Reglement op de kwaliteitstoetsing voor interne auditors
Reglement op de kwaliteitstoetsing voor interne auditors Vastgesteld in de bijeenkomst van de ledenvergadering van het Instituut van Internal Auditors Nederland op 10 juni 2004, in werking te treden op 1 januari 2005.
Hoofdstuk I Begripsbepalingen Artikel 1 1. Dit reglement is van toepassing op alle bij IIA-Nederland als gewoon lid ingeschreven interne auditors. 2. Voor de toepassing van dit reglement en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder: - IIA-Nederland: de vereniging Instituut van Internal Auditors Nederland; - bestuur: het bestuur van het IIA-Nederland; - college: het college toetsing kwaliteit interne auditors; - organisatie: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht; - interne auditfunctie: een afdeling of team dat onafhankelijke, objectieve "assurance" (geven van zekerheid) en consulting (geven van advies) diensten verleent met de bedoeling waarde toe te voegen aan en verbetering te brengen in de operaties van een organisatie. De interne auditfunctie helpt een organisatie haar doelen te verwezenlijken door met een methodische, ordelijke benadering de effectiviteit van risicomanagement, controle en beheersingsprocessen te evalueren en verbeteren; - interne auditor: de persoon, gewoon lid van IIA-Nederland, die werkzaam is bij een interne auditfunctie; - verantwoordelijke interne auditor: de eindverantwoordelijke voor de interne audit functie (Chief Audit Executive) - vestiging: een specifieke subgroep van een interne auditfunctie, die wordt onderscheiden op basis van geografische criteria of op grond van karakteristieken van de werkzaamheden; - stelsel van kwaliteitsbeheersing: de door een interne auditfunctie getroffen maatregelen en ingestelde procedures die de kwaliteit van de werkzaamheden van de bij de auditfunctie werkzame interne auditors en andere personen moeten waarborgen; - stelsel van kwaliteitsbewaking: de controle door of namens de interne auditfunctie op de naleving van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de interne auditfunctie; - onderzoeker: een persoon, belast met de uitvoering van de (her)toetsing van een interne auditfunctie; - (her)toetsing: de toetsing van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een interne auditor die werkzaam is bij een interne audit functie, door niet aan die interne auditfunctie gelieerde onderzoekers, aan algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening; - belanghebbenden: personen, organen of organisaties die door hun functie betrokken zijn bij de interne auditfunctie. Interne belanghebbenden kunnen onder andere zijn de Raad van Bestuur, de Raad van Commissarissen en het Audit Committee. Externe belanghebbenden kunnen onder andere zijn de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank.
Reglement kwaliteitstetsinginternal auditors auditors, pagina 1 van10
Hoofdstuk II Toetsing Artikel 2 1. De verantwoordelijke interne auditor draagt er zorg voor dat de interne auditfunctie beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan in Nederland algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. 2. De in het eerste lid bedoelde normen zijn neergelegd in International Standards for the Professional Practice of Internal Auditing en de Code of Ethics van IIA-Nederland, of worden door het bestuur - de leden gehoord - vastgelegd in nadere voorschriften en richtlijnen. 3. Bij de uitvoering van de toetsing zal rekening worden gehouden met de specifieke scope van de werkzaamheden van de interne auditfunctie.
Artikel 3 1. Teneinde de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een interne auditor te kunnen beoordelen, wordt de interne auditfunctie waar de interne auditor werkzaam is aan toetsing onderworpen. 2. De interne auditor spant zich ervoor in dat de interne auditfunctie en de organisatie waar hij werkzaam is, zijn medewerking verleent aan toetsing als bedoeld in dit reglement.
Artikel 4 1. De toetsing houdt een onderzoek in of het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing in opzet en werking voldoet aan de in artikel 2 bedoelde normen. 2. De toetsing omvat alle vormen van dienstverlening van de interne auditfunctie waar de interne auditor werkzaam is.
