Stad Sint-Niklaas
Richtlijnen regenwaterafvoer bij nieuwbouw en verbouwingswerken Contactpersoon: Stefan Baes, technische dienst 03/760 92 39 •
Algemene principes
Deze richtlijnen zijn van toepassing op alle (verbouwings)werken waarbij wijzigingen aan het afwateringssysteem van het pand en/of omgeving worden doorgevoerd, zowel vergunningsplichtige als niet-vergunningsplichtige werken. Al het hemelwater (di regenwater, smeltende sneew, hagel,…) dient verplicht gescheiden van het afvalwater afgevoerd te worden. Elke eigenaar heeft er alle belang bij om, wanneer de mogelijkheid zich voordoet, het proper hemelwater niet langer te mengen met afvalwater, maar beide gescheiden – in aparte buizenstelsels - af te voeren. In de strijd tegen wateroverlast is het de bedoeling om de neerslag zoveel mogelijk vast te houden op de plaats waar ze valt. Dit kan op verschillende manieren. Het afgevoerde hemelwater dient in eerste instantie maximaal herbruikt te worden (regenwaterput), in tweede instantie maximaal in de bodem geïnfiltreerd en in derde instantie ter plaatse vastgehouden (buffering) en vertraagd afgevoerd te worden. Infiltratie (di het doorsijpelen van hemelwater in de bodem) is, afhankelijk van bodemtextuur en grondwaterstand, niet overal in Sint-Niklaas mogelijk. Buffering met vertraagde afvoer is in praktijk pas uitvoerbaar vanaf een zeker oppervlakte verharding waarvan het regenwater afgevoerd moet worden. Verscheidene buffersystemen laten ook infiltratie toe en combineren op die manier buffering en infiltratie. De bestaande wetgeving mbt de afwatering van gebouwen en verhardingen, zoals ondermeer VLAREM II en de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, blijven vanzelfsprekend in Sint-Niklaas van kracht. Deze richtlijnen van de stad Sint-Niklaas zijn niet in strijd met de bestaande regelgeving. De stad Sint-Niklaas mag strengere voorwaarden opleggen bij het verlenen van een vergunning, maar kan als gemeente nooit minder streng zijn dan de regels opgelegd door de hogere overheid. •
Organisatie waterafvoer gebouw
Er dient een 100% gescheiden stelsel te worden aangelegd. Er dient regenwateropvang met hergebruik geplaatst te worden. De afvoeren van toiletten dienen aangesloten te worden op een septiektank, tenzij dit onredelijke kosten met zich mee zou brengen (bv bij renovatiewerken aan smalle woningen in aaneengesloten bebouwing). Vlarem II verplicht de aansluiting van alle afvalwater op de straatriolering. Waar dit niet gravitair kan, dient het afvalwater opgepompt te worden. In het individueel te optimaliseren buitengebied is een individuele afvalwaterzuivering verplicht. Deze zaken moeten duidelijk op het ingediende plan aangegeven worden. Indien er een waterafvoer voorzien wordt voor niet overdekte terrassen of verharde, nietwaterdoorlatende opritten, dan moet dat water aangesloten worden op de overloopleiding van de regenwaterput, het moet dus voorbij de regenwaterput als RWA afgevoerd worden. De plaatsing van een terugslagklep op RWA is aan te raden. Er wordt ook aangeraden om alle RWA leidingen in het grijs en alle DWA leidingen in het roodbruin aan te leggen. Voor bestaande gebouwen in een gesloten bebouwing is de scheiding van afvalwater en hemelwater enkel verplicht voor de afvoer waarvoor geen leidingen onder of door het gebouw moeten aangelegd worden, tenzij bij de werken ook de vloerplaat wordt uitgebroken, zodat een nieuwe riolering kan aangelegd worden. Er dienen steeds voldoende controleputjes geplaatst te worden in functie van onderhoud en controle. Vanaf 1 juli 2011 is het verplicht om het private rioolstelsel te laten keuren voor de eerste ingebruikname of na grondige wijzigingen.
