Regels
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 85
3 maart 2011
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 86
3 maart 2011
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Pesse 2009 van de gemeente Hoogeveen 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.BP20098014001-VG03 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
GML-bestand
1.3 aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 aaneengebouwde woningen: woningen gekoppeld door middel van gebouwen; 1.7 aan-huis-verbondenbedrijfsactiviteit: het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend; 1.8 aan-huis-verbondenberoep: het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied zoals bed en breakfast, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 1.9 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking; 1.10 ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.11 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.12 bebouwingspercentage: een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 87
3 maart 2011
1.13 bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen; 1.14 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.15 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.16 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer; 1.17 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.18 bestaand: de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige situatie ten aanzien van de diverse in de regels benoemde aspecten, zoals bijvoorbeeld bestaand gebouw, bestaand gebruik, bestaande oppervlakte; 1.19 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.20 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.21 Bevi-inrichtingen: inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.22 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.23 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.24 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.25 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.26 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 88
3 maart 2011
1.27 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.28 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.29 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.30 dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden; 1.31 dagrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie; 1.32 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.33 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.34 dienstverlenend bedrijf: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie; 1.35 dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie; 1.36 dwarskap: een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen; 1.37 e-commerce: vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven; 1.38 eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 1.39 erf: de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 89
3 maart 2011
1.40 evenement: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.; 1.41 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.42 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op een industrieterrein daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg; 1.43 geluidbelasting vanwege een weg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten; 1.44 geluidzoneringsplichtigeinrichting: een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. 1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond; 1.46 halfvrijstaandewoningen: blok van twee aaneengebouwde woningen; 1.47 hogere (geluidsgrens)waarde: een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder; 1.48 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken; 1.49 horecabedrijf: een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.50 horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijsssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 90
3 maart 2011
1.51 horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf; 1.52 horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar, een bar-/dancing, een dansschool, een discotheek, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Onder horecabedrijf categorie 3 valt tevens een drive-in-restaurant en een zalencentrum; 1.53 horizontale diepte van een gebouw: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; 1.54 kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst; 1.55 kampeerplaats: een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes. 1.56 kantoor: een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair; 1.57 kap: een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak; 1.58 kas: een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten; 1.59 langskap: een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen; 1.60 lessenaarsdak: een dak bestaande uit één hellend dakvlak; 1.61 maatschappelijkevoorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.62 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond; 1.63 1.
2.
peil: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving; voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 91
3 maart 2011
3.
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.64 perceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.65 platdak: horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak; 1.66 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.67 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.68 recreatief medegebruik: een recreatief gebruik van gronden en opstallen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; 1.69 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.70 Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt; 1.71 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging: de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt; 1.72 stacaravan: een caravan, die als een gebouw valt aan te merken; 1.73 standplaats voor woonwagens: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; 1.74 uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.75 verblijfsrecreatie : activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan; 1.76 verblijfsrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van verblijfsrecreatie; 1.77 verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 92
3 maart 2011
1.78 volumineuze detailhandel: detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling; 1.79 vuurwerkbedrijven: inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is; 1.80 winkel: een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel; 1.81 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens; 1.82 wooncentrum: een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten. 1.83 woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 93
3 maart 2011
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6 de afstand tot de perceelgrens de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 94
3 maart 2011
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
agrarische cultuurgrond; groenvoorzieningen; sloten, bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt: d. e. f.
houtwal/-singel; nutsvoorzieningen wegen en paden;
met de daarbijbehorende: g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 a.
b.
Bouwregels Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de in 3.1 onder e vermelde gebouwen, mits: 1. de bouwhoogte gemeten vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 3 meter bedraagt; 2. de bruto oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, lichtmasten hier niet onder begrepen en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 3.1 wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a.
Het i s verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 1. het afgraven, het diepploegen, het egaliseren en het mengwoelen van gronden; 2. het aanbrengen van lijnvormige beplanting; 3. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen; 4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen; 5. het dempen van wijken en sloten;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 95
3 maart 2011
b. c.
d. e.
f.
