Respiratie 4 + Spijsvertering 1 Functie en bouw van de luchtwegen Functie spijsvertering Voedingsstoffen en enzymen
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
1
Bij een stijging van de pH in het bloed neemt de ventilatie eerder toe dan af. • Stijging van de pH betekent het getal wordt groter dus bloed wordt minder zuur. •
0
2
4
6
7 7,35 7,45 8
10
12
14
pH laag
pH hoog
zuur
basisch
pCO2 = laag, dus H+ laag dus ventilatie neemt af
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
2
Als een patiënt op zijn rug ligt is de perfusie aan de dorsale zijde (rugzijde) beter dan aan de ventrale zijde (buikzijde).
L/min
1.29
Staande houding
liggende houding
L/min
Bloeddoorstroming
1.29
Bloeddoorstroming g Ventilatie
Ventilatie 0,80 0.07
0.07
Basis Niveau van de long
Top
dorsaal
ventraal Niveau van de long
Ook hier speelt de zwaartekracht een rol echter minder dan in staande houding FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
3
1
CO2 + H2O => H2CO3 => H+ + HCO3Bovenstaande reactievergelijking is een reactie die eerder plaats vindt in de bloedbaan ter hoogte van de weefsels dan ter hoogte van de longen.
• In de weefsels komt veel CO2 vrij dat de PaCO2 verhoogt. Een deel bind zich aan het Hb de rest wordt omgezet in bicarbonaat volgens bovenstaande reactievergelijking. • In de longen vindt dit proces in omgekeerde volgorde plaats: • HCO3- + H+ => H2CO3 => CO2 + H2O FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
4
Een laag PaO2 geeft eerder een prikkel om adem te gaan halen dan een hoog PaCO2. • De capaciteit van O2 diffusie en binding aan Hb is ruimschoots voldoende om de weefsels van voldoende O2 te voorzien. (1000 ml/min aanvoer 250 ml/min verbruik). • Hiernaast geven de weefsels CO2 af aan de bloedbaan. Het CO2, gedeeltelijk gebufferd als HCO3- en H+, bepaald in belangrijke mate de pH. • Teneinde de pH binnen bepaalde grenzen te houden (7,35 – 7,45) is de CO2 regulatie veel kritischer dan de O2 regulatie.
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
5
De ventilatie-perfusieverhouding is in zittende houding in de longtop hoger dan in de basis van de long. Va/Q
L/min L/min
verh 3
0,82 0,8
, 9 1,29
Bloeddoorstroming 2 Ventilatie
1 0,63
0.24
0,07 Basis
Top Niveau van de long
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
6
2
Kortademigheid of dyspnoe • Onlustgevoelens samenhangend met de ademhaling (subjectief verschijnsel) – Niet altijd een directe relatie tussen dyspnoe enerzijds en bloedgaswaarden en zuurgraad
• Patiënt is zich bewust van zijn ademhaling • Patiënt gebruikt hulpademhalingsspieren – neusvleugelen en typisch zittende houding
• Patiënt op de aangedane kant leggen FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
7
Astma bronchiale typische zittende houding kortademige g patiënt
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
8
Dyspnoe oorzaken • Grote hoogte – lage pO2
• Aandoening luchtwegen –g grote • ventilatie
– kleine • diffusie
– pleurabladen – thorax – ademhalingscentrum FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
9
3
Dyspnoe 2 • Tachypnoe = te snelle ademhaling • Hyperpnoe = versnelde of verdiepte ademhaling • Hyperventilatie H til ti = llangdurig d i snell en di diep ademhalen
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
10
Dyspnoe oorzaken • Doorbloedingsstoornis – hartfalen
• Anaemie – Ijzergebreksanemie Ij b k i – Pernicieuze anemie (tekort vitamine B12) – Zwangerschapsanemie
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
11
Dyspnoe beleid • • • • •
Ademhalingsoefeningen en geruststellen Slijmoplossende medicijnen Allergie bestrijden Neusdruppels Tapoteren (verouderd, alleen nog fysiotherapeut)
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
12
4
Dyspnoe beleid • Zuurstof toedienen – niet bij hypoxie in combinatie met hypercapnie
• Vocht afdrijven met diuretica – decompensatio d ti cordis di
Hypoxie = laag O2 gehalte Hypercapnie = hoog CO2 gehalte
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
13
Hoesten • Explosief verlopende uitademing – bij gesloten strottenklepje en stemspleet wordt druk opgebouwd
• Soorten – onproductieve hoest • droge hoest
– productieve hoest • ophoesten van slijm
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
14
Onproductief hoesten • Irritatie slijmvlies door virus – prikkel/kriebelhoest
• Taai of vastzittend slijm in de kleine luchtwegen – stoflongen – longemfyseem – astma bronchiale
• Carcinoom FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
15
5
Productief hoesten • Infectie door bacterie of virus • Irritatie luchtwegen – allergene stof – carcinoom i
• Productieve hoest niet dempen – gevaar voor bacterie groei in het achterblijvend slijm
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
16
Hoesten beleid • Causaal indien mogelijk • Slijmverdunnende middelen – Fluimicil®, Bisolvon®
• (Anti)hoesttabletten of siroop
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
17
Sputum • Slijm bestaande uit vocht slijmvliescellen en ingeademde deeltjes • Afkomstig uit de luchtwegen • Afkomstig Afk ti uitit spijsverteringskanaal ij t i k l bij reflux – speeksel, maagsap, gal
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
18
6
Sputum • Soorten – kleurloos – helder – rood, rood roestkeurig – geel – groen
• Bewaren ter inspectie!
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
19
Cyanose • Blauwe verkleuring van de huid • Centraal – lage zuurstofverzadiging, hypoxemie, bijvoorbeeld door longfunctiestoornis longfunctiestoornis.
• Perifeer – slechte doorbloeding van de huid bij kortdurende dyspnoe
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
20
Cyanose
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
21
7
Spijsvertering 1 Functie spijsvertering Voedingsstoffen en enzymen
Hoofdfuncties tractus digestivus • • • •
Digestie Absorptie Secretie Motiliteit Er is geen regulatiemechanisme voor de mate van opname
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
23
Overzicht van de tractus digestivus
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
24
8
Extern milieu • Het spijsverterings kanaal behoort tot het milieu exterieur. • Gevaar! Blootstelling aan pathogene bacteriën en virussen virussen.
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
25
Beschermingsmechanismen • • • • •
Mucus Immunoglobulinen Digesterende enzymen Zuur Lymfocyten
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
26
Spijsvertering • Metabolisme = anabolisme + katabolisme • Metabolisme of stofwisseling = bouwstofwisseling en energievrijmaking of energiestofwisseling
verbruik
gewichtsafname
normaal
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
opname
gewichtstoename 27
9
Waar het om gaat? • Voedingsstoffen, transporteren, geschikt maken zodat deze opgenomen (in de bloedbaan brengen) en gebruikt kunnen worden in onze cellen cellen. • Stoffen (afvalstoffen) die niet nodig zijn worden daarbij uitgescheiden.
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
28
Taak spijsvertering • Opname voedsel uit m.e. [eten] • Mechanische afbraak voedsel in delen [kauwen] • Transport voedsel door spijsverteringsstelsel [slikken en peristaltiek (samentrekkingen)] • Ontleding voedsel door enzymen in substraten (celvoedingsstoffen) [vertering] en vloeibaar maken • Overdracht substraten aan circulatie [resorptie=opname] • Uitscheiding van resten voedselafbraak [ontlasting] FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
29
Voeding bestaande uit: – Eiwitten of proteïne – Koolhydraten (zetmeel en suikers) – Vetten of lipiden – Water – Mineralen of zouten – Vitaminen ( veelal zijn dat essentiële enzymen)
• Letten op samenstelling en hoeveelheid • Eenzijdige voeding kan ook gebrek geven FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
30
10
Belang eiwitten • Eiwitten zijn bouwstoffen (samen met de mineralen of zouten) voor cellen dus groei • Koolhydraten en vetten zijn energieleveranciers en kunnen vervangen worden, eiwitten niet! • Energie: • 1 gram eiwit • 1 gram koolhydraat • 1 gram vet
=> 17 Kj, 4,1 kcal (1) => 17 Kj, 4,1 kcal (1) => 38 Kj, 9,3 kcal (2)
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
31
Energie nodig voor • chemische arbeid (omzetting stoffen in het lichaam)
• mechanische arbeid (werk of sporten) • actief transport, transport nieren en darmen (peristaltiek)
• elektrische arbeid (hart en spieren) • handhaving lichaamstemperatuur (restproduct verbranding oftewel stofwisseling)
FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
32
Verbranding • aërobe = afbraak met zuurstof (O2) • anaërobe = afbraak zonder zuurstof (O2) Koolhydraten V Vetten Eiwitten
Volledig O Onvolledig ll di Onvolledig
CO2 CO2 Ureum
• H2O + CO2 geeft H+ + HCO3dus verzuring, dus toename H+, dus lagere pH FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
33
11
Energie • Voor celfuncties, kerndeling, celdeling, opname en afgifte van stoffen. • Brandstoffen die de cel nodig heeft zijn koolhydraten. • Om energie te krijgen is zuurstof nodig, energie die vrijkomt wordt uitgedrukt in joule, vroeger cal. • Dagelijkse dosis afhankelijk van activiteit – 7500 tot 12.500 Kj – alleen voor basaalmetabolisme 7000 Kj FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
34
Vitaminen (vitale aminozuren) • Zijn gecompliceerde organische verbindingen die in betrekkelijk kleine hoeveelheden onmisbaar zijn. Het lichaam kan ze niet maken. • Aminen zijn aminozuren vitaminen zijn dus vitale aminozuren (het zijn niet allemaal aminen) • Vitaminen spelen een essentiële rol in de enzymsystemen van het lichaam FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
35
Enzym definitie • Enzymen zijn splitsing of ontledingsstoffen, bevorderd scheikundige processen in het menselijk lichaam, zonder zelf te veranderen • Enzymen zijn biochemische katalysatoren of biokatalysatoren • Versnellen of bevorderen lichaamsprocessen zonder zelf verbruikt te worden FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
36
12
Enzymen • Zijn steeds eiwitten, hebben meestal ook een niet-eiwit gedeelte het coënzym kunnen alleen gezamenlijk werken • De meeste vitamine zijn coënzymen • Enzymen zijn specifiek, dus slechts 1 reactie – amylase => zetmeel (amylum) – saccharose => riet of bietsuiker – pepsine => eiwitsplitsing FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
37
Kenmerken enzym • Temperatuur is zoals bij alle scheikundige reacties een belangrijke factor =>hoe hoger de temp hoe makkelijker de reactie • Optimum temperatuur waarop de reactie het best verloopt voor menselijk lichaam 37° • Ook afhankelijk van de zuurgraad (pH) FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
38
Enzymreactie • Substraat (omzettingsstof) => samen met enzym => enzymsubstraatcomplex => substraat valt uiteen in stukken => enzym
Substraat = een betere term voor voedingsstof van de cel Voedingsstof = bestanddeel van onze voeding FHV2009 / Cxx54 7+8 / Anatomie & Fysiologie - Respiratie en digestivus
39
13