ArtEZ Hogeschool voor de kunsten
Reglement Examencommissies 2013 met Memorie van Toelichting Vastgesteld door het College van bestuur op 4 september 2013 Het College van Bestuur van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten -
In acht nemende de Wet op het Hoger Onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek (WHW) In acht nemende het Bindingsbesluit van de Algemene Vergadering van de HBO-Raad van 3 februari 2011 In acht nemende de Algemene wet bestuursrecht (Awb) In acht nemende de Onderwijs- en Examenregeling ArtEZ Gezien het voorstel van de Centrale Examencommissie ArtEZ van 27 april 2013, en
overwegende dat: 1. De in dit reglement opgenomen voorschriften bijdragen aan een zo optimaal mogelijk functioneren van de ArtEZ Examencommissie. 2. De Examencommissie de aan haar geattribueerde taken in onafhankelijkheid kan uitoefenen. 3. Een vruchtbare samenwerking tussen Bestuur, Directies en Examencommissie een kwaliteitsimpuls zal geven aan het door ArtEZ aangeboden onderwijs. 4. Het bestuur de Examencommissie op zodanige wijze faciliteert dat zij haar werk naar behoren kan verrichten. Stelt vast een Reglement Examencommissies:
I. ALGEMENE BEPALINGEN Art. 1 Aanvraag
Definities Een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. Een aanvraag dient tenminste de naam, het adres en de woonplaats van de belanghebbende te bevatten. Bovendien moet een aanvraag zijn gemotiveerd en gedateerd. Adviseur Een ieder die door de Examencommissie is gevraagd advies uit te brengen. Zie hierna ook: ‘vaste adviseur’. Ambtelijk secretaris De Examencommissies worden ondersteund door een ambtelijk secretaris. De ambtelijk secretaris is een medewerker van de onderwijsbureau’s. De ambtelijk secretaris neemt geen deel aan de besluitvorming. Attributie Direct toewijzen van een bevoegdheid aan een bestuursorgaan door de wetgever in een formele wet. BAS Bindend afwijzend studieadvies. Een BAS is een beschikking. Belanghebbende Degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Besluit Een schriftelijke beslissing van de Examencommissie, inhoudende een beslissing van algemene strekking. Beschikking Een besluit dat niet van algemene strekking is met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Bestuursorgaan Een persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. De Examencommissie is een bestuursorgaan “type b” in de zin van Art. 1:1 sub b Awb. Op besluitvorming van de Examencommissie is de Awb van toepassing. Cobex College van beroep voor de Examens. Pagina 1 van 23
CEC Contra legem College van Bestuur
Delegatie
ELO Examinator
Examencommissie
FEC Gemandateerd lid
Mandaat Mandataris MvT OER
Openbare instelling Vaste adviseur
Winterzitting
Wissellid Zaak Zomerzitting
Centrale Examencommissie, zie art. 12 van dit reglement. ‘Tegen de wet in’. Op grond van art 1.1 letter y WHW is het College van Bestuur (CVB) van een openbare instelling: het orgaan van de instelling dat op grond van deze wet terzake bevoegd is. Het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheden tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent (Art. 10:13 Awb). Elektronische leeromgeving; Intranetplatvorm waar de Examencommissie publiceert. Op grond van art. 7.12c WHW wijst de Examencommissie examinatoren aan voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan. De examinatoren verstrekken de Examencommissie de gevraagde inlichtingen. De Examencommissie is op grond van art. 7.12 lid 2 WHW het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Facultaire Examencommissie, zie art. 20 van dit reglement. Lid of wissellid van de Examencommissie die op grond van een daartoe genomen besluit van de Centrale Examencommissie dezelfde bevoegdheden heeft als een secretaris. De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (Art. 10:1 Awb). Degene aan wie mandaat is verleend. Memorie van Toelichting: De bij dit reglement behorende artikelsgewijze toelichting. Onderwijs en Examenregeling. Deze regeling is een interne ArtEZ regeling welke het College van Bestuur op grond van art. 7.13 WHW verplicht moet vaststellen voor elke door de instelling aangeboden opleiding. Op grond van art. 1.1 letter h WHW is een openbare instelling een instelling die uitgaat van een publiekrechtelijk rechtspersoon. Het hoofd van een opleiding of zijn of haar plaatsvervanger treedt op als vaste adviseur van de Facultaire Examencommissie. De adviseur kan worden uitgenodigd voor de reguliere winterzitting en zomerzitting. De adviseur neemt wel deel aan de beraadslaging, maar niet aan de besluitvorming. Zitting van de Facultaire Examencommissies in januari waarbij alle studenten van de Bacheloropleidingen en Associate Degree opleidingen worden getoetst op hun studievoortgang en zo nodig maatregelen worden getroffen jegens studenten. Lid van de Examencommissie dat deelneemt aan de besluitvorming betreffende een bepaalde opleiding. Een zaak is een aanvraag, of een klacht inclusief een eventuele daaropvolgende bezwaar- of beroepsprocedure. Zitting van de Facultaire Examencommissies in de periode mei-juli waarbij alle studenten van de Bacheloropleidingen Associate Degree opleidingen worden getoetst op hun studievoortgang en zo nodig maatregelen worden getroffen jegens studenten.
Art. 2 De instellingen 1. Er is een Centrale Examencommissie voor de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten. Deze Centrale Examencommissie bestaat uit de vier voorzitters van de hierna te beschrijven Facultaire Examencommissies.
Pagina 2 van 23
2. Er is een Facultaire Examencommissie bestaande uit een voorzitter, zijnde een lid van de Centrale Examencommissie, dat de faculteit vertegenwoordigd. De Facultaire Examencommissie heeft tenminste een secretaris per locatie alwaar de betreffende faculteit opleidingen verzorgd. Art. 3
Structuur De structuur van Examencommissies bij ArtEZ Hogeschool voor de kunsten weergegeven in een schema. Centrale Examencommissie (CEC) ArtEZ Voorzitter – Secretaris – Lid – Lid – Wissellid(leden) Ambtelijk secretaris
Facultaire Examencommissies Examencommissie Muziek
Examencommissie Art & Design
Examencommissie Theater & Dans
Examencommissie Architectuur
Vz tevens lid CEC
Vz tevens lid CEC
Vz tevens lid CEC
Vz tevens lid CEC
Sec A’hem Wisselleden Ambtelijk sec
Sec A’hem Lid Ambtelijk sec
Sec Leden (4) Ambtelijk sec
Sec A’hem Wissellid
Sec E’de Wisselleden (5) Ambtelijk sec
Sec E’de Lid Ambtelijk sec
Sec Zwolle Wisselleden (3) Ambtelijk sec
Sec Zwolle Lid Ambtelijk sec
Wissellid Master
Wissellid master
Sec Zwolle Wissellid Ambtelijk Sec
Art. 4
Algemene wet bestuursrecht (Awb) De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de besluitvorming van de Examencommissies.
Art. 5
Doorzending Indien een belanghebbende zich tot een niet bevoegd orgaan van ArtEZ of een niet primair bevoegde Examencommissie richt, dan stuurt de het niet bevoegde orgaan of de niet primair bevoegde Examencommissie de stukken binnen een week door naar de wel primair bevoegde Examencommissie.
Art. 6 Gebruik van de taal 1. De Examencommissies en onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen gebruiken de Nederlandse taal. 2. Communicatie met de Examencommissies kan geschieden via de Nederlandse- danwel de Engelse of Duitse taal. Art. 7
Scholing leden Examencommissies
Pagina 3 van 23
1. De leden van de Examencommissies worden, tenminste een maal per jaar, een dag geschoold op het gebied van toetsdeskundigheid en juridische deskundigheid. 2. Deze bijeenkomsten zijn verplicht voor alle voorzitters, secretarissen en (wissel)leden. 3. Voorafgaand aan het lidmaatschap van een van de Examencommissies is een aspirant lid verplicht een interne cursus, ad een dagdeel, over de taken en bevoegdheden van de Examencommissie te volgen. De Centrale Examencommissie stelt daartoe een programma op. Art. 8
Scholing examinatoren. De examinatoren van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten zijn, indien aangeboden, verplicht om, tenminste een maal per jaar, deel te nemen aan een scholingsdag.