De in lid 3.5 sub a genoemde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan het behoud en het herstel van de landschappelijke en van de natuurlijke waarden. Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de vergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies. De in lid 3.5 sub a genoemde vergunning wordt niet eerder verleend dan advies i s ingewonnen bij de Productgroep Landelijk Gebied van de provincie Drenthe. De in lid 3.5 sub a genoemde vergunning i s niet vereist indien: 1. bij het aanbrengen van lijnvormige beplantingen er sprake i s van erfbeplanting; 2. het werken en/of werkzaamheden betreft, die het normale onderhoud tot doel hebben. Het in lid 3.5 sub a vervatte verbod i s niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 96
3 maart 2011
Artikel 4 4.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
bouwnijverheid met bedrijfsoppervlak kleiner dan 2000m2; handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven"; groothandel in hout- en bouwmaterialen voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-groothandel in hout- en bouwmaterialen"; landbouwmechanisatie voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "pecifieke vorm van bedrijf- landbouwmechaniatie";
c.
d.
met daarbij behorende: e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p.
bedrijfswoningen; bijgebouwen; aan- uit en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning; bouwwerken geen gebouwen zijnde; parkeervoorzieningen; wegen, straten, paden; opslag van goederen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; tuinen, erven en terrenen; geluidwerende voorzieningen; water.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Bedrijfsgebouwenen bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; gebouwen dienen in relatie tot de aanduiding van de bouwklasse op de verbeelding te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: Bouwklasse
sba-1 sba-2 sba-3
c. d. e. f. g. h. i. j.
Goothoogte in (m) min max 4 4 5
Bouwhoogte in (m) min max 9 8 9
Dakhelling in (o) min max 25 25 25
Bebouwingspercentage in % 60 50 80
binnen het bouwvlak van bouwklasse sba-1 zijn twee bedrijfswoningen toegestaan en binnen elk bouwvlak van de bouwklasse sba-2 en sba-3 i s één bedrijfswoning toegestaan; bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen; bijgebouwen zijn toegestaan op gronden binnen de bouwklassen sba-1, sba-2 en sba-3; bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de gezamenlijk oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen; de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer d a n 3 meter bedragen; de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan mag de dakhelling niet meer dan 45 °
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 97
3 maart 2011
bedragen.
4.2.2 a.
b.
Voor het bouwen van twee bedrijfswoningen binnen het bouwvlak van bouwklasse sba-1 en van één bedrijfswoning binnen elk bouwvlak van bouwklasse sba-3 gelden de volgende bepalingen; 1. de goothoogte mag niet meer van 6 meter bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; 3. de dakhelling mag niet meer dan 45o bedragen. voor het bouwen van één bedrijfswoning binnen elke bouwvlak van bouwklasse sba-2 gelden de volgende bepalingen: 1. de goothoogte mag niet meer van 3,5 meter bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen; 3. de dakhelling mag niet meer dan 45o bedragen.
4.2.3 a.
Bedrijfswoningen
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: 1. de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer d a n 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mag bedragen; 2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. het bepaalde in lid 4.2 sub 1 onder a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits: de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m2 zal bedragen; de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter zal bedragen; de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 4 meter zal bedragen. De in 4.4 sub a onder 1 vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de milieusituatie; 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 98
3 maart 2011
4.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de milieusituatie, afwijken van het bepaalde in: a.
b.
lid 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft; lid 4.5 en toestaan dat de gronden en de gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel, uitsluitend in de vorm van e-commerce.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 99
3 maart 2011
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen
met daaraan ondergeschikt: b. c.
ontsluitingswegen; groenvoorzieningen;
met de daarbijbehorende: d. e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; verhardingen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. b.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen;
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
5.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 100
3 maart 2011
Artikel 6 6.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van een detailhandel;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f. g.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning; bedrijfswoningen; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; geluidwerende voorzieningen;
met de daarbij behorende: h. i.
tuinen en erven; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45o bedragen;
6.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van één bedrijfswoning binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen.
6.2.3
Bijgebouwen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; indien de verbeelding hierover niets bepaald, moeten bijgebouwen 3 meter achter het verlengde van de voorste gevel worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 7,5 meter, voorzover deze hoogte de hoogte van het hoofdgebouw niet overschrijdt; indien een bijgebouw wordt voorzien van een kap, mag de dakhelling niet meer dan 45° bedragen.
