PROTOCOL TER PREVENTIE VAN BLOEDOVERDRAAGBARE AANDOENINGEN Met instemming PGMR mei 2013
MET INSTEMMING
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................ 1 1
INLEIDING................................................................................................................... 2
2
VOORKOMEN VAN BLOEDBLOEDCONTACT ................................................................... 2 2.1
3
WAT TE DOEN ALS ER MOGELIJK TOCH BLOEDBLOEDCONTACT IS GEWEEST? .................... 3 3.1
Stappenplan ................................................................................................................. 3
3.2
Mogelijke besmettingen en behandeling na een prikaccident ........................ 5
3.3
Vragen? ......................................................................................................................... 5
HEPATITIS B VACCINATIE VOOR KLASSENASSISTENTEN EN VERPLEEGKUNDIGEN .................. 5
Protocol ter preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen
4
Specifieke voorzorgsmaatregelen:........................................................................... 2
Vastgesteld op 16 mei 2013
1
1
INLEIDING
Dit protocol heeft twee functies. In de eerste plaats wordt beschreven wat er door medewerkers van DKP moet worden gedaan ter voorkoming van bloedbloedcontact (H 2) en welke stappen er intern gezet moeten worden als er mogelijk toch bloedbloedcontact is geweest (H 3.1 en 3.3). In de tweede plaats wordt globaal beschreven hoe het ‘meldpunt’ omgaat met: Afhandeling van een melding (H 3.1.4) Vervolgstappen door het meldpunt (H 3.1.5, 3.2) Hepatitis B vaccinatie voor klassenassistenten en verpleegkundigen (H 4). Het ‘meldpunt’ (H 3.1.3) is een externe instantie (met haar eigen gedetaileerde protocollen en werkinstructie) aan wie DKP de afhandeling van prikaccidenten en de preventieve Hepatitis B vaccinatie uitbesteed heeft. In bloed kunnen virussen aanwezig zijn zoals het hepatitis B of C-virus of het HIV-virus. Ook onze leerlingen kunnen hiermee besmet zijn, soms al vanaf de geboorte. De meeste kinderen die besmet zijn hebben geen klachten en lang niet altijd is op school bekend dat ze besmet zijn. Via bloedbloedcontact kunnen de virussen op anderen worden overgedragen. Bij bloedbloedcontact komt het bloed van de ene persoon direct in de bloedbaan van een andere persoon. Besmetting vindt niet plaats als de huid intact is. Wel kan besmetting bijvoorbeeld plaats hebben, als iemand zich prikt aan een gebruikte injectienaald.
1. bloedbloedcontact te voorkomen; 2. te weten hoe gehandeld moet worden als er onverhoopt toch bloedbloedcontact is geweest; 3. uitleg te geven over het beleid t.a.v. hepatitis B vaccinatie van personeel. Het protocol is met name van belang voor de klassenassistenten omdat zij direct betrokken zijn bij de medische verzorging van onze leerlingen.
2
VOORKOMEN VAN BLOEDBLOEDCONTACT
Het hepatitis B en C-virus en het HIV-virus zijn niet overdraagbaar via normaal sociaal contact, zoals: huidcontact, niezen of hoesten, zoenen, zweet, tranen of braaksel, urine of ontlasting, gemeenschappelijk gebruik van glazen, borden, potloden of toilet. Deze aandoeningen zijn wel overdraagbaar via bloedbloedcontact waarbij bloed van de ene persoon in het lichaam komt van de andere persoon. Dit kan bijvoorbeeld door aanprikken met een gebruikte injectienaald. Bloed op de huid kan geen besmetting geven als de huid intact is. Bloed op slijmvliezen of beschadigde huid (bijvoorbeeld actief eczeem of verse schaafwonden) kan wel een besmetting geven.
