Projectplan Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten (Voorheen Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming) Versie: 0.29, 19 januari 2015
Instituut Fysieke Veiligheid Bestuurs- en directieondersteuning Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.ifv.nl
[email protected] 026 355 24 00
Versiehistorie Startdatum project Einddatum project Huidige fase
1 januari 2015 31 december 2016 Initiatief/Definitie/Ontwerp/Voorbereiding/Realisatie
Versienummer 0.1
Datum 29/09/2014
Auteur M. van de Reep
0.2
30/09/2014
M. van de Reep
0.3
10/10/2014
A.E. Griffioen
0.4
14/10/2014
A.E. Griffioen
0.5
24/10/2014
A.E. Griffioen
0.6
27/10/2014
A.E. Griffioen
0.7
31/10/2014
A.E. Griffioen
0.8 0.9
03/11/2014 19/01/2015
A.E. Griffioen A.E. Griffioen
Colofon Opdrachtgever: Contactpersonen: Titel:
Aard van de wijziging Eerste versie op basis van bijeenkomst werkgroep op 25/09/2014 Wijzigingen André en Alexander doorgevoerd Delen ‘input projectplan ‘versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten v0.1’ plus commentaar ingevoegd Verdere uitwerking op basis ‘input projectplan’ en commentaar projectleiders Verwerking opmerking naar aanleiding werkgroep 17/10 Verwerking opmerkingen projectleiders/secretarissen Schriftelijk commentaar werkgroep verwerkt. Versie voor ambtelijke stuurgroep Concretisering, toevoeging governance, incl. commentaar proj gr.
Veiligheidsberaad en ministerie Veiligheid en Justitie Marco van de Reep, André Griffioen Projectplan Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten 19 januari 2015 concept 0.9 Marco van de Reep, André Griffioen, Alexander Heijnen Gerrie Ruijs en Edwin Meekes
Datum: Status: Versie: Auteurs: Projectleider: Review: Eindverantwoordelijk: Geke Faber (vz. VB), Dick Schoof (NCTV)
2/41
Voorwoord Begin hier met het voorwoord
3/41
4/41
Inhoud 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding en achtergrond Gezamenlijke agenda Veiligheidsberaad en Minister Veiligheid en Justitie Strategische agenda versterking veiligheidsregio’s Toelichting op het thema Samenhang met andere thema’s van de strategische agenda Samenhang met gerelateerde activiteiten op het terrein van stralingsincidenten
6 6 6 7 9 10
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Doelstellingen en resultaatgebieden Doelstelling project Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten Scope Uitgangspunten Resultaatgebieden
12 12 13 13 14
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.4
Aanpak en fasering Aanpak en ordening Tussenresultaten en deelprojecten Domeinafbakening. Netwerk en verantwoordelijkheden. Risico’s bewust in beeld Beleid en capaciteiten. Kwaliteit Relaties met andere projecten Randvoorwaarden & uitgangspunten
17 17 18 18 20 22 24 31 32 32
4 4.1 4.2 4.3
Sturing en verantwoording Eisen aan de uitvoering Risico’s en tegenmaatregelen Monitoring en rapportage
33 33 33 34
5 5.1 5.2
Organisatie en besluitvorming Projectorganisatie Besluitvorming
35 35 37
6 6.1 6.2
Samenwerking Omgeving Communicatie
38 38 39
7 7.1 7.2
Financiën Begroting Business case
40 40 40
Bijlagen
5/41
1 Inleiding en achtergrond 1.1 Gezamenlijke agenda Veiligheidsberaad en Minister Veiligheid en Justitie De minister van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad hebben een gezamenlijke agenda vastgesteld gericht op de doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s en het verstevigen van de samenwerking tussen regio’s en rijk ten aanzien van het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. De doelstelling op het gebied van ‘Versterking risico en crisisbeheersing stralingsincidenten’ is één van de 3 gezamenlijke doelstellingen waaraan het Veiligheidsberaad en de minister van Veiligheid en Justitie hebben besloten nadere uitwerking te geven. De overige 2 doelstellingen betreffen de meerjarige ambities op de thema’s water en evacuatie en continuïteit Bij de realisatie van de doelstellingen is sprake van complementaire verantwoordelijkheden van het Rijk en de veiligheidsregio’s. Dit houdt in dat het Rijk, onder regie van Veiligheid en Justitie en in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke vakdepartementen, aan de realisatie van de doelstellingen werkt en dat veiligheidsregio’s op hun beurt hun verantwoordelijkheid invullen. Deze gezamenlijke doelstellingen zijn onderdeel van de Strategische Agenda van het Veiligheidsberaad.
1.2 Strategische agenda versterking veiligheidsregio’s Het Veiligheidsberaad heeft op 16 mei 2014 de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014 – 2016 vastgesteld. De ambitie van de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s is bij te dragen aan versterking van de veiligheidsregio’s vanuit het perspectief van de netwerkorganisatie. De hoofddoelstelling is als volgt geformuleerd: Nederland veiliger door het voorkomen en tegengaan van maatschappelijke ontwrichting. Voor de uitwerking van deze hoofddoelstelling zijn twee componenten nodig, namelijk het versterken van de risicobeheersing en het versterken van de crisisbeheersing. Dit zijn de strategische doelen, die richting geven aan de concrete inspanningen die geleverd moeten worden. Omdat deze doelstellingen een hoog abstractieniveau kennen, heeft het Veiligheidsberaad ervoor gekozen om via zes centrale thema’s te werken aan de versterking van de risicobeheersing en crisisbeheersing. De strategische agenda bevat prioriteiten die gezamenlijk met het ministerie van Veiligheid en Justitie worden opgepakt (gezamenlijke agenda) en prioriteiten die door de veiligheidsregio's en het Veiligheidsberaad zelf worden uitgewerkt en uitgevoerd. Zie hiervoor onderstaande tabel. Opdrachtgever
Gezamenlijke agenda (VenJ en Veiligheidsberaad)
Veiligheidsberaad en veiligheidsregio’s
Project 1.
Water en Evacuatie
2.
Continuïteit van de samenleving
3.
Versterking risico en crisisbeheersing stralingsincidenten
4.
Kwaliteit en Vergelijkbaarheid
6/41
5.
Versterking Bevolkingszorg
6.
Versterking samenwerking veiligheidsregio’s en 1 Defensie
Voor alle zes de thema’s geldt dat de toegevoegde waarde ervan tot uitdrukking worden gebracht op vier resultaatgebieden Samenwerking: het bevorderen van de samenwerking tussen en binnen veiligheidsregio’s en tussen veiligheidsregio’s en crisispartners, waaronder het Rijk. Kwaliteit en vergelijkbaarheid: het verbeteren van de kwaliteit en het bevorderen van een eenduidige kwaliteitsstandaard. Efficiency en effectiviteit: het zo doelmatig en doeltreffend mogelijk organiseren, opdat publieke middelen verantwoord besteed worden. Leren: het bevorderen van het lerend vermogen van veiligheidsregio’s en uitwisseling van kennis en informatie. In september zijn voor alle zes projecten de projectopdrachten vastgesteld door het DB Veiligheidsberaad. Voor de gezamenlijke doelstelling geldt dat zij ook door de minister van VenJ vastgesteld zijn, de laatste drie zijn vastgesteld in overleg met de minister van VenJ. Nu de projectopdrachten zijn vastgesteld, worden deze verder uitgewerkt in projectplannen. In januari 2015 start vervolgens de feitelijke uitvoering van de projecten.
1.3 Toelichting op het thema Onder stralingsincidenten worden alle situaties verstaan waarin ongewenst straling en/of radioactief materiaal vrij komt of dreigt vrij te komen met een verhoogd risico voor mens en milieu. Stralingsincidenten hebben bijvoorbeeld betrekking op locaties of transportroutes waar uraniumerts, splijtstoffen en radioactieve stoffen worden gewonnen, gemaakt, gebruikt, opgeslagen of getransporteerd. Dit kan variëren van (dreigende) incidenten in nucleaire installaties tot ongelukken met radioactief materiaal. Een stralingsincident hoeft dus niet locatie-gebonden te zijn. In feite kan het overal voorkomen (bij bedrijven/ inrichtingen 2 (bijvoorbeeld laboratoria of ziekenhuizen) of tijdens een transport) . Onder andere naar aanleiding van incidenten in het buitenland zijn al veel initiatieven genomen op het terrein van stralingsincidenten, zowel in Nederland als in internationaal (IAEA/EU) verband. Voorbeelden zijn analyses (stresstesten) naar aanleiding van de kernramp in Fukushima, de harmonisatie van de voorbereiding op, en maatregelen bij, kernongevallen in Nederland en onze buurlanden zoals op 2 juli 2014 naar de Tweede Kamer is gecommuniceerd, het in september 2014 vastgestelde Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (opvolger van het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding) en de 3 4 5 verschillende IAEA missies (IPPAS 2012, OSART 2014, IRRS 2014). Ook de inrichting
1
Onderdeel van het reeds lopende traject Versterking Civiel-Militaire Samenwerking (VCMS). 2 Bron: Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten, 18 september 2014 3 IPPAS: International Physical Protection Advisory Service, missie van het internationaal atoomagentschap (IAEA), welke een review uitvoert t.a.v. het beveiligingsbeleid en regiem rond nucleaire installaties en andere nucleaire bronnen in een land..
7/41
van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en het oprichten van het Centrum Kernongevallenbestrijding Veiligheidsregio’s (CKV) passen in dit rijtje. 6
De afgelopen jaren hebben Rijk, veiligheidsregio’s en exploitanten/gebruikers al veel geïnvesteerd in de verbetering van de planvorming, het actualiseren van de nationale en regionale crisisplannen, het gezamenlijk oefenen en het beter op elkaar afstemmen van de informatievoorziening in zowel preparatie als respons fase. In het verlengde van alle inspanningen die zijn verricht en de bereikte resultaten vragen de volgende aandachtspunten de komende jaren nog om een gezamenlijke inspanning van Rijk, veiligheidsregio’s en exploitanten:
De samenhang tussen en mate van betrokkenheid bij de lopende initiatieven op het stralingsdossier worden nog niet door alle betrokken partners in gelijke mate gevoeld. Hoewel er op alle fronten tussen betrokken partners wordt samengewerkt is er behoefte aan meer openheid en verbinding op inhoud en proces om fragmentatie van inspanning tegen te gaan. Hiermee zal ook de onderlinge informatie-uitwisseling verbeteren. Rijk, veiligheidsregio’s en exploitanten hebben een opgave toe te werken naar een ‘trusted community’, waar oog hebben voor (elkaars) belangen centraal staat en waar wordt gewerkt aan gezamenlijke en integrale oplossingen.’ De organisatie van het waterdomein vormt daarbij een mooi voorbeeld en inspiratie.
Verantwoordelijkheden en belangen (en de vertaling hiervan in de praktijk) op het stralingsdossier zijn niet altijd in één oogopslag helder. Hoewel de wet- en regelgeving op dit werkveld juridisch voldoende houvast biedt, blijkt in de praktijk dat nog onvoldoende sprake is van een gedeeld uniform definitiekader en een bijbehorend transparante beschrijving en operationele vertaling van de taken- en verantwoordelijkheidsverdeling.
