die goed aansluiten bij de leerstijl en belangstelling van excellente studenten is cruciaal. 1.1. Professionele excellentie We richten ons op professionele excellentie: de student die zich onderscheidt als toekomstige excellente beroepsbeoefenaar. Professionele excellentie is niet louter gebaseerd op intellectuele vermogens, maar op een mix van begaafdheden. Naast intellectuele vermogens kunnen bijvoorbeeld ambitie, ondernemerschap, ontwerpkwaliteiten, creativiteit en/of sociale competenties een rol spelen. In samenspraak met het werkveld wordt vastgesteld wat voor de betreffende opleiding van belang is en worden criteria voor deelname aan excellentieprogramma’s bepaald. • Excellentieprogramma’s en opdrachten daarbinnen zijn gerelateerd aan het werkveld. • Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij lectoraten en kenniskringen. 1.2. Verbreding en verdieping We gaan uit van het beeld van de “T-shaped professional”: de in het hbo opgeleide professional is een breed georiënteerde specialist. De specialisatie van de professional geeft hem diepgang terwijl de brede oriëntatie zorgt voor omgevingsgerichtheid, wendbaarheid en flexibiliteit. Professionele excellentie is in dat beeld een mix van enerzijds verdieping en specialisatie, anderzijds verbreding. De verhouding kan per vakgebied en per individu verschillen, en in op talent gerichte programma’s in het hbo kan de nadruk dus soms liggen op verbreding, soms op verdieping, en soms op combinatie van die twee. 1.3. Brede schoolachtergrond Omdat het om professionele excellentie gaat, kunnen de potentieel excellente studenten een diverse schoolachtergrond hebben. De activiteiten van de hogeschool richten zich daarom niet uitsluitend op vwo’ers, maar op het professionele talent onder mbo’ers, havisten én vwo’ers. Wel zal bij de uitvoering van de activiteiten bewust geprobeerd worden juist ook het (potentiële) professionele talent met een vwo-achtergrond aan te spreken.
6 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
2. Match van excellente studenten en docenten 2.1. Excellente studenten Excellentie heeft veel dimensies. Intelligentie, creativiteit, muzikaliteit, ambitie, sociale vaardigheden, nieuwsgierigheid, performance, sportiviteit, een “wiskunde- of talenknobbel”, het kunnen allemaal kwaliteiten zijn waarmee talent tot uitdrukking komt. Excellente studenten leren vaak beter en sneller en hanteren effectievere leerstrategieën. Ze kunnen meer aan dan gewone studenten, graven dieper en leggen meer verbanden. Ze kunnen beter hoofd- en bijzaken onderscheiden en nieuw geleerde strategieën toepassen in andere leertaken. Het gaat vaak om studenten met een andere leerstijl: ondernemende studenten die graag zelf iets uitzoeken en die de interactie met experts bijzonder goed benutten. Belangrijk is dat excellente studenten meer zelf hun leerproces en activiteiten willen sturen. Structuur van buitenaf en “controle” door de docent stellen ze minder op prijs. Ze willen wel constructieve feedback, maar zonder vastgelegd te worden op “hoe het moet”. Teveel sturing door de docent en teveel verplichtingen (verplicht colleges bijwonen, opdrachten maken e.d.) kunnen demotiverend uitwerken. Excellente studenten hebben minder herhaling nodig, minder stapjes in het leerproces, minder gedetailleerde opdrachten en willen uitdaging, verdieping, vooral open, complexe opdrachten en vrijheid om zelf initiatieven te nemen en het leerproces zelf te reguleren. Excellente studenten hebben een omgeving nodig waarin ze mogen experimenteren en exploreren. In zo’n omgeving bloeien ze op. Omgekeerd is het voor docenten heel motiverend om te werken met goede, ambitieuze studenten. 2.2. “Excellente” docenten Bij excellente studenten hoort ook een bepaald type docenten. “Excellente” docenten wellicht, maar wat zijn dat? De matching student - docent is niet simpel. Zoals studenten op verschillende fronten excelleren, zo excelleren docenten ook op verschillende fronten. In elk geval moeten het docenten zijn die verdieping kunnen aanbrengen en studenten ruimte willen geven om te experimenteren. Docenten die er plezier in hebben om studenten te coachen bij complexe, open opdrachten. Van belang is dat docenten goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen in het vakgebied en het beroepenveld. Ook dat ze benaderbaar zijn en goede, constructieve feedback kunnen geven. Het is raadzaam om een team van docenten te formeren, dat samen over uiteenlopende kwaliteiten beschikt. Daarnaast zal veel worden gewerkt met als gastdocent optredende “werkveldtoppers”. Uit onderzoek aan de Universiteit van Utrecht1 blijkt dat studenten de volgende aspecten belangrijk vinden: • inspirerend (passie voor het onderwerp) • uitdagend en vrijheid geven • toegankelijk en open voor vragen • vriendelijk en persoonlijke benadering • meer diepgang en expertise
3. Een cultuur van excellentie De HG heeft voor het Siriusprogramma de volgende kwalitatieve doelstelling geformuleerd: • in 2012 is binnen elke school aanmerkelijke vooruitgang geboekt in de cultuur gericht op excellentie; • elke school ontwikkelt deze cultuur rond excellentie door het vormgeven van een aanbod van uitdagende mogelijkheden aan excellente studenten; • de cultuur van excellentie bevordert de inzet en prestaties van de studentenpopulatie als geheel. 1
Bron: Onderzoek Honoursprogramma Universiteit van Utrecht.
7 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
De dean heeft bij het creëren van de cultuur van excellentie een stimulerende en sturende rol. Het gaat om een cultuur die betrekking heeft op allerlei aspecten en in alle vezels van het reguliere onderwijs moet doordringen. De cultuur van excellentie wordt binnen de opleiding op de volgende manier gerealiseerd: • De basisvoorwaarde is dat elke student in het reguliere onderwijs individueel wordt gekend, gewaardeerd en beoordeeld. Degene die boven het maaiveld uitsteekt wordt positief herkend en erkend. Beoordeel studenten individueel; reken ze niet alleen af op een groepsproduct. • Geef aandacht aan talent en excellentie door toepassing van de cum laude regeling, toekenning van beurzen en prijzen (intern en extern) voor de best presterende studenten. • Vergeet niet aandacht te geven aan de “topsportende” studenten of studenten die op een ander terrein (bijvoorbeeld in de kunst) bijzondere prestaties leveren. Ook zij stimuleren een cultuur van excellentie. • Plaats talentvolle studenten samen in een groep. Niets is zo demotiverend voor hen als een groep onvoorbereide medestudenten die hun tijd liever in andere zaken steken dan de studie. • Stimuleer talent door ambitieuze, talentvolle studenten in te zetten in gezamenlijke activiteiten (op maat) van gelijkgestemden. Samenzijn en werken met andere, gemotiveerde studenten die echt hard willen werken en ‘tot het naadje gaan’ werkt herkennend en inspirerend. In honoursprogramma’s, selectieve keuzeprogramma’s en ook in individuele trajecten worden studenten gestimuleerd het beste uit zichzelf te halen. • Geef ruimte voor eigen initiatieven. • Bied een uitdagende omgeving van lectoren, docenten, gastdocenten, medestudenten en relaties binnen het werkveld. • Vorm communities van excellente studenten (gekoppeld aan docenten en werkveld) en maak verbindingen met de populatie van studenten als geheel. Op die manier zorg je ervoor dat de cultuur van excellentie doordringt tot de gehele groep. Zie volgende paragraaf. • Geef de groep van excellente studenten een eigen ruimte met faciliteiten.
4. De vorming van flexibele communities Van groot belang voor het bouwen aan een cultuur van excellentie is, dat studenten deel uitmaken van een community. Een community kan betrekkelijk kort van duur zijn (bijvoorbeeld een groep gedurende een selectieve minor of specialisatie) of van langere duur, zoals bij een honoursprogramma. Een community kan bestaan uit een groep excellente studenten en hun docenten, maar ook personen uit het werkveld kunnen er deel van uitmaken. Voor het werken in een community, m.n. als sprake is van multidisciplinaire samenwerking, kan de Community of learners (Col), zoals gepraktiseerd bij Value in the Valley centraal staan. Daarin werken studenten, docenten en experts uit het werkveld samen aan projecten voor opdrachtgevers uit de regio. Het werken vindt plaats in een continu lerend bedrijf, waarin docenten en experts uit het bedrijfsleven geen leraar zijn maar gelijkwaardige collega’s en coach. Voor meer informatie verwijzen we naar Eddy Hekman (
[email protected]). Wij zien communities niet als permanente en gesloten onderdelen van de organisatie, maar als door de tijd wisselende configuraties van bijzonder getalenteerde individuen. Die configuraties kunnen in omvang variëren van een aantal student-assistenten en hun begeleiders tot een groep honours-studenten met hun docententeam en personen uit het
8 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
werkveld. Binnen een opleiding kunnen verschillende communities zijn gevormd, gekoppeld aan de verschillende excellentieprogramma’s. • Voor de leden van verschillende communities kunnen door het jaar heen momenten worden georganiseerd waar ze samen kunnen komen om ervaringen uit te wisselen. Bijvoorbeeld door het organiseren van symposia, gastcolleges, conferenties en dergelijke op hoog niveau waar men elkaar rond een specifiek onderwerp ontmoet. • Betrek regelmatig de totale groep van studenten (en docenten) bij dergelijke bijeenkomsten. Op die manier wordt het idee van communities optimaal gecombineerd met het idee dat talentvolle studenten en docenten inspirerend kunnen en moeten zijn voor de hele organisatie. Talent gedijt in communities maar mag daarin niet worden opgesloten. De hogeschool heeft flexibele communities met open grenzen nodig.