2.1
SPECIFIEKE VOORZORGSMAATREGELEN:
Zorg dat open wondjes altijd zijn afgedekt met waterafstotende pleister. Draag wegwerphandschoenen bij elk contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd. Wegwerphandschoenen hoeven niet steriel te zijn. Gebruik ze als volgt: o werp na gebruik de wegwerphandschoenen direct weg; o was daarna de handen met water en zeep. Verwijder gemorst bloed als volgt: o neem het bloed, met handschoenen aan, op met een papieren tissue;
Vastgesteld op 16 mei 2013
Protocol ter preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen
Dit protocol is bedoeld om:
2
maak de ondergrond schoon met water en zeep; droog het oppervlak en desinfecteer daarna met alcohol 70%, chloorhexidine 0,5% in alcohol of jodiumtinctuur 1%; o laat de alcohol aan de lucht drogen. Was met bloed bevuild linnengoed op 60°C. Volg bij alle ‘risicovolle’ en ‘voorbehouden medische handelingen’ zoals injecties geven e.d. nauwgezet de betreffende protocollen op uit de protocollenmap ‘medisch handelen’. Scherpe materialen, zoals naalden, worden in een naaldcontainer weggegooid. Naaldcontainers dienen vervangen te worden als deze driekwart vol zijn. Naalden mogen na gebruik nooit in het beschermhulsje worden teruggestoken maar moeten direct in de naaldcontainer worden gegooid. o o
3
WAT TE DOEN ALS ER MOGELIJK TOCH BLOEDBLOEDCONTACT IS GEWEEST?
Als werknemer van ‘De Kleine Prins’ kun je te maken krijgen met een prikaccident. Een prikaccident is een verzamelnaam voor ongevallen. Het zijn niet alleen incidenten met naalden maar ook spat-, snij-, en bijtongevallen. Om de kans op overdracht van ziektes zoveel mogelijk te beperken, is het belangrijk dat je de stappen in deze richtlijn precies volgt.
3.1
STAPPENPLAN
In dit stappenplan lees je wat je moet doen als je betrokken bent bij een prikaccident. Al deze stappen gelden voor alle personeel (vast of tijdelijk), en ook voor stagiaires en uitzendkrachten.
STAP 1: EERSTE HULP
Verzorg de wond zo snel mogelijk. Hieronder zie je hoe je de verschillende soorten wonden kunt behandelen. Incident Prik- of snij-ongevallen
Wat moet je doen?
laat de wond doorbloeden (uitknijpen) spoel / reinig de wond met water desinfecteer met alcohol 70%, chloorhexidine 0,5% in alcohol of jodiumtinctuur 1%
Spatten ( en ook spugen in het gezicht)
ruim spoelen met water
Bijten, krabben of knijpen
laat de wond doorbloeden spoel / reinig de wond goed met water en zeep desinfecteer met alcohol 70%, chloorhexidine 0,5% in alcohol of jodiumtinctuur 1%
3.1.2
STAP 2: MELD HET ACCIDENT BIJ DE LEIDINGGEVENDE
Bij elk prikaccident moet je je leidinggevende informeren. Een prikaccident is een bedrijfsongeval en volgens de Arbo-wet is je werkgever verantwoordelijk voor de juiste en zorgvuldige afhandeling ervan.
Vastgesteld op 16 mei 2013
Protocol ter preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen
3.1.1
3
Medewerkers en werkgever zijn verplicht de procedure te volgen. Om herhaling te voorkomen en de oorzaak van het incident te analyseren vult de leidinggevende een incidentmelding in.
3.1.3
STAP 3: BEL ZO SNEL MOGELIJK (BINNEN 2 UUR) NAAR HET MELDPUNT
Je bent verplicht je te melden bij het meldpunt dat 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar is. Waar in dit protocol ‘meldpunt’ staat wordt bedoeld: voor Mytylschool De Trappenberg: de GGD Gooi en Vechtstreek, afdeling Algemene Gezondheidszorg (AGZ), telefoon nummer T 035-6926350 voor Mytylschool Ariane de Ranitz en De Schans:
3.1.4
PrikPunt T 0800 77 454 63 Dit meldpunt is het landelijke meld- en adviespunt van 365/KeurCompany voor prikaccidenten.
DE AFHANDELING DOOR HET MELDPUNT
De meldpuntmedewerker heeft de volgende informatie nodig:
3.1.5
gegevens van de verwonde persoon; gegevens van de persoon die de mogelijke besmetting heeft veroorzaakt; informatie over de vaccinaties van de verwonde persoon; informatie over de wond.