Het is de vraag of alle veiligheidsregio’s goed zijn voorbereid op de responsfase bij een 7 stralingsincident (voor A- en B-objecten ) en in het verlengde hiervan in hoeverre de samenwerking tussen alle bij (potentiële) stralingsincidenten betrokken partijen (publiek en privaat) in de praktijk adequaat zal blijken te zijn.
Het thema straling is een politiek-bestuurlijk, maar ook maatschappelijk beladen onderwerp. Incidenten in binnen- en buitenland leiden al snel tot maatschappelijke onrust. Oorzaken hiervoor kunnen gevonden worden in het negatieve imago, de onwetendheid bij het grote publiek over het daadwerkelijke gevaar en risico en het (on)vermogen van de publieke en private professionals om gezamenlijk communicatief adequaat te reageren. De kennisbasis over stralingsincidenten is bij zowel Rijk als
4
OSART: Operational Safety Review Team, missie van internationaal atoomagentschap (IAEA), welke een internationale review uitvoert naar operationele veiligheid bij een nucleaire installatie. 5 IRRS: Integrated Regulatory Review Service, missie van internationaal atoomagentschap (IAEA), welke een review uitvoert t.a.v. de werking van de regulerende autoriteit nucleaire veiligheid in een land. 6 Naast exploitanten van nucleaire inrichtingen is er sprake van een fors aantal partijen die stralingsbronnen gebruiken, b.v. tandartsen en ziekenhuizen. Deze groep ‘gebruikers’ wordt in de rest van dit projectplan ook bedoeld daar waar gesproken wordt over ‘exploitanten’. 7 In de Kernenergiewet (art 38, sub c en d) wordt onderscheid gemaakt in stralingsincidenten met betrekking op A- en B-objecten. De indeling heeft m.n. betrekking op de omvang van potentiele effecten, zie ook Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS).
8/41
regio’s en gemeenten in Nederland verdeeld over een relatief beperkte groep professionals en aan bewustwording en voorlichting bij publiek, bestuur en hulpverleners dient aandacht te worden gegeven. Zowel in de koude fase door middel van publieksvoorlichting en risicocommunicatie als gedurende de crisisfase door middel van crisiscommunicatie. Het bieden van adequate handelingsperspectieven en het beter gebruik maken van de veerkracht in de samenleving (zelfredzaamheid, burgerparticipatie) vormen daarbij belangrijke aandachtspunten. Er zijn al de nodige visies en initiatieven ten aanzien van de voorbereiding op stralingsincidenten. Het is echter van belang om samenhang aan te brengen tussen deze visies, één gezamenlijk definitie- en uitvoeringskader te hanteren en een structurele betrokkenheid van de relevante partijen tot stand te brengen. Routine wat betreft de respons op stralingsincidenten zal nooit ontstaan, in die zin dat er weinig of geen daadwerkelijke stralingsincidenten zijn. Tevens is slechts bij een relatief kleine groep veel specifieke kennis over deze materie aanwezig. Een intensievere samenwerking tussen de beperkte groep betrokken partijen bij de voorbereiding op stralingsincidenten is, vanuit maatschappelijk oogpunt en efficiencyoverwegingen van groot belang om de bestaande kennis te bundelen en te ontsluiten. Alleen met elkaar zijn Rijk, veiligheidsregio’s en exploitanten in staat te werken aan tastbare resultaten om aan deze geformuleerde aandachtspunten het hoofd te bieden. Dit vraagt om een structurele lange termijn investering en een wil om met elkaar het verschil te maken op dit uitdagende dossier. Dit project is er vooral op gericht de beoogde doelstellingen te realiseren door de al lopende initiatieven of bestaande voornemens in samenhang te brengen, alsmede om hiaten te signaleren en aan te vullen. De betrokken partijen vanuit het Rijk, de veiligheidsregio’s en de exploitanten dienen met elkaar te bepalen hoe de komende jaren de aandacht, energie en samenwerking op een structurele manier tot stand gebracht wordt, bij de voorbereiding op stralingsincidenten.
1.4 Samenhang met andere thema’s van de strategische agenda
In het kader van de voorbereiding op stralingsincidenten zijn er verschillende (lopende) initiatieven die direct gerelateerd kunnen worden aan de verschillende andere thema’s van de strategische agenda. Inzet is om dwarsverbanden zoveel mogelijk te benutten. In het kader van de strategische agenda van het Veiligheidsberaad c.q. de drie gezamenlijke doelstellingen Rijk-regio’s gaat het hierbij om: Waterveiligheid en evacuatie: De vormgeving en implementatie van o.m. evacuatie strategieën is zowel t.a.v. het overstromingsdossier als het dossier stralingsbescherming integraal onderdeel van de strategie om Nederland te wapenen tegen mogelijke dreigingen op deze terreinen. Bekeken wordt hoe de handelwijze bij de evacuatie naar aanleiding van een nucleair incident en die bij waterveiligheid zoveel mogelijk uniform kan worden aangepakt. Wel moet worden bedacht dat een evacuatie in het kader van een stralingsincident niet in alle facetten vergelijkbaar is met een hoogwater evacuatie.
9/41
Naast evacuatie zal waar mogelijk ook rond zaken als communicatie, opleiden, trainen en oefenen en actualisatie van de regionale risicoprofielen e.d. bekeken worden hoe zoveel mogelijk in samenhang met het project waterveiligheid en evacuatie kan worden gerealiseerd. Continuïteit en veerkracht van de samenleving: De impact op de samenleving van een ernstig stralingsincident of van de uitval van vitale producten en diensten is deels in potentie van een zelfde orde (een deel van de sector is ook aangemerkt als vitale infrastructuur). Initiatieven rond beide onderwerpen dienen dan ook in samenhang bekeken te worden. Hierbij geldt dat de intensieve en structurele samenwerking tussen Rijk, veiligheidsregio’s en de sector op het nucleaire dossier mogelijk als voorbeeld zou kunnen fungeren voor nadere uitwerking in andere sectoren. Versterking samenwerking veiligheidsregio’s en Defensie (VCMS): Defensie levert met haar capaciteiten (kennis, ervaring, middelen) een belangrijke aanvulling op de civiele kennis en hulpverleningspotentieel dat ingezet kan worden bij een stralingsincident. Op het snijvlak civiel militair is het interessant te onderzoeken op welke terreinen Defensie nog meer ondersteuning kan leveren bij de voorbereiding op en uitvoering van de bronbestrijding, de effectbestrijding en de organisatie van de nafase bij een stralingsincident. De samenhang met reeds lopende initiatieven zal scherp in de gaten gehouden worden. Hierbij gaat het onder meer om ondersteuning vanuit Defensie bij de effectbestrijding (inzet RN eenheid) en mogelijkheden om binnen Nederland uniform op te leiden, te trainen en te oefenen (NTC Vught). Versterking risicobeheersing: Risicogerichtheid is de hoofddoelstelling van versterking van risicobeheersing in de Strategische agenda van het Veiligheidsberaad. Met Risicogerichtheid wordt bedoeld dat niet alle risico’s zijn uit te sluiten en dat het ook niet alleen aan de veiligheidsregio is om daar invloed op uit te oefenen. Risicogerichtheid moet helpen in het leggen van de focus op de beïnvloedbare risico’s. Bij de nadere uitvoering van het project ‘versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten’ wordt waar mogelijk de relatie gezocht met de inzet t.a.v. risicogerichtheid.
1.5 Samenhang met gerelateerde activiteiten op het terrein van stralingsincidenten Specifiek op het dossier stralingsincidenten zijn de volgende ontwikkelingen c.q. trajecten van cruciaal belang. 1. De implementatie van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS), wat in de praktijk bestaat uit het uitwerken van verschillende onderwerpen uit het NCS in verschillende deelplannen en waar nodig de doorvertaling hiervan in regionale en bedrijfsplannen. Daarnaast zullen een aantal fundamentele vraagstukken zoals vastgelegd in het implementatieplan bij het NCS nader worden uitgediept. Hierbij gaat het onder meer om het 8 vraagstuk rondom transparante verdeling van taken en verantwoordelijkheden .
8
Zie het implementatieplan bij het recent in de stuurgroep NV vastgestelde Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten
10/41
2. De implementatie van maatregelen volgende uit de harmonisatie van de voorbereiding op, en maatregelen bij, kernongevallen in Nederland en onze buurlanden zoals op 2 juli 2014 richting de Tweede Kamer gecommuniceerd. Concreet gaat het hierbij om de landelijke invoering van het op dit moment in ontwikkeling zijnde beleid (strategie) t.a.v. de uitbreiding van de bestaande zonering jodiumprofylaxe en de uitbreiding van de zonering voor schuilen en evacueren tijdens ongevallen met een A-object. 3. De implementatie van de zogenaamde Basic Safety Standards zoals eind 2013 door de 9 EU vastgesteld . Hierbij zijn in relatie tot dit project met name van belang de onderwerpen: versterking van de voorbereiding (inclusief communicatie) op incidenten met B-objecten (incidenten met hoog actieve stralingsbronnen) en versterking van de aanpak van de (risico)communicatie rond stralingsincidenten. De Basic Safety Standards dienen uiterlijk begin 2018 geïmplementeerd te zijn. 4. De vorming van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) welke per 1 januari 2015 van start is gegaan en volgens planning op 1 januari 2016 formeel als Zelfstandig Bestuursorgaan gelieerd aan de minister van Infrastructuur en Milieu zal functioneren. In 2015 gaat de verantwoordelijkheid voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming op politiek niveau ook over van de minister van Economische Zaken naar de minister van Infrastructuur een Milieu. De ANVS heeft in de praktijk de primaire verantwoordelijkheid op rijksniveau waar het gaat om nucleaire veiligheid en stralingsbescherming en speelt vanuit die verantwoordelijkheid een cruciale rol waar het gaat om de voorbereiding en respons op stralingsincidenten. Directe betrokkenheid van de ANVS en gedegen aansluiting op andere voorgenomen activiteiten van de ANVS is in het kader van dit project dan ook cruciaal. In het licht van hetgeen hier boven beschreven geldt dat bij de nadere uitwerking van het project ‘versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten’ de samenhang tussen de genoemde trajecten in het oog wordt gehouden. Er wordt zoveel mogelijk ingezet op het gezamenlijk uitvoeren dan wel direct benutten van concrete activiteiten en resultaten van deze aanpalende trajecten. In het vervolg van het document wordt waar nodig deze relatie steeds weer benoemd.