Artikel 5 1. Indien een interne auditfunctie meerdere vestigingen heeft, zal het stelsel van kwaliteitsbeheersing per vestiging worden beoordeeld. 2. Indien de interne auditfunctie twee of meer vestigingen heeft, maakt een stelsel van kwaliteitsbewaking van de vestigingen onderdeel uit van het stelsel van kwaliteitsbeheersing dat wordt beoordeeld. 3. Indien een interne auditfunctie vestigingen heeft in het buitenland zullen alleen de maatregelen van kwaliteitsbewaking door de interne auditfunctie in Nederland met betrekking tot die buitenlandse vestiging(en) worden beoordeeld.
Artikel 6 1. Er is een college toetsing kwaliteit. 2. Het college is belast met de uitvoering van dit reglement. 3. Het bestuur bepaalt het aantal leden van het college en benoemt deze uit de leden van IIANederland. 4. Het bestuur wijst uit de leden van het college een voorzitter aan. 5. De zittingsduur van de leden bedraagt maximaal drie jaar met eenmaal de mogelijkheid van herbenoeming voor wederom maximaal drie jaar. Degene die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats de benoeming is geschied, had moeten aftreden. 6. De leden van het college treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. 7. De leden van het college ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding van reis- en verblijfkosten en een vergoeding voor bestede tijd volgens door het bestuur vast te stellen regelen.
Artikel 7 1. De toetsing wordt uitgevoerd door één of meer onderzoekers, die gewoon lid van IIA Nederland zijn. 2. Het college is belast met de selectie en de aanwijzing van de onderzoekers aan de hand van door het bestuur, op voorstel van het college, vastgestelde criteria. 3. De onderzoekers dienen onafhankelijk te zijn van de te onderzoeken auditfunctie en hun werkzaamheden volstrekt onpartijdig uit te voeren.
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 2 van10
4. Voor elke uit te voeren toetsing stelt het college vast welke personen (persoon) als onderzoekers (onderzoeker) zullen (zal) optreden, waarbij rekening wordt gehouden met aard en omvang van de te onderzoeken interne auditfunctie. 5. De onderzoekers ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en een vergoeding voor bestede tijd volgens door het bestuur vast te stellen regels.
Artikel 8 1. De onderzoekers voeren de toetsing uit aan de hand van door het bestuur, op voorstel van het college, vastgestelde werkprogramma’s. De werkprogramma’s worden door het bestuur aan de onder het reglement vallende interne auditors bekendgemaakt. 2. Welk werkprogramma wordt toegepast, wordt bepaald aan de hand van door het bestuur, op voorstel van het college, vastgestelde criteria. De criteria worden door het bestuur aan de onder het reglement vallende interne auditors bekendgemaakt.
Artikel 9 1. Het college selecteert jaarlijks de interne auditfuncties die in aanmerking komen voor een toetsing aan de hand van door het bestuur, op voorstel van het college, vastgestelde selectiecriteria, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10. De criteria worden door het bestuur aan de onder het reglement vallende interne auditors bekendgemaakt. 2. Het college geeft de geselecteerde interne auditfunctie te kennen dat zij zal worden getoetst. 3. Het college geeft de interne auditfunctie minimaal zes weken van tevoren te kennen wanneer toetsing zal plaatsvinden en wie als onderzoekers zijn aangewezen. 4. Indien geen medewerking aan de toetsing wordt verleend zal een aanmaning tot medewerking door het college worden verstuurd. Indien binnen twee weken na verzending van de aanmaning geen medewerking wordt verleend, vindt de procedure van artikel 16 overeenkomstige toepassing. 5. De interne auditfunctie kan binnen twee weken wegens gewichtige redenen bezwaar maken bij het college tegen een aangewezen onderzoeker. Het college zal binnen twee weken een beslissing nemen ten aanzien van het bezwaar.
Artikel 10 Alle interne auditfuncties, waar interne auditors vallend onder dit reglement werkzaam zijn, zullen eenmaal in de vier jaar aan toetsing worden onderworpen, met dien verstande dat deze termijn met een door het college te bepalen termijn kan worden ingekort indien het eindoordeel bij de laatst uitgevoerde (her)toetsing luidt als bedoeld in artikel 13 lid 3 onder b of c. Ook bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding zijn voor een kortere termijn.