Art. 9 Wraking en verschoning 1. Op verzoek van een belanghebbende kan elk lid van de Examencommissie die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Examencommissie schade zou kunnen lijden. 2. Een wrakingsverzoek ten aanzien van een lid, dan wel een secretaris of voorzitter van een Facultaire Examencommissie wordt in behandeling genomen door drie leden van de Centrale Examencommissie welke zelf geen zitting hebben in de Facultaire Examencommissie waarvan een lid, secretaris of voorzitter wordt gewraakt. 3. Een wrakingsverzoek ten aanzien van een lid, dan wel een secretaris of voorzitter van de Centrale Examencommissie wordt in behandeling genomen door drie secretarissen van de andere faculteiten van de locatie waar de student studeert. 4. De termijn waarin de uitspraak wordt gedaan bedraagt een week. Art. 10 Faciliteiten en Bezoldiging 1. Aan de leden van de Examencommissies wordt voldoende werkruimte met bijbehorende faciliteiten zoals computers en overige elektronische communicatiemiddelen ter beschikking gesteld. 2. De bezoldiging van de leden van de Examencommissies wordt jaarlijks op voordracht van de directeur vastgesteld door het bestuur. Art. 11 Bezwaar en Beroep 1. Belanghebbenden kunnen, tenzij anders bepaald, op grond van 8.1 OER tegen elk besluit van de Centrale Examencommissie, de Facultaire Examencommissie en examinatoren in bezwaar gaan. 2. Belanghebbenden kunnen op grond van art. 8.1 OER tegen elk besluit op bezwaar administratief beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens ArtEZ, Postbus 49 6800 AA Arnhem. 3. Belanghebbenden kunnen op grond van art. 8.1 OER en art. 7.60 e.v. WHW tegen elke uitspraak van het College van Beroep voor de examens ArtEZ in hoger beroep bij het College van Beroep Hoger Onderwijs. 4. De termijnen voor bezwaar en administratief beroep bedragen zes weken. De termijn voor hoger beroep bij het College van Beroep Hoger Onderwijs bedraagt eveneens zes weken.
Pagina 4 van 23
II. CENTRALE EXAMENCOMMISSIE Art. 12 Samenstelling, organisatie, bevoegdheden en taken 1. Er is een Centrale Examencommissie, deze Centrale Examencommissie bestaat uit tenminste vier leden die elk als voorzitter van een Facultaire Examencommissie een van de vier faculteiten van ArtEZ Hogescholen voor de kunsten vertegenwoordigt. 2. De Centrale Examencommissie heeft een voorzitter en secretaris. 3. De voorzitter van de Centrale Examencommissie is eventueel bijgestaan door de secretaris van de Centrale Examencommissie contactpersoon van het College van Bestuur. 4. De voorzitter van de Centrale Examencommissie en het College van Bestuur bespreken tenminste tweemaandelijks de voortgang der werkzaamheden en andere kwesties de Examencommissie aangaande, te agenderen door zowel het College van Bestuur als de Centrale Examencommissie. 5. De Centrale Examencommissie heeft alle bevoegdheden die een Examencommissie op grond van de wet en de OER toekomt. De Centrale Examencommissie kan bevoegdheden mandateren aan de Facultaire Examencommissie. 6. De Centrale Examencommissie heeft als bijzondere (exclusieve en niet overdraagbare) taak: a. het vormgeven en vaststellen van beleid voor toepassing van voorschriften uit de wet en de Onderwijs en Examenregeling (OER); b. het vaststellen van het toetsbeleid; en c. het opstellen van een jaarverslag. 7. Aan de Centrale Examencommissie kunnen gemandateerde leden en wisselleden worden toegevoegd. Art. 13 Benoeming en aftreding 1. De nieuw te introduceren leden van de Centrale Examencommissie worden nadat de zittende Centrale Examencommissie is gehoord, door het College van Bestuur van ArtEZ Hogescholen voor de kunsten benoemd. 2. Het College van Bestuur wijst nadat zij de zittende leden van de Centrale Examencommissie hebben gehoord een voorzitter en een secretaris van de Centrale Examencommissie aan. 3. Een benoeming geldt voor twee (studie-)jaren, te tellen vanaf 1 september in het studiejaar waarin de benoeming heeft plaatsgevonden. 4. Indien een lid niet uiterlijk drie maanden voor de afloop van zijn of haar ambtstermijn is opgezegd, volgt van rechtswege herbenoeming voor twee jaren 5. Het lidmaatschap van een lid van de Centrale Examencommissie eindigt doordat: a. Het betreffende lid ontslag heeft genomen. Het lidmaatschap eindigt alsdan op de dag dat het ontslag in gaat; b. Het betreffende lid rechtens toelaatbaar ontslag is aangezegd. Het lidmaatschap eindigt alsdan op de dag dat het ontslag in gaat. Eventueel verzet van het lid tegen ontslag schorst het einde van het lidmaatschap, zoals in de vorige volzin, niet; c. Het lid met functioneel leeftijdsontslag gaat. Het ontslag gaat alsdan in op de datum dat het functioneel leeftijdsontslag in gaat. Een lid dat met functioneel leeftijdsontslag gaat kan, nadat de Centrale Examencommissie daartoe door het College van Bestuur is gehoord, op verzoek van het College van Bestuur aanblijven als lid van de Examencommissie (art. 7.12a lid 1 WHW); d. Het lid zelf te kennen geeft geen deel meer van de Centrale Examencommissie te willen uitmaken. Het lidmaatschap eindigt alsdan drie maanden nadat het lid zijn ontslag als lid van de Centrale Examencommissie bekend heeft gemaakt bij het College van Bestuur of de Centrale Examencommissie. Het lidmaatschap kan eerder eindigen indien het College van Bestuur het lid eerder ontslag in de functie van lid van de Centrale Examencommissie verleend. e. De Centrale Examencommissie een lid voor tussentijds ontslag voordraagt bij het College van Bestuur. De voordracht is met redenen omkleed. Het lidmaatschap eindigt Pagina 5 van 23
alsdan alsnog op het moment dat het College van Bestuur een besluit heeft genomen. De Centrale Examencommissie vergadert over de kwestie in afwezigheid van het lid wiens ontslag is gewenst. Gedurende de periode dat de voordracht voor ontslag bij het bestuur aanhangig is, is het betreffende lid geschorst. De schorsing wordt door de gezamenlijke zittende leden van de Centrale Examencommissie aangezegd. Art. 14 Kwaliteitseisen lidmaatschap 1. Lid van de Centrale Examencommissie kunnen zijn: a. Docenten verbonden aan de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten; en b. Eenieder die niet in dienstbetrekking of anderzijds aan ArtEZ is verbonden en die naar het oordeel van het College van Bestuur, gehoord de Centrale Examencommissie, vanwege zijn bijzondere kwaliteiten op onderwijskundig en/of juridisch gebied daartoe geschikt wordt geacht. 2. Geen lid van de Centrale Examencommissie kunnen zijn: a. Leden van het College van Bestuur van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten; b. Leden van de directie van de faculteiten en/of opleidingen van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten; of c. Opleidingsmanagers zoals opleidingshoofden en afdelingscoördinatoren van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten. d. Andere medewerkers van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten die op enigerlei wijze mede financiële verantwoordelijkheid dragen. Art. 15 Relatie met de facultaire Examencommissies 1. Indien naar oordeel van de Centrale Examencommissie een zaak in behandeling is bij een der Facultaire Examencommissies welke met het oog op de complexheid van de zaak dan wel de te verwachten impact voor belanghebbenden verstrekkende gevolgen zal hebben, dan kan de Centrale Examencommissie de beslissing in die zaak aan zich trekken. 2. Indien in een kwestie de Examencommissie aangaande geen van de Facultaire Examencommissies primair bevoegd is, dan is de Centrale Examencommissie bevoegd. De Centrale Examencommissie kan een zaak of kwestie waarin zij bevoegd is ter afhandeling overdragen aan een Facultaire Examencommissie of een specifieke functionaris welke lid is van een der Examencommissies. Art. 15a Jaarverslag 1. De Centrale Examencommissie stelt jaarlijks voor 1 december een verslag op van haar werkzaamheden over het direct daaraan voorafgaande studiejaar. 2. De Centrale Examencommissie rapporteert in haar jaarverslag tenminste over de volgende aangelegenheden: a. Samenstelling van de Examencommissies; b. Deskundigheid en scholing; c. Controle; d. De relatie tussen bestuur en management; e. De wijze waarop de Examencommissie door het bestuur wordt gefaciliteerd; f. Het eventuele optreden van de Examencommissie in een accreditatietraject; g. Compliance; h. Mandaat. Art. 16 Werkwijze 1. De Centrale Examencommissie vergadert in beginsel tien maal per jaar. 2. De verslagen van de vergaderingen worden schriftelijk vastgelegd. In de verslagen worden ten minste de volgende zaken vastgelegd: a. De datum van de vergadering; b. De namen van de aanwezigheid en van de afwezige leden van de Examencommissie en c. Alle besluiten van de Examencommissie Pagina 6 van 23
3. Aan de verslagen worden toegevoegd de verslagen van vergadering van door de Examencommissie gemandateerde overleggen en rapportages van door de Examencommissie gemandateerde personen. 4. De verslagen maken deel uit van het archief van de Examencommissie. 5. De Examencommissie stelt verslagen, of delen daarvan, beschikbaar aan medewerkers bij de opleidingen en aan medewerkers van de diensten die een taak hebben bij de uitvoering van de besluiten. 6. De ambtelijk secretaris of de secretaris verzorgt de verslaglegging van de bijeenkomsten en de archivering van de verslagen van de Examencommissie. Art. 17 Besluitvorming 1. De Centrale Examencommissie houdt een besluitenregister bij van beschikkingen die jegens studenten zijn genomen. 2. In dit register wordt ten minste opgenomen; de naam van de student; zijn of haar studentnummer; de aard van het verzoek of het spontane besluit dat is genomen; of het verzoek of besluit is genomen en de aard van de beslissing alsmede de naam van de gemandateerde die het besluit heeft genomen (zie mandaat en delegatie). Art. 18
Advies De Centrale Examencommissie kan zich laten adviseren door eenieder.