9
COUNCIL DIRECTIVE 2013/59/EURATOM, 5 December 2013
11/41
2 Doelstellingen en resultaatgebieden 2.1 Doelstelling project Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten De hoofddoelstelling van het project is de voorbereiding op mogelijke stralingsincidenten met in potentie schadelijke gevolgen voor mens, dier en omgeving verder te optimaliseren, zodat bij een stralingsincident bestuurlijk en operationeel in alarmerings-, respons en nafase adequaat wordt opgetreden door de overheid, de exploitanten en het publiek. En waarbij lessen voor de toekomst geleerd worden. Normaalfase Business as ususal Preparatie
Alarmeringsfase
Responsfase
Normaalfase
Bestrijding van het stralingsincident
Business as ususal Preparatie
Melding, verificatie en activering crisisorganisatie
Nafase Afschaling, herstel en evaluatie
Bron: Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten 2014
Om de voorbereiding goed te kunnen organiseren is het noodzakelijk dat alle betrokken partijen, inclusief burgers, weten wat er van hen verwacht wordt. Bestuurders, hulpverleners exploitanten en burgers moeten weten wat te doen in het geval van een (dreigend) stralingsincident. Het is ook van belang dat alle betrokken partners weten wat de ander wel 10 en niet doet, dus hoe het systeem van de stralingsincident bestrijding is ingericht . Een transparante taken- en verantwoordelijkheidsverdeling die operationeel getoetst is in de praktijk, is daarbij een noodzakelijke randvoorwaarde. Dat heeft betrekking op overheidsorganen (Rijk (inclusief Defensie en kennisinstituten), veiligheidsregio’s, politie, gemeenten), maar ook op alle als A- of B-object geclassificeerde organisaties en bedrijven. Ten aanzien van de burger geldt dat de informatievoorziening en verwachtingen helder zijn. Hierbij gaat het zowel om dat wat de burger van de overheid en bedrijfsleven aan hulp mag verwachten en hoe zij hierover geïnformeerd wordt. Maar ook dat duidelijk is wat van de burger verwacht mag worden c.q. wordt. Bijvoorbeeld in relatie tot te nemen maatregelen als de inname van jodiumpillen. Partijen hebben ieder eigen taken en verantwoordelijkheden, waarbij afstemming, informatieuitwisseling, samenwerking, eenduidige publieksvoorlichting en risico- en crisiscommunicatie noodzakelijk zijn.
10
Hier zijn het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten en NPK – Responsplan leidend.
12/41
Vanwege de mogelijk grensoverschrijdende effecten van (dreigende) stralingsincidenten dient goed voeling te worden gehouden worden met ontwikkelingen in de buurlanden en Europese regelgeving. Die internationale oriëntatie kan overigens ook het verlenen van onderlinge bijstand betekenen. Hierbij dienen bestaande structuren zo goed mogelijk te worden benut.
2.2 Scope Het project is gericht op het terrein van rampenbestrijding en crisisbeheersing en de hieraan gerelateerde risicobeheersing. Het project is niet gericht op de veiligheid en beveiliging van nucleaire installaties, andere stralingsbronnen en het nemen van preventieve maatregelen op bronniveau . Primair wordt uitgegaan van de voorbereiding op de bestrijding van effecten (inclusief de nazorg). Over het algemeen zal een stralingsincident niet met opzet worden veroorzaakt, maar ook moedwil is een denkbaar scenario. Er is hier sprake van een grensvlak tussen beveiliging en veiligheid. Bij de bestrijding van een moedwillig incident zal de inzet van hulpdiensten net als bij een niet-moedwillig incident evengoed noodzakelijk zijn. Omdat dit een bijzonder soort incidenten betreft, wordt deze als één van de scenario’s in het project meegenomen. Uit gesprekken met de stakeholders is gebleken dat vrijwel alle partijen van mening zijn dat er extra aandacht moet worden besteed aan de thema’s transparante verantwoordelijkheidsverdeling, nazorg, B – objecten en risico- en crisiscommunicatie en publieksvoorlichting. Verder is het overbruggen van de afstand tussen beleid en praktijk een belangrijk aandachtspunt van vrijwel alle partijen. On-site bronbestrijding gerelateerd aan rampen en crisisbeheersing is een primaire verantwoordelijkheid van de exploitanten; deze valt buiten de scope van dit traject. Wel wordt zoals eerder genoemd de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s voor de off site effectbestrijding meegenomen binnen de scope. De aansluiting tussen die twee valt vanzelfsprekend ook binnen de scope van het project (Bijvoorbeeld de ondersteuning van de bronbestrijding vanuit de veiligheidsregio’s op verzoek van de exploitanten.). Tot slot zal het projectresultaat meer moeten zijn dan alleen het oplossen van knelpunten, zoals die bij de probleemstelling zijn benoemd. Er zal een overzicht worden gegeven van lopende initiatieven en reeds gerealiseerde zaken rond het thema risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten.
2.3 Uitgangspunten Bij de opzet en de uitvoering van het project wordt een aantal uitgangspunten gehanteerd:
Gegeven de ontwikkelingen rond de recente vorming van de ANVS dient een algemeen voorbehoud m.b.t. de inzet van de ANVS te worden gemaakt. De bij de vorming van de ANVS betrokken partijen onderkennen nut en noodzaak, maar een voorbehoud moet worden gemaakt t.a.v. van de deadlines van de haar regarderende resultaten.
13/41
Voor de realisatie van de doelstellingen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van c.q. aangesloten bij lopende en voorzienbare activiteiten. De belangrijkste ontwikkelen hierbij zijn: - De implementatie van het nieuwe Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten. - Het verwerken van de uitkomsten van de IAEA-IRRS missie van november 2014 - Implementatie van het Harmonisatiebesluit van het kabinet inzake uitgifte van jodiumprofylaxe en de zonering voor evacuatie en schuilen. In het project wordt zo goed mogelijk recht gedaan aan de verantwoordelijkheden en belangen van alle betrokken partijen. Er wordt zo helder mogelijk onderscheid gemaakt tussen activiteiten waar individuele partijen voor verantwoordelijk zijn en die waar sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De partijen betrachten zoveel mogelijk transparantie naar elkaar. Informatie wordt met elkaar gedeeld, behoudens in die gevallen waar het delen van informatie niet mogelijk is vanwege vertrouwelijkheid of belangen van één of meer partijen op een onaanvaardbare wijze worden geschaad. De realisatie van de doelstellingen is zoveel mogelijk het resultaat van gezamenlijke activiteiten en het in samenhang brengen van activiteiten van individuele partijen. De betrokken partijen maken zo goed mogelijk concrete afspraken over de aandacht en capaciteit die in 2015 en 2016 aan specifieke onderwerpen en activiteiten worden besteed. Dit om te voorkomen dat activiteiten onderling met elkaar gaan concurreren. Onderwerpen en activiteiten die niet in het projectplan worden vastgelegd, worden ook niet in het kader van dit project opgepakt. Gaande het project beoordeelt de projectleiding periodiek of bijstelling van het project moet plaatsvinden, bijvoorbeeld op basis van recente ontwikkelingen. Inzet is dat de betrokken partijen, waar het gaat om activiteiten op het terrein van de eerdere beschreven scope, hun focus de komende jaren zoveel mogelijk leggen op de onderwerpen waar dit project zich op richt. Beschikbare kennisstructuren worden optimaal benut en zoveel mogelijk met elkaar verbonden. Te denken valt aan: ANVS (Rijk), CKV (veiligheidsregio’s) en Vereniging Nucleair Nederland (NNL; belangen vereniging vergunninghouders i.k.v. de Kernenergie wet).
2.4 Resultaatgebieden In de projectopdracht zijn vier resultaatgebieden benoemd. Te weten: 1. Een gedeeld inzicht in de geldende taken en verantwoordelijkheden bij de voorbereiding op stralingsincidenten. Dit heeft betrekking op overheden, sector en burgers. 2. Een proces van gezamenlijke bewustwording bij overheden, bedrijfsleven en burgers t.a.v. de betekenis en werking van deze taken en verantwoordelijkheden in de praktijk, inclusief de achterliggende belangen en onderlinge afhankelijkheden. 11 3. Helderheid over het handelingsperspectief in de incidentfase en nafase , voor zowel de overheid, het bedrijfsleven als de burger.
11
De exacte aanpak e.d. is op dit moment niet duidelijk en zal naar verwachting tot na 2016 lopen. De ANVS neemt het voortouw om e.e.a. beleidsmatig uit te gaan werken. Voor nu
14/41
4. Een visie op proces en inhoud van publieksvoorlichting en risico- en crisiscommunicatie, inclusief een praktische vertaling in instrumenten. Ad1. Het gaat hier primair om taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken overheidsorganen en vergunninghouders op grond van de relevante wet- en regelgeving en vergunningen bij de voorbereiding op stralingsincidenten. Deze kunnen in Verdragen en in Nederlandse of Europese wet- en onderliggende regelgeving zijn verankerd, maar ook voortkomen uit beleidsprogramma’s en afspraken waar overheden elkaar op hebben vastgelegd. Een voorbeeld is het beleid zoals geformuleerd in de recent aan de TK 12 aangeboden brief aangaande de harmonisatie van de voorbereiding op kernongevallen . Een ander voorbeeld is de nadere uitwerking en implementatie van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten. Ad.2. Er is uitgaande van een gedeeld overzicht van taken en verantwoordelijkheden een proces van bewustwording nodig bij alle betrokkenen. Bewustwording dat zij daadwerkelijk een verantwoordelijkheid hebben in de voorbereiding op stralingsincidenten, waar deze verantwoordelijkheid dan concreet uit bestaat en hoe zich dit vertaalt in de praktijk. De voorbereiding op stralingsincidenten wordt soms teveel beschouwd als een exclusieve verantwoordelijkheid van het Rijk. De beelden die de betrokkenen hebben van de betekenis van hun eigen verantwoordelijkheid in de praktijk, stemmen niet altijd overheen met wat hun daadwerkelijke verantwoordelijkheden behoren te zijn. Dit heeft zijn weerslag op de samenwerking. Het gaat overigens niet alleen om incidenten met nucleaire installaties (Aobjecten), maar ook om zogenaamde B-objecten (dit zijn bijvoorbeeld radiologische bronnen aanwezig in ziekenhuizen, maar ook radioactief transport). Het functioneren van het netwerk aan betrokken partijen binnen het kader van de beschreven taken en verantwoordelijkheden wordt in belangrijke mate bepaald door een gedeeld beeld t.a.v. de communicatie en informatievoorziening die nodig is om activiteiten en verwachtingen van de overheid, het bedrijfsleven en de burger goed op elkaar af te stemmen zowel binnen Nederland als grensoverschrijdend (primair voor Duitsland en België). Het gaat om activiteiten in zowel de koude als warme fase. Bij het bewust worden en invullen van de eigen verantwoordelijkheid hoort ook aandacht voor professionaliteit. Dit is een continue proces waarbij de samenwerkende partijen hun professionaliteit (in kennis en handelen) op het terrein van risicobeheersing en rampen en 13 crisisbeheersing rond stralingsincidenten continue verbeteren . Ad 3. Naast een overzicht van verantwoordelijkheden en de bewustwording van de eigen taak en betrokkenheid, is het nodig dat er ‘reflexen’ ontstaan in het vereiste handelen bij stralingsincidenten. Vergeleken met de voorgaande twee projectresultaten is dit meer ‘operationeel’ georiënteerd; hoe wordt er werkelijk in de praktijk gehandeld. Bij het
wordt de nadere uitwerking dan ook buiten dit projectplan gehouden. Indien mogelijk c.q. nodig wordt in de loop van de tijd bepaald of de ontwikkelingen iets voor het project betekenen. 12 TK 2013-2014, 32645, nr. 60 13 De komst van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming dient op Rijksniveau onder meer verbetering aan te brengen in het organiseren van kennis over diverse departementen. Het ANVS clustert per 1 januari 2015 de kennis en capaciteiten van onder meer het RIVM, ILT, KFD en het ministerie van EZ op dit terrein. Binnen de veiligheidsregio’s is het kenniscluster rondom dit domein georganiseerd in het Centrum Kernongevallen Veiligheidsregio’s.
