PUZZELSTUKJES
Terug naar inhoud WW2 Weet u het nog? In “Voorwoord” beloofden wij dat we de met rood omcirkelde gebieden, als II8 aangegeven op de militaire kaart van 1931, nog zouden projecteren op de geologische Stibokakaart van 1969. Dit om te laten zien dat de twee kaarten tegenstrijdige gegevens bevatten. Auteurs, die over de waterproblematiek geschreven hebben, verwijzen in hun publicaties vooral naar de kaart van Stiboka i.v.m. de doorlopende dekzandruggen. We hebben in het ZAD en in WW2 genoeg bewijzen geleverd dat die gegevens over de doorlopende dekzandruggen etc. niet waterdicht zijn. Toch gebruiken auteurs die foute gegevens van de kaart(en) en gaan daarmee bepaalde conclusies trekken. Andere onderzoekers worden zo op het verkeerde been gezet en wat nog erger is: ”de weg wordt afgesneden voor afwijkende meningen”. Verder schreven wij dat er verschillende dateringen gegeven worden voor dezelfde kaarten en worden ook nog eens andere tekenaars hierbij vermeld! Vooral bij de vroegste kaarten van Zwolle kwam dit veelvuldig voor. Waarschijnlijk komt dit omdat men gebruik maakte van een al bestaande kaart en bij een (kleine) wijziging daarvan werd er dan een andere naam en datum onder gezet. Een wijziging is prima maar het zou mooi zijn als er dan bij kwam te staan dat de basiskaart van…… is! * Afbeelding 1. Stibokakaart. De groene cirkel is de binnenstad van Zwolle. Rood zijn de (rivierduin)gebieden van de Militaire kaart van 1931. Verschillende rivierduinen van de kaart uit 1931 blijken redelijk overeen te komen met de “ononderbroken” dekzandruggen van de Stiboka-kaart! Je kunt je dan afvragen: Gaat het nu om een zandpartij die honderdduizend jaar oud is of om eentje die, zoals geologen/auteurs aannemen, ontstaan zou zijn 12.000-10.000 jaar geleden? Volgens deze projectie moeten er dus rivierduinen bovenop Dekzandruggen liggen! En waar in de Stibokakaart een zandrug getekend is, is dat wel een aaneengesloten rug? Of ligt op de plaats waar de rivierduinen de zandruggen niet bedekken het dekzand aan de oppervlakte? We geven voor de duidelijkheid nog even aan dat die datering van rivierduinen niet altijd klopt. Ook vinden wij het een gemis dat op deze kaarten niets aangegeven is m.b.t. stuifzandlagen! Waarschijnlijk dat rivierduinen met stuifduinen verward worden? omdat men er geen weet van heeft dat rondom Zwolle vele stuifzandplekken ontstaan zijn? De gegevens op afbeelding 1 blijken dus verschillende tijdsperiodes weer te geven. Wij hebben met onze visie hetzelfde probleem. Veranderingen die ontstaan zijn in verschillende tijdsperiodes! Zeewater dat voor overstromingen zorgde, water dat van de hoogtes naar het IJsseldal stroomde. Droogtes maar vooral natte periodes. Pas nadat er allerlei veranderingen hebben plaatsgevonden in het landschap, heeft het afstromende water van de wateren rondom Zwolle een meer zuid-noord richting gekregen. Daarom kost het veel verbeeldingskracht om onze redenering goed te kunnen volgen. Hoogtes in het door ons behandelde gebied zijn volgens onze gegevens, afwisselend stuwwal-dekzandkoppen-rivierduinen of stuifzandhoogtes die in de loop van de tijd zijn ontstaan. Het overstromingswater, maar ook verschillende kleine en grote wateren hebben daar hun weg tussendoor gezocht. Bovenop de verschillende zandhoogtes kan bewoning hebben plaatsgevonden en de sporen hiervan kunnen in verschillende tijdsperiodes door klei of veen zijn bedekt. Bij droogtes zullen de bewoners in de dalen zijn gaan wonen om dichter bij het water te kunnen zijn. De meer dan 3000 sondeer- en boorrapporten die wij onderzochten, hebben ons veel informatie opgeleverd over de ondergrond van Zwolle en zijn omgeving. Veel verstoringen waren op dieptes van zo‟n 8-12 meter terug te vinden. Deze gevonden gegevens hebben wij aangevuld met onze waarnemingen in het veld en bestudering van de maaiveldhoogtes ten opzichte van het NAP. Dit alles werd dan weer ingetekend en vergeleken met oude landkaarten. Met onze bewijsvoering weten we dat er onderbrekingen in zandruggen kunnen voorkomen, en waar dus water tussendoor kon/kan stromen, maar ook dat een (aantal) zand- duin/rug jonger kan zijn dan 3000 jaar. Veenvorming werd altijd gezien als iets dat (alleen) prehistorisch was en alles wat daar dan onder tevoorschijn kwam kreeg die datering. Onder andere door onze vondsten en gegevens zal daar anders tegen aan gekeken moeten worden. Veen blijkt soms veel jonger dan gedacht. Samen met de jongere rivierduinen houdt dat automatisch in dat er waterstromen geweest zijn op plaatsen waar nooit rekening mee gehouden is en waardoor de (geschreven) geschiedenis van o.a. deze streek met zijn bewoning ter discussie staat.
En zoals we al in het voorwoord schreven: “tot op de meter nauwkeurig een bedding plaatsen pretenderen we niet”. We willen alleen maar aangeven dat er in de ondergrond veel te “zien” is. In dit hoofdstuk een uitgebreide tekst met afbeeldingen waarmee we weer iets proberen te weerleggen en op te lossen. Althans; meer informatie te geven over zaken waar nog nooit aan gedacht is maar het zal veel moeite kosten om het aan u uit te leggen. Heel belangrijk is dat u zich moet kunnen voorstellen dat er een duidelijk verschil was in het waterregiem van dit gebied van vóór de 11e-12e eeuw (de meer oost-weststromingen) en daarna (na het begin van de grote bedijkingen, stroomde het water meer zuid-noord). VROEGE WATERSTROMEN Beginnen we eens met afbeelding 2 waar we “globaal” wat donkerblauwe lijnen ingetekend hebben en waar wij van vermoeden dat het waterstromen zijn geweest in vroege tijden. Hoe oud is moeilijk in te schatten! Het zal te maken hebben met de vorming en vulling van het IJsseldal. De blauwe lijnen hebben wij gebaseerd op de gegevens uit de duizenden sondeer- en boorrapporten. U moet de met rood aangegeven gebieden, de later ontstane, even wegdenken maar in het achterhoofd houden. Het “blauwe” water stroomde, vanaf de hoogtes van Drenthe en Twente, het daartussen liggende lager gelegen Duitse land en vanaf het zuiden, naar het IJsseldal. De waterstromen zullen dan globaal vanaf het noordoosten naar het zuidwesten hun loop hebben gehad. Onderweg, tussen waar nu de Vecht en de IJssel hun beddingen hebben, zal er water vanaf het zuidoosten bijgekomen zijn vanuit de Achterhoek/Deventer, dat stroomde naar het laaggelegen gebied waar Hattem, Kampen, Hasselt en Zwolle, globaal aan de rand van de Mastenbroekerpolder, ontstaan zijn. De ontstane beddingen/gebieden kunnen later, na dichtslibben-overstoven te zijn, en door (gedeeltelijk) veenontginning en inklinking, weer in gebruik geraakt zijn. Verhogingen in het landschap zullen gebruikt zijn voor bewoning en het water zal er aan verschillende kanten langs gestroomd hebben. Dit in het kort van wat wij in de voorgaande hoofdstukken hebben proberen uit te leggen. * Afbeelding 2. Op de kaart zijn wat getallen en letters van locaties en prehistorische vondsten te zien die al eerder of verderop in de tekst behandeld zijn/worden. 7 = Schellerwade 21= Huis Haerst (wordt ook “Oude huis Doorn” genoemd) A = “De Kamp” in Langenholte (IJzertijd) B = “Het Slot” aan de Middelweg (IJzertijd) C = Kasteel de Voorst (vuursteenwerktuigen) D = Spoelstraat (vuursteenwerktuigen) E = Hartchirurgie Weezenlanden (vuursteenwerktuigen) F = Spoolde, Bronstijd en werktuigen gemaakt van geweien. Gevonden bij de aanleg van het Zwolle- IJsselkanaal. G = Rivierduin bij Windesheim die 10000-12000 jaar oud zou zijn en waar onder dat zand sporen van 3000 jaar oude Bronstijdbewoning tevoorschijn kwam! H = Locatie aan de Woestijnenweg waar vermoedelijk ook IJzertijd gedateerd kan worden. I = Engelse Werk J= “De Waa” bij Hattem. Een opmerking: Waar de uitmonding van het “blauwe” water in de IJssel, bij “Het Engelse Werk” (I), ingetekend is, ligt vlak er onder een water dat nu bekend staat als de Schellerwade (7). Deze wade kan een restant zijn van die vroegere uitmonding maar kan ook weer in gebruik gekomen zijn, toen na 1200 de IJssel een hoger waterpeil kreeg. Het zal dan het water vervoerd hebben van de IJssel naar noordelijk liggende gebieden? Dus, in een vroege periode stroomde het water NAAR het dal waar nu de IJssel stroomt en in een jongere periode, stroomde het water UIT de IJssel via o.a. de Schellerwade richting Zwolle. De Schellerwade wordt door verschillende auteurs als een oude IJsseltak gezien maar hoe en wanneer blijft nog steeds de discussie. Zelfs wordt er aan een 14e eeuwse buitenhaven van Zwolle op die plaats gedacht! Criticasters zullen hun twijfels hebben over waar wij de uitmonding zien en aanvoeren dat het gebied totaal op de schop is geweest bij de aanleg van de verdedigingslinie zo rond 1600 en dat er weinig meer van over is waar conclusies uit te halen zijn. Wij gaan daarom wat dieper in op de aanleg van “De Linie” en “Het Engelse Werk” en wat de “Schellerwade” er misschien mee te maken heeft. We doen dit om aannemelijk te maken dat er ooit een waterstroom, voor de aanleg van “De Linie”, vanaf o.a. de stadskant zijn weg gezocht zal hebben naar het IJsseldal. Omdat er van dat gebied alleen tekeningen gemaakt zijn in verband met die aanleg van De Linie, moeten wij het hoofdzakelijk hebben van de teksten over Het Katerveer-De Linie en Het Engelse Werk, die wij lazen op de site: www.zwolle.nl
Verder hebben we de publicatie, ”Het Engelse Werk in Zwolle”, uit 1988 van Niek van Es en Gilbert de Jong ingekeken. De één is landschapsarchitect en de ander student daarin. Hun publicatie is een snelle opsomming van historische gegevens. Verder vermelden we nog een gegeven uit de publicatie van Jaap Hagedoorn. Het “Markeboek van Assendorp-Middelwijck” leverde ook wat gegevens op. DE LINIE De tekst op de site van de gemeente Zwolle uit 2001: “Hoewel de eerste plannen reeds uit 1588 dateren, duurde het nog een decennium voordat tot aanleg werd overgegaan. Op het vestingplan van de stad van de hand van Cornelis Bloemaert uit 1593 is nog geen spoor van de linie te bekennen, waaruit men mag aannemen dat deze nog niet was aangelegd”. Wij hebben meteen een opmerking: die kaart is in ons bezit en het klopt dat er niets op te zien is i.v.m. een al aanwezige aanleg van de waterlinie maar andere kaarten die in ons bezit zijn en waarop ontwerpen voor de stadsvesting staan, zelfs eentje uit 1612!, geven ook niets weer wat wijst op de aanleg van De Linie! Mogen wij dan concluderen dat De Linie helemaal niet aangelegd is? De ontwerper(s) van de stadsvestingwerken heeft/hebben er gewoon geen belang bij gehad om die bouwwerken van de waterlinie in te tekenen. U ziet, conclusies naar aanleiding van, wel of niet ingetekende zaken op een kaart, zijn erg discutabel. In dit geval betekend het dus dat iets wat wel aanwezig was niet op een kaart voorkwam! * Afbeelding 3 Hieronder de kaart uit 1612. Het lijkt of de wat donker gekleurde Bastions al klaar zijn en de anderen in ontwikkeling? Rechtsboven zien we dat wat nu het Almelose kanaal heet vroeger de naam van “Swarte Water” had! Ook de aanduiding bij de Camperpoort “De Wech na Hasselt” en “De Wech na Coten” is te lezen. Er is goed te zien waar het water van de Aa geblokkeerd gaat worden door de aanleg van het Ter Pelkwijkbastion. De Aa heeft een loop die vanaf de Assendorperdijk komt? De loop van de oude waterlijn die gevonden werd tijdens de opgraving in de bouwput van de “Hartchirurgie van het ziekenhuis de Weezenlanden”! De aanleg van de Vispoortenbrug is noodzakelijk geworden om op het noordelijke deel van de vesting te kunnen komen. Dat geldt ook voor de aanleg van “De Stenen Pijp” die de stad met Dieze moest verbinden. Verder zien we nog dat er een brug ingetekend is waar de “Schoenkuipenbrug” nu ligt. Bij de “Sassenpoort” de aanleg van de nieuwe toegangsbrug maar als je die vergelijkt met de huidige situatie klopt het niet. De brug op de tekening ligt haaks op de vestingmuur en nu zit daar duidelijk een behoorlijk aantal graden verschil in. Is de nieuw gebouwde Sassenpoortenbrug, die er nu dus ligt, op een andere plek gekomen dan de brug van 1612? Ook weer een gegeven dat je niet altijd van kaarten uit kunt gaan m.b.t. plaatsbepaling. Daarom melden wij ook dat we niet alles op de meter nauwkeurig aan kunnen geven maar willen wij mogelijkheden bieden.
