UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN HET SCHEPENCOLLEGE ZITTING VAN 12/10/15 Aanwezig:
Alain Wyffels, Burgemeester Lieven Vanbelleghem, Johan Vanysacker, Marleen Soete, Frank Gheeraert, Schepenen Robert Barthier, Jacqueline Mostaert, Frans Vandeputte, Peter Vantomme, Jean-Marie Callewaert, Koen Bentein, José Victoor, Alex Maddelein, Luc Vandamme, Eddy Vanacker, Francky Barbier, Christoph Deraeve, Dominique Cool, raadsleden Sabine De Wandel, Secretaris
Afwezig:
Brigitte Vanhaecke, raadslid
Reglement belasting op de leegstaande woningen en gebouwen - goedkeuring Dhr Koen Bentein is afwezig voor dit agendapunt. De Raad, • • • • • • • • • •
•
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen en latere wijzigingen Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, met latere wijzigingen Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning Gelet op het Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten Gelet op het Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, hierna Decreet grond- en pandenbeleid genoemd Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandsregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen Gelet op de omzendbrief RW/2010/01 betreffende de activering van gronden en panden, maatregelen betreffende het betaalbaar wonen en het wonen in eigen streek in het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid
•
•
•
Gelet op het Decreet van 23 december 2011 houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, meer bepaald de artikelen 16, 46 en 54 Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 houdende nadere regelen betreffende het leegstandsregister en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen Overwegende dat de langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden
Wordt goedgekeurd met: 11 stemmen voor, 4 stemmen tegen en 2 onthoudingen Stemmen tegen : N-VA : dhr Robert Barthier, dhr Peter Vantomme, dhr José Victoor en dhr Dominique Cool Onthoudingen : SP.a : dhr Francky Barbier en dhr Jean-Marie Callewaert Afwezig voor dit agendapunt : Open VLD : dhr Koen Bentein Artikel 1 : Het reglement belasting op de leegstaande woningen en gebouwen wordt als volgt goedgekeurd. Artikel 1: definities 1. Administratie: de gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met het beheer van het leegstandsregister. 2. Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie van woning zoals bedoeld onder 4. en niet valt onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. 3. Leegstaand gebouw: een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning, melding in de zin van artikel 4.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voor handen is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang
de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont, er zijn hoofdverblijfplaats heeft en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. De bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten zijn niet onderworpen aan deze gemeentelijke inventarisatie. 4. Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. 5. Leegstaande woning: een woning die gedurende ten minste 12 opeenvolgende maanden niet effectief wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie of elke andere door de Vlaamse regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt. 6. Zakelijk gerechtigde: de houder van een van volgende zakelijke rechten: • • •
de volle eigendom het recht van opstal of van erfpacht het vruchtgebruik
7. Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen: - een aangetekend schrijven - een afgifte tegen ontvangstbewijs Artikel 2: inventaris §1. De administratie maakt twee afzonderlijke inventarissen: een inventaris leegstaande gebouwen en een inventaris leegstaande woningen. Beide inventarissen worden samen ondergebracht in het leegstandsregister. §2. Nieuwbouwwoningen of nieuwe gebouwen worden als leegstaand beschouwd indien het gebouw of de woning het zevende jaar na afgifte van de stedenbouwkundige vergunning niet is aangewend overeenkomstig haar functie. §3. Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd. §4. De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing voor voormeld decreet, worden onder de aldaar vermelde voorwaarden evenmin als leegstaande gebouwen of woningen in de zin van deze afdeling beschouwd. §5. Een gebouw dat of een woning die door het Vlaams Gewest geïnventariseerd is als verwaarloosd, kan eveneens opgenomen worden in het leegstandsregister, en omgekeerd.