5. Betrekken van studenten en werkveld bij ontwikkeling van programma’s. Het betrekken van studenten en werkveld bij de ontwikkeling van excellentieprogramma’s is essentieel. De programma’s moeten aansluiten bij de behoeften van studenten. Het werkveld heeft een goed inzicht in wat een excellente professional is en kan dus meehelpen om tot goede selectiecriteria te komen. Het werkveld is ook onontbeerlijk voor het vinden van uitdagende opdrachten en de begeleiding. 5.1. Betrekken van studenten Werk de concrete plannen uit in samenspraak met studenten. - Stel een groep van studenten samen die actief meedenkt over de opzet van programma’s. Neem studenten op in ontwikkelgroepen die als taak hebben om honoursprogramma’s en andere selectieve programma’s voor studenten te ontwikkelen. - Betrek studenten via de medezeggenschapsraad en opleidingscommissie bij de plannen. 5.2. Betrekken van het werkveld - Betrek het werkveld bij de ontwikkeling van excellentieprogramma’s, de selectieprocedures en de criteria voor selectie van bijzonder getalenteerde studenten. In de eerste plaats via de Werkveld Adviesraden. - Raadpleeg experts uit het werkveld over relevante selectiecriteria. Stel vragen over “de excellente professional”: waaraan herken je die? hoe selecteer je die? wat is excellent? - Benader het werkveld (individuele bedrijven en instellingen) in de regio en specifieke, gerenommeerde bedrijven in binnen- en buitenland om opdrachten te werven voor studenten binnen selectieve honoursprogramma’s, minors, specialisaties, topstages e.d. Maak gebruik van het bestaande relatienetwerk of ga nieuwe contacten aan. - Maak vervolgens afspraken over de vorm en intensiteit van coaching en supervisie van excellente studenten door experts. Dit betekent dat voor de ontwikkeling en uitvoering van programma’s intensief overleg met het werkveld noodzakelijk is, zo mogelijk met het oog op een langdurige samenwerkingsrelatie. Ervaring Vastgoed en Makelaardij De ervaring met het honoursprogramma bij de opleiding Vastgoed en Makelaardij leert dat het van belang is dat talentvolle studenten en werkveld (bedrijven) vroegtijdig met elkaar in aanraking komen. Er is veel belangstelling voor van de zijde van bedrijven; ook bedrijven zijn voortdurend bezig met het scouten van talent. Bedrijven fungeren daarom niet alleen graag als opdrachtgever, maar nemen ook graag mede verantwoordelijkheid voor begeleiding en supervisie.
9 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
6. Selecteren van studenten In samenspraak met het werkveld worden de selectiecriteria ontwikkeld. Afhankelijk van de opleiding die het betreft kunnen de criteria betrekking hebben op verschillende elementen, zoals performance, ondernemerschap, creativiteit, originaliteit, management- of leiderschapskwaliteiten, analytisch vermogen, probleemoplossingsvaardigheid, snel verbanden kunnen zien enz. Richtlijnen zijn: - Gebruik voor selectie een combinatie van bronnen: behaalde CITO-score, eindexamencijfers, behaalde cijfers in het eerste studiejaar. - Eis bijvoorbeeld minimaal een 7 of 8 als gemiddelde cijfer behaald in het eerste jaar. - Ga nooit alleen af op behaalde cijfers. Laat studenten solliciteren naar een excellentieprogramma om hun ambitie en motivatie te verhelderen en voer daarover met hen een gesprek. - Vraag van studenten een portfolio waarmee ze kunnen aantonen over bepaalde kwaliteiten te beschikken. Bijvoorbeeld feedbackverslagen of observaties van docenten, aanbevelingsbrieven of adviezen van SLB’ers, werkstukken waaruit maatschappelijke betrokkenheid blijkt of de ondernemende houding, creativiteit, probleemoplossend vermogen enz., afhankelijk van selectiecriteria. - Sta open voor studenten die zich wat onzeker voelen over hun talent. In het eerste jaar kunnen studieloopbaanbegeleiders of oplettende docenten studenten wijzen op hun talent en geschiktheid voor een honoursprogramma. - Ontwikkel een heldere procedure voor de selectie van excellente studenten en neem deze op in de opleidingsspecifieke Onderwijs- en examenregeling.
7. Opname in de OnderwijsAen examenregeling (OER) Elke school maakt zelf een keuze voor het aanbod van excellentieprogramma’s voor haar bachelor-opleiding(en). Excellentieprogramma’s zijn: - honoursprogramma’s - selectieve minors - selectieve specialisaties - individuele trajecten Het aanbod van excellentieprogramma’s, de selectieprocedure en de selectiecriteria worden opgenomen in de opleidingsspecifieke OER. Meer informatie over de excellentieprogramma’s volgt hierna, in deel II.
8. Opname van excellentieprogramma’s in kwaliteitszorg Belangrijk is dat aandacht voor excellentie en de kwaliteit van excellentieprogramma’s en procedures voor selectie deel uitmaken van het systeem van kwaliteitszorg. In bestaande standaard evaluatie-instrumenten van de HG wordt daarin nog niet voorzien. Binnen de opleiding zijn regelmatige mondelinge evaluaties (panelgesprekken) met excellente studenten die aan excellentieprogramma’s deelnemen van groot belang.
10 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
II Richtlijnen voor de ontwikkeling van specifieke programma’s Hieronder volgen richtlijnen voor de ontwikkeling van honoursprogramma’s, selectieve minors, selectieve specialisaties en individuele trajecten. De meer specifieke deelprojecten (Scouting en onderwijsaanbod voor de poort, Selectie Hanze Institute of Technology en Stimulering topsport en excellentie) zijn buiten beschouwing gelaten.