6.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 101
3 maart 2011
6.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 102
3 maart 2011
Artikel 7 7.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
groenvoorzieningen; voet- en fietspaden; water; speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i. j. k. l.
evenementen; geluidswerende voorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen; sirenevoorziening ten behoeve van de openbare veiligheid; verhardingen;
met de daarbijbehorende: m. bouwwerken geen gebouwen zijnde, lichtmasten daaronder begrepen.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de in lid 7.1 sub g. genoemde gebouwen, mits: a. b. c.
gesitueerd binnen het bouwvlak; de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; de bruto oppervlakte niet meer d a n 25 m2 bedraagt.
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hier niet onder begrepen, gelden den volgende bepalingen: a. b. c. d.
de hoogte van de in lid 7.1 sub i (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 7.1 sub i (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 7.1 sub i (afvalopslag) en sub j, mag niet meer d a n 5 meter bedragen; de hoogte van sirenevoorziengen ten behoeve van de openbare veiligheid mag niet meer dan 20 meter bedragen;
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 103
3 maart 2011
7.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 104
3 maart 2011
Artikel 8 8.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van horecabedrijven overeenkomstig categorie 1 en 2 a l s genoemd in horecabedrijf categorie 1: en horecabedrijf categorie 2:
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f. g.
bedrijfswoning; aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende: h. i.
bouwwerken geen gebouwen zijnde; tuinen, erven en terreinen.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; gebouwen dienen in relatie tot de aanduidng van de bouwklasse op de verbeelding te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: Bouwklasse
Goothoogte (m) min
sba-1 sba-2 sba-3
8.2.2
max 8 3,5 7
Bouwhoogte (m) min
max 11 9 9
Dakhelling (o) min
max 45 45 30
Bebouwingspercentage (%) max 10 15 50
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van één bedrijfswoning binnen het bouwvlak van sba-1 gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen.
8.2.3
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 60 m² bedragen; indien de verbeelding hierover niets bepaald, moeten bijgebouwen 3 meter achter het verlengde van de voorste gevel worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
8.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 105
3 maart 2011
a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 106
3 maart 2011
Artikel 9 9.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
gebouwen ten behoeve van kantoren; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f. g. h.
geluidswerende voorzieningen; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; water;
met daarbijbehorende: i. j.
tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; per bouwperceel moet per 45 m2 brutovloeroppervlakte minimaal één parkeerplaats op eigen terrein worden gerealiseerd; de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45o bedragen; het bebouwingspercentage mag max. 50% bedragen.
9.2.2
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden: a. b.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 107
3 maart 2011
9.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 108
3 maart 2011
Artikel 10 10.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: c.
detaihandel;
met de daarbijbehorende: d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n.
dienstwoning; aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de dienstwoning; wegen en paden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; nutsdoeleinden; geluidwerende voorzieningen; speelvoorzieningen; water; tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; gebouwen dienen in relatie tot de aanduidng van de bouwklasse op de verbeelding te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: Bouwaanduiding
Aantal bouwlagen
sba-1 sba-2 sba-3
10.2.2
Goothoogte (m)
Bouwhoogte (m)
min
min
max 3,5 4,5 6
max 3,5 6 10
Dakhelling (o)
min
max 0 45 45
Bebouwingspercentage (%) min max 70 50 80
Bedrijfswoningen
Vor het bouwen van een dienstwoningen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
binnen een bouwvlak met de bouwaanduiding 'sba-1' i s één bedrijfswoning toegestaan; de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer d a n 0o bedragen.
10.2.3
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; bijgebouwen mogen uitsluitend bij vrijstaande/niet inpandige bedrjifswoningen worden gebouwd; bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 109
3 maart 2011
e. f. g.
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan mag de dakhelling niet meer d a n 45° bedragen.
10.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen; 2. de maximal oppervlakte in totaal niet meer d a n 30 m2 zal bedragen; 3. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 meter zal bedragen. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid.
