Carstensz expeditie mei 2010 door: Wilco van Rooijen www.expeditienet.nl
Puncak Jaya (“Overwinningsberg”) We zijn aangekomen in het tropische regenwoud van Papoea, het op één na grootste eiland van de wereld. We zijn net geland met onze Twin Otter in het ‘bush dorpje’ Ilaga op 2100 meter. Daar krijgen we gelijk te maken met de plaatselijke autoriteiten waar Papoea om bekend staat namelijk. Niet zozeer politie dan wel de ‘tribal leaders’ hebben het hier volledig voor het zeggen. Gehuld in slechts een versleten broek of soms alleen een peniskoker staan zij met een machete in de aanslag en de weg versperrend. Eerst moet er onderhandeld worden, geldige permits of niet. Tegen astronomisch hoge bedragen aan smeergeld worden de ‘lokale’ permits en de nodige ‘autoriteiten’ omgekocht en Papoea dragers ingehuurd. We proberen zoveel mogelijk uitrusting zelf te dragen zodat we zo min mogelijk afhankelijk zijn van de dragers om problemen te voorkomen. Toch hebben we nog zo’n dikke 15 man nodig om met name al het eten te kunnen dragen. Geen lichtgewicht voedsel, daar alles plaatselijk gekocht wordt. Hoofdmaaltijd: witte rijst! (zonder saus) We zijn nog geen dag op weg of de ‘tribal leaders’ van 2 verschillende dorpen staan recht tegenover elkaar. Er wordt geschreeuwd en gedreigd in een voor ons onverstaanbare taal. Op Papoea worden alleen al meer dan 800 verschillende talen gesproken. Via een tolk wordt ons uitgelegd dat een van de tribal leaders uitzinnig van woede is omdat we geen dragers van zijn stam hebben ingehuurd. Urenlang staan de 2 belangrijkste en gezaghebbende dorpshoofden tegenover elkaar. Ik wacht op het moment dat ze elkaar met de machete te lijf zullen gaan. Hier geld het recht van de sterkste. Gelukkig hebben we ons hierop voorbereid. We hebben bewust een Papoea tolk meegenomen die als onderhandelaar moet optreden die met het nodige geld uiteindelijk een oorlog weet te voorkomen. Echter zal na 3 dagen ‘jungle’ de tolk rechtsomkeert maken omdat zijn knieën hem te pijn doen. Terwijl ik stiekem een foto probeer te maken wordt ik gezien en een Papoea komt bijna met een machete achter me aan. Het is menis! Duidelijk zijn ze hier niet van gediend. Als we eindelijk na het eten van onze eerste witte rijst maaltijd willen gaan slapen gaan de onderhandelingen nog steeds door. Ook de volgende ochtend na het opbreken van de tenten komen we niet zomaar weg. Weer het geschreeuw en machtsvertoon tussen de twee stamhoofden en onze onderhandelaar. Als de zon al hoog aan de hemel staat mogen we dan eindelijk vertrekken en klimmen de lokale dorpsbewoners fanatiek voor ons uit. De sfeer is ambivalent, niet wetende of dit nu positief of negatief is. We klimmen door een tropisch regenwoud omhoog. Steile hellingen met nauwelijks een uitzicht. Dikke bomen begroeid met talloze mossen met kleuren groen waar wij geen woorden voor hebben. De inuits (Eskimo’s) rond de poolcirkel hebben wel 100 verschillende benamingen voor de kleur ‘wit’. Denkend hieraan fantaseer ik dat de Papoea stammen misschien ook wel 100 verschillende benamingen hebben voor de kleur ‘groen’. Klimmend over dikke stronken, boomwortels, omgevallen oerbomen komen we langzaam hoger en hoger. Maar nog steeds alleen maar tropisch regenwoud. De grond bestaat uit dikke, vruchtbare humus lagen. Vaak zakken we erin weg tot onze enkels en een enkele keer zelfs tot onze knieën. In het begin probeer je de boel nog te redden en schoon te houden maar dat is van korte duur. Ongelofelijk hoe nat, zacht en zompig de moerasachtige ondergrond is. Gedurende een continue rottings proces moet de ondergrond zich decennia lang gevormd hebben. Soms lijkt het alsof ik een cannabis lucht ruik. Het zal het rottingsproces wel zijn. Na dik twee dagen klimmen komen we op 3290 meter hoogte. Maar nog steeds geen berg te zien, alleen maar boomvarens en talloze struiken. Heel af en toe is het even open. Als we op de GPS kijken wat we hemelsbreed hebben afgelegd zakt de moed je in de schoenen, vaak net iets meer dan 10 kilometer en dat na een volle dag buffelen van 7.00 uur tot en met 17.00 uur! Vanaf dag drie zitten we eindelijk op de zogenaamde hoogvlakte rond de 3750 meter. Echter gaat het voortdurend op- en neer door canyons en langs rivieren. De keren dat we letterlijk stroomversnellingen door moeten nemen met het uur toe. De keuzes in de voorbereidingen blijken goed geweest te zijn. We hebben namelijk gekozen voor de Teva Itunda canyoning sandaal die zeer licht is en sneldrogend maar met een uitstekend en comfortabel voetbed. Zonder ‘bomproof’ en slijtvaste scandalen ben je hier nergens. Het gesteente is zo messcherp dat zonder scandalen je voetzolen er snel losjes bij hangen. De stevige bergschoenen aanhouden is ook geen optie want na een waterdoorlating loop je daarna gigantische blaren. De combinatie droge, stevige
bergschoenen en lichte, sneldrogende watersandalen blijken top. Het wisselen wordt een routine klus en eigenlijk elke keer weer lekker fris voor je vieze, klamme zweet voeten. Overigens staan wij als westerlinge mooi te kijk als de Papoea’s tonen hoe zij door de rivieren en over de spekgladde boomstammen gaan. Niets aan zware bergschoenen met vibram zolen, skistokken voor de balans of een lichtgewicht watersandaal. Gewoon op bloten voeten! Door de blubber, over scherpe takken, riet, hard gras, scherpe rotsen of harde spekgladde boomstammen. Hun voetzolen lijken wel autobanden maar dan van het type onverslijtbaar. Ook hun aangeboren vaardigheden om met hun tenen te klauwen zoals wij alleen met onze vingers kunnen komt hun menigmaal goed van pas. Aangepast aan de omgeving en de natuur heet dat geloof ik. Een andere levensreddende eigenschap van de Papoea’s is om ten alle tijde vuur te kunnen maken. Het maakt niet uit hoe hard het regent of geregend heeft. Binnen 10 minuten hebben ze de zeiknatte palmbladeren en/of het gras smeulen, een fractie later begint er een piepklein vuurtje en weer even later slaan de vlammen erin! We hebben het één keer geprobeerd. Notabene met behulp van losse droge bladzijde uit onze dagboeken en een rol wc papier. Het lukte eenvoudigweg niet. Respectvol keken we jaloers hoe het de Papoea mannen wel binnen 10 minuten lukt. Daar sta je dan ... Eindelijk aan het einde van dag 4 vangen we een glimp op van een bergmassief heel in de verte. Het is helaas maar even want de bewolking onttrekt het fraaie uitzicht. Het is een terugkerend fenomeen. Meestal in de ochtend goed nog helder weer en dan in de loop van de ochtend trekt alles dicht en begint het te regenen. Gelukkig vaak maar kort en aan het einde van de dag klaart het dan meestal wel weer op en is het droog als we kamp moeten maken. Maar nu begint het weer eens onfatsoenlijk hard te regenen. Zo hard dat het door de paraplu’s en poncho’s heen slaat. Maar het positieve is dat het geen koude regen is en de lucht zeer droog. Zodra de regen ophoud droog je eigenlijk al zienderogen. Waarom je nog beschermen tegen de regen? Is dat waarom de Papoea’s geen regen kleding aan hebben? Dag 5 begint onwaarschijnlijk mooi. Ik moet vroeg de slaapzak uit want ik heb blijkbaar goed gedronken de avond ervoor. Ik urineer met de kleur van water (das goed!) met voor me de opkomende zon op het Carstensz gebergte! Snel pak ik mijn fotocamera en schiet een paar onvergetelijke platen. Dit zijn de momenten om vast te houden en eraan terug te denken als ik straks gewoon weer in Nederland ergens op de wc sta. Het zal weer een lange dag worden maar het landschap veranderd nog voortdurend. Steeds meer gesteente en rotsformaties dienen zich aan. Overal in het landschap verschijnen een soort recht overeind staande orgelpijpen van zeer ruwe kwaliteit variërend van 10 cm doorsnede tot een meter. Als ik het gesteente aanraak blijkt het messcherp te zijn waardoor je ook van die mooie schaduwen krijgt als de zon hoog of laag staat. De reden dat het gesteente zo enorm scherp en ruw is vindt zijn oorsprong in het feit dat dit vulkanisch gesteente nog zo betrekkelijk jong is. Het landschap is verre van vlak. Het zijn eigenlijk allemaal flauwe skipistes, heuvel op, heuvel af. Alleen met dit schil dat ze niet mooi glad zijn maar begroeid met boomvarens, struiken, lage bomen en omgeven met kleine wildstromende rivieren. Op een gemiddelde hoogte van tegen de 4000 meter zien we in de verte de laatste grote fysieke hindernis voor we het basiskamp op 4350 meter zullen bereiken: de Nieuw Zeeland pas op 4500 meter. Als we aan het einde van de dag weer een kamp plaats zoeken wordt ik terug gehaald door een van de Papoea’s. Hij geeft in gebaren aan dat ze een eind terug al kamp hebben gemaakt! Shit, dat betekend niet alleen dat ik nu dus terug moet lopen met rugzak en zwaar vermoeide benen maar dat we morgen dan nog langer moeten lopen voordat we het basiskamp hopelijk zullen bereiken. Liever vandaag lang doorlopen dan de optie morgen het basiskamp op dag 6 nog niet te bereiken. We moeten namelijk nog een dikke 15 km en dat met de beklimming van de Nieuw Zeeland pas in het vooruitzicht. Ik loop met de Papoea terug en zie dat iedereen zijn tent al heeft opgezet. Uit het feit dat wij in ‘veilige’ tenten slapen blijkt wel weer onze geciviliseerdheid. De Papoea’s bouwen samen een zeer comfortabele hut met een heerlijk doelmatig vuur in het midden. Enerzijds om op te koken, anderzijds om gezellig met elkaar de hele nacht met elkaar rond dat vuur te zitten en liederen te zingen. Aan de gezichten af te lezen hebben ze de grootste lol om die gekke westerse klimmers. Gelukkig is dat wederzijds en komt bij mij de vraag op, wie is hier nu de slimste. Het mooie van het eiland Papoea met de Papoea mensen is dat alles zo in balans is. De mensen leven van de natuur en de natuur kan dit ook met gemak aan. Bomen en hout in overvloed en dus een prima brandstof om te gebruiken. Naast deze natuurlijke brandstof is er volop schoondrinkwater en zeer vruchtbare grond om nog wat
op te verbouwen. Eigenlijk zouden wij dit natuurlijke evenwicht niet moeten verstoren. Helaas zal dit een utopie zijn want wij mensen zijn nu eenmaal te nieuwsgierig om het avontuur te schuwen. De laatste loodjes wegen altijd het zwaarst. En dat blijkt. We weten dat als we het basiskamp vandaag willen halen, we flink vroeg moeten vertrekken en de gang erin moeten houden. We zijn al om 7.00 uur op pad, het weer is wederom goed, het is droog. We vertrekken vol goede moet want vandaag gaan we echt het Carstensz gebergte betreden. Via de laatste groene, beboste skihellingen beklimmen we een zeer lange glooiende helling van wederom zeer scherp gesteente. Het is heerlijk lopen. Een vertrouwd gevoel om weer eens echte vaste grond onder de voeten te hebben. Uitglijden zal niet gebeuren zoveel grip hebben we met onze zachte rubberen zolen. Nog steeds huppelen de Papoea’s gewoon met zware rugzakken op hun blote voeten over die enorm scherpe rotsen. Er is zelfs een Papoea die op slechts één voet loopt. Zijn andere voet is namelijk vergroeid en wijst naar boven. Aan deze kant loopt hij op zijn enkel! Hij is hoogstwaarschijnlijk met polio geboren. Wat een respect heb ik voor die kanjer. Hij loopt met een even zware last te zeulen als de rest. Dit relativeert direct mijn eigen handicap. Het verlies van mijn tenen die aan beide voeten zijn geamputeerd als gevolg van bevriezingen tijdens mijn laatste K2 expeditie vallen in het niets. We komen in steeds meer alpien terrein met steeds meer rotsformaties en steeds hoger wordende rotswanden. Het terrein lijkt inmiddels een beetje op de Italiaanse Dolemieten. Helaas betrekt het weer zoals gebruikelijk in de loop van de ochtend en na de middag begint het zoals gewoonlijk te regenen. Als ik vooruit gelopen ben met een van de Papoea’s houden we een rust moment bij een soort splitsing. De Papoea legt mij uit dat we rechtdoor moeten terwijl ik voor mijn gevoel hier naar links moet afslaan. We hebben namelijk de steile Nieuw Zeeland pas beklommen en daarna moet je theoretisch eenvoudig afdalen via een steile rotsroute naar het basiskamp. Als de groep echter aankomt rennen de Papoea’s al voor ons uit omdat ze zo snel mogelijk kamp willen maken en het al laat is. Stipt om 18.00 uur is het hier op de evenaar namelijk donker en dus moet je zorgen dat je ‘binnen’ bent. We vervolgen onze weg en inderdaad gaat de route naar beneden door de rotsen. Maar zo steil en gevaarlijk dat ik denk dat dit nooit de bedoeling kan zijn. Met poncho’s en alle andere regenkleding aan probeert iedereen zo goed en zo veilig mogelijk naar beneden te komen. Maar onze Johhny, de Papoea specialist, die geen hardcore klimmer is ziet geen veilige weg naar beneden en wordt door een van de Papoea’s geholpen om via een omweg naar beneden te komen. Heel diep beneden zien we 3 bergmeertjes. Alle 3 liggen ze op verschillende hoogten en we denken dat we bij het hoogste bergmeertje moeten zijn. Echter is het veel te steil om daar naar toe af te dalen en lijken de eerste Papoea’s op hun blote voeten al bij het laagste bergmeertje te zijn aangekomen. Ik begrijp er helemaal niets van. Ik weet zeker dat dit niet goed is maar het is al aan het donker worden. Nat, moe, gedesillusioneerd en gedemotiveerd bereik ik de plek waar de Papoea’s kamp willen maken. Terwijl er een groot bord staat met daarop in rood vet gedrukte letters: ‘prohibited for campers’! Als uiteindelijk ook Johnny met rood doorloopte ogen van vermoeidheid is aangekomen verteld hij dat dit ook niet de juiste plek is. Het echte basiskamp ligt twee bergmeren hoger! What the hell? Maar wat blijkt: de Papoea’s zijn bewust naar het laagste bergmeer gegaan omdat het dichter bij de Freeport-mijn is. Het binnengaan van deze zeer dubieuze mijn brengt je in een andere wereld. Eigenlijk een soort werkstad waar alles naar westerse maatstaven te verkrijgen is. Echter is het binnengaan van deze mijn ten strengste verboden voor westerse klimmers. Het dubieuze Amerikaanse mijnbouwbedrijf Freeport-McMoRan (beursgenoteerd) wenst geen pottenkijkers en ontgint hier naar schatting voor 23 miljoen dollar aan koper en 15 miljard aan goud zonder de toestemming van de lokale Amungme stam. Uiteraard tegen forse betaling aan de regering van Indonesië wat tevens de verklaring is waarom Papoea zijn onafhankelijkheid niet krijgt. Nu begin ik te begrijpen waarom we bewust de verkeerde kant zijn opgestuurd door de Papoea’s. In het basiskamp is namelijk geen hout en de volgens plan door de mijn gesmokkelde benzine branders zijn niet geleverd. Daar staan we dan, vlak bij ons doel de Carstensz Piramide (8484m) maar zonder branders, nauwelijks eten, verregend in het donker en nog op de verkeerde plek ook. Maar we zijn als team nog lang niet gebroken. De Papoea’s weten toch wat hout te verzamelen van oude houten pellets uit de mijn, een vuur te maken en een hutje te bouwen. Wij brengen ondertussen onze tenten, klimspullen en alle andere basiskamp spullen hogerop naar het hoogste meer. Daar zetten we de 3 drie persoons tenten op. We discussiëren wat te doen. Morgen een rustdag of vannacht om 3.30 uur op en om 4.00 uur weg? We hebben nauwelijks gegeten maar wie garandeert ons dat we morgen wel genoeg te eten hebben? We zijn moe maar wie garandeert ons dat we morgen meer uitgerust zijn om dan overmorgen de beklimming te doen?