Artikel 11 1. De interne auditfunctie stelt aan de onderzoekers alle gegevens ter beschikking, die deze nodig achten voor de vervulling van hun werkzaamheden. 2. Indien zich over de wijze van uitvoering van de toetsing een meningsverschil voordoet tussen de interne auditfunctie en de onderzoekers zullen de onderzoekers de kwestie voorleggen aan het college, dat zo snel mogelijk een uitspraak doet. Indien de interne auditfunctie dan wel de onderzoekers zich niet kunnen verenigen met deze uitspraak, kan binnen zes weken na de uitspraak van het college de meest gerede partij het bestuur vragen een definitieve beslissing te nemen.
Artikel 12 1. De onderzoekers nemen ter afronding van de toetsing, op hoofdlijnen hun bevindingen door met de interne auditfunctie. 2. De onderzoekers stellen binnen een door het college te stellen termijn een conceptrapport op. 3. Het conceptrapport als bedoeld in het tweede lid omvat naast de bevindingen van de onderzoekers tevens een deugdelijk gemotiveerd voorstel voor een oordeel als bedoeld in artikel 13 lid 3. 4. In het geval het voorstel voor een oordeel van de onderzoekers luidt als omschreven in artikel 13 lid 3 onder b of c, zullen de onderzoekers tevens een voorstel ten behoeve van het college doen, inhoudende aanbevelingen respectievelijk aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering. 5. De onderzoekers sturen het conceptrapport naar de interne auditfunctie.
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 3 van10
6. De interne auditfunctie kan binnen twee weken schriftelijk commentaar op het conceptrapport zenden aan de onderzoekers. 7. Binnen drie weken na afloop van de in het vorige lid bedoelde termijn maken de onderzoekers hun rapport definitief, en zenden dit onverwijld toe aan het college en de interne auditfunctie.
Artikel 13 1. De interne auditfunctie kan binnen een door het college te stellen termijn schriftelijk commentaar op het definitieve rapport van de onderzoekers aan het college zenden. 2. Het college toetst het definitieve rapport en stelt naar aanleiding hiervan en het eventuele commentaar als bedoeld in het vorige lid een eindoordeel vast dat het binnen twee maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn ter kennis brengt van de verantwoordelijke interne auditor van de interne auditfunctie. 3. Het eindoordeel kan als volgt luiden: a. het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet aan de in Nederland algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening, zoals bedoeld in artikel 2 van dit reglement; b. het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet aan de in Nederland algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening, zoals bedoeld in artikel 2 van dit reglement, maar is vatbaar voor verbetering; c. het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet niet aan de in Nederland algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening, zoals bedoeld in artikel 2 van dit reglement. 4. Indien het eindoordeel luidt als omschreven onder b of c van het vorige lid gaat het eindoordeel vergezeld van aanbevelingen respectievelijk aanwijzingen voor het treffen van maatregelen ter verbetering. 5. De verantwoordelijke interne auditor zal het eindoordeel met betrekking tot de toetsing aan interne belanghebbenden kenbaar maken. 6. De verantwoordelijke interne auditor kan het eindoordeel met betrekking tot de toetsing aan externe belanghebbenden kenbaar maken.
Artikel 14 1. In het geval dat het eindoordeel luidt als omschreven in artikel 13 lid 3 onder c, dient de interne auditfunctie binnen een door het college te stellen termijn een verbeterplan bij het college in, dat gebaseerd is op de bij het eindoordeel gegeven aanwijzingen. 2. Het in het eerste lid bedoelde verbeterplan dient te worden goedgekeurd door een daartoe door het college aangewezen persoon. 3. Na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn vindt er een gesprek plaats tussen het college en de interne auditfunctie over het door de interne auditfunctie ingediende verbeterplan. 4. In het in het vorige lid bedoelde gesprek worden bindende afspraken gemaakt teneinde het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de interne auditfunctie binnen een bepaalde termijn aan de normen als bedoeld in artikel 2 te laten voldoen. 5. De in het vorige lid bedoelde afspraken worden door het college op schrift gesteld en ter ondertekening aan de interne auditfunctie gezonden. 6. Het college zal na afloop van de in vierde lid bedoelde termijn een hertoetsing laten uitvoeren bij de interne auditfunctie. 7. De hertoetsing geschiedt door ten minste twee onderzoekers, waarvan ten minste één onderzoeker een ander is dan degene, die de eerste toetsing heeft uitgevoerd. Artikel 7, lid 3, artikel 8, artikel 11, artikel 12 en artikel 13 zijn op de aanwijzing van de onderzoekers, respectievelijk op de procedure van de toetsing, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 1. Indien het eindoordeel van de hertoetsing luidt als omschreven in artikel 13 lid 3 onder c stelt het college het bestuur daarvan in kennis. 2. De interne auditor, die werkzaam is bij de getoetste interne auditfunctie, is mede verantwoordelijk voor de uitkomst van de (her)toetsing. De in het vorige lid bedoelde in kennisstelling wordt daarom begeleid door een deugdelijk gemotiveerd voorstel om een tuchtrechtelijke procedure tegen de verantwoordelijke interne auditor(s) aanhangig te maken, onder overhandiging van het toetsingsdossier. 3. Het bestuur zal naar aanleiding van de omstandigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid een tuchtrechtelijke procedure tegen de verantwoordelijke interne auditor(s) aanhangig maken, tenzij de redelijkheid of gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 4 van10
Artikel 16 1. Het college kan besluiten het eindoordeel als bedoeld in artikel 13 lid 2 of het toetsingsdossier aan derden beschikbaar te stellen ten behoeve van een door deze derden uit te voeren beoordeling van de beroepsuitoefening door de betrokken interne auditors voorzover die hieraan verplicht zijn onderworpen. 2. Aan de terbeschikkingstelling als bedoeld in het eerste lid kunnen voorwaarden worden verbonden.
Hoofdstuk III Overige bepalingen Artikel 17 1. Jaarlijks brengt het college aan het bestuur een verslag uit omtrent zijn werkzaamheden, waaronder een geanonimiseerd overzicht van de eindoordelen naar aanleiding van de in het afgelopen jaar gehouden toetsingen. 2. Jaarlijks brengt het bestuur, na het in het eerste lid bedoelde verslag te hebben ontvangen, een geanonimiseerd verslag uit aan de leden van IIA-Nederland over de werkzaamheden van het college en de uitkomsten van de toetsingen.
Artikel 18 1. Voor het lid van IIA-Nederland dat betrokken is bij de uitvoering van dit reglement en daarbij kennis neemt van feiten of omstandigheden waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, geldt buiten de gevallen voorzien in dit reglement een geheimhoudingsplicht ter zake van die gegevens. Van vertrouwelijke gegevens in het kader van de toetsing verkregen, kan geen verder en ander gebruik worden gemaakt dan bij of krachtens dit reglement is vereist. 2. De verantwoordelijke interne auditor draagt zorg voor de geheimhouding door voor of met hem werkzame personen van gegevens in het kader van de uitvoering van dit reglement waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden. Van vertrouwelijke gegevens in het kader van de toetsing verkregen, kan geen verder en ander gebruik worden gemaakt dan bij of krachtens dit reglement is bepaald. 3. Een lid van IIA-Nederland, werkzaam als interne auditor, is ter zake van de voldoening aan de in dit reglement opgenomen verplichtingen tegenover het college en de onderzoekers ontheven van de plicht tot geheimhouding als bedoeld in artikel 7 van het Reglement Gedrags- en Beroepsregels.
Artikel 19 De kosten van de toetsing door het college zijn volgens door het bestuur, op voorstel van het college, vast te stellen tarieven voor rekening van de interne auditfunctie. De tarieven worden door het bestuur aan de gewone leden van IIA-Nederland bekendgemaakt.
Artikel 20 Het bestuur en het college zijn bevoegd om nadere voorschriften vast te stellen ter zake van de bij dit reglement geregelde onderwerpen.
Artikel 21 Dit reglement maakt deel uit van het Reglement Gedrags- en beroepsregels, als bedoeld in artikel 19 van de Statuten.
Artikel 22 1. Het reglement treedt in werking op 1 januari 2005. 2. Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement op de kwaliteitstoetsing voor interne auditors.