10.5
Specifieke gebruiksvoorschriften
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 110
3 maart 2011
Artikel 11 11.1
Recreatie - Dagrecreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
dagrecreatie;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f. g.
wegen en paden; water; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; parkeervoorzieningen; terreinen.
met daarbij behorende; h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2
Bouwregels
11.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 11.1 sub e genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
de gezamenlijke oppervlakte van de (bij)gebouwen mag niet meer dan 25 m² bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.2.2 a.
b.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 1. de bouwhoogte gemeten vanaf het aansluitende terrein mag niet meer dan 3 meter bedragen; 2. de brutovloeroppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen. Voor het bouwen van erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
11.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid;de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4
Specifieke gebruiksvoorschriften
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 111
3 maart 2011
Artikel 12 12.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
sportterreinen; gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden, met daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f. g. h. i. j. k.
evenementen; wegen en paden; parkeervoorzieningen; lichtkrant; groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; water;
met de daarbij behorende: l.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden: a. b.
het bebouwingspercentage van het bestemmingvlak mag niet meer dan 5% bedragen; de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer dan 8 meter bedragen;
12.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 4 meter bedragen, met uitzondering van ballenvangers, een lichtkrant en lichtmasten; per sportvereniging i s ten hoogste één lichtkrant toegestaan, waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter, de breedte niet meer dan 1,5 meter en de dikte niet meer dan 0,5 meter mag bedragen.
12.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de milieusituatie de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 112
3 maart 2011
Artikel 13 13.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
tuinen; toegangspaden tot de gebouwen op het bijbehorende bouwperceel; balkons en erkers;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende: d. e.
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen; andere werken.
13.2 a. b.
c.
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers; binnen deze bestemming zijn erkers bij woningen met een maximale diepte van 1,5 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw toegestaan, mits de hoogte van de erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: 1. maximaal 1 meter mag bedagen of; 2. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
13.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 13.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits: a. b.
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; de caport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst; 1. De in lid 13.4 sub a genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : het straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de woonsituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 113
3 maart 2011
Artikel 14 14.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
wegen, straten en paden; voet- en fietspaden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i. j.
nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; sirenevoorziening ten behoeve van de openbare veiligheid; gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes; evenementen
met de daarbij behorende: k. l.
andere werken, waaronder begrepen een geluidswal; bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
14.2
Bouwregels
14.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de in lid 14.1 sub e genoemde gebouwen, mits: a. b.
de hoogte gemeten vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 3 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt d a n 25 m².
14.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de hoogte van de in lid 14.1 sub g genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 14.1 sub g genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals die zijn genoemd onder lid 14.1 sub h, mag niet meer d a n 20 meter bedragen; de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 14.1 sub g en h en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meter bedragen.
14.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid.
14.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het aanbrengen van tekens voor commerciële doeleinden.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 114
3 maart 2011
Artikel 15 15.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
waterberging; waterhuishouding; waterlopen;
met daaraan ondergeschikt: d. e.
groenvoorzieningen, oeverbeplanting en taluds; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende: f. g. h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers; bouwwerken ten behoeve van de waterbeheersing; sluizen.
15.2
Bouwregels
15.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen geldt dat de hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
15.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(-en).
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 115
3 maart 2011
Artikel 16 16.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
woningen a l dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende: c. d. e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen, erven en terreinen.
16.2
Bouwregels
16.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; gebouwen dienen in relatie tot de aanduiding van de bouwklasse op de verbeelding te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld:
bouwaanduiding
woningtype*
sba-1 sba-2 sba-3 sba-4 sba-5 sba-6 sba-7 sba-8
vrij aeg vrij tae tae tae aeg aeg
Woningtype* gs tae aeg vrij
c. d. e. f.