§6. Woningen die door het Vlaams Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar, worden niet opgenomen in het leegstandsregister. Artikel 3 §1. Er wordt voor de aanslagjaren 2016 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. §2. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting verschuldigd wordt. §3. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. §4. Ingeval van overdracht van het zakelijk recht, stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuwe zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht per aangetekend schrijven. In voornoemd aangetekend schrijven bevindt zich een kopie van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens: - naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel; - datum van akte, naam en standplaats van de notaris; - nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw Artikel 4: procedure tot vaststelling van de leegstand en wijze van inventariseren §1. In eerste instantie wordt door de administratie een vermoedensbrief van leegstand verstuurd naar de zakelijke gerechtigde. §2. Na ontvangst van de vermoedensbrief van leegstand heeft de zakelijke gerechtigde 30 dagen de tijd om bezwaar in te dienen door middel van een inlichtingenfiche bijgevoegd aan de vermoedensbrief. De administratie onderzoekt de gegrondheid van het ingevulde formulier. §3. Indien het vermoeden van leegstand kan weerlegd worden, wordt de woning / het gebouw niet opgenomen in het leegstandsregister. De administratie brengt de zakelijk gerechtigde binnen de 60 dagen op de hoogte van deze beslissing. §4. Indien het vermoeden van leegstand niet kan weerlegd worden of bij geen reactie op de vermoedensbrief wordt de leegstand door de administratie ter plaatse beoordeeld aan de hand van objectieve indicaties, zoals daar onder meer zijn (niet-limitatieve lijst):
• • • • • • • • • •
• • • • • • •
Het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister of de vaststelling dat er minstens 12 onafgebroken maanden geen inschrijving in het bevolkingsregister voorkomt. Het ontbreken van een aangifte als tweede verblijf. Het vermoeden van een fictieve inschrijving als domiciliëringsadres. De onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden, vb. door een geblokkeerde toegang. Het langdurig aanbieden van het gebouw of de woning als ‘te huur’ of ‘te koop’. Dichtgeplakte of uitpuilende brievenbussen. Storende omgevingsaanleg, slecht onderhouden omgeving of tuin. Het ontbreken van aansluitingen van nutsvoorzieningen of een dermate laag verbruik dat niet in overeenstemming is met een normaal gebruik van de woning of het gebouw. De vermindering van het kadastraal inkomen overeenkomstig artikel 15 van het wetboek van de inkomstenbelasting 1992. De winddichtheid van het gebouw of de woning is niet gewaarborgd omwille van infiltraties van het dak, de gevels, glasbreuk op één of meerdere plaatsen, het buitenschrijnwerk kan niet meer gesloten worden, onafgewerkte ruwbouw, ernstige inpandige vernieling, gedeeltelijk vernielde of gesloopte woning. Dichtgemaakte raam- of deuropeningen Ernstig vervuild glas- of buitenschrijnwerk Ontbreken deurbel Langdurig neergelaten rolluiken Het ontbreken van essentiële wooninrichting zoals meubels, keuken of badkamer. Getuigenissen Andere indicaties die bij controlebezoeken kunnen vastgesteld worden.
§5. Op basis van bovenstaande objectieve indicaties is de administratie bevoegd om de leegstand van een gebouw en/of woning vast te stellen en een administratieve akte, bestaande uit o.a. een beschrijvend verslag, gefundeerd door een technische aanstiplijst en een fotodossier, op te maken. De datum van de administratieve akte geldt als datum van de vaststelling van de leegstand. Artikel 5: kennisgeving De administratie brengt de zakelijk gerechtigde per aangetekend schrijven in kennis van de beslissing tot opname van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw in het leegstandsregister. Artikel 6: betwistingen inventarisatie leegstand §1. Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na deze van betekening van het schrijven, kan een zakelijk gerechtigde beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Dit beroep moet betekend worden aan het college van burgemeester en
schepenen door middel van een beveiligde zending. Het beroepschrift wordt gedagtekend en genaamtekend en bevat minstens volgende gegevens: • • •
identiteit en adres van de indiener. de verwijzing naar de administratieve akte en naar het gebouw of de woning waarop het beroep betrekking heeft. een of meer bewijsstukken die de indiener nodig acht om aan te tonen dat niet voldaan is aan de vereisten inzake leegstand, met dien verstande dat de vaststelling van de leegstand betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed.