1. Honoursprogramma’s Een toptalent aan het woord: Iskra Nikolova 'Het honoursprogramma Vastgoed & Makelaardij biedt veel voordelen, maar natuurlijk alleen als je die zelf pakt. Positief aan dit programma is dat ik altijd samenwerk met heel gemotiveerde studenten. En onze coach is een docent met veel ervaring in het werkveld, dus ook van hem kan ik veel leren. Het honoursprogramma leert mij de verschillende mogelijkheden kennen die de wereld van vastgoed en makelaardij te bieden heeft. Dat is heel belangrijk om bijvoorbeeld de juiste stage te kiezen. Een stage kan per slot van rekening de loop van je verdere carrière gaan bepalen.' 1.1 Definitie en inhoud Onder een honoursprogramma verstaan we een traject voor excellente studenten, gespreid over achtereenvolgende studiejaren, waarbinnen studenten op hen afgestemde, uitdagende, werkveldgerelateerde opdrachten uitvoeren en daarbij op diverse wijzen worden ondersteund. Het honoursprogramma omvat minimaal 30 extra studiepunten (maximaal 36), gespreid over minimaal 10 blokken. Honoursprogramma’s zijn de meest omvattende excellentieprogramma’s. Ze omvatten achtereenvolgende studiejaren. Ze omvatten ook verschillende onderdelen, zoals extra theorie, gastcolleges en workshops, uitvoering van opdrachten voor externe opdrachtgevers e.d. De ondersteuning kan bestaan uit een combinatie van: • supervisie vanuit het werkveld bij de uitvoering van externe opdrachten • individuele coaching • een aanbod van extra theorie • workshops • gastcolleges • intervisie en kennisdeling binnen de community van excellente studenten, zoveel als mogelijk in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld. Een belangrijke richtlijn voor de inrichting van het honoursprogramma is: • maak een integraal programma voor honoursstudenten: niet een beetje extra per vak (theorie, opdrachten) maar een apart aanbod in de vorm van het werken aan een integrale externe onderzoeks- of ontwerpopdracht in combinatie met verdiepende theorie die daarbij hoort. Actuele thema’s, ontwikkelingen in het werkveld en in de samenleving kunnen daarbij aan de orde komen. • Laat studenten werken aan opdrachten uit het werkveld: opdrachten van externe opdrachtgevers, opdrachten binnen het lectoraat of zelf verworven opdrachten. 1.2 Inbedding in het curriculum • Het honoursprogramma start in het eerste jaar (bijvoorbeeld halverwege), of uiterlijk bij het begin van het tweede studiejaar. Allereerst vindt de selectie van studenten plaats, bijvoorbeeld in de eerste helft van het eerste studiejaar. Daarbij 11 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
• • •
•
•
•
kan de selectie mede gebaseerd zijn op binnen de opleiding behaalde cijfers en het oordeel van docenten en SLB’er. Bied twee instapmomenten (zie 1.4). Het honoursprogramma wordt gewaardeerd in extra studiepunten: d.w.z. extra studiepunten per blok tot een totaal van minimaal 30 ec en maximaal 36 ec. De studiepunten worden zoveel mogelijk gelijkmatig verdeeld over minimaal 10 blokken. De standaard is: blokken met 3 ec voor het honoursprogramma (zie bijlage 1). Fluctuaties in het aantal studiepunten per blok zijn mogelijk, maar gelijkmatige spreiding van studielast wordt dringend aanbevolen. De ervaring bij Vastgoed & Makelaardij wijst uit dat 3 studiepunten per blok een goede richtlijn is. De school/opleiding bepaalt zelf welke semesters of blokken verplicht deel uitmaken van het honourstraject en op welke manier. U kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om de stage wel of geen onderdeel te laten zijn van het honoursprogramma. De stage kan onderdeel zijn van het honoursprogramma door extra eisen te stellen aan de stage-opdracht. Een van de eisen kan bijvoorbeeld zijn dat de stage in het buitenland plaatsvindt. Een beperking is dat studenten tijdens de stage moeilijk nog deel kunnen uitmaken van een community. Dat kan een overweging zijn om de stageperiode niet in het honoursprogramma op te nemen. De school/opleiding kan ook aan de student de keuze laten gedurende welke 10 (of meer) blokken hij aan het honoursprogramma wil deelnemen. Op die manier kan een student die bijvoorbeeld een half jaar in het buitenland studeert ervoor kiezen dit buiten het honourstraject te laten vallen. Het is sterk aan te bevelen om in elk geval ook de afstudeerfase deel te laten uitmaken van het honoursprogramma. De student studeert dan echt op honoursniveau af.
1.3 Gericht op professionele excellentie • Richt honoursprogramma’s op professionele excellentie (zie richtlijnen algemeen). Elke opleiding geeft een eigen uitwerking aan het begrip professionele excellentie. Toegepast onderzoek kan daarvan deel uitmaken, maar evengoed kan het de uitvoering van andere beroepstaken betreffen in de vorm van productontwikkeling, dienstverlening, ondernemerschap, advisering e.d. • Definieer als opleiding in samenspraak met het beroepenveld wat onder professionele excellentie verstaan moet worden en welke criteria voor toelating tot het honoursprogramma moeten gelden (zie richtlijnen algemeen). 1.4 Relatie met lectoraten • Verbind het honoursprogramma aan een lecoraat. Lectoraten zijn bij uitstek geschikt om een rol te spelen in de honoursprogramma’s en vormen een belangrijke expertisebron. • Een lector kan worden ingezet bij het onderwijs aan excellente studenten; • Studenten kunnen deelnemen aan onderzoek en ontwikkeling binnen een kenniskring; • In een aantal gevallen zal onderwijs in methoden en technieken van onderzoek deel uitmaken van het honoursprogramma. 1.5 Flexibele honoursAcommunity Concrete richtlijnen voor de opzet van een flexibele “honours-community” zijn2:
2
op basis van praktische ervaring Universiteit Utrecht, opleiding Sociale Geografie en Planologie, vermeld in De Geocase, Talentontwikkeling door Honours. Marca Wolfensberger en Bouke van Gorp in Onderzoek van Onderwijs, december 2008. 12 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
•
• •
Maak indien mogelijk twee instapmomenten: halverwege het eerste jaar en aan het begin van het tweede studiejaar. Sommige studenten willen het in het eerste jaar nog voorzichtig aandoen, mede in verband met het BSA. Laat studenten elk jaar opnieuw solliciteren naar een plaats in het honoursprogramma. Een plek in het programma moet elk jaar opnieuw “verdiend” worden. Voer elk jaar gesprekken met elke honoursstudent. Gespreksonderwerpen zijn motivatie, aansluiting van honoursprogramma bij eigen ambities en wensen, welke bijdrage kan en wil de student leveren? Dit zorgt voor een goede match tussen student en programma.
1.6 Relatie met overige studenten “Binnen het honours verdiep en verbreed ik mijn vaardigheden zoals presenteren, plannen, vergaderen en samenwerken. Die kennis neem ik mee naar het reguliere programma. Wanneer ik dan samenwerk met andere studenten, merk ik dat zij er zo ook hun voordeel mee doen dat ik in het honours zit en dat ze mee profiteren van wat ik geleerd heb”. Sophie Kuypers, derdejaars, uit: De Geocase (Onderzoek van Onderwijs december 2008). • Plaats excellente studenten samen in een groep (zie I-4.1), maar zet honoursstudenten niet volledig los van de reguliere groep. Wat studenten leren in het honoursprogramma nemen ze mee in het reguliere onderwijs. • Versterk de uitstraling naar andere studenten door studenten van het honoursprogramma activiteiten te laten organiseren voor alle studenten en docenten van de opleiding; ze geven zelf presentaties over actuele onderwerpen of activiteiten die ze hebben ondernomen en/of schakelen gastdocenten in. (Zie ook I. 6) 1.7 Motiveren tot extra inspanning Behalve in studiepunten kunnen studenten ook op andere manieren beloond worden voor hun extra inspanning en zich gewaardeerd voelen. In de eerste plaats mogen we ervan uitgaan dat studenten die zich aanmelden voor een honoursprogramma ambitieus zijn, uitdaging zoeken en het prettig vinden om met een geselecteerde groep van gelijkgestemden te kunnen samenwerken. Ze willen het beste uit zichzelf halen, zichzelf laten zien en vaak al in een vroeg stadium in aanraking komen met het werkveld. Ze zijn intrinsiek gemotiveerd. Ook krijgen ze les en begeleiding van speciaal voor het honours programma geselecteerde docenten, die weten hoe ze met bijzonder getalenteerde studenten moeten omgaan. Er zijn verschillende mogelijkheden om studenten te motiveren voor deelname aan het honoursprogramma, zoals blijkt uit het onderstaande voorbeeld: Voorbeeld Vastgoed & Makelaardij:Solliciteer voor de unieke mogelijkheid om vanaf het tweede studiejaar Vastgoed & Makelaardij deel te nemen aan het honoursprogramma. Het volgen van dit exclusieve programma levert je vele voordelen op, zoals:
• • • • • • • • •
een aantekening op je diploma; meer kans op een goede baan; een persoonlijk onderwijsprogramma; tijdens je opleiding al werken in het latere werkveld; je netwerk in het werkveld al ontwikkelen tijdens je opleiding; een uitgebreid aantal lesuren; studeren in een kleine gedreven groep; een dag per week een eigen werkruimte voor jou en je collega’s uit je studiegroep; in grote mate zelfstandig werken; je internationaal oriënteren.
13 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
1.8 Relatie met andere excellentieprogramma’s In verschillende schools of opleidingen worden geen honoursprogramma’s aangeboden, maar zijn er wel andere mogelijkheden voor excellente studenten. Hieronder komen andere, minder omvangrijke excellentieprogramma’s aan de orde. Bijvoorbeeld een topstage of selectieve specialisatie, een selectieve minor of een student-assistentschap. Deze maken geen deel uit van een honoursprogramma. De verschillende excellentieprogramma’s worden dus niet met elkaar vermengd. Mogelijk is wel dat in een school zowel een honoursprogramma als andere mogelijkheden worden aangeboden. Een student kan zelf beslissen of hij naast het honoursprogramma nog andere excellentieprogramma’ s wil en kan volgen. • Taak van de studieloopbaanbegeleider is de student te ondersteunen bij het maken van keuzes. Ga met de student na wat hij of zij aankan.