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 5 van10
Toelichting op het reglement op de kwaliteitstoetsing Algemeen De kwaliteit van de beroepsuitoefening van een interne auditor is niet voor iedereen altijd op eenvoudige wijze na te gaan. De werkgever zal door een onvoldoende inzicht in de wijze van beroepsuitoefening vaak moeite hebben zich een goed beeld van deze kwaliteit te vormen. Naast de verplichtingen tegenover de werkgever heeft de interne auditor natuurlijk ook verplichtingen jegens andere belanghebbenden die vertrouwen op een hoogwaardige kwaliteit van de beroepsuitoefening. Om deze redenen wordt door het bestuur van het IIA-Nederland effectief en efficiënt toezicht op de naleving van de vigerende normen voor de beroepsuitoefening van interne auditors van zeer groot belang geacht. Het toezicht houdt naast een controle op onder meer de toepassing van de vaktechnische normen tevens toezicht in op de naleving van de beroepsethiek. Het toezicht vindt plaats in de vorm van toetsing door onafhankelijke collega-auditors. Hierdoor wordt een professioneel oordeel over het kwaliteitsniveau van de beroepsuitoefening door interne auditors verkregen. Gekozen is voor de term (interne) auditor om hiermee aan te geven dat de interne auditors verschillende opleidingen kunnen hebben.
Hoofdstuk I Begripsbepalingen Artikel 1 In dit artikel zijn enkele definities van begrippen opgenomen. De definities dienen ter nadere bepaling van de begrippen, zoals deze in het reglement op de kwaliteitstoetsing worden gebruikt. De definitie van interne auditor geeft aan dat het reglement van toepassing is op alle (gewone) leden van IIA-Nederland. De definitie van een interne auditfunctie is ontleend aan de Nederlandse vertaling van de internationale IIA definitie: A department, division, team of consultants, or other practitioner(s) that provides independent, objective assurance and consulting services designed to add value and improve an organization's operations. The internal audit activity helps an organization accomplish its objectives by bringing a systematic, disciplined approach to evaluate and improve the effectiveness of risk management, control, and governance processes.
Hoofdstuk II Toetsing Artikel 2 Elke interne auditfunctie dient te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan in Nederland algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. De individuele interne auditor is gehouden zorg te dragen voor de realisering van deze eis. De normen zijn neergelegd in International Standards for the Professional Practice of Internal Auditing en de Code of Ethics van IIA-Nederland, of worden door het bestuur - de leden gehoord - vastgelegd in nadere voorschriften en richtlijnen.
Het stelsel van kwaliteitsbeheersing omvat niet alleen de kwaliteitsborging van de uitgevoerde onderzoeken, doch omvat ook de algemeen organisatorische randvoorwaarden van de interne auditfunctie zoals: het charter, de positionering in de organisatie, het beleidskader, het personeelsontwikkelingsbeleid, de interne en externe relaties en het vaktechnisch instrumentarium.
Artikel 3 In beginsel is de toetsing gericht op de beroepsuitoefening van individuele interne auditors. Teneinde de individuele interne auditor te beoordelen op de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening zal de afdeling waarin hij werkzaam is aan toetsing worden onderworpen. Door deze benaderingswijze kan een goed beeld worden verkregen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van alle binnen die interne auditfunctie werkzame interne auditors en wordt er op efficiënte wijze te werk gegaan. Aan de individuele interne auditor wordt de inspanningsverplichting opgelegd om ervoor zorg te dragen dat de interne auditfunctie zijn medewerking aan de toetsing verleent.
Artikel 4 De toetsing betreft een onderzoek naar de opzet en werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de interne auditfunctie. De aanpak van de toetsing is afhankelijk van de kwaliteit van het stelsel van kwaliteitsbeheersing, inclusief de wijze waarop de kwaliteitsbewaking, dat wil zeggen de controle door of namens de interne auditfunctie op de naleving van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de interne auditfunctie, plaatsvindt. Bij de beoordeling van de opzet en werking van het systeem van kwaliteitsbewaking zal ook dossieronderzoek plaatsvinden. Als de opzet en/of werking van het systeem van kwaliteitsbewaking onvoldoende blijkt, wordt de opzet van het stelsel van kwaliteitsbeheersing getoetst. Indien dit voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening wordt door middel van aanvullend dossieronderzoek de werking hiervan beoordeeld. Indien het stelsel van kwaliteitsbeheersing in opzet en/of werking niet voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening zal een dossieronderzoek van een relatief groot aantal onderzoeken plaatsvinden. Alle onderzoeken die vanuit een interne auditfunctie worden uitgevoerd zijn onderwerp van toetsing. Belastingadvisering, subsidieadvisering, organisatieadvisering, juridische dienstverlening, fraudeonderzoek vallen dus alle binnen het bereik van de toetsing indien zij vanuit een interne auditfunctie worden uitgevoerd.
Artikel 5 Het doel van het reglement is een minimaal kwaliteitsniveau te garanderen van de beroepsuitoefening door interne auditors. Daarom vallen alle gewone leden van IIA-Nederland onder dit reglement. Hoewel binnen een interne auditfunctie met meerdere vestigingen meestentijds een uniform stelsel van kwaliteitsbeheersing zal worden gehanteerd kunnen er op vestigingsniveau toch verschillen in beroepsuitoefening zijn. Om die reden wordt toetsing op vestigingsniveau noodzakelijk geacht. De kwaliteitsbewaking bij interne auditfuncties met meerdere vestigingen dient dusdanig van opzet te zijn dat er een stelsel van kwaliteitsbewaking van de vestigingen van de interne auditfunctie in werking is. Een dergelijk systeem maakt onderdeel uit van het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Een interne auditfunctie kan ook vestigingen hebben in het buitenland. De toetsing zal betrekking hebben op de maatregelen van kwaliteitsbewaking met betrekking tot de vestiging(en) in het buitenland. Het stelsel van kwaliteitsbeheersing van vestigingen in het buitenland zal niet ter plaatse worden beoordeeld. Echter, op verzoek van, en in overleg met de verantwoordelijke interne auditor kan ook het stelsel van kwaliteitsbeheersing van vestigingen in het buitenland worden beoordeeld als onderdeel van de kwaliteitstoetsing interne auditors.
Artikel 6 De uitvoering van het reglement is opgedragen aan het college toetsing kwaliteit. Dit college heeft als algemene taak te waken over de kwaliteit van de beroepsuitoefening van interne auditors. Lid 3 bepaalt dat de leden van het college allen lid dienen te zijn van IIA-Nederland. Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 7 van10
Artikel 7 De toetsing van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door het college zal worden uitgevoerd door onafhankelijke onderzoekers. Om als onderzoeker te kunnen fungeren dient aan bepaalde criteria te worden voldaan. Het college wijst daartoe onderzoekers aan. De onderzoeker dient te beschikken over kennis en ervaring van het vereiste niveau. Het college is belast met de selectie van de onderzoekers en stelt per toetsing vast wie zal worden ingezet. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de grootte van de te onderzoeken interne auditfunctie, de specifieke kennis van de onderzoeker en de regio waaruit deze afkomstig is. Artikel 18 lid 1 legt een geheimhoudingsplicht op aan de onderzoekers ten aanzien van gegevens die in het kader van de toetsing zijn verkregen.
Artikel 8 De toetsing vindt plaats aan de hand van vastgestelde standaardwerkprogramma’s. Het bestuur zal nadere criteria vaststellen op grond waarvan een bepaald werkprogramma toepassing vindt.
Artikel 9 Eenmaal per jaar selecteert het college een aantal interne auditfuncties die voor een toetsing in aanmerking komen. Ieder geselecteerde interne auditfunctie wordt hiervan op de hoogte gesteld. Tenminste zes weken voor de uitvoering van de toetsing wordt de interne auditfunctie op de hoogte gebracht van de datum van de toetsing en wordt medegedeeld wie als onderzoekers zullen optreden. Mocht blijken dat er geen of onvoldoende medewerking aan de toetsing wordt verleend dan wordt de interne auditfunctie gemaand alsnog medewerking te verlenen. Indien hieraan geen gehoor wordt gegeven zal het college het bestuur hiervan in kennis stellen waarop deze tuchtrechtelijke stappen jegens één of meerdere betrokken interne auditors zal overwegen. Lid 4 van artikel 9 ziet dus op alle situaties waarin er door geen of onvoldoende medewerking van de interne auditfunctie geen eindoordeel door het college kan worden vastgesteld. De mogelijkheid bestaat om bij het college bezwaar te maken tegen een aangewezen onderzoeker. Het college zal binnen de gestelde termijn het bezwaar beoordelen. Indien het bezwaar gegrond wordt geacht zal een andere onderzoeker worden aangewezen.
Artikel 10 Alle interne auditfuncties in Nederland zullen eens in de vier jaar worden getoetst. Afhankelijk van de uitkomsten van een laatste toetsing of in geval van bijzondere omstandigheden wordt een interne auditfunctie met een hogere periodiciteit getoetst.
Artikel 11 Teneinde de toetsing nauwkeurig te kunnen uitvoeren is aan de interne auditfunctie de plicht opgelegd om de onderzoekers alle gegevens ter beschikking te stellen die deze nodig achten voor hun werkzaamheden. Indien zich over de wijze van uitvoering van de toetsing verschillen van inzicht voordoen tussen de onderzochte interne auditfunctie en de onderzoekers dient het college ter zake een uitspraak te doen. Vervolgens kan, indien een of beide partijen zich niet met deze uitspraak kan of kunnen verenigen, het bestuur gevraagd worden een definitieve beslissing te nemen.
Artikel 12 Dit artikel ziet op de procedure die door de onderzoekers dienen te worden gevolgd nadat de feitelijke toetsing is afgerond. Allereerst dienen de onderzoekers in een afrondend gesprek na de toetsing hun bevindingen door te nemen met de interne auditfunctie. Dit gesprek kan ook kort na de dag of dagen van de daadwerkelijke toetsing plaatsvinden. Na het gesprek stellen de onderzoekers in concept hun rapport op en sturen dit naar de interne auditfunctie voor commentaar. Na afloop van de commentaartermijn maken de onderzoekers hun rapport definitief en sturen dit naar het college en de interne auditfunctie.
Artikel 13 De interne auditfunctie wordt door het college in de gelegenheid gesteld commentaar op het definitieve rapport van de onderzoekers te geven. Het college beoordeelt het rapport van de onderzoekers en het eventueel ontvangen commentaar van de interne auditfunctie.
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 8 van10
Op grond van deze beoordeling stelt het college een eindoordeel vast. Het college kan oordelen dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing: voldoet aan algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening; voldoet aan algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening maar verbetering behoeft; of niet voldoet aan algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. Indien het stelsel van kwaliteitsbeheersing voldoet maar vatbaar is voor verbetering of niet voldoet worden er door het college respectievelijk aanbevelingen dan wel aanwijzingen gegeven die ertoe moeten leiden dat het stelsel op termijn voldoet aan de algemene normen voor de beroepsuitoefening. Veronderstelt wordt dat de getoetste verantwoordelijke interne auditor de onderzoeksresultaten zal rapporteren aan interne belanghebbenden. Dit zijn personen of organen die verantwoordelijk zijn voor de interne auditfunctie of die een toezichthoudende taak hebben. De verantwoordelijke interne auditor kan de onderzoeksresultaten rapporteren aan externe belanghebbenden. Een limitatieve opsomming van belanghebbenden is echter op voorhand niet te geven. Artikel 1 geeft een definitie van belanghebbenden met daarbij een aantal voorbeelden.
Artikel 14 In geval het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet aan de eraan te stellen eisen is de interne auditfunctie gehouden een verbeterplan, gebaseerd op de aanwijzingen van het college, in te dienen. Onderdeel van de aanwijzingen van het college zal zijn dat het verbeterplan dient te worden voorgelegd aan en goedgekeurd door één van de personen die door het college worden aangedragen. Deze personen worden door het college aangewezen om als beoordelaar van het verbeterplan op te treden. De kosten hiervoor dienen door de interne auditor(s) te worden gedragen. Andere aanwijzingen kunnen zijn dat een specifieke cursus dient te worden gevolgd of dat omstandigheden die niet in lijn zijn met de International Standards for the Professional Practice of Internal Auditing en de Code of Ethics. Het college zal vervolgens met de verantwoordelijke interne auditor in gesprek gaan en aan de hand van het verbeterplan bindende afspraken met de interne auditor(s) maken teneinde het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de interne auditfunctie binnen een bepaalde termijn aan de normen als bedoeld in artikel 2 van het reglement te laten voldoen. De afspraken zullen in een document worden vastgelegd. Na afloop van een bepaalde periode zal een hertoetsing plaatsvinden.
Artikel 15 Indien het eindoordeel bij de hertoetsing wederom inhoudt dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet voldoet aan de in Nederland algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening zal het college het bestuur daarvan op de hoogte brengen. Alhoewel de kwaliteitstoetsing is opgezet als kwaliteitstoets van de interne auditfunctie, blijft de individuele interne auditor verantwoordelijk voor de kwaliteit van de werkzaamheden. Het college zal daarom het bestuur, onder overlegging van het toetsingsdossier, voorstellen een tuchtzaak tegen de verantwoordelijke interne auditors aan te spannen. Het is in deze gevallen namelijk aannemelijk dat de betrokken interne auditor (of meerdere interne auditors) bewust zijn beroep op een onvoldoende niveau uitoefent. In geval het bestuur door het college op de hoogte wordt gebracht van een dergelijke herhaalde negatieve uitkomst van de toetsing zal zij een tuchtzaak jegens de betrokken interne auditor(s) aanspannen. Alleen de redelijkheid en/of een zwaarwegende reden kan dan derogerend werken.
Artikel 16 Teneinde samenwerking met andere toetsende organisaties mogelijk te maken, heeft het college de mogelijkheid het toetsingsdossier of het eindoordeel onder voorwaarden aan derden ter hand te stellen. Het moet hier gaan om een toetsing waaraan de interne auditor of de interne auditfunctie verplicht is onderworpen (bijvoorbeeld uit overeenkomst zoals lidmaatschap).
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 9 van10
Hoofdstuk III Overige bepalingen Artikel 17 Elk jaar stelt het college, ten behoeve van het bestuur, een verslag op van zijn werkzaamheden over het afgelopen jaar, waaronder een overzicht van de eindoordelen. Nadat het bestuur het verslag van het college heeft ontvangen, brengt het bestuur verslag uit aan de leden omtrent de resultaten van de toetsingen en de werkzaamheden van het college.
Artikel 18 Dit artikel bevat regels inzake de geheimhouding. Het eerste lid legt de leden van IIA-Nederland, betrokken is bij de uitvoering van dit reglement, een geheimhoudingsplicht op met betrekking tot feiten en omstandigheden verkregen bij de de uitvoering van dit reglement. Voor wat betreft de getoetste interne auditor bestaat een geheimhoudingsplicht voor de interne auditor zelf maar hij/zij dient ook te zorgen voor een geheimhoudingsplicht van andere personen. Dit kunnen aan de organisatie verbonden personen zijn, zoals bestuurders, commissarissen, maar ook andere voor hem werkzame personen als uitzendkrachten, stagiaires en gedetacheerd personeel. De geheimhoudingsplicht geldt voor vertrouwelijke gegevens in het kader van de toetsing. Ontheffing van de geheimhoudingsplicht ontstaat alleen op basis van bepalingen in het reglement, zoals het informeren van belanghebbenden volgens artikel 13 lid 5. Veelal zullen werknemers van een organisatie onderworpen zijn aan een algemene geheimhoudingsplicht van de werkgever. De inspanningsverplichting van de interne auditor voor het verkrijgen van medewerking van de organisatie, volgens artikel 3 lid 2 van dit reglement, zal o.m. bestaan uit het opheffen door de werkgever van de geheimhoudingsplicht van de werknemer/interne auditor. Ter voldoening van de verplichtingen ingevolge het reglement is de interne auditor ontheven van de plicht tot geheimhouding als bedoeld in artikel 7 van het Reglement Gedrags- en Beroepsregels.
Artikel 19 Om de uitvoering van het reglement te bekostigen wordt de interne auditfunctie, per toetsing een bedrag in rekening gebracht. Het tarief voor de toetsingen wordt door het bestuur vastgesteld en bekendgemaakt. Het betreft hier tarieven voor toetsingen door het college.
Artikel 20 Op basis van deze bepaling kunnen door het bestuur en college in nadere voorschriften aanvullende regels worden gesteld.
Reglement kwaliteitstoetsing internal auditors, pagina 10 van10