D
Digitale Camera
QV-R3/QV-R4 Gebruiksaanwijzing
Alle afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing laten de QV-R4 zien. Zie de tekst die bij de afbeeldingen staat voor meer informatie over hoe de QV-R3 en QV-R4 van elkaar verschillen.
K862PCM1DMX
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen. Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag.
QV-R4
INLEIDING
INLEIDING
Uitpakken Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dealer. Camera
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-30)
Oplaadeenheid (BC-20)
CH
Polsriem
CD-ROM
Speciale USB kabel
2
AR
GE
Basisreferentie
INLEIDING
16
Inhoudsopgave
VOORBEREIDINGEN
Algemene gids ........................................................... 16
2
Voorkant Onderkant Achterkant
INLEIDING Uitpakken ..................................................................... 2
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 18
Inhoudsopgave ............................................................. 3
Opnamefunctie Weergavefunctie Veranderen van de inhoud van het beeldscherm
Kenmerken ................................................................... 8 Voorzorgsmaatregelen ................................................. 9 Algemene voorzorgsmaatregelen Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen Voorwaarden voor juiste werking Condens LED achtergrondverlichting Lens Overige
14
16 16 17 18 19 20
Indicators .................................................................... 20
9 11 11 12 12 12 13
Vastmaken van de polsriem ....................................... 21 Gebruik van het étui (los verkrijgbaar) ...................... 21 Spanningsvereisten ................................................... 23 Gebruik van de oplaadeenheid Accu in de camera plaatsen Levensduur accu Voorzorgsmaatregelen voor stroomtoevoer Gebruik van netspanning In- en uitschakelen van de camera Configureren van de stroomspaarinstellingen
SNELSTARTGIDS
Voorbereidingen ......................................................... 14
23 25 26 28 31 32 33
Opnemen van een beeld ............................................ 14
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 34
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 15
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ... 36
Wissen van een beeld ................................................ 15
38
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 38 Opname voorzorgsmaatregelen
3
40
INLEIDING Aangaande autofocus Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie
41 41
Opnemen van opeenvolgende beelden (doorlopende sluiterfunctie) ....................................... 59
Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld ........ 42
Combineren van shots van twee mensen tot een enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) .................... 60
Wissen van een beeld tijdens de opnamefunctie
42
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 43 Bijstellen van het zicht van de optische zoeker
Opnemen van een onderwerp over een bestaand achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) .............. 62
43
Gebruiken van de zoom ............................................. 44 Optische zoom Digitale zoom
Gebruiken van de beste shotfunctie .......................... 64
44 45
Creëren van uw eigen beste shot instelling
Gebruiken van de flitser ............................................. 46 Flitsereenheid status Veranderen van de flitssterkte instelling Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Shots maken met handmatige belichting .................. 67
47 48 48
Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 69 Shots maken met regelmatige tussenpozen ............. 70
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 49
Bijstellen van de witbalans ......................................... 72
Specificeren van beeldgrootte en beeldkwaliteit ....... 51 Beeldgrootte specificeren Beeldkwaliteit specificeren
65
Gebruiken van de nachtdecor functie ........................ 67
Handmatig bijstellen van de witbalans
51 52
73
Selecteren van de meetfunctie .................................. 74 Gebruiken van het histogram ..................................... 75
53
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnamefunctie instellingen ....................................... 76 Specificeren van de gevoeligheid Versterken van bepaalde kleuren Gebruiken van de filterfunctie Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Speciferen van de contourscherpte In- en uitschakelen van het in-beeld raster Specificeren van de defaultinstellingen bij inschakelen van de spanning Terugstellen (reset) van de camera
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 53 Gebruik Gebruik Gebruik Gebruik Gebruik
van van van van van
autofocus de macrofunctie de oneindig-functie handmatig scherpstellen de scherpstelvergrendeling
53 54 55 55 56
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 57
4
77 77 78 78 79 79 80 80 81
INLEIDING
82
PRINT Image Matching II ............................................. 95
WEERGAVE
Exif Print ..................................................................... 95 Elementaire weergavebediening ............................... 82 Inzoomen op het weergegeven beeld ....................... 83
96
ANDERE INSTELLINGEN
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................. 84 Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode ...................................................... 96
Trimmen van een beeld ............................................. 85 Weergeven van een film ............................................ 86
In- en uitschakelen van de toetstoon ......................... 96
Tonen van een 9-beelden scherm ............................. 87 Selecteren van een specifiek beeld in het 9-beelden scherm
89
Specificeren van een beeld voor het beginscherm ... 97
88
Gebruiken van het alarm ........................................... 97 Instellen van een alarm Stoppen van het alarm
WISSEN VAN BESTANDEN
Veranderen van de datum- en tijdinstellingen ........... 99 Veranderen van de datumopmaak
Wissen van een enkel bestand .................................. 89
Overschakelen tussen de thuistijd- en de wereldtijdschermen Configureren van wereldtijdinstellingen Configureren van de zomertijdinstellingen (DST)
BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ....................................................................... 91 Geheugenmappen en -bestanden
99
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 100
Wissen van alle bestanden ........................................ 90
91
97 98
100 100 101
Veranderen van de displaytaal ................................ 102
91
Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 103
Beschermen van bestanden ...................................... 92 Beveiligd en onbeveiligd maken van een enkel bestand 92 Beveiligd maken van alle bestanden in het geheugen 92
104
DPOF .......................................................................... 93
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 105
Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld 93 Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden 94
Insteken van een geheugenkaart in de camera Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera
5
105 105
INLEIDING Formatteren van een geheugenkaart Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart
106 107
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven Geheugendata Geheugendirectorystructuur Ondersteunde beeldbestanden Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde geheugen en geheugenkaart
Kopiëren van bestanden .......................................... 107 Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart 107 Kopiëren van een bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 108
120 121 122 123 123
Gebruik van de albumfunctie ................................... 124
110
Creëren van een album Selecteren van een album layout Configureren van gedetailleerde albuminstellingen Bekijken van albumbestanden Opslaan van een album
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Installeren van de software van de CD-ROM ........... 110
124 125 126 128 130
Aangaande de gebundelde CD-ROM ....................... 110
131
Computersysteem vereisten ..................................... 111 Installeren van de software van de CD-ROM in Windows .................................................................... 112 Voorbereidingen Selecteren van een taal Bekijken van het “Read me” bestand Installeren van een applicatie Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Verlaten van de menu applicatie
APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 131 Opnamefunctiemenu PLAY (weergave) functiemenu
112 112 113 113 114 114
131 132
Indicator referentie ................................................... 133 Opnamefunctie Weergavefunctie Oplaadeenheid
133 134 135
Installeren van software van de CD-ROM op een Macintosh computer .................................................. 114
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 136
Installeren van software 114 Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 117
Technische gegevens .............................................. 140
Tonen van boodschappen Belangrijkste technische gegevens
Overschrijven van bestanden naar een computer ..... 118 Overschrijven van bestanden via een USB aansluiting 118
6
139 140
INLEIDING
• Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van Adobe System Incorporated. • De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix Technologies Ltd. software. Compatibility Software Copyright C 1997 Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden. • Namen van andere fabrikanten, producten en service die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen. • Photo Loader en Photohands zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
BELANGRIJK! • The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van de QV-R3/QV-R4. • CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader en of Photohands. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies. • Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk. • Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Computer, Inc. • MultiMediaCardTM is een handelsmerk van Infineon Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan MultiMediaCard Association (MMCA).
7
INLEIDING • Drievoudige zelfontspanner De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal automatisch te werken.
Kenmerken • Hoge-resolutie primaire kleuren CCD Van rijke huidskleuren in portretten tot fijne details in landschapopnamen komt alles in verbazingwekkend realistische helderheid tot haar recht.
• Best shot Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen geheel automatisch om elke keer opnieuw mooie beelden te maken.
• Effectieve beeldpunten QV-R3: 3,20 million beeldpunten (3,34 miljoen beeldpunten in het totaal) QV-R4: 4,00 million beeldpunten (4,13 miljoen beeldpunten in het totaal)
• Real-time histogram Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen terwijl bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit te voren.
• 1,6-inch TFT LCD kleurenscherm • 9,6X naadloze zoom 3X optische zoom, 3,2X digitale zoom
• Wereldtijd Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uw selectie maken uit 162 steden in 32 tijdzones.
• 11MB flashgeheugen Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van een geheugenkaart.
• Alarm Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v. een alarmklok. U kunt zelfs een bepaald beeld laten verschijnen op het beeldscherm wanneer de alarmtijd bereikt wordt.
• Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC (MultiMedia Card = multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding. • Combinatieshot (Coupling Shot) en vooropname (Pre-shot) Combinatieshot (Coupling Shot) laat u twee onderwerpen combineren tot een enkel beeld terwijl vooropname (Preshot) u een onderwerp laat toevoegen aan een eerder opgenomen achtergrondbeeld. Dat betekent dat u beelden kunt creëren waar u en een vriend onderdeel worden van een ander beeld, terwijl alleen u en die vriend in de buurt zijn.
• Albumfunctie Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd om een album te creëren van opgenomen beelden. De inhoud van het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v. een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snel en gemakkelijk worden ingepast in Web pagina’s.
8
INLEIDING • Gemakkelijk oversturen van beelden Stuur beelden gemakkelijk over naar een computer door de camera aan te sluiten met een USB kabel.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
• Bijgesloten met Photo Loader en Photohands Uw camera wordt geleverd met de nieuwste versie van Photo Loader, de populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en vergemakkelijkt.
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-R3/QV-R4 gebruikt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “deze camera” en “de camera” verwijzen naar de CASIO QV-R3/QVR4 digitale camera.
• DCF data opslag Het DCF (Design rule for Camera File systemen) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen camera en printers.
• Probeer nooit beelden op te nemen of de ingebouwde display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk. • Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of uw eigen reparaties uit te voeren. Als de interne hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO onderhoudswerkplaats. • Kijk nooit door de zoeker van de camera naar de zon of naar een ander helder licht. Hierdoor kunt u uw gezichtsvermogen beschadigen. • Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
• Digitale Print Order Format (DPOF) Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOFcompatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor het specificeren van beelden en hoeveelheden door professionele afdrukdienstverleningen. • PRINT Image Matching II Compatibel Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
9
INLEIDING • Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit een andere netadapter dan de meegeleverde om deze camera van spanning te voorzien. • Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik de adapter ook niet bij een kachel. • Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand met zich meebrengen. • Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. • Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk tot een ongeluk leiden. • Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te sturen naar het geheugen van een PC. • Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit het stopcontact terwijl u beelden aan het opnemen bent. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in het geheugen van de camera.
• Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinder veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter van het onderwerp gehouden te worden. • Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, in de badkamer, enz. • Mochten vreemde voorwerpen of water de camera binnendringen, schakel de camera dan onmiddellijk uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de dealer of de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. • Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de camera, schakel de camera onmiddellijk uit, haal de netadapter uit het stopcontact. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren.
10
INLEIDING
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Voorwaarden voor juiste werking • Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0ºC en 40ºC. • Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de volgende plaatsen.
• Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het camerageheugen.
— Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht. — Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of veel stof. — In de omgeving van airconditionings, kachels of andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen. — Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat. — Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
— Het verwijderen van de accu terwijl het opnemen van beelden of het oversturen van data plaatsvindt. — Het verwijderen van een geheugenkaart terwijl het opnemen van beelden plaatsvindt. — Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de geheugenkaart of het aansluiten van de USB kaart terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft. — Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of het loskoppelen van de camera van de PC terwijl het versturen van data plaatsvindt. — Het gebruik van een zwakke accu. — Andere abnormale omstandigheden. Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina 139). Volg de aanwijzingen die te vinden zijn bij de melding om de situatie te corrigeren.
11
INLEIDING
Condens
LED achtergrondverlichting
• Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken. • Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben, verwijder dan de accu van de camera en laat het accudeksel voor enkele uren open.
• Het beeldscherm wordt door een LED achtergrondlamp verlicht. Een donker beeldscherm geeft aan dat het LED achtergrond het eind van haar levensduur heeft bereikt en vervangen dient te worden door een CASIO onderhoudswerkplaats. Merk op dat u voor het vervangen van het LED achtergrondlicht in rekening wordt gebracht. De helderheid van het LED achtergrondlicht zal na ongeveer 1000 uren tot ongeveer de helft teruglopen.
Lens • Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt. • Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
12
INLEIDING
Overige • Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden. Dit duidt niet op een defect.
13
SNELSTARTGIDS
SNELSTARTGIDS
Voorbereidingen
Opnemen van een beeld (Zie pagina 38 voor details.)
1 ON/OF
4
F
DP
MF
OF
PR
EVIE
W
CH AR GE
SET
3
MEN
U
DISP
2
1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen.
1. Monteer de accu op de laadeenheid en laad
2. Stel de functieschijfregelaaraf op
hem dan op (pagina 23).
(snap-
shot functie).
• Het kost ongeveer twee uur om een accu volledig op te laden.
3. Richt de camera op het onderwerp, gebruik het beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld te componeren en druk de sluiter ontspanningstoets half in.
2. Leg de accu in de camera (pagina 25). 3. Configureer de instellingen voor de taal voor
4. Houd de camera stil en druk langzaam de slui-
meldingen op het beeldscherm, de thuistijdzone en de huidige tijd (pagina 36).
ter ontspanningstoets geheel in.
14
SNELSTARTGIDS
Bekijken van een opgenomen beeld
Wissen van een beeld
(Zie pagina 82 voor details.)
(Zie pagina 89 voor details.)
3
1
1 ON/OF F
ON/OF F
DP OF
DP OF
2
MF
MF
PR EVIE W
PR EVIE W
SET
SET MEN U DISP
MEN
U
DISP
2
6
3
1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen.
2. Stel de functieschijfregelaaraf op (weergavefunctie).
3. Blader m.b.v. [ ] en [ ] door de beelden.
4, 5
1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen.
2. Stel de functieschijfregelaar af op 3. 4. 5.
(weergavefunctie). Druk op . Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [ ] en [ ]. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [ ] en [ ]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten zonder iets uit te wissen.
6. Druk op SET om het beeld te wissen. 15
VOORBEREIDINGEN
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat alles wat u dient te weten aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Algemene gids De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Voorkant 2
Open het aansluitingpaneeldeksel
3
4
1
5
ON/OF F
8 9 0
1 Zoomcontroleregelaar 2 Sluiterontspanningstoets 3 Spanningstoets 4 Zelfontspannerindicator 5 Flitser 6 AF sensor 7 Lens 8 Aansluitingpaneeldeksel Onderkant 9 USB aansluiting 0 4,5 gelijkspanningsA Accuvakdeksel B Statiefschroefgat
aansluiting (DC IN 4.5V)
7
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
6
A
16
B
VOORBEREIDINGEN
Achterkant F
E D
G H I
J
ON/OF F
DP OF
P MF
PR EVIE W
C SET
MEN U DISP
O
N
K L M Q
C Beeldscherm D Zoeker E Dioptrieschuifregelaar F Bedrijfsindicator G / DPOF (zelfontspanner/doorlopende sluiter/DPOF) toets H (flitser/wis) toets I MF (Macro/oneindig/handmatig scherpstellen/beveiliging) toets J PREVIEW (Voorvertoning/album) toets K Functieschijfregelaar : Weergavefunctie : Snapshot functie : Beste shotfunctie : Combinatieshotfunctie : Nachtdecorfunctie M : Handmatige belichtingsfunctie : Filmfunctie : Tussenpauzefunctie
L [ ]/[ ]/[ ]/[ ] M Insteltoets (SET) N Menutoets (MENU) O Displaytoets (DISP) P Polsriemring Q Geheugenkaart sleufdeksel
17
Opnamefuncties
VOORBEREIDINGEN
Inhoud van het beeldscherm Het beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en ikonen op de hoogte van de status van uw camera. Opnamefunctie
Opnamefunctie
Weergavefunctie
Zelfontspanner/doorlopend Geen 10s 2s
x3
Snapshot
1-beeld
Geheugencapaciteit (resterend aantal beelden dat kan worden opgeslagen)
Zelfontspanner 10 sec. Zelfontspanner 2 sec.
Combinatieshot Opnamefuncties
Nachtdecor Handmatige belichting Film
Drievoudige zelfontspanner
Tussenpauze
Doorlopende sluiterindicator
Beeldformaat
Scherpstelfunctie indicator Geen
Best shot
2304 ҂ 1712 beeldpunten (QV-R4) 2240 ҂ 1680 beeldpunten (QV-R4) 2048 ҂ 1536 beeldpunten (QV-R3) 1600 ҂ 1200 beeldpunten 1280 ҂ 960 beeldpunten 640 ҂ 480 beeldpunten Filmopname: opnametijd (seconden)
Autofocus Macro Oneindig Handmatig scherpstellen
Handmatige scherpstelstand
Kwaliteit Fijn (FINE) Normaal (NORMAL) Economisch (ECONOMY)
Scherpstelbeeld
• Scherpstellen voltooid: groene indicator brandt • Scherpstelstoring: groene indicator knippert
Ingebouwd geheugen ingesteld voor data opslag. Geheugenkaart geselecteerd voor data opslag.
Accucapaciteit EV waarde
18
Datum en tijd
VOORBEREIDINGEN Digitale zoomindicator Witbalansindicator Geen
Meetfunctie indicator
Automatisch
Multi-patroon meten
Zonlicht
Centrum-georiënteerd meten
Schaduw
Puntmeten
Gloeilamp
• Bij een lensopening of sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje.
Handmatig
Automatisch Flitser uit
Beeldformaat 2304 2240 2048 1600 1280 640
҂ 1712 beeldpunten (QV-R4) ҂ 1680 beeldpunten (QV-R4) ҂ 1536 beeldpunten (QV-R3) ҂ 1200 beeldpunten ҂ 960 beeldpunten ҂ 480 beeldpunten
Kwaliteit Fijn (FINE) Normaal (NORMAL) Economisch (ECONOMY)
Lensopening
Filmopname indicator
Flitserfunctie indicator
Mapnummer/ bestandnummer Beeldbeveiligingindicator
Sluitersnelheidswaarde
TL-verlichting
Geen
Weergavefunctie
Ingebouwd geheugen ingesteld voor data opslag. Geheugenkaart geselecteerd voor data opslag.
Accucapaciteit
Zoomindicator De linkerkant geeft optische zoom aan. De rechterkant geeft digitale zoom aan.
Flitser aan Reductie van rode ogen • Wanneer automatisch flitsen geselecteerd is, verschijnt de flitsindicator wanneer de sluiterontspanningstoets halverwege ingedrukt is om aan te geven dat de flitser zal gaan flitsen.
19
Datum en tijd
VOORBEREIDINGEN
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm
Indicators Middels de kleur en status (brandend, niet brandend, knipperend) van de indicators wordt u op de hoogte gehouden van de huidige status van de camera. Zie “Indicator referentie” op pagina 133 voor details.
Telkens bij indrukken van de DISP toets verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Indicators op (pagina 18)
Histogram op (pagina 75)
Indicators uit
Beeldscherm * uit
Groene bedrijfsindicator
* Tijdens de weergavefunctie kan het beeldscherm niet worden uitgeschakeld.
Rode bedrijfsindicator
20
Zelfontspannerindicator
VOORBEREIDINGEN
Vastmaken van de polsriem
Gebruik van het étui (los verkrijgbaar)
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals aangegeven in de afbeelding.