Art. 19 Mandaat en delegatie 1. De Centrale Examencommissie kan haar taken mandateren. 2. Alle gemandateerden brengen op eerste verzoek verslag uit aan de Centrale Examencommissie. 3. Een gemandateerde administreert de door hem genomen besluiten in het besluitenregister. 4. Mandaat kan uitsluitend worden verleend aan leden van de Examencommissies.
Pagina 7 van 23
III. FACULTAIRE EXAMENCOMMISSIES Art. 20 Samenstelling en organisatie 1. Elke faculteit heeft een door de Centrale Examencommissie gemandateerde Examencommissie, de Facultaire Examencommissie genaamd. 2. Elke Facultaire Examencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter die qualitate qua tevens lid is van de Centrale Examencommissie. 3. De voorzitter van een Facultaire Examencommissie is, eventueel bijgestaan door een secretaris, contactpersoon van de directie van de faculteit. 4. De voorzitter van een Facultaire Examencommissie en de directie van de faculteit bespreken tenminste tweemaandelijks de voortgang der werkzaamheden en andere kwesties de Examencommissie aangaande, te agenderen door zowel de directie als de Facultaire Examencommissie. 5. De Facultaire Examencommissie heeft een of meerdere secretarissen naar gelang de goede werkzaamheden dat in verband met de verschillende opleidingen of locaties zulks verlangen. 6. De Facultaire Examencommissie heeft een of meerdere (wissel)leden naar gelang de goede werkzaamheden dat in verband met de verschillende opleidingen of locaties zulks verlangen. 7. De Facultaire Examencommissie voert het door de Centrale Examencommissie op grond van de Wet op het Hoger en Wetenschappelijke Onderzoek (WHW) en de Onderwijs en Examenregeling (OER) geformuleerde beleid uit. 8. Wettelijke taken en bevoegdheden welke op grond van de WHW of de Onderwijs en Examenregeling (OER) aan een Examencommissie zijn opgedragen respectievelijk zijn toegekend en welke op grond van dit reglement aan de Centrale Examencommissie zijn opgedragen, kunnen alleen door een Facultaire Examencommissie worden uitgevoerd of uitgeoefend indien de Centrale Examencommissie de taak aan de Facultaire Examencommissie heeft gemandateerd (art. 19).
Art. 21 Benoeming en aftreding 1. De leden van de Facultaire Examencommissie worden na dat de Centrale Examencommissie is gehoord, door het College van Bestuur benoemd. 2. Een benoeming geldt voor twee (studie-) jaren, te tellen vanaf 1 september in het studiejaar waarin de benoeming heeft plaatsgevonden. 3. Indien een lid niet uiterlijk drie maanden voor de afloop van zijn of haar ambtstermijn is opgezegd, volgt van rechtswege herbenoeming voor twee jaren. 4. Het lidmaatschap van een lid van de Facultaire Examencommissie eindigt doordat: a. Het betreffende lid ontslag heeft genomen. Het lidmaatschap eindigt alsdan op de dag dat het ontslag in gaat; b. Het betreffende lid rechtens toelaatbaar ontslag is aangezegd. Het lidmaatschap eindigt alsdan op de dag dat het ontslag in gaat. Eventueel verzet van het lid tegen ontslag schorst het einde van het lidmaatschap, zoals in de vorige volzin, niet; c. Het lid met functioneel leeftijdsontslag gaat. Het ontslag gaat alsdan in op de datum dat het functioneel leeftijdsontslag in gaat. Indien het lid dit zelf wenst, in overleg met de overige leden, kan hij of zij lid blijven van de Facultaire Examencommissie (art. 7.12a lid 1 WHW); d. Het lid zelf te kennen geeft geen deel meer van de Facultaire Examencommissie te willen uitmaken. Het lidmaatschap eindigt alsdan drie maanden nadat het lid zijn ontslag als lid van de Facultaire Examencommissie bekend heeft gemaakt bij het College van Bestuur of de Centrale Examencommissie. Het lidmaatschap kan eerder eindigen indien het College van Bestuur, na dat het de Centrale Examencommissie heeft gehoord, het lid eerder ontslag in de functie van lid van de Examencommissie verleend. e. De Centrale Examencommissie een lid voordraagt voor tussentijds ontslag bij het College van Bestuur. De voordracht is met redenen omkleed. Het lidmaatschap Pagina 8 van 23
eindigt alsdan alsnog op het moment dat het College van Bestuur een besluit heeft genomen. Art. 22 Kwaliteitseisen lidmaatschap 1. Lid van de Facultaire Examencommissie kunnen zijn: a. Docenten verbonden aan de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten; en b. Eenieder die niet in dienstbetrekking of anderzijds aan ArtEZ is verbonden en die naar het oordeel van het College van Bestuur vanwege zijn bijzondere kwaliteiten op onderwijskundig en/of juridisch gebied dan wel anderzijds inhoudelijk, geschikte functie. 2. Geen lid van de Facultaire Examencommissie kunnen zijn: a. Leden van het College van Bestuur van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten; b. Leden van de directie van de faculteiten en/of opleidingen van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten; of c. Opleidingsmanagers zoals hoofden van de ArtEZ Hogeschool voor de kunsten. d. Andere medewerkers van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten die op enigerlei wijze financiële verantwoordelijkheid dragen of financiële taken uitoefenen. Art. 23 Relatie met de Centrale Examencommissie 1. De Facultaire Examencommissie vervult haar taken met inachtneming van de wet, de WHW in het bijzonder, de OER en het door de Centrale Examencommissie vastgestelde beleid. 2. De Facultaire Examencommissie is op basis van mandaat bevoegd om met betrekking tot de in de faculteit zich aandienende kwesties alle taken uit te voeren en bevoegdheden uit te oefenen welke de Examencommissie volgens de WHW en de OER toekomen. Een en ander behoudens bevoegdheden welke volgens dit reglement exclusief toekomen aan de Centrale Examencommissie. 3. De Facultaire Examencommissie is bevoegd een aan haar voorgelegde kwestie of in behandeling zijnde zaak ter afdoening over te dragen aan de Centrale Examencommissie. 4. Indien in een kwestie de Examencommissie aangaande geen van de Facultaire Examencommissies bevoegd is, dan is de Centrale Examencommissie bevoegd. De Centrale Examencommissie kan een zaak of kwestie waarin zij bevoegd is ter afhandeling overdragen aan een Facultaire Examencommissie of een specifieke functionaris welke lid is van een der Examencommissies Art. 24 Werkwijze 1. De voorzitter en secretaris van de Facultaire Examencommissies komen per locatie in beginsel en indien noodzakelijk iedere maand bijeen. 2. De data waarop de Facultaire Examencommissie bij elkaar komt om de uitslag van de examens vast te stellen geschiedt in ieder geval elk semester. 3. De voorzitter kan de vaststelling van de uitslag van examens bij iedere vergadering agenderen. 4. De verslagen van de vergaderingen worden schriftelijk vastgelegd. In de verslagen worden ten minste de volgende zaken vastgelegd: a. De datum van de vergadering; b. De namen van de aanwezigheid en van de afwezige leden van de Examencommissie en c. Alle besluiten van de Examencommissie 5. Aan de verslagen worden toegevoegd de verslagen van vergadering van door de Examencommissie gemandateerde overleggen en rapportages van door de Examencommissie gemandateerde personen. 6. De verslagen maken deel uit van het archief van de Examencommissie. 7. De Examencommissie stelt verslagen, of delen daarvan, beschikbaar aan medewerkers bij de opleidingen en aan medewerkers van de diensten die een taak hebben bij de uitvoering van de besluiten. 8. De ambtelijk secretaris of de secretaris verzorgt de verslaglegging van de bijeenkomsten en de archivering van de verslagen van de Examencommissie. Pagina 9 van 23
Art. 25 Advies 1. De Facultaire Examencommissie kan zich, met betrekking tot haar besluitvorming, laten adviseren door eenieder. 2. Door de directies aan te wijzen opleidingsmanagers (hoofden) zijn qualitate qua vaste adviseur van de Examencommissie.