2. Selectieve minors 2.1 Definitie Een minor is volgens de definitie van de Hanzehogeschool: een samenhangend keuzeprogramma van 30 studiepunten, dat verbreding biedt ten opzichte van de major. Onder een selectieve minor verstaan we een ten opzichte van de opleiding (major) verbredend, inter- of multidisciplinair programma voor een geselecteerde groep van excellerende studenten. • • • •
De minor is toegankelijk voor studenten van verschillende opleidingen die samen kennis verwerven en opdrachten uitvoeren met een hoog niveau van complexiteit. De omvang van het programma is 30 credits (een semester). Het gaat hierbij uitdrukkelijk om een selectieve minor: studenten worden geselecteerd op basis van een op de minor toegesneden entree-assessment. In de minor worden de beste docenten ingezet en wordt gewerkt aan complexe opdrachten van de beste externe opdrachtgevers.
2.2 Te ontwikkelen minors binnen Sirius De Hanzehogeschool Groningen wil minimaal drie3 nieuwe hogeschoolbrede selectieve minors ontwikkelen: • een design school-achtige selectieve minor op het gebied van ontwerp: “Da Vinci” (Instituut voor Marketing & Management, Instituut voor Bedrijfskunde, Academie Minerva, Kenniscentrum Ondernemerschap); • een selectieve minor gericht op sensortechnologie (Hanze Institute of Technology, Center of Excellence for Intelligent Sensor Innovation); • een selectieve minor op het gebied van ondernemerschap “Business Class” (Instituut voor Marketing & Management, Kenniscentrum Ondernemerschap), in combinatie met de scouting van ondernemerschap in een vroeg stadium. De minor wordt ontwikkeld mede op basis van de bestaande, algemeen toegankelijke minor Ondernemerschap. Dit zijn de voorgenomen selectieve minors in het kader van het Siriusprogramma. Daarmee is niet uitgesloten dat ook andere minors kunnen worden ontwikkeld. 2.3 Inbedding in het curriculum Elke student (m.u.v. enkele opleidingen) heeft de mogelijkheid om binnen de opleiding een minor te kiezen uit het aanbod van minoren binnen de HG. Een selectieve minor past 3
De vierde selectieve minor, opgenomen in de Sirius-aanvraag, gericht op maatschappelijk verantwoordelijk functioneren van de toekomstige professional, met elementen van o.a. filosofie, ethiek, kunst en cultuur komt helaas te vervallen.
14 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
binnen deze curriculumstructuur. De selectieve minor voegt geen studiepunten toe aan het programma omdat de 30 ec voor een minor binnen het reguliere programma van de student is opgenomen. Het verschil met een “gewone” minor is, dat er extra hoge eisen worden gesteld aan de student: toelatingseisen en eisen in de zin van het kunnen slagen voor een programma van hoog niveau en het uitvoeren van uitdagende opdrachten. 2.4 Eisen vanuit het onderwijskader Een minor is opgebouwd uit twee blokken die samen binnen de duur van een semester worden aangeboden. De onderdelen binnen een minor worden binnen elk blok getoetst en beoordeeld. Een integrale opdracht, die de totale duur van de minor beslaat, kan aan het eind van het semester worden beoordeeld. De totale omvang van de minor bedraagt 30 ec; dat is inclusief 1 ec voor studieloopbaanbegeleiding die door de opleiding waar de student staat ingeschreven wordt verstrekt.
3. Selectieve specialisaties 3.1 Definitie •
•
•
Een specialisatie is volgens de definitie van de Hanzehogeschool een samenhangend keuzeprogramma van tenminste 30 studiepunten, dat verdieping biedt binnen de major. Onder een selectieve specialisatie verstaan we een verdiepend programma voor een geselecteerde groep van excellerende studenten. Het gaat hierbij om professionele specialisatie binnen de opleiding, dus binnen het domein. De omvang is minimaal 30 studiepunten. Het verschil met een “gewone” specialisatie is, dat er extra hoge eisen worden gesteld aan de student: entree-eisen en eisen in de zin van het kunnen volgen van een programma van hoog niveau en het uitvoeren van uitdagende opdrachten.
3.2 Relatie met lectoraten en masters • • •
Koppel een selectieve specialisatie zomogelijk aan een lectoraat als leverancier van hoogstaande expertise. De activiteiten kunnen betrekking hebben op onderzoek, maar ook op ontwerp, advisering, dienstverlening e.d. Een selectieve specialisatie kan het karakter hebben van een selectieve “pre-master”programma’s gericht op voorbereiding op het volgen van een professionele master aan de Hanzehogeschool Groningen, dan wel een schakelprogramma naar een master van de Rijksuniversiteit Groningen of een andere universiteit.
3.3 Inbedding in het curriculum Maak een selectieve specialisatie tot keuzeprogramma naast andere specialisaties van de opleiding (de major). Selectieve specialisaties voegen geen extra studiepunten toe aan het programma van de student. Ze kunnen worden gedaan binnen de specialisatieruimte die in het reguliere programma is opgenomen.
15 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
4 Individuele trajecten Bij dit onderdeel gaat het om individuele trajecten voor excellente studenten. Dat betekent dat flexibel aangesloten kan worden bij individuele wensen en behoeften van de student. Hoewel studenten individueel opereren, kunnen ze wel gezamenlijk een community vormen. Bijvoorbeeld door contact binnen gezamenlijke bijeenkomsten waarin ze hun kennis met elkaar delen en elkaar ondersteunen bij de uitvoering van hun taken of opdrachten. (zie ook I. 6) In de Sirius-aanvraag zijn de volgende mogelijkheden van individuele trajecten genoemd4: 4.1 Studentassistentschap Studenten kunnen als werknemer (student-assistent) worden ingezet voor uitdagende taken binnen de opleiding of binnen een lectoraat. Mogelijkheden voor studentassistenten zullen worden verruimd in aansluiting bij de behoeften van excellente studenten, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek, ontwerp, advisering, verzorgen van onderwijs e.d. Tot nu toe zijn de functieomschrijving en de praktische inzet van studenten nog te eenzijdig gericht op routinematige, uitvoerende werkzaamheden die niet specifiek voor excellente studenten zijn bedoeld. In overleg met stafbureau P&O kunnen studenten ook voor niet-routinematige taken worden ingezet en ingeschaald worden op een niveau dat overeenkomt met de taak. • Zet student-assistenten in voor uitdagende taken. In onderzoek, onderwijs of dienstverlening. • Het gaat om een serieuze, uitdagende functie met bijbehorende inschaling en beloning. Student-assistenten worden niet beloond als “tientjesstudent”. • Student-assistenten worden niet beloond met studiepunten. 4.2 MeesterAGezel traject Dit is een traject dat excellente studenten koppelt aan experts in het werkveld, d.w.z. het bedrijfsleven in Noord Nederland. Door die koppeling is er sprake van wederzijdse kennisuitwisseling. Het gaat daarbij om projecten in de afstudeerfase. Marchien Angeli stelde zich voor als voormalig talent. Tijdens haar studie Facility Management deed ze ervaring op in het MeesterAgezel Talentproject. Dit is een project dat excellente studenten koppelt aan experts in het werkveld. Door die koppeling is er sprake van wederzijdse kennisuitwisseling. Van belang was het moment dat ze “ontdekt” werd. Dan gebeurt er iets. Van een grijze muis word je een kleurrijke muis. Die ontdekking vond plaats in een blok met een kleine groep studenten en in direct contact met de docent. Dat is een situatie waarin je gezien wordt. Binnen het Meester-gezel project waren verschillende aspecten van belang: leren en ontwikkeling, innovatie en inspiratie, student en expert die elkaar aanvullen en kennis uitwisselen en een relatie van vertrouwen. Het leverde op dat ze sneller serieus werd genomen en ook dat men hoge verwachtingen van haar had. Daarnaast ook publiciteit. Door koppeling aan de expert en het meekijken bij de dagelijkse werkzaamheden van de expert leerde je veel. Je ontwikkelt gevoel voor de mens, je ontwikkelt je zintuigen en analytisch vermogen. Het gaat om impliciete kennis van experts die je snel in je opneemt. Voor Marchien is talent vooral: wat je zelf bent en doen waar je goed in bent. Opleidingen kunnen dat talent doen groeien. Bron: verslag Onderwijsplatform 20 september 2007
4
De vierde mogelijkheid van individuele trajecten, genoemd in de Sirius-aanvraag, namelijk de type 3 Incubator (HanzeNedworks) voor student-ondernemers komt voorlopig te vervallen.