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair. §2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken beschouwd wordt. De ontvangst van het beroepschrift wordt gemeld aan de indiener via een ontvangstbewijs en dit binnen een termijn van 30 dagen. §3. Het College van Burgemeester en Schepenen toetst als beroepsinstantie de ontvankelijkheid van het beroepsschrift. Wanneer het college van burgemeester en schepenen de onontvankelijkheid vaststelt, wordt dat aan de indiener meegedeeld met de vermelding dat de procedure als afgehandeld wordt beschouwd. §4. Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt als beroepsinstantie de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op basis van stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststellingen, of met een feitenonderzoek dat uitgevoerd wordt door het bevoegde personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. §5. Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het beroep en betekent per beveiligde zending deze beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 90 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het beroepschrift door de indiener. §6. Als het college van burgemeester en schepenen het beroep gegrond acht of nalaat zijn uitspraak te betekenen aan de indiener binnen de termijn vermeld in het vorig lid, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een nieuwe beslissing tot opname in het leegstandsregister. §7. Wanneer de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet of niet tijdig betwist wordt of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond is, dan wordt het gebouw of de woning in het leegstandsregister opgenomen vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand, zijnde de datum van de administratieve akte. Artikel 7: schrapping uit de inventaris §1. Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt, eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Als datum
van schrapping wordt vermeld de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie vermeld in artikel 1. §2. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt, eens een zakelijk gerechtigde bewijst dat deze woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt in overeenstemming met de functie vermeld in artikel 1. Als datum van schrapping wordt vermeld de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. §3. Een woning en/of gebouw, waarvoor een bestemmingswijziging werd aangevraagd en vergund, wordt uit het leegstandsregister geschrapt op datum van de opmaak van de administratieve akte ter controle van de bestemmingswijziging die de wijziging en het effectief gebruik overeenkomstig deze wijziging bevestigt. §4. Een woning en/of gebouw, waarvoor een stedenbouwkundige vergunning voor sloop werd aangevraagd en vergund, wordt uit het leegstandsregister geschrapt bij totale sloop van de woning of het gebouw en verwijdering van alle (bouw)afval op het perceel. §5. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie. De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek. De administratie neemt een beslissing binnen een termijn van 90 dagen na de ontvangst van het verzoek. Het verzoek wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending. Artikel 8: betwisting tegen weigering tot schrapping uit het leegstandsregister Binnen een termijn van 30 dagen, ingaand de dag na deze van betekening van het schrijven, vermeld in artikel 7, kan een zakelijk gerechtigde beroep aantekenen bij het college van burgemeester en schepenen tegen de beslissing tot weigering tot schrapping uit het leegstandsregister op de wijze vermeld in artikel 6. Artikel 9: heffing voor leegstaande gebouwen en woningen §1. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd op het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende 6 opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. De belasting bedraagt: • • •
€1500 voor een volledig gebouw of woonhuis €750 voor een individuele kamer of studentenkamer €1000 voor elke overige woongelegenheid
Het bedrag van de volgende heffingen, bedraagt: Indien het gebouw of de woning gedurende 18 opeenvolgende maanden op de inventaris staat, bedraagt de belasting:
• • •
€3000 voor een volledig gebouw of woonhuis €1500 voor een individuele kamer of studentenkamer €2000 voor elke overige woongelegenheid
Indien het gebouw of de woning gedurende 30 opeenvolgende maanden op de inventaris staat, bedraagt de belasting: • • •
€4500 voor een volledig gebouw of woonhuis €2250 voor een individuele kamer of studentenkamer €3000 voor elke overige woongelegenheid
Indien het gebouw of de woning gedurende 42 opeenvolgende maanden op de inventaris staat, bedraagt de belasting: • • •
€6000 voor een volledig gebouw of woonhuis €3000 voor een individuele kamer of studentenkamer €4000 voor elke overige woongelegenheid
Vanaf het gebouw of de woning gedurende 54 opeenvolgende maanden op de inventaris staat, bedraagt de belasting jaarlijks: • • •
€7500 voor een volledig gebouw of woonhuis €3750 voor een individuele kamer of studentenkamer €5000 voor elke overige woongelegenheid
§2. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat bovenstaande termijnen zijn verstreken. §3. De heffing wordt niet herberekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning. Artikel 10: vrijstellingen §1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld : 1° de belastingplichtige die in een psychiatrische instelling, in erkende ouderenvoorziening of in het kader van mantelzorg elders, verblijft. Het bewijs van het verblijf moet geleverd worden door de psychiatrische instelling, de erkende ouderenvoorziening of voor wat betreft het verblijf in het kader van mantelzorg, een attest van de begeleidende huisarts of verpleegkundige. De vrijstelling geldt voor maximum drie jaar en geldt slechts voor de woning die laatst bewoond werd door de belastingplichtige voor de opname in een psychiatrische instelling of een erkende ouderenvoorziening of voor het verblijf elders in het kader van mantelzorg.