VERVOLGSTAPPEN DOOR HET MELDPUNT 1. Beoordeling van het risico op infectie 2. Achterhalen van de besmettelijkheid van de bron, de vaccinatiestatus en eerder gelopen risico's van de verwonde 3. Eventueel laboratoriumonderzoek bij verwonde 4. Vaststellen van een behandelplan 5. Uitvoeren van het behandelplan 6. Registratie van het accident
De meldpuntmedewerker overlegt zo nodig met de arts-microbioloog of een andere deskundige en regelt de afhandeling van het accident. T.a.v. privacy en andere zaken volgen de medewerkers van het ‘meldpunt’ hierbij hun eigen protocollen en werkafspraken.
Vastgesteld op 16 mei 2013
Protocol ter preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen
Bij een prikaccident neemt het meldpunt de volledige regie in handen. Het is belangrijk dat je hun instructies nauwgezet opvolgt. Om het risico op besmetting zo goed mogelijk te kunnen inschatten, is het noodzakelijk dat de medewerker van het meldpunt de verwonde persoon zelf spreekt!
4
3.2
MOGELIJKE BESMETTINGEN EN BEHANDELING NA EEN PRIKACCIDENT
Hepatitis B (HBV) is een ontsteking van de lever die wordt veroorzaakt door een besmettelijk virus. Als er duidelijk contact met bloed of lichaamsvloeistof was, en de verwonde geen of onvoldoende beschermende antistoffen heeft, kan de ziekte worden overgedragen. (De kans is ongeveer 25% als de bron besmettelijk is). Om het risico zoveel mogelijk te beperken kan de verwonde binnen 24 uur met immunoglobuline behandeld worden op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Hepatitis C (HCV) is een ernstige leverontsteking die wordt veroorzaakt door een besmettelijk virus. Het HCV-virus kan worden overgebracht als de verwonde een diepe wond heeft opgelopen door een scherp voorwerp of een intraveneuze holle naald, waaraan zichtbaar bloed zit dat het virus bevat. De persoon waarvan het bloed afkomstig is moet zo mogelijk op HCV getest worden. (De kans is ongeveer 2% als de bron besmettelijk is). HIV kan worden overgebracht als de verwonde een diepe wond heeft opgelopen door een scherp voorwerp of een intraveneuze holle naald, waaraan zichtbaar bloed zit dat het virus bevat. ( De kans is ongeveer 0,32% als de bron besmettelijk is). De persoon waarvan het bloed afkomstig is moet zo mogelijk op HIV getest worden. De verwonde moet binnen twee uur behandeld worden met PEP (post exposure profylaxe) op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis.
3.3
VRAGEN?
4
HEPATITIS B VACCINATIE VOOR KLASSENASSISTENTEN EN VERPLEEGKUNDIGEN
Uitgangspunt is dat het personeel op de scholen van Stichting De Kleine Prins geen verhoogd risico loopt op een prikaccident, met uitzondering van de klassenassistenten en verpleegkundigen. Zij lopen wel een (licht) verhoogd risico op een prikaccident omdat zij verpleegkundige en verzorgende handelingen uitvoeren bij onze leerlingen. Vaccinatie tegen hepatitis B wordt daarom door Stichting De Kleine Prins aangeboden aan alle klassenassistenten en verpleegkundigen die hun proeftijd achter de rug hebben, maar niet aan het overige personeel en ook niet aan stagiaires of uitzendkrachten. Stichting De Kleine Prins betaalt de kosten van deze vaccinatie. Vaccinatie tegen HIV en hepatitis C is niet beschikbaar. De praktische uitvoering van deze Hepatitis B vaccinatie is uitbesteed aan het ‘meldpunt’. Vaccinatie tegen hepatitis B wordt voor de verpleegkundigen aanbevolen en voor de klassenassistenten afhankelijk van de leerlingen die zij verzorgen. De vaccinatiestatus wordt van alle verpleegkundigen en klassenassistenten in het personeelsdossier schriftelijk vastgelegd en bewaard.’
Vastgesteld op 16 mei 2013
Protocol ter preventie van bloedoverdraagbare aandoeningen
Heb je nog vragen, bespreek deze dan met de leidinggevende. Komen jullie er samen niet uit, dan kun je terecht bij de arbo-/preventiemedewerker van de school of de schoolarts. Voor Mytylschool Ariane de Ranitz en voor de Utrechtse Buitenschool De Schans is dit de heer Tjerk Nap en voor Mytylschool De Trappenberg is dit mevrouw Annet Schölvinck
5
Samenwerkingspartner:
Samenwerkingspartner: