Richtlijnen voor de behandeling van hemangiomen
Vastgesteld door de ‘’Werkgroep Hemangiomen” op 1 december 2008 C.C. Breugem (1); P.N.M.A. Rieu (2); C.M.A.M. van der Horst (3), A.P. Oranje (4); C.J.M. van der Vleuten (2); J.C. de Laat (4); J.H. Sillevis Smitt (3); S.G.M.A. Pasmans (1) Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht (1); Universitair Medisch Centrum St Radboud (2); Academisch Medisch Centrum Amsterdam (3); Sophia Kinderziekenhuis, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam (4)
Deze richtlijnen zijn mede gebaseerd op een artikel Klinisch onderscheiden we verschillende typen hedat in 1997 in “Journal of the American Academy mangiomen: of Dermatology 37:631-7” verschenen is. Omdat er in de afgelopen elf jaar veel is veranderd, moesten • oppervlakkige hemangiomen (ook wel aardvele zaken in 2008 worden geactualiseerd. beienvlekken genoemd). Deze komen het meest voor. Ze maken 50 tot 60 procent van Werkgroep Hemangiomen de tumoren uit. • diepe hemangiomen (voorheen aangeduid C.C. Breugem (1); P.N.M.A. Rieu (2); C.M.A.M. van als caverneuze hemangiomen). Deze maken der Horst (3); A.P. Oranje (4); C.J.M. van der Vleuten ongeveer 15 procent van de hemangiomen (2), J.C. de Laat (4); J.H. Sillevis Smitt (3); S.G.M.A. uit. Ze hebben meestal een blauwige zachte Pasmans (1) tissue zwelling zonder een overliggend op pervlakkige component. Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch • hemangiomen met zowel een oppervlakkige Centrum Utrecht (1); Universitair Medisch Centrum als een diepe component (voorheen aangeSt Radboud (2); Academisch Medisch Centrum Am duid als capillaire en caverneuze hemansterdam (3); Sophia Kinderziekenhuis, Erasmus Me giomen of gemengde hemangiomen). Zij disch Centrum Rotterdam (4) maken ongeveer 25 tot 35 procent van de plekken uit. Ze omvatten zowel een rode I. Definitie huidtumor als een onderliggende blauwe of huidkleurige massa, of massa met een Aangeboren vaatafwijkingen worden verdeeld in: normale huid. • •
vaattumoren en vaatmalformaties.
Ondanks de verschillen in de klinische verschijningsvorm hebben de hemangiomen allemaal dezelfde fundamentele karakteristieken. Vijftien tot dertig procent van de baby’s heeft meerdere hemangiomen.
Hemangiomen bij kinderen (hemangiomas of infancy), zijn de meest voorkomende vaattumoren. Ze worden gekenmerkt door een unieke proliferatiefase in de vroege babytijd, gevolgd door een langzame Tevens kunnen hemangiomen nodulair of segmeninvolutie/regressie in de daarop volgende jaren. He- teel zijn. mangiomen zijn goedaardige tumoren van het vasculaire endothelium. • De nodulaire hemangiomen zijn duidelijk afgebakende tumoren. Zij komen het meest In ongeveer een kwart van de gevallen zijn heman voor. giomen aanwezig bij de geboorte als zogenoemde • De segmentale hemangiomen lijken op een precursor (voorloper) plekken. Zelden zijn de tu landkaart en bedekken meestal een goed moren al volledig ontwikkeld bij de geboorte. In de afgegrensd deel (segment) van het lichaam. overige gevallen worden de plekken zichtbaar na de Ze komen minder vaak voor, maar hebben geboorte, normaal gesproken binnen twee tot zes proportioneel vaker complicaties, zoals weken na de geboorte. ulceraties. 2
Hemangiomen die als meerdere kleine laesies tegelijkertijd verspreid over het hele lichaam ontstaan vormen een aparte subgroep. De plekken variëren in omvang van enkele millimeters tot 1 à 2 centimeter. Kinderen met deze vorm hemangiomen, de zogenoemde meervoudige neonatale hemangiomatosis, hebben een groter risico op inwendige hemangiomen, vooral in de lever. De vooruitzichten voor de plekken op de huid zijn echter goed, omdat ze meestal verdwenen zijn voor de leeftijd van twee jaar. II. Waarom is een richtlijn nodig? A. Voorkomen
Dit unieke ontwikkelingsverloop moet sterk worden moet meegenomen worden in elke beslissing over een behandeling. Hemangiomen hebben veel verschillende klinische verschijningsvormen, van enkele millimeters in omvang tot hemangiomen die grote delen van het lichaam bedekken. De locatie kan een groot effect hebben op: • • •
de kansen op complicaties, resultaten na spontane involutie en de psychosociale impact.