2° de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing, voor zover de belastingplichtige niet zelf de oorzaak is van de gerechtelijke beslissing. Deze vrijstelling geldt voor max. drie jaar volgend op de datum van de gerechtelijke beslissing. De belastingschuldige moet de laatst gedomicilieerde bewoner zijn in de woning. 3° de belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor de eerste heffing volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. 4° de houder van het zakelijk recht die: • • • •
een sociale huisvestingsmaatschappij is, die door de VMSW erkend is; een andere sociale woonorganisatie is; een autonoom gemeentebedrijf is; de gemeente, het OCMW of een intergemeentelijke vereniging is.
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning: 1° Vrijstelling voor onteigening: Voorwaarde: het pand ligt in een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan of de eigenaar krijgt geen stedenbouwkundige vergunning omdat er een onteigeningsplan wordt voorbereid. De vrijstelling geldt tot aan de effectieve onteigening of stopzetting van het onteigeningsplan. 2° Vrijstelling voor beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten: Voorwaarde: het pand is beschermd krachtens het decreet van 3 maart 1976 en de bevoegde overheid heeft een ingediend dossier voor een restauratiepremie ontvankelijk bevonden, of een attest afgeleverd dat het pand in de huidige toestand mag blijven. Deze vrijstelling geldt zolang het restauratiedossier loopt, of zolang het attest geldt. 3° Vrijstelling wegens bijzondere gevallen van overmacht: Voorwaarde: het effectieve gebruik van het pand is onmogelijk door een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure. Deze vrijstelling geldt tot 1 jaar na het einde van de onmogelijkheid van het effectief gebruik. 4° Vrijstelling wegens bodemsanering: Voorwaarde: de meetwaarden in het kader van een oriënterend bodemonderzoek tonen aan dat de bodemsaneringswaarden overschreden worden op het kadastraal perceel waarop het pand staat. Deze vrijstelling geldt voor een duur van maximaal 1 jaar na de conformverklaring van het beschrijvend bodemonderzoek. Of het pand staat op een perceel waarop een bodemsaneringsplicht rust. Deze vrijstelling geldt tot maximaal 1 jaar na aflevering van de eindverklaring door de OVAM. 5° Vrijstelling als het pand door een ramp getroffen is: Voorwaarde: het pand is beschadigd en onbruikbaar geworden door een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan buiten de wil van de eigenaar. Deze vrijstelling geldt tot 1 jaar na datum van de ramp.