Aantal bouwlagen min max
gestapeld twee-aan-een aaneengebouwd vrijstaand
Goothoogte (m) min 3 4,5
4,5 4,5
max 3,5 5,0 6,0 3,0 3,5 6,0 3,5 6,0
Kapvorm ** D LA P S
Bouwhoogte (m) min
max 10 10 10 9 10 10 10 10
Dakhelling (O) min 30 25 30 25 25 25 25 25
max 60 45 45 45 45 45 45 45
Kapvorm ** D/LA LA D/LA LA D/LA D/LA LA LA
dwarskap langskap platdak stolpkap
een bouwvlak mag geheel worden bebouwd; in afwijking van artikel 16.2.1 sub c mag de oppervlakte van een vrijstaande woning niet meer bedragen dan 150 m2; indien dit niet anders op de verbeelding i s aangegeven, zal de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 meter bedragen; indien niet anders op de verbeelding i s aangegeven, zal de horizontale diepte van een bouwvlak bij twee-aan-eengebouwde en aangebouwde woningen ten hoogste 12 meter bedragen, bij vrijstaande woningen zal de horizontale diepte van het bouwvlak ten hoogste 15 meter bedragen.
16.2.2
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden: a.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 60 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 116
3 maart 2011
b. c. d. e. f.
de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer meer dan 45° bedragen; in afwijking van het gestelde in dit artikel dienen bijgebouwen op gronden met bouwaanduiding sba-4 op 2 meter uit de achterste perceelsgrens te worden gebouwd én mag de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan 3 meter bedragen.
16.2.3
Garage
Voor het bouwen van garages buiten het erf gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
garages mogen worden opgericht op gronden met de aanduiding 'ga'; het bouwvlak mag geheel worden bebouwd; de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
16.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen; of maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
16.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 a.
b.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in: 1. lid 16.2 sub 1 onder b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van een woning; 2. lid 16.2 sub 2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke toegestane oppervlakte van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke toegestane oppervlakte niet meer mag bedragen dan de grondoppervlakte van het hoofdgebouw en dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd; 3. lid 16.2 sub 2 onder b en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen. de geneomde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. en samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de milieusituatie; 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5 a.
Afwijken van de bouwregels
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming , wordt in ieder geval gerekend: 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; 3. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 117
3 maart 2011
bouwwerken a l s seksinrichting; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel; Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, of bed & breakfast wordt a l s gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten en bed & breakfast; 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving; 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn; 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop a l s ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit. 4.
b.
16.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 16.5 voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte (mantelzorg) onder de voorwaarden dat: a. b. c. d. e. f.
de vergunningniet mag worden verleend voor recreatiewoningen; het gebruik noodzakelijk i s vanuit een oogpunt van mantelzorg, op het perceel a l een woning aanwezig is; de vergunning niet meer dan één keer wordt verleend per woning; er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximaal oppervlak van 60 m².
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 118
3 maart 2011
Artikel 17 17.1
Wonen - Woonwagens
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
standplaatsen voor woonwagens;
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f.
woonwagens; aan- en uitbouwen en bijgebouwen; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen en erven.
17.2
Bouwregels
De oppervlakte van de woonwagen, inclusief de bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, mag niet meer dan 150 m² bedragen, met dien verstande dat: 17.2.1
Woonwagens
voor woonwagens de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d.
een woonwagen mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst; de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen ; indien de woonwagen wordt voorzien van een kap, mag de kapvorm uitsluitend bestaan uit een dwarskap.
17.2.2
Vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen
voor vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d. e. f.
vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte van aan- en uitbouwen i s ten hoogste gelijk aan die van de woonwagen; de dakhelling van aan- en uitbouwen i s ten hoogste gelijk aan die van de woonwagen; de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 45° bedragen; vrijstaande bijgebouwen dienen minimaal 6 meter achter de voorgevel van de woonwagen te worden gebouwd.
17.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen: of maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de woonwagen wordt gebouwd.
17.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 119
3 maart 2011
17.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 120
3 maart 2011
Artikel 18 18.1
Wooncentrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
gebouwen ten behoeve van (aanleun)woningen, a l dan niet in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals recreatieruimtes, keuken, kleinschalige detailhandelsvoorzieningen, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten ; aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: c.
gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten;
met daarbij behorende: d. e. f. g. h. i.
parkeervoorzieningen; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; water; wegen en paden; groenvoorzieningen.