Na goed overleg nemen we volgens mij de beste beslissing. We gaan! We gooien alle snoeprepen, nootjes, droge biscuitjes, zuurtjes op een hoop en verdelen het tussen de drie tenten. Gelukkig hebben we wel genoeg te drinken want we staan naast een bergmeer en met het Norit Life Save drinkfilter systeem moet het goedkomen. Als we na een korte nacht opstaan is het gelukkig droog en de hemel vol met ontelbare sterren. Het lijkt een grandioze dag te worden. Johnny is hier in 2008 met de eerste Belgische Carstensz expeditie geweest en zal ons de weg wijzen naar de instap van de route. Het zal een uur klimmen zijn. Echter na anderhalf uur klimmen hebben we nog steeds de instap van de route niet gevonden. Ergens zouden we oude touwen in de route moeten zien hangen en volgens Johhny staat er ook een groot kruis op de rotsen. We lopen allemaal te zoeken en denken zelfs heel even een route gevonden te hebben naar boven. Maar deze loopt volgens ons een totaal verkeerde kant op. Om 6.00 uur besluiten we dat het zoeken in het donker geen zin heeft. Bovendien is het nu al laat geworden om aan de route te beginnen. We overleggen en besluiten dat deze dag dan toch maar een rustdag moet worden en na de middag zullen we opnieuw gaan zoeken naar de instap maar dan met volop licht. Voor de enige Belg in het gezelschap genaamd Bjorn Vandewege zal een succesvolle beklimming van de Carstensz Piramide (4884m) zijn 7-de ‘summit’ worden. De wereld kent namelijk 7 continenten en deze hebben allemaal een hoogste top. Als je deze 7 hoogste toppen allemaal beklommen hebt, behoor je tot het prestieuze gezelschap van de ‘7-summits’ overwinnaars. Voor mij zelf betekend het beklimmen van deze berg nummer 6 in het rijtje. Maar wel met de toevoeging dat ik de Mount Everest (8850 m) de hoogste van allemaal, zonder extra zuurstof en dus op eigen kracht heb beklommen. Nadat we de beslissing hebben genomen om terug te keren naar het basiskamp, spoort Bjorn mij aan om de weg waarvan we denken dat het de verkeerde is toch te volgen. Dit alleen om echt 200% zeker te zijn dat het niet de goede weg is en deze dus als mogelijkheid uit te sluiten. Daar zit maar een ding op en dat is de weg naar boven te volgen. We nemen afscheid van de rest van het team om vervolgens straks bij terugkomst te kunnen vertellen dat het inderdaad niet de goede weg was. Bjorn en ik klimmen naar boven en vervolgen voor alsnog de ‘verkeerde’ route. Maar dan om 6.30 uur begint het te schemeren en als we hoog genoeg zitten blijkt warempel dat we op de goede route zitten. Om 7.00 uur staan we dan eindelijk echt onder de instap van de Carstensz Piramide. Het weer is magnifieke. Het kan niet beter en dat terwijl ik bijna alleen maar foto’s ken van de Carstensz in rotweer met veel regen en dikke mistflarden. De keuze is snel gemaakt. Zonder er veel woorden aan vuil te maken besluiten we zo snel mogelijk door te klimmen naar de top. We zijn ervaren klimmers dus ieder in zijn eigen tempo klimt ontspannen over de messcherpe rotsen van dit imposante massief. Het uitzicht wordt steeds fraaier. De beklimming doet me denken aan de ‘Cassin’ route op de Noordoost wand van de Piz Badile (3308m) op de grens tussen Zwitserland en Italië. Maar in tegenstelling tot die berg waar je nooit alleen klimt, klimmen we hier met geen mens in de verste verte. Hoe extra geweldig en wat een intense geluksbeleving dat we hier in de ‘middle of nowwhere’ klimmen en geheel op ons zelf zijn aangewezen. We voelen we dat we leven! Hier doe je het voor. Ik film en fotografeer Bjorn vanuit de verte. Prachtige beelden van een minuscuul mannetje wat stapje voor stapje hoger