De uiteindelijke omvang, de snelheid van involutie Hemangiomen zijn de meest voorkomende goedaar- en de resultaten na natuurlijke involutie zijn vooral dige tumoren op de kinderleeftijd, aanwezig bij naar in de eerste maanden/jaren moeilijk te voorspellen, schatting 1 tot 2 procent van de pasgeboren baby’s. zelfs voor de meest ervaren artsen. Welke methode Het voorkomen op de leeftijd van 1 jaar wordt ge- van behandeling ook wordt gekozen: regelmatige schat tot wel 10 à 12 procent. Meisjes worden meer controles zijn noodzakelijk, vooral in de proliferagetroffen dan jongens. De verhouding is 5:1 tot 2:1. tiefase en in de late fase van involutie. Te vroeg geboren kinderen die minder wegen dan 1500 gram worden ook vaker getroffen. Vijftig pro- Enkele niet-controversiële indicaties voor behandecent van de plekken verschijnt op het hoofd en de ling zijn: nek. • hemangiomen die het zicht beïnvloeden, B. Probleem • betrokkenheid van de luchtwegen (laryngeal involvement), Na een periode van groei (proliferatie) ondergaan • verstopping van neus- en oorkanaal, nagenoeg alle hemangiomen spontane involutie. • hepatische hemangiomatose, Sommige verdwijnen zonder een spoor achter te • hartfalen en laten, maar een significant aantal laat huidverande• ulceraties. ring achter, waaronder: Kinderen met hemangiomen die een aanzienlijke • atrofie kans hebben op: • teleangiëctasiën • hyperpigmentatie en • latere permanente misvormingen of • nadelige psychologische gevolgen op de • littekens. lange termijn zouden ook behandeld moeten
3
worden. Het gaat om hemangiomen op neus, lip- Voorgeschiedenis pen, oor en erg grote hemangiomen met een opvallende huidcomponent met of zonder diepere a. Algemene medische voorgeschiedenis component. b. Voorgeschiedenis van de zwangerschap bij de moeder De keuze voor een bepaalde behandeling is afhanc. Vroeggeboorte, neonatale complicaties kelijk van: d. Voorloper (“precursor”) plekken zoals bleke • een beoordeling van de hierboven genoemvlekken lijkende op nevus anemicus, draad de factoren en achtige teleangiëctasiën, gebieden van ery• een zorgvuldige afweging van de risico’s en thema die gelijkenis vertonen met wijnvlek voordelen van de behandeling. ken, huidontsteking, of gekneusde plekken e. Buitenproportionele groei van de plek of De meeste hemangiomen waren, toen chirurgische plekken in vergelijking met de groei van het verwijdering en radiotherapie nog de enige behan kind, de snelheid van proliferatie en/of de delmethoden waren, niet gebaat bij behandeling waarneming dat de groei lijkt voort te duren omdat de resultaten van de behandeling meestal f. Ontstoken of bloedende plekken slechter waren dan die van spontane involutie. Wang. Voorafgaande behandeling(en) neer zich nieuwe behandelmogelijkheden voordoen, h. Plotselinge groei, gespannen aanvoelen van moeten de risico’s van de behandeling en voordelen de plek, gevoeligheid en paars aanzien in een van spontane involutie steeds een rol spelen bij de groot “hemangioom” (wat kan duiden op beslissing om al dan niet te behandelen. Een mul de aanwezigheid van het Kasabach-Merritt