Het wordt aanbevolen dat u de camera in de los verkrijgbare étui houdt wanneer u hem niet gebruikt. Maak de polsriem van het étui vast aan de ring zoals aangegeven in de afbeelding. Etui: QSC-4
ON/OF F
DP OF
MF
Ring
PR
EVIE
W
SET
MEN
U
DISP
BELANGRIJK! • Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt. • De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien.
Stel de lengte van de polsriem van het etui bij m.b.v. de gesp.
Gesp
21
VOORBEREIDINGEN Steek de camera in met het beeldscherm naar beneden.
Het étui heeft ruimte voor het opbergen van een extra accu.
BELANGRIJK! • Gebruik het étui alleen voor het opbergen van deze camera en de extra accu en een extra geheugenkaart. • De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de polsriem van het étui nooit om de camera mee rond te zwaaien. • Door het étui rond uw nek te dragen waardoor de camera vrij kan bewegen kan dit gevaar op een ongeluk en persoonlijk letsel vormen door een klap van de camera of doordat de camera tussen een deur klem komt te zitten, enz. • Houd deze camera buiten het bereik van kleine kinderen. Als kinderen de camera hanteren kan dit een ernstig ongeluk veroorzaken mocht de polsriem van het étui onverhoeds om de nek raken.
Het étui heeft ruimte voor het opbergen van een extra geheugenkaart. Drukgesp Broekriemlus
• U kunt de tas aan uw broekriem bevestigen.
• Door de drukgesp dicht te doen voorkomt u dat de geheugenkaart en de accu er uit vallen.
22
VOORBEREIDINGEN
■ Monteren van de accu op de oplaadeenheid
Spanningsvereisten
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve contactpunten in de juiste richting wijzen en monteer dan de accu op de oplaadeenheid. Merk op dat de accu niet goed opgeladen wordt als hij niet correct aangebracht is op de oplaadeenheid.
Uw camera kan werken op ofwel accuspanning ofwel op netspanning. • Accu Eén NP-30 oplaadbare lithium-ion accu De accu is niet opgeladen wanneer u de camera aanschaft. U dient dus de accu eerst op te laden voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt. • Netspanning Netadapter: AD-C40 (los verkrijgbaar)
CHARGE
Gebruik van de oplaadeenheid ■ Oplaadeenheid algemene gids Netstekker *
Contactpunten
PUSH
CH AR GE
CHARGE indicator * De vorm van de stekker van de met de camera meegeleverde oplaadeenheid hangt af van het land waar de camera wordt aangeschaft.
23
VOORBEREIDINGEN
■ Opladen van de accu
BELANGRIJK • Het duurt ongeveer twee uur om te accu volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt af van de huidige accucapaciteit en de oplaadomstandigheden. • Gebruik enkel de oplaadeenheid (BC-20) die met de camera meegeleverd is om de speciale lithium-ion accu (NP-30) op te laden. Gebruik nooit een ander oplaadapparaat. • Het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de camera net daarvoor nog gebruikte of als u de accu probeert op te laden terwijl hij heel heet of heel koud is. Deze conditie wordt aangegeven door de CHARGE indicator die dat langzaam knippert. Als dit gebeurt kunt u de accu het beste op een plaats leggen waar de temperatuur gematigd is (om en nabij de 25ºC). De CHARGE indicator wordt rood en het opladen begint wanneer de accu zich binnen het toegelaten oplaadtemperatuurbereik bevindt. • De CHARGE indicator gaat snel rood knipperen tijdens het opladen als de accu niet juist op de oplaadeenheid gemonteerd is. Neem hem eerst af en monteer hem opnieuw. Mocht dit het probleem niet corrigeren dan kan dat betekenen dat er iets aan de hand is met de oplaadeenheid of met de accu. • Mochten de contactpunten van de oplaadeenheid of de accu-aansluitingen vuil zijn, veeg deze dan af met een doekje of een katoenen wattipje. • Hoewel het lijkt alsof deze afneembaar is, probeer nooit de stekker van de oplaadeenheid los te maken.
1. Monteer de accu op de oplaadeenheid met de positieve en negatieve aansluitingen van de accu zoals aangegeven in de afbeelding. • Steek de oplaadeeenheid in een stopcontact.
2. De CHARGE indicator van de oplaadeenheid zou rood dienen te gaan oplichten om aan te geven dat het laden is begonnen.
CH AR GE
CHARGE indicator
3. Het opladen is voltooid wanneer de CHARGE indicator groen gaat branden. Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact en verwijder dan de accu van de oplaadeenheid.
24
VOORBEREIDINGEN
■ Los verkrijgbare accu
Accu in de camera plaatsen
U kunt indien nodig extra NP-30 oplaadbare lithium-ion accu’s aanschaffen voor gebruik met deze camera.
1. Schuif het accudeksel van de camera in de richting aangegeven door de pijl en klap hem dan open.
Oplaadbare lithium-ion accu: NP-30 • Mocht een eventuele extra accu niet in gebruik zijn, berg hem dan op in de opbergdoos die met elke accu wordt meegeleverd. • Bij opbergen van een accu met de aansluitingen open en bloot werkt dit het gevaar op kortsluiting in de hand. • Gebruikt u gewoonlijk slechts één accu dat kunt u deze tijdens vervoer het beste opgeladen in de camera houden. De accu die met de camera wordt geleverd, is niet voorzien van haar eigen opbergdoos.
2. Schuif het nokje in de richting van de pijl in de afbeelding en houd hem vast.
3. Leg de accu daarna
■ Opbergen van een accu in haar opbergdoos
zodanig in dat de contactmarkeringen op de accu in dezelfde volgorde zijn als de markeringen aan de binnenkant van het accudeksel en schuif de accu in de accusleuf.
Contactpunten
Contactmarkeringen
25
Nokje
VOORBEREIDINGEN
4. Klap het accudeksel
Levensduur accu
omhoog en schuif hem dicht terwijl u deze op het punt dat door de pijl in de afbeelding wordt aangegeven, naar beneden drukt.
■ Richtlijnen voor de levensduur van de accu De onderstaande waarden voor de richtlijnen van de levensduur van de accu geven de hoeveelheid tijd bij standaard temperatuur (25ºC) totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeggeraakt is. Deze waarden zijn geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven hoeveelheid diensttijd zal verstrekken. De levensduur van de accu kan gereduceerd worden door lage temperaturen en lang en intensief gebruik.
BELANGRIJK! • Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion accu om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Werking
Levensduur accu QV-R3
120 minuten (720 opnamen)
QV-R4
110 minuten (660 opnamen)
QV-R3
220 minuten
QV-R4
220 minuten
Doorlopend opnemen*1
OPMERKING
Doorlopende weergave* (Doorlopend opnemen van snapshots) 2
• Open om de accu uit de camera te halen het accupaneeldeksel en houd de nok vast zodat deze de accu niet tegenhoudt. Kantel de camera naar beneden zodat de accu er vanzelf uitkomt maar let er daarbij op dat de accu niet plotseling kan vallen. Trek de accu er daarna uit.
*1 Bij doorlopende opname • Normale temperatuur: 25ºC (77ºF) • Flitser: Off (uit) • Beeldscherm: On (aan) • Beeld wordt elke 10 seconden opgenomen met de volgende handelingen: Inzoomen naar volledige groothoek Autofocus Volledige inzoomen tot close-up Autofocus Beeldopname
26
VOORBEREIDINGEN
■ Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan
*2 Bij doorlopende weergave • Normale temperatuur: 25ºC (77ºF) • Door één beeld per 10 seconden bladeren
• Mocht u de flitser niet te hoeven gebruiken tijdens het opnemen, selecteer dan (flitser uit - flash off) als de flitserfunctie. Zie pagina 46 voor meer informatie. • Schakel de automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 33) in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te schakelen. • Schakel het beeldscherm uit m.b.v. de DISP toets.
• De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen. • De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat.
■ Lege accu indicator Hieronder wordt aangegeven hoe de accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert naarmate meer accustroom wordt gebruikt. Als u de camera blijft gebruiken terwijl het accuniveau reeds is, dan zal de camera automatisch uitgeschakeld worden. Laad de accu in dit geval zo snel mogelijk op. Accuniveau
Hoog
Laag
Indicator
• Bij indrukken van de sluiterontspanningstoets terwijl getoond wordt, zal de camera onmiddellijk uitgeschakeld worden.
27
VOORBEREIDINGEN • Wanneer één van de volgende voorzorgsmaatregelen in de wind wordt geslagen tijdens het gebruik van de accu, kan dit leiden tot oververhitting en mogelijk tot brand of een ontploffing. — Gebruik nooit een ander type oplaadeenheid dat de eenheid die speciaal voor de accu gespecificeerd wordt. — Gebruik deze accu alleen met een product waarvoor het uitdrukkelijk vermeld is. — Gebruik de accu of laat hem nooit achter op een plaats waar open vuur is. — Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem niet op andere wijze bloot aan extreme hitte. — Let erop dat de accu correct ingelegd is (+/– in de juiste richting) bij aansluiting op de oplaadeenheid. — Draag de accu nooit samen met of berg hem nooit op met voorwerpen die electrisch geleidend zijn (halsketting, potlood, enz.). — Open de accu nooit, knutsel er nooit aan en stel hem nooit bloot aan harde stoten. — Dompel de accu niet in zoet water of zeewater. — Plaats of gebruik de accu niet in het directe zonlicht of op een andere plaats die blootstaat aan hoge temperaturen.
Voorzorgsmaatregelen voor stroomtoevoer ■ Voorzorgsmaatregelen voor hanteren van de accu ● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN Gefeliciteerd met uw keus van dit CASIO product. Voordat u het product voor de eerste maal in gebruik neemt dient u eerst de veiligheidsvoorzorgsmaatregelen aandachtig door te lezen. Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. OPMERKING • Alle verwijzingen van “de accu” in de volgende voorzorgsmaatregelen refereren aan de oplaadbare lithium-ion accu CASIO NP-30.
28
VOORBEREIDINGEN ● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET GEBRUIK
• Mocht u ooit een lek, vreemde geur, opwekking van hitte, verkleuring, vervorming of een andere abnormale conditie constateren tijdens het opladen of opbergen van een accu, koppel hem dan onmiddellijk los van de camera of de oplaadeenheid en houd hem uit de buurt van open vuur. • Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de hand werken. • Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen, dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen. Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater en raadpleeg daarna uw arts. • Voordat u de accu gebruikt of gaat opladen, dient u eerst de gebruiksaanwijzingen die met de camera en de speciale oplaadeenheid meegeleverd zijn aandachtig door te lezen. • Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen, zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze de accu inderdaad op de juiste manier behandelen. • Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
• Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met een CASIO digitale camera. Zie de gebruiksaanwijzing van uw camera om op te zoeken of deze het gebruik van deze accu inderdaad ondersteunt. • Gebruik enkel de speciale oplaadeenheid om de accu op te laden. Gebruik nooit een andere type oplaadeenheid voor het opladen. • De accu is aanvankelijk niet opgeladen. Zorg er dus voor de accu eerst op te laden voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt. • Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan verkort dit de gebruikstijd.die u kunt verwachten van een volledig opgeladen accu. • Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur tussen 10ºC en 35ºC is. Bij opladen buiten dit temperatuursbereik kan het opladen veel langer gaan duren dan gewoonlijk of kan het opladen zelfs niet of niet geheel plaatsvinden. • Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem door een nieuwe.
29
VOORBEREIDINGEN
■ Voorzorgsmaatregelen voor de oplaadeenheid
● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR OPBERGEN VAN DE ACCU
• Steek de stekker van de oplaadeenheid nooit in een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de oplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen. • Steek de oplaadeenheid nooit in het stopcontact of haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Steek de oplaadeenheid niet in een stopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen. • Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u hem niet gebruikt.
• Let erop dat u de accu uit de camera verwijdert als u de camera voor langere tijd niet van plan bent te gebruiken. Wordt de accu in de camera gelaten dan zal deze heel kleine hoeveelheden stroom afgeven zelfs wanneer de spanning uitgeschakeld is, hetgeen kan leiden tot een lege batterij of een langere oplaadtijd. • Berg de accu op een koele, droge plaats (20ºC of lager).
● GEBRUIK VAN DE ACCU • Zie de gebruiksaanwijzingen die met de speciale oplaadeenheid en de digitale camera meegeleverd worden voor informatie betreffende de oplaadprocedures en de oplaadtijd. • Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in opgeladen toestand in de digitale camera te houden of op te bergen in de doos.
30
VOORBEREIDINGEN
Gebruik van netspanning
■ Voorzorgsmaatregelen voor de adapter
Gebruik de adapter zoals hieronder is aangegeven om de camera van spanning te voorzien via een stopcontact.
• Steek de stekker van de oplaadeenheid nooit in een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de netadapter aangegeven voltage. Dit kan namelijk het gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen. • Laat onder geen omstandigheden toe dat het netsnoer breekt of doorgesneden wordt, plaats er geen zware voorwerpen op en houd het uit de buurt van hitte. Een beschadigd netsnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Knutsel nooit aan het netsnoer van de netadapter, buig of draai het niet te veel en trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met een blootliggende interne bedrading) laat deze dan vervangen door een CASIO onderhoudswerkplaats. Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Zorg er altijd voor de spanning uit te schakelen voordat u de adapter in het stopcontact steekt of hem er uit trekt.
1. Open het aansluitingpaneeldeksel van de camera.
2. Steek de netadapter in de gelijkstroomingangsaansluiting (DC IN 4.5V). Gelijkstroomingangsaansluiting (DC IN 4.5V)
Netadapter
Aansluitingpaneeldeksel Netsnoer
• Netadapter: AD-C40 De netadapter kan gebruikt worden met elke stroombron waarvan het voltage tussen 100V en 240V wisselstroom is. Wilt u de netadapter in het buitenland gebruiken dan dient u zelf het netsnoer aan te schaffen dat past bij het stopcontact en het netsysteem van dat land.
31
VOORBEREIDINGEN • Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er een accu geïnstalleerd is in de camera. Doet u dat niet dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt. Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben. • Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en geen reden tot ongerustheid. • Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het stopcontact na gebruik van de camera. • De camera schakelt automatisch over naar werking op netspanning wanneer de netadapter in de camera gestoken wordt. • Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te voorzien wanneer deze op een PC aangesloten is. • Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich meebrengen.
In- en uitschakelen van de camera Druk op de spanningstoets om de camera in en uit te schakelen. Bij indrukken van de spanningstoets om de spanning in te schakelen gaat de groene bedrijfsindicator branden. Druk nogmaals op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
ON/OFF
Spanningstoets
Groene bedrijfsindicator
BELANGRIJK! • Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de automatische stroomonderbreker druk dan op de spanningstoets om de spanning opnieuw in te schakelen. • Bij inschakelen van de camera terwijl de opnamefunctie ingeschakeld is, komt de lens van de camera naar buiten. Let erop dat er zich niets voor de camera bevindt dat door de lens kan worden geraakt wanneer u de camera inschakelt.
32
VOORBEREIDINGEN ● Zie pagina 34 voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van de stroomspaarinstellingen U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen.
Configureren van deze functie:
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) : Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd. Sluimer (Sleep) : Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens de opnamefunctie. Het beeldscherm wordt opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt.
1. Zet de functieschijfregelaar op
Selecteer deze instelling:
Auto Power Off (automatische stroomonderbreker)
Auto Power Off (automatische stroomonderbreker)
Sleep (sluimer)
Sleep (sluimer)
5. Verander m.b.v. [ ] en [ ] de momenteel geselecteerde instelling en druk daarna op SET. • Er zijn drie automatisch stroomonderbreker instellingen beschikbaar: 3 minuten, 5 minuten en uit. • Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: 30 seconden, 1 minuut, 2 minuten en uit.
(Snapshot
functie).
• Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de weergavefunctie.
2. Druk op MENU.
• Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
3. Selecteer de “Set Up” tab m.b.v. [ ] en [ ]. 4. Selecteer m.b.v. [ ] en [ ] de functie waarvan
• De automatische stroomonderbreker en de sluimerfunctie werken niet wanneer de camera via de USB poort aangesloten is op een computer.
u de instelling wilt configureren en druk daarna op SET.
33
VOORBEREIDINGEN ● Bediening van het menubeeldscherm
Gebruik van de in-beeld menu’s
Wanneer u dit wilt doen:
Bij indrukken van de MENU toets wordt een menu met bedienings- en werkingsinstellingen verkregen op het beeldscherm van de camera. De inhoud van de menu’s hangt af van of de opnamefunctie of de weergavefunctie van de camera ingeschakeld is. De volgende toelichting van bediening van de basismenu gebruikt de opnamefunctiemenu.
1. Schakel de spanning in en zet de functieschijfregelaar op . • Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie inschakelen, zet de functieschijfregelaardan op .
DPOF
Functiedraaischijf
• Dit toont het menubeeldscherm Insteltoets (SET) MENU
MENU toets
[
][
][ ][ ]
] en [
Druk op [
].
Beweeg van de instellingen naar de tab.
Druk op [
].
Beweeg heen en weer tussen instellingen.
Druk op [
] en [
Toon de opties die beschikbaar zijn voor de instelling.
Druk op [
] of druk op SET.
Selecteer een optie.
Druk op [
] en [
Register een optieselectie en verlaat het menubeeldscherm.
Druk op SET.
Register een optieselectie en ga terug naar het menubeeldscherm.
Druk op [
Verlaat het menubeeldscherm.
Druk op de MENU toets.
].
].
PREVIEW
2. Druk op MENU.
DISP
Druk op [
Beweeg van de tab naar de instellingen
MF
Tab
SET
Doe dit:
Beweeg heen en weer tussen tabs
Instellingen Selectiecursor (toont het momenteel ingestelde item)
34
].
].
VOORBEREIDINGEN
3. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste tab te selec-
OPMERKING
teren en druk daarna op SET om de selectiecursor van de tab naar de instellingen te verplaatsen.
• Het opnamefunctiemenu verschijnt als u de MENU toets drukt voordat u een opnamefunctie start. Deze verschijnt niet wanneer u op de MENU toets drukt tijdens de instelprocedure, terwijl de camera standby staat voor het opnemen van een tweede beeld voor een combinatieshot, enz.
4. Gebruik [ ] en [ ] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [ ]. • In plaats van [ ] kunt u ook op SET drukken.
• Zie “Menureferentie” op pagina 131 voor meer informatie aangaande menus.
Voorbeeld: om het “Afmeting” item (Size) te selecteren.
5. Gebruik [ ] en [ ] om de momenteel geselecteerde instelling te veranderen en druk daarna op SET. • Dit past de instelling toe.
35
VOORBEREIDINGEN BELANGRIJK!
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
• De klokinstellingen van de camera worden gewist wanneer de stroomtoevoer naar de camera gedurende ongeveer 12 uur afgesneden is. Dit kan gebeuren als de accu volledig leeg raakt en de camera niet van stroom voorzien wordt via netspanning. Het klokinstelbeeldscherm verschijnt automatisch de volgende keer dat u de spanning inschakelt nadat de instellingen zijn gewist. Stel de datum en tijd in voordat u de camera gebruikt. • U dient ook de klokinstellingen te configureren wanneer u de accu vervangt. • Worden beelden opgenomen zonder eerste de klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u de camera gebruikt.
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te nemen. • Displaytaal • Thuisstad • Datum en tijd Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
36
VOORBEREIDINGEN
1. Druk op de spanningstoets om de camera in te
4. Gebruik [ ] en [ ]om
schakelen.
de naam van stad waar u woont te selecteren en druk dan op SET.
2. Gebruik [ ] en [ ] om de gewenste taal te selecteren en druk dan op SET. : Japans English : Engels
5. Gebruik [ ] en [ ] om de gewenste zomertijd-
Français : Frans
instelling (DST) te selecteren en druk dan op SET.
Deutsch : German Español : Spaans Italiano : Italiaans
3. Gebruik [ ], [ ], [ ], en [ ] om het geografische gebied te selecteren waar u woont en druk daarna op SET.
Wanneer u dit wilt doen:
Selecteer deze instelling:
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Off (uit)
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd (DST = Daylight Saving Time)
On (aan)
6. Stel de huidige datum en tijd in. Om dit te doen:
Doe dit:
Verplaatsen van de cursor tussen instellingen
Druk op [
] en [
].
Verander de instelling bij de huidige plaats van de cursor
Druk op [
] en [
].
Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding.
Druk op DISP.
7. Druk op SET om de instellingen te registreren en verlaat daarna het instelbeeldscherm.
37
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2. Zet de functieschijf-
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van een beeld.
regelaar op (Snapshot functie).
MF
DPOF
PREVIEW
Opnemen van een beeld Uw camera is uitgerust met een grote hoeveelheid van verschillende opnamefuncties. De toelichting in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd m.b.v. de snapshot functie. De camera stelt automatisch de sluitertijd en de lensopeninginstellingen bij overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Beelden die u opneemt, worden opgeslagen in het ingebouwde flash-geheugen van deze camera.
Functiedraaischijf
3. Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt.
• U kunt ook los verkrijgbare SD geheugenkaarten en MultiMedia kaarten (MMC) gebruiken om beelden op te slaan (pagina 104).
• Het scherpstelbereik van de camera is ongeveer 40 cm tot oneindig (∞).
1. Druk op de spanningstoets van de camera. • Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm.
99 1600 1200 NORMAL IN
02/12 02 12/24 24 12 : 58
Scherpstelkader
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 43).
ON/OFF
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor het opzetten van beelden de DISP toets gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen en op die manier accustroom sparen.
Spanningstoets
38
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
4. Druk de sluiterontspannings-
● Werking van de bedrijfsindicator en het scherpstelkader
toets halverwege in om op het beeld scherp te stellen. • Bij halverwege indrukken van de sluiterontspanningstoets stelt de autofocus functie van de camera automatisch scherp op het beeld en worden de sluitersnelheid- en lensopeningwaarden getoond.
Wanneer u dit ziet:
Sluiterontspanningstoets
Er is scherpgesteld op het beeld.
Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert
Er is niet scherpgesteld op het beeld.
• Let erop dat u de lens, de AF sensor en de flitser niet met uw vingers blokkeert tijdens het opnemen van een beeld.
Groene bedrijfsindicator • U kunt controleren of scherpgesteld is op het beeld door naar het scherpstelkader te kijken en met de groene indicator.
Dat betekent dit:
Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator
Flitser
Lens
AF sensor
39
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5. Na u ervan te hebben over-
Opname voorzorgsmaatregelen
tuigd dat scherp is afgesteld op het beeld, drukt u de sluiterontspanningstoets geheel in om te gaan opnemen.
• Open het accupaneeldeksel nooit terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken. • Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld opgenomen wordt op de geheugenkaart. • TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of de kleuren. • De camera stelt de gevoeligheid van de camera automatisch bij in overeenstemming met de helderheid van het onderwerp. Dit kan de oorzaak vormen van statische ruis bij beelden van relatief donkere voorwerpen. • Bij een onderwerp met weinig licht zal de camera de gevoeligheid verhogen en een snellere sluitersnelheid gebruiken. Hierom dient u zich tegen bewegen van de camera te behoeden wanneer de flitser uitgeschakeld is ( ) bij het opnemen van een weinig verlicht onderwerp (pagina 46).
Sluiterontspanningstoets • Het opgenomen beeld wordt eerst tijdelijk opgeslagen in het buffergeheugen. Daarna wordt het vastgelegd in het ingebouwde flash-geheugen van de camera of op een geheugenkaart. U kunt achtereenvolgende continue sluiterbeelden opnemen zolang als er nog buffergeheugen beschikbaar is om ze op te slaan.
• Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden opgeslagen hangt af van de resolutie instelling die u gebruikt (pagina 140). • Druk zachtjes op de sluiterontspanningstoets om bewegen van de camera te vermijden.
40
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande autofocus
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie
• Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het opnemen van de onderstaande types onderwerpen. — Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast — Onderwerpen met sterk tegenlicht — Gepoetst metaal of andere helder reflecterende voorwerpen — Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren. — Meervoudige beelden die zich op verschillende afstanden van de camera bevinden — Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen — Bewegende onderwerpen • Merk op dat een groene bedrijfsindicator en scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garant staan voor een scherp beeld. • Als de autofocus om één of andere reden de gewenste resultaten niet produceert, probeer dan scherpstelvergrendeling (pagina 56) of handmatige scherpstelling (pagina 55)
• Het tijdens een opnamefunctie op het beeldscherm getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het geheugen opgeslagen wordt heeft een veel beter resolutie en beter detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens een opnamefunctie. • Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm doen vertragen hetgeen statische ruis veroorzaakt op het beeldscherm.
41
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Wissen van een beeld tijdens de opnamefunctie
Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld Gebruik de volgende procedure om voorvertoning van het laatst opgenomen beeld te verkrijgen zonder de huidige opnamefunctie te verlaten.
U kunt de volgende procedure gebruiken om het laatst opgenomen beeld te wissen zonder de huidige opnamefunctie te verlaten.
1. Druk op de PREVIEW (voorvertoning) toets om
BELANGRIJK!
het laatst opgenomen beeld te tonen.
• Merk op dat het wissen van een beeld niet ongedaan kan worden gemaakt. Wees er dus zeker van dat u het beeld niet langer nodig heeft voordat u het daadwerkelijk uitwist.
• Door nogmaals op de PREVIEW toets te drukken wordt teruggegaan naar de opnamefunctie. • De PREVIEW toets heeft geen functie als u hem indrukt onmiddellijk na inschakelen van de spanning van de camera of onmiddellijk na inschakelen van een opnamefunctie vanuit de weergavefunctie.
1. Druk tijdens de opnamefunctie op de PREVIEW (voorvertoning) toets om het laatst opgenomen beeld te tonen.
• Beeldvoorvertoning kan niet worden gebruikt tijdens de filmfunctie. Het voorvertoningsbeeld wordt automatisch gewist wanneer van opnamefunctie wordt veranderd.
2. Druk op
.
3. Selecteer “Delete” (wissen) in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om het wissen de annuleren zonder iets uit te wissen.
4. Druk op SET. • Dit wist het beeld uit en keert terug naar de opnamefunctie.
42
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Bijstellen van het zicht van de optische zoeker
Gebruiken van de optische zoeker Door het uitschakelen can het beeldscherm van de camera en door gebruik te maken van de optische zoeker om beeldcompositie uit te voeren, kunt u accustroom besparen.
U kunt de dioptrieschuifregelaar gebruiken om het zicht van de zoeker aan te passen aan uw gezichtsvermogen. Stel de dioptrieschuifregelaar zodanig bij dat het beeld in de zoeker helder is.
Scherpstelkader
Dioptrieschuifregelaar
Korte afstand tot het onderwerp
Zoekerkader
BELANGRIJK! BELANGRIJK!
• De dioptrieschuifregelaar werkt niet wanneer de camera is uitgeschakeld of als de weergavefunctie ingeschakeld is. Schakel dus eerst een opnamefunctie in om de dioptrieschuifregelaar bij te stellen.
• Het kader dat binnenin de zoeker zichtbaar is geeft aan dat een beeld opgenomen wordt op een afstand van ongeveer drie meter. Bij een afstand die groter of kleiner is dan drie meter, kan het opgenomen beeld verschillen van het beeld dat u binnenin het zoekerkader kunt zien. • Het beeldscherm wordt automatisch ingeschakeld wanneer u de macrofunctie (Macro) of de handmatige scherpstelfunctie (Manual Focus) selecteert. Gebruik het beeldscherm altijd om beeldcompositie uit te voeren voor deze functies.
43
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3. Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
Gebruiken van de zoom
sluiterontspanningstoets.
Uw camera is uitgerust met twee types zoom: optische zoom en digitale zoom.
OPMERKINGEN • De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening. • Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen).
Optische zoom Optische zoom verandert de brandspuntsafstand van de lens. Het bereik van de zoomfactor is hieronder gegeven. Zoomfactorbereik: 1X – 3X
1. Schakel een opnamefunctie in. 2. Verdraai de zoomregelaar om de zoomfactor te veranderen. (groothoek) : Zoomt uit. (telelens) : Zoomt in.
Zoom in
ON/OFF
Zoomregelaar
Zoom uit
44
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5. Schuif de zoomrege-
Digitale zoom
Digitale zoomindicator
(Telefoto)/ laar naar om de zoomfactor te veranderen.
De digitale zoom wordt geactiveerd nadat u de maximale optische zoomfactor (3X) bereikt. Het vergroot het deel van het beeld dat zich in het midden bevindt van het beeldscherm. Het bereik van de zoomfactor is hieronder gegeven.
• Wanneer de zoom de maximale optische zoomstand bereikt, stopt hij even. Houd de zoomregelaar ingedrukt naar (telefoto)/ maat en de zoom schakelt over naar digitale zoom.
Zoomfactorbereik : 3X – 9,6X (in combinatie met de optische zoom)
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [ ] en [ ].
Zoom indicator
• Hierdoor verschijnt de zoomindicator op het beeldscherm. De zoomindicator geeft een benadering van de huidige zoomfactor.
3. Selecteer de “Digital Zoom” (digitale zoom) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ].
4. Selecteer “On” (aan) en druk daarna op SET.
Digital Zoom
Optical Zoom
• Door “Off” (uit) te selecteren. 1x
3x Current zoom factor
9.6x
6. Voer compositie van het beeld uit en druk op de sluiterontspanningstoets. BELANGRIJK! • De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 20).
45
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de flitser
Om dit te doen:
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te selecteren die u wilt gebruiken.
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is (Auto Flash automatisch flitsen).
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
2. Druk op
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
om de flitserfunctie te selecteren.
Selecteer deze instelling: None (geen)
Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (rode ogen-effect vermindering). Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is.
MF
• Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan in een oneindige lus, zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder. Flitserfunctie indicator DPOF
PREVIEW
3. Neem het beeld op. BELANGRIJK! • De flitsereenheid van deze camera flists een aantal malen bij het opnemen van een beeld. De aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera informatie inwint die nodig is voor de belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt totdat de camera de sluiter ontspant. • Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als u op de sluiterontspanningstoets drukt terwijl de rode bedrijfsindicator knippert.
46
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Aangaande vermindering van het rode ogen effect
Flitsereenheid status U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de sluiterontspanningstoets halverwege in te drukken en het beeldscherm en de rode bedrijfsindicator te checken.
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om ’s nachts of in een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld. Dit wordt veroorzaakt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Wanneer rode ogen-effect vermindering wordt geselecteerd als flitserfunctie, voert de camera twee voorflitsen uit, de eerste om de iris in de ogen van de mensen in beeld te doen sluiten en de tweede voor werking van de autofocus. Deze twee voorflitsen worden dan gevolgd door de flits die gebruikt wordt voor het opnemen van het beeld.
De indicator wordt ook in het beeldscherm getoond wanneer de flitser klaar is om de flitsen.
BELANGRIJK!
Rode bedrijfsindicator *
* Rode bedrijfsindicator
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect vermindering. • De functie voor de rode ogen-effect vermindering werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de camera kijken tijdens de voorflits of tijdens flitsen met de AF sensor. Roep voordat u op de sluiterontspanningstoets drukt naar de onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd. • De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Wanneer de rode bedrijfsindicator:
47
Betekent dat:
Klippert
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Brandt
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te veranderen.
Let erop dat uw vingers de flitser niet blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Afdekken van de flitser zal het effect grotendeels teniet doen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
Flitser
2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [ ] en [ ].
3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ].
• Een benadering van het effectieve bereik van de flitser wordt hieronder gegeven. De flitser kan onderwerpen buiten dit bereik niet voldoende belichten.
4. Selecteer de gewenste instelling en druk daarna op SET. Om dit te doen: Flits met hoge intensiteit Flits met normale intensiteit Flits met lage intensiteit
QV-R3: 0,4 meter tot 3,2 meters QV-R4: 0,4 meter tot 2,8 meters
Selecteer deze instelling:
• De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10 seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden. • De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie) en de doorlopende sluiterfunctie (Continuous Shutter). Dit wordt aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het beeldscherm.
Strong (Sterk) Normal (Normaal) Weak (Zwak)
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera bevindt.
48
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen als de accuspanning laag is. Als de accuspanning laag is, wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het beedscherm en wanneer de flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren zijn, laad dan de accu van de camera zo snel mogelijk op. • Bij gebruik de van rode ogen-effect verminderingsfunctie ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in over( eenstemming met de belichting. De flitser kan mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp reeds helder verlicht is. • De witbalans wordt vergrendeld tijdens het gebruik van de flitser zodat zonlicht, TL-verlichting of andere lichtbronnen in de onmiddelijke omgeving de kleuren van het opgenomen beeld (negatief) kunnen beïnvloeden.
Gebruiken van de zelfontspanner Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2 seconden of 10 seconden selecteren voordat de sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluiterontspanningstoets indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te nemen.
1. Druk tijdens de opnamefunctie op / DPOF om de gewenste zelfontspannerinstelling te selecteren. • Telkens bij indrukken van / DPOF wordt naar de volgende instelling van de zelfontspanner doorgegaan in een oneindige lus, zoals hieronder aangegeven.
49
Zelfontspanner instelling
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Schakel de zelfontspanner uit
2. Neem het beeld op.
Selecteer deze instelling: Geen icoon wordt getoond.
Specificeer een 10 seconden zelfontspanner
10s
Specificeer een 2 seconden zelfontspanner
2s
Specificeer een drievoudige zelfontspanner
x3
Zelfontspannerindicator
• Bij indrukken van de sluiterontspanningstoets gaat de zelfontspannerindicator knipperen en de sluiter ontspant zich nadat de zelfontspanner het aftellen heeft voltooid. • U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat moment stop zetten door op de sluiterontspanningstoets te drukken terwijl de zelfontspannerindicator knippert.
Specificeer doorlopende sluiteropname (Continuous Shutter) (Geen zelfontspanner)
• Zie pagina 59 voor informatie aangaande doorlopende sluiteropname (Continuous Shutter). • Bij de drievoudige zelfontspanner wordt het eerste beeld opgenomen na 10 seconden aftellen. Daarna wordt het tweede beeld opgenomen na 3 seconden aftellen en het derde beeld wordt na nog eens 3 seconden aftellen opgenomen.
OPMERKINGEN • De anti-trilling stabilisator is ingeschakeld wanneer u een langzame sluitersnelheid en de twee-seconden zelfontspanner op tegelijkertijd gebruikt. • U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de doorlopende sluiterfunctie (Continuous Shutter Mode) gebruiken (pagina 59).
50
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om een beeld van deze grootte op te nemen:
Specificeren van beeldgrootte en beeldkwaliteit U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen bent.
Beeldgrootte specificeren
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [ ] en
Selecteer deze instelling:
2304 X 1712 beeldpunten (QV-R4)
2304 X 1712
2240 X 1680 beeldpunten (QV-R4)
2240 X 1680
2048 X 1536 beeldpunten (QV-R3)
2048 X 1536
1600 X 1200 beeldpunten
1600 X 1200
1280 X 960 beeldpunten
1280 X 960
640 X 480 beeldpunten
640 X 480
OPMERKING
[ ].
• U kunt de hogere beeldpuntinstellingen gebruiken wanneer u van plan bent een grote afdruk te maken van het beeld. Gebruik 640 X 480 wanneer u ruimte wilt besparen omdat u van plan bent beelden met email te verzenden, enz.
3. Selecteer “Size” (grootte) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ].
4. Verander m.b.v. [ ] en [ ] de huidige instelling en druk daarna op SET.
51
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME OPMERKING
Beeldkwaliteit specificeren
• Gebruik de “Fine” (fijn) instelling wanneer de beeldkwaliteit uw grootste prioriteit is en de bestandsgrootte ondergeschikt is. Omgekeerd als uw grootste prioriteit de bestandsgrootte is en de beeldkwaliteit secundair, gebruik dan de “Economy” (economisch) instelling.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [ ] en [ ].
3. Selecteer “Quality” (kwaliteit) m.b.v. [ ] en [ ]
BELANGRIJK!
en druk vervolgens op [ ].
• De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven wordt niet precies kloppen (pagina 18 en 140).
4. Verander m.b.v. [ ] en [ ] de huidige instelling en druk daarna op SET. Om dit te verkrijgen: Bijzonder hoge kwaliteit maar grote bestandsgrootte Normale kwaliteit Kleine bestandsgrootte maar lage kwalteit
Selecteer deze instelling: Fine (fijn) Normal (normaal) Economy (economisch)
52
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkende kenmerken en functies die beschikbaar staan voor het opnemen.
Gebruik van autofocus In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‚autofocus‘ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt. Het bereik van autofocus is als volgt.
Selecteren van de scherpstelfunctie U kunt vier verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro (groothoek), Infinity (oneindig) en Manual (handmatig).
1. Schakel een opnamefunctie in. 2. Druk
MF
Bereik: Ca. 40cm – ∞
1. Houd
MF
MF ingedrukt totdat de focusindicator uit de display is verdwenen.
in.
• Telkens bij indrukken van MF wordt naar de volgende instelling van de scherpstelfunctie doorgegaan in een oneindige lus zoals hieronder aangegeven. Geen indicator (autofocus)
MF
2. Voer compositie van
DPOF
het beeld zodanig uit dat hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluiterontspanningstoets halverwege in.
PREVIEW
Scherpstelfunctie indicator
Macro (groothoek)
99 1600 1200 NORMAL IN
02/12 02 12/24 24 12:58 12 58
Scherpstelkader
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken.
Infinity (oneindig) MF Manual (handmatig)
53
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Wanneer u dit ziet:
Gebruik van de macrofunctie
Dat betekent dit:
Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator
Er is scherpgesteld op het beeld.
Groen scherpstelkader knippert Groene bedrijfsindicator knippert
Er is niet scherpgesteld op het beeld.
De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op closeup onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt. Het bereik van het scherpstelbereik van de macrofunctie is als volgt.
3. Druk de sluiterontspanningstoets nu geheel in
Bereik: Ca. 14 cm – 50 cm
om het beeld op te nemen.
1. Houd
MF ingedrukt totdat de display verschijnt.
in de
2. Neem het beeld op. • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. • U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator zijn hetzelfde als bij de autofocus functie. BELANGRIJK! • Tijdens macrozoomen kan de optische zoom niet worden gebruikt. Zoomen is vastgezet op de maximale groothoek.
54
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de oneindig-functie
Gebruik van handmatig scherpstellen
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig (∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden.
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de twee optische zoomfactoren.
1. Houd
MF ingedrukt totdat de display verschijnt.
in de
Optische zoomfactor
Benadering van scherpstelbereik
1X
14 cm tot oneindig (∞)
3X
40 cm tot oneindig (∞)
2. Neem het beeld op. 1. Houd
MF ingedrukt totdat MF in de display verschijnt. • Op dit ogenblik verschijnt er ook een kader in de display om het gedeelte van het beeld aan te geven dat gebruikt wordt voor handmatig scherpstellen.
55
Kader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Terwijl u het beeld via
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
het beeldscherm bekijkt, gebruikt u [ ] en [ ] om scherp te stellen.
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de macrofunctie ( ).
1. Voer de compositie
Handmatige scherpstelstand Om dit te doen:
van het beeld op het beeldscherm zodanig uit dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluiterontspanningstoets halverwege in.
Doe dit:
Stel scherp van het onderwerp weg
Druk op [
].
Stel scherp op het voorwerp
Druk op [
].
• Door op [ ] of [ ] te drukken zal het gedeelte binnen het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken. Enkele ogenblikken later zal het normale beeld opnieuw verkregen worden.
99 1600 1200 NORMAL IN
02/12 02 12/24 24 12 : 58
Scherpstelkader
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
3. Druk op de sluiterontspanningstoets om het beeld op te nemen.
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
56
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Houd de sluiterontspanningstoets halverwege ingedrukt en voer hercompositie van het beeld uit zoals u dat schikt.
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
99 1600 1200 NORMAL
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling (EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere achtergrond.
IN
02/12 02 12/24 24 12 : 58
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV – + 2,0EV Stappen: 1/3EV
3. Wanneer u nu hercompositie van het beeld naar wens uitgevoerd heeft, druk de sluiterontspanningstoets geheel in om het op te nemen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op [ ] en [ ].
OPMERKING • Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld.
• Hierdoor verschijnt de belichtingscompensatiewaarde op het beeldscherm. EV waarde
57
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Druk op [ ] om de EV waarde te verhogen. Een hogere EV waarde wordt het best gebruikt voor licht-gekleurde onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
BELANGRIJK! • Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie.
Druk op [ ] om de EV waarde te verlagen. Een lagere EV waarde wordt het best gebruikt voor donker-gekleurde onderwerpen en voor het maken van buitenopnamen op een heldere dag.
• Stel om de belichtingscompensatie te annuleren de waarde bij tot hij nul is.
2. Voer compositie uit van het beeld en druk dan op de sluiterontspanningstoets.
58
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK!
Opnemen van opeenvolgende beelden (doorlopende sluiterfunctie)
• De flitser flitst niet tijdens opnemen met de doorlopende sluiterfunctie. • Het is niet mogelijk de zelfontspanner samen met de doorlopende sluiterfunctie te gebruiken. • Verwijder de accu of de geheugenkaart nooit van de camera en koppel de netadapter nooit los terwijl beelden opgeslagen worden in het geheugen.
De doorlopende sluiterfunctie neemt beelden op zolang als u de sluiterontspanningstoets ingedrukt houdt. Merk op dat de lengte van de pauze tussen de beelden afhangt van de beeldkwaliteitsinstelling.
1. Druk op /
DPOF om de doorlopende sluiterfunctie te selecteren (pagina 49).
• De doorlopende sluiterfunctie is geselecteerd als de indicator zich in het beeldscherm bevindt.
2. Houd de sluiterontspanningstoets ingedrukt om de gewenste beelden op te nemen.
59
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Combineren van shots van twee mensen tot een enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) • Gecombineerde beelden
De combinatieshotfunctie stelt u in staat om beelden op te nemen van twee mensen en die dan te combineren tot een enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om uzelf in een groep te plaatsen zelfs als er niemand in de buurt is op dat beeld voor u op te nemen. • Eerste beeld
• Tweede beeld
Dit is het deel van het beeld waarbij de persoon die het eerste beeld opneemt, niet zelf in beeld is.
1. Zet de functieschijfregelaarop (combinatieshotfunctie).
2. Lijn eerst het scherpstelkader in het beeldscherm uit met het onderwerp dat u aan de linkerkant van het beeld wilt en druk op de sluiterontspanningstoets om het beeld op te nemen.
Let erop dat de achtergrond van het beeld correct aansluit en neem het beeld op van de persoon die het eerste beeld opnam.
Scherpstelkader
• De volgende instellingen zijn voor dit beeld vastgelegd: scherpstellen, belichting, witbalans, zoom en flitsen.
60
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Lijn vervolgens het scherpstelkader uit met het onderwerp dat u aan de rechterkant van het beeld wilt en let er daarbij op dat de achtergrond van deze opname uitgelijnd is met de achtergrond van het halfdoorzichtige beeld van het eerste beeld dat op het beeldscherm wordt getoond. Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan het beeld op.
OPMERKING • De beste shot functie (pagina 64) gebruikt drie voorbeeldscènes die de combinatieshot gebruiken. Eén van de scènes gebruikt twee shots aan de linkerhelft en de rechterhelft van het beeld zoals beschreven in de bovenstaande procedure. Het eerste shot van de overige twee combinatieshot voorbeeldscènes gebruikt het linker derde van het beeld terwijl dat van de overblijvende voorbeeldscène het rechter derde van het beeld gebruikt. Merk echter op dat de combinatieshot voorbeeldscènes van de beste shot functie niet gebruikt kunnen worden tijdens de beste shot functie zelf.
Halfdoorzichtige beeld
• Wanneer MENU ingedrukt wordt op welk moment dan ook na stap 2 van de bovenstaande procedure, zal dit het eerste beeld annuleren en wordt teruggekeerd naar stap 2.
61
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Zet de achtergrond stil op het beeldscherm.
Opnemen van een onderwerp over een bestaand achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) Het de vooropname functie helpt bij het verkrijgen van de gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders moet vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe is vooropname een tweestaps procedure. 1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond samen en drukt op de sluiterontspanningstoets waardoor een half-doorzichtig beeld van de achtergrond op het beeldscherm blijft staan. 2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de compositie van het beeld te maken m.b.v. het half-doorzichtige beeldscherm als gids. • De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2 geproduceerd wordt. • De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1 samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie van het beeld in stap wordt gemaakt.
• Neem het beeld op m.b.v. de achtergrond in het beeldscherm als gids.
• Hierdoor wordt het beeld opgenomen.
Merk op dat de vooropname functie enkel beschikbaar is tijdens de beste shotfunctie (pagina 64).
62
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet de functieschijfregelaar op
4. Lijn vervolgens het
.
scherpstelkader uit met het onderwerp en voer daarbij compositie uit van het onderwerp tegen de halfdoorzichtige achtergrond die op het beeldscherm te zien is. Neem het beeld op als alles correct uitgelijnd is.
2. Gebruik [ ] en [ ] om “Pre-shot” te selecteren en druk vervolgens op SET.
3. Zet de achtergrond stil op het beeldscherm. • Hoewel een halfdoorzichtig beeld van de achtergrond in het beeldscherm verschijnt in stap 4 wordt het achtergrondbeeld op dit moment niet in het geheugen vastgelegd.
Halfdoorzichtige beeld
• Dit neemt het beeld op waarvan de compositie in stap 4 op het beeldscherm werd gemaakt. Het achtergrondbeeld dat ter referentie werd gebruikt, wordt niet opgenomen.
• De volgende instellingen zijn voor dit beeld vastgelegd: scherpstellen, belichting, witbalans, zoom en flitsen.
• Wanneer MENU ingedrukt wordt op welk moment dan ook na stap 3 van de bovenstaande procedure, zal dit het achtergrondbeeld annuleren en wordt teruggekeerd naar stap 3.
63
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet de functieschijf-
Gebruiken van de beste shotfunctie
regelaar op
Door één van de 33 beste shot achtergronden te selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
.
• Hierdoor wordt de beste shotfunctie ingeschakeld en een voorbeeld achtergrond getoond.
■ Voorbeeld achtergronden
2. Gebruik [ ] en [ ] om de gewenste voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op SET.
3. Neem het beeld op. BELANGRIJK!
■ Compositie contour
• Voorbeeld achtergronden 5 – 7 zijn combinatieshot achtergronden (pagina 60) en voorbeelddécor nummer 8 is een vooropname décor (pagina 62). • Beste shot achtegronden werden niet met deze camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld. • De beelden die u opneemt met een beste shot achtergrond kunnen mogelijk niet de verwachte resultaten opleveren. Dit kan o.a. komen door de omstandigheden tijdens het opnemen en talloze andere factoren. • U kunt veranderen naar een andere voorbeeld achtergrond door [ ] en [ ] te gebruiken om de achtergrond te selecteren die u wilt en vervolgens op SET te drukken.
Scherpstelkader Compositie achtergrond
Bij het selecteren van bepaalde beste shot achtergronden verschijnt een samengesteld contour op het beeldscherm. Gebruik de compositie contour om compositie van uw beeld en de juiste balans op te zetten. De plaats van het compositie contour hangt af van de voorbeeld achtergrond die u Voorbeeld: Opnemen van selecteert. een portret.
64
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Gebruik [ ] en [ ] om
Creëren van uw eigen beste shot instelling
het beeld te tonen dat u wilt registreren als een beste shot achtergrond.
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een instelling van een door u opgenomen beeld op te slaan om dat beeld later weer op te roepen wanneer u het nodig heeft. Bij oproepen van een instelling die u eerder heeft opgeslagen zal de camera automatisch weer zo worden ingesteld.
1. Zet de functieschijfregelaar op
.
5. Gebruik [ ] en [ ] om “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op SET.
• Hierdoor wordt de beste shotfunctie ingeschakeld en een voorbeeld achtergrond getoond.
2. Gebruik [ ] en [ ] om
• Hierdoor wordt de instelling geregistreerd.
“Register Favorites” (gebruikersinstelling) te selecteren.
• Nu kunt u de procedure op pagina 64 gebruiken om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het maken van een opname.
3. Druk op SET.
65
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Wissen van een beste shotfunctie gebruikersinstelling
BELANGRIJK! • Instellingen die u registreerde als beste shot voorbeeld achtergronden bevinden zich na de ingebouwde voorbeeld achtergronden. • Merk op dat het formatteren van het ingebouwde geheugen (pagina 103) alle beste shot gebruikersinstellingen uitwist.
1. Zet de functieschijfregelaar op
.
• Hierdoor wordt de beste shotfunctie ingeschakeld en een voorbeeld achtergrond getoond.
2. Gebruik [ ] en [ ] om de gebruikersinstelling
OPMERKINGEN
te tonen die u wilt uitwissen.
• Gebruikersinstellingen in de best shot functie bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde voorbeelddécors. • Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden onder de best shotfunctie gebruikersinstellingen. Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, meetfunctie, witbalansfunctie, kleurverbetering, flitsintensiteit, scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie, ISO gevoeligheid en lensopening en sluitersnelheid. • Merk op dat alleen beelden opgenomen met deze camera gebruikt kunnen worden voor registratie als beste shotfunctie gebruikersinstellingen. • U kunt maximaal 999 beste shotfunctie gebruikersinstellingen registreren. • U kunt de huidige instelling van een achtergrond controleren door verschillende instelmenu’s te tonen. • Gebruikersinstellingen worden bestandnamen toegewezen die het formaat “UQVR3nnn.jpe” (waar n = 0 – 9) of “UQVR4nnn.jpe” (waar n = 0 – 9) hebben.
3. Druk op
om de gebruikersinstelling te wis-
sen. • U kunt een gebruikersinstelling ook wissen m.b.v. uw computer door het betreffende bestand in de “SCENE” (décor) map in het camerageheugen te wissen (pagina 122).
66
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de nachtdecor functie
Shots maken met handmatige belichting
De nachtdecor functie verlengt de belichtingstijd om mooie nachtbeelden te maken.
Tijdens de handmatige belichtingsfunctie kunt u de sluitersnelheid en de lensopening met de hand bijregelen.
1. Zet de functieschijfregelaar op
• Sluitersnelheid - instelbereik
.
Sluitersnelheid
2. Neem het beeld op. OPMERKING • Als u een portret of een onderwerp tegen een schemerachtige of nachtdécor wilt opnemen, kunt u de nachtdecor functie samen met de flitser gebruiken om een langzaam synchroniserende effect te bereiken dat het onderwerp beter tot zijn recht doet komen.
Langzamer
Sneller
2 seconden
1/1000 seconde (F2.6)
2 seconden
1/2000 seconde (F5.0)
Helderheid
Helderder
Beweging
Vloeiend
Donkerder Gestopt
• Lensopening - instelbereik Lensopening
BELANGRIJK!
Groter
Kleiner
F2.6, F5.0 (groothoekzoom)* Helderheid
• Monteer de camera altijd op een statief als u de nachtdecor functie gebruikt. Dit behoedt u tegen wazige beelden bij een lage sluitersnelheid. • Autofocus werkt mogelijk niet goed wanneer de belichting onvoldoende is. Mocht dit het geval zijn, stel dan met de hand scherp (pagina 55) op het onderwerp. Proberen op een snel bewegend voorwerp scherp te stellen zal waarschijnlijk een wazig beeld geven. • Des te langzamer de sluitersnelheid, des te waarschijnlijker het is dat het opgenomen beeld niet hetzelfde is als het beeld op het beeldscherm op het moment dat u de sluiterontspanningstoets indrukt.
Scherpstelling
Helderder Ondiep
Donkerder Diep
* Het volgende geeft aan hoe de optische zoominstelling de lensopening beïnvloedt.
67
Zoom
(groothoek)
Grote lensopening
F2.6/3.0/3.4/3.8/4.2/4.6/4.8
(telelens)
Kleine lensopening
F5.0/5.8/6.5/7.3/8.0/8.7/9.2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet de functieschijfregelaar op M (handmatige
BELANGRIJK!
belichting).
2. Specificeer m.b.v. [ ]
• De sluitersnelheid en de lensopeningwaarde op het beeldscherm worden oranje wanneer u de sluiterontspanningstoets halverweg indrukt als het beeld overbelicht of onderbelicht is. • U kunt mogelijk niet de gewenste helderheid verkrijgen bij het opnemen van een beeld dat bijzonder donker of juist bijzonder helder is. Mocht dit het geval zijn, regel dan de sluitersnelheid bij. • Het gebruik van een langzame sluitersnelheid kan statische ruis in het beeld veroorzaken. • Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat verschijnt op het beeldscherm.
Sluitersnelheidwaarde
en [ ] de sluitersnelheid en specifeer vervolgens m.b.v. [ ] en [ ] de lensopeningwaarde.
Lensopeningwaarde
3. Voer compositie van het beeld uit en druk op de sluiterontspanningstoets.
68
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Richt de camera op het onderwerp en druk
Gebruiken van de filmfunctie
daarna op de sluiterontspanningstoets.
U kunt filmpjes opnemen van maximaal 30 seconden.
• De filmopname duurt 30 seconden of totdat u de opname stopt door nogmaals op de sluiterontspanningstoets te drukken.
• Bestandsformaat: AVI Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat dat wordt verbreid door de Open DML groep.
• De resterende opnametijd wordt afgeteld op het beeldscherm terwijl u aan het opnemen bent.
• Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten
• Druk nogmaals op de sluiterontspanningstoets als u de opname eerder wilt stoppen dan pas na 30 seconden.
• Filmbestand grootte: ca. 200KB/seconde. • Maximale filmlengte — Eén filmpje: 30 seconden — Totale filmtijd: 60 seconden met het ingebouwde geheugen; 330 seconden met de 64MB SD geheugenkaart.
1. Zet de functieschijfregelaar op
3. Het filmbestand wordt in het camerageheugen opgeslagen nadat de opname is gestopt. • Druk om het opslaan van het filmbestand te annuleren terwijl dit uitgevoerd wordt op , selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op SET.
Resterende capaciteit
.
• De “Resterende capaciteit” toont hoeveel 30 seconden filmpjes nog in het geheugen kunnen worden opgenomen.
BELANGRIJK! • De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
Resterende opnametijd
69
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet de functieschijfregelaar op
Shots maken met regelmatige tussenpozen
.
2. Verander de “Shots” (shots maken) instelling
U kunt de camera instellen voor opname met regelmatige pauzes, waarbij u het aantal op te nemen beelden kunt specificeren, de pauze er tussen en een starttijd. Hieronder volgen de types opnamevariaties die u kunt configureren.
m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ]. • Specificeer het aantal shots dat u wilt opnemen. Sla deze stap over door op SET te drukken zonder de default instelling (1) te veranderen als u een enkel beeld wilt opnemen.
• Pauze opname Neemt beelden op met regelmatige tussenpauzes, met ingang van dat moment.
• Selecteer de “MAX” optie als u het opnemen wilt voortzetten totdat het geheugen vol is.
• Timeropname Neemt een enkel beeld op een bepaalde tijd op.
3. Verander de “Interval” (pauze) instelling m.b.v.
• Pauzetimeropname Neemt beelden op met regelmatige tussenpauzes, te beginnen op een ingestelde tijd.
[ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ]. • Specificeer de tussenpozen (pauze) tussen de shots. U kunt een waarde instellen tussen één minuut tot 60 minuten in stapjes van één minuut.
4. Gebruik [ ] en [ ] om de starttijd in te stellen en druk daarna op SET. • De defaultinstelling voor de starttijd is “Start”. • U kunt de starttijd instellen op een waarde binnen het bereik van 1 minuut tot en met 240 minuten. Het opnemen start nadat het aantal gespecificeerde minuten verlopen is wanneer u op de sluiterontspanningstoets is stap 6 drukt.
70
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Annuleren van bediening van de pauzefunctie timer
• Als u het opnemen meteen wilt laten beginnen bij indrukken van de sluiterontspanningstoets, selecteer dan “Start” voor deze instelling en druk vervolgens op SET om naar de volgende stap door te gaan.
Bij inschakelen van de camera terwijl deze standby staat voor pauzefunctie opname, wordt de boodschap “Interval recording was canceled” (pauzeopname wordt geannuleerd) getoond hetgeen de bediening van de pauze opname annuleert. Pauzeopname wordt ook geannuleerd door veranderen van de functieschijfregelaar naar iets anders dan .
5. Configureer beeldopname instellingen. • Op dit moment dient u de witbalans en andere instellingen uit te voeren.
6. Lijn het scherpstelkader uit met het onderwerp en druk vervolgens de sluiterontspanningstoets geheel in. • Hierdoor gaat de spanning van de camera uit. De spanning van de camera gaat weer aan en het opnemen van een beeld wordt uitgevoerd in overeenstemming met de pauzetimer opname instellingen zoals u die in de bovenstaande stappen heeft geconfigureerd.
71
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Verander de huidige instelling m.b.v. [ ] en
Bijstellen van de witbalans
[ ] en druk vervolgens op SET.
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken.
Tijdens opnemen onder deze omstandigheden: Normale omstandigheden
Selecteer deze instelling: Auto (automatisch)
Verlichting buiten Schaduw
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
Gloeilamp (roodachtige gloed) TL verlichting (groenachtige gloed)
2. Selecteer de “REC”
Moeilijke verlichting die handmatige bediening vereist (zie hieronder).
(opname) tab, selecteer “White Balance” (witbalans) en druk vervolgens op [ ].
Manual (handmatig)
OPMERKING • Bij selecteren van “Manual” (handmatig) verandert de witbalans naar de instellingen die de laatste maal verkregen werden dat de witbalans handmatig ingesteld werd.
72
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Richt de camera op een wit stuk papier of een
Handmatig bijstellen van de witbalans
soortgelijk voorwerp onder dezelfde lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans in wilt stellen en druk vervolgens op de sluiterontgrendelingstoets.
Onder sommige lichtbronnen kan de automatische witbalans met de “Auto” (automatische witbalans) functie veel tijd kosten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereik van de automatische witbalans (kleurtemperatuurbereik) beperkt. De handmatige witbalans helpt te garanderen dat kleuren juist worden opgenomen bij een bepaalde lichtbron. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een wit stuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben om handmatige witbalans uit te voeren.