klimt. Ik klim inmiddels op de graat en dan kom ik aan bij de ‘tyroler traverse’. Een klimpassage waar de Carstensz bekend om staat. In een avondurenpark met ‘high rope adventures’ moet je normaal betalen om zulke dingen te mogen doen. Hier boven de 4500 meter hoogte doe je dit soort dingen eigenlijk liever niet. Het betekend bungelen aan een staalkabel waar je de kwaliteit en sterkte niet van kent. Kijkend in de diepte grijpt de angst je bij de keel en moet je deze angst snel weer de baas worden. De angst emotie mag niet de overhand krijgen, niet blokkeren maar de ratio terug brengen naar de realiteit. Maar één ding is zeker, alle zintuigen staan op scherp. Ik beveilig mezelf zo goed mogelijk aan een ‘safety line’ en ga op de staalkabel liggen en met de ‘catcrawl’ techniek vecht ik me naar de overkant zo’n 7 meter verderop boven een immens gapende afgrond. Niet nadenken, niet in de diepte kijken, concentreren waar je mee bezig bent. Niet in paniek raken en diep blijven ademhalen. Toch ben ik door mijn krachten heen en leeg als ik de overkant bereik. Met moeite trek ik mezelf overeind en klamp ik me aan de stevige, massieve rotsen vast. Nu eerst uithijgen en mijn karabiner van mijn zelfzekering aan het vaste punt in de rotsen klikken. Pfpfppf, maar straks ook weer terug! Niet aan denken, eerst naar de top. Maar ik wacht op Bjorn en leg hem wederom vast op de gevoelige plaat. Er volgen nog wat kleine hindernissen over rotsen en lastige passages waar je nog steeds je volle concentratie bij nodig hebt. Maar onze dag kan niet meer stuk, we voelen dat het succes nabij is. Nog heel even, het kan niet ver meer zijn. We zitten boven de wolken en tussen de wolken door zien we in de verte de tropische regenwouden van Papoea. Zover de horizon oogt, alleen maar groene regenwouden. Alleen om ons heen zien we direct bergen van enorme rotsformaties. We zien zelfs twee gletsjers die in de loop der tijden steeds kleiner zijn geworden en
zelfs binnen een decennia verdwenen zullen zijn. Hoe ironisch zal het dan zijn dat het nog steeds vanoudsher de bijnaam: “sneeuwgebergte” heeft. Ooit werd de Carstensz Piramide ontdekt door Jan Carstensz, de eerste Europeaan die in de VOC tijd de berg zag in 1623 en thuis kwam met het verhaal dat hij sneeuw op de evenaar had gezien. Dan eindelijk met de laatste diepe ademteug onderuit mijn longen zet ik mij beidde voeten op het hoogste punt! Het is gelukt! De overwinning is behaalt op de Puncak Jaya (“Overwinningsberg”), de Carstenszpiramide. We leggen het bewijs vast, ik feliciteer Bjorn met de voltooiing van zijn 7- summits. We zijn als 2 kinderen zo blij. Ik moet denken aan mijn zoon Teun van 2,5 jaar oud. Die klimt thuis op een klimrek en is dan net zo blij. Eigenlijk is er wat dat betreft weinig veranderd. We dalen veilig af en in de middag bereiken we het basiskamp waar de rest van het team zijn rustdag geniet. Met het goede nieuws dat we de top hebben gehaald en alle waardevolle informatie bereiden wij ons opnieuw voor om de volgende dag met het hele team opnieuw een toppoging te doen. Maar eerst eten. Gelukkig heeft Johhny toch nog wat eten door de mijn kunnen laten smokkelen en kunnen we even genieten van 2 warme maaltijden witte rijst. De volgende dag is het net zo’n geluksdag en bereiken we zonder kleerscheuren opnieuw de top maar dan met het voltallige team: 8 man op de top met wederom prachtig weer. De keuze om in mei te gaan bleek de juiste. Na het succes en de euforie worden we weer snel met beidde benen op de grond gezet. Nu nog terug naar de ‘airstrip’ in Ilaga, zo’n 80 kilometer teruglopen. We moeten er even niet aan denken!