tidisciplinaire benadering bij de behandeling van fenomeen. Dit syndroom komt niet bij hemangiomen, waarbij dermatologen, chirurgen en gewone hemangiomen voor maar bij een andere medische specialisten betrokken zijn, aan andere vaattumor nl een “kaposiforme gevuld met sociale en psychosociale ondersteuning, hemangioendothelioma”) kan goed zijn, vooral in de meer ernstige gevallen. i. Ademhalingsmoeilijkheden of stridor j. Hemangiomen in het mandibulae gebied III. Diagnostische Criteria verhogen het risico op daarmee samenhan gende luchtweg hemangiomen A. Klinisch k. In de middenlijn gelegen hemangiomen (hoofd en rug) In 95 procent van de gevallen kan de diagnose vastgesteld worden op basis van de voorgeschiedenis Lichamelijk onderzoek en lichamelijk onderzoek. De diagnose wordt bevestigd door de aanwezigheid van één of meer kenmera. Huid- en slijmvliesonderzoek voor indicaties kende vasculaire tumoren, in combinatie met: op aanwezigheid van andere hemangiomen b. Meten van het hemangioom inclusief opper• het aanwezig zijn van de plek bij geboorte of vlakkige en diepe componenten c. Het onderzoeken van de lever kan een aan de ontwikkeling ervan kort daarna en wijzing geven over de aanwezigheid van • de karakteristieke proliferatie in de eerste weken tot maanden. hepatische hemangiomen (meestal in 4
d.
samenhang met meerdere hemangiomen van de huid) of tekenen van congestief hartfalen (af en toe optredend bij zeer grote hemangiomen) Oogheelkundig onderzoek indien het periorbitale gebied is aangedaan
Differentiële diagnose Diverse neoplasma’s en afwijkingen van de huid kunnen lijken op hemangiomen. Dit kunnen onder meer zijn: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
capillaire malformaties (wijnvlekken) tufted angioma veneuze malformaties lymfatische malformaties arterioveneuze malformaties kaposiforme hemangioendothelioma pyogeen granuloom neusglioom myofibromatosis ‘spindle’ en epithelioïde (Spitz) moedervlekken dermoïdcysten rhabdoid tumor dermatofibrosarcoma protruberans
Overig Fotografie speelt een belangrijke rol in het volgen van het proces van proliferatie en involutie van hemangiomen. B. Diagnostische testen
1. Bepalen van het aantal trombocyten •
Is er sprake van grote, snel groeiende, gespannen of paarse vasculaire tumoren én is het trombocyte-aantal verlaagd, dan kan dat wijzen op het Kasabach-Merritt fenomeen (komt voor bij tufted angioma of kaposiforme hemangioendothelioma).
2. Echografie Geschikt: • • • •
bij het vaststellen van de aanwezigheid van leverhemangiomen; voor sommige huidafwijkingen; om het resultaat op behandeling te volgen en om kinderen met grote hemangiomen in het gezicht te evalueren op mogelijke structurele hersenafwijkingen.
3. Doppler Geschikt om bij echografie de bloeddoorstroom te evalueren. 4. Magnetic resonance imaging (MRI) Geschikt om hemangiomen van veneuze of arterioveneuze malformaties te kunnen onderscheiden. MRI helpt bij het bepalen van de omvang van de aandoening bij zeer grote plekken en bij het vaststellen van structurele hersenafwijkingen bij kinderen met grote hemangiomen in het gezicht.
