RAVON jaargang 12 | nummer 3
Amfibieëntunnels voor ringslangen Kwabaal in de Beerze Interview met Ben Crombaghs
tijdschrift voor donateurs en relaties
37
colofon RAVON is het tijdschrift van Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland). Donateurs van RAVON krijgen het blad gratis toegezonden. Redactieadres:
[email protected] Redactie: Jeroen van Delft, Ingo Janssen, Pedro Janssen, Kris Joosten, Frank Spikmans, Michaël Steeghs, Annemarieke Spitzen Vormgeving en opmaak: Pleun van der Linde Ten Brink - cross media solutions Druk: Ten Brink
R A V O N 3 7 | s e p t e m b e r 2 0 1 0 | j aar g an g 1 2 | n u m m e r 3
41
inhoud
IBAN nr.: NL37 PSTB 0000459725 BIC/Code: PSTB NL21
Kopijwenken Inlevering van kopij dient per email te geschieden (Word). Inhoud: RAVON is bedoeld voor publicatie van artikelen en voor rubriekennieuws over in Nederland voorkomende vissen, amfibieën en reptielen. In het buitenland verricht onderzoek kan gepubliceerd worden indien dit relevant geacht wordt voor de in Nederland voorkomende soorten. Introductie: Een artikel dient voorzien te worden een leader van maximaal 120 woorden. Verdere structurering van artikelen door middel van paragraaftitels. Figuren: Tekeningen, grafieken en kaartjes digitaal los bijvoegen (in Excel en JPG). Bij voorkeur in kleur en zonder grijstinten. Bij teksten en schaalaanduidingen dient men rekening te houden met verkleining. Foto’s: Voorkeur voor digitale foto’s met een hoge resolutie. Naam fotograaf, begeleidende tekst bij foto en eventuele credits toevoegen. Literatuurverwijzingen: In de tekst alleen auteur en jaartal noemen. Bij twee auteurs beiden vermelden, gescheiden door ‘&’. Bij meer dan twee auteurs alleen de eerste gevolgd door ‘et al.’, in cursief. Literatuurlijst: Vermelding van de geciteerde literatuur. Auteur, jaartal en titel, gevolgd door uitgevende instantie. Summary: Een artikel dient voorzien te worden van een Engelse samenvatting van maximaal 250 woorden. In verband met de overzichtelijkheid wordt de voorkeur gegeven aan korte artikelen platte tekst; 2500 woorden en mededelingen van niet meer dan een half A4. De redactie kan, indien nodig, de ingezonden artikelen en stukken inkorten en kleine, niet inhoudelijke wijzigingen aanbrengen. Substantiële inkorting en inhoudelijke wijziging geschiedt altijd in overleg met de auteur.
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Amfibieëntunnels voor ringslangen, een goed idee?
41 Amfibieëntunnels voor ring-
slangen, een goed idee? Richard Struijk & Harm Hofman
Richard P.J.H. Struijk & Harm Hofman
46 Kwabaal in de Beerze
Foto omslag: Ringslang, Jelger Herder Aanmelden als donateur van RAVON kan: via onze website: www.ravon.nl per email via:
[email protected] schriftelijk: Stichting RAVON, Donateuradministratie, Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen
tijdschrift
Pieter Beelen
50 Van het maatpak in het
waadpak – interview met Ben Crombaghs Annemarie van Diepenbeek
RAVON Nieuws Archief Ton Stumpel bij RAVON Programma RAVON-dag 13 november 2010 Recent Verschenen Drentse atlas Der Bergmolch Veldkijker Zomerzon Kortom Steun RAVON en maak kans op € 100.000,Aankondiging deel 10 Nederlandse Fauna Uit het veld RAVON-schepnet ook iets voor SOVON? Een lege dop Gewone pad slachtoffer afrasteringsdraden
Op de overgang van de Wageningse Berg naar de uiterwaarden van de Neder-Rijn ligt de Westbergweg. Vanaf begin 2000 bleek deze weg een knelpunt voor amfibieën. Tijdens de voorjaarstrek vielen jaarlijks grote aantallen slachtoffers, hoofdzakelijk gewone padden. Daarnaast werden ook regelmatig doodgereden ringslangen aangetroffen. Om een veilige passage voor amfibieën te bewerkstelligen, zijn in 2005 mitigerende maatregelen voorgesteld en begin 2006 zijn enkele faunavoorzieningen aangelegd. In de lokale media werd tijdens de aanleg kritiek geuit, omdat de voorzieningen nadelige effecten op de aanwezige ringslangen zouden kunnen hebben. Ringslangen zouden mogelijk geen gebruik maken van de voorzieningen, waardoor deze een (permanente) barrière voor de soort konden vormen. Als reactie daarop is besloten om het gebruik van de voorzieningen te monitoren en vast te stellen of de kritiek gegrond was.
Zoals aangekondigd in RAVON 36 ontvangt u hierbij ons tijdschrift in een nieuw jasje. Wij hopen dat wij hiermee voldoen aan de wensen die donateurs en vrijwilligers kenbaar hebben gemaakt via de enquête over ons tijdschrift. Bij dit nummer ontvangt u ook het RAVON jaarverslag 2009. Een uitgebreide versie van dit jaarverslag kunt u vinden op www.ravon.nl
(Foto: R. Struijk)
Faunavoorzieningen De faunavoorzieningen bestaan uit twee (deels open) amfibieëntunnels (type Aco AT500) met een lengte van circa 6,5 meter. De tunnels zijn geheel van beton, waarbij de bovenzijde van kleine openingen is voorzien. In vergelijking met dichte tunnels valt daardoor meer licht in de tunnel. De lichtinval is echter beduidend minder dan in ‘open’ tunnels die zijn voorzien van een metalen rooster. Op de tunnelbodem bevindt zich een laagje bodemsubstraat en bladstrooisel. De geleiding bestaat aan de zuidkant van de Westbergweg uit een kunststof scherm van circa 0,4 meter hoog. Aan de noordkant bestaat deze uit een zeer grofmazig metalen raster van circa 0,4 meter hoog met daar tegenaan groen doek. De totale lengte van beide schermen bedraagt ongeveer 190 meter. De schermen zijn haaks op de tunnels aangesloten, er is dus geen sprake van trechtervormig toelopen, en keerwanden aan de uiteinden ontbreken. Onderzoek De tweede auteur heeft in de periode 2006-2007 bij beide amfibieëntunnels sporenonderzoek uitgevoerd. Hiervoor is gebruik gemaakt van de zogenaamde (zilver)zandbed-methode (Brandjes & Smit, 1996). Een 50 x 50 centimeter groot zandbed is aan de zuidkant (uiterwaardenkant) in de tunnelingang geplaatst. Tussen begin april en eind oktober zijn de zandbedden op zeer regelmatige basis (2006 = 168 controledagen; 2007 = 144 controledagen) op sporen gecontroleerd. Soms is de controle eenmaal daags uitgevoerd, meestal zowel ’s ochtends (voor amfibiesporen) als in de namiddag (voor reptielensporen). Na iedere controle is het zandbed met een verfroller weer glad gestreken. De monitoring is in 2006 al voor de volledige realisatie
(eind april) van de voorzieningen gestart. Gegevens met betrekking tot sporen uit de maand april 2006 zijn derhalve niet representatief. Verder zijn gegevens met betrekking tot verkeersslachtoffers onder ringslangen verzameld. Het wegtraject waarlangs zich de geleidingsschermen bevinden, is gedurende de onderzoeksperiode onderzocht op doodgereden ringslangen. Daarnaast is in een enkel geval door derden melding gemaakt van verkeersslachtoffers. Over de jaren heen is de onderzoeksintensiteit vergelijkbaar geweest. Omdat verkeersslachtoffers door aaseters binnen afzienbare tijd van de weg kunnen verdwijnen (Antworth et al., 2005), moet het vastgestelde aantal verkeerslachtoffers als ondergrens worden beschouwd. Resultaten In 2006 zijn 21 sporen van slangen gevonden en in 2007 25 sporen. In 2006 was er een duidelijke piek (38%) van spoorwaarnemingen in september zichtbaar. In 2007 was er een piek (48%) in de maanden mei en juni. Door regenval bleken de zandbedden met enige regelmaat onbruikbaar te zijn geworden. Naast het feit dat regen de aanwezige sporen uitwist of vertroebelt, worden in nat zand nauwelijks afdrukken achtergelaten. Het vastgesteld aantal sporen moet daarom als minimum aantal worden beschouwd. Het aantal verkeersslachtoffers in de periode voorafgaand aan de plaatsing
tijdschrift
43
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
wel vastgesteld dat hazelwormsporen van die van ringslangen verschillen, maar het experiment vond onder niet natuurlijke omstandigheden plaats en de steekproefgrootte was te beperkt om hier betrouwbare uitspraken over te kunnen doen. Echter, door de breedte van veel sporen en het veelvuldig voorkomen van de ringslang, mag worden verondersteld dat tenminste het overgrote deel van de sporen van ringslangen afkomstig is. En hoewel hazelwormen in de Hochter Bampd (Limburg) in uiterwaarden voorkomen (Aarts, 1994; Kurstjens et al., 2008), is het voorkomen van de soort in de uiterwaarden bij Wageningen niet of nauwelijks bekend. Er zijn tot dusver dan ook geen aanwijzingen dat hazelwormen de voorzieningen benutten.