We vervolgen met tekst van de Zwolle site: “Het is mogelijk dat de linie in 1598 is aangelegd. Rond 1600 zou de linie namelijk zijn voltooid met de Luurder of Kleine Schans, een kleine vierkante redoute iets noordelijk van de Bergschans op de plaats waar De Linie een smal rivierduin kruiste. Vanaf de Spoolderberg ligt een breed rivierduin in zuidoostelijke richting naar de IJsseldijk. Het is aannemelijk dat dit een zwak punt was in de verdediging. De oplossing werd gevonden in de aanleg van een gebastionneerde schans op de IJsseldijk, die middels een gebastionneerde wal werd verbonden met de Bergschans. Een weg over het rivierduin aan de binnen(west)zijde van de linie vormde de verbinding tussen Bergschans en de Nieuweschans. De naam "Nieuweschans" voor de schans op de IJsseldijk geeft aan dat deze jonger is dan de andere drie schansen”.
Verwezen wordt naar een detail van de kaart uit 1648: “Retrenchement du Mastenbroeck depuis la ville de Swol jusques a la riviere d’IJssel”. In het “Zwols Historisch Tijdschrift nr.3 van 1989” staat een verkort artikel van Niek en Gilbert maar ook een artikel van Jaap Hagedoorn waarin hij een kaart uit 1668 afbeeldt die gebaseerd is op die van 1648. Deze auteurs vermelden dat de aanleg al in 1581 begonnen was! Dus wat er op de site van Zwolle staat! * Afbeelding 4
Op deze kaart, uit 1668 met de basis uit 1648, staan een paar details aangegeven waar we even de aandacht op willen vestigen. * 2 = de Wijk Kamperpoort. * In de groene rechthoek een bouwwerk dat ook als schans is aan te merken maar op kaarten vanaf 1783 niet meer voorkomt. In de literatuur is er ook niets over te vinden. Een naam voor deze schans? Is er ooit de fout gemaakt om de Kleine en Luurderschans als dezelfde te zien? Moet er verschil in zijn? Een latere tekenaar (afb.11) noteert in 1724 namelijk "Cleine ofte Luyr Schans"! De basiskaart van 1664 laat alleen op die plaats de naam "Kleijn Schans" zien! Weet u trouwens dat de Bergschans ook wel de Bisschopschans genoemd werd? De Landdagen, waar de Bisschop bij aanwezig was, vonden plaats op de Spoolderberg. Vandaar dit pseudoniem? * In de groene cirkel staat iets getekend dat op een huis lijkt. Erbij staat geschreven: “De Luere”! Over dit huis hebben we verder niets kunnen vinden. We weten alleen dat er een “Capiteijn Niclaes de Leure” in de 16 e eeuw in de Nederlanden gelegerd was en dat personen uit deze omgeving bij hem dienden! Maar zijn naam “Leure” schrijf je net anders dan Luere Het huis staat op het eind van de Grote Voorde (Gasthuislanden) vanaf de Kamperpoort. Ook is het huis te zien op de zwart- wit kaart van Jacob van Deventer uit 1545. (Afb. 22 net onder het getal 37) Op de net genoemde afb. 11, uit 1724, is de naam nog steeds te lezen. Een belangrijk huis moet het zijn want anders zet je die niet op een tekening. Het huis zal ongeveer gestaan hebben in de omgeving waar later de aanleg van het (Oude) Veemarktterrein op de Kamperpoort plaatsvond. Nu staan daar de IJsselhallen. (Mooie plek trouwens om een kasteel neer te zetten. Misschien dat de Heer van Voorst hier belangen had?) *Dan hebben we nog de R op de plek gezet waar op de kaart een heuvel getekend is en die het rivierduin zal zijn die in de tekst, die gaat over de aanleg van de 16e eeuwse Linie, vermeld wordt. *De pijl staat in een jong verkavelingsgebied en dat kan betekenen dat er van oudsher water gestroomd heeft. Bij afbeelding 14 laten wij een kadasterkaart zien uit het begin van de 19e eeuw en komen op het voorgaande terug. In het Markeboek van Assendorp-Middelwijck wordt onder 1595 het volgende vermeld: “dat men denn tochgravenn langes die Luire, van denn voort, van den Bollenbergh, tot an datt kleine schantzienn, vann nu vortahn umtrent Paesschen, nae older gewoenten, wederumme sal schouwen, up die boeten unnd penen van oldes darop staende.” Welke schans er met het “kleine schantzienn” bedoeld wordt? De Luereschans? Of toch het schansje waar we geen naam bij hebben? Dat er in 1595 een schouw beschreven wordt van “tochgravenn” tot aan de kleine schans, naar oude gewoonte, is voor ons mooi meegenomen maar we willen toch meer aan u uitleggen. Over het Katerveer staat in de publicatie over De Linie, op de “Zwolle” site het volgende: “genoemd naar het op de linkeroever gelegen nu verdwenen buurtschap Katen of Koten. Dit buurtschap is vermoedelijk verdwenen
tijdens een overstroming van de IJssel, die voor de aanleg van de Sallandsedijk in de loop van de 13 e eeuw regelmatig zijn bedding verlegde”. U ziet dat er wel meer verdwenen is dan de veronderstelde buurschappen, Salland en Oostendorp, die wij in WW2 al besproken hebben In ieder geval is op de kaart van 1612 “De Wech na Coten” nog aangegeven! Op het dorp Katen-Koten komen wij nog terug. Na bestudering door ons van tekeningen en bestek, die gemaakt zijn voor de aanleg van de Linie, nemen wij aan dat er gebruik gemaakt is van een al aanwezige oude waterstroom die er voor moest zorgen dat de Liniesloot van water werd voorzien. Dit water moet globaal vanaf de stadskant of uit oost-zuid richting gekomen zijn maar van waar precies is niet helemaal duidelijk. Een waterstroom, rechts beneden op afbeelding 5, ter hoogte van de Luttekepoort (afb. 9, nr.25), stroomde vanaf de Stad Zwolle zuidelijk naar ?? * Afbeelding 5 en 6. Volgens gegevens van het H.C.O. zou de linker kaart gemaakt zijn in 1567 met gegevens van de Italiaanse cartograaf Guicciardini. Dus ruim voor de tijd dat de aanleg van De Linie begon! De rechter is een kaart die uitgegeven is tijdens het 700 jarig bestaan van de stad Zwolle. Het is een reproductie van een (in)gekleurde kaart uit het Rijksarchief van Overijssel in de originele kleuren. Uit: G. Braun en Fr. Hogenbergh, Civitates Orbis Terrarum deel VI Keulen. (Deze moet gemaakt zijn in 1572 (anderen geven 1581 aan!) en de basis voor de kaart was die uit 1567.) De onderkant van de kaarten is het westen (Septentrio) en de rechterzijde het zuiden (Meridies).
Details van die waterstroom hebben we hieronder vergroot weergegeven. We proberen daar mee aan te tonen dat wat er op kaarten te zien is niet altijd hoeft overeen te komen met de werkelijkheid. Bekijkt u het zelf maar even! * Afbeelding 7 en 8. De tekenaar van 1572, rechts, heeft zijn verbeelding laten spreken en heeft, waar Guicciardini een steiger getekend heeft, een met planken dichtgetimmerd geheel gemaakt. Ook de ombouw heeft hij met planken afgewerkt. Op het linkerdetail is waar die tekenaar wat krabbeltjes aangeeft tussen lijnen, door de kleurtekenaar water aangegeven. Het lijkt ons sterk dat het fantasie van de kleurtekenaar was want ook wij hadden op die plek al een water ontdekt. We hebben o.a. in “Onderzoek bij afb. 20” aangegeven dat er een water tegenover de “Kruittoren” te zien was op een basiskaart uit de 16e eeuw. Wat verder opvalt, is dat de kleurtekenaar een functie aangeeft van dat bouwwerk, namelijk een soort van waterdoorlaat. Boven dit gemaakte water is een weg? te zien. Op de kaart van Guicciardini is dat ook te zien maar moet je de twee lijnen, met bebossing, als een weg of een (restant, dicht geslibd ) water zien? Het ligt wel in de buurt van de Luttekepoort waar schuin tegenover in het gebouw, zoals al vermeldt, bij werkzaamheden een oude bedding werd gevonden. De wateruitlaat ligt ter hoogte waar nu nog in de Emmawijk, naast het Park Eekhout, het restant van een oude bedding aanwezig is. Misschien dat het één met het ander te maken heeft gehad? We gaan er dus van uit dat er geen zekerheid is met wat de tekenaar heeft weergegeven op de ingekleurde kaart maar we kunnen ook
niet ontkennen dat zijn ingetekende waterdoorlaat, richting het gebied waar de Linie later werd aangelegd, ons niet slecht uitkomt Verder heeft dhr. Kam nog zijn bedenkingen over het inkleuren van de kaart. In zijn publicatie over de Koepoort achter de Koestraat, Hist. Jaarboek 1985, probeert hij te bewijzen dat waar op de Braun & Hogenberg kaart een binnengracht is ingekleurd (afb. 6), er achter de huizen van de Walstraat, een aarden wal moet zijn geweest. Wij gaan hier maar niet verder op in omdat Dhr. Kam geen gebruik heeft gemaakt van de kaart uit 1545 waar de dubbele gracht achter de Koestraat al te zien was. Het door ons al aangegeven (IJssel) water, dat zijn bedding gehad moet hebben waar nu ongeveer het station en de spoorlijnen liggen, kan een aftakking gehad hebben richting de latere Linie. Op de detail-Kaart (10-11) is te zien dat er boven en onder “De Luren” stroken weiland liggen, evenwijdig aan de huidige IJssel, die pas laat verkaveld zijn. Dit wijst er veelal op dat het vroeger een gebied was dat moeilijk te bewerken of te betreden was. Meestal gaat het dan om een oude bedding of waterplas die in moeras was veranderd. Over de betekenis van “De Luere”, zoals die naam in oude regesten voorkomt, en de verschillende “Voorden” in dat gebied en dat die pas in een bepaalde periode ontstaan zouden zijn, hebben wij al uitgebreid geschreven in het ZAD (o.a. 2 e druk). In het kort komt het er op neer dat “De Lure” in vroege tijden een opvangplek van water geweest kan zijn en dat pas in latere tijden de “Voorden” ontstaan zijn. Uit ons onderzoek toen is ook gebleken dat er twee verschillende gebieden met Lure bedoeld werden. Dit om het ons makkelijker te maken We attenderen er meteen maar op dat in regest nr.52 van 1363 vermeld wordt dat vanaf de stad “door De Luere” naar de IJssel een gracht AL was gegraven. Misschien dat onze visie over de verschillende waterstromen, in verschillende tijdsperioden, een bijdrage kan leveren aan de discussie of er nu wel of niet een verbinding van de Stad Zwolle met de hoofdbedding? van de IJssel was? Ter hoogte waar nu de parkeerkelder aan het Lubeckplein is, is er een onderbreking in de zandrug en kan water vanaf de stationskant naar het lager gelegen gebied gestroomd zijn. (Afbeelding 10-11). Op vroeg 17e eeuwse kaarten konden wij de waterstroom volgen die vanaf de “Lage Landen” (waar de tunnel in de IJsselallee is gegraven en waar meters dikke kleipakketten tevoorschijn kwamen!) langs de Deventerweg/Molenweg moet hebben gestroomd naar de plaats waar wij de overwelving, tegenover Hotel Wientjes aan de Stationsweg, al beschreven hebben en op kaart hebben gezet. (Hoofdstuk “Kamperpoort”.) Het vervolg van die waterstroom kwam uit bij de bedding tegenover de Luttekepoort (afb. 5 t/m 8 en detail van 9) en zal vroeger waarschijnlijk (gedeeltelijk?) doorgestroomd zijn richting de Brandweerkazerne. (Afb. 9. Nr. 1) Daar komen we bij afb. 17 op terug. Samen met de waterstroom, die tot in de 15 e eeuw nog uit de binnenstad kwam, Grote Aa-Luttekepoort/Emmawijk, zal het water richting het IJsseldal gestroomd zijn gezien de aflopende ondergrond. Schellerwade Een andere mogelijkheid om de waterlinie van water te voorzien kan nog zijn dat de Schellerwade noordelijk groter/langer is geweest. Mogen wij de kolk (afb. 10, nr.24), aan de huidige Parallelweg, als een restant van die Schellerwade zien? Is die kolk gegraven om zand voor de bastions/schansen van De Linie te leveren, of om een waterpartij in het Engelse Werk te bewerkstelligen? De tekeningen die gemaakt zijn over de aanleg van De Linie geven daar niet genoeg duidelijkheid over.