De diagnose wordt meestal gevormd op basis van klinische gronden. De volgende diagnostische tes- 5. CT-scan ten kunnen bruikbaar zijn bij klinisch atypische gevallen. Maar ook als toevoeging om potentiële comVergelijkbaar met de MRI, maar niet zo specifiek plicaties te kunnen inschatten. als de MRI met betrekking tot het onderscheiden van hemangiomen en vasculaire malformaties. 5
6. Biopsie (zelden noodzakelijk) Biopsie heeft een verhoogd risico op bloedingen. Dat maakt het tot een risicovolle en impopulaire manier om de meeste hemangiomen te diagnostiseren. Soms is een biopsie noodzakelijk om atypische gevallen te kunnen onderscheiden van andere tumoren van het zachte weefsel, zoals kaposiforme hemangioendothelioma (een low-grade sarcoom), myofibromatosis en rhabdomyosarcoom. Glut-1 kleuring is alleen positief bij hemangiomen en niet bij andere vasculaire tumoren.
risico van behandeling afgewogen tegen de potentiële voordelen. Veel hemangiomen hebben helemaal geen behandeling nodig. Als voor een behandeling gekozen wordt, moet de patiënt vooral tijdens de proliferatieperiode regelmatig gecontroleerd worden.
A. Relevante behandeldoelen • Het voorkomen of behandelen van levens bedreigende of functiebedreigende compli caties van hemangiomen. • Het voorkomen van permanente misvormin gen die veroorzaakt worden door huidveranIV. Aanbevelingen deringen die volgen op de involutiefase. • Het minimaliseren van psychosociale nood Vanwege het unieke natuurlijke ontwikkelingspa voor zowel patiënt als familie, veroorzaakt troon roept de behandeling van hemangiomen veel door de aanwezigheid van hemangiomen. unieke behandelvraagstukken op. De meeste he• Het vermijden van ingrijpende, potentieel mangiomen zullen zonder behandeling involueren. beschadigende behandelmethodieken voor Soms kunnen hemangiomen functiestoornissen en hemangiomen die een goede prognose lijken zelfs psychosociaal leed veroorzaken. Na involutie te hebben zonder behandeling. laten hemangiomen bij een minderheid littekens, • Het voorkomen of adequaat behandelen van vetweefsel (fibrofatty tissue), teleangiëctasiën en ulceraties zodat littekenvorming, infectie en andere huiddeformaties achter. Hemangiomen die pijn tot een minimum beperkt worden. een ulceratie hebben gehad, laten bijna altijd een litteken achter. Dit maakt de overweging tot een chi- B. Algemene indicaties voor behandeling rurgische interventie gemakkelijker. • Levens- en functiebedreigende hemangiHet behandelen van hemangiomen is daarom van omen (bijv. hemangiomen die gezichtsver- geval tot geval verschillend. De behandeling is af lies veroorzaken, ademhalingsmoeilijkheden hankelijk van: veroorzaakt door hemangiomen in de lucht wegen, congestief hartfalen, lever). • de grootte van het hemangioom, • Hemangiomen in bepaalde anatomische • de locatie, locaties die vaak permanente littekens of • de aanwezigheid van complicaties, deformaties achterlaten, speciaal bij de • de leeftijd van de patiënt en neus, lippen, oor en in het gebied tussen de • de snelheid van proliferatie of involutie ten wenkbrauwen. tijde van de evaluatie. • Grote hemangiomen in het gezicht, vooral die met een prominente huidcomponent. Die Deze factoren in acht genomen, wordt het potentiële hebben vaak later teveel vetweefsel (fibro-
6
• • •
fatty tissue) en/of inelastische slappe huid en/of vlekken. Bij kleinere hemangiomen in zichtbare gebieden, bijvoorbeeld in het gezicht en op handen, kan behandeling overwogen worden met methoden die weinig risico geven op het veroorzaken van littekens of op significante bijwerkingen. Ulceraties Gesteelde (pedunculated) hemangiomen, want die laten vaak veel vetweefsel achter na involutie.
C. Keuze voor een bepaalde behandelingsmethodiek hangt af van de volgende factoren: • • • • • • • •
anatomische locatie; locatie in de huid (bijvoorbeeld op de huid, onder de huid of beide); afmeting en dimensie van de plek of plekken; of de plek zich in de proliferatiefase, de stabiele fase of de involutiefase bevindt; of er sprake is van een functionele stoornis; ervaring van de arts met bepaalde behandelmethodes (bijvoorbeeld laser); beschikbaarheid van bepaalde behandelmethodes (bijvoorbeeld laser); mate van betrokkenheid/wens van de ouders.