15/41
handelingsperspectief horen dan ook een actuele planvorming op alle overheidsniveaus, voldoende capaciteiten c.q. middelen om daadwerkelijk in te zetten, een integrale visie op kennismanagement én eenduidig multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen. De grensoverschrijdende afstemming en samenwerking verdienen daarbij aandacht. Ad.4. Onderwerpen als nucleaire veiligheid en stralingsincidenten liggen maatschappelijk zeer gevoelig. Naast principiële bezwaren kan er in sommige gevallen sprake zijn van een negatief imago of een overreactie in het licht van het werkelijke (potentiële) risico c.q. potentiële effect, wat kan komen door een gebrek aan kennis of een risicoperceptie die is ingegeven door onder meer de media en politiek of gebrekkige en eenzijdige voorlichting. Los van onnodige angst en onrust kan een effectieve respons onder meer afhangen van een realistische en effectieve reactie van het publiek en het bedrijfsleven. Om tot een realistische risicoperceptie te komen is naast een gedeeld inzicht in het bestaande risicoprofiel een toegesneden, duidelijke communicatiestrategie nodig, als basis voor publieksvoorlichting over risico’s (en baten) die zijn verbonden aan stralingsbronnen. Hierbij wordt ingezet op een integrale en samenhangende uitvoeringsstrategie waarin alle partijen een rol spelen en wordt aangesloten bij de risicoperceptie van de burger.. Het gaat er bij deze publieksvoorlichting en risico- en crisiscommunicatie niet om dat iedereen ‘deskundige’ behoeft te worden, maar dat het publiek, bestuur en hulpverleners wel geïnformeerd worden over de voor- en nadelen van de toepassing van radioactiviteit en de potentiële risico’s. En dat deze risico’s waar mogelijk ook in een breder risicoperspectief worden geplaatst (vanuit all hazard benadering). De communicatieboodschap moet het publiek, bestuur en hulpverleners ook een beeld geven van wat zij van de overheid redelijkerwijze aan hulp mogen verwachten en waar de overheid actief de zelfredzaamheid van burgers stimuleert en faciliteert om de veerkracht in de samenleving te versterken.
16/41
3 Aanpak en fasering 3.1 Aanpak en ordening Zoals gezegd zijn in het verlengde van de doelstelling van het project vier resultaatgebieden benoemd (zie 2.4). Het streven is deze resultaten zoveel mogelijk te realiseren door samenhang te brengen in lopende en voorgenomen processen en activiteiten op landelijk en regionaal niveau. Waar mogelijk worden deze onder de noemer van dit project uitgewerkt, dan wel worden de resultaten uit dit traject meegenomen in de uitvoering van deze andere lopende (of voorgenomen) trajecten en vice versa. Op landelijk niveau moet hierbij onder meer gedacht worden aan de reeds eerder genoemde: 1. Implementatie van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten, vanuit de ANVS 2. Implementatie van maatregelen volgende uit de harmonisatie van concrete maatregelen bij kernongevallenbestrijding zoals op 2 juli 2014 richting de TK gecommuniceerd, vanuit het ministerie van VWS (jodiumprofylaxe) en de ANVS c.q. Veiligheidsregio’s (evacuatie en schuilen). 3. Implementatie van de zogenaamde Basic Safety Standards zoals eind 2013 door de EU 14 vastgesteld vanuit de ANVS 4. De verdere ‘vorming’ van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) welke per 1 januari 2015 als projectdirectie bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu is gestart en per 1 januari 2016 als ZBO moet gaan functioneren. Voor elk van de veiligheidsregio’s geldt dat het onderwerp stralingsincidenten bewust meegenomen moet worden bij de actualisatie van het regionaal risicoprofiel en risicobeoordeling. Wat in de praktijk betekent dat relevante scenario’s rondom A- en Bobjecten (inclusief radioactief transport) voor zover relevant worden meegenomen en dat hierbij afstemming plaats vindt met de buurregio’s. En dat vervolgens de uitkomsten hiervan een plek kunnen krijgen in de daadwerkelijke planvorming (regionaal beleidsplan, crisisplan enz.) op regionaal niveau. Overigens geldt dat ook aan Rijkszijde een herbeoordeling van de gehanteerde incidentscenario’s aan de orde is. Dit o.m. in het kader van de implementatie van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten en de herijking van de scenario’s zoals gehanteerd in het kader van de Nationale Risicobeoordeling.
14
COUNCIL DIRECTIVE 2013/59/EURATOM, 5 December 2013
17/41
Ordeningsprincipe Voor de nadere uitwerking van het projectplan is gekozen voor een ordeningsprincipe waarin vijf kernvragen centraal staan. Aan de hand van deze kernvragen worden activiteiten beschreven die in gezamenlijkheid bijdrage aan de realisatie van concrete resultaten op de vier resultaatgebieden. De kernvragen zijn: 1. Wat is precies de domeinafbakening? Dit houdt in dat uitgaande van eenduidig taalgebruik de afbakening tussen wat wel binnen het domein van stralingsincidenten valt en wat niet voor alle betrokkenen helder is. En dat ten behoeven van het eenduidig taalgebruik er een eenduidig te hanteren begrippen- en definitiekader ontwikkeld is (mede o.b.v. de internationale standaarden vanuit het IAEA). 2. Is het netwerk op orde? Dit houdt enerzijds in dat taken en verantwoordelijkheden voor alle betrokkenen (ook van elkaar) duidelijk zijn en anderzijds dat het netwerk inzichtelijk en ontsloten is. 3. Zijn de risico’s bewust in beeld? Dit houdt in dat de risico’s die spelen rond het vraagstuk stralingsbescherming voor alle partijen duidelijk zijn, inclusief de consequenties hiervan in te nemen verantwoordelijkheid Het gaat echter ook om het bewust accepteren van bepaalde risico’s, de zogenaamde de risicoacceptatie. 4. Is de voorbereiding voor het nemen van maatregelen op orde? Dit houdt in dat bij alle betrokken partijen bekend is welke maatregelen genomen moeten (kunnen) worden, dat men hier op voorbereid is middels planvorming en de aanwezigheid van benodigde middelen en capaciteit en dat e.e.a. adequaat kan worden ingezet. 5. Wordt er continue geleerd en kan bijgestuurd worden? Dit houdt in dat er sprake is van 15 enerzijds een (deels gezamenlijk) structureel meerjarig OTO en evaluatie en kennisprogramma (o.a. koppeling tussen kennisplatforms) en dat er anderzijds sprake is van een gedegen toezicht regiem middels inspecties e.d. Hierna volgt een nadere uitwerking in concrete activiteiten in relatie tot de vijf kernvragen, welke binnen dit project zullen worden ondernomen. Waar nodig zal ook de relatie beschreven worden met aanpalende trajecten die de komende jaren worden ondernomen.
3.2 Tussenresultaten en deelprojecten 3.2.1 Domeinafbakening. De bestaande wet en regelgeving biedt het kader waarin de basis kan worden gevonden van het domein stralingsincidenten. Om optimaal samen te kunnen werken als betrokken partijen binnen dit domein is het cruciaal dat deze ‘brondocumenten’ voor iedereen ontsloten zijn en dat ‘dezelfde taal gesproken wordt’. Er is een duidelijke behoefte om een eenduidig begrippen- en definitiekader te hanteren. Dit zal dan ook in aanloop naar de uitvoering van dit project worden gerealiseerd. De basis hiervoor ligt in de door het IAEA en EU gehanteerde begrippenkader.
15
OTO: opleiden, trainen en oefenen
18/41
Voor de afbakening van het project is het van belang dat er een gezamenlijk inhoudelijk vertrekpunt wordt gecreëerd. Uitgaande van de in 2.5 gehanteerde scope wordt de volgende domein beschrijving gebruikt: Het project richt zich op de voorbereiding op én daadwerkelijke versterking van de uitvoering van de risicobeheersing en crisisbeheersing rond stralingsincidenten. Buiten het domein valt het voorkomen van zogenaamde moedwillige incidenten. Echter, het snijvlak tussen safety en security (beveiliging) wordt wel meegenomen, daar waar het gaat om de incidentbestrijding volgende een moedwillige verstoring. Tevens wordt in het project de verantwoordelijkheid van de exploitant voor de bedrijfsvoering (inclusief nucleaire veiligheidsaspecten) van zijn faciliteit buiten beschouwing gelaten. Wel wordt aandacht besteed aan het snijvlak tussen de activiteiten van de exploitant bij een stralingsincident en die van de veiligheidsregio’s. Hierbij kan het ook gaan om de ondersteuning van de exploitanten door Veiligheidsregio’s bij de bronbestrijding.
Ter ondersteuning van alle betrokken partijen binnen dit domein zullen een tweetal zaken begin 2015 worden gerealiseerd: 16
Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
1
Samenstellen van een eenduidig gedeeld basisoverzicht van relevante brondocumenten (op het domein ‘crisisbeheersing stralingsincidenten’)
1. Relevante regelgeving 1ste kwartaal is in kaart gebracht. 2015 2. Relevante brondocumenten zijn beschikbaar gemaakt.
2
Opstellen van gedragen lijst met definities en 17 begrippen .