* Afbeelding 9. Deze kaart is gemaakt door Joan Blaeu rond 1664 Hij heeft, nadat er van zijn hand eerdere kaarten verschenen waren, op deze kaart meer details ingetekend. Opzij van de Luttekepoort (25) is het water te zien dat wij al besproken hebben bij de afbeeldingen 5 t/m 8. Nu zijn er duidelijk twee waterstromen te zien die aansluiten bij de gracht en een waterstroom die naar rechts wegloopt naar het zuiden waar De Linie dan al moet zijn aangelegd. 30 = het "Eekwalbastion" en bij 1 is de locatie “Brandweerkazerne”
* Afbeelding 10. Deze kaart is uit 1843, atlas 1983 Provincie Overijssel. De blauwe waterstromen kunnen vroeger één geheel gevormd hebben en waarschijnlijk dat pas later het gebied dat nu “De Luren” genoemd wordt, door zandafzetting ontstaan is. 25 = Luttekepoortlocatie 24 = Kolk aan Parallelweg 23 = Luurderschans 6 = Bergschans (Spoolderberg) 22 = Het Engelse Werk (voormalige Linie) 7 = Schellerwade De gele strepen geven de plaats aan waar de Voorden van “De Luren” (zuidelijkste) en van de Kamperpoort (noordelijker) liggen. De groen omcirkelde gebieden zijn: zuidelijk de plek waar de tunnel in de IJsselallee gekomen is en noordelijk waar het station en Hanzeland nu zijn gelegen. (Goh, waar zou toch het probleem van lekkage in tunnel en parkeergarage door gekomen zijn
Nogmaals de tekst die gaat over de aanleg van De Linie: “Het is mogelijk dat de linie in 1598 is aangelegd. Rond 1600 zou de linie namelijk zijn voltooid met de Luurder of Kleine Schans, een kleine vierkante redoute iets noordelijk van de Bergschans op de plaats waar De Linie een smal rivierduin kruiste. Vanaf de Spoolderberg ligt een breed rivierduin in zuidoostelijke richting naar de IJsseldijk. Het is aannemelijk dat dit een zwak punt was in de verdediging. De oplossing werd gevonden in de aanleg van een gebastionneerde schans op de IJsseldijk, die middels een gebastionneerde wal werd verbonden met de Bergschans. Een weg over het rivierduin aan de binnen(west)zijde van de linie vormde de verbinding tussen Bergschans en de Nieuweschans”. Het vet gedrukte wijst er op dat er wateren gestroomd moeten hebben voordat De Linie aangelegd werd. De Geologische kaart van 1931 geeft in dit gebied een zandrug/rivierduin aan! * Afbeelding 11.
De kaart is uit 1724 volgens de gegevens van het HCO. Jammer is dat ze er niet bij vermelden dat de kaart in dat jaar ingekleurd is. De basis van de kaart is namelijk uit 1648. Zie onze uitleg bij en boven afbeelding 4! We hebben deze afbeelding op z’n kop gezet om het overzichtelijker te maken. De schansen in lijn, van links naar rechts: Coter- Bergh-Luyrschans en de kleine schans die geen naam heeft! Of werd die later als Nye Romen bekend? In het zuiden De Nieuwe Schans. De Berghschans (Spoolderberg) is getekend op een heuvelrug die we in de tekst, begin van de aanleg, al tegen kwamen onder de naam STROOMRUG! Op deze kaart lijkt het of het “Nieuwe Werk” (in het zuiden) de vorm van die stroomrug gevolgd heeft. De tekenaar heeft net niet de Schellerwade op deze tekening kwijt gekund. De Schellerwade ligt iets ten zuiden van “Het Nieuwe
Werk”. Volg je de stroomrug dan komt die bij de Schellerwade uit. Vervolgen we die stroomrug naar het noorden dat gaat die richting Spoolde. Naast de stroomrug, aan de zijde van de Luren, moet er water gestroomd hebben. Waarschijnlijk zal het water, dat in de vroegste tijden o.a. vanaf de Drentse hoogtes richting het IJsseldal-Flevomeer stroomde, in het gebied waar later Zwolle ontstond, al meerdere geulen gemaakt hebben. Pas later zal het water, toen het waterregiem meer veranderde in de zuid-noord richting, zoals we eerder al hebben proberen uit te leggen, als zijtak van de IJssel gefungeerd hebben naar het noorden! Ligt deze stroomrug op een oudere zandrug? Is dat ook een verklaring waarom ONDER jonge rivier- stuifduinen prehistorie gevonden wordt? Toen De Linie buiten gebruik raakte en er plannen ontwikkeld werden (1828) voor de aanleg van het stadspark “Het Engelse Werk”, heeft men weer gebruik gemaakt van de toen aanwezige water- en zandpartijen en waar het mogelijk was, ingepast in het plan. Tijdens de aanleg waren er problemen met de ondergrond. Er bleek een laag, wat men toen noemde, “koffie of cichoreigrond” aanwezig te zijn. (IJzerroer?) We laten nog een aanvulling (afbeelding 11a) op de voorgaande kaart zien die meteen een antwoord zal geven over welk water er (verlegd werd) naar de Linie stroomde toen die werd aangelegd.
Zoals we al aangaven is de basis van deze kaart uit 1648. Dus geen kaart uit 1724. Op de kaart is de spits van de “Grote Kerk” nog te zien. Deze spits is in 1682 ingestort! De kaart uit 1648 heeft SAB nummer DI XVIII 94. en heeft als titel: "Korte beschrijvinge van de Provincie van Over-yssel door Wilhelm Nagge." De basiskaart is waarschijnlijk getekend door Ten Have. Toen Joan Blaeu zo rond 1664 zijn kaart maakte heeft hij waarschijnlijk gebruik gemaakt van de basiskaart en vele details daarvan overgenomen. Waar Blaeu aan de rechterzijde van zijn kaart niet meer aangeeft dan een water geeft bovenstaande kaart een beter beeld. Duidelijk is te zien dat het water, dat op de 16e eeuwse kaart al voorkomt tegenover de “Kruittoren”, aangepast is voor het water dat voor “de Linie” gebruikt is. Een kilometerslang stelsel van forten moest de stad gaan verbinden met de IJssel. In enkele jaren vond een enorme ingreep plaats in het land rondom de oude middeleeuwse stadsmuren. Op deze kaart zijn wel meer afwijkende details te zien maar misschien, als ik eens tijd over heb, besteed ik daar aandacht aan. Willemsvaart Rond 1809 is men begonnen met de aanleg van het kanaal dat in 1819 geopend werd en nu nog als Willemsvaart bekend is. “Dit kanaal werd aan de oostzijde om de Spoolderberg heen gegraven en er zou”, volgens onderzoekers op de voornoemde site, “gebruik gemaakt zijn van gedeeltes van de (vermoedelijk!) nog aanwezige oude Liniesloot”. Wij vragen ons af of dat wel klopt. De onderzoekers hebben dat aangenomen maar de huidige situatie wijst er duidelijk op dat de Spoolderberg door(ver)graven is. En neem nu afb.11! De getekende stroomrug geeft toch wel wat aan? Er zal een restbedding aanwezig geweest zijn uit een vroegere tijd die opnieuw in gebruik genomen is. Tijdens de aanleg van De Linie moest er een stevige wal en een brede sloot aangelegd worden. Wij kunnen ons niet voorstellen dat aan de zijde waar de vijand niet verwacht werd de sloot gegraven werd! De sloot zal voor de Bastions zijn loop gehad hebben, dus aan de zuidkant zoals op de kaarten ook te zien is. De Willemsvaart kreeg zijn water vanaf de Stadskant en men zal eerst een bedding gegraven hebben een eindje naast de bedding van de oude waterstroom of waar al een dichtgeslibde bedding aanwezig was. Men had toen geen draglines en het werk moest veelal met
de hand gebeuren. Nadat de bedding klaar was zullen de plaatsen, waar de laatste obstakels het water nog tegen hielden, doorgraven zijn. De bedding van de oude waterstroom kwam zo buiten gebruik en begon dicht te slibben. Waar het restant te zien is? Waarschijnlijk zal de oude waterstroom, vanaf de stad, zuidoost langs de Spoolderberg gestroomd zijn naar de zuidelijker gelegen (hoofdbedding van?) IJssel. Ook kan er, gezien de getekende vorm van de stroomrug op afb 11, een gedeelte van het water wat noordelijker weggestroomd zijn richting Spoolde. Het is moeilijk in te schatten waar het oude water vanaf de stad gestroomd heeft maar er ligt nog steeds een kronkelend water vanaf de bocht in de Willemsvaart (tegenover het kantoor van Vitens) achter de huizen van de Ruiterlaan. Deze is ook op de verschillende oude kaarten van het gebied te zien. Als we de oude bedding, die vanaf de Luttekepoort gekomen zal zijn, en in het Ter Pelkwijkpark nog gedeeltelijk aanwezig is, verbinden met het restant achter de Ruiterlaan zou dat de oude verbinding vanaf de stad geweest kunnen zijn. In de sondeerrapporten, die gemaakt zijn voor de bouw van de waterbassins bij het Engelse Werk, kwamen we verstoringen diep in de ondergrond tegen. * Afbeelding 12. Een foto die door de RAF gemaakt is in 1944 van “Het Engelse Werk”. O = het restant van een oude bedding die achter de huizen van de Ruiterlaan richting het Engelse Werk nog aanwezig is. XXX = globaal het midden van de lijn die het water in zijn vroegste tijden genomen heeft om naar het IJsseldal is kunnen stromen. 6 = De Spoolderberg die later doorgraven is om de Willemsvaart ruimte te geven. Links de brug die door de Duitsers in 1945 opgeblazen werd en gelukkig in 1946 weer hersteld is. Rechts de spoorbrug die in 2011 vervangen werd door de nieuwe spoorbrug met de naam “Hanzeboog”. De beide bruggen over de IJssel hebben in 1970 gezelschap gekregen van een brug die in de A28 opgenomen werd. Links van de bestaande.
Het gebied waar “De Linie” lag en waar later “Het Engelse Werk” werd aangelegd grensde aan de buurschap Schelle. Dan moet u denken aan: ten westen van het “Landgoed Schelle” ligt nu nog de kolk (kaart 10, nr.24) aan de Parallelweg, net naast het rangeerterrein. Deze kolk is op de ontwerptekeningen van De Linie al te zien maar we weten niet of die kolk er al voor die tijd lag. Onder die kolk was de uitbouw van De Linie. De weilanden die er nu nog liggen waren als de percelen 12 en 13 bekend en werden beschreven als zijnde “grenzend aan de buurtschap Schelle”. * Afbeelding 13. Kadastrale kaart, na 1869. Coll. GAZ.. Hierop is de spoorlijn en de Parallelweg al ingetekend. In beginsel besloeg Het Engelse Werk namelijk een groter gebied. Toen de spoorweg aangelegd zou worden (1862), werd daardoor Het Engelse Werk doorsneden. De plannen werden aangepast en de gronden die aan de andere zijde van de spoorweg kwamen te liggen, rechts dus, werden als weilanden verder verpacht.