D. Behandeling
functiestoornis veroorzaken en waarschijnlijk geen permanente deformatie achterlaten. Niet-chirurgische behandeling: • • • •
Intralesionale corticosteroïden: triamcinolone acetonide 10-40 mg/cc (met of zonder kortwerkende steroïden zoals celestone 6 mg/cc) Klasse IV topische corticosteroïden (weinig informatie in medische literatuur over deze modaliteit) Druk occlusie Flash lamp pumped pulsed dye laser Behandeling met de flash lamp pumped pulse dye laser is veilig en heeft weinig kans op littekens. Ook andere lasers en lichtbronnen zouden werkzaam kunnen zijn in bepaalde gevallen, maar deze lasers hebben een groter risico op permanente hypopigmentatie en littekenvorming. In de medische literatuur is relatief weinig informatie te vinden over het gebruik van andere lasers (met uitzondering van de argon laser) bij de behandeling van hemangiomen.
Chirurgische behandeling: • •
Cryochirurgie Chirurgische verwijdering (speciaal van kleine gesteelde hemangiomen)
Hemangiomen met hoog risico De genoemde behandelmethodes kunnen afzonderlijk toegepast worden of in combinatie met elkaar. Dit zijn bijvoorbeeld grote hemangiomen op een locatie met slechte prognose, met een grote kans op Hemangiomen met een laag risico permanente misvormingen, die een functiestoornis veroorzaken of betrekking hebben op extracutane Dit zijn bijvoorbeeld kleine hemangiomen, die geen structuren.
7
Niet-chirurgische behandeling: •
• •
• •
•
8
Systemische corticosteroïden. Deze worden vooral tijdens de proliferatiefa se van hemangiomen voorgeschreven. Prednison (of gelijkwaardige dosis prednisolon) 2 tot 4 mg/kg per dag in één enkele dosering ’s-morgens of in verdeelde doses in voorkomende gevallen. Triamcinolone acetonide 10 tot 40 mg/ml met celestone 6 mg/ml (oog, andere duidelijk gelokaliseerde plekken). Interferon α-2a subcutaan, initiële dosis 1 miljoen U/m2/dag. De dosis kan verhoogd worden tot 3 miljoen U/m2/dag mits het lichaam het tolereert. De kans op permanente neurologische schade is twintig procent. Daarom wordt deze methode niet meer vaak toegepast. Gecombineerde behandeling, bijvoorbeeld pulsed dye laser plus systemische corticosteroïden. Propranolol heeft onlangs (2008) goede re sultaten laten zien. Meer onderzoek is nodig voor wij deze methode op grote schaal adviseren. Flash lamp pumped pulsed dye laser Behandeling met de flash lamp pumped pulse dye laser is veilig en heeft weinig kans op littekens. Ook andere lasers en lichtbronnen zouden werkzaam kunnen zijn in bepaalde gevallen, maar deze lasers hebben een groter risico op permanente hypopigmentatie en littekenvorming. In de medische literatuur is relatief weinig informatie te vinden over het gebruik van andere lasers (met uitzondering van de argon laser) bij de behandeling van hemangiomen.
Chirurgische behandeling: • Vroege chirurgische verwijdering (speciaal de neus en ooglidhemangiomen, maar ook de hemangiomen met een ulceratie kunnen soms chirurgisch verwijderd worden). Gecombineerde behandeling: • bijvoorbeeld pulsed dye laser plus systemische corticosteroïden of interferon alfa. Overig De volgende methodieken mogen alleen in uitzonderlijke gevallen toegepast worden wanneer andere behandelingwijzen gefaald hebben: • Cyclophosphamide • Vincristine • Bleomycine • Embolisatie Therapieën in ontwikkeling • • • •
Leuprolide acetate Ketotifen Andere, nieuwe selectieve lasers Andere remmers van angiogenesis die in ontwikkeling zijn
E. Patiëntenvoorlichting Voorlichting aan ouders kan het volgende omvatten: • Het verwachte natuurlijke verloop zonder behandeling. • Indien mogelijk het tonen van ‘voor en na’ foto’s van zowel natuurlijke involutie als van de resultaten van de behandeling die overwogen wordt.
•
De risico’s, mogelijke voordelen en alterfollowing chorionic villus sampling. Prenat Diagn natieven voor de behandeling die overwogen 1995;15:209-14. wordt. 9. Byard RW, Burrows PE, Izakawa T, et al. Diffuse • In die gevallen waarbij het hemangioom op infantile haemangiomatosis: clinicopathological een zichtbare locatie zit, bijvoorbeeld in het features and management problems in five fatal gezicht, een voorbereiding op de manier cases. Eur J Pediatr 1991;150:224-7. waarop ouders om kunnen gaan met com- 10. Castro-Ron G. Cryosurgery of angiomas and birth mentaar en vragen van familie en anderen. defects. In: Zacarian SA, ed. Cryosurgery for skin cancer and cutaneous disorders. St. Louis: MosReferenties by, 1985:77. 11. Chang LC, Haggstrom AN, Drolet BA et al. Growth 1. Achauer BM, Vander Kam VM. Capillary hemancharacteristics and hemangiomas: implicatigioma (strawberry mark) of infancy: comparison ons for management. Pediatrics 2008, 122 (2): of argon and Nd:YAG laser treatment. Plast Re360-367. constr Surg 1989;84:60-9. 12. Chamlin S, Haggstrom AN, Drolet BA et al. Mul2. Amir J, Metzker A, Krikler R, et al. Strawberry tixcenter prospective study on hemangiomas. J hemangioma in preterm infants. Pediatr Dermatol Pediatr 2007, 151 (6): 684-689. 1986;3:331-2. 13. Cremer HJ, Djawari D. Fruhtherapie der kutanen 3. Apfelberg DB, Lane B, Marx MP. Combined hamangiome mit der kontaktkryochirurgie. Chir (team) approach to hemangioma management: Praxis 1995; 49:295-312. arteriography with superselective embolization 14. Deans RM, Harris GJ, Kivlin JD. Surgical dissecplus YAG laser/sapphire-tip resection. Plast Retion of capillary hemangiomas: An alternative to constr Surg 1991;88:71-82. intralesional corticosteroids. Arch Ophthalmol 4. Ashinoff R, Geronemus RG. Capillary hemangio1992;110:1743-7. mas and treatment with the flash lamp-pumped 15. deTerlizzi M, Bonifazi E, Toma MG, et al. Kasapulsed dye laser. Arch Dermatol 1991;127:202-5. bach-Merritt syndrome: successful management 5. Ashinoff R, Geronemus RG. Failure of the flashof coagulopathy with heparin and cryoprecipilamp-pumped pulsed dye laser to prevent protate. Pediatr Hematol Oncol 1988;5:325-8. gression to deep hemangioma. Pediatr Dermatol 16. Elsas FJ, Lewis AR. Topical treatment of periocu1993;10:77-80. lar capillary hemangioma. J Pediatr Ophthalmol 6. Blei F, Orlow SJ, Geronemus RG. Supraumbilical Strabismus 1994;31:153-6. midabdominal raphe, sternal atresia, and heman- 17. Enjolras O, Mulliken JB. The current managegioma in an infant: response of hemangioma to ment of vascular birthmarks. Pediatr Dermatol laser and interferon alfa-2a. Pediatr Dermatol 1993;10:311-3. 1993;10:71-6. 18. Enjolras O, Riche MC, Merland JJ, et al. Manage7. Bowers RE, Graham EA, Tomlinson KM. The natument of alarming hemangiomas in infancy: a reral history of the strawberry nevus. Arch Dermaview of 25 cases. Pediatrics 1990;85:491-8. tol 1960;82:667-80. 19. Enjolras O, Wassef M, Mazoyer E, et al. Infants 8. Burton BK, Schulz CJ, Angle B, et al. An increwith Kasabach-Merritt syndrome do not have ased incidence of haemangiomas in infants born “true” hemangiomas. J Pediatr. In press.
9
20. Esterly NB. Cutaneous hemangiomas, vascular stains and malformations, and associated syndromes. Curr Probl Dermatol 1995;7:65-108. 21. Ezekowitz RA, Mulliken JB, Folkman J. Interferon alfa-2a therapy for life-threatening hemangiomas of infancy. N Engl J Med 1992;326:1456-63. 22. Garden JM, Bakus AD, Paller AS. Treatment of cutaneous hemangiomas by the flashlamp-pumped pulsed dye laser: prospective analysis. J Pediatr 1992;120:555-60. 23. Garzon MC. Lucky AW, Hawrot A, Frieden IJ. Ultrapotent topical corticosteroid treatment of hemangiomas. J Am Acad Dermatol 2005;52:281-286. 24. Goette DK, Detlefs RL. Postirradiation angiosarcoma. J Am Acad Dermatol 1985;12:922-6. 25. Goldberg NS, Hebert AA, Esterly NB. Sacral hemangiomas and multiple congenital anomalies. Arch Dermatol 1986;122:684-7. 26. Golitz LE, Rudikoff J, O’Meara OP. Diffuse neonatal hemangiomatosis. Pediatr Dermatol 1986;3:145-52. 27. Gozal D, Saad N, Bader D, et al. Diffuse neonatal hemangiomatosis: successful management with high dose corticosteroids. Eur J Pediatr 1990;149:321-4. 28. Haik BG, Jakobiec FA, Ellsworth RM, et al. Capillary hemangioma of the lids and orbit: an analysis of the clinical features and therapeutic results in 101 Cases. Ophthalmology 1979;86:760-92. 29. Haggstrom AN, Drolet BA , Baselga GA, Prospective study of infantile hemangiomas: clinical characteristics predicting complications and treatment. Pediatrics. 2006 Sep;118(3):882-7. 30. Hemangioma Investigators group: Prospective study of infantile hemangiomas: demographic, prenatal, and perinatal characteristics. J Pediatr. 2007 Mar;150(3):291-4. 31. Hobby LW. Further evaluation of the potential of the argon laser in the treatment of strawberry he-
10
mangiomas. Plast Reconstr Surg 1983;71:481-9. 32. Hurvitz CH, Alkalay AL, Sloninsky L, et al. Cyclophosphamide therapy in life-threatening vascular tumors. J Pediatr 1986;109:360-3. 33. Huston J 3d, Forbes GS, Ruefenacht DA et al. Magnetic resonance imaging of facial vascular anomalies. Mayo Clin Proc 1992;67:739-47. 34. Johnson DH, Vinson AM, Wirth FH, et al. Management of hepatic hemangioendotheliomas of infancy by transarterial embolization: a report of two cases. Pediatrics 1984;73:546-9. 35. Kaplan M, Paller AS. Clinical pearl: use of selfadhesive, compressive wraps in the treatment of limb hemangiomas. J Am Acad Dermatol 1995;32:117-8. 36. Klein C, Hauser M, Hadorn HB. Interferon alpha-2a therapy of consumptive coagulopathy in Kasabach-Merritt syndrome [letter]. Eur J Pediatr 1992;151:919. 37. Kushner BJ. Infantile orbital hemangiomas. Int Pediatr 1990;5:249-57. 38. Larsen EC, Zinkham WH, Eggleston JC, et al. Kasabach-Merritt syndrome: therapeutic considerations. Pediatrics 1987;79:971-80. 39. Leaute-Labreze C, Dumas de la Roque E, Hubiche T. Propanolol for severe hemangiomas. N Engl J Med 2008, 358 (24): 2649-51. 40. van der Meulen JC, Gilbert M, Roddi R. Early excision of nasal hemangiomas: the L-approach. Plast Reconstr Surg 1994;94:465-73. 41. Meyer JS, Hoffer FA, Barnes PD, et al. Biological classification of soft-tissue vascular anomalies: MR correlation. Am J Roentgenol 1991;157:559-64. 42. Meeuwis J, Bos CE, Hoeve LJ, et al. Subglottic hemangiomas in infants: treatment with intralesional corticosteroid injection and intubation. Int J Pediatr Otorhinolaryngol 1990;19:145-50. 43. Morelli JG. Management of hemangiomas. Adv Dermatol 1993;8:327-45.