Zandbedmethode waarbij na iedere spoorcontrole het zilverzand wordt glad gestreken (Foto: H. Hofman) fragilis) voor op de Wageningse Berg. Slangachtige sporen kunnen in theorie dus van beide soorten afkomstig zijn. Mogelijk wijkt het kruipspoor van een hazelworm niet veel af van dat van een (kleine) ringslang, hoewel dit nog onderzoek behoeft. Voorafgaand aan de monitoring is experimenteel
van de faunavoorzieningen varieerde van nul tot tien per jaar. In 2006 en 2007 zijn respectievelijk vier en twee doodgereden ringslangen geteld. Discussie Naast de ringslang (Natrix natrix) komt ook de hazelworm (Anguis
De aanname dat de aanwezigheid van een ringslangenspoor automatisch betekent dat het dier de amfibieëntunnel volledig heeft gepasseerd is te voorbarig. Theoretisch hoeft de aanwezigheid van sporen in dit geval niet op volledige passage van een tunnel te duiden. Ringslangen kunnen de tunnel hebben betreden en vervolgens zijn omgekeerd. Een dergelijk voorval is bij een ringslang in Hongarije waargenomen, zij het dat het daar een veel langere (34 meter) en bovendien dichte tunnel
Figuur 1: A antal spoorwaarnemingen van ringslangen per maand in twee amfibietunnels op de Westbergweg, Wageningen. 9 8
2006
7
2007
6 Aantal sporen
42
5 4 3 2 1 0 J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
tijdschrift
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
betrof (Puky et al., 2007; M. Puky, schr. med.). Ook Chan (1993) stelde dit in Canada meermalen vast bij roodflank kousebandslangen (Thamnophis sirtalis parientalis). Mogelijk benutten reptielen tunnels soms om afkoeling en/of beschutting te vinden. Om een aantal redenen is volledige passage van de tunnels op de Westbergweg aannemelijk. Ten eerste mag worden verondersteld dat met name in het voorjaar ringslangen vanuit hun overwinteringshabitat (de stuwwal) richting de uiterwaarden trekken. Aangezien het sporenbed aan de uiterwaardenkant (zuidkant) in de tunnels is geplaatst, duidt de aanwezigheid van sporen aan dit uiteinde van de tunnel op volledige passage. Ten tweede mag worden verwacht dat een ringslang die de tunnel betreedt, maar deze uiteindelijk niet volledig passeert en terugkeert, twee (of meer) sporen achterlaat. Omdat het overgrote deel van de waarnemingen uit slechts één spoor bestond, kan ook hierdoor worden gesteld dat passage in het overgrote deel van de gevallen heeft plaatsgevonden. Idealiter, zou aan ieder uiteinde van een tunnel een zandbed moeten worden geplaatst. De aanwezigheid van sporen op beide zandbedden geeft dan nog meer zekerheid over volledige of onvolledige passage. Het patroon van maandelijkse spoorvondsten kan in redelijke mate worden verklaard door de ecologie van de ringslang. De piek in augustus en september 2006 wordt waarschijnlijk veroorzaakt door migratie vanuit zomerhabitats (de uiterwaarden) richting de overwinteringslocaties (de stuwwal). Ditzelfde patroon is ook in 2007 vastgesteld. Het ontbreken van een voorjaarspiek in 2006, waarbij dieren naar de zomerhabitats migreren, kan deels worden verklaard doordat de voorzieningen pas eind april 2006 gereed waren. Door het ontbreken van geleidingsschermen in die periode, konden ringslangen de tunnels nog moeiteloos omzeilen. In 2007 doet de eerste piek zich voor in mei en juni. Deze piek kan (mede)
Faunavoorzieningen op de overgang van stuwwal naar uiterwaarden (Foto: R. Struijk)
Deels open tunnel (type Aco AT500) met strooisel op bodem (Foto: R. Struijk) worden verklaard doordat vrouwtjes in die periode op zoek gaan naar eiafzetplaatsen en daarbij soms grotere afstanden afleggen. Hoewel de gepresenteerde resultaten duidelijk maken dat de kleine, deels open amfibietunnels op de Westbergweg door ringslangen worden gebruikt, mogen de faunavoorzieningen op de Westbergweg beslist niet als ideaal voor ringslangen worden bestempeld. De resultaten tonen acceptatie van desbetreffend tunneltype aan, maar het systeem als geheel functioneert niet optimaal, getuige het aanhoudend aantal verkeersslachtoffers ter plaatse.
Waarschijnlijk ligt de oorzaak hiervan in het niet goed functioneren van het geleidingsscherm. Ringslangen kunnen eenvoudig om en over de geleiding heen komen. Er is geen significant verschil tussen de aantallen slachtoffers voor en na de aanleg van de voorzieningen (KolmogorovSmirnov toets; P>0,05). Het besproken tunneltype is qua dimensies zeer beperkt. Tunnelacceptatie door ringslangen hangt mogelijk samen met een aantal factoren zoals totale tunnellengte, lichtinval, verkeersintensiteit, en dergelijke. Bij de Westbergweg is de
tijdschrift
45
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Geleidingsschermen langs de Westbergweg (Foto: R. Struijk) overbrugging beperkt (6,5 meter) en betreft het een secundaire weg met een betrekkelijk lage verkeersintensiteit. Onder vergelijkbare omstandigheden zijn in het Fochteloërveen en het Drents Friese Wold ook ringslangpassages in kleine faunatunnels waargenomen (Struijk & Mulder, in prep.; Mulder, 2010). Het betreft hier open amfibietunnels met een metalen afdekrooster. De lichtinval is daar vele malen groter dan in het type Aco AT500. Hoewel meerdere typen kleine tunnels worden geaccepteerd, wordt benadrukt dat het gebruik hiervan niet zonder meer voor iedere situatie is aan te raden. Waar mogelijk, in het bijzonder bij Kapot geleidingsscherm. Door de geringe hoogte, het gebruik van niet duurzame materialen en mankementen zoals beschadigingen, is de effectiviteit van de geleidingsschermen vaak beneden de maat (Foto: R. Struijk)
grotere overbruggingen en intensief bereden wegen, hebben robuustere (lees ruimere) tunnels de voorkeur. Een voorbeeld hiervan is het Bucher Forst (Duitsland) waar dichte tunnels van 10.9 x 1.0 x 0.6 meter (L x B x H) met succes worden toegepast. In een tijdsbestek van vijf maanden zijn hier passages van tenminste 166 ringslangen vastgesteld (Dunkel, 2006; Sharon et al., 2008). Ook in het Spreewald (Duitsland) zijn bij dezelfde type tunnels ringslangpassages waargenomen (Leber, 2001; Leber, 2003). Conclusie Hoewel directe waarnemingen van
tunnelpassages van ringslangen op de Westbergweg ontbreken, tonen de resultaten van sporenonderzoek overtuigend aan dat ringslangen de deels open tunnels accepteren. Voor zover bekend, is dit de eerste keer dat reptielenpassage door dit type tunnel is vastgesteld in Nederland. Op basis van het aanhoudende aantal verkeersslachtoffers ter plaatse kan worden gesteld dat het systeem als geheel niet optimaal voor ringslangen functioneert. Vermoedelijk is dit grotendeels te wijten aan de geleidingsschermen die voor ringslangen ongeschikt zijn. Implementatie van dit tunneltype dient op andere locaties in Nederland met voorzichtigheid te geschieden. De dimensies zijn erg klein en plaatselijke omstandigheden kunnen van invloed zijn op de acceptatie van een dergelijke tunnel. Gepresenteerde gegevens hebben betrekking op de ringslang en gelden niet voor reptielen in het algemeen. Iedere soort kan specifieke eisen hebben en mogelijk is de acceptatie van tunnels per soort daardoor verschillend. Nawoord Het belang van geschikte geleidingsschermen wordt veelal onderschat, maar vormt mogelijk een van de belangrijkste onderdelen voor het goed functioneren van faunapassages. Om meer inzicht in deze materie te krijgen, heeft RAVON een verkennende studie verricht naar de ervaringen met verschillende typen (geleidings) schermen en de effectiviteit daarvan in relatie tot reptielen (Struijk, 2010). Geconcludeerd wordt dat geleidingsschermen noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van faunapassages. Daarnaast dient experimenteel onderzoek plaats te vinden om te bepalen welke vorm en hoogte geleidingsschermen moeten hebben, om voor inheemse reptielen als barrière te fungeren. Summary Amphibian tunnels for grass snakes, a good idea? Roads that disrupt migration routes for amphibians are often mitigated
tijdschrift
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Figuur 2: A antal verkeersslachtoffers van de ringslang op de Westbergweg (Wageningen) voor (< 2006) en vanaf (≥ 2006) aanleg van de faunavoorzieningen.
Aantal verkeersslachtoffers
44
12 10 8 6 4 2 0 2001
2001
by the installation of tunnels. This was also done at the Westerbergweg in Wageningen, the Netherlands, which is situated on the transition of river foreland and glacial deposits. Discussion arose whether these tunnels and the drift fences could possibly be barriers for grass snake migration. By means of sand tracks we therefore monitored the movement of grass snakes through two semi-open amphibian tunnels (type Aco AT500). The field work was conducted between April and October in 2006 and 2007. A total of 46 grass snake tracks were found in the tunnels during 312 control days. Although tunnel acceptance by grass snakes was proven, the tunnel/ fence system did not significantly reduce road kills (Kolmogorov-Smirnov test; P>0,05). After installation, small but quite similar numbers of grass snakes as those prior to the installation were still killed by traffic. This is probably due to the inappropriate fencing which should prevent snakes from reaching the road and guide them towards the tunnels. Dankwoord Wij danken de heer Victor J.T. Loehr voor zijn statistische ondersteuning. Literatuur Aarts, B.G.W., 1994. Reptielen in uiterwaarden. Werkgroep Dierecologie, Vakgroep Oecologie, Katholieke Universiteit Nijmegen: 77p.
2003
2004
2005
2006
Antworth, R.L., D.A. Pike & A.E. Stevens, 2005. Hit and Run: Effects of scavenging on estimates of roadkilled vertebrates. Southeastern naturlist 4(4): 647-656. Brandjes, G.J. & G.F.J. Smit, 1996. Overzicht onderzoeksmethoden gebruik faunapassages. DWW, Ontsnipperingsreeks deel 30, Rapport nr. W-DWW-96-117, Delft. Chan, J., 1993. Evaluation of methods to reduce road mortality of red-sided garter snakes at Narcisse Wildlife Management Area. Student thesis, University of Manitoba: 106 p. Dunkel, E., 2006. Effizienz und Funktionalität einer stationären Amphibien- und Kleintierschutzanlage in Berlin-Buch. Mit besonderer Berücksichtigung der Wanderphänologie von Amphibien. Diplomatarbeit Universiteit Berlijn. Kurstjens, G., B. Peters & P. Calle, 2008. Maas in beeld. Resultaten van 15 jaar ecologisch herstel. Gebiedsrapport 1. Bovenmaas en Grensmaas. Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, BeekUbbergen/Bureau Drift, Berg en Dal. Leber, S., 2001. Projekt 2000 NABU Kreisverband Spreewald. NABU Spreewald. www.nabu-spreewald.de. Leber, S., 2003. In 9 Jahren vom mobilen Amphibienschutzzaun zur stationären Schutzanlage. Eine Fallstudie aus der Spreewaldniederung. Laurenti-Verlag, Bielefeld. Zeitschrift für Feldherpetologie, Supplement 2.: 129-135. In: Glandt, D., N. Schneeweiss, A. Geiger &
2007
Jaar
A. Kronshage, 2003. Beiträge zum Technischen Amphibienschutz. Laurenti-Verlag, Bielefeld. Zeitschrift für Feldherpetologie, Supplement 2. Mulder, J., 2010. Reptielen en amfibieën als verkeerslachtoffer op wegen door en langs het Friese deel van het Fochteloërveen 1999 – 2009. WARF Bulletin 13: 12-25. Puky, M., J. Farkas & M.T. Ronkay, 2007. Use of existing mitigation measures by amphibians, reptiles, and small to medium-size mammals in Hungary: Crossing structures can function as multiple species-oriented measures. In: Irwin, C.L., D. Nelson & K.P. McDermott (eds), 2007. Raleigh proceedings of the 2007 international conference on ecology and transportation. Center for Transportation and the Environment, North Carolina State University: 521530. Scharon, J., E. Bauer & R. Schneider, 2008. Nutzen Ringelnattern (Natrix natrix) Amphibiendurchlässe? Mertensiella 17: 225-231. Struijk, R.P.J.H., 2010. Rasters voor reptielen. Een verkennende studie. Stichting RAVON, Nijmegen.