1. Lijst met eenduidige definities en begrippen opgesteld (op basis brondocumenten) 2. Voorstel t.a.v. mogelijke ontbrekende definities of begrippen opgesteld
1ste kwartaal 2015
Actiehouder
ANVS (NCS werkgroep doet aanzet, CKV/IFV vult aan)
Projectsecr./ANVS
16
Gezien de inzet van de ANVS t.a.v. kennismanagement e.d. zijn de ANVS en het RIVM cruciale partijen in dit proces. 17 De basis hiervoor wordt gevonden in de door het IAEA gehanteerde begrippenkader
19/41
3.2.2 Netwerk en verantwoordelijkheden. De voorbereiding op en daadwerkelijke aanpak van stralingsincidenten vraagt betrokkenheid en samenwerking van verschillende partijen. Om hierbij in gezamenlijkheid effectief op te kunnen treden is het van groot belang dat deze partijen over voldoende kennis van elkaars belangen en verantwoordelijkheden beschikken. De daadwerkelijke invulling van de individuele taken van elk van deze partijen vraagt ook om een gedeeld inzicht in hoe e.e.a. zich tot elkaar verhoudt. Een ander cruciaal aspect voor een optimaal functionerend netwerk zijn eenduidige afspraken over de onderlinge informatie-uitwisseling (beleidsmatig en operationeel) zowel tijdens als in de voorbereiding op mogelijke incidenten. De ervaringen in andere landen zoals Finland geven aan dat het verhelderen van het netwerk plus bijbehorende verantwoordelijkheidsverdeling om een forse tijdsinvestering vraagt van betrokken partners. De oprichting van de ANVS zal leiden tot een bundeling van partijen op rijksniveau. Deze organisatie kan een belangrijk rol spelen bij het verder ontwikkelen en organiseren van het netwerk. Ook op regionaal en sector niveau is sprake van een bundeling van kennis en realisatie van een platformfunctie, middels het Centrum Kernongevallenbestrijding Veiligheidsregio’s en de Vereniging Nucleair Nederland. Concreet dient binnen het project: Inzicht te worden verschaft in de betrokken partijen en hun belangen; Overzicht per partij te worden gegeven van taken en verantwoordelijkheden en wat de operationele doorvertaling hiervan in de praktijk betekent; Werkafspraken te worden gemaakt tussen de betrokken partners over de onderlinge informatie-uitwisseling (beleidsmatig en operationeel). Zowel ter voorbereiding op, als tijdens, daadwerkelijke incidenten. Hierbij zijn eenduidige contacten binnen het te creëren netwerk cruciaal. In de nadere uitwerking wordt een aantal fundamentele vraagstukken die in het kader van de 18 ontwikkeling van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten is benoemd meegenomen . De resultaten van het deelproject Netwerk en verantwoordelijkheden zijn dan ook directe input voor de nadere implementatie van het NCS zoals die vanaf 2015 gaat lopen. Nb. Gezien de primaire verantwoordelijkheid van de ANVS om een effectief functionerend stelsel te realiseren rond het voorkomen en bestrijden van stralingsincidenten zal bij de nadere uitwerking en uitvoering van onderstaande acties de ANVS een belangrijke rol moeten spelen. Nr. Activiteit
1
Uitvoeren van een krachtenveldanalyse met een beschrijving van formele posities, belangen 19 en beïnvloedingsprofiel .
Beschrijving tussenresultaat
Planning
Actiehouder
Beschrijving van het krachtenveld o.m. t.a.v. formele posities, belangen en beïnvloedingsprofiel.
Derde kwartaal 2015
Projectsecr.
18
Zie implementatieplan NCS ......2014. Bij de exacte vormgeving zal zoveel mogelijk aangesloten c.q. gebruik gemaakt worden van bestaande informatie c.q. activiteiten. (B.v. RIVM activiteiten als: ,’mindmap chemische incidenten’ en kennismanagement in het kader van de ANVS vorming) 19
20/41
2
Aan de hand van opgestelde scenario’s discussie over taken en verantwoordelijkheden (ook in internationaal perspectief). Hierbij zijn naar verwachting meerder bijeenkomsten nodig..
3
Op basis uitkomsten verantwoordelijkheden sessies: realisatie voorstel aanpak overlap en grijze en witte vlekken.
Advies aan ANVS/VB hoe overlap en grijze en witte vlekken aan te pakken
4
Realisatie werkafspraken tussen betrokken ketenpartners over de onderlinge informatieuitwisseling. Zowel beleidsmatig en operationeel ter voorbereiding op als tijdens daadwerkelijke incidenten. Hierbij is het benoemen van eenduidige contactpunten in het netwerk cruciaal om aan vertrouwen te werken.
Gedragen set afspraken 2de helft over informatie-uitwisseling, 2015 mede gebaseerd op overzicht belangen en verantwoordelijkheden
5
Samenstellen document waarin het netwerk wordt geschetst beschreven aan de hand van bestaande belangen, taken en verantwoordelijkheden en de manier van samenwerken middels o.m. informatieuitwisseling
Boekje met beschrijving van het netwerk (vorm van bestuurlijke netwerkkaart stralingsincidenten)
2de helft 2015
Projectsecr.
6
Akkoord ophalen van betrokken partijen over de inhoud van het boekje inclusief voorstel hoe bewustzijn met dat boekje te vergroten.
Akkoord op boekje en implementatie voorstel.
2de helft 2015
Projectsecr.
Nadere duiding van taken 1ste helft en verantwoordelijkheid 2015 van partijen. Inclusief operationele doorvertaling aan de hand van scenario’s. Overzicht van overlap en grijze en witte vlekken.
Derde kwartaal 2015
Projectsecr./ANVS
Projectsecr./ANVS
Direct betrokken partijen
21/41
3.2.3 Risico’s bewust in beeld Naast een helder inzicht in de eigen belangen, taken en verantwoordelijkheden start een gedegen voorbereiding op mogelijke incidenten c.q. crisis met het hebben van een goed inzicht in de mogelijke risicobronnen en de consequenties van deze risico’s gezien de taken en verantwoordelijkheden. De realisatie van dit inzicht vergt gezien de samenhang van e.e.a. per definitie om een gezamenlijke inspanning vanuit zowel Rijk, veiligheidsregio’s als ook de exploitanten. Hierbij geldt dat gedurende dit proces van bewustwording ook aandacht dient te zijn voor een realistische omgang met mogelijke risico’s door expliciet aandacht te besteden aan de acceptatie van risico’s en keuzes t.a.v. de risico’s waarop de aandacht zich moet richten. Gedegen risicobeheersing vraagt in deze dus niet alleen goede voorbereiding in planvorming e.d. maar ook voor bewuste aandacht voor zaken als de vergunningverlening 20 bij alle betrokken partijen . Van belang is dat de risico’s rondom A-objecten in Nederland en de grensregio’s in België en Duitsland goed in beeld zijn bij rijk, sector en de direct betrokken bronregio en 21 effectregio’s . Het recente harmonisatiebesluit van de minister van Economische Zaken leidt er toe dat directe maatregelen voor A-objecten (uitgifte jodiumtabletten, evacuatie en schuilen) voor meer effectregio’s gaan gelden. Het risico van een stralingsincident bij B-objecten en de noodzakelijke voorbereiding hierop dient de komende jaren nadere aandacht te krijgen bij Rijk, regio’s en exploitanten. Weliswaar is er een wettelijke verantwoordelijkheid (Kernenergiewet) om voorbereidingen te treffen, in de praktijk blijkt deze voorbereiding lang niet overal optimaal geregeld. Het belang om hier met alle partijen de komende jaren aandacht aan te besteden wordt ook onderstreept door de IAEA naar aanleiding van de IRRS-missie die afgelopen november 2014 is gehouden. De IAEA heeft in haar eerste bevindingen (rapportage volgt komende maanden) juist aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Belangrijke factor is dat de mogelijke ‘fysieke’ effecten naar verhouding beperkt kunnen zijn, maar met name de mogelijk te ontstane maatschappelijke onrust naar verwachting leidt tot een communicatieve uitdaging. Het risico en de potentiële consequenties van transporten met stralingsbronnen is voor veel partijen onvoldoende duidelijk. Hierbij dient een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen de categorie 1 nucleaire transporten en de transporten met overige stralingsbronnen naar bijvoorbeeld ziekenhuizen en laboratoria. Naast boven beschreven risico’s wordt het snijvlak tussen wat als safety en security ‘wereld’ kan worden getypeerd door veel partijen als een belangrijk aandachtspunt en potentieel risico genoemd. Op dit moment is niet geheel duidelijk wat precies het vraagstuk is dat dient te worden opgepakt t.a.v. dit snijvlak. Het creëren van dit inzicht wordt dan ook meegenomen in dit project.
20
Nb. Overwogen kan worden om beleidsmatig de rol van de veiligheidsregio in relatie tot de vergunningverlening in het kader van de Kernenergiewet nader te bekijken. 21 TK 2013-2014, 32645, nr. 60
22/41
Bovenstaande leidt er toe dat om de voorbereiding op stralingsincidenten de komende jaren te optimaliseren de mogelijke risico’s dienen te worden meegenomen in onder meer de regionale planstructuur te starten met het regionale risicoprofiel. Maar dat daarnaast ook bewuste omgang met risico’s c.q. risicoacceptatie nadere aandacht behoeft. Voor de komende jaren wordt dan ook ingezet op:
Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
Actiehouder
1
Aandacht vragen voor risico’s stralingsincidenten (A (ook grensoverschrijdend), B en transport) bij bestuurders en management 22 veiligheidsregio’s .
Verhoogd bewustzijn t.a.v. 1ste helft aanwezige risico’s en te 2015 nemen verantwoordelijkheden.
Projectsecr.
VR’s
Nb. Hierbij wordt waar
nuttig en noodzakelijk een koppeling gelegd worden naar de activiteiten uit het traject ‘risicogerichtheid’ (onderdeel strategische agenda) 2
Risico’s van stralingsincidenten meenemen bij herijking regionale risicoprofielen
Risico’s stralingsincidenten expliciet opgenomen in regionale risicoprofielen
Heden2de helft 2015
3
Specifieke risico’s van B-objecten per regio nader in kaart brengen.
Specificatie van exacte risico’s B-objecten per regio t.b.v. nadere planvorming
2 helft 2015
VR’s
4
Afstemming regionale risicoprofielen tussen bron- en effectregio’s én indien nodig grensoverschrijdend
Benoemde risico’s opgenomen in het regionale risicoprofiel en risicobeoordeling per veiligheidsregio
2de helft 2015
VR’s
5
Beoordeling nationaal incidentscenario in Nationale risicobeoordeling op
Herijkt nationaal ‘maatscenario’ en beoordeling in het kader van de Nationale
pm
ANVS/VenJ
de
22
De inzet hierbij is dit (punt 1 t/m 3) samen met de inspanning op dit terrein in het projecten ‘water en evacuatie’ en continuïteit aan te pakken.
23/41
actualiteit en 23 bruikbaarheid .
Risicobeoordeling
6.
Aandacht vragen voor risico’s stralingsincidenten bij Bobjecten bij betreffende exploitanten, focus op noodzaak e.e.a. af te stemmen met VR’s
Bewustzijn bij betreffende exploitanten dat t.a.v. dit risico nadere contacten met VR’s dienen te bestaan.( planvorming en gezamenlijk oefenen)
7
Risico’s rond transporten Overzicht van expliciet op 24 nader in kaart brengen . te pakken punten t.b.v. nadere uitwerking c.q. Aandacht voor risico’s advies aan betrokken rondom transporten bestuurders. Hier ligt vertalen naar regionale tevens een belangrijke rampbestrijdingsplannen verband met het thema 25 MOTO
8
Problematiek t.a.v. het snijvlak safety/security 26 nader in kaart brengen .
Overzicht van expliciet op te pakken punten t.b.v. nadere uitwerking c.q. advies aan betrokken bestuurders
2de helft 2015
NNL
de
Projectsecr./VR’s/ANVS
de
Projectsecr.
2 helft 2015
2 helft 2015
3.2.4 Beleid en capaciteiten. De vraag of er ook daadwerkelijk adequaat kan worden opgetreden is opgesplitst in een aantal hoofdpunten, te weten: Planvorming: De plannen aan de hand waarvan adequaat door de betrokken partijen kan worden opgetreden. Capaciteiten: De mensen, kunde en middelen voorhanden om daadwerkelijk adequaat in te kunnen grijpen. MOTO: Betrokken mensen zijn opgeleid, getraind en geoefend om daadwerkelijk (gezamenlijk) professioneel te kunnen optreden. En dit wordt continue onderhouden. Specifieke maatregelen: Een aantal concrete maatregelen die de komende tijd moet worden ingevoerd. Communicatie: De strategie en concrete boodschap en middelen om de maatschappij te informeren, concreet over de risico’s te communiceren en in geval van een incident effectief in gezamenlijkheid te communiceren over dat incident c.q. die crisis.