Op afbeelding 14, kaart uit 1883, coll. WUR, is rechtsonderaan, in het rood, de SchellerEnk- Bergweg ingetekend met daaronder, nog net te zien, de punt van de Schellerwade. In het verlengde daarvan de al vermelde kolk. Het gebied de “Rietslagen”is vrij breed en loopt door naar het “‟t Nieuwe Werk”- IJssel maar is onderbroken door de toen aangelegde spoorlijn. Aan de linkerzijde is op de kaart te lezen “De Venus”. Op die plek is in de 20 e eeuw het verzorgingshuis De Venus gebouwd maar wat de naam betekent? Stond er een huis met die naam? Verder zien we nog linksboven op de kaart de route die de “Paardentram” volgde!
Was de Schellerwade bijna dichtgeslibd toen De Linie aangelegd werd? Of is hij toen afgedamd? Stroomde de Schellerwade eerst parallel aan de IJssel achter Spoolde langs, naar het Kasteel Voorst en vulde hij daar de grachten met het water dat doorstroomde richting de Zalkerdijk, waar aan de rechteroever de Schoutensteeg ontstond als de weg naar Kampen? Kwam de uitmonding van deze IJssel(tak) tussen de Zalkerdijk en s‟Heerenbroek weer in de IJssel? Of stroomde hij ook nog achter Wilsum naar Kampen/IJsselmuiden? Als de Schellerwade afgedamd is, kan dan daardoor de Schellerenk- Bergweg ontstaan zijn als stouwdijk in verband met de aanleg van De Linie? Gezien de verstoringen tot op 10 meter diepte van veen is dat niet onmogelijk. Allemaal vragen maar misschien stroomde het water vanaf het Kasteel Voorst en vandaar gedeeltelijk richting de Schoutensteeg maar bij hoog water en voor de dijkaanleg bij de IJssel, kan het best zo zijn geweest dat het water afvloeide naar de overzijde van de IJssel waar de Oude Rivier de Uitvliet nu nog onder Zalk stroomt. Bij deze rivier is van oudsher namelijk de grens tussen Gelderland (gemeente Hattem) en Overijssel vastgesteld. Waarschijnlijk is de Uitvliet een van de eerste uitmondingen van de IJssel in het Flevomeer geweest. Het zou ons niet verbazen! Waar brak de IJssel als eerste door de Stuwwal van de Veluwe heen? Steeds heeft de IJssel uitmondingen gehad die, nadat ze weer dichtgeslibd waren, zich verplaatst hebben. RIVIER DE UITVLIET
* Afbeelding 15. Deze kadasterkaart (vroeg 19e eeuw) is van nadat de Willemsvaart is aangelegd. Op deze kaart staan verschillende oude namen. Namen die nu in het stratenplan zijn opgenomen. Maar zoals zo vaak heeft men totaal geen zicht meer op wat het vroeger voor betekenis had. 1-2 = Waar de grens tussen Overijssel en Gelderland is ontstaan. Een natuurlijk grens die in het verleden de “Uitvliet”was? 3 = Kasteel “De Buckhorst” 4 = Kasteel “De Voorst” 5 = “Spoolderberg” 6 = “Schellerwade” Stippellijn = Rivier de “Uitvliet” Onderstrepingen zijn van boven naar beneden Kortenberg - Hertsenberg Schellenberg
Kijken we naar de plek waar de Spoolderberg (5) is gelegen dan zien we noordelijker bij de onderstreepte teksten staan: Kortenberg, Hertsenberg en Schellenberg. Als we de toevoeging "Berg" koppelen met wat er nu nog van overgebleven is van de Spoolderberg dan zal er in dat gebied iets aan de hand geweest moeten zijn. Op dit moment is er, buiten die Spoolderberg, totaal geen verhoging aanwezig die een naam als "Berg" mag dragen. Ook hier zal verspoeling de oorzaak van zijn maar de namen zullen in dat gebied in gebruik zijn gebleven! We vermelden nog even dat het weggetje dat aan de andere zijde van de Spoolderbrug-Spoolderbergweg aanwezig is als Vijverbergpad bekend staat. Vijverberg konden wij in de geschiedenis van Zwolle tot op heden niet terug vinden! Dat geldt ook voor de naam Bollenberg die in de schouw voorkomt; “van den Bollenbergh, tot an datt kleine schantzienn”. Bij 4 zijn de resten teruggevonden van het Kasteel Voorst en bij 3 liggen de restanten nog van het Kasteel Buckhorst. Beide kastelen zouden hun ontstaan hebben in de vroege 13e eeuw. Ze moesten natuurlijk op een plek liggen vanwaar ze de scheepsvaart konden controleren.
Voor diegenen die willen weten hoe de naam Westenholte ontstaan is. Op afbeelding 16 een detail uit de kadasterkaart.
Bij de pijl is de tekst te lezen “Holte”. Deze Holte ligt onder de “Konijnenbelten”. Boven de Konijnenbelten is Westen vermeld. De “Konijnenbelten”zijn een verhoging in het landschap en „Holte” kan als „kuil‟ of „diepte‟ vertaald worden. Het ligt ten Westen van de stad Zwolle en de naam “Westenholte” is waarschijnlijk de samenvoeging van een „kuil-diepte ten westen van Zwolle‟! Op de verklaring van “Holtenbroek” kom ik in de publicatie “Dieze Dossier” terug. Tussen de Konijnenbelten en Holte ligt “De Wetering”. Dit moet een restbedding zijn van een water dat langs het kasteel “De Voorst” stroomde en daar de grachten vulde. Deze waterstroom hebben wij in het hoofdstuk “Kamperpoort” al uitgelegd. Zonder beletsel stroomde het water in de tijd van het kasteel rechts van de huidige IJsseldijk richting ‟s Heerenbroek. Een gedeelte mondde uit, iets voorbij waar nu de Zalkerdijk ligt, in de IJssel. Een gedeelte stroomde verder vóór ‟s Heerenbroek, achter Wilsum langs naar Kampen - IJsselmuiden. Tijdens de bouw van het veilinggebouw in IJsselmuiden moesten palen in de grond van 16 meter lengte i.v.m. de veen- en kleilagen! Toen de Zalkerdijk aangelegd werd werkte die als een stouwdijk en het water werd afgevoerd links naar de IJssel. Op zo‟n beetje de helft van de “Zalkerdijk” zit een knik ter hoogte van de “Scholtensteeg”. Dat was de oudere weg naar Kampen. (Zijn daar de stenen, die vrij kwamen na afbraak in 1362 van het kasteel Voorst, voor de aanleg van die weg gebruikt?) Aan weerszijden van die knik zitten nog restanten van kolken. In 2011 zijn ze bezig om die schoon te maken want vele jaren is dat een stortplek geweest van o.a. de klompenfabriek “Van Vilsteren”. En dan bedoelen wij niet de kolk die dichter bij Westenholte ligt vlakbij de huidige ijsbaan. Die kolk en zijn vervolg in/uit de Mastenbroekerpolder is weer een ander verhaal. Verdere uitleg bij afbeelding 15 Bij 2, waar nu nog steeds de “Rivier den Uitvliet” te zien is en waar het grote gemaal in de Zalkerdijk voor de waterhuishouding van dat hele gebied zorgt, ligt van oudsher de grens van de provincie Gelderland met Overijssel. Boven die stippellijn zijn de verschillende fases te zien van de “IJssel”? toen hij langzaam zijn bedding noordelijker ging verleggen boven Zalk, waar hij nu nog stroomt. Met Google Earth is dat alles mooi waar te nemen en kun je ook zien dat mensen zich hebben gevestigd op de rivieroevers van die verschillende oude beddingen.
Toch willen wij er op wijzen dat die lijnen ook kunnen zijn ontstaan (en dan willen wij het nog niet eens hebben over de tijd direct na de IJstijd) doordat vanaf de Romeinse transgressie het waterpeil is gaan stijgen. Het water van de zee en automatisch dat van het Flevomeer en we nemen ook aan dat van de wateren die in het Flevomeer hun water loosden. Dus: het water van het Flevomeer blokkeerde o.a. de uitstroom van De IJssel! Een tekst van de site: http://www.schokland.nl/schokland/fase_2.htm : “Door een klimaatverandering 10.000 jaar geleden smelten enorme hoeveelheden landijs waardoor de zeespiegel tientallen meters stijgt tot enkele meters onder het huidige peil. De Noordzee ontstaat en de contouren van Nederland worden bepaald, aanvankelijk met een halfopen kustlijn, 8 meter onder het huidige peil. Ter plaatse van Schokland bestaat het landschap uit kwelders, rivierduinen en veen. Op de oevers van de oer-Vecht, ten noordoosten van het huidige eiland wonen dan al jagers. Duinvorming zorgt er voor dat de Noordzeekust verder gesloten raakt en dat het zoete rivierwater niet meer wordt afgevoerd. Een uitbundige plantengroei zorgt voor het ontstaan van een dikke veenlaag achter de duinen. Boven het drassige veengebied steken op een aantal plaatsen rivierduinen en keileembulten boven het landschap uit. Deze verhogingen zijn aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor de prehistorische mens. Er is wild en vis in overvloed en er kan zelfs hier en daar landbouw worden bedreven. Rond het begin van de jaartelling ontstaat een zoet binnenmeer dat door de Romeinen Flevomeer wordt genoemd. Het gebied van de huidige Noordoostpolder is dan nog drassig veengebied”. Zoals u heeft kunnen lezen was de zee in die periode al gestegen tot enkele meters onder het huidige niveau. Dus tijdens de Romeinse transgressie zullen daar nog de nodige meters bijgekomen zijn en moet ons land met veel overstromingen te maken hebben gehad op plaatsen waar de zee zonder enige belemmering het land binnen kon stromen en links en rechts o.a. die oude geulen weer opgezocht heeft. Het afstromende water kon nergens meer naar toe. Een groot deel van het land stond blank. Ook de periode vanaf de 11 e eeuw, toen er opnieuw een waterstijging was zal van invloed op het landschap geweest zijn. OUD GEULENSTELSEL Nu een open vraag en een gewaagde veronderstelling: “kunnen we die besproken geulenlijn van de Rivier de Uitvliet doortrekken rechts naar boven?”. Een lijn die wij ook al aangehaald hebben in het hoofdstuk “IJsseldal”. We hebben daar geschreven: “Als het water niet meer in zee geloosd kon worden moeten er grote meren ontstaan zijn. Kijken we naar de huidige NAP hoogtes van het land dan moeten er grote delen van ons land dik onder water gestaan hebben. Natuurlijk is het erg moeilijk om van de NAP hoogtes van nu uit te gaan maar het geeft een indicatie. Waarschijnlijk pas bij een 3 a 5 meter + NAP is het landschap toen? minder kwetsbaar geweest. We kunnen dan een “lijn” trekken vanuit het Noorden naar het IJsseldal vanaf Veendam-oostgrens van Drente-OmmenNijverdal-Diepenveen. Dit is natuurlijk globaal want er zitten op die lijn verschillende dalen waardoor het achterliggende land ook overstroomd kan zijn”. In het landschap dat voor die lijn ligt en een hoogte heeft van NAP of lager zijn nu verschillende wateren te vinden. Wanneer die precies ontstaan zijn hebben we proberen uit te vinden maar veel vraagtekens in de geschiedenis blijven bestaan. Zou het zo kunnen zijn dat toen het water, dat vanaf de zeekant invloed had op het gebied, wat wij steeds onder uw aandacht proberen te brengen, ervoor gezorgd heeft dat er een geulenstelsel ontstond? Een hersenspinsel: Rand Flevomeer, Rivier de Uitvliet, grens Zwolle–Hasselt, waar de Mastenbroekerpolder-Zwartewater-Vecht problematiek aan de orde is gekomen. En laten we niet vergeten het gebied waar veel veenvorming heeft plaatsgevonden bij de “Beulaker” en de laagtes van Friesland en Groningen! Elke keer als het zeewater zich terugtrok, door Eb en Vloed maar ook door waterspiegeldaling, zullen er restgeulen achtergebleven zijn. (Lees hoofdstuk “Zeespiegelstijging” nog eens en bekijk de afbeeldingen 1-2) Deze geulen zullen later weer in gebruik geraakt zijn toen er steeds meer landaanwas plaatsvond en het afstromende water deze geulen opzocht! Plaatsen waar zandduinen waren ontstaan bleven als hoogtes in het landschap aantrekkingskracht uitoefenen op mens en dier. Toen de zee zich steeds verder terugtrok zullen de lagere delen van ons land langzamerhand bewoonbaar geworden zijn. In tijden toen dijken nog niet aangelegd waren zullen die lager gelegen gebieden natuurlijk het kwetsbaarst geweest zijn en wat er toen allemaal gebeurde hebben we in de hoofdstukken hiervoor al verwoord. * Afbeelding 17 Deze kaart is ingekleurd en zou net als afbeelding 18 uit 1575 zijn. De kaart is verkregen via de site “Overijsselinkaart”.