• Hierdoor wordt de witbalans ingesteld.
3. Druk op SET. • Dit registreert de witbalansinstellingen en verlaat het instelscherm. • Als de camera bij flauwe verlichting op een donker gekleurd onderwerp wordt gericht, zal de witbalans tot voltooiing een lange tijd in beslag nemen.
1. Selecteer “Manual” (handmatig) in stap 3 onder “ Bijstellen van de witbalans” (pagina 72). • Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm.
73
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Center-weighted (Centrum-georiënteerd meten): Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de instellingen geheel over te laten aan de camera.
Selecteren van de meetfunctie Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten, puntmeten of centrum-georiënteerd meten als meetmethode te specificeren.
1. Druk in een opnamefunctie op MENU.
Spot (Puntmeten): Puntmeten neemt aflezingen van een bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze meetmethode wanneer u de belichting ingesteld wilt hebben op de helderheid van een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door omringende omstandigheden.
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Metering” (meten) en druk op [ ].
3. Selecteer de gewenste instelling en druk daarna op SET.
BELANGRIJK! • Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de instelling voor de meetfunctie automatisch veranderen zoals hieronder beschreven. • Door de belichtingscompensatie instelling (pagina 58) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0 verandert de meetfunctie naar “Center Weighted” (centrum-georiënteerd meten). Als u de de belichtingscompensatie instelling terugverandert naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen naar “Multi” (multi-patroon meten). • Door selecteren van handmatige belichting (pagina 67) verandert de meetfunctie naar “Center Weighted” (centrum-georiënteerd meten). De meetfunctie verandert terug naar “Multi” (multi-patroon meten) als u een belichtingsfunctie anders dan de handmatige selecteert.
Multi-pattern (Multi-patroon meten): Multi-patroon meten verdeelt het beeld in raster onderdelen en meet het licht bij elke sectie voor een gebalanceerde belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit type meten voorziet u van foutvrije belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan opname omstandigheden.
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Neigt het histogram te veel naar links, dan betekent dit dat er te veel donkere beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te donker is. De donkere gedeelten van het beeld kunnen zelfs verduisterd worden als het histogram te ver naar links toe neigt.
Gebruiken van het histogram Door gebruik te maken van de DISP toets kunt u het histogram op het beeldscherm tonen om belichtingsomstandigheden te controleren terwijl u aan het opnemen bent (pagina 20). U kunt ook het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie.
• Neigt het histogram te veel naar rechts, dan betekent dit dat er te veel lichte beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te licht is. De lichte gedeelten van het beeld kunnen zelfs geheel wit worden als het histogram te ver naar rechts toe neigt.
Histogram
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de belichtingsverschuiving (EV shift = EV verschuiving) gebruiken om de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
• Een histogram dat in het midden geconcentreerd is duidt op een goede verdeling van lichte en donkere beeldpunten. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat over het geheel genomen een optimale helderheid heeft.
75
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK!
Opnamefunctie instellingen
• Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u voor een bepaald onderwerp niet precies deze vormen kunt verkrijgen. • Een op het midden geconcentreerd histogram is geen garantie voor optimale belichting. Het opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht zijn zelfs als het histogram rond het midden is geconcenteerd. • U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie verkrijgen door de beperkingen van de belichtingscompensatie. • Het gebruik van de flitser of multipatroon meten alsmede bepaalde opname omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de opname. • Bij gebruik van de doorlopende sluiterfunctie verschijnt het histogram enkel voor het eerste beeld (pagina 59). • Deze histogram verschijnt niet wanneer u de Coupling functie gebruikt (pagina 60).
Volgend zijn de instellingen die u kunt maken voordat u een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie. • • • • • • • •
ISO gevoeligheid Verhoging/verbetering Kleurfiltratie Verzadiging Contrast Scherpte Raster aan/uit Default instelling bij inschakelen van de spanning OPMERKING • U kunt ook de hieronder beschreven instellingen configureren. Zie de referentiepagina’s voor nadere informatie. — Grootte en kwaliteit (pagina 51) — Witbalans (pagina 72) — Meten (pagina 74) — Flitsniveau (pagina 48) — Digitale zoom (pagina 45)
76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de gevoeligheid
Versterken van bepaalde kleuren
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheidsinstelling te selecteren die het beste past bij het type beeld dat u opneemt.
Gebruik de volgende procedure om een bepaalde kleur te versterken in het beeld dat u opneemt.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU. 1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Enhance”
2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “ISO” en
en druk daarna op [ ].
druk daarna op [ ].
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
volgens op SET. Om dit te doen: QV-R3
Schakel de kleurversterking uit
Auto : Automatische gevoeligheidsselectie ISO125 : Voldoet aan ISO125 ISO250 : Voldoet aan ISO250
Red (rood)
Versterk groen
Green (groen)
Versterk huidskleur
Auto : Automatische gevoeligheidsselectie ISO100 : Voldoet aan ISO100 ISO200 : Voldoet aan ISO200
Off (uit)
Versterk rood Versterk blauw
QV-R4
Selecteer deze instelling:
Blue (blauw) Flesh Tones (huidskleur)
OPMERKINGEN • Door de kleuren te versterken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurversterkend lensfilter op de lens. • Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 78) beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt kleurversterking niet uitgevoerd).
BELANGRIJK! • Door de gevoeligheid te verhogen kan statische elektriciteit op een beeld verschijnen. Selecteer de gevoeligheidsinstelling die de nodig is voor de opname.
77
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Specificeren van kleurverzadiging
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van een beeld veranderen tijdens het opnemen.
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Filter” en
2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Saturation”
druk daarna op [ ].
(verzadiging) en druk daarna op [ ].
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
volgens op SET.
• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking: Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars)
Om dit te doen: Hoge kleurenverzadiging (intensiteit) Normale kleurenverzadiging (intensiteit) Lage kleurenverzadiging (intensiteit)
BELANGRIJK! • Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurfilter op de lens. • Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 77) beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt kleurversterking niet uitgevoerd).
78
Selecteer deze instelling: High (hoog) Normal (normaal) Low (laag)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het contrast
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt.
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Sharpness”
2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Contrast”
(scherpte) en druk daarna op [ ].
en druk daarna op [ ].
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
volgens op SET. Om dit te doen: Om dit te doen: Hoog contrast Normaal contrast Laag contrast
Selecteer deze instelling:
Hoge scherpte
High (hoog)
Normale scherpte
Normal (normaal)
Lage scherpte
Low (laag)
79
Selecteer deze instelling: Hard (hard) Normal (normaal) Soft (zacht)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld raster
Specificeren van de defaultinstellingen bij inschakelen van de spanning
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt.
U kunt de camera configureren om bepaalde instellingen op te slaan tijdens de “mode memory” (functiegeheugen) wanneer de camera uitgeschakeld is en verkrijg de instellingen opnieuw wanneer u de camera weer inschakelt. Dit vermijdt dat u de camera telkens bij inschakelen opnieuw dient te configureren. ● Functiegeheugen instellingen Hieronder volgen de instellingen die in het functiegeheugen kunnen worden opgeslagen en opnieuw worden verkregen de volgende maal dat u de camera inschakelt: flitsfunctie, scherpstelfunctie, witbalans, ISO gevoeligheid, meterfunctie, flitsgevoeligheid, digitale zoom, handmatige scherpstelstand
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU. 2. Selecteer de “REC” tab, selecteer “Grid” (ras-
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
ter) en druk daarna op [ ].
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
2. Selecteer de “Memory” (geheugen) tab, en
volgens op SET. Om dit te doen:
druk daarna op [ ].
3. Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
Selecteer deze instelling:
Toon het raster
On (aan)
Verberg het raster
Off (uit)
volgens op SET.
4. Selecteer de gewenste instelling en druk vervolgens op SET.
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Terugstellen (reset) van de camera
Selecteer deze instelling:
Om dit te doen: Sla de huidige status van de instelling op en verkrijg hem de volgende keer bij inschakelen van de camera.
On (aan)
Verkrijg de defaultinstelling die in de fabriek vooraf ingesteld is wanneer de camera ingeschakeld wordt.
Off (uit)
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op pagina 131.
1. Druk tijdens een opnamefunctie op MENU. 2. Selecteer de “Set Up” tab, selecteer “Reset” en
5. Druk nadat u klaar bent met het configureren
druk daarna op [ ].
van de instellingen op de MENU toets om het beeldscherm te verlaten. Functie
Aan
Auto (Automatisch)
Focus (Scherpstellen)
Auto (Automatisch)
White Balance (Witbalans)
Auto (Automatisch)
ISO
Auto (Automatisch)
MF Position (MF stand)
volgens op SET.
Uit
Flash (Flitser)
Instelling wanneer Metering (Meten) de camera Flash Intensity (flitsintensiteit) uitgeschaDigital Zoom (Digitale zoom) keld is
3. Selecteer “Reset” (terugstellen) en druk ver• Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op SET als u deze procedure wilt annuleren zonder de camera terug te stellen.
Multi (Multi) Normal (Normaal) On (Aan) Laatste autofocus stand die van kracht was voordat u overschakelde op handmatig scherpstellen
81
WEERGAVE
WEERGAVE
3. Blader m.b.v. [ ], [ ], [ ] en [ ] door de beel-
U kunt het ingebouwde beeldscherm gebruiken om bestanden weer te geven.
den op het beeldscherm. [
Elementaire weergavebediening Gebruik de volgende procedure om door bestanden te bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
] [ ]
[ ]
[ ]
[ ] [
]
1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen. • Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap (melding) op het beeldscherm.
Om dit te doen: ON/OFF
Spanningstoets (ON/OFF)
Druk op [
].
Naar achteren bladeren
Druk op [
].
Toon het eerste beeld
Druk op [
].
Toon het laatste beeld
Druk op [
].
OPMERKINGEN • Door [ ] of [ ] ingedrukt te houden bladert u met verhoogde snelheid door de beelden. • Merk op dat de via het beeldscherm van deze camera getoonde beelden vereenvoudigde versies zijn van de feitelijke beelden in het geheugen.
2. Zet de functieschijfregelaar op (weergavefunctie).
Doe dit:
Naar voren bladeren
MF
DPOF
PREVIEW
• Hierdoor wordt de weergavefunctie ingeschakeld. Functieschijfregelaar
82
WEERGAVE
4. Druk op een willekeurige toets behalve DISP
Inzoomen op het weergegeven beeld
om het beeld tetrug te brengen naar de oorspronkelijke grootte.
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
BELANGRIJK! • Een filmbeeld kan niet worden vergroot.
1. Gebruik tijdens de weergavefunctie [ ] en [ ] om het gewenste beeld te tonen.
2. Schuif de zoomregelaar naar om het beeld te vergroten. • Dit toont een indicator die de huidige zoomfactor laat zien. Huidige zoomfactor
3. Verschuif het beeld d.m.v. [ ], [ ], [ ] en [ ] naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts.
83
WEERGAVE Om dit te doen:
Afmetingen van een beeld heraanpassen U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te veranderen naar één van deze twee afmetingen: SXGA maat (1280 x 960 beeldpunten) of VGA maat (680 x 480 beeldpunten).
Selecteer deze instelling:
Aanpassen tot 1280 x 960 beeldpunten (SXGA)
1280 x 960
Aanpassen tot 640 x 480 beeldpunten (VGA)
640 x 480
Annuleer het heraanpassen van de afmetingen
Cancel (annuleren)
1. Druk tijdens de weergavefunctie op MENU. BELANGRIJK!
2. Selecteer de “PLAY”
• Door heraanpassen van een beeld wordt een nieuwe (heraangepaste) versie opgeslagen als een gescheiden bestand. • Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpunten kunnen de afmetingen niet worden heraangepast. • Heraanpassen van de afmetingen wordt alleen ondersteund voor beelden die opgenomen zijn met deze camera. • Als de boodschap “The function is not supported for this file” (de functie wordt niet ondersteund voor dit bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van het huidige beeld niet kunnen worden heraangepast. • De functie voor heraanpassen van de afmetingen kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het heraangepaste beeld op te slaan.
(weergave) tab, selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen) en druk daarna op [ ].
3. Gebruik [ ] en [ ] om door de beelden de bladeren en de afmetingen van het gewenste beeld her aan te passen.
4. Gebruik [ ] en [ ] om de gewenste afmetingen de selecteren en druk vervolgens op SET.
84
WEERGAVE
5. Gebruik om het trimkader te verplaatsen [ ],
Trimmen van een beeld
[ ], [ ] en [ ] totdat het gebied van het beeld dat u wilt extraheren zich binnen het kader bevindt.
Gebruik de volgende procedure wanneer u een bepaald gedeelte van een vergroot beeld wilt trimmen en het resterende deel van het beeld wilt gebruiken als e-mail bijlage, enz.
6. Druk op SET om het deel van het beeld te extra1. Gebruik tijdens de weergavefunctie [ ] en [ ]
heren dat zich binnen het trimkader bevindt.
om door de beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt tonen.
• Druk op MENU als u de procedure op een gegeven moment toch wilt annuleren.
2. Druk op MENU.
BELANGRIJK! • De getrimde versie van het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Het originele beeld voordat het werd getrimd, blijft ook in het geheugen opgeslagen. • Een filmfunctie beeld kan niet worden getrimd. • Als de boodschap “The function is not supported for this file” (de functie wordt niet ondersteund voor dit bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van het huidige beeld niet kunnen worden getrimd. • Het trimmen kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg ruimte in het geheugen is om het getrimde beeld op te slaan.
3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Trimming” (trimmen) en druk daarna op [ ].
4. Schuif de zoomregelaar naar
om de grootte van het kader op het beeldscherm te vergroten. • De afmetingen van het trimkader hangen af van de afmetingen van het beeld op de display.
85
WEERGAVE Om dit te doen:
Weergeven van een film Gebruik de volgende procedure om een fim weer te geven die opgenomen werd met de filmfunctie.
1. Gebruik [ ] en [ ]
Filmicoon
tijdens de weergavefunctie om de film te tonen die u wilt weergeven.
Selecteer deze instelling:
Snel voorwaarts weergeven
Druk op [
].
Snel achterwaarts weergeven
Druk op [
].
Weergave pauzeren of hervatten
Druk op SET.
Vooruit- of achteruit springen terwijl de weergave is gepauzeerd.
Druk op [
Weergave stoppen
Druk op MENU.
] of [
].
BELANGRIJK! • Een film wordt tot het einde weergegeven en stopt dan. Een film kan niet herhaaldelijk weergegeven worden.
2. Druk op SET om de weergave van de film te starten. • U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de film weergegeven wordt.
86
WEERGAVE • Wanneer er negen of minder beelden zijn, worden ze getoond in de volgorde van beeld 1 in de linker bovenhoek met het selectiekader er om heen.
Tonen van een 9-beelden scherm Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm.
4. Door op een willekeurige toets anders dan [ ], [ ], [ ] en [ ] te drukken wordt een volledige versie van het beeld op ware grootte getoond op de plaats waar het selectiekader zich bevindt.
1. Schakel de weergavefunctie in. 2. Verschuif de zoomregelaar naar
.
• Dit toont het 9-beelden scherm met een selectiekader er om heen met in het midden het beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
3. Gebruik [ ], [ ], [ ] en [ ] om het selectiekader te verplaatsen naar het gewenste beeld. Door op [ ] te drukken terwijl het selectiekader zich in de rechterkolom bevindt of op [ ] te drukken terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom bevindt, wordt doorgebladert naar het volgende scherm met 9-beelden. Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt weergegeven. 17
18
19
6
7
8
15
16
17
20
1
2
9
10
11
18
19
20
3
4
5
12
13
14
1
2
3
87
WEERGAVE
Selecteren van een specifiek beeld in het 9-beelden scherm
1. Toon het 9-beelden scherm. 2. Gebruik om het
Selectiekader
selectiekader te verplaatsen [ ], [ ], [ ] en [ ] totdat het zich op het beeld bevindt dat u wilt bekijken.
3. Door op een willekeurige toets anders dan [ ], [ ], [ ] en [ ] te drukken wordt het geselecteerde beeld getoond. • Dit toont de de versie van het geselecteerde beeld op ware grootte.
88
WISSEN VAN BESTANDEN
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
Wissen van een enkel bestand Voer de volgende stappen uit om een enkel bestand uit te wissen.
BELANGRIJK! • Merk op dat het wissen van bestanden niet ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let er dus goed op dat u een bestand echt niet meer nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt dit voor het wissen van alle bestanden - controleer eerst alle bestanden voordat u deze handeling uitvoert. • Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina 92). • Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd te maken (pagina 92).
1. Druk tijdens de weergavefunctie op .
2. Gebruik [ ] en [ ] om het beeld te tonen dat u wilt wissen.
3. Gebruik [ ] en [ ] om “Delete” (wissen) te selecteren. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de wisfunctie te verlaten zonder een bestand uit te wissen.
4. Druk op SET om het beeld te wissen. • Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere bestanden te wissen als u dat wilt.
5. Druk op MENU om de wisfunctie te verlaten. 89
WISSEN VAN BESTANDEN BELANGRIJK!
Wissen van alle bestanden
• Als een bestand om een bepaalde reden niet gewist kan worden verschijnt de boodschap “The function is not supported for this file” (de functie wordt niet ondersteund voor dit bestand) wanneer u dat bestand probeert te wissen.
De volgende procedure wist alle onbeveiligde bestanden die zich op het moment in het geheugen bevinden.
1. Druk tijdens de weergavefunctie op
.
2. Gebruik [ ] en [ ] om “All File Delete” (alle bestanden wissen) te selecteren en druk vervolgens op SET.
3. Gebruik [ ] en [ ] om “Yes” (ja) te selecteren. • Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten zonder een bestand uit te wissen.
4. Drukken op SET wist alle beelden.
90
BEHEER VAN BESTANDEN
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de camera’s mogelijkheden voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en zelfs de DPOF functie gebruiken om beelden te specificeren voor het afdrukken.
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten. Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een map, wordt automatisch de volgende map met het volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Mappen
CIMG0026.JPG
Uw camera creëert automatisch een directory van mappen in het ingebouwde flash-geheugen of op de geheugenkaart om beelden op te slaan.
Extensie Serienummer (4 cijfers)
• Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz. • Zie voor details aangaande de directory structuur “Geheugendirectorystructuur” op pagina 122.
Geheugenmappen en -bestanden Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het geheugen houden. Mapnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van de 100ste map
100CASIO Serienummer (3 cijfers)
91
BEHEER VAN BESTANDEN
Beveiligd maken van alle bestanden in het geheugen
Beschermen van bestanden Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet worden gewist. U kunt bestanden afzonderlijk beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
1. Druk tijdens de weergavefunctie op
MF
.
2. Selecteer ofwel “All Files: On” (Alle bestanden aan, d.w.z. beveiligd) m.b.v. [ ] en [ ] en druk op SET.
Beveiligd en onbeveiligd maken van een enkel bestand
1. Druk tijdens de weergavefunctie op
MF
• Om alle beelden onbeveiligd te maken, selecteer “All Files: Off” (Alle bestanden uit, d.w.z. onbeveiligd) en druk op SET.
.
• Door “All Files: On” (Alle bestanden aan, d.w.z. beveiligd) te selecteren zijn alle beelden beveiligd en verschijnt over de beelden heen.