Richard P.J.H. Struijk (RAVON) Postbus 1413 6501 BK Nijmegen
[email protected]
Harm Hofman (Staatsbosbeheer) Gruttoweide 109 6708 BE Wageningen 06-51223197
46
tijdschrift
47
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Kwabaal in de Beerze
Anno 2010 kan men de kwabaal als een vergeten vis beschouwen. Slechts oude mannen met nog oudere verhalen weten nog wat te vertellen over deze bijzondere vis. De kwabaal is niet uitgestorven in ons land, maar de relictpopulaties zijn klein, kwetsbaar en moeilijk te vinden. In de Beerze zijn na een geslaagd beekherstelproject dit jaar kwabalen geherintroduceerd als kroon op het werk van het waterschap en in het kader van het Jaar van de Biodiversiteit 2010.
Achteruitgang De hoofdoorzaak van de afname van de beekpopulaties van kwabaal was
Eerste uitzetting in de Beerze (Foto: Jeroen Brands, GWL) de verslechterde waterkwaliteit in de jaren 60 van de 20e eeuw. Andere redenen voor afname zijn samen te vatten onder het verdwijnen van (paai) habitat. Ook het weinig fluctuerende waterpeil, waardoor overstromingen langs beken nauwelijks meer voorkomen, is een bedreiging voor de kwabaal. Ondergelopen gebieden vormen een goed opgroeigebied voor kwabaallarven. Verder worden temperatuurstijgingen door warmwaterlozingen en klimaatsverandering als mogelijke
De kwabaal is een inheemse soort die is opgenomen in de Visserijwet en wegens zijn bedreigde status ook een plaatsje heeft op de Rode Lijst. Er gelden vreemd genoeg geen vangstbeperkingen of minimummaten voor de kwabaal. Kwabaal komt van nature voor in diepe meren, in beken en rivieren. Het voedsel van volwassen exemplaren bestaat voornamelijk uit visjes. De kwabaal is het meest actief bij lage watertemperaturen, zo tussen 4 en 12 ºC, in tegenstelling tot de meeste vissoorten, die actiever zijn bij iets hogere temperaturen. De voortplanting vindt plaatst in de winter. De maximale lengte van een kwabaal in Nederland bedraagt ongeveer 60 centimeter. Zo’n dier is dan vijf à zes jaar oud.
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Tijdens de afstudeerfase van de auteur aan de Hogeschool Van Hall Larenstein is in opdracht van Sportvisserij Nederland gekeken naar de kansen voor kwabaal in Nederland (Beelen, 2009). Uit dit onderzoek, dat beken toetst aan een verfijnd habitat geschiktheidmodel (HGI) voor kwabaal in beken, kwam de Beerze het beste uit de bus. Kort samengevat: l langs de Beerze zijn holle oevers volop aanwezig; l de beek is voor een groot deel beschaduwd, wat zorgt voor een lage maximum temperatuur in de zomer; l en er zijn kansen voor paai in zijbeken en op overstromingsvlaktes.
Pieter Beelen
De naam kwabaal (Lota lota) verwijst niet echt naar iets moois. ‘Wat heb je mooie kwabben’ of ‘ je lijkt wel een aal’ zijn natuurlijk geen complimenten. Andere volksnamen zijn ook al niet de mooiste: ‘aalpad’, ‘aalskoet’, ‘kwab’, ‘kwabbe’, ‘kwalaal’, ‘aalkwab’, ‘kwakaal’, ‘merkor’, ‘pudde’, ‘puitaal’, ‘rauwweeraal’ en ‘weeraal’. Toch is de kwabaal mooi door zijn lelijkheid. Zijn verborgen bestaan en zijn gemarmerde tekening maken de kwabaal tot een dier dat tot de verbeelding spreekt. De kwabaal wordt ook wel zoetwater kabeljauw genoemd en is dan ook verwant aan een aantal kabeljauwachtigen en niet aan de aal, zoals de naam doet vermoeden.
tijdschrift
oorzaak van de achteruitgang gezien. In een paar diepe meren in het Hollands-Utrechtse plassengebied zijn nog zogenaamde relictpopulaties aanwezig. Vanwege zijn verborgen bestaan blijft het lastig de kwabaalstand in Nederland goed in kaart te brengen en zo nu en dan duikt er nog een kwabaal op, op een onverwachte locatie. Verbetering en herstel Nu de waterkwaliteit sterk verbetert in de meeste beken, en de beken steeds meer natuurlijk habitat voor de kwabaal bevatten, vond Sportvisserij Nederland het de hoogste tijd om eens te onderzoeken of ze deze vergeten vis niet een vinnetje kan helpen. Als eerste stap werd alle beschikbare informatie over de kwabaal verzameld en gebundeld in het kennisdocument kwabaal (Beelen, 2009). Dit document is te vinden op www. sportvisserijnederland.nl.
De Beerze is een Brabantse beek die onderdeel uitmaakt van het Dommelsysteem waar kwabaal vroeger veelvuldig voor kwam. Gezien het feit dat de kwabaal hier sinds de jaren 70 niet meer is waargenomen en de kansen tot herkolonisatie miniem zijn, lag een herintroductie voor de hand. Niet alleen was dit een kans tot herstel van de kwabaalpopulatie in de Beerze als beloning van al het beekherstel dat Waterschap De Dommel de afgelopen jaren heeft uitgevoerd, maar ook dient het als studiegebied om een beter inzicht te krijgen in het gedrag van kwabaal in Nederlandse beken. Het geselecteerde traject bij Spoordonk is 17 kilometer lang en bevat twee overstromingsvlaktes die mogelijk interessant zijn voor de paai. Sinds het beekherstel meandert de Beerze over dit gehele traject weer op een natuurlijke wijze. Het peilbeheer is een stuk natuurlijker geworden door het verwijderen van stuwen. Er is minder landbouw dicht langs de beek waardoor een strak gereguleerd peil geen vereiste meer is. Door aangelegde overstromingsvlaktes en overig beekherstel kan een veel natuurlijker waterpeil gevoerd worden. Het waterpeil wordt nog op slechts twee plaatsen gestuurd. Een molenaar in het gebied zorgt voor een hoog genoeg waterpeil zodat zijn molen kan draaien en in de Kampina
Volwassen kwabaal (Foto: Domin Dalessi)
Willie van Emmerik (SNL) en Jeroen Brands (GWL) vissen elektrisch naar kwabaal in de Beerze (Foto: Pieter Beelen)
Kwabaal op de meetplank (Foto: Pieter Beelen)
48
tijdschrift
49
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
ligt nog een stuw (met vistrap) (mondelinge mededeling Mark Scheepens). Samenwerking Op het gebied van lokale kennis van het beeksysteem is nauw samengewerkt met Waterschap De Dommel en het Vlaamse Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek (INBO). Daarnaast vond er samenwerking plaats met de visrechthebbende, de beheerseenheid BTO. Het waterschap heeft de hydrologische doelstelling om meer water te
uitgestorven. In 2006 heeft het INBO de eerste juveniele kwabalen geherintroduceerd (Coeck et al., 2008). Bij controlebemonsteringen is de conditie van de teruggevangen vissen over het algemeen goed, en er zijn al paairijpe en afgepaaide dieren gevangen. Nageslacht liet echter een tijd op zich wachten, maar 24 juni van dit jaar werd de eerste kleine kwabaal gevangen, die geboren en opgegroeid is in de rivier De Grote Nete (INBO, 2010). Deze vangst bewijst dat voortplanting mogelijk is en dat herintroducties kansrijk zijn. Het
Mark Scheepens van Waterschap De Dommel kijk kritisch naar de Beerze (Foto: Pieter Beelen) bergen in beekdalen. Dit is gunstig voor de kwabaal die één van de doelsoorten is voor het waterschap. Het beekhersteltraject bij Spoordonk heeft dan ook niet voor niets de naam “Kwabaal in de Beerze” gekregen. 2010 is het jaar van de biodiversiteit en ook Waterschap De Dommel heeft biodiversiteit hoog in het vaandel. De herintroductie van de kwabaal is één van de maatregelen die Waterschap De Dommel neemt om de biodiversiteit te vergroten. Als een systeem geschikt is voor kwabaal zullen veel andere soorten mee profiteren (Scheepens, 2009). Op het gebied van kennis en ervaring met kwabaal en herintroducties stond het Vlaamse INBO op nummer één. In België waren kwabalen bijna
INBO stond open voor het delen van kennis en ervaringen en een goede samenwerking was geboren. Herintroductie en monitoring Op 22 oktober 2009 zijn door Sportvisserij Nederland en Waterschap De Dommel ongeveer 2.000 juveniele kwabaaltjes uitgezet in de Beerze. De minder dan één jaar oude vissen zijn gekweekt bij het INBO en de gemiddelde uitzetlengte bedraagt 15 centimeter. De vissen zijn afstammelingen van kwabalen gevangen in de bovenloop van de Maas in Frankrijk, het stroomgebied van de Maas waar de Beerze onderdeel van is (De Gelas et al., 2007). Om te kunnen beoordelen of een
herintroductie succesvol is, dient men te monitoren. Er wordt hierbij gelet op de conditie van de dieren (lengte en gewicht) en of de dieren zich voort kunnen planten. De eerste monitoring van de geherintroduceerde dieren werd wegens hoog water een aantal keer uitgesteld en vond uiteindelijk plaats in januari 2010. De afvoer was erg hoog en de hoge waterstand en het troebele water maakten de monitoring erg lastig. Er werd dan ook slechts één kwabaal teruggevangen. Binnen een traject van 17 kilometer, inclusief twee overstromingsvlaktes (een van 60 hectare), is het heel moeilijk dieren terug te vangen. Uit ervaringen van het INBO bleek dat het zelfs erg moeilijk was een kwabaal met een elektrisch vangtuig te vangen, terwijl de locatie van het dier vooraf exact bekend was door middel van een ingebrachte zender (mondelinge mededeling Johan Coeck, INBO). Kwabalen verschuilen zich namelijk vaak in de holle oevers en tussen de wortels van bomen. Waterschap De Dommel voert op een aantal trajecten van de Beerze geen onderhoud uit wat de habitat optimaal maakt voor de kwabaal, maar dit bemoeilijkt de monitoring wel. De tweede monitoring vond begin mei 2010 plaats. Nu werden er in totaal zeven kwabalen aangetroffen. De lengtes liepen uiteen van 14 tot 23 centimeter. De conditie van de dieren was ruim voldoende. Hoe nu verder In het najaar wordt er door het waterschap een Kader Richtlijn Water (KRW) bemonstering uitgevoerd en hierbij wordt specifiek gelet op kwabaal. Eind oktober 2010 worden er wederom juvenielen uitgezet. Nu minder verspreid en over een beperkt aantal uitzetlocaties. Op deze uitzetlocaties worden vooraf habitatmetingen gedaan, zodat er na terugvangst beter beoordeeld kan worden wat de habitatvoorkeur van de kwabaal in de Beerze precies is. De monitoring in de winter zal komen te vervallen vanwege de beperkte kans op succes. Wel wordt er nagedacht om fuikjes te plaatsen in de periode van de paaitrek. Deze fuikmonitoring geeft extra informatie over paaimigratie
tijdschrift