Art. 26 Besluitvorming 1. De Facultaire Examencommissie houdt een besluitenregister bij. 2. In dit register wordt ten minste opgenomen; de naam van de student; zijn of haar studentnummer; de aard van het verzoek of het besluit dat is genomen; of het verzoek of besluit is genomen en de aard van de beslissing evenals de naam van de gemandateerde die het besluit heeft genomen of de naam van het lid dat de beschikking tekent indien een besluit in meervoudige bezetting is genomen. Art. 27 Winterzitting 1. De Facultaire Examencommissie toetst in de maand januari van alle eerstejaars studenten of zij de in het eerste semester Voldoende studievoortgang heeft geboekt. Er zijn twee mogelijkheden: a. De student heeft voldoende studievoortgang geboekt: er wordt geen verdere actie ondernemen; 2. De student heeft achterstand: de voorzitter of secretaris informeert naar de bevindingen van de opleidingscoördinatoren en eventuele andere leden van de commissie die de betreffende student kennen. Vervolgens wordt besloten of de student gewaarschuwd moet worden d.m.v. een brief of dat er een aanleiding is op grond waarvan het niet opportuun is de student formeel te waarschuwen. 3. De Facultaire Examencommissie toetst van alle tweedejaars studenten of zij aan de propedeusenormen voldoen. Er zijn twee mogelijkheden: a. De student voldoet aan de propedeusenormen: er wordt geen verdere actie ondernomen; b. De student is al gewaarschuwd voor een mogelijk BAS maar omdat de student wel aan de doorstroomnormen voldeed heeft de Examencommissie de student toegestaan om onder voorbehoud van het feit dat uiterlijk voor een destijds bepaalde datum aan de propedeusenormen diende te worden voldaan, door te studeren. De Examencommissie gaat na of de student aan de voorwaarden heeft voldaan. Indien zulks niet het geval blijkt te zijn geeft de Examencommissie de student een BAS. 4. De Facultaire Examencommissie kan toetsen of de derdejaarsstudenten de volgens het curriculum te behalen studiepunten heeft behaald. Indien zulks niet het geval is kan de Examencommissie bij de opleidingscoördinator informeren naar de reden van de studieachterstand. Indien de Examencommissie daartoe aanleiding ziet kan zij de opleidingscoördinator verzoeken een studievoortganggesprek met de student af te spreken. 5. De Facultaire Examencommissie kan toetsen of de vierdejaarsstudenten de volgens het curriculum te behalen studiepunten heeft behaald. Indien zulks niet het geval is, kan bij de opleidingscoördinator geïnformeerd naar de reden van de studieachterstand. Indien de Examencommissie daartoe aanleiding ziet, verzoekt kan zij de opleidingscoördinator verzoeken een studievoortganggesprek met de student af te spreken. 6. Tijdens de januarizitting bespreekt de Facultaire Examencommissie eventuele door de Examencommissie gewenste wijzigingen in de OER voor het komend studiejaar. De Examencommissie communiceert over de OER met de directeur. Art. 28 Zomerzitting 1. De Facultaire Examencommissie toetst in de periode mei-augustus van alle eerstejaars studenten of zij aan de eisen van de propedeuse voldoen. Er zijn drie mogelijkheden:
Pagina 10 van 23
a. De student voldoet aan de normen: er wordt geen verder actie ondernomen. De Facultaire Examencommissie reikt het propedeutisch diploma uit; b. De student voldoet niet aan de eisen van de propedeuse en ook niet aan de doorstroomcriteria en het laat zich aanzien dat de student voor 1 september niet aan de doorstroomeisen zal voldoen. De student is reeds minimaal drie maanden geleden gewaarschuwd en krijgt uiterlijk 30 augustus hier opvolgend een definitieve BAS; c. De student voldoet niet aan de eisen van de propedeuse maar wel aan de doorstroomeisen. De student krijgt een brief waarin hem wordt gewezen op het feit dat hij ondanks dat hij de propedeuse niet heeft behaald wel mag doorstuderen maar hij uiterlijk voor 1 september een jaar later de propedeuse moet hebben behaald. 2. De Facultaire Examencommissie toetst van alle tweedejaars studenten of zij aan de propedeusenormen voldoen. Er zijn twee mogelijkheden: a. De student voldoet aan de propedeusenormen: er wordt geen verdere actie ondernomen; b. De student is al gewaarschuwd voor een dreigende BAS, maar omdat de student wel aan de doorstroomeisen voldeed heeft de Examencommissie de student toegestaan om onder voorbehoud van het feit dat uiterlijk voor de destijds bepaalde datum aan de propedeusenormen voldaan diende te worden, door de student. De Examencommissie gaat na of de student aan de voorwaarden heeft voldaan. Indien zulks niet het geval is geeft de Examencommissie een BAS. 3. De Facultaire Examencommissie toetst of de student de volgens het curriculum te behalen studiepunten heeft behaald. Indien zulks niet het geval is wordt de opleidingscoördinator gehoord met betrekking tot de reden van de studieachterstand. Indien de Examencommissie daartoe aanleiding ziet verzoekt zij de opleidingscoördinator een studievoortganggesprek met de student af te spreken. De Examencommissie ziet er op toe dat de opleidingscoördinator de student op de hoogte stelt van het feit dat de student, zonodig in overleg met de opleidingscoördinator, een schriftelijk voorstel voor een aangepast studieprogramma ter toetsing aan de Examencommissie richt. Art. 28 a Masteropleidingen De Facultaire Examencommissie toetst tenminste twee maal per jaar de studievoortgang van de studenten. In het geval van achterstanden informeert de Examencommissie de opleidingscoördinator met het verzoek de studievoortgang van studenten met achterstanden met deze studenten te bespreken. Art. 29 Voorstellen en verzoeken van studenten 1. Studenten kunnen een zaak, kwestie, verzoek of klacht die tot de competentie van de Examencommissie behoort voor leggen aan de Facultaire Examencommissie. 2. Aan het verzoek dient zonodig een studievoortgangoverzicht uit osiris en/of andere relevante bijlagen te worden aangehecht. 3. Voordat de Facultaire Examencommissie over een door een student ingebrachte zaak beslist, kan de Facultaire Examencommissie informatie inwinnen. Tevens kan de student door de Facultaire Examencommissie worden gehoord. 4. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen, met uitzonderding van de besluitvorming in mandaat. Bij het staken van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. 5. De handtekeningen van de leden van de Examencommissies worden geregistreerd. 6. In bijzondere gevallen kan een zaak, kwestie, verzoek of klacht als bedoeld in het eerste lid ook worden ingediend door een hoofd van een opleiding of door de directeur. 7. De Facultaire Examencommissie stelt de direct betrokkenen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na behandeling van het verzoek, schriftelijk op de hoogte van het besluit op het verzoek. Deze termijn kan één maal met vier weken worden verlengd. 8. Een aan de Facultaire Examencommissie voorgelegde zaak, kwestie, verzoek of klacht kan met inachtneming van art. 15 van dit reglement door de Centrale Examencommissie in behandeling worden genomen.
Pagina 11 van 23
Art. 30 Fraude 1. Indien een examinator, een surveillant of een andere collega, een vermoeden heeft van een gepleegde onregelmatigheid door een student danwel een fraude heeft geconstateerd, dan dient deze collega dat per ommegaande aan de verantwoordelijke Facultaire Examencommissie te melden. De collega is niet bevoegd om melding op gronden van opportuniteit achterwege te laten. 2. De Facultaire Examencommissie nodigt de student uit voor een hoorzitting. 3. Van deze hoorzitting wordt een proces-verbaal opgemaakt. 4. De uitkomsten van de hoorzitting worden in de eerstvolgende vergadering na de hoorzitting, doch uiterlijk binnen zes weken besproken en vervolgens wordt er uitspraak gedaan met betrekking tot een jegens de student op te leggen sanctie. Deze uitspraak wordt tevens in het verslag van de vergadering vastgelegd. 5. De student wordt binnen zes weken na de melding van de fraude schriftelijk op de hoogte gesteld van de uitspraak. De Facultaire Examencommissie kan deze termijn eenmaal schriftelijk verlengen met zes weken. Art. 31 Klachtenregeling 1. De Facultaire Examencommissie is bevoegd tot het in behandeling nemen van klachten van studenten met betrekking tot de uitvoering van het curriculum en de wijze van tentamineren. 2. Een uitspraak van de Facultaire Examencommissie inzake een klacht is bindend. 3. Tegen een uitspraak op een klacht staat geen voorziening open. Art. 32 Wijzigingen in dit reglement 1. Wijzigingen in dit reglement kunnen door het College van Bestuur alleen worden aangebracht na dat de Centrale Examencommissie daartoe is gehoord. 2. Na dat de Examencommissie conform het vorige lid is gehoord brengt deze, met betrekking tot de voorgenomen wijziging, binnen 30 dagen een schriftelijk advies uit aan het College van Bestuur. 3. De Centrale Examencommissie is bevoegd om een voorstel tot wijziging in te dienen bij het bestuur. Een dergelijk voorstel wordt met redenen omkleed.
Pagina 12 van 23
Memorie van toelichting Reglement Examencommissies 2013
I. ALGEMEEN Dit reglement regelt de gang van zaken en de taken en bevoegdheden van de Examencommissies van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten. Deze memorie van toelichting geeft artikelsgewijs toelichting op het Reglement Examencommissies 2013-2014 van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Art. 1 Definities Hier wordt de in het reglement omschreven terminologie nader geduid. Examinator De door de Examencommissie aangewezen (zie aanwijzen) examinatoren stellen op grond van art. 7.12a lid 1 WHW zelfstandig (alleen of in collegiaal verband) de uitslag van een tentamen vast. Deze bevoegdheid is evenals die van de Examencommissie zelf geattribueerd. De Examencommissie kan dus niet ingrijpen in een door een examinator vastgesteld uitslag. Op grond van art. 7.12a lid 2 WHW is de Examencommissie wel bevoegd om de examinatoren nadere inlichtingen te vragen. De Examinatoren zijn dan verplicht deze inlichtingen te verstrekken. Hat gaat dan bijvoorbeeld om informatie betreffende de gang van zaken tijdens het tentamen, de inhoud van het tentamen, de toetscriteria en de wijze van beoordelen. De Examencommissie is wel bevoegd om een student een extra tentamenkans te geven. De Examencommissie kan dan, indien zij dat gewenst acht, andere examinatoren benoemen of zelf het tentamen afnemen. Op grond van art. 7.61 lid 3 WHW kan een student bij de Examencommissie in beroep gaan tegen de uitslag van een tentamen. Indien de examinator tegen wie door een student beroep heeft ingesteld, zelf deel uitmaakt van de Examencommissie, dan neemt dit lid geen deel aan de beraadslagingen. De Examencommissie kan ook besluiten de beslechting van het geschil over te dragen aan de Centrale Examencommissie. Op grond van Art. 7.12c lid 1 WHW Juncto 7.1 lid 5 OER worden de examinatoren aangewezen door de Examencommissie. De Examencommissie bepaalt dus wie van de docenten bevoegd is om als examinator op te treden. De Examencommissie houdt een register van examinatoren bij. Daarin is te zien welke personen door de Examencommissie zijn aangewezen als examinator.
Pagina 13 van 23
Zaak De definitie zaak is niet limitatief. Opmerking 5-9-13: Enkele opleidingen hebben een jaarstructuur in plaats van een semesterstructuur als het gaat om toekenning van studiepunten. Hetgeen wordt omschreven onder “winterzitting” impliceert dat tijden deze zitting studieresultaten in Osiris voor handen zijn. Dat is in het geval van Opleidingen die een jaarstructuur hebben niet het geval. De Examencommissie moet in deze periode echter wel een zo objectief mogelijk beeld hebben van de studievoorgang van de studenten met het ook op tijdig te geven waarschuwingen in verband met een eventueel Binden Afwijzend Studieadvies (BAS). Momenteel (najaar 2013) werkt de Centrale Examencommissie samen met het onderwijsmanagement aan een oplossing voor deze problematiek. Ondertussen zal de Facultaire Examencommissie door het Onderwijsmanagement worden geadviseerd met betrekking tot de studievoortgang van de studenten in verband met waarschuwing voor eventuele BAS besluiten. Art. 2 De instellingen Hier wordt de hoofdstructuur van de Examencommissies van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten weergegeven. Art. 3 Structuur In dit artikel wordt de structuur van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten nader uitgewerkt. In beginsel bevoegd is alleen de Centrale Examencommissie (CEC) bevoegd als Examencommissie voor alle geaccrediteerde ArtEZ opleidingen. De CEC mandateert vervolgens de dagelijks werkzaamheden aan de Facultaire Examencommissie (FEC). De FEC’s worden voorgezeten ieder door een lid van de CEC. Zo zijn de lijnen kort en is de communicatie optimaal. Zie voor nadere toelichting van deze structuur het “Plan Examencommissies 1 september 2012” (Gepubliceerd op de ELO van de Examencommissie). Art. 4
Algemene wet bestuursrecht
De Examencommissie is een bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Algemene wet bestuursrecht.
Art. 5 Doorzending Dit artikel is grotendeels overgenomen uit art. 6:15 Awb teneinde de doorzendfunctie te benadrukken. Art. 6 Gebruik van de taal Op dit reglement is Nederlands recht van toepassing. Daarom is gekozen om via de Nederlandse taal te communiceren. Ook ten aanzien van niet Nederlandstalige studenten wordt primair in het Nederlands gecommuniceerd. Dat is van belang omdat het Nederlandse recht van toepassing is en het typische “Civil Law” begrippenapparaat zich nauwelijks direct laat vertalen in het Engels. Het is uiteraard wel mogelijk dat de Examencommissie een eenmaal in het Nederlands opgesteld bericht laat vertalen met de opmerking dat de Nederlandse tekst leidend is. De geadresseerde krijgt dan twee berichten: 1) het originele bericht in het Nederlands en 2) het vertaalde bericht. Ratio van dit artikel is dat de Examencommissie in beginsel in het Nederlands communiceert maar dat ze aan haar in het Engels of Duits opgestelde stukken wel in behandeling neemt.
Pagina 14 van 23
Art. 7 Scholing leden Examencommissies Dit artikel geeft de scholing van de leden van de Examencommissies weer. In de Handreiking Examencommissies “GESLAAGD!” (Uitgave: HBO raad februari 2011) staat dat eventuele scholingsbehoefte van de Examencommissies kenbaar gemaakt moeten worden bij het College van Bestuur. Dat moet de Examencommissie in staat stellen om deskundig te functioneren. Met een dergelijk scholingsaanbod geeft het College van Bestuur uitvoering aan de wettelijke opdracht om te zorgen voor voldoende waarborging van het deskundig functioneren van de Examencommissies. Art. 7.12a lid 1 WHW stelt slechts tot eis: deskundigheid op het terrein van de opleiding. Deze eis moet gezien worden als een ruime eis voor benoembaarheid. Het is daarom mogelijk om bijvoorbeeld een profielschets te maken voor nieuwe leden van de Examencommissies. Art. 8 Scholing examinatoren In dit artikel wordt de scholing van examinatoren nader toegelicht. Artikel 7.12c lid 2 WHW stelt dat waar deskundigheid nog ontbreekt er gerichte scholingsactiviteiten noodzakelijk zijn omdat examinatoren de Examencommissies desgevraagd moeten kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de Examencommissies de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en resultaten kunnen beoordelen. De Examencommissies moeten met het College van Bestuur overleg plegen over deze scholing. Opmerking 5-9-13; ArtEZ maakt gebruik van vele ‘externe Examinatoren’ en beoordelaars. Art. 8 is niet tot hen gericht maar tot de vaste ArtEZ medewerkers die regelmatig als voorzittend Examinator (van audities, schouwen en dergelijke) optreden en tot Theoriedocenten die zelfstandig tentamens maken en afnemen. Het ingevoegde tekstdeel “indien aangeboden” opent de mogelijkheid om de scholing gericht, dat wil zeggen per geïdentificeerde groep Examinatoren, aan te bieden. Art. 9 Wraking en verschoning Dit artikel is grotendeels overgenomen uit afdeling 8.1.4 van de Algemene wet bestuursrecht teneinde wraking en verschoning mogelijk te maken. Het is uiteraard niet wenselijk dat bij een lid van een Examencommissie van ArtEZ Hogeschool belangenverstrengeling optreedt. Art. 10 Faciliteiten en bezoldiging Lid 2 Dit lid geeft de wijze van bezoldiging van de leden van de Examencommissies weer. Oorspronkelijk (concept 15-4-13) was in dit artikel (lid 2) een schema opgenomen waarin de taakbesteding van de verschillende werd uitgedrukt. Een dergelijke schema was ook opgenomen in het aan dit Reglement voorafgaande Handboek dat heeft gegolden van 1 september 2010 tot aan de inwerkingtreding van dit Reglement. In dat schema werd onderscheid gemaakt tussen grote faculteiten (Art & Design en Muziek) en kleine faculteiten (Bouwkunst en Theater en Dans). Vervolgens werd onderscheid gemaakt in de rollen van de leden van de Examencommissies: een basisnorm voor leden en voorzitters/secretarissen van de Centrale Examencommissie en de Facultaire Examencommissies. Van dat schema werd veelvuldig afgeweken door de directeuren. Het is eigenlijk niet goed mogelijk gebleken de omvang van de tijdsbesteding van de verschillende functionarissen vooraf vast te leggen. Daarom is dit artikel op verzoek van de Bestuurder a.i. aangepast in die zin dat het schema is vervallen. De taakbelasting van de verschillende functionarissen wordt nu op voordracht van
Pagina 15 van 23
de directies vastgesteld door het bestuur. Het is de verwachting dat dit systeem flexibeler zal werken. Directeuren kunnen op deze wijze ook gemakkelijker aanpassingen doorvoeren. Art. 11 Bezwaar en Beroep In dit artikel wordt de mogelijkheid gegeven voor belanghebbenden om tegen een uitspraak van een Examencommissie in bezwaar en beroep te gaan. Conform de Algemene wet bestuursrecht is bezwaar tegen een besluit van algemene strekking, zoals beleidsregels, niet mogelijk. Dit artikel sluit aan bij hetgeen is geregeld in hoofdstuk 8 van de OER. De eerste fase: BEZWAAR Indien een Examencommissie een besluit of beschikking heeft genomen waar degene aan wie de beschikking is gericht het niet mee eens is dan deze persoon tegen het besluit opkomen bij een Examencommissie. Nu zou men kunnen denken dat het vreemd is dat het orgaan dat het besluit heeft genomen ook het bezwaar tegen dat besluit behandeld. De ratio van deze primaire rechtsgang is echter dat een orgaan dat een besluit heeft genomen in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn eigen fouten te corrigeren alvorens een onafhankelijk orgaan de zaak in behandeling neemt. Deze werkwijze scheelt heel veel onnodige procedures en dwingt het orgaan dat de primaire beslissing heeft genomen om nog eens kritisch naar zijn eigen besluit te kijken met inachtneming van de argumenten van de belanghebbende. Een Examencommissie is, indien ze het bezwaar afwijst, verplicht de uitspraak op bezwaar te motiveren De procedure in bezwaar Bezwaarschriften kunnen alleen per post worden verzonden aan een Examencommissie. Een bezwaarschrift moet zijn getekend en de naam en adres van belanghebbende bevatten. Ook moet het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevatten. Een kopie van het primaire besluit van de Examencommissie, waartegen bezwaar wordt gemaakt, moet zijn aangehecht. Het is ook toegestaan nadere bewijsstukken toe te voegen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na dat de Examencommissie het primaire besluit heeft genomen door de Examencommissie zijn ontvangen. Indien een bezwaarschrift te laat wordt ingediend kan de Examencommissie het bezwaar 'niet ontvankelijk' verklaren. Verdere actie tegen de gewraakte beslissing is dan niet meer mogelijk. De tweede fase: BEROEP Indien een belanghebbende geconfronteerd wordt met een afwijzing van zijn bezwaar door de Examencommissie en het daar ondanks de motivatie van de Examencommissie toch niet mee eens blijft, dan kan de student in beroep gaan bij het College van Beroep voor de Examens van ArtEZ (COBEX). Dit college is bevoegd om besluiten van de Examencommissie in beroep te behandelen. Het COBEX zal het besluit van de Examencommissie, waartegen eerst bezwaar is gemaakt en belanghebbende nu beroep tegen heeft ingesteld, marginaal toetsen. Dat betekent dat het COBEX slechts zal nagaan of de Examencommissie zich aan de geldende voorschriften uit de wet, OER en andere toepasselijke regelgeving heeft gehouden. Met betrekking tot het discretionaire deel van de beslissing zal de COBEX alleen nagaan of de Examencommissie in redelijkheid tot haar besluit is kunnen komen. De Examencommissie heeft namelijk een eigen bevoegdheid en alleen als ze in de uitoefening van die bevoegdheid de regels niet goed toepast of onverantwoord met het de discretionaire bevoegdheid omgaat zal de COBEX het beroep gegrond verklaren. Overigens zal de COBEX is het geval de discretionaire
Pagina 16 van 23
bevoegdheid ter discussie staat wel proberen te bemiddelen tussen student/belanghebbende en het orgaan/Examencommissie. De procedure in beroep Beroepsschriften kunnen alleen per post worden verzonden aan de COBEX. Een beroepsschrift moet zijn getekend en de naam en adres van belanghebbende bevatten. Ook moet het beroepsschrift de gronden van het bezwaar bevatten. Een kopie van het primaire besluit van de Examencommissie als mede het bezwaarschrift tegen dat besluit en de uitspaak van de Examencommissie op dat bezwaar moeten zijn aangehecht. Het is ook toegestaan nadere bewijsstukken toe te voegen. Een beroepsschrift moet binnen zes weken na dat de Examencommissie het besluit op bezwaar heeft genomen door het COBEX zijn ontvangen. Indien een beroepsschrift te laat wordt ingediend kan Het COBEX het beroep 'niet ontvankelijk' verklaren. Verdere actie is dan niet meer mogelijk. De derde fase: HOGER BEROEP Indien de belanghebbende/student het ook niet eens is met de uitspraak van het COBEX kan deze in hoger beroep gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO). De Examencommissie kan in beginsel niet in beroep gaan tegen een beslissing van het COBEX. Wel is het mogelijk, en dat komt veelvuldig voor, dat het CBHO de Examencommissie om nadere inlichtingen verzoekt, dat kan schriftelijk in een zogenaamde conclusie of mondeling tijdens een comparitie. Ook een beroepsschrift aan het COBEX dienst, op straffe van niet ontvankelijkheid, binnen zes weken, na de uitspraak van het COBEX, bij het CBHO zijn ontvangen. Art. 12 Samenstelling, organisatie, bevoegdheden en taken Dit artikel regelt de samenstelling, organisatie, bevoegdheden en taken van de CEC. In dit artikel (lid 6) is ook vastgelegd welke taken exclusief aan de CEC toekomen en welke niet overdraagbaar zijn.
Art. 13 Benoeming en aftreding Art. 7.12a lid 1 WHW bepaalt dat het College van Bestuur de leden van de Examencommissies benoemt op basis van deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep opleidingen. Ten minste een lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Lid 3 van hetzelfde artikel bepaalt dat het instellingsbestuur de Examencommissie eerst moet horen. In lid 5 sub e is op verzoek van de bestuurder a.i. (maart 2013) een mogelijkheid opgenomen om een lid tussentijds te ontslaan. De voordracht voor ontslag moet met redenen zijn omkleed. De bedoeling van dit artikel is dat de Examencommissie slecht functionerende leden zelf kan ‘ontslaan’ met medewerking van het bestuur (double bind). Het initiatief komt van de Examencommissie zelf zodat het bestuur niet ingrijpt in de functionele onafhankelijkheid van de Examencommissie. Het bestuur toetst de gronden van het ontslag marginaal (steunt de voordracht op gronden die met zich brengen dat van de zittende leden redelijkerwijs niet langer kan worden verlangd dat zij samenwerken met voor ontslag voorgedragen lid. Opmerking: 5-9-12; Hoewel niet specifiek benoemd in het eerste lid, ligt het voor de hand dat voor benoeming niet alleen de Examencommissie wordt gehoord maar ook de directie van de desbetreffende faculteit. Lid 2 Een goed corporate governance-beleid vertaalt de belangen van de belanghebbenden binnen de organisatie naar beleid. Met een goed governance-beleid wordt de transparantie binnen de Pagina 17 van 23
organisatie bevorderd en worden fraudezaken voorkomen. Nu de Examencommissie getuige de Memorie van Toelichting behorende bij het wetsvoorstel "versterking besturing" (Kamerstukken II. 2008-2009, 31 821, nr. 3) een onafhankelijke rol in een trias politica setting is toebedeeld, is het gewenst dat de leden van de Examencommissie bescherming genieten jegens het bestuur. Deze bescherming is ondermeer gelegen in de benoemingstermijn van de leden. Volgens good gouvernance is een termijn van vier jaren gebruikelijk voor toezichthouders. Het reglement Examencommissie sluit aan bij deze algemene regel. Er is nog een andere reden om leden van de Examencommissie niet zoals volgens de huidige geldende termijn vastgelegd in de Onderwijs en Examenregeling (OER) slecht voor twee jaren te benoemen. Het werk als lid, dat van voorzitter of secretaris in het bijzonder, van een Examencommissie is complex en vergt niet alleen expertise maar ook ervaring. Deze expertise en ervaring kunnen alleen worden opgebouwd vanuit meerjarige trajecten. Een lid van een Examencommissie dat slechts twee jaren in functie is krijgt de kans niet om ervaring en expertise op te bouwen. Opmerking: 5-9-13; In goed overleg met het bestuur is de Centrale Examencommissie akkoord gegaan met een benoemingstermijn van twee jaren. Leden van de Examencommissie en het bestuur dienen samen te werken aan een bestendige relatie. Lid 3 Dit lid is ingevoegd om te voorkomen dat er een wirwar van aflopende benoemingstermijnen ontstaat. Het bestuur kan zo in de maand Mei eenvoudig nagaan van welke leden de benoemingstermijn per aanstaande 1 september afloopt. Art. 14 Kwaliteitseisen lidmaatschap Dit artikel schetst de voorwaarden voor lidmaatschap bij de Centrale Examencommissie en brengt de scheiding tussen onderwijsmanagement en Examencommissie tot uitdrukking. Hiermee wordt de functionele onafhankelijkheid van de Examencommissie als horizontaal toezichthouder gewaarborgd. Art. 15 Relatie met de facultaire Examencommissies Dit artikel regelt de relatie tussen CEC en FEC en geeft uitdrukking en nadere invulling aan de structuur zoals vastgelegd in art. 3. In beginsel is de CEC de enige bevoegde Examencommissie die de dagelijkse werkzaamheden mandateert aan de FEC’s. Omdat de Voorzitter van een FEC qualitate qua lid is van de CEC zijn de lijnen kort. Opmerking 5-9-13: Art. 15 houdt een discretionaire bevoegdheid in. De Examencommissie kan dus beleidsregels opstellen. Dit laatste is aan te bevelen in venband met de transparantie. Art. 15a Jaarverslag Op grond van Art. 7.12b lid 4 WHW is de Examencommissie verplicht jaarlijks een jaarverslag op te stellen. Het jaarverslag volgt een studiejaar. Op grond van art. 12 lid 6 en art. 15a is het opstellen van een jaarverslag een exclusieve taal van de CEC. Het jaarverslag is openbaar en wordt gepubliceerd op de ELO van ArtEZ Hogeschool voor de kunsten. Art. 16 Werkwijze Dit artikel geeft de werkwijze van de Centrale Examencommissie weer. Art. 17 Besluitvorming Krachtens dit artikel houdt de CEC een beschikkingenregister bij. De FEC’s nemen in beginsel de dagelijkse beschikkingen jegens studenten. In het register worden dus
Pagina 18 van 23
beschikkingen bijgehouden welke op grond van art. 15 of anderszins jegens studenten zijn genomen. Art. 18 Advies Dit artikel geeft aan dat de Centrale Examencommissie zich kan laten adviseren door eenieder. Adviezen zijn altijd vrijblijvend, de Examencommissie is nooit gebonden aan adviezen. De Examencommissie maakt haar eigen afwegingen. Art. 19 Mandaat en delegatie Lid 1 Van mandaat is sprake indien een orgaan dat een bevoegdheid uit de wet heeft gekregen (attributie) of de bevoegdheid via delegatie heeft verkregen een ander orgaan of persoon (functionaris) de bevoegdheid geeft om namens dat bevoegde orgaan te besluiten. Een besluit genomen door een mandataris kan door het bevoegde orgaan worden overruled. Het bevoegde orgaan kan de mandataris aanwijzigen geven met betrekking tot de wijze waarop deze de gemandateerde bevoegdheid dient uit te oefenen. De Centrale Examencommissie heeft besloten de haar toekomende bevoegdheden grotendeels te mandateren zodat de Examencommissie als 'college' altijd een besluit van een functionaris (secretaris of voorzitter) kan overrulen indien zij van mening is dat de functionaris onjuist of onzorgvuldig heeft besloten. Bovendien heeft de Centrale Examencommissie zo de mogelijkheid om de mandataris te instrueren. Tijdens de vergadering van de Centrale Examencommissie ArtEZ van donderdag 4 oktober 2012 heeft de Examencommissie een mandaatsbesluit vastgesteld. Art. 20 Samenstelling en organisatie Dit artikel geeft de samenstelling en organisatie van de Facultaire Examencommissies weer. Hierin wordt tevens de structuur van de Examencommissies binnen ArtEZ Hogeschool benadrukt. Opmerking 5-9-13: Lid 5; De functies van Secretaris van een Facultaire Examencommissie en Ambtelijk secretaris van die zelfde Facultaire Examencommissie kan met inachtneming van art. 22 desgewenst door dezelfde persoon worden ingevuld. Art. 21 Benoeming en aftreding Art. 7.12a lid 1 WHW zegt dat het College van Bestuur de leden van de Examencommissies benoemt op basis van deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep opleidingen. Ten minste een lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Lid 3 van hetzelfde artikel bepaalt dat het instellingsbestuur de betreffende Examencommissie eerst moet horen. In lid e is op verzoek van de bestuurder a.i. (maart 2013) een mogelijkheid opgenomen om een lid tussentijds te ontslaan. De voordracht voor ontslag moet met redenen zijn omkleed. De bedoeling van dit artikel is dat de Examencommissie slecht functionerende leden zelf kan ‘ontslaan’ met medewerking van het bestuur (double bind). Het initiatief komt van de Examencommissie zelf zodat het bestuur niet ingrijpt in de functionele onafhankelijkheid van de Examencommissie. Het bestuur toetst de gronden van het ontslag marginaal (steunt de voordracht op gronden die met zich brengen dat van de zittende leden redelijkerwijs niet langer kan worden verlangd dat zij samenwerken met voor ontslag voorgedragen lid. Lid 2
Pagina 19 van 23
Een goed corporate governance-beleid vertaalt de belangen van de belanghebbenden binnen de organisatie naar beleid . Met een goed governance-beleid wordt de transparantie binnen de organisatie bevorderd en worden fraudezaken voorkomen. Nu de Examencommissie getuige de Memorie van Toelichting behorende bij het wetsvoorstel "versterking besturing" (Kamerstukken II. 2008-2009, 31 821, nr. 3) een onafhankelijke rol in een trias politica setting is toebedeeld, is het gewenst dat de leden van de Examencommissie bescherming genieten jegens het bestuur. Deze bescherming is ondermeer gelegen in de benoemingstermijn van de leden. Volgens good gouvernance is een termijn van vier jaren gebruikelijk voor toezichthouders. Het reglement Examencommissie sluit aan bij deze algemene regel. Er is nog een andere reden om leden van de Examencommissie niet zoals volgens de huidige geldende termijn vastgelegd in de Onderwijs en Examenregeling (OER) slecht voor twee jaren te benoemen. Het werk als lid, dat van voorzitter of secretaris in het bijzonder, van een Examencommissie is complex en vergt niet alleen expertise maar ook ervaring. Deze expertise en ervaring kunnen alleen worden opgebouwd vanuit meerjarige trajecten. Een lid van een Examencommissie dat slechts twee jaren in functie is krijgt de kans niet om ervaring en expertise op te bouwen. Opmerking: 5-9-13; In goed overleg met het bestuur is de Centrale Examencommissie akkoord gegaan met een benoemingstermijn van twee jaren. Leden van de Examencommissie en het bestuur dienen samen te werken aan een bestendige