23
Hierbij is de inzet aan te sluiten op de ontwikkelingen rond het gehanteerde maatscenario, zoals dat naar verwachting wordt opgepakt in het kader van de implementatie rond het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten en de algemene ontwikkelingen rond de herijking van de scenario’s in het kader van de Nationale Risicobeoordeling. 24 Deze actie kan deels gebruik maken c.q. meelopen met de scenario aanpak t.b.v. de verantwoordelijkheidsverdeling paragraaf 3.2.2.. 25 MOTO: multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen (i.c. gezamenlijk vanuit verschillende disciplines/organisaties opleiden, trainen en oefenen) 26 Deze actie kan deels gebruik maken c.q. meelopen met de scenario aanpak t.b.v. de verantwoordelijkheidsverdeling paragraaf 3.2.2.
24/41
In de navolgende pagina’s wordt per hoofdpunt ingegaan op de concreet te ondernemen acties in de komende jaren.
Planvorming Wanneer de risico’s bewust in beeld zijn bij de betreffende partijen is de volgende stap het hebben van plannen om daadwerkelijk (samen) adequaat op te kunnen treden in geval van (potentiële) stralingsincidenten. Op nationaal niveau is recent het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS) vastgesteld, dit is de opvolger van het Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding dat sinds 1989 het kader bood voor crisisbeheersing rond stralingsincidenten. De implementatie van dit plan dient de komende jaren middels realisatie van deelplannen verder door de 27 ANVS in samenwerking met alle relevante partners te worden uitgewerkt . Binnen de regio’s dient de aandacht voor stralingsincidenten geborgd te zijn in hun planvormingscyclus, waarbij het NCS en de te realiseren deelplannen, maar ook het reeds gerealiseerde model rampbestrijdingsplan nucleaire installaties, belangrijke kaders (zullen) bieden. Gezien het recente harmonisatiebesluit vanuit de minister van Economische Zaken rondom directe maatregelen voor kernongevallenbestrijding (distributie van jodiumpillen, evacuatie en schuilen) en de noodzaak om meer aandacht te besteden aan B-objecten onder meer in het kader van de implementatie van de Basic Safety Standaards, dient hier door veel regio’s nog een slag te worden gemaakt. Voor A-objecten en specifiek voor Urenco en COVRA geldt dat er wettelijke verplichtingen zijn tot voorbereiding op stralingsincidenten en het afstemming hierover te zoeken met de veiligheidsregio’s (ondersteuning bij bronbestrijding en snijvlak on-site/off-site). Voor de forse categorie aan Bobjecten geldt dat geen sprake is van specifieke afspraken. De planvorming t.a.v. de nafase van stralingsincidenten is binnen het Rijk en regio’s niet (of zeer beperkt) vorm- en inhoud gegeven. Wel is op Rijksniveau sprake van meer generieke plannen t.a.v. de nafase. De komende jaren zal vanuit het Rijk (de ANVS) in het kader van de implementatie van de Basic Safety Standards worden ingezet op het realiseren van een 28 beleidsmatig kader op dit vlak . Op termijn zal de doorvertaling naar consequenties op regionaal niveau een cruciale stap zijn om een en ander daadwerkelijk geïmplementeerd te krijgen.
Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
1
Operationele voorbereiding Voorbereiding op Bop B-scenario’s nader scenario’s per uitwerken en in veiligheidsregio geregeld noodzakelijke plannen opnemen.
2
NCS en deelplannen door
Geactualiseerde
Planning
Actiehouder
Start medio 2015 t/m eerste helft 2016
VR’s
Onderdeel
ANVS/VR’s
27
De samenhang tussen deze verdere uitwerking van de implementatie van het NCS en het project ‘versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten’ vraagt de komende jaren continue aandacht. 28 De exacte aanpak e.d. is op dit moment niet duidelijk en zal naar verwachting tot na 2016 lopen. Voor nu wordt de nadere uitwerking dan ook buiten dit projectplan gehouden.
25/41
vertalen naar regionale crisisplannen en onderliggende operationele plannen. Dit binnen de context van de actualisatie
crisisplannen per veiligheidsregio
regionale beleidscyclus 2015/2016
van regionale crisisplannen op basis van geactualiseerd risicoprofiel en risicobeoordeling 3
Afstemming crisis- en Samenhangende plannen incidentbestrijdingsplannen rijk, regio’s, sector exploitanten en VR’s actief oppakken. (focus op Bobjecten)
Tweede helft 2016
VR’s/NNL
Capaciteiten (kennis, kunde en middelen) Het al dan niet adequaat (gezamenlijk) kunnen optreden door betrokken partijen wordt als er heldere plannen zijn in belangrijke mate bepaald door de beschikbaarheid van voldoende mensen met kennis om adequaat op te kunnen treden. En of deze mensen beschikken over de competenties en middelen om hun taken rondom een stralingsincident uit te voeren. Op dit moment is onvoldoende duidelijk of deze kennis, kunde en middelen in voldoende mate aanwezig zijn en of er beter tussen de betrokken ketenpartners kan worden samengewerkt. Gezien het specifieke karakter van het stralingsdossier kan niet worden verwacht dat alle partijen specialist worden, dan wel beschikken over alle benodigde capaciteiten. Specialisering en uitwisseling van kennis, kunde en middelen is dan ook cruciaal om tot een optimale en slimme inzet van schaarse capaciteiten (in mensen en middelen) te kunnen komen. De realisatie van de ANVS is een goede eerste stap om hier in ieder geval op rijksniveau invulling aan te geven. Actiehouder
Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
1
Opstellen Capaciteitenanalyse (koppeling nationaal en regionale analyses)
Overzicht van beschikbare capaciteiten (mensen, middelen) op basis scenario’s en plannen, inclusief hiaten en mogelijke slimme samenwerkingsconstructies (VCMS).
Start VenJ/ANVS/VR’s 2015 afronding eerste helft 2016
2
Opstellen advies t.a.v. noodzakelijke ‘investeringen’ om voldoende niveau te 29 realiseren
Advies welke kennis, kunde en Tweede ANVS/VR’s/NNL middelen noodzakelijk is en helft 2016 hoe deze het meest effectief en kostenefficiënt kunnen worden georganiseerd.
29
Hierbij wordt de uitkomst van de EU Off-site stresstest meegenomen die adviseert om capaciteiten ook in internationaal verband (oa via RANET) te bekijken.
26/41
Dit advies dient door de kolommen te Competentieoverzicht inzet worden uitgewerkt in stralingsincidenten een Multi competentieoverzicht waarbij helder is wat de benodigde basiscompetenties zijn waarover iedere in te zetten hulpverlener dient te beschikken en wat de specialistische competenties zijn die hulpverleners nodig hebben die in specialistisch in te zetten teams werken. 3
Implementatie advies
Benodigde capaciteiten - in mensen en middelen gekoppeld aan verantwoordelijkheden en risico’s - zijn beschikbaar om adequaat te zijn voorbereid op taakuitvoering in het kader van de crisisvoorbereiding.
20162018
ANVS/VR’s/NNL
OTO/MOTO De effectiviteit van het uiteindelijke optreden tijdens of vooruitlopende op een (potentieel) stralingsincident wordt in belangrijke mate bepaald door de mate waarin de betrokken mensen afdoende zijn opgeleid, getraind zijn en uiteindelijk ook beoefend zijn om als individu, maar juist ook gezamenlijk te kunnen werken. Het oefenen met A- en B-objecten, zowel door rijk, exploitanten, ketenpartners als GGD, ziekenhuizen, Nationale Politie, Defensie en veiligheidsregio’s (met en zonder elkaar) onderscheid zich door een grote mate van diversiteit in aandacht. Uit evaluaties van oefeningen blijkt overall dat betrokkenen op alle niveaus (individueel en teams) niet altijd voldoende zijn opgeleid en getraind om adequaat te kunnen worden ingezet bij incident met een A-of B-object (inclusief nucleaire transporten). Er is geen sprake van een eenduidig landelijk opleidings- en trainingscurriculum dat richting geeft aan de te maken benodigde kwaliteitsslag om adequaat te kunnen worden ingezet bij een stralingsincident. Daarbij wordt niet optimaal gebruik gemaakt van alle bestaande opleidings- en trainingsfaciliteiten bij de betrokken partijen. Tevens zijn de meerjarige oefencycli tussen de betrokken partijen nog niet optimaal gekoppeld en afgestemd. Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
Actiehouder
1
Realisatie van een eenduidig meerjarig opleidings- en trainingscurriculum met betrokkenheid van rijk,
Start 2015 afronding 2016 (doorloop na 2016)
ANVS/VR’s/NNL
Meerjarig opleidings en trainingscurriculum (OTO en MOTO)) Gezamenlijke opleidingen en
27/41
regio’s en sector. trainingen (OTO en Onderdeel hiervan is MOTO) gelijksoortige trainingen Gezamenlijk gebruik over organisaties heen te beschikbare faciliteiten organiseren en optimale en inzet van beschikbare opleidingsmogelijkhede faciliteiten bij alle partijen n (ook internationaal, (rijk, regio’s, defensie, IAEA) nationale politie, sector en overige ketenpartners) Eindresultaat: Medewerkers zijn per kolom (OTO) en crisisteams vanuit MOTO zijn vakbekwaam, goed getraind en geoefend conform de vastgestelde competenties 2
Bestaande overleg (in het kader van het beheer van het NCS) tussen Rijkregio’s en exploitanten versterken tot een ‘platform’ waar structureel afstemming wordt gezocht t.a.v. oefenactiviteiten tussen betrokken partijen (rijk, regio’s, sector, ketenpartners, grensoverschrijdend met als doel te komen tot een meerjarige MOTO-cyclus.
MOTO kalender (ook grensoverschrijdend) Landelijke en regionale oefeningen worden langs afgesproken lijnen geëvalueerd en door betrokken vertaald in concrete op te pakken leer- en verbeterpunten resultaten van landelijke en regionale oefeningen worden landelijk gedeeld
Start 2015 ANVS/VR’s/NNL t.b.v. MOTO kalender 2016 e.v. Doorlopend proces.
Concrete oefening voorbereiden?