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Kwabaal (Foto: Jelger Herder) en de paaihabitat van de kwabalen in de Beerze. Wellicht liggen er in de toekomst kansen voor telemetrie als de dieren groot genoeg zijn om zenders te dragen. Uitzettingen vinden een aantal jaar op rij plaats, zodat er een natuurlijke populatieopbouw van leeftijd en lengteklassen tot stand komt. Over de conditie van de dieren en de voedselbeschikbaarheid in de Beerze wordt niet getwijfeld. Het ultieme succes zou zijn als de dieren zich zelfstandig voort kunnen planten in de beek, zijbeken of op de overstromingsvlaktes. Het recente succes in België geeft extra vertrouwen in het slagen van deze herintroductie. De monitoring in het voorjaar en/of de zomer zal ieder jaar plaatsvinden. De eerste jaren wat intensiever dan de daaropvolgende jaren. Summary Burbot in the Beerze The burbot (Lota lota) has become an extremely rare fish in the Netherlands. The species used to be abundant in streams, rivers and lakes, but has declined as a result of both water pollution and habitat degradation. Due to habitat restoration and the improved water quality, opportunities for the reintroduction of the burbot have arisen. The Beerze was selected as a stream with suitable habitat
conditions. Juvenile burbots were reintroduced for the first time in 2009 and more indviduals will be released during coming years. A monitoring program surveys the population. The first results show that a number of burbots have survived their first winter. Literatuur Beelen, P., 2009. Kansen voor kwabaal in Nederland. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. Beelen, P., 2009. Kennisdocument
kwabaal. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. Coeck, J., A. Dillen, D. de Charleroy, I. Vught & K. de Gelas, 2008. Soortherstelproject kwabaal – nieuwe kansen voor een verdwenen vissoort in Vlaanderen. RAVON 29 10(2): 31-35 p. De Gelas, K. van Houdt, J., Hellemans, B., de Charleroy, D., van Vessem, J. & Volckaert, F., 2007. Genetische monitoring van bronpopulaties voor herintroductie van de kwabaal in het Vlaamse Gewest: Genetische diversiteit en differentiatie in het Maasbekken. Instituut voor Natuur en Bosonderzoek, Linkebeek. INBO, 2010. Persbericht: Kwabaal terug na meer dan 40 jaar afwezigheid. 29 juni 2010 Emmerik, W.A.M. van & H.W. de Nie, 2006. De zoetwatervissen van Nederland ecologisch bekeken. Sportvisserij Nederland, Bilthoven: 166-170. Nijssen, H. & S.J. de Groot, 1987. De vissen van Nederland. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht. 244 p. Scheepens, M., 2009. Mededelingen Waterschap De Dommel.
Pieter Beelen Sportvisserij Nederland Postbus 162 3720 AD Bilthoven
[email protected]
Beekdal van de Beerze bij de Kampina (Foto: Sportvisserij Nederland)
50
tijdschrift
51
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
tijdschrift
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Van het maatpak in het waadpak
CV Ben Crombaghs
Interview met Ben Crombaghs
Annemarie van Diepenbeek “Als blijk van waardering voor zijn tomeloze inzet voor de bestudering en bescherming van herpetofauna en vissen” ontving Ben Crombaghs op de RAVON dag 2009 de Lendersprijs. Het was de vierde keer dat deze prijs uitgereikt werd. Gefeliciteerd! Dat had je niet verwacht, we moesten je uit de wandelgangen plukken om de prijs in ontvangst te nemen. Er zijn pittige discussies geweest over mijn herintroductieplannen, en het feit dat RAVON de prijs toekent aan iemand die soms een behoorlijke luis in de pels is, verraste me zeer. Het geeft me een gevoel van waardering voor de zaken waarvoor ik sta en natuurlijk zitten we ook voor 95% op dezelfde lijn. En ik vind de boomkikkersculptuur bijzonder fraai! Enthousiasme, gedrevenheid, niet te stoppen!, ongeduld, hyperactief: enkele over jou opgetekende kreten; je mag ze afkraken, ontkennen, relativeren of aanvullen. Ik ben een doener en gá ergens 100%
voor, in mijn hoofd knokken ideeën om prioriteit. Discussies houden je scherp, maar het ligt niet in mijn aard zo lang over iets te delibereren totdat een soort verdwenen is. Als een idee in me opkomt, had het gisteren al af moeten zijn! Het hoog leggen van de lat, ook voor mezelf, en mijn ongeduld vormen tevens een valkuil, vroeger waren mensen met tegengestelde ideeën allemaal ‘de tegenstanders die overtuigd dienden te worden van hun ongelijk’, maar nu weet ik dat het goed is dat mensen me proberen af te remmen. Als je wat ouder wordt, worden je oogkleppen gelukkig kleiner. Wat ik vroeger direct als een barricade beschouwde, bezie ik nu als uitdaging om over de tegenargumenten na te denken. Toch vind ik ongeduld een goede eigenschap, maar je moet wel tijd en ruimte nemen voor argumenten en afwegingen van anderen. Uiteindelijk kom je daar verder mee. In jouw literatuuroverzicht springen vooral de beschermings- en beheerplannen voor de boomkikker,
Foto: Ton Witsiers de vroedmeester-, knoflook- en geelbuikvuurpad er als terugkerende onderwerpen uit. Deze soorten hebben de hardste klappen gekregen en ze dreigen ons door de vingers te glippen. Wat voor 95% van de (vaak algemene) amfibiesoorten goed is, pakt voor de overige 5% soms 100% verkeerd uit, dat realiseren we ons vaak te weinig. Wie beheert moet keuzes durven maken, ga je voor ‘zoveel mogelijk soorten tegelijk’, dan vallen de bijzondere soorten bijna altijd af. Neem de geelbuikvuurpad. Door trial and error, een ander woord voor af en toe je kop stoten in het veld, weten we dat het er niet alleen om gaat het deze soort naar de zin te maken, maar zeker ook hoe je het voor concurrerende soorten voldoende ongeschikt houdt. Dat klinkt misschien gek, maar daarin zit wel de essentie. De echte geelbuikhabitat is veel genuanceerder dan de standaard weilandpoel, die jarenlang als vervanging werd aangelegd. Daar profiteert de geelbuik wellicht een jaartje van, maar daarna is hij weer net zo snel verdwenen als hij opdook. De aanwezigheid van een stuk of vijf algemene amfibiesoorten
maakte echter gevoelsmatig (te) veel goed. Lang zagen we zelf niet dat de aanwezigheid van deze algemene soorten het oorspronkelijke doel versluierde; zo hebben we het de soort met nationaal beschermingsgeld soms alleen maar moeilijk gemaakt. Door je kop te stoten leer je echter veel. Toegeven dat je fout zit en het over een andere boeg durven gooien vereist echter moed. Is het net bij alle terreinbeheerders doorgedrongen dat poelen water moeten houden, kom jij weer met ‘je zogenaamde gewijzigde inzichten’ dat geelbuikwateren elk jaar aan het eind van het seizoen moeten droog vallen. Dat is voor beheerders nogal eens lastig te begrijpen en vraagt een goede communicatie – heel belangrijk voor mij is hierbij de bottom up benadering: wil je echt de schop op de juiste manier in de grond krijgen dan is het vaak effectiever een dag met een terreinbeheerder te gaan wandelen dan een uitgebreid rapport of een artikel in een vaktijdschrift te schrijven! Schriftelijke onderbouwing werkt wel ondersteunend, maar als je aan terreinbeheerders niet goed en vlot duidelijk kunt maken hoe de vork in de steel zit, dan ontbreekt bij hen de echte drive en komt het vaak niet goed. Je bent actief betrokken bij de herintroductie van boomkikker en geelbuikvuurpad? Herintroductie is een laatste redmiddel, in mijn beginjaren was ik er fel op tegen, maar nu zie ik soms kansen liggen waarvan ik denk dat ze benut moeten worden. Herintroductie blijft echter een emotioneel beladen punt. Als je je hieraan waagt sta je al snel bekend als ‘de uitzetter’, terwijl ik véél meer tijd en energie heb geïnvesteerd in habitatherstel en -ontwikkeling en het veiligstellen van leefgebieden
Jeugd Geboren in Zuid-Limburg, in een gehucht met veel natuur er omheen. Als vijfjarig jongetje hoorde ik bij het buiten spelen de vroedmeesterpad roepen en zwom ik in een bronvijver tussen de larven daarvan. De fascinatie was er meteen, maar tegelijk verliep de ontdekking van natuur langzaam. Clubs als die van een jeugdbond of IVN bestonden daar nog niet. Op zondagmiddag móest ik de hei op, zat tot mijn knieën in de modder om Alpenwatersalamanders te vangen en kreeg thuis op mijn donder vanwege de vuile kleren – de drift dit niet te kunnen laten zit kennelijk in de genen. Toen ik na de middelbare school gelijk geïnteresseerden ontmoette ging het ineens heel hard! De lerarenopleiding bood destijds nog echte veldecologische kennis en ik ontmoette in die periode inspirerende mensen, zoals Tiny Arts, Frans van Erve, Kees Marijnissen en Leon Michielsen, mensen die nu nog altijd actief in het veld zijn. Ik besloot verder te studeren aan de universiteit in Wageningen. De universiteit viel tegen in die zin dat er naar mijn gevoel veel te weinig ecologie als vak in zat. Je werd gemangeld op het gebied van fysica, biochemie, wiskunde en statistiek. Geen ecologie zoals op de lerarenopleiding; de breedte ging op dat vlak duidelijk ten koste van de diepte. Herpetologische Studiegroepen en start eigen bureau Bij de in de jaren ’80 ontstane Herpetologische Studiegroepen was ik zeer actief betrokken en dat heb ik als een zeer inspirerende periode ervaren. Er was nog zoveel onbekend, van de verspreiding van de meeste soorten wisten we nog heel weinig, en het lokaliseren van onbekende plekken met boomkikker, knoflookpad of kamsalamander gaf steeds een enorme kick. Het was een periode van ontdekkingen en dat element boeit nog steeds. Platgetreden gebieden trekken me niet, het liefst bezoek ik onbekende terreinen. Tegelijkertijd groeide in die tijd het besef dat sommige populaties op sterven na dood waren! Ik had er nog geen idee van hoe je die ontwikkelingen kon keren en dat frustreerde me in die tijd behoorlijk. In die tijd werden de eerste stappen naar de ontwikkeling van beheersvisies en –plannen voor leefgebieden gezet. Na de universiteit was er nauwelijks werk en ben ik met Gert Hoogerwerf, die ik kende van de lerarenopleiding, klussen gaan doen, gewoon om werk te hebben. Van een adviesbureau hadden we nog nooit gehoord. Onze eerste opdracht ging over vissen in Utrecht, een soortgroep waar we toen nog niets mee hadden! Vissen, dat was iets voor hengelaars, not done voor een zichzelf respecterende ecoloog. Van de ene klus kwam de andere, we hadden leuke opdrachten, veel in het veld actief en je kreeg er nog geld voor ook! Hoe kon het mooier? Je kon je ei kwijt en hoefde geen verantwoording aan een baas af te leggen. Nooit vermoed dat we later een bureau van 18 man zouden runnen; bij de gedachte eraan zou ik toen gillend zijn weggerend! Na een aantal jaren op een zolderkamer gewerkt en elk dubbeltje omgedraaid te hebben, bedachten we dat we niet voor kluizenaar gestudeerd hadden en hebben we het bureau Limes-Divergens opgericht. Het waren de beginjaren voor ecologische adviesbureaus. Met Peter Verbeek en René Krekels besloten we kosten te delen en samen een ‘echte kantoorruimte’ te huren. Er was weinig overlap tussen de vier partners; we vulden elkaar goed aan, en besloten te fuseren tot Natuurbalans-Limes Divergens. Zo zijn we verder gegroeid. Ook als partners/directeuren streven we er naar regelmatig in het veld te komen. Het maatpak wordt regelmatig afgewisseld met het waadpak.
van amfibieën. In principe red je een soort door ‘haar leefgebied te redden en via natuurlijke uitbreiding tot een robuust leefgebied te komen’, maar soms liggen er in de periferie simpelweg geen echte goede kansen voor verdere habitatuitbreiding. Daar kun je dus geld in blijven pompen tot
je een ons weegt, het resultaat blijft vaak pover. Kies dan ook eens voor kansrijke leefgebieden die niet meer op natuurlijke wijze kunnen worden gekoloniseerd, maar waar de kans op succes veel groter is. Uiteraard houdt dit risico’s in, maar je moet je nek af en toe eens uit durven te steken. Het
52
tijdschrift
53
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
kan mislukken, maar voor mij geldt dan een prachtige spreuk die ik ooit in Indonesië heb gezien op een steen in een rivier: “The greatest glory in life is not in never failing, but in stand up every time you fall’. En vergeet niet dat je er heel veel van leert. Zowel bij de boomkikker als bij de geelbuikvuurpad hebben we geweldige resultaten geboekt. En dan heb ik het niet eens over de positieve stroomversnelling waarin je opeens terecht komt wat betreft de verdere ontwikkeling van habitat. Het enthousiasme bij zowel lokale natuurstudieverenigingen en beheerders van natuurgebieden
Geelbuikvuurpad Foto: Arnold van Rijsewijk is vaak niet te temperen. Herstel en uitbreiding van habitat voor de soort verlopen opeens tien keer zo snel, probeer datzelfde maar eens te bereiken zonder de aanwezigheid van de soort. Neem als voorbeeld het natuurgebied ‘de Mortelen’ in NoordBrabant, bijna 1000 ha bijzonder fraai kleinschalig cultuurlandschap waar de beheerders fikse investeringen willen doen voor de boomkikker. Maar dan willen ze wel de zekerheid dat de soort er ook komt. Ik kies er voor om op zo’n uitnodiging in te gaan. Na 20 jaar habitatbeheer voor de geelbuikvuurpad resteerde er nog één levenskrachtige populatie. Dan begint het bij mij te jeuken. Het zal ons toch niet gebeuren dat we de
soort in Nederland laten uitsterven, terwijl er een aantal zeer kansrijke gebieden liggen, die niet meer op eigen kracht bereikt kunnen worden? Dit vraagt ook een stukje zakelijk denken, de beste balans zoeken tussen risicospreiding en het te besteden geld. Met nog één grote populatie te gaan mag je toch wel spreken van onacceptabel risico? Één calamiteit en het feest is voorbij! Kunnen we over 10 jaar zeker geelbuiken uit gaan zetten uit Frankrijk of zo?! Over my dead body! Met de herintroductie van de geelbuikvuurpad zijn we nu 5 jaar bezig. Op twee uitzetplekken samen zitten inmiddels circa 300 tot 400
Er zijn pro’s en contra’s voor herintroductie, de rekkelijken en preciezen. Een tegenargument is de “maakbaarheid van de natuur”: eerst verpesten en dan herintroduceren of compenseren op plaatsen waar
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
een soort door toedoen van de mens is verdwenen geeft de planologen van de overheid een vrijbrief voor het ongestraft doorgaan met de kaalslag? Ik draai het liever om: met de wet in de hand ren je achter de feiten aan, dat blijkt te vaak een wassen neus. We inventariseren wat af om gepaste compenserende maatregelen af te dingen. Vreemd genoeg wordt er zelden of nooit een project afgeblazen, of er volgt een compensatie waar de honden geen brood van lusten. Sterker nog, soms wordt de compensatie helemaal vergeten als de ontheffing eenmaal binnen is. En wie doet er
Ook bij het veldwerk wil Ben betrokken zijn (Foto: Douwe Schut) (sub)adulte dieren en er is al drie jaar sprake van een goede natuurlijke reproductie. Voor Limburg betekende dat een toename van ‘de totale populatie’ van 100%! En die calamiteit? Die is er nu in de vorm van chytride! Uitgerekend de laatste ‘natuurlijke populatie’ van de geelbuikvuurpad in groeve ’t Rooth blijkt besmet! Als ik dat allemaal bij elkaar optel ben ik blij dat men vindt dat ik regelmatig ‘teveel doordram’.
tijdschrift
iets aan? Niemand dus! Als ecoloog moet je dus lijdzaam toezien hoe de boomkikker op een plek wordt uitgeroeid, maar mag je zelf niet actief ingrijpen als zich ergens een geweldige kans voordoet? Dat past niet in mijn karakter. Toegegeven, natuur is niet zomaar maakbaar, maar in Nederland zit 95% van de boomkikkers en de geelbuikvuurpadden in cultuurgebied, het gaat hier niet om ongerepte natuurgebieden waarin je niet kunt ingrijpen. Dat zijn de feiten, ook al klinkt dat niet zo romantisch. Van de andere kant is er ook voor amfibiepopulaties een tijd van komen en een tijd van gaan. Van nature bloeien er populaties op, terwijl
Ben met een ‘boeketje’ boomkikkers (fotograaf onbekend) ze elders uitdoven. Zo is het altijd gegaan. Omdat sommige soorten heel zeldzaam zijn geworden kunnen we dat eigenlijk niet meer accepteren. Het gevolg is dat we steeds krampachtiger omgaan met hun laatste leefgebieden. Ze moeten kost wat kost op de deze laatste locaties overleven, ook al zijn de levensomstandigheden daar soms niet meer geschikt en moeten ze permanent aan het infuus. Bedenk dat dit voor nogal wat soorten helemaal niet in hun overlevingsstrategie past! Soorten als boomkikker, geelbuikvuurpad en rugstreeppad zijn van nature zwervers die leven bij de gratie dat nieuwe kansen als eerste worden benut en er in korte tijd grote populaties kunnen ontstaan voordat
successie en concurrentie met andere soorten zich aandienen. En waar zich nieuwe kansen nog wel aandienen weten in ons dichtbevolkte land de zwervers deze vaak niet meer op natuurlijke wijze te koloniseren. In een beperkt aantal gevallen is (her) introductie dan een optie. Boomkikker en geelbuikvuurpad zijn geweldige ambassadeurs. Waarom zouden we ze af en toe niet inzetten in de strijd voor hun eigen habitatherstel? Je kunt terreinbeheerders voor mijn gevoel heel moeilijk motiveren voor ingrijpend habitatherstel met het ‘zinderende’ vooruitzicht dat de soort er dan wellicht over 50 jaar vanzelf terugkomt. Ook voor omwonenden is in dit proces een fantastische rol
Vroedmeesterpad Foto: Arnold van Rijsewijk weggelegd: habitatontwikkeling door vrijwilligers. Ik schrok me rot van de publieke belangstelling bij sommige herintroducties. Het enthousiasme van mensen is soms niet te stuiten, ze lopen zich het vuur uit de sloffen om het de boomkikker of geelbuikvuurpad naar de zin te maken! Dat enthousiasme van vrijwilligers heb je echt nodig, je redt het niet met die anderhalve beheerder die er beroepsmatig nog ingezet kan worden en die de rest van de week omkomt in de papierrompslomp. We zijn een formuliertjesmaatschappij aan het worden, daar wordt je toch soms echt gestoord van! Door het invullen van het ene na het andere subsidie-, evaluatie- of-wat-dan-ook-formulier
54
tijdschrift
55
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
komen ze van ellende vaak niet eens meer buiten, maar daar horen ze naar mijn mening wel eigenlijk te zijn. En wie overziet nog het hele werkveld: een alom gekoesterd ideaal is om de geelbuikvuurpad weer door heel Limburg te kunnen laten trekken? Karrensporen en drassige natte rommelhoeken, die heeft de soort gewoon nodig om te overleven en niet alleen in natuurgebieden. Maar waar vind je ze tegenwoordig nog? Nog steeds worden prachtige onverharde wegen geasfalteerd of alle kuilen erin opgevuld met puin, ‘Je kunt de mensen tegenwoordig toch niet door de modder laten rijden of lopen?’ Waarom eigenlijk niet? Stel natuurgebieden maar open voor bezoekers, maar de natuur is hier
Boomkikker Foto: Jelger Herder
de permanente bewoner en de mens ‘slechts’ gast. Wie geen modderspatje op zijn kleren kan verdragen, die gaat maar lekker thuis gamen of naar een koopcentrum. Wat wens je Nederland toe? Dat de partijen met elkaar communiceren en oog houden voor meningen en belangen van anderen. Je kunt niet altijd voor de volle 100% winst gaan. Niet blijven steken in de constatering dat iemand die schade berokkent aan het leefgebied van herpetofauna per definitie een rotzak is, maar on speaking terms blijven en samen naar oplossingen zoeken. Die blijken er dan verrassend vaak toch te zijn. In de strijd om het behoud en
uitbreiding van leefgebieden van de geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad hebben we in opdracht van de provincie Limburg het Platform geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad opgericht. Hierin zijn niet alleen natuurbeschermers, maar ook particuliere grondeigenaren en mergelexploitanten betrokken. Voor hen bleken we opeens niet meer de ‘groene vijand’. Hun trouwe deelname aan excursies en overleg bewijst dat er zo veel gewonnen kan worden. En dat is niet het enige. Binnen het Platform is een groot aantal vrijwilligers actief, die deelnemen aan monitoring, kleinschalig habitatbeheer etcetera. Het beeld van de verspreiding van de geelbuikvuurpad en de vroedmeesterpad is nog nooit zo actueel geweest en als er ergens problemen zijn worden ze snel geconstateerd en kan er actie worden ondernomen. Ik ben echt trots op al die vrijwilligers en ondernemers die bereid zijn om hier energie in te steken. Dat wens ik Nederland op meer plaatsen toe! In dat overlegmodel schuilt ook een gevaar: compenserende maatregelen zijn mooi, maar er moet wel aandacht voor het effect en voor de handhaving zijn, niet alleen na één, maar ook na 10 jaar. Ik ken gevallen waarin er ontheffing is verleend op basis van het voorgelegde compensatieplan, maar na de realisering van het project is het plan in de vuilnisbak gegooid. En geen haan die er naar kraait! Spreek je daar de overheid op aan, dan blijkt het een ‘gepasseerd station’, iedereen is alweer met het volgende bezig. Als partijen schoorvoetend concessies gedaan hebben voor het algemeen belang, hun leefomgeving achteruit zien boeren en merken dat partijen zich daarna ongestraft aan afspraken kunnen onttrekken, dan ben je over tien jaar dus wel uitgepraat. Dat is iets wat ik Nederland in ieder geval zeker niet toewens. Structuren zoals het eerder genoemde Platform kunnen daarin een belangrijke rol vervullen. Summary Exchanging suit for waders - Interview with Ben Crombaghs At the yearly RAVON Members