16 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Meester-gezeltrajecten worden niet beloond met extra studiepunten. Ze vinden plaats binnen het kader van de afstudeeropdracht. De overstap naar een aantrekkelijke baan wordt erdoor bevorderd. 4.3 Topstage Een mogelijkheid voor individuele studenten is ook, een uitdagende stage binnen een gerenommeerd bedrijf of instelling. Een topstage. Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid van excellente ICT-studenten om stage te doen bij SUN- labs in de Verenigde Staten. De Hanzehogeschool Groningen wil dit type mogelijkheden vergroten. Relaties van opleiding met gerenommeerde bedrijven en instellingen voor het maken van afspraken over de mogelijkheid van topstages van excellente studenten zijn belangrijk. Tijdens de opleiding kan al gezocht worden naar studenten die eventueel in aanmerking kunnen komen voor een bijzondere stage. Selectie vindt in de regel plaats op basis van een sollicitatie binnen het betreffende bedrijf of de instelling. De opleiding kan studenten voordragen. De stage wordt met het reguliere aantal studiepunten beloond als stage. Dus niet met extra studiepunten.
17 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Bijlage 1: Voorbeelden van modellen voor excellentieA programma’s in curricula In de onderstaande curriculumschetsen is uitgegaan van een bepaalde, vaste opbouw van het curriculum. Het is goed mogelijk dat het curriculum van uw opleiding hiervan afwijkt.
Voorbeeld 1: honoursprogramma (30 ec), start in jaar 1 Siriusprogramma deelproject 3
Jaar 1
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Regulier (Stage)
Regulier (Stage)
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
Regulier (Minor)
Regulier (Minor)
Regulier (Afstuderen)
Regulier (Afstuderen)
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
18 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 2: honoursprogramma (36 ec), start in jaar 1 Siriusprogramma deelproject 3
Jaar 1
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Regulier (Stage)
Regulier (Stage)
Regulier
Regulier
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
Regulier (Minor)
Regulier (Minor)
Regulier (Afstuderen)
Regulier (Afstuderen)
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
19 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 3 honoursprogramma (30 ec): start in jaar 2 Siriusprogramma deelproject 3
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Regulier (Stage)
Regulier (Stage)
Regulier
Regulier
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
Regulier (Minor)
Regulier (Minor)
Regulier (Afstuderen)
Regulier (Afstuderen)
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
20 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 4: selectieve minor in programma van de student Siriusprogramma deelproject 4
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Stage
Stage
Specialisatie
Specialisatie
15 ec
Jaar 4
15 ec
15 ec
Selectieve Minor
Selectieve Minor
Regulier (Afstuderen)
Regulier (Afstuderen)
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
21 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 5: selectieve specialisatie Siriusprogramma deelproject 5
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Stage
Stage
Selectieve Specialisatie
Selectieve Specialisatie
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Minor
Minor
Regulier (Afstuderen)
Regulier (Afstuderen)
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
22 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 6: individuele trajecten (gecombineerde weergave) Siriusprogramma deelproject 6
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
StudentAassistent
StudentAassistent
StudentAassistent
StudentAassistent
Topstage
Topstage
Specialisatie
Specialisatie
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Minor
Minor
15 ec
15 ec
Afstuderen
Afstuderen
MeesterA gezeltraject
MeesterA gezeltraject
15 ec
15 ec
23 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 7: student kiest een maximale variant Honoursprogramma met daarnaast student-assistentschap, selectieve specialisatie, selectieve minor, topstage en meester-gezeltraject.
Jaar 1
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
Jaar 2 Jaar 3
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Regulier (+ studentassistentschap)
Regulier (+ studentassistentschap)
Regulier (+ studentassistenschap)
Regulier (+ studentassistenschap)
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
15 ec Honours 3 ec
Selectieve specialisatie
Selectieve specialisatie
Topstage
Topstage
Jaar 4
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
Selectieve Minor
Afstuderen Meestergezeltraject
Afstuderen Meestergezeltraject
15 ec
15 ec
Honours 3 ec
Honours 3 ec
selectieve Minor
15 ec
15 ec
24 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Voorbeeld 8: student kiest een minimale variant: alleen topstage
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Regulier
Regulier
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Topstage
Topstage
Regulier
Regulier
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
Regulier (Minor)
Regulier (Minor)
Regulier (Afstuderen)
Regulier (Afstuderen)
15 ec
15 ec
15 ec
15 ec
25 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Bijlage 2 Onder Sirius op weg naar Professionele Excellentie Dr. Wim Krijnen Sirius programmateam Hanzehogeschool Groningen 27 februari 2009 Het programma Sirius wil professionele excellentie helpen ontwikkelen binnen de Hanzehogeschool. Professionele excellentie is meer dan verworven competenties, het is een houding om een leven lang te streven naar het hoogste niveau van beroepsuitoefening; deelgenoot zijn van een cultuur van excellentie. De specifieke invulling is natuurlijk afhankelijk van het beroep waartoe we opleiden. Om deze reden is het uitdrukkelijk aan de schools om nadere invulling te geven aan het begrip excellente professional. Naar onze ervaring werkt dit motiverend voor het verder vervolmaken van ons onderwijs. In dit document geven wij enkele aanwijzingen voor het definiëren van de excellente professional, het selecteren van talentvolle studenten, het inrichten van een didactische omgeving van onderwijsprogramma's en de gevraagde competenties van docenten. Hierdoor kunnen schools gemakkelijker eigen keuzes maken. Docenten, SLB'ers, teamleiders en deans zijn van harte uitgenodigd commentaar te leveren en vragen te stellen (
[email protected]), zodat dit document verder verbeterd kan worden.
1 Excellente professional Bij het definiëren van de excellente professional ligt het voor de hand dat we allereerst denken vanuit het competentieprofiel van de opleiding of criteria voor kwaliteitsregister zoals van de wet BIG. Een excellente professional is immers een persoon met dit profiel aan competenties. Met professional bedoelen we expliciet beoefenaars van HBO beroepen zoals: accountant, architect, elektrotechnicus, makelaar, violist, kunstenaar, laborant, leraar, fysiotherapeut, verpleegkundige, juridisch adviseur, programmeur. Een excellente professional heeft binnen het vakgebied over het algemeen een hoger niveau van handelen dan de gewone professional. Het is van belang dat de schools in nauw overleg met het werkveld (leidinggevenden, beroepsverenigingen, werkveld adviescommissie) expliciet een definitie opstellen van de excellente professional. Hier geven we enkele algemene kenmerken van de excellente professional: • Professionaliteit: Uitstekende beheersing van competenties van beroepsgroep. Taakgericht. Goede performance. Hoge waarde voor organisatie. Breed georiënteerde specialist. Reageert adequaat op vernieuwingen. Ontwikkelde expertise. • Interpersoonlijk: Gewaardeerde collega. Kan binden en boeien. Uitstekend rolmodel. Uitgebreid netwerk. Geeft bruikbare adviezen. Leidinggevende competenties waar nodig. • Persoonlijk: Vermogen intelligentie praktisch toepasbaar te maken (Sternberg, 1985). Doener en denker. Vermogen tot afwegen. Probleemoplossend vermogen. Creatief. Ondernemend. (Scager, 2008). • Intrapersoonlijk: Kent eigen roeping. Wijs qua persoon en handelen (Gardner, 1961). Ethisch zuiver. Ervaart schoonheid van het vak. Hoog zelfsturend vermogen. (Maslow,1981). De excellente professional heeft de competenties in huis om op uitstekende wijze het vak uit te oefenen. Doordat hij5 al enige tijd perfectie nastreeft, bereikt hij deze schijnbaar moeiteloos. De excellente professional reflecteert op het eigen handelen en blijft in de loop der jaren een lerende expert die terug kan vallen op evidence based practice (kennis die werkt). Mede door een veranderende werkomgeving blijft de excellente professional een lerende expert. Daar waar 5
Waar “hij” staat dien je vaak “zij” te lezen.
26 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
problemen optreden signaleert hij deze, genereert hij in samenwerking met anderen mogelijke oplossingen en gebruikt hij zijn netwerk om deze op merites te toetsen. De excellente professional loopt niet vast in oude gewoonten maar heeft een kien oog voor (duurzame) vernieuwing. In innovatieve settings kan hij buiten vastliggende kaders denken ('out of the box') en met creatieve ideeën komen. Hij neemt dan initiatief en is aanstekelijk enthousiast. De excellente professional is behulpzaam, onzelfzuchtig, vermijdt onnodige conflicten en is gemakkelijk in de omgang (emotioneel intelligent). Collega's trekken zich aan hem op. De excellente professional kan zich verliezen in zijn vak. Hij houdt van de schoonheid van zijn vak en heeft er zijn bestemming in gevonden. Men kan ook zeggen dat de excellente professional zijn roeping heeft gevonden mede door zich te verliezen in het dienen van grotere belangen (gezondheid, schoonheid, kennis). De excellente professional heeft persoonlijke ambitie in evenwicht gebracht met wat de organisatie van hem vraagt. Hij kan goed omgaan met de ethische kwesties die het werk met zich mee kan brengen. De excellente professional laat zien dat functioneren op een excellent niveau geen onbereikbaar ideaal is. Om duidelijke criteria op te stellen voor de excellente professional gaan de schools in gesprek met het werkveld. Zij vragen leidinggevenden en beroepsverenigingen zich een excellente professional voor te stellen en kenmerken te noemen waar deze aan voldoet. Tevens is het zinvol om excellente professionals op te sporen en uitgebreid te ondervragen over de manier waarop zij hun beroep uitoefenen. Hierdoor ontstaat een helder beeld van de excellente professional dat richting geeft voor het te ontwikkelen onderwijs.