1
9/01/2012
Stad Sint-Niklaas
•
Regenwateropvang voor hergebruik
De plaatsing van een regenwaterput voor hergebruik is verplicht en de ganse dakoppervlakte moet afwateren naar de regenwaterput, tenzij dit onredelijke kosten met zich mee zou brengen (bv bij renovatiewerken aan smalle woningen in aaneengesloten bebouwing). Andere verharde oppervlaktes kunnen ook op de regenwaterput aangesloten worden, op voorwaarde dat dit water zuiver, nietverontreinigd kan aangesloten worden (verharde grondoppervlakken waar bv auto’s gewassen worden mogen niet op de regenwaterput aangesloten worden). Op een hemelwaterput moet een operationele pompinstallatie aangesloten worden (tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden), minstens alle toiletten en wasmachines op gelijkvloers en eerste verdieping en 1 aftappunt dienen aangesloten te worden op het regenwatercircuit. Dit dient op de plannen duidelijk aangegeven te worden. Volgende volumes regenwateropvang worden opgelegd: Horizontale oppervlakte (m²) van aangesloten dak of verharding <50 Tussen 50 en 100 Tussen 100 en 150 Tussen 150 en 200 Tussen 200 en 250 Tussen 250 en 300 Tussen 300 en 1.000 >1.000
Regenwateropvang (l) 3.000 5.000 7.500 10.000 12.500 15.000 Min. 50l/m² aangesloten verharding. Indien dit volume niet nuttig herbruikt kan worden, dan buffering/infiltratie met vertraagde afvoer (cfr infra) Regenwaterput in verhouding tot nuttig hergebruik. Buffering/infiltratie met vertraagde afvoer verplicht (cfr infra)
Dakoppervlaktes mogen gehalveerd worden indien het een groendak betreft dat minstens opgebouwd is uit 2 lagen: een drainagelaag en een substraatlaag van minstens 5cm. Voor daken tussen 300m² en 1000m² moet in eerste instantie regenwaterhergebruik maximaal toegepast worden. Voor appartementsgebouwen betekent dit dat de wooneenheden op gelijkvloers en eerste verdieping aangesloten worden op regenwaterhergebruik, naargelang daarvoor voldoende wateropvang voorhanden is. Indien een regenwateropvang van 50l/m² verharding voor nuttig hergebruik kan aangewend worden, dienen geen bijkomende maatregelen met betrekking tot buffering genomen worden. Te groot gedimensioneerde regenwaterputten die niet in verhouding staan tot het werkelijk hergebruik voldoen niet qua buffering. Voor de berekening wordt hierbij verwezen naar de regenwaterdimensioneringsgrafiek van VMM, cfr. bijlage 1. Een leegstandpercentage (van regenwaterput in de tijd) van 2 tot 5% is aanvaardbaar. Wanneer, in utiliteitsbouw bv, geen 50l/m² verharding nuttig herbruikt kan worden, dan dient de ganse verharde oppervlakte van het project (dak en verharde grondoppervlakte) gebufferd en/of geïnfiltreerd te worden zoals hieronder aangegeven.
•
Vanaf 1000m² verharde oppervlakte: buffering en infiltratie met vertraagde afvoer
Voor elk bouwdossier met een verharde oppervlakte - zijnde de dakoppervlakte, waarbij de oppervlakte van een groendak gehalveerd mag worden, plus de verharde grondoppervlakte die afwatert via de riolering - van minimum 1000m² dient, naast de verplichtingen mbt regenwateropvang voor hergebruik, het af te voeren regenwater ter plaatse gebufferd of geïnfiltreerd te worden alvorens het geloosd wordt op openbaar domein. Het is in dit geval verplicht een berekeningsnota bij de bouwaanvraag te voegen, men kan hierbij gebruik maken van het rekenblad dat hoort bij dit reglement, samen met een plan van de buffering/infiltratie (oppervlaktes, drempelpeilen, diameter lozingspunt,…).
2
9/01/2012
Stad Sint-Niklaas
De totale verharde oppervlakte die afwatert naar het openbaar domein moet in rekening gebracht worden bij de berekening van de buffering/infiltratie. Van een groendak mag de helft van de oppervlakte in mindering gebracht worden op voorwaarde dat het groendak minstens opgebouwd is uit 2 lagen: een drainagelaag en een substraatlaag van minstens 5cm. Voor regenwaterhergebuik moet de oppervlakte waarvan het afstromende water nuttig herbruikt wordt, slechts voor 85% in rekening gebracht worden. Concreet mag een oppervlakte verharding (m²) in mindering gebracht worden gelijk aan 15% van het volume regenwateropvang (l) gedeeld door 50 (l/m²), maw voor elke 1.000l regenwater voor hergebruik mag 3m² verharde oppervlakte in mindering gebracht worden. Voorwaarde is dat de dimensionering van de regenwateropvang afgestemd is op het werkelijk hergebruik, te groot gedimensioneerde regenwaterputten worden niet aanvaard. De oppervlakte die niet afwatert via het rioleringsstelsel, maar infiltreert in de bodem op eigen terrein moet niet in rekening gebracht worden. Deze oppervlakte mag dus volledig in mindering gebracht worden bij de berekening van de buffering/infiltratie. Dit kan gaan om infiltrerende verharding of om verharde grondoppervlakte die afloopt naar een gazon of ander omgevingsgroen. In dit laatste geval dient de onverharde oppervlakte wel minstens een kwart te beslaan van de verharde oppervlakte die erop afwatert. Deze manier van afwatering wordt sterk aanbevolen. Dit leidt tot onderstaande formule: Onorm = (Odak - 0,50*Ogroendak) - 0,15*RWP/50l/m² + (Overharde oppervlakte – Oinfiltratie) Met Onorm : verharde oppervlakte waarop onderstaande normen dienen toegepast te worden (m²) Odak : totale dakoppervlakte (m²) Ogroendak : oppervlakte groendak (m²) RWP : volume regenwaterput (L) Overharde oppervlakte : totale verharde grondoppervlakte (m²) Oinfiltratie : verharde grondoppervlakte die infiltreert op eigen domein (m²) Afhankelijk van waar het overtollige regenwater geloosd wordt, gelden andere normen qua toegelaten lozingsdebiet. Het buffervolume wordt hieraan aangepast, zodat in elke situatie het systeem voldoende buffering voorziet voor een bui die zich +/- elke 5 jaar voordoet. De noodoverlaat zal dus statistisch gezien elke 5 jaar 1 keer moeten functioneren. lozingsdebiet
buffervolume
5l/s/ha
340m³/ha (34l/m²)
op een gemengd stelsel
10l/s/ha
270m³/ha (27l/m²)
op RWA of oppervlaktewater
15l/s/ha
240m³/ha (24l/m²)
Lozing in de stadskern van Sint-Niklaas buiten de stadskern van Sint-Niklaas:
Met de stadskern van Sint-Niklaas wordt de morfologisch dicht bebouwde zone van de stad bedoeld. In poldergebied kan de polder eventueel andere voorwaarden opleggen. Bij rechtstreekse lozing op een officiële waterloop is een machtiging nodig van de provincie Oost-Vlaanderen, die ook eventueel andere voorwaarden kan opleggen. De wijze van bufferen is vrij te bepalen door de bouwheer. De voorkeur wordt gegeven aan een open systeem (vijver, gracht, wadi,…), waarbij ook infiltratie mogelijk is en die visuele controle mogelijk maakt. Bufferen dmv gesloten systeem (overgedimensioneerde buizen, krattensysteem, waterciternes, betonnen kelders,…) kan indien voor een open systeem niet de vereiste oppervlakte voorhanden is. Waterdoorlatende systemen die boven de hoogste grondwaterstand aangelegd worden (bv geperforeerde buizen, krattensysteem) verdienen de voorkeur omdat zij naast een bufferende, ook een infiltrerende werking hebben.
3
9/01/2012
Stad Sint-Niklaas
De lozing van het buffervolume gebeurt gravitair dmv een knijpleiding, wervelventiel, hydroslide of gelijkwaardige constructie, cfr voorbeeldschets in bijlage 2. De diameter van de knijpleiding die overeenstemt met het opgelegde debiet dient berekend worden. Voor de berekening kan men gebruik maken van het rekenblad dat hoort bij dit reglement. Om verstopping van de knijpopening te vermijden is de kleinste toegelaten diameter van knijpleiding 7cm. Om diezelfde reden is een degelijke filtering en regelmatige controle van de knijpconstructie noodzakelijk. Indien niet anders kan, moet een pomp ingeschakeld worden om de buffer leeg te maken. Het wegdraineren van grondwater kan niet aanvaard worden. Elke buffer dient voorzien te worden van een noodoverlaat. Indien kan aangetoond worden dat een buffervolume, zoals hierboven aangegeven, dmv infiltratie in de bodem geledigd wordt aan 2l/s/ha of meer, dan mag een infiltratiesysteem zonder knijpconstructie (maar met noodoverlaat) aangelegd worden. Omwille van specifieke lokale omstandigheden of speciale technische eisen aan gebouwen kan een andere oplossing voor de waterafvoer aanvaard worden, op voorwaarde dat de voorgestelde oplossing de watertoets doorstaat. Bij dit reglement is een digitaal rekenblad voorhanden dat in de vorm van een beslissingsboom, na het ingeven van een aantal basisgegevens van het project, automatisch aangeeft welke verplichtingen opgelegd worden mbt regenwaterhergebruik en/of buffering.
•
Aansluiting op de riolering
Voor alle informatie met betrekking tot de aansluiting op openbare riolering in Sint-Niklaas kan u terecht bij de VMW (Koning Boudewijnlaan 42 in Lokeren, tel. 09/348.39.11). Er moet altijd een 100% gescheiden stelsel aangelegd worden tot aan de rooilijn. In een standaardsituatie moet aangesloten worden op huisaansluitputjes, waarvan er telkens 2 voorzien worden: één voor afvalwater (DWA) en één voor regenwater (RWA). De plaatsing van deze aansluitputjes dient door de bouwheer aangevraagd te worden bij de VMW (Koning Boudewijnlaan 42, Lokeren, tel. 09/348.39.11) voor aanvang van de werken, opdat de bouwheer weet op welke hoogte hij zijn eigen rioolbuizen zal moeten aansluiten. Problemen bij aansluiting omwille van te diep aangelegde riolering op privaat terrein vallen onder de verantwoordelijkheid van de bouwheer. De plaatsing van de aansluitputjes en de aansluiting ervan op de riolering worden in opdracht van de stad uitgevoerd door VMW. De putjes worden geplaatst op privaat domein, juist achter de rooilijn; in geval de bouwlijn samenvalt met de rooilijn, dan worden de putjes geplaatst op openbaar domein. Naast de standaardsituatie kunnen zich nog volgende situaties voordoen: -
-
Indien er reeds huisaansluitputjes aanwezig zijn en er dient enkel een verbinding gemaakt te worden naar deze putjes, dan staan wij toe dat de bouwheer zelf zijn DWA en RWA aansluit, op voorwaarde dat de putjes op privéterrein liggen of, wanneer de voorbouwlijn samenvalt met de rooilijn, de aansluitputjes vlak tegen de voorgevel geplaatst zijn. De sleuflengte op openbaar domein mag maximaal 1m lang zijn. Deze aansluitingen zullen gecontroleerd worden bij de verplichte keuring van het private rioleringsstelsel. Indien er geen riolering, maar een open straatgracht voor de kavel ligt, mag rechtstreeks in de gracht geloosd worden. De bouwheer legt zelf de buizen tot in de gracht, en werkt het talud ter hoogte van de lozing af met kasseimetselwerk of gelijkwaardige afwerking. Indien er in de gracht een korte overwelving aanwezig is (bv ter hoogte van de oprit), dienen de buizen aangesloten te worden op de gracht zo dicht mogelijk bij de kopmuur. Deze aansluitingen zullen gecontroleerd worden bij de verplichte keuring van het private rioleringsstelsel. Indien wordt aangesloten op een ingebuisde straatgracht, moeten er 2 aansluitputjes geplaatst worden, die de bouwheer dient aan te vragen bij de stedelijke waterdienst voor aanvang van de
4
9/01/2012
Stad Sint-Niklaas
werken. De stad kan dan ook de inbuizing controleren. In het uitzonderlijke geval dat de inbuizing onvoldoende functioneert dient de inbuizing vervangen te worden, de eigenaar van de buis draagt hiervoor de kosten. In de praktijk betekent dit voor een straatgracht meestal een 50/50-verdeling van de kosten tussen particulier en stad. -
Indien er geen mogelijkheid is tot aansluiting in de straat (bij gebrek aan aanwezigheid van riolering, open of ingebuisde straatgracht), maar er kan aangesloten worden op een open gracht langs (de zijkant of de achterkant van) de kavel dan wordt elke situatie op zich bekeken. Belangrijk hier is dat DWA en RWA langs de straatkant ‘passeren’, zodat ze later, wanneer de straat gerioleerd wordt, opgenomen kunnen worden.
De werken die in dit kader op openbaar domein worden uitgevoerd, dienen te gebeuren door een geregistreerd aannemer, met inachtname van alle geldende veiligheidsregels (KLIP, signalisatie,…). Er moet steeds de nodige aandacht besteed worden aan de eventuele aanwezigheid van nutsleidingen in voetpad of berm. Indien geloosd wordt in openbare waterlopen dient steeds een machtiging aangevraagd te worden bij de bestendige deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen (contact: Dienst Integraal Waterbeleid, PAC Het Zuid, Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent, tel: 09 267 76 68, email:
[email protected]).
•
Bouwen langs waterloop
De aanwezigheid van geklasseerde of oud-geklasseerde waterlopen (inclusief talud en opgemeten kruinbreedte) moet op de bouwplannen aangegeven worden. Om onderhoud van geklasseerde waterlopen correct te kunnen uitvoeren, moet er een vrije doorgang zijn langs de waterloop van 5 meter breed, gemeten vanaf de bovenste rand van het talud. Deze vijfmeterstrook dient bereikbaar te zijn en vrijgehouden te worden in functie van machinaal onderhoud van de waterloop. Dit onderhoud behelst in de praktijk maai- en ruimingswerken met een kraan en afvoer van maai- en ruimingsspecie met tractor en laadbak. Om onderhoud van oud-geklasseerde waterlopen correct te kunnen uitvoeren, moet er een vrije doorgang zijn langs de waterloop van 3 meter breed, gemeten vanaf de bovenste rand van het talud. Deze driemeterstrook dient bereikbaar te zijn en vrijgehouden te worden in functie van machinaal onderhoud van de waterloop. Dit onderhoud behelst in de praktijk maai- en ruimingswerken en afvoer van maai- en ruimingsspecie met licht materiaal (kleine kraan). Deze vijf- en driemeterstroken moeten ook vrij zijn thv overwelfde waterlopen. Overwelfde waterlopen worden maximaal terug opengemaakt. Worden niet toegelaten in de respectievelijke vijf- en driemeterzone: elke boven- en ondergrondse constructie, beplantingen die de doorgang belemmeren, dierenhokken, vijvertjes, ophogingen,… Afsluitingen (draad, haag) moeten op 0,75-1m van het talud geplaatst worden en mogen max 1,5m hoog zijn. (Knot)bomen mogen op de kruin van de waterloop geplant worden met onderlinge afstand van min. 12m. In functie van de bereikbaarheid voor onderhoud kan een locatiespecifieke oplossing uitgewerkt worden.
5
9/01/2012
BIJLAGE 1: Ontwerpgrafiek voor het bepalen van het leegstandpercentage, het vereiste putvolume of het mogelijk regenwaterhergebruik.
Figuur: Ontwerpgrafiek voor het bepalen van het leegstandpercentage, het vereiste putvolume of het mogelijke regenwaterverbruik Bron: Toelichting bij de code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen, April 2004, KUL iov Aminal, afdeling Water 6
9/01/2012
BIJLAGE 2: SCHETS BUFFERING d.m.v. OVERGEDIMENSIONEERDE BUIS
H = hoogte buffervolume
afvoer regenwater
knijpopening
Wervelventiel, hydroslide of andere knijpconstructies die het toegelaten debiet niet overschrijden, zijn ook mogelijk.
regenwaterpomp
verluchting noodoverlaat
filter: om verstopping van de knijpopening tegen te gaan is een goede filtering noodzakelijk; de filter moet regelmatig gereinigd worden.
buffervolume: overgedimensioneerde buis al dan niet geperforeerd i.f.v. infiltratie (vb. ø 800 = 0,5m³ buffer/lm) regenwaterput knijpopening: diameter te berekenen in functie van toegelaten debiet terugslagklep in principe ø 160; grotere diameter kan mits motivering op basis van toevoerende oppervlakte
7
9/01/2012
BIJLAGE 3: SCHETS BUFFERING d.m.v.VIJVER
afvoer regenwater
Wervelventiel, hydroslide of andere knijpconstructies die het toegelaten debiet niet overschrijden, zijn ook mogelijk.
kopmuur noodoverlaat
regenwaterpomp
rooster/bladvang
hoogte buffervolume H
filter
GRACHT
hoogste grondwaterstand knijpopening met terugslagklep diameter te berekenen in functie van toegelaten debiet
8
regenwaterput terugslagklep
9/01/2012