tijdschrift
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Geelbuikvuurpad Foto: Jelger Herder Meeting on November 21, 2009 Ben Crombaghs (48) received the Lenders Award 2009. The laureate was awarded for his stimulating, inventive and perseverant way of research and for his work on halting the decline of threatened amphibian and fish species in the Netherlands. In the interview Ben Crombaghs ventures his considerations on his work as well as on the achieved goals and the foreseable results. A main topic in his work is habitat restoration and in cases where isolation prevents a spontaneous return of species within a reasonable span of time, Ben thinks that re-introduction should be considered. The first results of a recent re-introduction project of the tree frog (Hyla arborea) in the southern part of the Netherlands turn out to be positive. Literatuur Crombaghs, B.H.J.M., R.W. Akkermans, R.E.M.B. Gubbels & G. Hoogerwerf, 2000. Vissen in de Limburgse beken. De verspreiding en ecologie van vissen in stromende wateren in Limburg. Stichting Natuurpublicaties
Limburg, Maastricht. 496 p. Crombaghs, B. & W. Bosman (red.), 2006. Beschermingsplan geelbuikvuurpad & vroedmeesterpad in Limburg 20062010. Platform Geelbuikvuurpad en Vroedmeesterpad, Natuurbalans/ Limes Divergens & Stichting RAVON, Nijmegen. Crombaghs, B.H.J.M. & H.J.R. Lenders, 2001. Beschermingsplan boomkikker 2001-2005. Rapport Directie Natuurbeheer nr. 42. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Crombaghs, B.H.J.M., H.J.R. Lenders & R. Zollinger, 2006. Achtergronddocument bij het beschermingsplan boomkikker. Basisrapport voor de ontwikkeling van een soortbeschermingsplan. Stichting RAVON / Natuurbalans-Limes Divergens, RAVON-publicatie nr 2006-03, Nijmegen. Crombaghs, B. & M. Oonk, 2009. Help de boomkikker uit de Brand. Voortgangsreportage 2009. Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen. 32 p.
Kurstjens, G., B. Crombaghs & H. Bussink, 2009. De terugkeer van de boomkikker in de zuidelijke Maasduinen. Voortgangsrapportage 2009. Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen & Kurstjens Ecologisch Adviesbureau, BeekUbbergen. 36 p.
Annemarie van Diepenbeek, RAVON Postbus 1413 6501 BK Nijmegen
[email protected]
Een uitgebreidere versie van dit interview is te lezen op de RAVON website, doorklikken naar Activiteiten/Landelijke Dag/Lendersprijs/2009. Op de komende RAVON-dag wordt de volgende Lendersprijs uitgereikt.
56
tijdschrift
57
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
nieuws
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
recent verschenen
Archief Ton Stumpel bij RAVON Goed voorbeeld doet goed volgen en de RAVONbibliotheek blijft daarmee flink groeien. Op 21 juni jl. mochten onze directeur Rob van Westrienen het uitgebreide amfibieën- en reptielenarchief van Ton Stumpel in ontvangst nemen.
tijdschrift
Waarvoor onze hartelijke dank! Onze vrijwilliger Tonnie Woeltjes doet als RAVONbibliothecaris zijn uiterste best om de artikelen, rapporten en boeken in korte tijd in te voeren zodat ze snel beschikbaar zijn als naslagwerk voor onze donateurs, medewerkers en
De nieuwe Drentse atlas
Foto: Jelger Herder andere belangstellenden. Wij heten u van harte welkom in Natuurplaza als u de bibliotheek wilt raadplegen. Wij vragen
u alleen uw komst even aan te kondigen bij het RAVONkantoor te Nijmegen.
Programma RAVONdag 13 november 2010
iers RAVON-dag 2009 Foto’s: Ton Wits
Na bijna 25 jaar heeft de voorlaatste Drentse atlas een meer dan waardige opvolger gekregen. Met het uitbrengen van de Amfibieën en reptielen in Drenthe heeft de WARD (Werkgroep Amfibieën en Reptielen Drenthe), onder aanvoering van redacteur Edo van Uchelen, een actueel en modern overzicht geleverd van de verzamelde kennis. De atlas werd op 24 juni gepresenteerd op een bijeenkomst in het bezoekerscentrum Dwingelderveld en werd namens de WARD door Edo aangeboden aan mevrouw Marga Kool, dijkgravin van het waterschap Reest en Wieden, een van de vele sponsoren van de atlas. Drenthe vormt een van de belangrijkste provincies voor deze diergroepen. Er komen belangrijke populaties voor van onder andere heikikker, adder en levendbarende hagedis. De soortbeschrijvingen beslaan 4 tot 6 pagina’s en bevatten interpretaties van de kaartjes, maar ook leuke wetenswaardigheden en bijzonderheden over de Drentse kruipers en springers. De soortteksten (106 pagina’s) vormen de hoofdmoot. Ronduit verrassend is dat we twee nieuwe soorten aan de Nederlandse fauna kunnen toevoegen. De springkikker (Rana dalmatina) en de Russische rattenslang (Elaphe shrenkii) blijken zich in Drenthe te hebben gevestigd met kleine, maar groeiende populaties. Ze hebben zich uiteraard niet op eigen kracht in Drenthe gevestigd, maar dat geldt ook voor een aantal andere populaties van aaibare soorten. De algemene hoofdstukken bevatten zeer nuttige informatie, bijvoorbeeld over de opbouw van het Drentse landschap en over het beheer van populaties. In 21 kaders worden deelonderwerpen
De Landelijke Dag van RAVON vindt dit jaar plaats op zaterdag 13 november op de oude vertrouwde locatie van de Radboud Universiteit Nijmegen aan de Heijendaalseweg te Nijmegen. De locatie is prima bereikbaar, zowel met het openbaar vervoer als met de auto. Het programma start om 09.30 uur en wordt om 16.00 uur afgesloten met een borrel. De dag is gratis toegankelijk en bedoeld voor iedereen met interesse in reptielen, amfibieën en vissen. Dit jaar is het thema ‘Beschermen werkt’ en zullen
de activiteiten van vrijwilligers een meer centrale rol spelen in het lezingenprogramma. De lezingen zullen worden afgewisseld met korte filmpjes. Daarnaast is er (bij voldoende belangstelling) een speciaal kinderprogramma. De kinderen zullen om 10.00 uur per bus vertrekken naar een prachtige locatie nabij Nijmegen en om 16.00 uur per bus worden teruggebracht. Tussentijds zelf ophalen van de kinderen is mogelijk. U kunt uw kinderen aanmelden via de RAVONwebsite. Na aanmelding zullen de ouders aanvullende
informatie ontvangen. Als vanouds is er verder een zeer uitgebreide info- en boekenmarkt met standhouders. De standhouders ontvangen hierover in september informatie. Houdt u de RAVONwebsite www.ravon.nl in de gaten voor het definitieve programma! U kunt hier ook de routebeschrijving naar de locatie raadplegen. Tot zaterdag 13 november! Kris Joosten
Der Bergmolch De Landelijke Dag van onze Natuurplaza-partner SOVON Vogelonderzoek Nederland vindt dit jaar plaats op zaterdag 27 november. Ook zij hebben dit jaar gekozen voor de Radboud Universiteit Nijmegen als locatie. Voor meer informatie kijk op: www.sovon.nl
Im Flachland wie im Hochgebirge zu Hause. Er is weer een nieuw „Beiheft der Zeitschrift für Feldherpetologie” verschenen, namelijk het 13e deel in deze erg interessante serie. Dit deel gaat over de Alpenwatersalamander. Om meerdere redenen een fascinerende soort. Ten eerste springt de schoonheid van deze salamander direct in het oog. Met zijn heldere blauwe en oranje kleuren kan het mannetje zonder meer tot de
mooiste amfibieën van Europa gerekend worden. Dan is er ook nog zijn verspreiding. Wie de soort zowel heeft gezien in Brabantse vennen dichtbij zeeniveau als in Oostenrijkse en Zwitserse Alpenmeertjes royaal boven de 2000 meter boven NAP, raakt al snel geïnteresseerd in dit dier. Een andere interessante eigenaardigheid is het optreden - aan de zuidrand van haar verspreidingsgebied - van populaties die volledig uit neotene dieren bestaan. Dit boek brengt de huidige
er uitgelicht en samen met het grote aantal foto’s vormt het een afwisselend en prettig leesbaar geheel. Het is een compacte atlas met gedetailleerde verspreidingsgegevens op kilometerhokniveau. Er zit geen overbodige ballast in en onderwerpen die in de landelijke atlas al uit de doeken zijn gedaan worden niet nog eens uitgebreid herhaald. De redactie is er uitstekend in geslaagd zich vooral te concentreren op Drentse beheer- en beschermingskwesties. In combinatie met een directe schrijfstijl heeft de redactie het voor elkaar gekregen om binnen een jaar een aantrekkelijke en betaalbare atlas te maken met vooral veel praktisch toepasbare informatie. Een absolute aanrader dus.
Raymond Creemers
Amfibieën en reptielen in Drenthe; verspreiding en levenswijze Auteurs: E. van Uchelen (red.) Uitgever: Profiel, Bedum Uitvoering: 160 pag., 21 x 21 centimeter, genaaid gebonden, hardback, full color ISBN: 978 90 5294 484 5 Prijs: € 23,00
kennis samen en roept op tot meer onderzoek aan deze interessante soort, die ten opzichte van de kamsalamander en kleine watersalamander relatief weinig bestudeerd is. Het boek kent een indeling die we gewend zijn van de Beihefte. Er is veel aandacht voor de beschrijving van de soort, taxonomie en verwantschappen. In dit hoofdstuk zijn veel foto’s opgenomen van de verschillende ondersoorten en ook van larven en neotene dieren.
Daarna komen aan bod: verspreiding, met de nadruk op Duitsland, habitats en begeleidende soorten, neotenie, voedsel en predatoren, balts en paring, fenologie en voortplanting, populatiebiologie, bedreigingen, bescherming en onderzoek. Het boek wordt afgesloten met een literatuurlijst van maar liefst 13 bladzijden. Op grond van de publicatie van Josef Schmidtler uit 2009 wordt in dit boek gekozen voor de genusnaam Ichthyosaura in plaats van
58
tijdschrift
59
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
Der Bergmolch Auteurs: T. Burkhard & U. Schulte Uitgever: Laurenti Verlag Uitvoering: 160 pag., 21 x 21 centimeter, genaaid gebonden, hardback, full color Beiheft 13 der Zeitschrift für Feldherpetologie ISBN: 978 3 933066 42 8 Prijs: € 21,50.
het, ook door RAVON gehanteerde Mesotriton, dat enkele jaren geleden het aloude Triturus verving. Wat mij betreft wachten we nog even de voortgaande discussie hieromtrent af, voordat wij eventueel ook deze weinig aantrekkelijke naam gaan gebruiken. Het boek laat inhoudelijk niets te wensen over en is beslist het meest uitgebreide en beste overzicht over deze soort. De auteurs hebben behalve de literatuur ook hun vele Europese contacten benut om zoveel mogelijk relevante en actuele informatie en mooie afbeeldingen te verzamelen. Het is goed om te zien dat diverse RAVONners hun kennis en kunde hebben kunnen inbrengen via informatie, foto’s en illustraties. Door het summiere kleurgebruik (alle kleur is te vinden in een katern van 16 opeenvolgende bladzijden in het tweede hoofdstuk) oogt het boek echter wat saai en gedateerd. Maar goed, het is ook zeker niet bedoeld als fraai “bladerboek”, maar juist als naslagwerk. Daarin zijn de auteurs beslist geslaagd! Een aanrader voor mensen met een bovengemiddelde belangstelling voor de Alpenwatersalamander.
Jeroen van Delft
Veldkijker. De natuur dichtbij. Gericht kijken naar dieren in de Nederlandse natuur. Deze rijk geïllustreerde veldgids is bedoeld voor de ‘beginnende natuuridioot’, zoals de auteur zelf in haar voorwoord schrijft. Het is een mooie hulp voor de leek die ook zo graag zonnende adders en blauwe kikkers wil zien, maar niet weet waar, wanneer
gewijd aan vogels, bijen, dagvlinders, libellen, waterbeestjes en zoogdieren. Op de open te klappen kaft zijn de soorten niet alleen per groep gerangschikt, maar ook kan op habitat worden gezocht. Van elke diergroep is minimaal een zoekkaart opgenomen. Het is jammer dat de kleuren van deze zoekkaarten niet erg fraai zijn, maar de illustraties van Elwin van der Kolk maken veel goed. Al met al een aardige gids voor wie in het veld eens verder wil kijken dan ‘onze soorten’. Pluspunt is dat voor de verdere verdieping achterin het boek wordt verwezen naar de gespecialiseerde organisaties.
Elvira Werkman Veldkijker Auteur: Monica Wesseling Illustraties: Elwin van der Kolk Uitgever: KNNV Uitgeverij i.s.m. IVN en Stichting Veldwerk Nederland Uitvoering: 128 pag., 21 x 21 centimeter, genaaid gebonden, hardback, full color ISBN: 978 90 5011 271 0 Prijs: € 17,95
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
kortom
Zomerzon Waarom zijn dieren zo gek op de zon? Deze vraag staat centraal in dit mooi vormgegeven boekje voor de jeugdige lezer. Op de voorkant een prachtige illustratie van een zandhagedis van Irene Goede die het gehele boek van prachtige illustraties heeft voorzien. Zes dieren die kinderen tijdens de zomervakantie kunnen zien worden in het zonnetje gezet: gierzwaluw, icarusblauwtje, veldkrekel, bever, zandhagedis en oorkwal. Informatief en speels geschreven met voor de heel actieve kinderen nog een aantal zonnige opdrachtjes. De tekst over de zandhagedis is bewerkt door een RAVONner. Dus wil je weten waarom deze dieren zo gek op de zon zijn, dan weet je nu waar je de antwoorden kunt vinden!
Kris Joosten
en hoe te zoeken. Dit boek geeft zeer gerichte, praktische informatie over bijvoorbeeld de weersomstandigheden waaronder je naar reptielen moet zoeken, hoe en waar je moet kijken in het veld. Voor de gemiddelde RAVON-vrijwilliger is dat gesneden koek natuurlijk. Voor de RAVONners die wel eens naar andere soorten willen zoeken kan deze gids echter toch handig zijn. Niet alleen de herpetofauna komt namelijk aan bod, maar in totaal worden acht diergroepen beschreven. Zo zijn de andere hoofdstukken
tijdschrift
Zomerzon Auteur: Tialda Hoogeveen Illustraties: Irene Goede Uitgever: KNNV Uitgeverij Uitvoering: 32 pag., 21 x 21 centimeter, genaaid gebonden, hardback, full color ISBN: 978 90 5011 326 7 Prijs: € 13,95
Steun RAVON en maak kans op € 100.000,De eerste mensen spelen al mee in de Sponsor Bingo Loterij voor RAVON. Wilt u RAVON ook een steuntje in de rug geven én zelf elke week kans maken op € 100.000,-? Speel dan ook mee in Sponsor Bingo Loterij. Als u meespeelt in de Sponsor Bingo Loterij gaat de helft van het bedrag dat u voor een lot betaalt rechtstreeks naar een goed doel. Welk doel dit is, mag u zelf kiezen. Kies dus voor RAVON! Als u geen keuze maakt, gaat uw geld automatisch naar een aantal grote goede doelen. Ook prima natuurlijk. Maar als u wilt, kunt u er dus ook voor kiezen om uw geld aan RAVON af te dragen. En wij kunnen uw bijdrage heel goed gebruiken! Hoe speelt u mee? Een lot in de Sponsor Bingo Loterij kost maandelijks bij 4 Bingo-zondagen € 8,20 en bij 5 Bingo-zondagen € 10,25. Daarvan kan de helft direct naar RAVON gaan. Eventueel iedere maand opnieuw! Op de site van de Sponsor Bingo Loterij (www. sponsorloterij.nl) kunt u zich aanmelden, een lot kopen én zelf aangeven aan welk goed doel de helft van uw inleg wordt afgedragen. U kunt hiervoor ook de Sponsorlijn bellen: 020-677 6880 (op werkdagen van 09.00 tot 12.00 uur). Speelt u al mee? U kunt uw
keuze altijd wijzigen! Wellicht speelt u al mee in de Sponsor Bingo Loterij, maar heeft u geen keuze gemaakt voor een goed doel. U steunt dan de algemene goede doelen. U kunt uw keuze echter op elk moment eenvoudig veranderen. Dit kan online op uw persoonlijke pagina op www.sponsorloterij.nl. U kunt ook bellen met de Sponsorlijn op nummer 020-677 6880 of mailen naar sponsorlijn@ sponsorloterij.nl. Speel mee, steun RAVON en maak ook nog eens elke week kans op € 100.000,- of één van de 200.000 andere prachtige prijzen! Eén lot, dubbele winst!
Tamira Hankman
Aankondiging deel 10 Nederlandse Fauna Op 12 november 2010 verschijnt het tiende deel in de boekenserie Nederlandse Fauna. In het kader van het Jaar van de Biodiversiteit zal dit boek feestelijk worden gepresenteerd bij NCB Naturalis. Rondom de presentatie van het boek vindt een symposium plaats, waarbij deskundigen de verscheidenheid aan dieren, planten, schimmels en eencelligen die in ons land voorkomt voor het voetlicht brengen. Het boek ‘De Nederlandse biodiversiteit’ geeft een actueel overzicht van de Nederlandse planten, dieren, schimmels en eencelligen. In totaal worden 204 groepen behandeld, van oogdiertjes tot korstmossen en van varens tot zoogdieren. Van elke groep wordt basale informatie
gegeven: aantal soorten in Nederland en de wereld, uiterlijk, biologie, relatie met de mens en determinatiewerken. De diversiteit aan vormen wordt ruim met kleurenfoto’s geïllustreerd, en voor sommige groepen is een diversiteitkaartje of trenddiagram opgenomen. Naast de groepsbesprekingen zijn er hoofdstukken over het begrip biodiversiteit, onderzoek, beheer en beleid. In totaal hebben ruim 100 specialisten, afkomstig uit de PGO’s (Particuliere Gegevensbeherende Organisaties zoals RAVON), natuurhistorische musea en onderzoekinstellingen, aan het boek meegewerkt.
De boeken zijn aantrekkelijk voor een breed publiek van professioneel- en amateurbiologen, beleidsmakers en andere natuurliefhebbers. Voor u als RAVONner is waarschijnlijk het in november verschenen negende deel het meest bekende: De amfibieën en reptielen van Nederland.
De boekenserie Nederlandse Fauna brengt alle beschikbare informatie van bekende en minder bekende diergroepen samen in Nederlandstalige, rijk geïllustreerde boeken. De auteurs zijn de kenners op hun gebied in Nederland.
Astrid Kromhout
Wij zorgen voor een veilige oversteek ...