* Afbeelding 18 De zwart-witkaart is aanwezig in de bibliotheek van Brussel .
Er is een waterloop ingetekend (1) die vanaf de oostzijde van huis "Den Dorn" komt. Het water komt vanuit de moerasdalen van de rivier "De Reest". Op latere kaarten is dat water langzaam aan het verdwijnen. Wat ons opvalt is dat de waterlijn vanaf het oosten precies in het verlengde ligt van de Rivier de Uitvliet. (2) Een oude "Blauwe" waterstroom? Let u ook even op de waterloop die bij 3 te zien is. Dit water komt vanaf het zuiden. Op de zwart-wit uitvoering lijkt het of er zelfs twee beddingen ingetekend zijn; boven 3 iets links van de getekende bedding in het donkere vlak. Op de kleurenkaart is die bedding onder de kleur weggemoffeld! De overgebleven bedding wordt als "Die Aa" aangegeven. Dit water stroomde van oudsher naar Zwolle. Gedeelten van deze bedding die buiten gebruik geraakt waren, werden in de 19e eeuw gebruikt voor de aanleg van het Overijsselskanaal. Let u ook eens bij de ingekleurde kaart op de grenslijnen die veelal op een water liggen of er parallel aan lopen. De "Duitse Vecht" ligt in zijn oude bedding zoals die bij Coevorden in het landschap nog te zien is. Nu komt hij bij Gramsbergen in het water dat vroeger al vanaf Coevorden naar Ommen stroomde. Waar wij 3 op de gekleurde kaart geplaatst hebben ziet u daaronder de grenslijn met Gelderland waar de Schipbeek (Te Hunnepe) plotseling naar links afbuigt maar als je de lijn door zou trekken krijg je een verbinding met "Die Aa". Dat is de verbinding die langzaam verland is. Een reden daarvoor kan zijn de afdamming van de beken, verordend door de Stad Deventer. Daarom kwamen er problemen met Zwolle omdat die geen water meer uit die beken kreeg. (Zie hoofdstuk "Regge".) VEERRECHTEN We hebben nog een opmerking over de plek waar de Rivier de Uitvliet de IJssel verliet: Vele teksten zijn al gewijd aan de oude veerrechten die de plaatsen Zwolle en Hattem claimden op dat punt van de IJssel. Verklaringen werden opgesomd maar niemand heeft het ooit over de waterproblematiek gehad zoals wij dat nu beschrijven. Waarschijnlijk zijn de veerrechten voor die plek afgegeven omdat in latere tijden de IJssel naar het noorden zijn weg zocht? We hebben op de site van de gemeente Hattem nog een gegeven kunnen vinden over de Rivier de Uitvliet: “Diverse voorrechten werden verkregen van hogerhand. In 1340 kreeg Hattem het recht uit te wateren achter langs Zalk. De polder Hattem was een feit. Wel zou het tot begin 15e eeuw duren vooraleer de afwatering via de Uitvliet tot achter Zalk goed zou zijn geregeld. De pastoor van Katen, toen nog een echt kerkdorp, lag nogal dwars. Een ander voorrecht was het door Eleonora in 1346 aan de Hattemers geschonken Veen voor gemeenschappelijk gebruik”. We plaatsen hier nog even de tekst die we in het begin al aanhaalden: “Over het Katerveer staat in de publicatie over De Linie, op de “Zwolle” site het volgende:“genoemd naar het op de linkeroever gelegen nu verdwenen buurtschap Katen of Koten. Dit buurtschap is vermoedelijk verdwenen tijdens een overstroming van de IJssel, die voor de aanleg van de Sallandsedijk in de loop van de 13 e eeuw regelmatig zijn bedding verlegde”. In deze tekst wordt de suggestie gewekt dat het dorp voor de 13e eeuw verdwenen zou zijn omdat “de IJssel voor de 13e eeuw regelmatig zijn bedding verlegde”. Anders kunnen we er niet uit opmaken.
Het is dus oppassen met teksten lezen en daar conclusies uit te trekken want dat blijkt weer uit het volgende: omdat we de tekst van Hattem ook vermeld hebben kun je lezen dat het dorp in ieder geval NA 1340 verdwenen zou zijn als er gesproken wordt over het dwarsliggen van de Pastoor van “Katen” na de rechten toewijzing van 1340. Op de site http://zwolle.weblog.nl/zwolle/2006/10/start_theater4d.html kwamen we het volgende nog tegen: “het verhaal van het verzonken dorp Katen. Vlak bij huize IJsselstein verdween in de 15e eeuw het dorp Katen. Het verdween omdat de IJssel een andere loop nam. Het wassende water nam eerst bezit van de kerk van Katen en vervolgens van het dorp dat helemaal in de rivier verzonk. Dit verzonken dorp met zijn verzonken levens is dan wel geschiedenis, maar de strijd van Nederland tegen het wassende water is dat zeker niet. Dit thema is des te actueler vanwege overheidsprojecten om de IJssel meer ruimte te geven”. Zou Katen dan tweemaal verdwenen zijn in de IJssel? Waar lag dat dorp dan ongeveer volgens die gegevens? Toeval of niet? Precies waar aan de andere zijde van de IJssel de Schellerwade nog aanwezig is! Verder kun je je afvragen of de Rivier De Uitvliet, vanaf Hattem, een restant is van de oud(st)e IJssel of is het een later ontstane IJsseltak? Of is het een restant van een Blauwe waterstroom zoals we al bij de uitleg van de afbeeldingen 17-18 aangaven? Vanaf “De Waa” in Hattem moet er water gestroomd hebben naar de plaats waar wij hiervoor al van aangaven waar de grens van Gelderland-Overijssel is vastgesteld. Deze waterstroom kan er van oudsher voor gezorgd hebben dat bij het droogvallen daarvan de veenpakketten ontstaan zijn (hoofdstuk “Bewoning”) bij de nieuwbouw van Hattem-De Zuiderzeestraatweg en het industrieterrein bij Hattemerbroek. Tijdens de opgraving bij de N50 werden prehistorische bewoningssporen onder klei en veen aangetroffen. De afwatering van Rivier de Uitvliet kan natuurlijk in de IJssel gebeurd zijn maar als die IJssel nog niet in die (huidige) bedding stroomde kan dat niet het geval geweest zijn en moet de afwatering, gezien de aflopende NAP hoogtes aan de linkerzijde, in het toen aanwezige Flevomeer gebeurd zijn. Heerlijk toch zo‟n opsomming van gegevens. Verder staan op de kaart, bij afbeelding 15-16, tal van oude benamingen en voor toekomstige onderzoekers iets om van te genieten! Jammer genoeg is ons niet meer bekend waar de originele kaart ligt opgeslagen maar geïnteresseerden kunnen gerust contact met ons opnemen. We gaan weer eens verder met de blauwe waterstromen die te zien zijn op afbeelding 2: De noordelijkste blauwe waterlijn hebben wij getekend vanaf Westenholte, (waar in de zandrug nog een restant te zien is van een doorbraak naar Kasteel Werkeren?), richting Wilsum-IJsselmuiden. Op deze lijn zijn verschillende verstoringen aangetroffen die er op duiden dat een vroegere loop van de IJssel vanaf s‟Heerenbroek-achter Wilsum en IJsselmuiden langs is gegaan. Tevens zal er IJsselwater westelijk (waar Kampen nu ligt) gestroomd zijn naar het dal waar later het Flevomeer ontstond. Elke keer na een verlanding van een uitmonding van de IJssel zal die zich weer verplaatst hebben. Verschillende oude grenzen van Marken wijzen daar nog op. Het ontstaan van Hattem hebben we in de tekst al beschreven maar we willen er hier nog op wijzen dat het restant van de “Wade” of “Waa”, door meerdere auteurs als een oude IJsseltak gezien wordt. (En waar de Rivier de Uitvliet dus een voortzetting van is!) PREHISTORISCHE VONDSTEN Op oude waterkaarten is te zien dat het Huis Haerst (afb. 2, nr.21) ook wel “Oude Huis Doorn”genoemd, aan een water heeft gelegen. Op latere kaarten is steeds minder terug te vinden van dat water en verdwijnt het Huis te Haerst. De waterstroom die we daar ingetekend hebben heeft een vervolg gehad aan de overzijde van de huidige Vecht. Toen ik aan de overzijde bij de Brinkhoekweg, (oude veldnaam is: “De Kamp”. Afb. 2, A), sporen van bewoning uit de IJzertijd vond, heb ik meteen kunnen waarnemen dat naast die bewoning/begraving? er sporen van een oude bedding aanwezig waren. De loop van deze bedding is, staande op de Zwolse kant van de Vechtdijk, nog prachtig waar te nemen in het veld richting De Wijde Aa. In een dal en onder de woongebieden van de Aa-landen en Holtenbroek, waar wij zeer veel verstoringen in de ondergrond aantroffen, zal het water zijn weg vervolgd hebben richting Spoolde-IJsseldal. (De Stiboka en militairekaart “spreken” dit niet tegen!) Op deze lijn zijn op verschillende plaatsen prehistorische (bewonings)resten aangetroffen. Opvallend is wel dat de door mij gedane prehistorische vondsten, grenzen aan of op gebieden voorkomen die met II8 aangegeven worden op de kaart van 1931. (Afb. 2 en 19) Namelijk: “De Kamp” in Langenholte (A; IJzertijd, 700-250 v Chr), “Het Slot” aan de Middelweg (B; IJzertijd, enkele eeuwen voor de jaartelling), Kasteel de Voorst (C, vuurstenen werktuigen. Overgedragen aan de Prov. Archeoloog Verlinde maar nooit meer iets van vernomen!), Spoelstraat (D; vuurstenen werktuigen, ± 8000 jaar oud), Weezenlanden(E; vuurstenen werktuigen, ± 8000 jaar oud), Wythmen (H; vermoedelijk IJzertijd). Verder is er in Spoolde (F), aan de monding van de waterstroom naar de IJssel!, bij de aanleg van het Zwolle IJsselkanaal en bij een latere opgraving, o.a. door Jaap van de Berg en Bloemert, prehistorie gevonden. De Archeologische dienst van Zwolle heeft de laatste jaren verschillende locaties onderzocht en zij hebben vroege bewoningssporen gevonden. Wij noemen enkele vindplaatsen: Zwolle Zuid, Hollewandsweg, Bikkenrade, Wythmen en in de binnenstad. (Afb.19)
* Afbeelding 19
Aangegeven de vondsten uit de IJzertijd en vroeger, die ik (E) gedaan heb en welke de Archeologische dienst (A) gedaan heeft. (Zover bij ons bekend.) De A bij Hattemerbroek er op gezet om te laten zien dat er een vervolg van prehistorische vondsten aan de andere zijde van de IJssel is. Wat opvalt is dat de Archeologische dienst vondsten gedaan heeft op plaatsen waar de geologische kaart(en) geen zandhoogtes aangeeft! Vondsten die te voorschijn kwamen onder klei- en veenlagen! Ons maakt het niet uit of het IJzertijd of vroeger is. Van belang is dat een beter bewijs voor onze visie, dat oude bewoning zich moet hebben verplaatst omdat men problemen kreeg door het stijgende water, niet beter geleverd kan worden dan door de mensen die ons negeren Zoals u kunt lezen heeft die bewoning plaatsgevonden voor de jaartelling. De "bedekking" van die bewoning is dus van NA die tijd. Als we dan weten dat na het begin van de jaartelling er nog verschillende periodes geweest zijn waar het water voor problemen zorgde en we weten dat het zeewater steeds hoger is gekomen en we weten ook nog dat er niet de dijken waren zoals we ze nu kennen, dan moet je toch weten dat bewoningssporen bedekt kunnen zijn door veen en kleilagen? Criticasters, wordt eens wakker en accepteer dat dan eens!