18.2
Bouwregels
18.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; gebouwen dienen in relatie tot de aanduidng van de bouwklasse op de verbeelding te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: bouwklasse
Goothoogte (m) min
sba-1
18.2.2
max 6
Bouwhoogte (m) min
max 6
Dakhelling (o) min
max 0
Bebouwingspercentage (%) max 40
Bijgebouwen
voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden: a. b.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100m² bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
18.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a.
b.
de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer d a n 1 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 121
3 maart 2011
18.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; e n de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4
Specifieke gebruiksvoorscrhriften
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 122
3 maart 2011
Artikel 19 19.1
Waarde-Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden.
19.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen voorzover; a.
b.
c.
bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw met niet meer d a n 100 m² wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld. behalve in gevallen a l s genoemd in 19.2 sub a wordt de omgevingsvergunning niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate i s vastgesteld; voorzover de maatvoeringen van de het gestelde in artikel 19.2 sub a overschrijdt en de betreffende bouwwerken toelaatbaar zijn volgens de voor deze gronden geldende bepalingen, kunnen op grond van het in 19.2 sub b. genoemde rapport aan de vergunning de volgende regels worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; 3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerken te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a.
b. c.
d.
Het i s verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regel van de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming: 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur; 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen; 3. het aanbrengen van drainage; 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter behalve indien deze in het kader van onderzoek naar historische vindplaatsen worden uitgevoerd; 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem; 6. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; 7. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren. Een vergunning a l s bedoeld in lid 19.3 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een vergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate i s vastgesteld. Aan de in lid 19.3 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 123
3 maart 2011
e. f.
Voorafgaand aan de verlening van de in lid 19.3 sub a genoemde vergunning dienen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog; Het in lid 19.3 sub a vervatte verbod i s niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. het aanbrengen van verhardingen tot een oppervlake van 100 m2; 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
19.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde-Archeologie' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat in het aangewezen gebied geen archeologische waarden zijn aangetroffen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 124
3 maart 2011
Hoofdstuk 3 Artikel 20
Algemene regels Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 125
3 maart 2011
Artikel 21 a.
Algemene regels voor afwijking van het bestemmingsplan
Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover dit niet elders in de regels i s opgenomen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt; 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits: de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt; 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits: de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst; 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd met een maximale oppervlakte van 18 m2
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 126
3 maart 2011
Artikel 22 22.1
Algemene aanduidingsregels
Wro-zone wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingen van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 1' te wijzigen teneinde detailhandel, horeca overeenkomstig categorie 1 en 2 als genoemd in de bijlage 'Staat van Horecabedrijven', of maatschappelijk mogelijk te maken, met dien verstande dat: a. b. c. d.
e.
bij wijziging in de genoemde functies tevens wonen i s toegestaan; uitsluitend horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 i s toegestaan; bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden; de bouwmogelijkheden ongewijzigd dienen te blijven.
22.2
Wro-zone wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebbied 2' te wijzigen in de bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Cultuur en ontspanning', teneinde een bowlingbaan, museum, sauna, wellness of speeltuin mogelijk te maken, met dien verstande dat: a.
b.
c. d. e.
bij wijziging in de genoemde functies tevens horeca categorie 1 of horeca categorie 2 of horeca categorie 3, waarbij uitsluitend een dansschool, een drive-in-restaurant of zalencentrum i s toegestaan; de bouwmogelijkheden gewijzigd mogen worden met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte maximaal 17 meter mag bedragen 2. over 25 % van de bebouwing de bouwhoogte maximaal 21 meter mag bedragen uit daartoe uitgevoerd onderzoek blijkt dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het (woon) milieu oplevert; bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt; bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 127
3 maart 2011
Artikel 23 23.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a.
b. c. d. e.
het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen; het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen; het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; het gebruik van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 128
3 maart 2011
Artikel 24 24.1
Algemene procedureregels
Wijzigingsprocedure
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 129
3 maart 2011
Artikel 25 25.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 130
3 maart 2011
Hoofdstuk 4 Artikel 26 26.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, dan wel omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk i s teniet gegaan.
26.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 26.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1 met maximaal 10%.
26.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 26.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
26.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 131
3 maart 2011
26.8
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 26.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 132
3 maart 2011
Artikel 27
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Pesse 2009. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter,
De griffier,
......................
................................
Pesse 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098014001-VG03 133
3 maart 2011