ACO Pro De oplossing voor de lange termijn. D.m.v. geleidingswanden worden amfibieën naar tunnels geleid waar ze kunnen beginnen aan een veilige oversteek.
tel. 0314 36 82 80
l
www.aco.nl
60
tijdschrift
61
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
tijdschrift
RAVON 37 | september 2010 | jaargang 12 | nummer 3
RAVON voor U
uit het veld
Stichting RAVON zet zich in voor de bescherming van reptielen, amfibieën en vissen in Nederland. RAVON adviseert overheden, terreinbeherende organisaties en overige instanties met betrekking tot natuurbeheer en –behoud en is actief op het gebied van onderzoek, educatie en voorlichting. De professionele organisatie van RAVON (ruim 30 medewerkers) is gehuisvest op de Radboud Universiteit te Nijmegen en op de Universiteit van Amsterdam (RAVON Werkgroep Monitoring).
Foto: Raymond Creemers
Een lege dop RAVON-schepnet ook iets voor SOVON? Dit voorjaar viel het me op dat er blaadjes zaten in één van mijn RAVON-netten. Ik dacht dat deze er via de bovenkant van de schuurdeur ingewaaid waren. Ook viel me op dat er steeds een “musje” rondhipte in de dakgoot van dezelfde schuur. Ik combineerde beide zaken pas, toen ik geritsel hoorde in het net terwijl ik aan het werk was in de schuur. Toen ik aan het net rommelde, vloog er een roodborstje uit en was het me wel duidelijk. Ik heb het verder maar met rust gelaten. Na een korte vakantie zag ik gisteren 6 eitjes in het net liggen. Moeder roodborst keek beledigd mee naar wat ik deed, maar keerde snel weer terug op het nest. Ik heb de komende tijd in elk geval een goed excuus om niet te inventariseren.
Steven Verbeek
Elke zomer krijgt RAVON meldingen van vondsten van reptieleneieren, die achteraf niet van reptielen afkomstig blijken te zijn. Het zijn nachtvlindercocons en dan vooral de cocons van de hageheld (Lasiocampa quercus) die regelmatig aangezien worden voor eieren van zandhagedis en / of ringslang. Vandaar dat het zinvol lijkt om de verschillen tussen eieren van reptielen en cocons van de hageheld onder de aandacht te brengen. l de schaal van reptieleneieren is glad en rubberachtig, cocons van grote nachtvlinders hebben aan de binnenzijde een duidelijk herkenbare draadstructuur. l reptieleneieren hebben een duidelijke snede met een behoorlijk gladde rand, gemaakt door de eitand van de jongen. Bij cocons is meer sprake van een grover gat met brokkelige randen. l de eieren van reptielen liggen vrijwel nooit bloot aan de oppervlakte, nachtvlindercocons wel. l Verse cocons zijn bruin, de lege exemplaren verkleuren door de zon en worden dan even wit als eieren van reptielen. l Verkleving van groepjes eieren is typisch voor bijv. ringslang, hageheldcocons worden individueel gevonden.
meter draad. Op een andere locatie trof ik nog eens drie dode volwassen gewone padden aan. Dit was voor mij de eerste keer dat ik zo iets zag. Mocht u ook ooit dode dieren op schrikdraad hebben gevonden, meldt dit dan a.u.b., zodat we beter inzicht in deze bijzondere doodsoorzaak krijgen. Janco Mulder Meesterlokstraat 22, 8427 RD Ravenswoud
[email protected]
Op bovenstaande foto staan onderaan de eieren van de ringslang, de bovenste rij bestaat uit 3 losse cocons van de hageheld.
Gewone pad slachtoffer afrasteringdraden
voor amfibieën en reptielen!
In het voorjaar komt het amfibieënleven weer op gang en gaan ze in eerste instantie weer op zoek naar hun voortplantingswateren. De tocht, die vaak massaal wordt ingezet, is vol gevaren. Het autoverkeer is hier een bekend voorbeeld van. Maar in april 2009 kreeg ik een melding van de familie van Rijn wonende aan de Lycklamavaart in Ravenswoud, van padden die de dood vonden door elektrische schokken afkomstig van een schokapparaat (“schrikdraad”). De weilanden hier zijn afgerasterd met glad draad waar een electroklok (netspanning) op aangesloten is met hoge capaciteiten. De stroomschokken die deze afgeeft zijn vaak dubbel zo hoog als die van een weideklok (aangesloten op accu). Doordat agrariërs het vaak niet zo nauw nemen met afrasteringen van gepacht land, wordt het soms een zooitje. Draden hangen dikwijls op de grond, waardoor kleine en traag voortbewegende dieren hiermee in aanraking kunnen komen. Op 22 april 2009 tijdens een ronde voor broedvogels ben ik de slechte delen van de afrastering langs gelopen en vond al gauw de eerste zes slachtoffers op een paar
Arfman Hekwerk B.V. Ondernemersweg 15 7451 PK Holten Tel: 0548 36 29 48 Fax: 0548 365042
Bezoekadres (Natuurplaza): Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen (gebouw Mercator III)
RAVON Werkgroep Monitoring Postbus 94766 1090 GT Amsterdam 020-5257332
Bezoekadres (UvA): Mauritskade 57 1092 AD Amsterdam (gebouw Zoölogisch Museum)
De ledenadministratie is ondergebracht in Nijmegen en kunt u bereiken via het algemene nummer of door een email te zenden aan
[email protected].
Foto’s: Janco Mulder
Raymond Creemers
Adresgegevens Stichting RAVON Postbus 1413 6501 BK Nijmegen 024-7410600
Internet: www.arfman.nl email:
[email protected]
U kunt bij Arfman terecht voor advies, ontwerp en realisatie van uw amfibieën passage. Enkele producten van Arfman zijn de amfibie geleidegoot en verschillende amfibie geleidingswanden. Arfman is dealer van ACO PRO producten.
Werkgroepen en afdelingen Binnen RAVON zijn meerdere werkgroepen en provinciale afdelingen actief. Zij leveren een grote bijdrage aan onderzoek, beheer en bescherming van onze soorten, geven voorlichting en organiseren excursies en inventarisatieweekenden. Informatie over de werkgroepen en afdelingen en hun geplande activiteiten, alsmede actuele adresgegevens van de contactpersonen kunt u vinden op www.ravon.nl. Websites De belangrijkste websites van RAVON zijn: www.ravon.nl - actuele informatie over RAVON en haar soorten www.padden.nu - voor iedereen die betrokken is bij de jaarlijkse paddentrek www.kikkercam.nl - filmpjes en live-beelden van amfibieen in een vijver Wilt u RAVON helpen bij het beschermen van onze soorten en het goed beheren en herstellen van hun leefgebieden dan zijn waarnemingen van groot belang. Geef uw waarnemingen online door op: www.telmee.nl Speciaal voor U Ieder jaar organiseert RAVON een landelijke dag en inventarisatieweekenden voor haar donateurs en vrijwilligers. Daarnaast kunt u deelnemen aan cursussen, workshops en lezingen. De aankondigingen vindt u op www.ravon.nl Via onze webwinkel kunt u met korting boeken, DVD’s en veldmaterialen aanschaffen. Ook stellen wij informatiepakketten beschikbaar voor het werven van nieuwe leden. Zoekt u meer achtergrondinformatie over onze soorten, dan kunt u onze zeer uitgebreide bibliotheek raadplegen. Neem hiervoor contact op met onze bibliothecaris:
[email protected] Actieve vrijwilligers ontvangen 4x per jaar onze nieuwsbrief schubben & slijm. Samenwerking RAVON participeert in enkele samenwerkingsverbanden op het gebied van natuuronderzoek en –bescherming zoals Natuurplaza, Stichting Veldonderzoek Flora en Fauna (VOFF), Platform Soortbeschermende Organisaties (PSO) en het Vissennetwerk. Internationaal participeren wij in Societas Europaea Herpetologica (SEH), International Union for Conservation of Nature (IUCN) en European Pond Conservation Network (EPCN).
Amerikaanse brulkikker in aantocht! De Amerikaanse brulkikker (Rana catesbeiana) is een bij het water levende kikkersoort uit Noord-Amerika. Ontsnapte exemplaren blijken zich op enkele plekken in Europa te kunnen handhaven. In Vlaanderen bevinden zich populaties die zich in de vrije natuur succesvol voortplanten. De dichtstbijzijnde populaties zijn de Nederlandse grens al tot op enkele kilometers genaderd. Wanneer de Amerikaanse brulkikker zich in Nederland permanent vestigt, kan dit een serieuze bedreiging vormen voor de inheemse soorten. Naast een directe bedreiging van de inheemse amfibieënsoorten door predatie en concurrentie via zowel adulten als larven, kan hij ook de schimmel bij zich dragen die de ziekte chytride veroorzaakt. Hiervan heeft hij zelf geen last, maar deze is voor veel amfibieënsoorten levensgevaarlijk.Waarschijnlijk ondervinden vooral de groene kikkers grote invloed van deze exoot, omdat deze net als de Amerikaanse brulkikker doorgaans in de omgeving van het water verblijven. Om deze redenen wil men in Vlaanderen proberen de soort in bepaalde gebieden in te perken of zelfs geheel te verwijderen. In Nederland willen we graag weten waar en wanneer de eerste Amerikaanse brulkikker de grens over komt. Zo kunnen we voorkomen dat grootschalige bestrijdingsacties zoals in België in ons land nodig zijn. Voorkomen is beter dan genezen Stichting RAVON neemt, samen met een aantal partners, deel aan
een Nederlands-Vlaams project rondom invasieve exoten, waaronder de Amerikaanse brulkikker. Om deze kikker in het grensgebied van Noord-Brabant en Vlaanderen tijdig te signaleren is er een “Early Warning System” opgezet. Een vijftigtal vrijwilligers en professionals patrouilleert in drie gebieden langs de grens om zo snel mogelijk te weten te komen wanneer de soort Nederland binnenkomt. Daarna kunnen er, indien nodig, snel maatregelen genomen worden. Mocht u ergens in Nederland een brulkikker waarnemen, meldt dit dan zo spoedig mogelijk bij ons, liefst met een foto of geluidsopname (bv. via uw GSM) erbij! Voor het beluisteren van de verschillende geluiden van de Amerikaanse brulkikker oftewel stierkikker en het bekijken van foto’s van alle levensstadia, verwijzen we naar de RAVON-website. Hierop zijn onder meer de roep van mannetjes en het karakteristieke vluchtroepje (“iep”) te beluisteren. Dit Early Warning System wordt opgezet binnen het project “Invexo” dat mede wordt gefinancierd door het Europees programma Interreg IV A voor de grensregio Vlaanderen-Nederland. Het is een samenwerking tussen 24 partners in Vlaanderen en Nederland.
Wilbert Bosman en Jeroen van Delft
Foto : Arnold van Rijsewijk