44. Morelli JG, Tan OT, Weston WI. Treatment of ulcerated hemangiomas with the pulsed tunable dye laser. Am J Dis Child 1991;145:1062-4. 45. Morelli JG, Tan OT, Yohn JJ, et al. Treatment of ulcerated hemangiomas in infancy. Arch Pediatr Adolesc Med 1994;148:1104-5. 46. Moroz B. The course of haemangiomas in children. In: Ryan TJ, Cherry GIO, eds. Vascular birthmarks: pathogenesis and management. Oxford: Oxford Medical Publications, 1987:55-69. 47. Mulliken JB. A plea for a biologic approach to hemangiomas of infancy. Arch Dermatol 1991;127:243-4. 48. Mulliken JB, Glowacki J. Hemangiomas and vascular malformations in infants and children: a classification based on endothelial characteristics. Plast Reconstr Surg 1982;69:412-22. 49. Mulliken JB, Young AE. Vascular birthmarks: hemangiomas and malformations. Philadelphia: Saunders, 1988. 50. Nakayama H. Clinical and histological studies of the classification and the natural course of the strawberry mark. J Dermatol 1981;8:277-91. 51. Nelson LB, Melick JE, Harley RD. Intralesional corticosteroid injections for infantile hemangiomas of the eyelid. Pediatrics 1984;74:241-5. 52. Ozsoylu S, Irken G, Gurgey A. High dose intravenous methylprednisolone for Kasabach-Merritt syndrome. Eur J Pediatr 1989;148:403-5. 53. Reese V, Frieden IJ, Paller AS, et al. Association of facial hemangiomas with Dandy-Walker and other posterior fossa malformations. J Pediatr 1993;122:379-84. 54. Rekant SI, Katz R. Perianal hemangioma appearing as an ulcer. Arch Dermatol 1972;106:382-3. 55. Reyes BA, Vazquez-Botet M, Capo H. Intralesional steroids in cutaneous hemangioma. J Dermatol Surg Oncol 1989;15:828-32. 56. Shikhani AH, Jones MM, Marsh BR, et al. Infantile subglottic hemangiomas. An update. Ann Otol
Rhinol Laryngol 1986;95:336-47. 57. Simpson JR. Natural history of cavernous haemangiomata. Lancet 1959;2:1057-9. 58. Sloan GM, Reinisch JF, Nichter LS, et al. Intralesional corticosteroid therapy for infantile hemangiomas. Plast Reconstr Surg 1989;83:459-67. 59. Stern JK, Wolf JE Jr, Jarrett M. Benign neonatal hemangiomatosis. J Am Acad Dermatol 1981;4:442-5. 60. Takahashi K, Mulliken JB, Kozakewich HP, et al. Cellular markers that distinguish the phases of hemangioma during infancy and childhood. J Clin Invest 1994;93:2357-64. 61. White CW, Sondheimer HM, Crouch EC, et al. Treatment of pulmonary hemangiomatosis with recombinant interferon alfa-2a. N Engl J Med 1989;320:1197-200. 62. Zak TA, Morin JD. Early local steroid therapy of infantile eyelid hemangiomas (local steroid therapy of lid hemangiomas). J Pediatric Ophthalmol Strabismus 1981;18:25-7.
11
Deze gedrukte versie van de Richtlijnen Hemangiomen zijn beschikbaar gesteld door de ouderen patiëntenvereniging voor Hemangiomen en Vasculaire Malformaties (HEVAS) met subsidie van het Fonds PGO. De digitale versie is te downloaden via de website van HEVAS www.hevas.eu Extra gedrukte exemplaren zijn aan te vragen op
[email protected]