Specifieke maatregelen Recent is door de minister van Economische Zaken besloten om verschillende maatregelen t.b.v. kernongevallenbestrijding meer in lijn te brengen (harmoniseren) met de aanpak in België en Duitsland. Het gaat hierbij om de distributiezones voor jodiumprofylaxe(pillen) en de zones waar binnen de maatregelen schuilen en evacueren dienen te worden voorbereid. Het gaat hierbij om directe maatregelen rond z.g. A-objecten in Nederland en net over de grens in België en Duitsland. Deze maatregelen waren reeds van kracht voor een beperkt aantal veiligheidsregio’s. De recente beleidswijziging leidt er toe dat de directe maatregelen nu voor een groter deel van Nederland gaan gelden. De implementatie hiervan dient de komende jaren uitgevoerd te worden. Voor jodiumtabletten geldt dat hierbij wordt toe gewerkt naar een landelijke strategie gericht op een uniforme landelijke aanpak van logistieke distributie en daaraan gekoppelde communicatiestrategie, waar de minister van VWS naar verwachting eind 2014 een besluit over zal nemen. De daadwerkelijke implementatie wordt in de periode daarna door VWS in samenspraak met de ANVS en de veiligheidsregio’s uitgevoerd. Voor de op te zetten landelijke eenduidige communicatiestrategie rondom de uitgifte van de jodiumtabletten werkt
28/41
het ministerie van VWS nadrukkelijk samen met de andere betrokken departementen en de veiligheidsregio’s inclusief vertegenwoordigers van de GGD. De implementatie van de wijziging van de omvang van de voorbereidingszones “ schuilen en evacueren” dient door de veiligheidsregio’s in hun planvorming te worden meegenomen, waarbij het de ANVS is die hier vanuit het rijk de primaire verantwoordelijkheid bij draagt om vanuit het Rijk ondersteuning te bieden o.m. t.a.v. de geldende verantwoordelijkheden. Cruciaal aandachtspunt hierbij is dat bij de implementatie voor iedere betrokken bestuurslaag duidelijk is wie onder welke omstandigheden verantwoordelijk is voor het besluit om tot schuilen of evacueren over te gaan. Een laatste aspect dat de komende jaren nadere aandacht behoeft (o.m. ingegeven door de ervaringen naar aanleiding van de ramp in Fukushima) is de aanpak van zogenaamde ‘indirecte gevolgen’ c.q. indirecte maatregelen. Hierbij dient te worden gedacht aan zaken als de impact op de voedselketen (landbouw producten) en drinkwater, maar ook de import van producten uit ‘besmette’ gebieden. De ANVS speelt hierbij een leidende rol om na te denken over geschikte maatregelen. Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
Actiehouder
1
Realisatie van ‘gedragen’ implementatieplan op basis van vastgestelde distributiestrategie Jodiumprofylaxe
- Implementatieplan
1ste helft 2015
VWS
2
Opstellen van communicatiestrategie 30 rond jodiumprofylaxe .
- Communicatiestrategie, inclusief boodschap, middelen en afspraken (wie, wat, hoe )
1ste helft 2015
VWS/ANVS/VR’s
3
Implementatie distributiestrategie
- Geïmplementeerde distributiestrategie
Afronding 1ste helft 2016
VWS/VR’s
4
Opstellen van 31 modelplan schuilen en evacueren stralingsincidenten, hierbij kan ervaring VRZL als basis dienen (pilot)
- Modelplan schuilen en evacueren
1ste helft 32 2015
ANVS/VR’s
Nb. Specifieke aandacht
30
Koppeling met totale communicatiestrategie stralingsincidenten (of nog breder nucleaire veiligheid en stralingsbescherming) én koppeling met communicatiestrategie rondom schuilen en evacueren. 31 Relatie moet gelegd worden met inzet in kader het project ‘water en evacuatie’, hierbij wordt o.m. ook gekeken naar verkeersmanagement t.b.v. effectieve evacuatie. 32 Planning deels afhankelijk van koppeling aan project ‘water en evacuatie’.
29/41
voor wie onder welke omstandigheden het besluit tot evacueren en schuilen neemt! 5
Opstellen van communicatiestrategie rond schuilen en 33 evacueren
- Communicatiestrategie schuilen en evacueren.
1ste helft 2015
ANVS/VR’s
Nb. Idealiter is dit geïntegreerd met punt 2.
6
Implementatie van schuil en evacuatiestrategie in regionale plannen (inclusief de communicatiestrategie)
Geïmplementeerde schuil en evacuatiestrategie
1ste helft 2016
VR’s
7
Impactanalyse indirecte maatregelen
Deze impactanalyse richt zich vanuit het scenario denken op bijvoorbeeld de impact op de voedselketen (landbouw producten en gevolgen voor dieren) en drinkwater, maar ook de import van producten uit ‘besmette’ gebieden, maar ook de continuïteit van de nutsvoorzieningen,.
2016 e.v.
ANVS
Communicatie (voorlichting, risico- en crisiscommunicatie) Het sluitstuk (en het begin) van het daadwerkelijk adequaat kunnen omgaan met mogelijke stralingsincidenten is een eenduidige en breed gedragen (landelijke) communicatiestrategie die integraal aandacht besteedt aan alle relevante aspecten en partijen betrokken bij het vraagstuk. Op dit moment ontbreekt tussen de betrokken partners op dit dossier een eenduidige aanpak en sluitende afspraken t.a.v. communicatie. Op deelaspecten is er sprake van vaak generieke plannen (crisiscommunicatieplan) of afspraken, maar veelal wordt er ad-hoc gehandeld. Er is behoefte vanuit rijk, regio’s en exploitanten aan een integrale landelijke communicatie aanpak, waar binnen duidelijke afspraken zijn gemaakt wie, wat, wanneer, hoe communiceert en hoe elkaar te vinden en informatie af te stemmen. Dit landelijk kader biedt
33
Koppeling aan totale communicatiestrategie stralingsincidenten (of nog breder nucleaire veiligheid en stralingsbescherming) én koppeling met communicatiestrategie rondom uitgifte jodiumtabletten.
30/41
dan de basis om regionaal tot specifieke maatwerkoplossingen te komen. Dit zowel ten behoeve van de publieksvoorlichting als ten aanzien van de risico en crisiscommunicatie. In het kader van de invoering van de BSS is dit ook een belangrijk aandachtspunt. Ook hier speelt de ANVS vanuit rijksniveau sinds1 januari 2015 een belangrijke rol om tot afstemming te komen tussen rijk, exploitanten en regio’s. Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
Actiehouder
1
Inventarisatie van onderwerpen welke in integrale communicatiestrategie terug dienen te komen en welke partijen hierbij betrokken dienen te worden.
Groslijst elementen t.b.v. een integrale communicatiestrategie
Begin 2015
ANVS
2
Opstellen gedragen integrale landelijk geldende communicatie strategie
Een actuele en eenduidige Eind 2015 communicatiestrategie, afgestemd tussen betrokken partijen is uitgewerkt, en wordt volgens afspraak getraind en beoefend. Dit landelijke kader legt daarbij de basis voor vertaling in maatwerkoplossingen voor de regio’s.
ANVS
3.2.5 Kwaliteit In het samenspel tussen rijk, regio’s en exploitanten bestaat behoefte aan een verder gestructureerd integraal proces van leren en verbeteren ten aanzien van de beheersing van stralingsincidenten. Het leren en verbeteren is nu nog wel eens incident gestuurd en niet altijd gericht op de structurele verbetering van het totale systeem . Nauwere samenwerking tussen de verschillende kennisdragers (ANVS, CKV, NNL) en een gestructureerde inzet van het toezichtinstrumentarium (samenwerkende inspecties, IAEA/EPREV, enz..) kan hier verbetering in brengen. Nr.
Activiteit
Beschrijving tussenresultaat
Planning
Actiehouder
1
Meerjarig programma opstellen voor structurele kennisontwikkeling o.m. gekoppeld aan MOTO 34 strategie .
-De basis is eind 2015 gelegd door de vorming van het ANVS, waarbij de regio’s via het CKV en de exploitanten via Vereniging Nucleair Nederland
2015
ANVS/CKV/NNL
34
De huidige ontwikkelingen ingegeven door de ontwikkeling van de ANVS op het gebied van kennismanagement lijken hierbij een goed startpunt. De kennisbasis die het IAEA op internationaal niveau biedt vormt daarbij een goede aanvulling.
31/41
zijn aangesloten in een virtueel kenniscentrum 2
Lange termijn toetsingsen toezichtkader incidentbestrijding 35 opstellen
Structureel ‘toezichtkader’ vanuit samenwerkende inspecties, inclusief plek voor internationaal instrumentarium (b.v. EPREV)
2016
ANVS/VenJ
3.3 Relaties met andere projecten Zoals eerder genoemd is de inzet voor dit project om zoveel mogelijk gebruik te maken van c.q. samenhang te realiseren met bestaande en voorgenomen trajecten. Een aantal cruciale trajecten is reeds eerder genoemd. Bij de verdere invulling van het project de komende maanden zal actief gezocht worden naar koppelingen aan andere activiteiten. Hierbij gaat het onder meer om (niet uitputtend): Lopende implementatie van actiepunten naar aanleiding van de EU stresstest (m.n. op het terrein van off-site incidentbestrijding) Herziening Radiologisch handboek Strategieontwikkeling Nationaal meetnet Radioactiviteit Kennismanagement ANVS
3.4 Randvoorwaarden & uitgangspunten Voorwaarde voor het slagen van het project, is commitment op landelijk niveau voor de op te leveren producten. Deze dienen daarom bestuurlijk vastgesteld te worden, waartoe de reguliere cyclus van consultatie en besluitvorming doorlopen wordt. Dit is noodzakelijk voor draagvlak en om ‘eigenaarschap’ bij alle partijen te realiseren. Voorwaarde is ook dat alle partijen elkaar kennen en verstaan. Daarom is het een absolute eerste stap om de uitleg van de domeinafbakening voor alle betrokken partijen helder te laten zijn. Een geaccordeerde/ gedragen lijst van definities en begrippen dient hiervoor met elkaar vast gesteld te worden. Vigerende wet- en regelgeving en vergunningen met exploitanten zijn leidend in het project, waar het gaat om taken en verantwoordelijkheden vast te stellen.
35
Nb. In het kader van de gezamenlijke doelstellingen is met de inspectie VenJ afgesproken dat lopende de uitvoering van de gezamenlijke doelstelling de inspectie terughoudend zal zijn t.a.v. de inzet van haar instrumentarium op de thema’s van de gezamenlijke doelstellingen.
32/41
4 Sturing en verantwoording 4.1 Eisen aan de uitvoering De concretisering van de beoogde resultaten en activiteiten vindt vanaf de start van het project plaats. Gezien de doorlooptijd van het project zal dit gedurende het traject continue bijstelling en aanscherping vragen. Bij deze nadere uitwerking zal per onderdeel expliciet bepaald worden welke partijen betrokken dienen te worden inclusief de benodigde capaciteit. Deze aanscherping kan plaats vinden wanneer duidelijk is welke kennis, vaardigheden en ervaring in welke omvang nodig is om een specifiek onderdeel te realiseren. Bij de uitvoering van de verschillende projectonderdelen wordt er van uitgegaan dat elke partij vanuit z’n eigen verantwoordelijkheid bijdraagt (capaciteit en budget) en dat van geen van de partijen iets anders gevraagd wordt dan datgene wat wet- en regelgeving van hen vraagt. Helder is dat er de komende 2 jaar door alle betrokken partners Rijk-regio en exploitanten een inhaalslag dient te worden gemaakt om tot een beleidsmatig-, maar vooral operationele vertaling te komen van geldende wettelijke verantwoordelijkheden rondom het voorkomen en beheersen van stralingsincidenten.