2 Excellente Student Voor elk soort honoursonderwijs is herkennen van studenten die een potentieel excellente professional vormen van essentieel belang. Definities van de excellente student vinden we in de gehonoreerde Sirius aanvragen en de onderwijskundige literatuur. Naast deze definitie van de excellente student geven we aan hoe deze geselecteerd kan worden. Kenmerken van excellente studenten zijn: • Voldoende intelligent in de brede zin. Effectieve leerstrategieën. Probleemoplossend vermogen. Expertise kunnen ontwikkelen. Taalvaardig. Communicatief. • Zelfreflecterend vermogen. Coachbaar. Vermogen tot samenwerken. Ontvankelijkheid (signalen uit omgeving succesvol kunnen aanwenden). Vermogen tot afwegen van argumenten. • Ambitieus. Gemotiveerd. Toewijding. Roeping. Focus. Taakgericht. Maatschappelijk betrokken. Stressbestendig. Flair. Performance. Getalenteerde studenten ondernemen vaak al allerlei activiteiten: twee studie(richtingen), bijbaan, cum laude nastreven, student-assistent, bestuurswerk, hobby’s, en sociaal netwerk onderhouden. Schools zullen getalenteerde studenten actief (mondeling) moeten werven en uitgebreid voorlichten over de voordelen van onderwijs gericht op het ontwikkelen tot excellente professional. Het gaat hierbij om ander onderwijs (multidisciplinair) dat meer gericht is op leiderschap, vorming, internationalisering, verdieping, en innovatie. Als het programma eenmaal goed verloopt zullen studenten verder gemotiveerd raken. De schools formuleren selectiecriteria op grond van hun onderzoek naar de beschrijving van de excellente professional. Om het herkennen van excellente studenten te bevorderen worden hier enkele selectiecriteria gegeven: •
Bovengemiddelde schoolprestaties (behorend tot de beste 10%). Studievoortgang. Prestaties uit verleden: Curriculum Vitae, kunstobjecten, sportprestaties, organisatie evenement, cito, profielwerkstuk. Aanbevelingsbrieven. Positieve observaties van docenten en oordeel studieloopbaanbegeleider.
27 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
•
•
Schriftelijk vastgelegde ambities. Onderbouwde motivatie voor excellentie en/of honoursprogramma's. Heeft duidelijke visie op school als middel zich verder te ontwikkelen Bereidheid participant van onderwijs te zijn (onderwijsevaluatie), zelfregulerend vermogen, bereidheid tot reflectie, coachbaar, brede belangstelling. Maatschappelijke betrokkenheid. Heeft juist beeld van toekomstig beroep. Aantoonbaar contact met het werkveld. Herhaald solliciteren op honoursprojecten (zelfselectie). Bereid tot extra inspanningen. Ambities kunnen verwoorden.
Eindexamencijfers zijn goede voorspellers van studiesucces (De Gruijter, 2008). Vaak hebben excellente studenten al een verleden met het leveren van goede prestaties (wills and skills). Meestal zijn excellente studenten breed getalenteerd (intelligent), hetgeen goed past bij de breed georiënteerde professional die we meestal op het oog hebben. We zoeken nadrukkelijk niet het type dat uitsluitend school-slim is en moeite krijgt met professioneel handelen in situaties waar doortastendheid wordt vereist. Sta open voor laatbloeiers (mbo instroom), maar ook voor studenten die zich wat onzeker voelen over of schamen voor hun talent. In het eerste jaar kunnen studieloopbaanbegeleiders of oplettende docenten onzekere studenten wijzen op hun talent en geschiktheid voor een excellentieprogramma. Bij nieuwe programma's is het des temeer van belang dat excellente studenten participanten van onderwijs zijn, die goed aan kunnen geven waar ze behoefte aan hebben en hoe het programma kan worden verbeterd (liefst tijdens uitvoer!). Tevens kunnen excellente studenten een inhoudelijke bijdrage aan het programma leveren of een richting hiertoe. Coachbaarheid, motivatie en studieprestaties zijn belangrijke determinanten voor het uitgroeien tot excellente professional. Het is glashelder dat niet alle eigenschappen even gemakkelijk te meten zijn. Enige intuïtie is onvermijdelijk. Bedenk dat niet alle potentieel excellente studenten solliciteren vanwege andere prioriteiten zodat het nodig kan zijn studenten uit te nodigen om te gaan solliciteren. Vroeg attenderen op het excellentieprogramma kan uitval naar de universiteit voorkomen! In sommige situaties dienen studenten meer inhoudelijk gemotiveerd te worden door meer te appelleren aan belangstelling (Van Eijl et al., 2005). In de ogen van studenten moet het (honours)programma uitdagend zijn, goed in elkaar zitten en perspectief bieden (Van Eijl et al., 2007). Jaarlijks solliciteren naar excellentieprogramma's werkt motiverend en is een uitstekend moment voor zelfreflectie. Omwille van transparantie is het van belang dat de schools een procedure ontwikkelen voor werving en selectie van de 10% meest getalenteerde studenten voor excellentieonderwijs. De werving en selectie procedure wordt vastgelegd in de Onderwijs en Examen Regeling (OER).
3 Didactische omgeving voor excellente studenten 3.1 Aanbevelingen Interstedelijk Studenten Overleg Volgens het Interstedelijk Studenten Overleg (2008) dienen we een brug te slaan tussen inhoud, vaardigheden en persoonlijke groei, leiderschap en management, te streven naar meer internationale ervaring, en meer te gaan werken in multidisciplinair teamverband. Docenten laten studenten ontdekken wat hen uitdaagt en aanspreekt. Tijdens stages dienen studenten mee te lopen met directeuren van bedrijven zodat zij zich echt kunnen ontplooien. De nadruk van HBO-excellentie ligt op vaardigheden die in het beroepsveld van nut zijn; theoretische kennis wordt gelinkt aan praktijkvaardigheden. Het ISO geeft expliciet een aantal aanbevelingen welke goed overeenkomt met onze doelstellingen: 1. Integreer excellentie in onderwijs 2. Creëer een professional community 3. Intensiveer contacten met het beroepsveld 4. Geef meer aandacht voor kwaliteit (internationale) stages 28 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
5. Integreer beroepsgeoriënteerd onderzoek 6. Vervlecht excellente en reguliere programma’s Het kan voor onze studenten een stimulans zijn hier kennis van te nemen.
3.2 Vormen van excellentie onderwijs Getalenteerde studenten gebruiken meer effectieve leerstrategieën en zorgen voor meer zelfregulering in het leerproces (Scager, 2008). Zij hebben een aangepast programma nodig dat verbreding, verdieping en versnelling toelaat, meer uitdaging biedt en verveling tegengaat. Men kan het reguliere programma compacter aanbieden (herhalingen op verzoek overslaan) en extra onderwijs aanbieden. In een honoursprogramma kan men derhalve kiezen voor minder lesuren dan in het reguliere onderwijs (Wolfensberger & van Gorp, 2008). Creatieve studenten genereren meer nieuwe ideeën, hebben meer inspiratie en intuïtie, zijn onafhankelijker en staan meer open voor nieuwe ervaringen. Projecten gericht op innovatie vragen om een leeromgeving die open en veilig is en waarbij experimenteren en exploreren worden gewaardeerd (Scager, 2008). Meer zelfregulerende strategieën impliceert dat we getalenteerde studenten meer zelf kunnen laten studeren op meer open vraagstellingen. Excellente studenten willen graag tussen gelijk gemotiveerde studenten zitten, samen problemen oplossen en van elkaar leren (learning communities). Binnen een multidisciplinaire setting kunnen meer uitdagende opdrachten gegeven worden waarbij de docent meer als coach optreedt en minder als bron van kennis. Dit past bij het gegeven dat talentvolle studenten beschikken over meer toewijding, motivatie, doorzettings-, en concentratievermogen. Als lastige problemen gezamenlijk worden opgelost ontstaat bewustwording omtrent “Difficulty is the nurse of greatness" (Gardner, 1961, p. 117). Vanuit het oogpunt van een persoonlijk ontwikkelingsplan van de student kunnen schools ook een stap verder gaan door meer vraaggestuurd onderwijs aan te bieden. Hierbinnen maken studenten in overleg een persoonlijk ontwikkelingsplan en kiezen zij onderwerpen en docenten. Door eigen interesses te volgen kunnen studenten zich verdiepen en verantwoordelijkheid leren dragen (Wolfensberger & van Gorp, 2008). Hier lijkt het goed mogelijk een match te maken tussen interesses van studenten en (promoverende) docenten! Een dergelijk traject lijkt zeer geschikt voor opleidingen waar persoonlijke vorming belangrijk is om te kunnen excelleren als professional. Ook kan hier gedacht worden aan een meerjarentraject van selectieve specialisatie, passende minoren, student-assistentschap, topstage, afstudeerwerk gericht op congrespresentatie. Aangezien excellente studenten van nature effectiever studeren en meer reflecteren is het verstandig om SLB onder de loep te nemen. Met name bij het opzetten van een nieuw programma is het gewenst om intensieve begeleiding op de studieloopbaan te verzorgen om het onderwijs goed te laten aansluiten bij de behoeften van excellente studenten. Door de excellente student, in samenwerking met de studieloopbaanbegeleider, meer regisseur te maken van het eigen leerproces vergroten we de kans op verdere ontwikkeling tot excellente professional. Mogelijkerwijs is het handig iets vaker momenten van reflectie in te bouwen bijvoorbeeld met behulp van reflectietools6 toegepast op: mezelf, methode, of maatschappij (Benammar, 2005). Door reflectie toe te passen bij het daadwerkelijk oplossen van problemen raakt de student beter betrokken bij een denkproces over het eigen handelen.