2. Toon het te beveiligen beeld m.b.v. [ ] en [ ]. 3. Selecteer ofwel “On” (aan, d.w.z. beveiligd) of
3. Druk op MENU om het beeldbeveiligings-
“Off” (uit, d.w.z. onbeveiligd) m.b.v. [ ] en [ ].
scherm te verlaten.
4. Druk op SET om de instelling toe te passen. • Door een beeld te beveiligen verschijnt er over heen.
5. Druk op MENU om het beeldbeveiligingsscherm te verlaten.
92
BEHEER VAN BESTANDEN
Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld
DPOF De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital Print Order Format” hetgeen een formaat is voor opnemen op een geheugenkaart of een ander medium met informatie welke digitale camerabeelden afgedrukt dienen te worden en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij die DPOF ondersteunt, afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen is op de kaart. Met deze camera dient u altijd beelden te selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm. Specificeer beelden niet door alleen naar de bestannaam te kijken zonder de inhoud van het bestand te bekijken.
1. Druk tijdens de weergavefunctie op / DPOF.
2. Selecteer “Select images” (selecteer beelden) m.b.v. [ ] en [ ] en druk daarna op SET.
3. Toon het te gewenste beeld m.b.v. [ ] en [ ].
■ DPOF instellingen Bestandsnaam, aantal kopieën, datum
4. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [ ] en [ ]. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben.
93
BEHEER VAN BESTANDEN
5. Druk op DISP zodat
3. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [ ] en
wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. 12
1
[ ]. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben.
• Druk op DISP zodat niet wordt getoond om de datumafstempeling uit te schakelen. 12
1
• Herhaal de stappen 3 tot en met 5 als u andere beelden wilt configureren voor het afdrukken.
4. Druk op DISP zodat
wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen.
6. Druk op SET om ze toe te passen nadat alle instellingen zijn zoals u wilt.
1
• Druk op DISP zodat niet wordt getoond om de datumafstempeling uit te schakelen. 12
1
5. Druk op SET om ze toe te passen nadat alle in-
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden
1. Druk tijdens de weergavefunctie op
12
stellingen zijn zoals u wilt.
/
DPOF.
2. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v. [ ] en [ ] en druk daarna op SET.
94
BEHEER VAN BESTANDEN
PRINT Image Matching II
Exif Print
Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die Print Image Matching II ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de beelden worden afgedrukt op de manier die u in gedachten had toen u ze beelden opnam.
Exif Print is een internationaal ondersteund, open standaard bestandformaat waarmee het mogelijk is om levendige digitale beelden met getrouwe kleuren weer te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot aantal data aangaande de opname omstandigheden die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te produceren die er beter uit zien.
* PRINT Image Matching en PRINT Image Matching II. zijn geregistreerde handelsmerken van SEIKO EPSON Corporation.
BELANGRIJK! • Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers.
95
ANDERE INSTELLINGEN
ANDERE INSTELLINGEN
Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode
In- en uitschakelen van de toetstoon Gebruik de volgende procedure om de toon die klinkt bij indrukken van een toets in of uit te schakelen.
Gebruik de volgende procedure om de methode te specificeren voor het genereren van het serienummer dat gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 91).
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Beep” (pieptoon) en druk vervolgens op [ ].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk vervolgens op [ ].
3. Verander de instelling m.b.v. [ ] en [ ] en druk daarna op SET.
3. Verander de instelling m.b.v. [ ] en [ ] en druk daarna op SET.
Om dit te doen:
Om dit te doen voor een juist opgeslagen bestand:
Selecteer deze instelling:
Sla het laatste gebruikte bestandnummer op en verhoog dit met één ongeacht of bestanden uitgewist zijn of de geheugenkaart door een nieuwe werd vervangen.
Continue (voortzetten)
Zoek het hoogste bestandnummer in de huidige map op en verhoog het met één.
Reset (terugstellen)
96
Selecteer deze instelling:
Schakel de toetstoon in
On (aan)
Schakel de toetstoon uit
Off (uit)
ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK!
Specificeren van een beeld voor het beginscherm
• Het snapshot beeld of het filmpje dat u als het beginschermbeeld selecteert, wordt opgeslagen in een speciale geheugenplaats die het “beginschermbeeldgeheugen” heet. Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat nieuwe beeld het eerdere beeld uit het beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom dient u gescheiden kopie van het beeld in het standaard beeldopslaggeheugen van de camera te hebben opgeslagen als u naar een eerder beginschermbeeld wilt teruggaan. Merk op dat het niet mogelijk is een beeld uit het beginschermbeeldgeheugen kunt wissen. U kunt het enkel vervangen door een ander (nieuw) beeld.
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor het beginscherm, waardoor dit voor ongeveer 2 seconden op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt.
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens op [ ].
3. Toon m.b.v. [ ] en [ ] het beeld dat u wilt gebruiken voor het beginscherm. • U kunt een snapshot beeld specificeren of een filmbeeld dat twee seconden (200KB) of minder in lengte is.
Gebruiken van het alarm
4. Verander de instelling m.b.v. [ ] en [ ]en druk
U kunt maximaal drie alarmtijden configureren die de camera een pieptoon laat geven en een gespecificeerd beeld laat zien op het tijdstip dat u specificeerde.
daarna op SET. Om dit te doen: Gebruik het beeld dat op het moment wordt getoond als het beginschermbeeld Schakel het beginscherm uit
Selecteer deze instelling:
Instellen van een alarm
On (aan)
1. Druk tijdens de weergavefunctie op MENU.
Off (uit)
97
ANDERE INSTELLINGEN
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab en selec-
Stoppen van het alarm
teer “Alarm” en druk vervolgens op [ ].
Wanneer een alarmtijd wordt bereikt terwijl de camera uitgeschakeld is, klinkt het alarm voor ongeveer één minuut (of totdat u het stopt) zelfs als de camera uitgeschakeld is. De camera schakelt automatisch aan wanneer het alarm klinkt. Druk om het alarm te stoppen nadat dit begint te klinken op willekeurig welke toets.
3. Selecteer m.b.v. [ ] en [ ] het alarm waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op SET.
4. Selecteer m.b.v. [ ] en [ ] de instelling die u wilt veranderen en verander de geselecteerde instelling m.b.v. [ ] en [ ].
BELANGRIJK! • Het alarm klinkt niet tijdens één van de volgende omstandigheden. — Wanneer de camera ingeschakeld is. — Terwijl u de tussenpauzefunctie gebruikt.
• U kunt een alarmtijd instellen en een alarm instellen om een of twee maal per dag af te gaan. U kunt het alarm ook in- en uitschakelen.
5. Druk op DISP. • U kunt op SET drukken in plaats van op DISP als u het alarm wilt configureren zonder beeld.
6. Selecteer m.b.v. [ ] en [ ] het décor dat u wilt laten verschijnen op de alarmtijd en druk daarna op SET.
7. Druk op SET nadat alle instellingen naar wens zijn. • U kunt maximaal drie alarmtijden configureren die 1, 2 en 3 heten.
98
ANDERE INSTELLINGEN
Veranderen van de datumopmaak
Veranderen van de datum- en tijdinstellingen
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken van het tonen van de datum.
Gebruik de volgende procedure om de datum- en tijdinstelling te veranderen. De hier gemaakte instellingen hebben invloed op de thuistijdzone.
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de 1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de
weergavefunctie op MENU.
weergavefunctie op MENU.
2. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer
2. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer
“Date Style” (datumstijl) en druk vervolgens op [ ].
“Adjust” (bijstellen) en druk vervolgens op [ ].
3. Druk op [ ] en [ ] om de instelling te verande-
3. Stel de huidige tijd en de tijd in.
ren en druk vervolgens op SET. Om dit te doen: Verplaatsen van de cursor tussen instellingen
Doe dit: Druk op [
] en [
Veranderen van de instelling op de plaats waar de cursor zich bevindt
Druk op [
Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding.
Druk op DISP.
] en [
Voorbeeld: 23 oktober, 2002 ]. ].
4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op SET om ze te registreren en het instelscherm te verlaten.
99
Om de datum zo te tonen:
Selecteer deze opmaak:
02/10/23
YY/MM/DD
23/10/02
DD/MM/YY
10/23/02
MM/DD/YY
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van wereldtijdinstellingen
Gebruiken van wereldtijd U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te bekijken die anders is van de thuistijdzone wanneer u op vakantie gaat, enz. De wereldtijd kan de tijd tonen voor 162 steden en 32 tijdzones.
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
2. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [ ].
Overschakelen tussen de thuistijd- en de wereldtijdschermen
• Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.
3. Druk op [ ] en [ ] om “World” (wereld) te se-
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de
lecteren en druk vervolgens op [ ].
weergavefunctie op MENU.
• Selecteer “Home” (thuis) als u de instellingen voor de thuistijd wilt configureren.
2. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [ ].
4. Druk op [ ] en [ ] om “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [ ].
• Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.
3. Druk op [ ] en [ ] om de thuistijd of de
5. Selecteer m.b.v. [ ],
wereldtijd te selecteren Om dit te doen: Toon de tijd in uw thuistijdzone Toon de tijd in een andere tijdzone
[ ], [ ] en [ ] het gewenste geografische gebied en druk vervolgens op SET.
Selecteer dit: Home (thuistijd) World (wereldtijd)
4. Druk nogmaals op SET om het instelscherm te verlaten.
100
ANDERE INSTELLINGEN
6. Druk op [ ] en [ ]
Configureren van de zomertijdinstellingen (DST)
om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op SET.
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
• Hierdoor wordt de huidige tijd getoond in de stad die u selecteerde.
2. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [ ].
7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
• Hierdoor wordt de huidige instellingen van de wereldtijd getoond.
SET om de instellingen toe te passen en het instelscherm te verlaten.
3. Druk op [ ] en [ ] om “World” (wereld) te selecteren en druk vervolgens op [ ]. • Selecteer “Home” (thuis) als u de instellingen voor de thuistijd wilt configureren.
4. Druk op [ ] en [ ] om de gewenste “DST” (zomertijd) instelling te selecteren en druk vervolgens op [ ].
101
Om dit te doen:
Selecteer dit:
Zet de huidige tijdinstelling een uur vooruit.
On (aan)
Toon de huidige tijd zoals hij werkelijk is
Off (uit)
ANDERE INSTELLINGEN
5. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
Veranderen van de displaytaal
SET.
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de onderstaande zes talen te selecteren als de displaytaal.
• Hierdoor wordt de huidige tijd getoond overeenkomstig uw instelling.
6. Druk nogmaals op SET om het instelscherm te
1. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de
verlaten.
weergavefunctie op MENU.
2. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer “Language” (taal) en druk vervolgens op [ ].
3. Druk op [ ] en [ ] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op SET. : Japans English : Engels Français : Frans Deutsch : German Español : Spaans Italiano : Italiaans
102
ANDERE INSTELLINGEN
4. Selecteer “Format” en druk vervolgens op
Formatteren van het ingebouwde geheugen
SET.
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt alle opgeslagen data uitgewist.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
BELANGRIJK! • Merk op dat data die gewist is door formatteren niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data in het geheugen nodig heeft voordat u het gaat formatteren. • Het formatteren van het geheugen wist alle bestanden uit het geheugen, inclusief beveiligde bestanden (pagina 92) en gebruikersinstellingen van de beste shot functie (pagina 65). • Het startscherm wordt bij formatteren van het geheugen niet gewist.
1. Controleer dat er geen geheugenkaart in de camera geladen is. • Mocht er zich toch een geheugenkaart in de camera bevinden, verwijder deze dan (pagina 105).
2. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
3. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer “Format” (formaat) en druk vervolgens op [ ].
103
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van uw camera uitbreiden door een los verkrijgbare geheugenkaart (SD geheugenkaart of MultiMedia kaart) te gebruiken. U kunt ook bestanden kopiëren van het ingebouwde flash-geheugen naar een geheugenkaart en van een geheugenkaart naar flashgeheugen.
BELANGRIJK! • Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u een geheugenkaart insteekt of verwijdert. • Let er op dat u de camera in de juiste richting insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt. • Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart voor informatie hoe u deze kunt gebruiken. • Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid afremmen. • SD geheugenkaarten hebben een schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van beelddata. Merk echter op dat als u een SD geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging telkens dient te verwijderen wanneer u op de kaart wilt opnemen, hem wilt formatteren of eventueel bestanden wilt uitwissen.
• Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het ingebouwde flash-geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de kaart opslaan. • Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de camera gestoken is.
104
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera
Gebruiken van een geheugenkaart
Insteken van een geheugenkaart in de camera
1. Open het deksel van de geheugenkaart. 1. Open het deksel van de
2. Druk de geheugenkaart
geheugenkaart.
in de richting van de camera en laat hem dan los. Hierdoor komt de kaart gedeeltelijk uit de camera.
2. Leg de geheugenkaart zodanig in dat de afgesneden hoek in de richting wijst zoals aangegeven in de afbeelding en druk de kaart vervolgens zover mogelijk in de sleuf.
3. Trek de geheugenkaart uit de sleuf. BELANGRIJK! • Steek nooit een ander voorwerp dan een geheugenkaart in de kaartsleuf van de camera. Dit kan namelijk schade toebrengen aan zowel de camera als de kaart. • Mocht water of een ongepast voorwerp toch de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, verwijder de accu en neem contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. • Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken en zelfs schade toebrengen aan de geheugenkaart.
Afgesneden hoek
3. Sluit het deksel van de geheugenkaart.
105
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Formatteren van een geheugenkaart
1. Steek een geheugenkaart in de camera.
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle data uitgewist die zijn opgeslagen op de kaart.
2. Schakel de camera in. Druk tijdens een opnamefunctie of tijdens de weergavefunctie op MENU.
BELANGRIJK!
3. Selecteer de “Set Up” (instel) tab en selecteer
• Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart altijd de camera. Formatteren van een geheugenkaart kan ook met een computer worden uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op een computer formatteerd kan dit er toe leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD formaat, problemen veroorzaken met de compatibiliteit en andere problemen met de werking. • Merk op dat data die gewist is door formatteren van een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data op de geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat formatteren. • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn (pagina 92).
“Format” (formaat) en druk vervolgens op [ ].
4. Selecteer “Format” (formaat) en druk vervolgens op SET. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
106
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart
Kopiëren van bestanden Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te kopiëren. U kunt alle bestanden van het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart kopiëren of u kunt een enkel bestand van de geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen kopiëren.
• Gebruik bij deze camera enkel een SD geheugenkaart of een MultiMedia kaart (MMC). Voor andere types kaarten wordt een juiste werking niet gegarandeerd. • Elektrostatische lading, elektrische storing en andere fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op andere media te backuppen (MO disk, harde schijf van een computer, enz.) • Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de camera op een plaats ver van uw huis of kantoor grbruikt. • Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn van abnormale beelden. • Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst de netadapter aan te sluiten of te controleren dat de accu geheel opgeladen. Mocht de stroom namelijk uitvallen tijdens het formatteren dan kan dit niet alleen onjuist formatteren van de disk tot gevolg hebben maar de geheugenkaart zelfs beschadigen en onbruikbaar maken.
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart
1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in. Schakel de weergavefunctie in en druk vervolgens op MENU.
3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Copy” (kopiëren) en druk vervolgens op [ ].
107
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
4. Selecteer “Built-in
Card” (ingebouwd kaart) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op SET.
Kopiëren van een bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen
• Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait....” (bezig. wachten a.u.b.) getoond.
1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van de procedure onder “Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart” uit.
• Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm het laatste bestand in de map.
2. Selecteer “Card
Built-in” (kaart ingebouwd) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op SET.
3. Blader m.b.v. [ ] en [ ] om door de beelden heen te bladeren totdat het beeld dat u wilt kopiëren op het beeldscherm verschijnt.
4. Selecteer “Copy” (kopiëren) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op SET. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait....” (bezig. wachten a.u.b.) getoond. • Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm nadat het kopiëren voltooid is. • Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
108
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
5. Druk op MENU om de kopieerfunctie te verlaten. OPMERKING • Bestanden worden gekopieerd naar de map in het ingebouwde geheugen waarvan de naam het grootste nummer heeft.
109
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
De met de camera meegeleverde USB kabel maakt het aansluiten op een computer die voorzien is van een USB poort een fluitje van een cent. U kunt ook beelden overschrijven m.b.v. de geheugenkaart als uw computer uitgerust is om geheugenkaarten te lezen.
Installeren van de software van de CD-ROM Voordat u bestanden kunt uitwisselen met uw computer dient u eerst software te installeren die op de CD-ROM staat die meegeleverd is met de camera.
USB kabel (gebundeld) USB poort
Aangaande de gebundelde CD-ROM De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende software. Photo Loader (voor Windows/Macintosh) Deze applicatie laadt beelddata van het JPEG en AVI formaat van een digitale camera naar uw computer.
Computer
Photohands (voor Windows) Deze applicatie is voor het retoucheren en afdrukken van beeldbestanden. USB
USB driver voor massale opslag (voor Windows/Macintosh) Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera om zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via een USB aansluiting. Gebruikt u echter Windows XP, Mac OS 9 of Mac OS X gebruik dan niet de USB driver van de CD-ROM. Bij deze besturingssystemen kunt u USB communicatie uitvoeren door eenvoudigweg de camera aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel.
110
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Internet Explorer (voor Macintosh) Dit is een browser applicatie voor het lezen van HTML bestanden. Beelden die met Photo Loader worden geladen, worden opgeslagen in mappen aangeduidt als “Bibliotheken” (Libraries). Internet Explorer toont de inhoud van een bibliotheek op uw computerscherm.
Computersysteem vereisten De computersysteem vereisten hangen af van de applicaties zoals hieronder beschreven.
Windows
DirectX (voor Windows) Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief een codec (compressor/decompressor)die Windows 98 en Windows 2000 in staat stellen een film te hanteren die met een digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX te installeren als u Windows XP of Me runt.
Zie de “Read me” bestanden op de gebundelde CD-ROM.
Macintosh Zie de “readme” bestanden op de gebundelde CD-ROM.
Acrobat Reader (voor Windows/Macintosh) Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen. Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen die met de camera, Photo Loader en Photohands worden meegeleverd op de gebundelde CD-ROM. OPMERKING • Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de gebundelde CD-ROM voor details aangaande het gebruik van Photo Loader en Photohands. Zie “Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)” op pagina 114 (Windows) en op pagina 117 (Macintosh) van deze gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
111
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER OPMERKING
Installeren van de software van de CD-ROM in Windows
• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-ROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten.
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te installeren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer. OPMERKING
Selecteren van een taal
• U hoeft de software niet op uw computer te installeren als deze reeds geïnstalleerd is.
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal.
1. Klik in het menuscherm op de taaltoets in de linker bovenhoek van de display.
2. Selecteer van de lijst van talen die verschijnt
Voorbereidingen
de gewenste taal.
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont.
112
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Bekijken van het “Read me” bestand
Installeren van een applicatie
Voor de software (behalve voor Acrobat reader) gebruik de Engelse versie. U dient altijd eerst het “Read me” bestand te lezen voordat u een applicatie installeert. Het “Read me” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie.
Voor de software (behalve voor Acrobat reader) gebruik de Engelse versie.
1. Klik in het menuscherm op “Software”. 2. Klik op de naam van de applicatie die u wilt installeren.
1. Klik in het menuscherm op “Software”.
3. Klik op de “Install” toets.
2. Klik op de naam van de applicatie die u wilt in-
4. Volg de aanwijzingen die op het computer-
stalleren.
scherm verschijnen.
3. Klik op de “Read me” toets.
BELANGRIJK! BELANGRIJK!
• Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt browsen die automatisch gecreëerd worden door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan. • Gebruikt u een ander besturingssysteem dan Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de computer zonder eerst de USB driver van de CDROM te installeren.
• Lees altijd eerst het “Read me” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere computer.
113
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)
Installeren van software van de CD-ROM op een Macintosh computer De CD-ROM bevat applicaties en gebruikersdocumentatie in verschillende talen in mappen die genoemd zijn naar elke taal: English (Engels), French (Frans), German (Duits), Spanish (Spaans), Italian (Italiaans), Dutch (Nederlands) en Chinese (Chinees). Controleer de CD-ROM mappen om applicaties te bekijken of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. Bestandnamen bevatten één van de volgende codes die de taal aangeven van de data in het bestand zoals hieronder aangegeven. Engels: e, Frans: f, Duits: g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chinees: ct Gebruik de inhoud van de “English” (Engels) map als uw taal niet bijgesloten is.
1. Klik in het menuscherm op “Handleiding”. 2. Klik op de naam van de applicatie waarvan u de gebruikersdocumentatie wilt lezen.
3. Klik op de “Lees” toets. BELANGRIJK! • Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen lezen dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw computer. Als u Adobe Acrobat Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.
Installeren van software
Verlaten van de menu applicatie
Gebruik de volgende procedures om de software te installeren. Het wordt aanbevolen dat u eerst Internet Explorer en Outlook Express installeert voordat u Photo Loader en Acrobat Reader installeert.
1. Klik op het menuscherm op “Afsluiten” om het menu te verlaten.
114
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Installeren van Internet Explorer en Outlook Express
BELANGRIJK! • Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de bestaande bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden.
1. Open het bestand dat “Internet Explorer” heet. 2. Open de map voor de taalversie die u wilt installeren en open vervolgens het bestand dat “readme_casio” heet.
3. Volg de aanwijzingen in het readme bestand om Internet Explorer en Outlook Express te installeren.
■ Installeren van Acrobat Reader
■ Installeren van Photo Loader
1. Open de gebundelde CD-ROM de map
1. Open de folder die “Photo Loader” heet.
“Acrobat Reader”.
2. Open de map die “English” (Engels) heet en
2. Open de map voor de taal waarvan u de versie
open vervolgens het bestand dat “Important” (belangrijk) heet.
van Acrobat Reader wilt installeren en open dan het bestand dat “readme-casio” heet. • Volg de aanwijzingen in het lees mij bestand om Acrobat Reader te installeren.
3. Open de map die “Installer” (installeerder) heet en open het bestand dat “readme” (leesme) heet.
4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme) bestand om Photo Loader te installeren.
115
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
9. Gebruik na opnieuw opstarten van het sys-
■ Installeren van de USB Driver
teem de USB kabel om de camera aan te sluiten op uw Macintosh.
1. Schakel de camera uit en sluit alle applicaties op uw Macintosh.
10. Schakel de camera in. 11. Vanaf dat punt wordt
2. Steek de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM drive.
de camera herkend als een drive telkens wanneer u de camera aansluit op uw Macintosh.
3. Open de harde schijf die gespecificeerd wordt als de startdisk.
4. Open “System Folder” (systeemmap) op de startdisk.
6. Open de “USB Driver” map op de CD-ROM.
• De vorm van het icoon dat verschijnt op het scherm van uw Macintosh hangt af van de versie van uw Mac OS.
7. Sleep “CASIO-USB Storage Driver” en
BELANGRIJK!
5. Open de “Extensions” (extensies) map in “System Folder” (systeemmap).
“CASIO-USB Storage Class Shim” van de “USB Driver” map naar de “Extentions” (extensies) map.
• Sluit de camera niet aan op uw Macintosh PC aan voordat u de USB driver eerst geïnstalleerd heeft als u een besturingssysteem gebruikt dat afwijkt van Mac OS 9 of Mac OS X.
8. Bevestig dat de “CASIO-USB Storage Driver” en “CASIO-USB Storage Class Shim” bestanden zich inderdaad in de “Extensions” map bevinden en start uw Macintosh opnieuw.
● De USB driver uninstalleren Wis “CASIO-USB Storage Driver” en “CASIO-USB Storage Class Shim” van de “Extensions” map.
116
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)
■ Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera
Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh (pagina 115).
1. Open op de CD-ROM het “Manual” bestand. 2. Open de “Digital Camera” map en open dan de map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
1. Open bij de gebundelde CD-ROM de map die “Acrobat Reader” heet.
3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.
2. Open de map voor de taal waarvoor u de versie
4. “xx” is de taalcode (Engels: e, Frans: f, Duits:
van Acrobat Reader wilt installeren en open het bestand dat “readme_casio” heet.
g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chinees: ct).
3. Volg de aanwijzingen in het readme bestand om Acrobat Reader te installeren.
■ Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te lezen
1. Open de “Manual” (handleiding) map op de CD-ROM.
2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map.
3. Open “PhotoLoader_english”. 117
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Overschrijven van bestanden via een USB aansluiting
Overschrijven van bestanden naar een computer De met uw camera gebundelde CD-ROM bevat een kopie van Photo Loader en een USB driver. Deze software stelt u in staat om de inhoud van het geheugen van de computer snel en gemakkelijk over te schrijven naar een computer. De Photo Loader en de Photohands applicaties kunnen ook gebruikt worden voor het beheer en het bewerken van beelden op een hoog niveau. • Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de gebundelde CD-ROM voor informatie aangaande Photo Loader en Photohands.
U kunt beelden overschrijven naar een computer m.b.v. een USB poort door gewoonweg de camera aan te sluiten op de computer met de USB kabel. • Merk op dat u een USB driver op uw computer dient te installeren voordat u de USB kabel voor de eerste maal aansluit. Als u de kabel eenmaal gebruikt voor het tot stand brengen van een USB aansluiting dan zal de computer de camera zien als een uitwendig opslagapparaat (kaartschrijver/kaartlezer). • Als u bestanddata wilt overschrijven van het ingebouwde geheugen van de camera naar de computer let er dan op dat er zich geen geheugenkaart in de camera bevindt. Bevindt er zich toch een geheugenkaart in de camera dan dient deze eerst verwijderd te worden voordat u de USB kabel aansluit. OPMERKING • Installeer de USB driver op de CD-ROM niet bij een computer die runt op Windows XP, Mac OS 9 of Mac OS X. Bij deze besturingssystemen is USB communicatie reeds mogelijk door gewoonweg de camera aan te sluiten op de computer via een USB kabel.
118
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Aansluiten van de USB kabel
BELANGRIJK! • Zorg ervoor de van toepassing zijnde informatie in de gebruikersdocumentatie te lezen die meegeleverd wordt met de computer voordat u de USB kabel aansluit. • Laat hetzelfde beeld niet te lang op het beeldscherm staan. Hierdoor kan het beeld namelijk inbranden in het beeldscherm. • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de camera. De USB poort en de kabelstekker zijn gevormd voor een juiste positie. • Steek de USB kabel stevig zover mogelijk in de poorten. Juiste werking is niet mogelijk als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht. • De camera verkrijgt geen stroom via de USB kabel. Zorg er dus voor dat de netadapter aangesloten is op de camera om deze van stroom te voorzien. • De los verkrijgbare CASIO QC-1U USB kabel kan niet samen met deze camera worden gebruikt. • Verbreek de aansluiting van de USB kabel nooit terwijl de PC juist toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera (hetgeen aangegeven wordt door de knipperende USB indicator). Hierdoor kan namelijk de data worden beschadigd. • U kunt USB datacommunicatie uitvoeren terwijl de opnamefunctie of de weergavefunctie ingeschakeld is.
1. Schakel de camera in. 2. Open het aansluitingpaneeldeksel en sluit de camera dan via de USB kabel aan op de computer. USB kabel (gebundeld)
Kleine aansluitstekker (Mini-B)
USB poort
Grote aansluitstekker (A)
USB
3. Importeer de beelden naar de computer. 4. Koppel de USB kabel los nadat bet overschrijven van beelddata voltooid is. • Zie “Stoppen van een USB aansluiting” voor details.
119
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Stoppen van een USB aansluiting
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven
Windows Me of 98 Verbreek de aansluiting van de USB kabel en schakel de camera uit.
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden overgeschreven naar uw computer.
Windows XP of 2000 Klik op de kaart in de taaklade op uw computerscherm en schakel het drive nummer uit dat toegewezen is aan de camera. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en schakel de spanning van de camera uit.
● Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD geheugenkaartsleuf Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Macintosh In “Finder” sleep de camera naar de prullebak. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en schakel de spanning van de camera uit.
● Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC kaartsleuf Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart/MMC). Zie voor volledige details de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de computer.
120
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ● Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart lezer/schrijver Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD geheugenkaart lezer/schrijver.
Geheugendata Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF (Design Rule for Camera File System) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en andere apparaten.
■ DCF protocol DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert het cameraformaat voor beeldbestanddata en de directorystructuur voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen worden met een DCF camera van een andere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
● Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/ schrijver en de PC kaartadapter (voor SD geheugenkaarten en MMC’s) Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart/MMC).
121
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Geheugendirectorystructuur
■ Inhoud van mappen en bestanden
■ Directorystructuur
• Bovenliggende map/parent map Map die alle digitale camerabestanden opslaat.
<¥DCIM¥>
• Opslagmap Mappen voor het opslaan van bestanden opgeslagen met de digitale camera.
(Bovenliggende map) (Parent map) 100CASIO CIMG0001.JPG CIMG0002.AVI
(Opslagmap) (Beeldbestand) (Filmbestand)
...
• Beeldbestand Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de digitale camera.
101CASIO 102CASIO
(Opslagmap) (Opslagmap)
... ALBUM INDEX.HTM
• Filmbestand Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de digitale camera.
(Albummap) (Album HTML bestand)
...
<¥MISC¥>
(DPOF bestand)
• Albummap Map die bestanden bevat die gebruikt worden door de albumfunctie.
(Beste shot map)
• Album HTML bestand Bestand gebruikt door de albumfunctie.
(DPOF bestandmap) AUTPRINT.MRK
<¥SCENE¥>* UQVR4001.JPE UQVR4002.JPE
(Gebruikersinstellingsbestand) (Gebruikersinstellingsbestand)
...
• DPOF bestandmap Map dat DPOF bestanden bevat. • Beste shot map (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die de beste shot gebruikersinstellingsbestanden bevat.
* <¥SCENE¥> wordt enkel voor het ingebouwde geheugen gecreëerd.
• Gebruikersinstellingsbestand (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die de gebruikersinstellingen bevat die gebruikt worden door de beste shotfunctie.
122
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Ondersteunde beeldbestanden
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde geheugen en geheugenkaart
• Beeldbestanden die opgenomen zijn met de CASIO QVR3/QV-R4 digitale camera • Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
• Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende (bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een harde schijf, een MO disk of andere externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera. De camera herkent geen andere mapnaam dan “DCIM”. • Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen van data van het geheugen naar andere externe opslagapparatuur, het geheugen opnieuw formatteert en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden opslaat. Denk eraan dat het formatteren van het geheugen de gehele inhoud ervan uitwist. Controleer dat u inderdaad geen van de bestanden in het geheugen nog nodig heeft voordat u het gaat formatteren.
Bepaalde DCF functies worden niet ondersteund. Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een ander cameramodel kan lang op zich laten wachten voordat het op het beeldscherm verschijnt.
123
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Creëren van een album
Gebruik van de albumfunctie De albumfunctie van de camera creëert een HTML layout die uw beelden toont. U kunt de HTML layout gebruiken om uw beelden in een web pagina te plakken of voor het afdrukken van beelden.
1. Druk tijdens de weergavefunctie op .
• U kunt de onderstaande web browser gebruiken voor het bekijken of afdrukken van de inhoud van een album. Merk op voor het bekijken van een film via de computer waarop Windows 2000, of 98 draait, u DirectX dient te installeren. Voorbeeld layout
Microsoft Internet Explorer Ver. 5.5 of later
2. Selecteer “Create” (creëren) m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op SET. • Dit start het creëren van het album en doet de boodschap “Busy.... Please Wait....” (bezig. wachten a.u.b.) verschijnen op het beeldscherm. • Druk nadat het creëren van het album voltooid is op de MENU toets om het menuscherm te verlaten. • Door een album te creëren wordt een bestandmap die “ALBUM” heet aangemaakt, die een bestand met de naam “INDEX.HTM” en andere bestanden bevat. Deze bestanden worden aangemaakt in het camerageheugen of op de geheugenkaart.
124
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK!
Selecteren van een album layout
• Open het accupaneeldeksel of verwijder de geheugenkaart van de camera nooit terwijl een album aangemaakt wordt. Dit brengt niet enkel het risico met zich mee dat bepaalde albumbestanden worden overgeslagen maar het kan er bovendien de oorzaak van zijn dat beelddata en andere data in het geheugen worden beschadigd. • Als het geheugen vol raakt tijdens het creëren van een album, verschijnt de boodschap “Memory Full” (geheugen vol) op het beeldscherm en het aanmaken van het album wordt stop gezet. • Een album zal niet juist worden gecreëerd als de accu leeg raakt terwijl het aanmaken van een album juist aan de gang is. • U kunt de camera ook configureren om automatisch albums te creëren (pagina 127). Maar de bovenstaande procedure creëert een album ongeacht of de functie voor automatische albumcreatie ingeschakeld is of niet.
Voor een album kunt u een selectie maken uit 10 verschillende layouts.
1. Druk tijdens de weergavefunctie op
.
2. Selecteer “Layout” m.b.v. [ ] en [ ]. 3. Selecteer de gwenste layout m.b.v. [ ] en [ ]. • Door de layout te veranderen zal ook het layout voorbeeld aan de rechterkant van het beeldscherm veranderen. BELANGRIJK! • Het layout voorbeeld toont de opstelling van de items en de achtergrondkleur. Het toont niet of de layout een lijstweergave of een gedetailleerde weergave gebruikt of dat hot linking in- of uitgeschakeld is.
125
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Achtergrondkleur
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen
1. Druk tijdens de weergavefunctie op
U kunt als kleur voor de achtergrond van het album wit, zwart of grijs specificeren onder de procedure “ Configureren van gedetailleerde albuminstellingen”.
.
2. Selecteer “Set Up”
■ Albumtype
m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ].
Er zijn twee soorten albums: normale en index/informatie. Normaal type
: Dit type toont beelden in overeenstemming met de momenteel geselecteerde layout. Index/Informatie type: Naast het normale albumscherm, bevat dit type album ook thumbnails van beelden en gedetailleerde informatie aangaande elk beeld.
3. Selecteer de te veranderen items m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op [ ]. • Details aangaande de verschillende instellingen worden gegeven in de volgende paragrafen.
■ Hot Linking aan/uit Deze instelling bepaalt of u films al dan niet kunt vergroten of films of geluidsbestanden kunt afspelen via uw Web browser. Elk beeld in het album stelt een stilbeeld of een film voor. Wanneer hot linking ingeschakeld is, zal na aanklikken van het albumbeeld het corresponderende stilbeeld getoond of de corresponderende film gespeeld worden. Met deze instelling kunt u hot linking van albumbeelden in- en uitschakelen.
4. Selecteer de instelling items m.b.v. [ ] en [ ] en druk vervolgens op SET.
126
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER • Bij inschakelen van automatisch albumcreatie wordt een album automatisch gecreëerd in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart telkens bij uitschakelen van de canera.
Selecteer deze optie:
Om dit te doen: Hoge resolutie albumbeelden bij het afdrukken van albumpagins’s OPMERKINGEN • Daar beelden een hoge resolutie hebben kost het meer tijd om ze op uw computerscherm te tonen. • Bij deze instelling kunt u beelden niet vergroten of filmpjes spelen.
BELANGRIJK!
Off (uit)
• Bij uitschakelen van de camera terwijl de automatisch albumcreatiefunctie ingeschakeld is, zal het beeldscherm uit gaan maar de bedrijfsindicator blijft nog enkele seconden knipperen om aan te geven dat albumcreatie plaatsvindt. Open het accudeksel. Open het accudeksel of verwijder de geheugenkaart van de camera nooit terwijl de groene bedrijfsindicator knippert.
Lagere resolutie albumbeelden voor het browsen door een album en het publiceren van thumbnails op een Web pagina. OPMERKINGEN • Door op een beeld te klikken wordt een vergrootte versie getoond die gebruikt kan worden voor bekijken en afdrukken. • Bij deze instelling wordt het fimpje getoond bij klikken op een AVI bestandsbeeld.
On (aan)
OPMERKING • Afhankelijk van het aantal beelden in het geheugen kan het wel enige tijd duren voordat automatische albumcreatie voltooid is nadat u de camera uitgeschakeld heeft. Bent u niet van plan de albumfunctie te gebruiken dan wordt het aanbevolen de automatische albumcreatiefunctie uitgeschakeld te houden. Dit zal namelijk tijd besparen wanneer de camera uitgeschakeld wordt en daardoor ook bezuinigen op accustroom.
■ Automatisch album creatie aan/uit Deze instelling regelt of een album automatisch wordt gecreëerd telkens wanneer u de camera uitschakelt. Om dit te doen:
Selecteer deze optie:
Schakel automatisch albumcreatie uit
Off (uit)
Schakel automatisch albumcreatie aan
On (aan)
127
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
4. Als u het album creëerde na selecteren van het
Bekijken van albumbestanden
“Normal” (normale) type of “Index/Info” (index/ informatie) als albumtype onder “Configureren van gedetailleerde albuminstellingen” op pagina 126, dan kunt u één van de volgende displaymogelijkheden aanklikken.
U kunt albumbestanden bekijken en afdrukken via de web browser applicatie van uw computer.
1. Verkrijg toegang tot de data in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart m.b.v. uw computer of verkrijg toegang tot de geheugenkaart via uw computer (pagina 118 en 120).
Album : Toont een album dat gecreëerd is door de camera. Index : Toont een lijst van beelden die opgeslag zijn in een map.
2. Open de “ALBUM” map in het ingebouwde ge-
Info
heugen of de “ALBUM” map op de geheugenkaart die zich bevindt in de map “DCIM”.
3. Open m.b.v. de web
• Als hot linking ingeschakeld is voor het album kunt u dubbelklikken op een beeld van het beeldscherm om de versie op volledige grootte te tonen.
Index/informatie albumtype
browser van uw computer het bestand dat “INDEX.HTM” heet. • Dit toont een lijst van mappen in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart.
Beeld
: Toont informatie aangaande ellk beeld.
Bestandsnaam
Album
128
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER • Het volgende beschrijft de informatie die op het informatiescherm komt te staan. Dit informatiescherm item: File Size Resolution Quality Drive mode AE Light metering Shutter speed Aperture stop Exposure comp Focusing mode Flash mode Sharpness Saturation Contrast White balance Sensitivity Filter Enhancement Flash intensity Digital zoom World Date Model
Index
Info (informatie)
129
Laat dit zien: Grootte van het beeldbestand Resolutie Kwaliteit Drive functie Belichtingsfunctie Lichtmeetfunctie Sluitersnelheid Lensopening stop Belichtingscompensatie Scherpstelfunctie Flitserfunctie Scherpte Verzadiging Contrast Witbalans Gevoeligheid Filterinstelling Verbeteringsinstelling Flitsintensiteit Digitale zoominstelling Plaats Opgenomen datum en tijd Camera modelnaam
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER OPMERKINGEN
Opslaan van een album
• Bij afdrukken van een beeld van een albumscherm dient u de Web browser op te zetten zoals hieronder beschreven. — Selecteer het browser kader waar de beelden geselecteerd worden. — Stel de marges in op de laagst mogelijke waarden. — Stel de achtergrondkleur in op een kleur die afgedrukt kan worden. • Zie de documentatie die meegeleverd is met uw web browser applicatie voor details betreffende het afdrukken en het configureren van de instellingen daarvoor.