4.2 Risico’s en tegenmaatregelen Maak een risicoanalyse en benoem beheersmaatregelen o.b.v. onderstaande tabel: Risico Onvoldoende deelname c.q. betrokkenheid van betrokken 36 partijen
Kans Reëel
Effect - Realiseerbaarheid beoogde resultaten (binnen planning) lastig. - Draagvlak voor resultaten onvoldoende
Tegenmaatregel - Investeren in bestuurlijk draagvlak (rijk, regio, sector) in opstart fase (o.m. ‘roadshow’ VR’s)
Moeizame realisatie van bestuurlijk commitment en operationeel commitment op alle niveaus
Reëel
- Onvoldoende medewerking c.q. draagvlak voor resultaten
Onvoldoende ‘geoormerkte’ ’ruimte in reguliere
Reëel
- Vertraging t.a.v. de realisatie - Uitstel van de realisatie
Investeren in bestuurlijk en operationeel draagvlak (rijk, regio, sector) in opstart fase (o.m. ‘roadshow’ VR’s) - Heldere planning en budgettering aan de ‘voorkant’ - Bijstel momenten
36
Bijzonder aandachtspunt hierbij is de vorming van de ANVS per 1 januari 2015. Als primaire beleidsverantwoordelijke op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming is een actieve betrokkenheid vanuit de ANVS de komende jaren cruciaal.
33/41
begroting van betrokken partijen om ambities in beoogde periode te realiseren.
- Bijstellen c.q. lagere ambitie
in de tijd
4.3 Monitoring en rapportage Tijdens de feitelijke uitvoering van het project vindt periodieke monitoring en verantwoording over de voortgang van het project plaats aan de bestuurlijk portefeuillehouder en de ambtelijke stuurgroep. Dit gebeurt via een vaste voortgangsrapportage, die onder andere ingaat op de aspecten: tijd, geld, kwaliteit, activiteiten en risico’s. De verantwoordingsgegevens worden aangeleverd door de projectleiders, op daartoe overeengekomen momenten.
34/41
5 Organisatie en besluitvorming 5.1 Projectorganisatie Minster VenJ en Algemeen Bestuur VB (opdrachtgever)
Vz Dagelijks bestuur VB (Portefeuillehouder)
NCTV (Portefeuilehouder)
Ambtelijke Stuurgroep
Project Project Project Project Project VCMS Bevolkingszorg WaterveiligheidKwaliteit Continuïteit (Projectleider) (Projectleder) (Projectleider) (Projectleider) (Projectleider)
Project Stralingsincidenten (Projectleider)
Projectteam
Werkrgroep Verantwoordelijkhed en
Werkgroep Risico's bewust in beeld
(Voorzitter)
(Voorzitter)
Klankbordgroep
.......
Opdrachtgever Het opdrachtgeverschap voor het project Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten (als ook voor de projecten water en evacuatie en continuïteit van de samenleving) ligt bij de minister van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad gezamenlijk. Als portefeuillehouder vanuit het Dagelijks Bestuur Veiligheidsberaad voor het project Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten treedt mevrouw G. Faber (tevens vz. Veiligheidsberaad) op. Vanuit het ministerie van VenJ treedt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, dhr. D. Schoof op als gemandateerd opdrachtgever voor alle drie de projecten. Om de noodzakelijke samenhang tussen de projecten, zowel qua inhoud als qua tijd, te bewaken is een ambtelijke stuurgroep ingericht ten behoeve van de drie gezamenlijke doelstellingen. Deze stuurgroep kent een gedeeld voorzitterschap Veiligheidsberaad/VenJ en bestaat uit de secretaris van het Veiligheidsberaad (Leo Zaal), de directeur Weerbaarheidsverhoging van het ministerie van VenJ (Paul Gelton) en de voorzitter van de Raad van Regionaal Directeuren (Nico van Mourik). De stuurgroep wordt aangevuld met de betreffende projectleiders vanuit de VR’s en het ministerie.
35/41
Opdrachtnemer Als projectleiders (en daarmee opdrachtnemers) treden mw. G.J.M. Ruijs, directeur veiligheidsregio Zeeland en de heer E.M. Meekes, hoofd afdeling veiligheidsregio’s van het NCTV. De projectleiders zijn verantwoordelijk voor het realiseren van de projectresultaten binnen de door de portefeuillehouder aangegeven kaders, zoals de planning en het budget. De projectleiders sturen het projectteam aan en stemmen af met betrokken stakeholders. Over de voortgang van het project leggen de projectleiders frequent verantwoording af aan de opdrachtgever/stuurgroep. Werkwijze uitvoering project. Het project Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten bestaat uit een groot aantal (deel)trajecten, welke duidelijke samenhang, deels in elkaars verlengde liggend, en elkaar versterkende kenmerken kennen, maar qua uitvoering deels los van elkaar kunnen oplopen. Hierbij geldt dat het ook om trajecten gaat die verschillende betrokken stakeholders vanuit een eigen verantwoordelijkheid reeds aan het oppakken zijn, dan wel voornemens zijn op te pakken. De uitdaging is de komende jaren met elkaar de samenhang te bewerkstelligen die nodig is om de som van de verschillende delen meer te laten zijn dan alleen een optelsom. Kernpunten bij de uitvoering de komende jaren zijn dan ook: - Flexibiliteit waar het gaat om de te volgen werkwijze en de betrokken stakeholders; - Aansluiten/gebruik maken van bestaande netwerken, initiatieven enz. - Zoveel mogelijk werken vanuit bestaande verantwoordelijkheden met de insteek om ook over de grenzen van eigen belangen heen te willen werken - Maatwerk t.a.v. noodzakelijke besluitvorming, waarbij het uitgangspunt is de bestaande besluitvormingsstructuren zoveel mogelijk te gebruiken. In de uitvoering wordt er dan ook voor gekozen te werken met een projectteam dat de samenhang in het oog houdt, de overkoepelende voortgang monitort en het voortouw neemt bij verschillende specifieke trajecten. Gelijktijdig geldt dat voor verschillende trajecten zoals gezegd andere stakeholders primair als trekker optreden en deze activiteiten (deels) al los van het project binnen hun eigen verantwoordelijkheid oppakken. Het projectteam biedt waar nodig ondersteuning bij deze trajecten o.m. waar het gaat om het ‘bewaken’ van de samenhang met andere trajecten en presenteert de voortgang van deze trajecten als integraal onderdeel van de monitoring van de totale projectvoortgang (Dit laat onverlet de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden van de betreffende primair verantwoordelijke partij om hierover te rapporteren indien nodig.). Verder kan het projectteam als kanaal dienen om betrokkenheid c.q. informatievoorziening richting verschillende partijen vorm te geven. Voor de uitvoering van de specifieke (deel)trajecten zal gedurende het project door middel van maatwerk bekeken worden per (deel)traject hoe dit onderwerp precies op te pakken en welke partijen precies betrokken kunnen worden. (Indien nodig kan hierbij een specifiek projectteam geformeerd worden.) Projectteam Om het project feitelijk te begeleiden wordt een kernprojectteam samengesteld. Dit kernprojectteam bestaat uit: - Beide projectleiders - Projectsecretarissen van V&J en (namens) de VR’s
36/41
- Vertegenwoordiger ANVS. - Vertegenwoordiger VR’s. - Vertegenwoordiger sector. Inzet is dat dit projectteam op maandelijkse basis overleg heeft over de voortgang. De dagdagelijkse uitvoering wordt m.n. door de projectsecretarissen ingevuld. Klankbordgroep Om de voortgang van het project te bespreken en om producten uit het project te toeten wordt een klankbordgroep gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van stakeholders breder dan de in de projectgroep betrokken partijen. In aanzet zal hierbij geput worden uit de betrokkenen zoals vertegenwoordigd in de projectgroep die het projectplan heeft opgezet. Essentie is dat in deze klankbordgroep een goede vertegenwoordiging aanwezig is vanuit: - Regionaal/lokaal (Veiligheidsregio’s (Nb. rood en wit), Nationale Politie en gemeenten (bevolkingszorg)) - Rijk (Nb. Hierbij worden ook Defensie en RIVM meegenomen) - Sector (Nb. betrokkenheid B-objecten aandachtspunt) De klankbordgroep zal in aanzet elk kwartaal bijeen komen. Bestaande netwerken Binnen het werkveld stralingsincidenten zijn verschillende bestaande netwerken actief (beheersgroep NCS, breedoverleg kernongevallenbestrijding, overleggen NNL, ...). In de nadere uitwerking van de verschillende deeltrajecten, zullen deze netwerken zoveel mogelijk bij uitvoering en toetsing worden betrokken. Ook zullen deze gremia structureel geïnformeerd worden over de voortgang van het project.
5.2 Besluitvorming De drie gezamenlijke doelstellingen kennen een besluitvormingsstructuur waarin de Minister van VenJ en het Veiligheidsberaad gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor deze doelstelling. Deze verantwoordelijkheid laat onverlet de bestaande verantwoordelijkheden van de betrokken stakeholders t.a.v. specifieke onderwerpen zoals deze binnen het project c.q. (deel)trajecten geraakt worden. Zoveel mogelijk worden bestaande besluitvormingsstructuren zoals deze op lokaal/regionaal, rijks en privaat niveau aanwezig zijn gevolgd om besluitvorming over specifieke onderwerpen te realiseren.
37/41
6 Samenwerking 6.1 Omgeving De exacte invulling van betrokken partijen bij dit project de komende jaren vindt plaats bij de opstart van het project. In de voorbereiding zijn onderstaande partijen betrokken geweest, dan wel genoemd als cruciaal voor de uitvoering van het project de komende jaren.
“Veiligheidsregio’s”: Veiligheidsberaad, afdeling Bestuur- en Directieondersteuning, IFV
Veiligheidsregio’s Zeeland, Haaglanden, Noord Holland Noord, Limburg-Zuid, Twente
GGD-GHOR Nederland
Brandweer Nederland (via deze is ook IBGS betrokken)
CKV
Andere VR’s zullen/kunnen vanuit specifieke kennis/kunde/capaciteit aansluiten
Rijksoverheid: Ministerie van I&M,
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)
Ministerie van VenJ, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
Ministerie van VWS
RIVM
Ministerie van Defensie
Sector: Vereniging Nucleair Nederland (NNL)
EPZ (Borssele)
URENCO (Almelo)
NRG (Petten)
Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne
38/41
6.2 Communicatie Ten behoeven van de communicatie over de verschillende projecten welke in het kader van de strategische agenda van het Veiligheidsberaad (dus ook de drie gezamenlijke doelstellingen) wordt één integraal communicatieplan opgesteld. Dit plan dient als verder uitgangspunt. Waar nodig zal gedurende het project gekeken worden of er aanvullend nog specifieke communicatieactiviteiten noodzakelijk zijn. Hierbij zal ook terdege rekening gehouden worden met de inzet vanuit de ANVS t.a.v. de realisatie van een integrale communicatie strategie op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
39/41
7 Financiën 7.1 Begroting pm
7.2 Business case Nader in te vullen.
40/41
Bijlagen
41/41