3.3 Enkele inhoudelijke overwegingen Meer inhoudelijk kan gedacht worden aan verdieping in de vorm van onderzoeksvaardigheden zoals methoden en technieken, methodologie en literatuuronderzoek. Welk soort van toegepaste wetenschappelijke vaktijdschriften bevatten inspirerende artikelen? Met welke methode kunnen de verzamelde gegevens antwoord geven op de geformuleerde vraagstelling? Hoe kunnen kwantitatieve en kwalitatieve gegevens elkaar aanvullen? Wat is de reikwijdte van de conclusies? Praktisch relevante vraagstellingen worden aangeleverd vanuit de kenniscentra. Het is belangrijk dat studenten de gehele empirische cyclus doorlopen van probleem context, literatuur 6
http://www.reflectietools.nl/
29 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
onderzoek, vraagstelling ontwikkelen, keuze methode, verzameling en verwerking gegevens, en beantwoording van de vraagstelling. Supervisie vanuit de kenniscentra aangevuld met intervisie vanuit het werkveld zorgen voor intensieve begeleiding. Argumentatieleer, Socratische filosofie, en ethiek (Eed van Hippocrates) kunnen een vruchtbare bodem vormen om actueel ethische kwesties uit het werkveld grondig door te lichten. Hiermee kunnen bijvoorbeeld protocollen voor praktisch handelen worden onderzocht. Door binnen learning communities onderzoeksresultaten goed door te discussiëren kunnen studenten zich vormen en ontwikkelen. We streven ernaar beroepsmatig handelen in evenwicht te brengen met de hoogste waarden van onze maatschappij (Gardner, 1961, p.144). Binnen o.a. het Value in the Valley project van de Hanzehogeschool Groningen is ervaring opgedaan met het werken binnen multidisciplinaire teams aan innovatieve opdrachten uit het werkveld. Een dergelijke opzet heeft vormende effecten op het gebied van samenwerken (teamplayer), leiding geven, persoonlijke ontwikkeling, projectmatig werken. Het team doorloopt alle fases van projectwerk (oriëntatie, analyse, ontwerp, uitvoering, evaluatie) waarbij creativiteit, inspiratie en verbondenheid sleutelwoorden voor succes zijn. Voor meer informatie verwijzen we naar Eddy Hekman (
[email protected]), een van de founding fathers.
3.4 Enkele aanbevelingen Van Eijl et al. (2007) benadrukken de grote diversiteit aan honoursprogramma's en geven een aantal aanbevelingen voor het welslagen ervan. We vatten de belangrijkste aanbevelingen samen: 1. Match de missie van het programma aan de motivatie en ambitie van de student. Duidelijk formuleren en overdragen van de missie, programma opbouw, programmainhoud en didactische opzet. Reflectie op de excellente professional. Coaching. Valide werving en selectie. Helder beeld van de voordelen voor de student. 2. Leg de nadruk bij honoursactiviteiten op interactie, zelfstandigheid en eigen initiatief. Juist vrijheid maakt het mogelijk dat studenten hun talent kunnen ontwikkelen. "Most honours students have a preference for what we call an 'active learning context', where a formal lecture is not really a preferred method of learning." Veel docent-student contacten, intensieve learning communities en veelvuldige informele contacten. 3. Tussentijdse feedback gericht op producten. Tussentijdse feedback om bij te sturen wordt hogelijk gewaardeerd. Het gaat vooral om het afleveren van producten en presentaties van hoge kwaliteit. Studenten ervaren duidelijk het verschil met regulier programma. 4. Herkenbare naam. Herkenbare ruimte en andere faciliteiten speciaal voor honoursstudenten. 5. Vervlechting van honours met regulier. 6. Kwaliteitsbewaking. Schriftelijke cursus- en curriculumevaluaties. Panelgesprekken. Student-tutor-docent gesprekken. Visitatie door site-visitor (onafhankelijke beoordelaar met veel ervaring op honoursgebied).
4 Type docent voor excellente studenten Nu we een beeld hebben van excellente professionaliteit, de excellente student en honoursonderwijs zijn we in staat iets te zeggen over de competenties die van docenten gevraagd worden: • Ontwikkelen van excellentie-onderwijs. Werken vanuit een multidisciplinaire omgeving. Cultuur van professionele excellentie kunnen uitdragen. Verantwoord kunnen experimenteren met (innovatief) onderwijs. Actief participant learning community. Evidence based practice kunnen vastleggen en overdragen. • Zeer goede vakkennis. Kwaliteit onderwijs kunnen waarborgen. Bruggenbouwer tussen student en werkveld. publicaties in vaktijdschriften of applied science journals.
30 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
•
Coach. Groepsproces monitoren, bewaken en richten op product van excellente kwaliteit. Verantwoordelijkheden inzichtelijk kunnen maken (student, groep, docent).
Het spreekt voor zich dat docenten toegewijd zijn aan het onderwijsleerproces van excellente studenten, voldoende vakkennis hebben om resultaat te waarborgen, en op de uitvoering kunnen reflecteren en ingrijpen. In een multidisciplinaire omgeving, waar studenten meer vraaggestuurd werken, worden competenties van belang als het monitoren, reflecteren en inspelen op het groepsproces. Hiervoor moet de docent goed om kunnen gaan met het spanningsveld tussen vrijheid en sturing (Van Eijl, 2007) en in staat zijn een omgeving te scheppen waarin studenten het gevoel hebben vooral zelf kennis op te doen. Zeer goede vakkennis is vooral van belang bij selectieve specialisaties en bij nauwe samenwerking met kenniscentra. De docent kan een brug slaan tussen problemen aangeleverd door het werkveld en het projectmatig werken binnen een multidisciplinaire setting. Excellente studenten hebben hogere verwachtingen en willen toewerken naar een product van hoge kwaliteit (daadwerkelijk uitgevoerd ontwerp, bijdrage congres, manuscript voor vaktijdschrift). Als participant van onderwijs staan docenten constant open voor reflectie en evaluatie met als doel bij te kunnen sturen zonder de rode draad uit het oog te verliezen. Docenten zijn deelgenoot van learning communities waar zij andere docenten van honoursonderwijs laten profiteren van evidence based practice. Bezoeken van netwerkbijeenkomsten is hier van belang om opgedane expertise door te geven en zich door anderen te laten inspireren. Docenten zijn onderdeel van een cultuur van excellentie. Schools kunnen ook kiezen voor individuele excellentieprogramma's waarbij een persoonlijk ontwikkelingsplan wordt opgesteld met betrekking tot de competenties die de student wil opdoen (selectieve specialisatie, minor, student-assistentschap). Docenten zijn goed in staat zich in het leerproces van de student te verplaatsen en mee te denken over welke minoren te volgen, welk congres te bezoeken, welk soort (mini)stage te lopen, hoe een onderzoeksvoorstel te schrijven, hoe beurzen te verkrijgen, etc. De kenniscentra/lectoraten zorgen voor onderzoeksleerlijnen vanuit het werkveld van voldoende niveau en relevantie. Een doel is dat excellente docenten onderzoeksactiviteiten ondernemen waarbij wetenschappelijke deugdelijkheid gecombineerd wordt met praktische impact. Promoverende docenten schakelen excellente studenten in bij het uitvoeren van onderzoek. Om intrinsieke motivatie van studenten aan te boren worden opdrachten uitgewerkt waarbij alle onderzoeksstadia worden doorlopen van onderwerpskeuze, onderzoeksmethode, gegevensverzameling, tot publicatie (Wolfensberger & Van Gorp, 2008).