• Om een album op te slaan, kopiëert u de “DCIM” map van het camerageheugen of de geheugenkaart naar de harde schijf van de computer, naar een floppy diskette, een MO diskette of een ander opslagmedium. Merk op dat het kopiëren van alleen de “ALBUM” de beelddata en andere nodige bestanden niet kopieert. • Na kopiëren van de “DCIM” map mag u geen van de bestanden in de map veranderen of uitwissen. Het toevoegen van nieuwe beelden of het wissen van bestaande bestanden kan leiden tot abnormale weergave van het album. • Als u van plan bent de geheugenkaart nogmaals te gebruiken na opslaan van het album er op, wis dan eerst alle bestanden er van uit of formatteer hem voordat u hem in de camera steekt.
5. Verlaat nadat u klaar bent met bekijken van het album de web browser applicatie.
130
APPENDIX
APPENDIX
Menureferentie De tabellen in dit hoofdstuk tonen de items die verschijnen in elke opnamefunctie- en weergavefunctietab. Onderstreepte items zijn fabrieksinstellingen (default).
Opnamefunctiemenu ● REC (opname) tab menu
Sharpness
Soft (zacht) / Normal (normaal) / Hard (hard)
(scherpte) Saturation
Low (laag) / Normal (normaal) / High (hoog)
(verzadiging) Contrast
Low (laag) / Normal (normaal) / High (hoog)
Flash Intensity (flitsintensiteit)
Weak (zwak) / Normal (normaal) / Strong (sterk)
Grid (raster) Digital Zoom
Off (uit) / On (aan) Off (uit) / On (aan)
Size (afmetingen/
QV-R3: 2048 ҂ 1536 / 1600 ҂ 1200 / 1280 ҂ 960 / 640 ҂ 480
grootte)
QV-R4: 2304 ҂ 1712 / 2240 ҂ 1680 / 1600 ҂ 1200 / 1280 ҂ 960 / 640 ҂ 480
Quality (kwaliteit)
Fine (fijn) / Normal (normaal) / Economy (economie)
Flash (flits) On (aan) / Off (uit) Focus (scherpstellen) On (aan) / Off (uit)
White Balance (witbalans)
Auto (automatisch) / (zonlicht) / (schaduw) / (Gloeilamp) /
White Balance (witbalans)
On (aan) / Off (uit)
ISO
(TL verlichting) / Manual (handmatig) QV-R3: Auto (automatisch) / ISO 125 / ISO 250
ISO Metering
On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit)
Metering
QV-R4: Auto (automatisch) / ISO 100 / ISO 200 Multi (multi-patroon) / Center weighted
(lichtmeting) Flash Intensity
On (aan) / Off (uit)
(lichtmeting) Filter
(centrum-georiënteerd) / Spot (puntmeten) Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia / Red (rood) /
(flitsintensiteit) Digital Zoom
On (aan) / Off (uit)
Green (groen) / Blue (blauw) / Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
(digitale zoom) MF Position (handmatige scherpstelstand)
Enhance (verbeteren)
(digitale zoom)
● Geheugen tab menu
Off (uit) / Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) / Flesh Tones (huidskleur)
131
On (aan) / Off (uit)
APPENDIX ● Instelling tab menu File No. (bestandnummer)
On (aan) / Off (uit)
Beep (pieptoon) Startup
On (aan) / Off (uit) On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit)
(startscherm) World Time
Home (thuis) / World (wereld)
(wereldtijd)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
Date Style (datumopmaak)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Adjust (bijstellen) Language (taal)
Tijdinstelling (Japans) / English (Engels) /
PLAY (weergave) functiemenu ● PLAY (weergave) tabmenu Resize (afmetingen herinstellen) Trimming (trimmen) Alarm (wekker) Copy (kopiëren)
— Wekkerinstellingen Built-in (ingebouwd geheugen) Card (geheugenkaart) / Card Built-in / Cancel (annuleren)
● Instelling tab menu File No. (bestandnummer) Beep (pieptoon) Startup (startscherm) World Time (wereldtijd)
Français (Frans) / Deutsch (German) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) Sleep (sluimer) Auto Power Off
1280 ҂ 960 / 640 ҂ 480 / Cancel (annuleren)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) 3 min / 5 min / Off (uit)
Date Style (datumopmaak) Adjust (bijstellen) Language (taal)
(automatische stroomonderbreking) Format (formatteren) Format (formatteren) / Cancel (annuleren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit) Home (thuis) / World (wereld) Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.) YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY Tijdinstelling (Japans) / English (Engels) / Français (Frans) / Deutsch (German) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) 30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) 3 min / 5 min / Off (uit)
Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreking) Format (formatteren) Format (formatteren) / Cancel (annuleren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
132
APPENDIX
Opnamefunctie
Indicator referentie De camera heeft drie indicators: een groene bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de camera te tonen.
Bedrijfsindicator Groen
Rood
Zelfontspannerindicator
Werking (spanning aan, opname
Brandt
Groene bedrijfsindicator
mogelijk) Opname van tussenpauzes is gestopt.
Zelfontspannerindicator Patroon 1 Patroon 1 Patroon 3 Brandt
Rode bedrijfsindicator
Flitser is aan het opladen. Opladen van flitser is voltooid.
Brandt Patroon 3
Autofocus werkt goed. Autofocus werkt niet.
Brandt Patroon 2 Patroon 2
Beeldscherm is uit. Opslaan van beeld
Patroon 1 Patroon 1
Opslaan van film Aftellen van zelfontspanner
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3 knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 1
Patroon 2
133
Betekenis
Rood
(10 - 3 seconden) Aftellen van zelfontspanner (3 - 0 seconden) Opladen van flitser is onmogelijk Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. / Best shot instelling kan niet worden geregistreerd.
APPENDIX
Bedrijfsindicator Groen
Zelfontspannerindicator
Rood Brandt Patroon 3
Patroon 3 Patroon 3
Weergavefunctie Betekenis
Rood
Bedrijfsindicator
Geheugenkaart is geblokkeerd / map kan niet worden gecreëerd. /
Groen
Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing Lege accu waarschuwing
Rood
Betekenis
Rood Werking (spanning aan, opname
Brandt
mogelijk) Opname van tussenpauzes is gestopt.
Patroon 1
Kaart formatteren Spanning wordt (langzaam)
Zelfontspannerindicator
Eén van de volgende functies vindt plaats: wissen, DPOF, beeldbeveiliging,
uitgeschakeld
kopiëren, albumcreatie, formatteren, (langzaam) uitschakelen van de
Patroon 3
BELANGRIJK! • Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren gaan.
Patroon 2
Brandt Patroon 3
134
spanning. Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. Geheugenkaart is geblokkeerd / map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. Lege accu waarschuwing
APPENDIX
Oplaadeenheid De los verkrijgbare oplaadeenheid heeft een CHARGE (oplaad) indicator die brandt en knippert om de werking van de oplaadeenheid aan te geven. CH AR GE
CHARGE indicator CHARGE indicator Groen
Rood Brandt
Brandt Patroon 1
Betekenis Opladen Opladen voltooid Oplaadprobleem (omringende temperatuur is
te hoog of te laag). Patroon 3 Storing van oplaadeenheid of accu
135
APPENDIX
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
Beeldopname
Syroomvoorziening
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Spanning gaat niet aan.
1) De accu is onjuist ingelegd. 2) De accu is leeg.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 25). 2) Laad de accu op (pagina 24). Als de accu na het opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare oplaadbare lithium-ion accu NP-30 aan.
De camera begint zichzelf ineens uit te schakelen.
1) De automatische stroomonderbreker is geactiveerd (pagina 33). 2) De accu is leeg.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
1) De functieschijfregelaar staat op (weergavefunctie). 2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
1) Gebruik de functieschijfregelaar om een opnamefunctie te selecteren (pagina 38). 2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen. 3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw computer en wis daarna de bestanden van het camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart.
Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de sluiterontgrendelingstoets.
3) Het geheugen is vol.
136
2) Laad de accu op (pagina 24).
Beeldopname
APPENDIX Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Autofocus stelt niet goed scherp.
1) De lens is vuil. 2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden van het scherpstelkader tijdens de compositie van het beeld. 3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is van een type dat niet past bij de autofocusfunctie (pagina 41). 4) De camera wordt bewogen.
1) Reinig de lens. 2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van het beeld. 3) Stel met de hand scherp (pagina 55).
Het onderwerp is niet scherp bij het opgenomen beeld.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
Bij het maken van de compositie van het beeld dient u er op te letten dat.
De camera schakelt zichzelf langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner.
De accu is leeg.
Vervang de accu (pagina 24).
Het beeld op het beeldscherm is niet scherp.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en u heeft niet scherpgesteld op het beeld. 2) U probeert de macrofunctie te gebruiken tijdens het opnemen van een landschap of tijdens het maken van een portret. 3) U probeert autofocus te gebruiken of de oneindig-functie ( ) te gebruiken bij het opnemen van een close-up shot.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 55)
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het opslaan van beelden naar het geheugen voltooid is. 2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het opslaan voltooid is.
1) Als de accu indicator toont, dient u de accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 24). 2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het opslaan voltooid is.
Opgenomen beelden worden niet in het geheugen opgeslagen.
137
4) Zet de camera op een statief.
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten. 3) Gebruik de macrofunctie voor close-ups.
Overige
Weergave
APPENDIX Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
De kleur van het weergavebeeld verschilt van het beeld op het beeldscherm tijdens het opnemen.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in de lens kan schijnen.
Beelden worden niet getoond.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die opgenomen zijn met een andere camera bevindt zich in de camera.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die met een andere digitale camera op een geheugenkaart zijn opgenomen.
Geen van de toetsen en schakelaars werkt.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door elektrostatische lading, een harde stoot, enz. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in en probeer opnieuw.
Het beeldscherm is uitgeschakeld.
1) USB communicatie vindt plaats.
1) Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben bevestigd dat de computer geen toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera. 2) Druk op DISP om het beeldscherm in te schakelen.
2) Het beeldscherm wordt uitgeschakeld (tijdens de opnamefunctie). Het is niet mogelijk bestanden via een USB aansluiting over te schrijven.
1) De USB kabel is niet juist aangesloten. 2) De USB driver is niet geïnstalleerd. 3) De camera is uitgeschakeld.
138
1) Controleer alle aansluitingen. 2) Installeer de USB driver op uw computer (pagina 110). 3) Schakel de camera in.
APPENDIX
Tonen van boodschappen Battery is low.
De accu is leeg.
Record Error
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden. Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
SYSTEM ERROR
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
The card is locked.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
The card is not formatted.
De geheugenkaart is niet geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart (pagina 106).
The function is not supported for this file.
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet ondersteund voor het bestand waarop u de functie probeert uit te voeren.
There are no files.
Er bevinden zich geen bestanden in het ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
This file cannot be played.
Het beeldbestand of het audiobestand is beschadigd of is van een type dat niet door deze camera kan worden getoond.
BEST SHOT memory U probeert een best shot instelling te registreren teris full. wijl de “SCENE” (décor) map reeds 999 instellingen bevat. Card ERROR
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart. Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart (pagina 106). BELANGRIJK! Het formatteren van de geheugenkaart wist alle bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer eerst eventuele werkbare bestanden naar een computer of een ander opslagmedium over te schrijven voordat u de geheugenkaart formatteert.
Folder cannot be created
Memory Full
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 89). Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 89).
This function cannot U probeerde bestanden te kopiëren van het ingebe used. bouwde geheugen naar een geheugenkaart terwijl er zich geen geheugenkaart in de camera bevond (pagina 107).
139
APPENDIX Geheugencapaciteit en bestandgrootte (naar schatting):
Technische gegevens
• Snapshot
Belangrijkste technische gegevens
Bestandsgrootte Kwaliteit (beeldpunten)
Product ............................... Digitale camera Model .................................. QV-R3/QV-R4
2304 x 1712 (QV-R4)
■ Camerafunctie
2240 x 1680 (QV-R4)
Fijn Normaal Economisch
Economisch
Beeldbestandformaat Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule for Camera File systeem) 1.0 standaard; voldoet aan DPOF Films ................................ AVI (Motion JPEG)
2048 x 1536 (QV-R3)
Fijn Normaal Economisch
1600 x 1200 (UXGA)
Opnamemedia .................... 11MB ingebouwd flash-geheugen SD geheugenkaart MultiMedia kaart (MMC) Beeldgrootte Snapshots ...................... 2304 2240 2048 1600 1280 640 Films .................................. 320
Fijn Normaal
Fijn Normaal Economisch
1280 x 960 (SXGA)
Fijn Normaal Economisch
x 1712 beeldpunten (QV-R4) x 1680 beeldpunten (QV-R4) x 1536 beeldpunten (QV-R3) x 1200 beeldpunten x 960 beeldpunten x 480 beeldpunten x 240 beeldpunten
640 x 480 (VGA)
Fijn Normaal Economisch
140
SD Beeldbestands- Ingebouwd flash-geheugen geheugenkaart* grootte (naar schatting) 11 MB 64 MB 30 opnamen 1.8MB 5 opnamen 40 opnamen 1.4MB 7 opnamen 54 opnamen 1.0MB 9 opnamen 30 opnamen 1.8MB 5 opnamen 40 opnamen 1.4MB 7 opnamen 54 opnamen 1.0MB 9 opnamen 1.6MB 1.2MB 630KB 1050KB 710KB 370KB 680KB 460KB
6 8 15 9 14 27 14 22
opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen
34 45 88 53 79 154 82 126
opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen opnamen
250KB 190KB 140KB 90KB
39 52 68 110
opnamen opnamen opnamen opnamen
220 294 386 618
opnamen opnamen opnamen opnamen
APPENDIX • Films (320 x 240 beeldpunten) Datagrootte Opnametijd
Lens/brandpuntsafstand QV-R3 ............................. F2.6 (groothoek) - 4.8 (telelens); f=7.6 (groothoek) - 22,8mm (telelens) (gelijkwaardig aan ca. 37 (groothoek) 111mm (telelens) voor 35mm film) QV-R4 ............................. F2.6 (groothoek) - 4.8 (telelens); f=7.6 (groothoek) - 22,8mm (telelens) (gelijkwaardig aan ca. 37,5 (groothoek) - 112,5mm (telelens) voor 35mm film)
Max. 200 KB/seconde Eén film: max. 30 sec. Totale filmtijd: maximaal 60 sec. (ingebouwd geheugen) maximaal 330 sec. (SD 64 MB geheugenkaart)*
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart. * Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden opgeslagen.
Zoom ................................... 3X optische zoom, 3,2X digitale zoom (9,6X in combinatie met optische zoom) Scherpstellen ..................... Contrast-type autofocus (macrofunctie, oneindig-functie); handmatig scherpstellen; scherpstelvergrendeling
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met beveiliging) Effectieve beeldpunten QV-R3 ............................. 3,20 miljoen QV-R4 ............................. 4,00 miljoen
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens) Normaal ........................... 40 cm - ∞ Macro .............................. 14 cm - 50 cm Tijdens macrozoomen kan de optische zoom niet worden gebruikt. Zoomen is vastgezet op de maximale groothoek.
Beeldelement QV-R3 ............................. 1/1,8-inch vierkante beeldpunten kleuren CCD (totaal aantal beeldpunten: 3,34 miljoen) QV-R4 ............................. 1/1,8-inch vierkante beeldpunten kleuren CCD (totaal aantal beeldpunten: 4,13 miljoen)
Belichtingsregeling Lichtmeting ...................... Multi-patroon meten, centrumgeoriënteerd meten, puntmeten per CCD Belichting ......................... Programma AE Belichtingscompensatie ... –2EV - +2EV (1/3EV eenheden) Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter; mechanische sluiter, 2 - 1/2000 seconde Lensopening ...................... F2.6/5.0, automatisch overschakelen
141
APPENDIX ■ Spanningsvereisten
Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld (4 functies), handmatig overschakelen
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-30) x 1 Netadapter (AD-C40)
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drivoudige zelfontspanner Ingebouwde flitser Flitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF (uit), rode ogenreductie Flitsbereik ........................ Ca. 0,4 - 3,2 meter (QV-R3) Ca. 0,4 - 2,8 meter (QV-R4)
Levensduur accu (naar schatting): Doorlopende opname Doorlopende weergave (doorlopende opname van snapshots)
Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); Best Shot (beste shot); Coupling Shot (combinatieshot); Night Scene (nachtdécor); Manual Exposure (handmatige belichting), Movie (film); Interval Mode (tussenpauzefunctie)
QV-R3
120 minuten (720 opnamen)
QV-R4
110 minutes (660 opnamen)
QV-R3
220 minutes
QV-R4
220 minutes
De bovenstaande waarden zijn benaderingen van de tijd totdat de stroom uitvalt bij een normale temperatuur (25ºC). De bovenstaande waarden zijn echter geen garantie dat dergelijke resultaten inderdaad behaald kunnen worden. Lage temperaturen kunnen de levensduur van de accu bekorten (pagina 26).
Beeldscherm ...................... 1,6-inch TFT kleuren LCD 84.960 beeldpunten (354 x 240)
Stroomverbruik .................. 4,5 V gelijkstroom, ca. 5,4 W
Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker
Afmetingen ......................... 90,0 (B) x 59,0 (H) x 31,0 (D) mm (exclusief uitsteeksels dikste gedeelte: 35,0 mm)
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata Automatisch kalender ...... Tot 2049
Gewicht ............................... ca. 200 g (exclusief accu en accessoires)
Wereldtijd: .......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd), Summer time (zomertijd), 162 steden in 32 tijdzones
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-30); speciale accu-oplaadeenheid (BC-20); speciale USB kabel; polsriem; CDROM; gebruiksaanwijzing
Ingangs/ uitgangsaansluitingen ...... Netadapteraansluiting (DC IN 4,5 V); USB poort (MINI-B)
142
APPENDIX ■ Oplaadbare lithium-ion accu (NP-30)
Stroomvoorziening • Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-30 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Deze accu heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen van de datum en de tijd worden geheel uitgewist wanneer in het geheel geen stroom wordt toegevoerd (van zowel de accu als de netadapter). Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt onderbroken (pagina 36).
Nominale spanning ........... 3,7 V Nominale capaciteit .......... 1000 mAh Bedrijfstemperatuur Bereik .................................. 0°C - 40°C Afmetingen ......................... 35,3 (B) x 53,1 (H) x 7,1 (D) mm
LCD paneel • Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet branden of ze blijven juist altijd branden.
Gewicht ............................... Ca. 28 g
■ Speciale accu oplaadeenheid (BC-20) Spanningsvereisten .......... 100 V - 240 V wisselstroom, 0,2 A, 50/60 Hz Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkspanning, 650 mA Oplaadtemperatuur ........... 0°C - 40°C Oplaadbaar accutype ........ CASIO lithium-ion oplaadbare accu (NP-30) Tijd tot volledig opladen .... Ca. 2 uur Afmetingen ......................... 65,0 (B) x 90,0 (H) x 30,5 (D) mm (exclusief uitsteeksels) Gewicht ............................... Ca. 120 g
143