* Afbeelding 20. Hoogenberg 1578
Iets noordelijker dan het punt waar Zwarte Water en Vecht voorbij Zwolle bij elkaar komen, is globaal haaks daarop een waterstroom te zien die naar/in de polder Mastenbroek loopt. Restanten daarvan, kolken en een restbedding op die lijn, boven het dorp Mastenbroek, zijn nu nog te zien. We weten dat een jonge boer, die aan de Oude Wetering in 2006 een nieuw bedrijf is gestart en voor het bouwen daarvan sonderingen heeft laten uitvoeren. Deze bouwplek ligt in het verlengde van de bedding die wij net beschreven. Op vier en op acht meter diepte liggen zandlagen. Op
de laatste heeft hij de funderingspalen laten zetten omdat de eerste laag te dun was. Aan de oppervlakte en tussen de zandlagen was klei en veen aanwezig. De Mastenbroekerpolder is voor het laatst onder water (gezet) komen te staan tijden de Tweede Wereldoorlog. Klei en veen dat aan de oppervlakte ligt kan toen ontstaan zijn. Maar een vier meter dikte lijkt ons niet haalbaar in zo‟n korte tijd. De rest van het veen en klei moet van oudere datum zijn eveneens de zandlaag op die vier meter. Dit kan overstuivingszand zijn die een veel oudere bedding bedekt heeft. Verdere informatie over het woongebied Mastenbroekerpolder en wat er allemaal aan de hand is geweest tijdens overstromingen etc. is te lezen in het ZAD. Op de kaart (afb. 20) lijkt het “Meppelerdiep” een grotere betekenis te hebben dan op latere kaarten. Waarschijnlijk dat het brede Meppelerdiep ook van invloed is geweest tijdens de overstroming van het dorp Beulake in 1776? We zullen niet verder uitweiden over de blauwe waterstromen want daar hebben we in het ZAD al uitgebreid aandacht aan geschonken. De hoeveelheid plaatsen waar ik nog materiaal en bewoningssporen uit de periode 9e -17e eeuw heb aangetroffen is te veel om hier allemaal te vermelden (zie later in losse gegevens en in Dagboek 2 en het ZAD) maar zijn wel in onze visie meegenomen. Verder zien we nog bij de afbeeldingen 2, 19 en 21, “buiten de Kamperpoort”, een stukje Hoogstraat aangegeven als II8. Het zal ons niet verbazen, nu er in de wijk gerenoveerd wordt, dat daar (pre)historie gevonden gaat worden. (Maar dan moeten ze daar wel moeite voor doen zoals ik in het hoofdstuk “Kamperpoort”vermeld heb.) Zoals we al aangaven zullen de waterstromen steeds andere beddingen gezocht hebben en is het haast onmogelijk om die precies aan te geven. Bij onthoofding van een waterstroom zijn er nieuwe beddingen ontstaan. Waar water stroomt ontstaan oeverwallen/stroomruggen of rivierduinen. Hoe ze ook maar genoemd worden. Deze konden als natuurlijke dijken gebruikt worden. Er zullen doorbraken daarvan plaatsgevonden hebben maar toen de mens zich er mee ging bemoeien, zullen wateren meer een vaste bedding gekregen hebben. Door gebruik te maken van natuurlijke verhogingen in het landschap, en waar het nodig was werden die aangepast, werden steeds hogere dijken aangelegd. Het afstromende water kreeg meer een noordnoordwest gerichte loop. In de door ons behandelde tijdsperiode, zo‟n beetje vanaf de jaartelling, hebben zich een aantal natte en droge periodes gemanifesteerd. Dat er vanaf die tijd verschillende veranderingen plaatsvonden, hebben wij proberen uit te leggen. Wij gaan er dan ook vanuit dat het IJsseldal voor de jaartelling al behoorlijk gevuld was met sedimentatie dat meegenomen werd door de, met blauw aangegeven waterstromen. Door de invloed van de zee zal een groot gedeelte van het IJsseldal nog menigmaal overstroomd zijn waardoor er op verschillende plaatsen afvlakking van het terrein heeft plaatsgevonden. Nadat de waterstromen meer beheersbaar werden kon het, door het water aan de zijkanten afgezette zand, zich vormen als een rivierduin. Natuurlijk zullen er rivierduinen zijn die een oudere leeftijd hebben maar om klakkeloos aan te nemen dat ze allemaal een leeftijd hebben van 12.00010.000 jaar gaat ons echt te ver en gezien de vondsten van prehistorisch materiaal onder die “oude”rivierduinen is die datering dan ook niet zaligmakend! BEGIN VAN DE KAMPERPOORT
* Afbeelding 21. Onder groene cirkel de binnenstad van Zwolle
Eén van de opvallendste zaken zijn de grenzen van de zandruggen welke bij het Bastion “Eekwal” richting het Zwartewater zijn ingetekend. Tussen deze ruggen zal water gestroomd hebben. Aan de overzijde van het Bastion, onder “1”, is de locatie waar wij steeds aandacht aan besteed hebben, namelijk de bouwput van de Brandweerkazerne aan de Harm Smeengekade. De lijn van het onderste “rivierduin” ligt gelijk met de richting van de bedding die gevonden is in die bouwput. Sonderingen van de Emmawijk, het Eekwalbolwerk, de Kamperpoortenbrug (weerszijden) en de “Vogelbuurt‟, bijv. Merelstraat, geven diepe verstoringen, een geringe weerstand tot ± min 5 m. NAP aan. Het Zwarte Water is vanaf Frankhuis breed. Mogelijk kan het Zwarte Water ter hoogte van de “Vogelbuurt” vroeger ook breed geweest zijn als we de diepe verstoringen daar bekijken. We vragen ons wel af of we de baan langs Park Eekhout, Eekwal etc. als een grote rivier moeten zien of als een overstromingsgebied van een rivier. Verder komen de dalen tussen de verschillende rivierduinen, zoals die te zien zijn bij afb. 1, overeen met wat wij al eerder in WW2 behandeld hebben. Het water dat samenkomt in de Sekdoornpolder en vandaar uit richting de stad stroomde/stroomt. De ene tak ging globaal via de Marslanden en het stationsemplacement, waar weer een aftakking geweest zal zijn, via de Brandweerkazerne naar het Zwarte Water. De andere tak liep vanaf de Marslanden, onder de huidige voetbalvelden naar de Wezenlanden. Op de plaats waar rond 1600 het Ter
Pelkwijkbastion werd aangelegd blokkeerde dit bastion de waterloop en die werd dan ook verlegd naar waar later de Ter Pelkwijkstraat ontstond. De Grote Aa zal dus voor de aanleg van het bastion wat noordelijker, richting het Gasthuisplein gestroomd hebben en vandaar naar de Melkmarkt waar hij buiten de stad samenvloeide met andere wateren. Ter hoogte van de Ter Pelkwijkstraat zal vanaf de Grote Aa zich een water afgespitst hebben dat wij als Kleine Aa kennen. Of die Kleine Aa vanaf dat punt altijd gestroomd heeft naar de andere kant van de stad waar hij in de gracht uitkomt, is een open vraag. Misschien is die Kleine Aa, vanaf waar hij zich afsplitste van de Grote Aa, een natuurlijk water maar kan hij bij een volgende uitleg van de stad verderop wel (ver)gegraven zijn om dienst te doen als een “Nye Gragte” van “De Stadt Zwolle”. Maar waar heeft die Kleine Aa zich afgesplitst van de Grote Aa? We hebben onze vermoedens en willen dan nog even terugkomen op de uitleg van de stad die wij in het hoofdstuk “Kamperpoort” al gedaan hebben. Daar hebben wij melding gedaan van gegevens uit het boek van Van Hattum. Hij geeft aan dat bij een nieuwe uitleg van de stad, waarschijnlijk al in de vroege 14e eeuw, er een “Nieuwe Brouwerssteeg” bijkomt. De Brouwerssteeg (nu Brouwersstraat) ligt precies op een punt waar je ook zou verwachten dat een zijtak kan ontstaan. We laten de kaarten even de revue passeren: 1664, hier zien we duidelijk dat de waterstromen ingepast zijn toen het Bastion ontworpen werd. 1545-kaart: de Kleine Aa wordt gevoed door het grachtenwater. De ingang is op de plaats waar nu zo‟n beetje het Kerkbrugje ligt. De Kleine Aa moet voor 1545 duidelijk dienst gedaan hebben als beschermgracht van de stad. Dan denken wij aan de fase toen de Marke Dieze gronden kwijtraakte aan de stad Zwolle en de stad zijn “Nye” grachten aan ging leggen of veranderen. Dat is de periode, uit de 14e eeuw, die Van Hattum beschrijft. Een oudere situatie zal dan geweest zijn dat de Kleine Aa, in de buurt van het Gasthuisplein zich afgespitst heeft en gestroomd heeft op de plaats waar later de Brouwerssteeg is ontstaan. In het ZAD hebben wij daar al uitgebreid over geschreven en in het hoofdstuk “Onderzoek”is daar met afbeeldingen uitleg over gegeven. We hebben toen de resultaten van de vele sondeer- en boorrapporten in dat gebied gekoppeld met historische feiten en met de waarnemingen in het veld. In het kort: ondergrond van o.a. de Broerenstraat tot op 2 m. min NAP zeer verstoord met klei en veenlagen. Waarschijnlijk een dichtgestorte bedding. Op de kruising met de Diezerstraat heeft, volgens historische gegevens, een oude waterpoort gestaan. Een waterpoort die gestaan zou hebben aan de Kleine Aa!!! In 1953 werd bij werkzaamheden in de Diezerstraat, ter hoogte van de Broerenstraat-Brouwerssteeg een knuppelweg gevonden. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Wij gaan er dan ook vanuit dat de Kleine Aa een zijtak is geweest van de (Grote) Aa en dat die Kleine Aa gestroomd heeft vanaf het Gasthuisplein-Brouwerssteeg-Broerensteeg waar het weer samenvloeide met het water dat van rechts kwam. Water dat aangevoerd werd door de Soes(wetering) en de Oude Vechtarm zoals we ook al beschreven hebben. Dat gebied heeft bij de Pletterstraat bijvoorbeeld nog op 10 m. min NAP klei en veenlagen! Rond “De Smeden” zijn weer zandkoppen aanwezig waar de Archeologische dienst Bronstijd heeft gevonden. * Afbeelding 22. Een detail van de kaart van Joan Blaeu, rond 1664 . Een kleine herhaling: Bovenin is de “aankomst” te zien van de Grote Aa uit de Wezenlanden. Onder het (Ter Pelkwijk)bastion is nog net een “rest” stukje te zien van de Aa waar hij vroeger rechtdoor heeft gestroomd toen er nog geen Bastion was. Op deze afbeelding is een ingang te zien opzij van het bastion waar een paar bootjes klaarliggen om de stad in te varen. Het water dat in de stad naar links afbuigt is de Kleine Aa. Waar het water naar rechts gaat, stroomt het achter de huizen van de Walstraat-voor de Sassenpoort langs. (En dan weer achter de huizen van de Koestraat?) Heeft voor de Sassenpoort een ophaalbrug gezeten? Bij werkzaamheden vóór de Sassenpoort kwamen kleilagen tevoorschijn zoals we al eerder vermeldden. Het “dunne” gebogen watertje dat te zien is bij waar de bootjes de stad in komen en waar het oude gedeelte van de (Grote) Aa nog te zien is, ligt nu nog als een groot riool achter de huizen van de Ter Pelkwijkstraat.
* Afbeelding 23. Swoll 1545 1 = Waar het water van de gracht de Kleine Aa binnenkomt 2 = Aankomst (Grote) Aa V = Waar het water van de oude Vechtarm en de Soeswetering naar de Thorbeckegracht (T) stroomde. De weg boven de T is niet de huidige straat maar de kop van een stroomrug die tussen de huizen nu nog aanwezig is. De Thorbeckegracht is later smaller gemaakt. Onder de T ligt rechts,evenwijdig binnen de stadsmuur, de Pletterstraat waar klei- en veenverstoringen op zo’n 10 m. min NAP gevonden zijn. In vroegere tijden zal het water, waar wij de V bijgezet hebben voor problemen in die hoek gezorgd hebben. De met blauw aangegeven lijn is de Brouwerssteeg die overgaat in de Broerensteeg. Verstoringen in de ondergrond wijzen er op dat die stegen ontstaan zijn op een dicht gestorte bedding. Dat de afsplitsing van de Kleine Aa daar plaats heeft gevonden is gezien de bocht in de Grote Aa ook niet vreemd. Een gedeelte is gewoon recht(s)door gaan stromen! We willen nog wijzen op de kaart uit 1575. (Afb.18.) Daar wordt het water, links van Hellendoorn, dat naar Zwolle toestroomde "Die Aa" genoemd. Volgens ons mogen we pas "spreken" van een Grote Aa of Kleine Aa als "De Aa" de stadsgrens voorbij is.
* Afbeelding 24 Totaalkaart van Joan Blaeu, rond 1664 1 = Kamperpoort 8 = Assendorp 25 = Luttekepoort 26 = Wezelanden 27 = Grote Markt 28 = Grote Aa uitmonding 29 = Kleine Aa uitmonding 31 = Kolk, gedempt ongeveer 1720
ZWARTE WATER Bij de Grote Markt (27) splitste de Aa zich richting de Luttekepoort (25) waar nu de Luttekestraat is en de andere (hoofd?)tak stroomde verder via het gebied van de Melkmarkt en mondde uit buiten de stadsgrens waar ook het water erbij kwam dat vanaf de LuttekepoortStationsweg stroomde. De zijtak, vanaf de Grote Aa richting de Luttekepoort, kan ook ontstaan zijn tijdens de eerste grachtaanleg toen Zwolle zijn stadsrechten ontving in 1230. Het uitmondingswater van de Grote (28) en Kleine Aa (29), zal zich samen gevoegd hebben met het water dat vanaf de andere zijde via de gracht aan kwam stromen. De wijk De Kamperpoort zal daardoor verschillende malen problemen met dat water gehad hebben. Toen moeten er verschillende waterstromen ontstaan zijn die soms parallel maar ook schuin t.o.v. het Zwarte Water stroomden. Waar al deze wateren samenvloeiden ontstond een water dat als het Zwarte Water de geschiedenis in is gegaan. De 18 e eeuwse geschiedschrijver Van Hattum heeft verschillende pagina‟s gebruikt om de oorlogen te beschrijven over de rechten die Kampen, maar ook Zwolle, al in de late Middeleeuwen, gehad zouden hebben om tol te mogen heffen op IJssel en Zwarte Water. Een belangrijk probleem was steeds dat aangevoerde argumenten van de steden niet of nauwelijks meer te achterhalen waren omdat de situatie totaal anders was geworden dan het was in de tijd toen die rechten toegekend werden. Wel werd er door Zwolle aangevoerd dat zij van oudsher rechten op het Zwarte Water hadden omdat zij die zelf gegraven hadden!! Wat er mee bedoeld wordt? Kan het zo zijn dat in de periode toen er nog geen “Stadt Zwolle” was er toen water door een gebied stroomde en dat er totaal geen probleem met dat water was? Wij bedoelen natuurlijk de droge periode rond de 9e -10e eeuw. Toen de buurschappen een stad werden en het water vanaf de 11 e eeuw ging stijgen zullen er aan die kant van de stad problemen zijn ontstaan. Misschien dat er toen ook iets aan de bedding is gedaan wat nu als Zwarte Water nog steeds voor discussies zorgt. Kijk maar eens in de kaartenbibliotheek van het HCO dan kunt u zelf constateren dat op de 16e eeuwse kaarten, waar waterwegen zijn ingetekend, er een rare knik zit in het Zwarte Water. Die knik is op latere kaarten niet meer te zien en net zoals we al eerder aangaven, “langzamerhand verdwijnen oude kenmerken in het landschap” Afbeelding 25-26. Kaart uit de collectie van het HCO. Deze kaart is volgens hun gegevens getekend door Corn. Blaeu in 1590! Bij afb. 26 een detail uit die kaart.
Net boven “Zwol” zit er een rare knik in het Zwarte Water. Als dat het Zwarte Water is wat is dan de daarnaast ingetekende waterloop? De Westerveldse Aa? Net als op afb. 20 een ??? Verder zien we nog een (oude) IJsselbedding die binnendoor stroomt bij Wilsum! Onder de IJsselbocht bij Zalk is nog net een restant te zien van “De Rivier de Uitvliet”. Zie ook de grote slinger in de Regge! Links daarvan is het begin van een bedding getekend waarvan wij zeggen dat het een restant is van een waterstroom die van rechts kwam. De slinger in de Regge wijst daarop. De plaats waar die slinger ligt is Hancate. In het artikel over “Ommen” kom ik hierop terug maar bekijk alvast het gebied rondom die slinger eens op Google Earth. Dan komt u ook tot ontdekking dat het Kasteel Schuilenburg NU aan de linkerzijde van de Regge ligt maar op bovenstaande kaart is dat kasteel duidelijk aan de rechterkant van de Regge getekend. Op de site van (Kasteel) Schuilenburg.nl is o.a. nog te lezen: “Uitgaande van de conclusie dat de beschrijving van de belegering in 1125 op dit Schuilenburg van toepassing is, is er sprake geweest van een kasteel, gelegen op een (geringe) hoogte in het rivierdal, omringd door een nat, drassig gebied en bereikbaar via een smalle landstrook. Naar het zich laat aanzien was de kasteelplaats mogelijk omgeven door twee rivierbeddingen, hetgeen de keuze als kasteelplaats zou versterken, waarbij de westelijke arm langs het kasteel liep en de oostelijke veel verder weg. Een enkele kaart geeft dat beeld in ieder geval in een latere periode, waarbij de westelijke arm de molenbeek was. Het terrein is naar alle waarschijnlijkheid in de loop der eeuwen kunstmatig opgehoogd. Dit heeft te maken met de ontwikkelingen in de tijd en de functies van het kasteel of de havezate. De recente op- en uitgravingen bevestigen dit beeld”. Over nr.31 (kolk) op de kaart bij afb.24 kunnen we kort zijn. Op een kaart van Joan Blaeu (1649) heeft hij dat als water ingetekend. Rond 1664 heeft hij dat als een gelig gebied gekleurd? Of die waterplek toen volgens hem gedempt was!! Op de kaart bij afb.11-11a, uit 1648 (inkleuring 1724), is de plek weer aangeven door de inkleurder als zijnde water! Op deze plaats was ik aan het werk toen de bouw, door het dikke veen en kleipakket heen, funderingen wilde aanleggen. (Hoofdstuk “Onderzoek”, afb.33) De vondsten uit de kolk dateerden nog tot 1720! Uit deze gegevens blijkt weer dat er verschillen op kaarten kunnen voorkomen die door een tekenaar gemaakt zijn. Of de Schellerwade een (latere?) tak van de IJssel geweest is (zie hier boven in de tekst) is erg moeilijk te bewijzen. Of het water van de Schellerwade, of een tak, een voortzetting heeft gehad in de Riete? Gezien de aanwezigheid in het verlengde daarvan (dus na aanleg van de Schellerbergweg?), van de Steenwetering (later de naam van Zandwetering!!!) en de Riete kan het via een zijtak naar het Zwarte Water gestroomd hebben. De rest kan om de Spoolderberg heen gestroomd zijn en een tak kan voor het water gezorgd hebben in de grachten van het Kasteel Voorst. Verder zal er nog water richting Zwolle gestroomd zijn vanaf de noordelijke kant. Eerder hebben we het al over de waterstromen gehad die vanaf de Drentse en Duitse kant kwamen waardoor er o.a. in het gebied van Dedemsvaart veen en moeras kon ontstaan. Het Reestdal moet water afgevoerd hebben richting Zwolle-Genne-Langenholte-Holtenbroek-Spoolde gezien de laagtes in die lijn. Op een enkele zandkop na is de NAP-hoogte nu ongeveer 0 tot 20cm – NAP. Veenvervoer Al jaren zijn er problemen met het wegdek van de A28 tussen Meppel en Zwolle. Het wegdek verzakt en dan wordt er een nieuwe asfaltlaag aangebracht! Maar na verloop van tijd is het wegdek weer een golvende weg geworden. De oorzaak???? In de ondergrond ligt namelijk veen. Toen de snelweg aangelegd werd is men vergeten de ondergrond te schonen! Door inklinking verzakt de weg. Toen in 2010-2011 de A28 extra rijbanen kreeg werd de berm tussen de rijbanen vergraven. Duidelijk was toen te zien dat er dikke veenlagen onder zaten. In 2011 is het gebouw van Rijkswaterstaat gereed gekomen. Dit gebouw ligt tussen de A28 en Kranenburgweg op de kop van de Hessenweg. Tijdens het opschonen van de sloten aan de zijde van de Kranenburgweg was in die sloten een metersdik veenpakket waar te nemen. Tussen de Lichtmis en Zwolle was vroeger een water. Dit water werd bekend als het “veenkanaal”. Hier werd door schepen het veen, uit het Drentse land en dat aan weerszijden van de Dedemsvaart gestoken werd, vervoerd naar Zwolle. In het verlengde van dat water is aan de andere zijde van de Vecht, op het grondgebied van Zwolle, het water “De Nieuwe Vecht” aanwezig. In het ZAD hebben wij uitvoerig het gebied behandeld aan weerszijden van die "Nieuwe Vecht". Gegevens uit tientallen sonderingsrapporten hebben wij vermeld. Tijdens grondwerkzaamheden in de 80er jaren, konden wij daar waarnemingen doen en hebben deze vergeleken met de gegevens uit die sondeerrapporten. We zijn toen tot de conclusie gekomen dat de "Nieuwe Vecht" een brede waterstroom geweest moet zijn van zo'n 100-150 meter en dieptes van ruim 10 meter! Gezien de vele verstoringen
van veen en klei in de ondergrond kan er geen andere verklaring voor zijn of het gebied moet bestaan hebben uit verschillende beddingen. (Meanderende waterstromen.) Kleipakketten kwamen voor in het gebied aan de zuidzijde van de Vechtstraat/Thomas a Kempisstraat tot aan het Herfterplein! Bij werkzaamheden aan de huidige Vechtbrug in de Vechtstraat ontdekte ik een stuk muur van 5 m. lengte. Dit kan een restant van een oudere brug geweest zijn maar de muur kan ook als waterkering dienst hebben gedaan. De vele klei die gevonden werd toen het Stilobad is gebouwd aan de Turfmarkt, werd gestort in een kolk die aanwezig was in de weilanden waar later het (voormalig) Politiebureau gebouwd is aan het Wezenland. Is die klei nu tevoorschijn gekomen tijdens het graven van de bouwput voor het nieuwe gerechtsgebouw? Tijdens de droge periode van de 9e-10e eeuw, zal ook het voornoemde gebied te maken hebben gehad met opdroging en verstuiving. De vanuit het noorden komende waterstroom nam in belangrijkheid af. En zoals we al schreven: "zal er door het veranderde waterregiem in de 12e-13e eeuw een totaal nieuwe situatie zijn ontstaan". Waarschijnlijk kwam er toen meer water van de rivier de Vecht richting Zwolle en stroomde dat in de laagte van dat brede watergebied. Deze ontstane bedding werd gaandeweg aangepast? Wij vermoeden dan ook dat er van oudsher een "Blauw" water vanaf het noorden doorgestroomd kan hebben in het gebied waar later de "Nieuwe Vecht" bekend werd. De blauwe waterstroom kan doorgestroomd zijn richting waar ik de waarneming deed bij de voormalige HTS en de Resedastraat/Klaasboerstraat. Het water kan daar een verbinding gehad hebben richting De Luren(hoofdbedding) de IJssel. Na de droge periode kan die waterstroom geblokkeerd zijn door het (gevonden) "stuif"zand en door de aanleg van de Assendorperdijk. Het maakt ons niet zoveel uit of het water was dat vanaf de Lichtmis aan kwam stromen of dat het Vechtwater was. In ieder geval moet dat water vanaf de 12 e-13e eeuw samengevloeid zijn met het water dat de Soes en de Aa, als het al niet één water was?, aanvoerden richting Zwolle. Waar deze wateren samen kwamen, ten oosten van Zwolle, zal het voor veel wateroverlast gezorgd hebben waardoor bewoning overspoeld kan zijn. Te samen moet dit water de grachten van Zwolle voorzien hebben. Een gedeelte zal via de Wezenlandkant richting de Luttekepoort gestroomd zijn maar de rest zal via de Grote en Kleine Aa door de stad heengestroomd hebben. Het water dat via de Thorbeckegracht wegstroomde ontmoette aan de andere kant van de stad het water dat door de stad heen was gestroomd en samen ging het verder als Zwarte Water. De Thorbeckegracht was rond 1545 daar ter plaatse beduidend breder. Dit hebben wij geconstateerd na vergelijking van de kaart, van tekenaar Jacob van Deventer en met de kadasterkaart uit 1820. Onze uitleg daarover in hoofdstuk “Bewoning”. Bij het weghalen van een oude olietank op het Badhuiswalbastion kon geconstateerd worden dat de ondergrond uit schoon zand bestond. Waarschijnlijk is de plek waar het Bastion aangelegd is een natuurlijke hoogte? (Oeverwal van de blauwe waterstroom die vanuit het noorden kwam?) Kijken we eens bij afbeelding 27 op de plaats waar het getal 32 staat dan zien we net boven de 3 een watertje. Heeft men dit water als beginpunt gebruikt om de gracht aan te leggen rond het Badhuiswalbastion? of ligt dit water op de plek waar later de tuinen en huizen van de Bagijnensingel ontstaan zijn? Naast het watertje is namelijk een weggetje te zien dat het huidige Koewegje moet zijn. Bij de knik in deze weg staat de Oosterkerk waar bij werkzaamheden aan de oostkant van dat weggetje, dikke kleilagen tevoorschijn kwamen! Buiten de Diezerpoort en waar het Badhuiswalbastion is aangelegd zijn van oudsher verschillende wegen ontstaan die naar en in de “Marke Diese” uitkomen. Als het gebied rechts daarvan niet laag gelegen zou zijn en nooit overstroomd, volgens een aantal "water"auteurs, waarom liggen er dan dikke kleipakketten en waarom zijn daar dan nooit wegen ontstaan? Waarom heeft men dan zijn weg gezocht via de Thomas a Kempisstraat-Vechtstraat om daar het water van de Vecht over te steken? Zorgde de samenvloeiing van de Nieuwe Vecht-Soeswetering- Aa ervoor dat het water tot aan de Vechtstraat-Thomas a Kempisstraat kwam? of zijn de afzettingen aan de zuidzijde van die straten toch van die oude Blauwe waterstroom en is dat kleine watertje nog een restbedding? In ieder geval is in ons onderzoek gebleken dat waar de tekenaar Van Deventer de “Enck van Diese” tekende en deze door heeft getrokken richting de Wipstrik, dit van een tijd is geweest toen zand de lagen klei in dat gebied al bedekt had. * Afbeelding 27. Kaart van Jacob van Deventer 1545. X = Het gebied van de latere Linie en waar de Schellerwade aanwezig is. 38 = Oude weg naar Kampen. 37 = Voorde bij de Kamperpoort met daaronder het Huis “De Luere”. 36 = Voorde in het verlengde van de Van Karnebeekstraat. 35 = Gebied wat nu “De Luren” genoemd wordt. 34 = De wijk Dieze. 33 = Thorbeckegracht. 32 = Uitmonding van De “Nieuwe Wetering” in de “Soest/Wezenlanden”. 28 = (Grote) Aa. 8 = Assendorp. 2 = Wijk Kamperpoort. 1 = Locatie Brandweerkazerne. Er moet onderscheid gemaakt worden in wateren die voor en na de IJstijd, vanaf het zuiden en de noordoostelijke hoogtes naar het IJsseldal stroomden, en het water dat pas na de 11 e-12e eeuw zijn weg zocht. Steeds moeten deze waterstromen oeverwallen, stroomruggen of zoals u wilt, rivierduinen achtergelaten hebben en tot na 1200 zijn die bepalend geweest voor de beddingen die het water gevolgd zullen hebben. Toen woongemeenschappen zich gingen ontwikkelen werd men zich bewust van de lusten en de lasten van het water en werden beddingen eventueel aangepast. Omdat daarna nog vele overstromingen plaatsvonden werden opnieuw die beddingen verstoord en
weer aangepast. Langzamerhand hebben de wateren hun loop kregen zoals wij ze vandaag de dag nog in het landschap kunnen waarnemen. Doordat wateren beter beheersbaar werden zullen zij vanaf Zwolle, zo rond 1200, een meer noordelijkere loop gekregen hebben. Bij afbeelding 28 zijn op de kaart een aantal plaatsen aangegeven waar wij het in de tekst over gehad hebben en die van belang zijn geweest voor het ontstaan van de Stad Zwolle. * Afbeelding 28 1 = Brandweerkazerne 2 = Wijk Kamperpoort 3 = Kolk De Keselick 4 = Kasteel Werkeren 5 = Kasteel Voorst 6 = Spoolderberg xx = Waterstroom naar het IJssel(dal) 7 = Schellerwade 8 = Assendorp 9 = IJsselcentrale 10 = Sekdoornpolder 11 = Sorgvlietweg 12 = Soeslo 13 = Het Iert 14 = Windesheim 15 = Soeswetering 16 = Stroomgebied Oude Vecht 17 = Stroomgebied Mars Wetering 18 = Overijsselskanaal 19 = Hattem 20 = Wade in Hattem 21 = Voormalig huis te Haerst 22 = Het Engelse Werk
We merken hierbij op dat de ingetekende zandruggen, of ze nu wel of niet goed onderzocht/ingetekend zijn door de geologische diensten, een beeld geven van de periode waarin het water nu zijn loop heeft gekregen. Verspoelingen die vroeger moeten hebben plaatsgevonden zijn natuurlijk niet aan te geven maar houdt u er rekening mee dat aangegeven zandheuvels en ruggen vroeger groter of kleiner geweest kunnen zijn. We kunnen bij afbeelding 28 goed zien dat de zandruggen in het bovenste deel van het IJsseldal nu overwegend noord-noordwest georiënteerd zijn en vrijwel parallel liggen aan de huidige IJssel. Zuidelijk vanaf de Sekdoornpolder liggen de zandruggen, vanaf de Hoonhorst-Twente kant, meer oost-west. Afhankelijk waar de onderzoeken van de geologische dienst hebben plaatsgevonden zijn gegevens ingetekend. Waar voor 1931 in Zwolle al gebouwd was zal een boring minder vaak gedaan zijn en zal de kaartmaker, net als zijn collega‟s deden/doen, schetsmatig en naar zijn eigen inzichten lijnen met elkaar verbonden hebben. Kijken we naar het rode gebied dat de wijk Assendorp (o.a. afb. 21 en 28) beslaat dan valt het op dat er geen doorbreking van de zandrug is getekend op de plaats waar dat wel zou moeten. Namelijk het gebied dat doorsneden wordt door de (Grote) Aa. Deze komt vanaf de Marslanden via het Park de Wezenlanden en stroomt door de binnenstad van Zwolle om aan de westelijke kant richting het Zwarte Water en de Mastenbroekerpolder, (gedeeltelijk?) naar het Kasteel Werkeren zijn weg vervolgd hebben. Nu we zo‟n beetje aan het eind gekomen zijn van onze visie m.b.t. de oude waterlopen benadrukken wij het gegeven dat het gebied waar later de stad Zwolle zou ontstaan bezocht moet zijn door waterstromen die vanuit het noorden-noordoosten naar het westen stroomden. Deze waterstromen maakten beddingen die er voor zorgden dat aanwezige stuwwallen en dekzandruggen langzamerhand veranderden in kleine glooiingen in het landschap en waar nog een heuvel of berg achterbleef paste de bedding zich aan. Het waterregiem veranderde in een meer zuid-noord richting, doordat oude beddingen na de droge periode in de 9e-10e eeuw droog waren komen te liggen en dichtgestoven. Het land werd opnieuw geteisterd door overstromingen waardoor er maatregelen kwamen zoals dijkenaanleg. Vanaf dat moment werden de oude (blauwe)waterstromen geblokkeerd en werd een aanvang gemaakt met het graven van o.a. verschillende weteringen. Dat er regelmatig gebruik gemaakt is van oude beddingen lijkt ons een logisch gevolg. Dat Zwolle door Vecht-IJssel-Regge en/of water uit de beken vanaf de Achterhoek bereikt kon worden hebben wij proberen uit te leggen. Een mix van die waterstromen is gezien onze tekst aannemelijk. Of het allemaal in dezelfde periode is geweest? Wel weten we dat het water een grote invloed heeft gehad op het ontstaan van het gebied dat later als Salland bekend werd en waar het IJsseldal deel van uit maakt. Tot besluit: Alle hoofdstukken van WW2 waren in 2008 op mijn oude site te zien. Toen eind 2009 een begin gemaakt werd met de nieuwe site heb ik er voor gekozen om andere publicaties voorrang te geven m.b.t. plaatsing. De teksten van WW2 moest ik doorlopen en afbeeldingen, waar het noodzakelijk was, aanpassen voor PDF. In die tussentijd werden Herman en ik in januari 2009 geconfronteerd met een krantenartikel in de Tubantia en de Stentor. De kop van het artikel: “IJssel pas ontstaan in de vroege middeleeuwen”. De tekst van de journalist Peter Leunissen kwam er op neer dat de wetenschappers B. Makaske, D.G. van Smeerdijk en G.J. Maas, van de universiteit Wageningen, er van overtuigd waren dat er pas een redelijke IJsselstroom ontstaan zou zijn in de periode 600- 950 na
Christus. De vaststelling van de wetenschappers baseerden zij op een datering van veen, d.m.v. pollenanalyse, dat onder klei gevonden was in de omgeving van Wapenveld en Zwolle (Westenholte). Meerdere zaken m.b.t. waterproblematiek, waar nog steeds discussies over zijn, passeerden in hun wetenschappelijk onderzoek de revue. We namen contact op en Herman kreeg het officiële artikel, “The age and origin of the Gelderse IJssel” 2008, toegezonden. Hierin was te lezen dat uit nieuwe C14 vaststellingen blijkt dat overstromingssedimentatie langs het benedenstrooms bereik van de Gelderse IJssel (Westenholte) begon omstreeks ~ 950 n. Chr. De veranderingen in het milieu hebben het meest waarschijnlijk geleid tot een doorbraak van de Rijn in de IJsselvallei. Geomorfologische en bodem gegevens suggereren dat de verbinding met de IJssel een traag proces was, vertraagd door een geringe helling van het eerste deel van de doorbraakroute en een erosieresistente ondergrond in het middelste deel van de doorbraakroute. Voorafgaand aan deze doorbraak konden alleen lokale stromen kleine hoeveelheden sediment afzetten in de IJsselvallei gedurende het grootste deel van het Holoceen, het tijdperk waarin we nu leven. Zoals wij in onze hoofdstukken menigmaal aangaven heeft Heidinga een onderzoek verricht in Kootwijk en de conclusie getrokken dat in ons land, maar waarschijnlijk in heel West-Europa, een droogte was waardoor er o.a. veel zandverstuivingen zijn geweest. Dit moet hebben plaats gevonden eind 9e en in de 10e eeuw. Gezien de uitslag van de C14-datering dat er rond 950 een IJsselstroom op gang komt kunnen wij ons daar wel in vinden. Aan het einde van de droogteperiode zal er echt wel weer eens water gevallen zijn waardoor het begin van een bedding ontstond. Of die bedding op de plaats is gekomen van voor de droogte is de grote vraag waar wij ook geen antwoord op weten. De zandverstuivingen hebben een nieuw landschap geschapen en daar heeft het water opnieuw zijn weg in gezocht. Het is een groot misverstand als er gedacht wordt dat in 950 het een begin van een IJssel is want voor de droge periode moet er al een IJsselbedding geweest zijn. Van Makaske ontving ik nog een mail met de tekst: ” Beste Egbert Dikken, Bedankt voor de link naar jullie publicatie. Ik heb het net uitgebreid bekeken. Jullie hebben een enorme hoeveelheid gegevens boven tafel gekregen. Mooi ook dat ons onderzoek jullie visie bevestigt. Laten we hopen dat velen hier kennis van nemen. Met vriendelijke groeten, Bart Makaske” Het artikel van de onderzoekers gaf aanleiding tot een discussie in de Stentor “Regio Zutphen”. Ook hier werden oude gegevens door verschillende partijen aangevoerd maar er uit komen deden ze niet. Vooral het gegeven over de droge periode met zijn zandverstuivingen werd in de discussie niet belicht. Jammer, heel jammer. Eindelijk was nu wetenschappelijk vastgesteld wat wij al jaren daarvoor verkondigd hadden, maar om uiteenlopende redenen steeds genegeerd werd. Natuurlijk waren wij tevreden met het wetenschappelijke onderzoek dat veen in die periode was ontstaan. Het enige dat nu nog ontbreekt is een artikel waarin WW2 naar voren wordt gehaald en onze conclusies belicht worden. Toen heb ik de journalist Peter Leunissen op 23 januari 2009 een mail gezonden en hem uit de doeken gedaan wat wij zoal beschreven hadden in WW2 en of hij daar over zou willen schrijven. Dit om de lezers van de Stentor op de hoogte te brengen van onze feiten. Na een belletje van Leunissen, waarin hij beloofde om eens over WW2 te gaan schrijven, zou hij mij terug bellen. Dat moet dus nog (augustus 2011) gebeuren!!!! In het hoofdstuk “Ontstaan van de stad Zwolle” een kort Resumé. Lees daarna nog even “Naschrift” waar ingegaan wordt op wat de toekomst ons zal gaan brengen. Onder "Literatuur" kunt u bekijken welke bronnen wij geraadpleegd hebben en in “Nadruppelen” veel losse gegevens die niet verwerkt zijn in de hoofdstukken.
Terug naar inhoud WW2 Volgend hoofdstuk: Naschrift