5 Conclusies Door de gehonoreerde Siriusaanvraag van de Hanzehogeschool zijn er de komende vier jaren middelen beschikbaar voor onderwijsvernieuwingen gericht op het laten uitgroeien van excellente studenten tot excellente professionals. Onderwijs gericht op excellente studenten kan een vruchtbare proeftuin voor onderwijsvernieuwing zijn, ook voor het reguliere onderwijs (van Eijl, 2007). Het kan het imago van de Hanzehogeschool verbeteren als goede thuishaven voor het kweken van excellente professionals. Als excellentieprogramma's goed worden uitgevoerd, geven studenten aan hier zeer tevreden over te zijn. Aandachtspunten voor de schools zijn: profiel excellente professional, mission statement honoursprogramma, werving en selectie van excellente studenten, onderwijsontwikkeling, kwaliteitsborging.
31 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
6 Geraadpleegde literatuur Benammar, K. (2005). Reflectie als drijfveer van het leerproces. Onderzoek van Onderwijs, 34, 14-17. De Nederlandse Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) registratie. (2009). http://www.ribiz.nl/diplomaenwerk/beroepenoverzicht/ Eijl, P. van, Wientjes, H., Wolfensberger, M.V.C., & Pilot, A. (2005). Het uitdagen van talent in onderwijs. In Onderwijs in thema's (pp. 117-156). Den Haag: Onderwijsraad. Eijl, P. van (2007). Naar een volledige ontwikkeld honoursprogramma: beslispunten. http://www.cop.hva.nl/download.php?id=8253 Van Eijl, P., Wolfsenberger, M., Schreve-Brinkman, L. Pilot, A. (2007). Honours, tools for promoting excellence. Eindrapport van het project Talentontwikkeling in Honoursprogrammas en de meerwaarde die dat oplevert. IVLOS Utrecht. http://igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/20080125-200340/eijl-honours%2ctool%20for%20promoting%20excellence.pdf Gardner, J.W. (1961). Excellence. Can we be equal and excellent too? New York: Harper & Row. de Gruijter, D. (2008). Selectie in het wetenschappelijk onderwijs na 'Ruim baan voor Talent'. Onderzoek van Onderwijs, 37, 9-11. Hanzehogeschool Groningen (2008). Ruimte voor Excellentie. http://www.siriusprogramma.nl/siriusadviezen Het landelijk netwerk voor honoursprogramma's (2009). http://plusnetwerk.org Interstedelijk Studenten Overleg (2008). Ongekend Talent Excellentie in het HBO. Maslow, A.H. (1981). Motivatie en persoonlijkheid. Rotterdam: Lemniscaat. National Board for Professional Teaching Standards. (2009) Five core propositions. http://www.nbpts.org/the_standards/the_five_core_propositio Scager, K. (2008). Vragen talentvolle studenten ander onderwijs? Onderzoek van Onderwijs, 37, 9-11. Sternberg, R.J. (1985). Human abilities: an information processing approach. New York: Freeman. Wolfensberger, M. & Gorp, van B. (2008). De Geocase, Talentontwikkeling door Honours. Onderzoek van Onderwijs, 37, 82-87. NB: Het vakblad Onderzoek van Onderwijs is te leen bij de bibliotheek van het Zernike complex.
32 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
Bijlage 3 Financiële consequenties bij het aanbieden van een honoursprogramma Bij het aanbieden van honoursprogramma’s is het belangrijk vanaf het moment van ontwikkelen zicht te krijgen op de uitvoeringskosten. Een honoursprogramma is een extra programma voor excellente studenten van 30 studiepunten waarbij de uitvoeringskosten uit de reguliere middelen worden gefinancierd. Hieronder wordt een indicatie gegeven over de uitvoeringskosten van een honoursprogramma.
Uitvoeringskosten van een honoursprogramma Uitvoering Een honoursprogramma heeft een omvang van 30 studiepunten Bij de berekening is uitgegaan van een vast aantal uren per studiepunt en een vast bedrag per onderwijsuur. Het aantal uren dat aan studiepunten wordt toegekend zal per school verschillen evenals de kosten van een onderwijsuur. De berekening zal per school verschillend uitpakken maar het belangrijkste is dat er zicht ontstaat op de uitvoeringskosten. Bij onderstaande berekening is uitgegaan van 15 uur per studiepunt (exclusief 20% voor indirecte uren en deskundigheidsbevordering) en € 48,- per uur (gemiddelde tarief van schaal 11 en 12). Op deze wijze berekend kost een honoursprogramma wanneer het volledig is uitgerold en alle 30 studiepunten per jaar worden aangeboden: 30 (sp) x 15 (uur) x € 48,- = € 21.600. Wanneer rekening wordt gehouden met de indirecte uren en de deskundigheidsbevorderingsuren dan worden deze kosten: 30 (sp) x 15*1,25 (uur) x € 48,- = € 27.000. Als deze 30 studiepunten over 10 blokken worden verdeeld betekent dit dat er per periode 45 uren beschikbaar zijn (exclusief indirecte uren en deskundigheidsbevorderingsuren) voor een honoursgroep. Lastig is vast te stellen of dit voldoende is om een honoursgroep goed te kunnen begeleiden. Dit is mede afhankelijk van de grootte van de groep en de aard van het programma. Coördinatie Het is goed excellentieprogramma’s binnen een school of opleiding bij één van de teamleiders in portefeuille te plaatsen. Daarnaast is een goede coördinatie van een honoursprogramma van belang. Coördinatie behelst niet alleen de uitvoering van het programma (waaronder inzet van docenten en het aanleveren van roostergegevens) maar ook het geven van voorlichting aan studenten, coördineren van het selectieproces, het evaluatieproces (kwaliteitszorg), het mede bevorderen van een cultuur van excellentie (community-vorming, verbinding leggen tussen excellentieprogramma’s en het reguliere curriculum) binnen de school en het bijwonen van netwerkbijeenkomsten binnen de HG. Voor coördinatie is uitgegaan van 0.1 fte = 166 uur x € 48,- = € 7968. Totale kosten De totale kosten voor de uitvoering van een honoursprogramma volgens deze berekening wordt dan ongeveer € 30.000 (exclusief indirecte uren en deskundigheidsbevorderingsuren) of €35.000 (inclusief indirecte uren en deskundigheidsbevorderingsuren). Bij de uitrol van het 33 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)
honoursprogramma zullen de kosten aanvankelijk lager zijn omdat nog niet alle 30 sp worden aangeboden. Ook voor coördinatie kan bij de start van het honoursprogramma minder uren worden uitgetrokken (bijvoorbeeld 0,05 fte). Er zijn misschien een aantal mogelijkheden om deze kosten omlaag te brengen. Wanneer bijvoorbeeld in het kader van een lectoraat onderzoek wordt gedaan zouden de begeleidingskosten van dit onderzoek ook uit het lectoraat gefinancierd kunnen worden. Begeleiding van opdrachten in het honoursprogramma die gekoppeld zijn aan een afstudeerstage en een afstudeeronderzoek zou ook gedaan kunnen worden door de afstudeerbegeleider.
Tenslotte De kosten voor de uitvoering van een honoursprogramma zijn niet eenduidig vast te stellen. De hierboven uitgevoerde berekening is een indicatie. Het aantal studenten dat deelneemt aan een honoursprogramma zal per school of per opleiding verschillen en daarmee de uitvoeringskosten. Als doelstelling binnen het Siriusproject heeft de HG gesteld dat minimaal 5% van de deelnemende cohorten van de betreffende schools/opleidingen participeert in een honoursprogramma. Honoursprogramma’s zijn uitdagende programma’s voor excellente studenten die ook goed in staat zijn zelfstandig opdrachten uit te voeren. Dit vraagt om een eigen didactische aanpak met een specifieke vorm van coaching en begeleiding (zie hiervoor ook H3 “Didactische omgeving voor excellente studenten” in de notitie van Wim Krijnen: “Sirius op weg naar Professionele Excellentie”). Bij de ontwikkeling van een honoursprogramma zal vanaf het eerste begin nagedacht moeten worden over welke wijze van coaching hierbij past zodat vroegtijdig inzicht verkregen kan worden in de totale uitvoeringskosten. Drs. Pieter Veenstra Projectleider Sirius Programma 5 maart 2009
34 Richtlijnen voor de ontwikkeling van excellentieprogramma’s (definitief)