relatie. Lid 3 Dit lid is ingevoegd om te voorkomen dat er een wirwar van aflopende benoemingstermijnen ontstaat. Het bestuur kan zo in de maand Mei eenvoudig nagaan van welke leden de benoemingstermijn per aanstaande 1 september afloopt. Aanvulling 6-9-13 Lid 4 Een lid van een Examencommissie kan zijn of haar ontslag indienen bij zowel het College van Bestuur als bij de Centrale Examencommissie. De ratio daarvan is dat een lid in een conflictueuze situatie keuze heeft. Art. 22 Kwaliteitseisen lidmaatschap Dit artikel schetst de voorwaarden voor lidmaatschap bij een der Facultaire Examencommissies. Art. 23 De relatie met de Centrale Examencommissie Dit artikel regelt de relatie tussen CEC en FEC en geeft uitdrukking en nadere invulling aan de structuur zoals vastgelegd in art. 3. In beginsel is de CEC de enige bevoegde Examencommissie die de dagelijkse werkzaamheden mandateert aan de FEC’s. Omdat de Voorzitter van een FEC qualitate qua lid is van de CEC zijn de lijnen kort. Art. 24 Werkwijze Dit artikel geeft de werkwijze van de Facultaire Examencommissies weer. Opmerking 5-9-13: Zie opmerkingen onder art. 1 MvT voorgaand: in verband met de problematiek Semesterstructuur versus Jaarstructuur voor wat betreft de toekenning van studiepunten. Lid 1 De maandelijkse overleg bijeenkomsten kunnen ook via de telefoon of per e-mail of andere elektronische communicatiemiddelen geschieden. Art. 25
Advies Pagina 20 van 23
Dit artikel geeft de wijze van gebruik van advies weer. Adviezen zijn altijd vrijblijvend, de Examencommissie is nooit gebonden aan adviezen. De Examencommissie maakt haar eigen afwegingen. Ofschoon een FEC zelfstandig advies kan inroepen verdient het de voorkeur dat in het belang van de rechtseenheid primair advies wordt ingewonnen bij de CEC. Art. 26 Besluitvorming Krachtens dit artikel hebben de Facultaire Examencommissies een besluitenregister. Het artikel geeft tevens aan wat er in het register moet worden opgenomen. Art. 27 Winterzitting Lid 1 sub b Op grond van art. 7.8b lid 4 WHW is de Examencommissie voor dat deze tot afwijzing (Bindend Afwijzend studieadvies, BAS) overgaat, verplicht een student te waarschuwen. Deze waarschuwingstermijn moet zo ruim zijn dat de student in de gelegenheid wordt gesteld om zijn studieresultaten te verbeteren. Lid 2 sub b Op grond van de artt. 7.8b WHW Juncto 6.4 en 6.6 OER is de Examencommissie verplicht om aan elke student uiterlijk aan het einde van het eerste studiejaar van de propedeutische fase een studieadvies uit te brengen. Dit advies heeft als het afwijzend is een bindend karakter. Dat wil zeggen dat het de student die een afwijzend studieadvies heeft gekregen niet meer is toegestaan om zich voor een volgend studiejaar in te schrijven. In de wet (art. 7.8b WHW) staat overigens dat deze bevoegdheid aan het instellingsbestuur toekomt. Het is in het Hoger Onderwijs in Nederland regel dat het instellingsbestuur deze bevoegdheid delegeert aan de Examencommissie. Deze delegatie heeft plaatsgevonden in de artt. 6.4 en 6.6 van de Onderwijs en Examenregeling (OER). Opmerking 5-9-13: Zie ook hetgeen is opgemerkt onder art. 1 MvT hiervoor Lid 4 Dit lid ziet op eventuele studieverlenging (langer dan 4 jaar studeren). De student legt een programma voor aan de Examencommissie. De Examencommissie toetst of dat programma de student zo effectief mogelijk naar het absolveren van de opleiding zal leiden. Opmerking 5-9-12: In de vorige zin is het woord “efficiënt” vervangen door effectief waarbij dit wordt dient te worden geleden als een combinatie van “kwalitatief en inpasbaar in de planning”. Ingevoegd 5-9-12: Lid 6 De Examencommissie stelt de OER niet vast, dat doet het bestuur. De Examencommissie moet de OER toepassen. De ervaring leert dat de Examencommissie daarbij niet zelden op omstandigheden stuit waarbij wijziging van de OER gewenst is. De Examencommissie kan via de directie een advies uitbrengen met betrekking tot wijziging van de OER.
Art. 28 Zomerzitting Lid 1 sub b Op grond van de artt. 7.8b WHW Juncto 6.4 en 6.6 OER is de Examencommissie verplicht om aan elke student uiterlijk aan het einde van het eerste studiejaar van de propedeutische Pagina 21 van 23
fase een studieadvies uit te brengen. Dit advies heeft als het afwijzend is een bindend karakter. Dat wil zeggen dat het de student die een afwijzend studieadvies heeft gekregen niet meer is toegestaan om zich voor een volgend studiejaar in te schrijven. Lid 3 Dit lid ziet op eventuele studieverlenging (langer dan 4 jaar studeren). De student legt een programma voor aan de Examencommissie. De Examencommissie toetst of dat programma de student zo efficiënt mogelijk naar het absolveren van de opleiding zal leiden.
Art. 28 a Masteropleiding Dit artikel is ingevoegd naar aanleiding van de vergadering van de CEC op 9 april 2013. De CEC stelde toen vast dat niet was voorzien in een regeling waarin de frequentie van samenkomt van de Examencommissie ten aanzien van Masteropleidingen was vastgelegd. Ook van de Masterstudenten moet de studievoortgang worden getoetst. De Examencommissie heeft jegens Masterstudenten met een achterstand weliswaar geen machtsmiddelen zoals het Binden Afwijzend Studieadvies (BAS) maar het is gewenst dat de Examencommissie de achterstanden vaststelt en deze bespreekt met het hoofd of opleidingcoördinator. Opmerking 5-9-13: Vanuit de faculteit Theater en Dans werd opgemerkt dat de Examencommissie geen BAS kan uitbrengen jegens Masterstudenten en dat het twee maal per jaar toetsen van de studievoortgang daarom niet nodig is. “An sich” klopt die redenering, het is echter wel zo dat een goede controle op de studievoortgang voor problemen kan voorkomen. Het is gebruik dat de Examencommissie tijdens de reguliere zittingen de vorderingen van de Masterstudenten ook met de verantwoordelijke vanuit het onderwijsmanagement bespreekt en dat bevalt van beide zijden goed omdat daarmee op zijn minst discussie achteraf wordt voorkomen en lopende laten de masterstudenten betreffende direct kunnen worden behandeld. Het reglement wordt op dit punt dus vooralsnog beten niet gewijzigd. Art. 29 Voorstellen en verzoeken van studenten Dit artikel geeft aan op welke wijze studenten verzoeken kunnen indienen bij de Facultaire Examencommissie. Wijziging 5-9-13: Lid 1 was voorzien in een regeling dat een student zich pas tot de Examencommissie kon richten na consultatie van Studieloopbaanbegeleider en/of studentendecaan. Naar aanleiding vaan de opmerking hierover vanuit de faculteit Theater en Dans is besloten deze regeling te vereenvoudigen. Een student kan zich altijd rechtstreeks tot de Examencommissie wenden. Indien de Examencommissie ven mening is dat de kwestie beter (eerst) aan een andere functionaris kan worden voorgelegd, volgt verwijzing. Belanghebbende kunnen op de ELO van de Examencommissie informatie inwinnen met betrekking tot de competenties en andere bevoegdheden van de Examencommissie. Art. 30 Fraude Lid 1 Alle geconstateerde fraude moet door de Examinator die deze fraude heeft ontdekt per ommegaande bij de Examencommissie worden gemeld. Een Examinator is zelf niet bevoegd maatregelen te nemen jegens de student die fraude heeft gepleegd. Op grond van de art. 7.12b lid 2 WHW Juncto 5.10 OER is alleen de
Pagina 22 van 23
Examencommissie hiertoe bevoegd. Zo kan de Examencommissie een student verbieden gedurende een zekere periode deel te nemen aan tentamens. Een Examinator is onverminderd voorgaande wel bevoegd om in het geval van fraude (de voortgang van) het tentamen stil te leggen. Art. 31 Klachtenregeling Lid 1 Op grond van de artt. 7.12b, 7.59 en 7.61 lid 3 WHW Juncto 11.1 Studentenstatuut ArtEZ is de student/belanghebbende bevoegd klachten met betrekking tot de uitvoering van het curriculum en tentaminering, voor te leggen aan de Examencommissie. De Examencommissie is onafhankelijk toezichthouder en daarom ook bevoegd kennis te nemen van klachten van studenten jegens het onderwijsmanagement als het gaat om de uitvoering van het curriculum en klachten jegens examinatoren als het gaat om de wijze van tentaminering en de beoordeling van tentamens. De Examencommissie doet binnen 6 weken na ontvangst uitspraak. Deze uitspraak is bindend. Er is geen beroep mogelijk tegen een uitspraak van de Examencommissie in het kader van de klachtenprocedure. Vormvereisten Een klacht kan alleen schriftelijk worden ingediend bij de Examencommissie. Een klachtschrift moet zijn ondertekend en gedateerd. De klager vermeldt zijn naam en adres en studentnummer. Eventueel kunnen bewijsstukken als bijlage worden meegezonden. Comparitie De Examencommissie kan, indien zij dat geraden acht, een inlichtingencomparitie gelasten. Tijdens een inlichtingencomparitie moeten partijen vragen van de Examencommissie beantwoorden en kunnen getuigen worden gehoord. Klachten tegen de Examencommissie Voor klachten tegen een besluit van de Examencommissie zelf wordt verwezen naar bezwaar en beroep. Art. 32 Wijziging van dit reglement Dit artikel beschermt de Examencommissie ter waarborging van haar functionele onafhankelijkheid tegen het College van Bestuur.
Dit reglement is in opdracht van het bestuur onder verantwoordelijkheid van de Centrale Examencommissie samengesteld door Najama Voogd en Ton Lamers
Pagina 23 van 23