6° Vrijstelling voor renovatiewerken: - Indien de belastingplichtige een stedenbouwkundige vergunning voorlegt waaruit blijkt dat hij de nodige renovatiewerken zal uitvoeren. De vrijstelling gaat in vanaf de datum van toekenning van de stedenbouwkundige vergunning. De belastingplichtige moet jaarlijks de vrijstelling aanvragen en bewijzen dat de werken bezig zijn aan de hand van facturen. Indien de administratie dit nodig acht, wordt er een feitenonderzoek uitgevoerd door een personeelslid. Indien de belastingplichtige kan aantonen dat een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd of een opdracht tot het indienen van een vergunningsaanvraag werd gegeven, dan kan deze vrijstelling reeds toegekend worden, mits de vergunning nadien wordt geleverd. De vrijstelling geldt voor een periode van maximaal drie jaar. - Indien de belastingplichtige een renovatienota voorlegt, waaruit blijkt dat hij de nodige niet vergunningsplichtige renovatiewerken zal uitvoeren, en die goedgekeurd wordt door de administratie. De belastingplichtige moet jaarlijks de vrijstelling aanvragen en bewijzen dat de werken bezig zijn aan de hand van facturen. Indien de administratie dit nodig acht, wordt er een feitenonderzoek uitgevoerd door een personeelslid. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van maximaal twee jaar. Een renovatienota is een ondertekende en gedateerde nota met daarin minstens: o Een overzicht van de voorgenomen werken o Een stappenplan waaruit blijkt dat het pand opnieuw bewoonbaar wordt gemaakt binnen een periode van maximaal twee jaar. 7° Vrijstelling voor sloopwerkzaamheden (evt. gevolgd door nieuwbouw): Voorwaarde: de belastingplichtige legt een stedenbouwkundige vergunning voor waaruit blijkt dat hij het pand zal slopen (evt. gevolgd door nieuwbouw). Indien de belastingplichtige kan aantonen dat een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd of een opdracht tot het indienen van een vergunningsaanvraag werd gegeven, dan kan deze vrijstelling reeds toegekend worden, mits de vergunning nadien wordt geleverd. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van maximaal 1 jaar. 8° Vrijstelling indien het pand het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, § 2, van de Vlaamse Wooncode. §3. Uitsluitend de in het reglement opgesomde vrijstellingen worden toegepast. §4. De zakelijk gerechtigde die gebruik wenst te maken van een vrijstelling dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan het college van burgemeester en schepenen. Artikel 11 De belasting wordt ingevorderd bij wijze van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Artikel 12 De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 13 De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan. Artikel 14 Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Artikel 15 Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Artikel 16: overgangsmaatregelen §1. Woningen en/of gebouwen die op de gemeentelijke inventaris werden opgenomen als leegstaand en die op 31 december 2015 nog niet geschrapt zijn, blijven opgenomen in het leegstandsregister met behoud van de oorspronkelijke inventarisatiedatum. Toegekende vrijstellingen blijven van kracht. §2. Voor woningen en/of gebouwen die reeds voor de inwerkingtreding van dit belastingreglement werden opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister en die reeds voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit belastingreglement werden belast conform het belastingreglement op de leegstaande en verwaarloosde gebouwen van 22 april 2014, is de heffing verschuldigd bij het verstrijken van elke nieuwe periode van 12 maanden vanaf de opname in het gemeentelijk leegstandsregister. Bij het verstrijken van een 2e periode van 12 maanden vanaf de opname in het gemeentelijk leegstandsregister, bedraagt de belasting: • • •
€3000 voor een volledig gebouw of woonhuis €1500 voor een individuele kamer of studentenkamer €2000 voor elke overige woongelegenheid
Bij het verstrijken van een 3e periode van 12 maanden vanaf de opname in het gemeentelijk leegstandsregister, bedraagt de belasting: • •
€4500 voor een volledig gebouw of woonhuis €2250 voor een individuele kamer of studentenkamer
•
€3000 voor elke overige woongelegenheid
Bij het verstrijken van een 4e periode van 12 maanden vanaf de opname in het gemeentelijk leegstandsregister, bedraagt de belasting: • • •
€6000 voor een volledig gebouw of woonhuis €3000 voor een individuele kamer of studentenkamer €4000 voor elke overige woongelegenheid
Vanaf het verstrijken van een 5e periode van 12 maanden vanaf de opname in het gemeentelijk leegstandsregister, bedraagt de belasting jaarlijks: • • •
€7500 voor een volledig gebouw of woonhuis €3750 voor een individuele kamer of studentenkamer €5000 voor elke overige woongelegenheid
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat bovenstaande termijnen zijn verstreken. De heffing wordt niet herberekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning. Artikel 17 De gemeenteraadsbeslissing van 22 april 2014 houdende goedkeuring van de wijziging van de gemeentelijke belasting op leegstaande en verwaarloosde gebouwen wordt met ingang van 1 januari 2016 opgeheven en vervangen door bovenhavig reglement. Bovenhavig reglement treedt in voege vanaf 1 januari 2016 en wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 186 van het Gemeentedecreet. Gedaan in zitting met datum als boven De secretaris
De voorzitter
S. De Wandel
A. WYFFELS Voor eensluidend afschrift
De secretaris
De Burgemeester