27 januari 2003
Gedichten doen het altijd goed bij bijzondere gebeurtenissen. Dan bestaat behoefte aan mooie woorden, die beter dan de dagelijkse kunnen uitdrukken wat je voelt. Om poëzie ook op gewone dagen te promoten, wordt jaarlijks de Landelijke Gedichtendag georganiseerd. Dit jaar op donderdag 30 januari.
Een gedicht smaakt ook bij zuurkool Poëzie is er een soorten en maten en je kunt er alle kanten mee op. Maar waarvoor dient poëzie eigenlijk? Door Marjoleine de Vos
De redactie van Stepnet van uitgeverij ThiemeMeulenhoff maakt opdrachten bij artikelen in de A4-kranten. Deze opdrachten zijn te vinden op de website www.stepnet.nl. De artikelen in de A4kranten zijn zo gekozen dat er voor meedere vakken opdrachten bij gemaakt worden. Dit schooljaar maken ook Algemeen Dagblad, Trouw en de Volkskrant op hun websites A4-kranten voor het Studiehuis.
“...Hangend aan de nek van een kannibaal...”
“...Borsten / dan kousen / de hand nadert / dringt binnen / spreidt...”
Er was eens een gedicht in Groningen. Het hing op wel honderd plekken in de stad. Het gedicht heette ‘In Groningen’. Het was een gedicht dat wel graag contact wilde hebben met een lezer, daarin leek het op heel veel andere gedichten. Daarom begon het maar vast te praten: ‘Je bent in Groningen’, zei het gedicht, ‘maar hier/ ben je dat niet, dit is een onbekende/ plek, dit is een gedicht in/ deze stad’. Er kwam een man langs met zijn hond. De hond plaste tegen het gedicht. Mooi zo, vond die man. Die man was journalist van Het Nieuwsblad van het Noorden, waarin hij gelukkig meestal niet van die apekool aantrof zoals nu overal in de stad hing. Dus ging hij naar zijn krant en schreef een stuk tegen het gedicht. Hij schreef dat zijn hond zeer terecht
tegen het gedicht had gepiest. Hij vertelde ook dat hij zag hoe ,,en heel gewone vrouw op leeftijd” haar tas neerzette en het gedicht begon te lezen. Nu, toen hield hij zijn hart vast, want als zo’n vrouw ,,meteen al leest dat ze in Groningen is, maar niet hier, dan sta ik niet voor de gevolgen in. Want de Turfsingel is wel degelijk Groningen, meent ze. Als ze nog even doorleest, komt ze bij ‘dit is een gedicht in deze stad’ en dan loopt ze hoofdschuddend door.” Dat Groningse gedicht, van Rutger Kopland, riep bij de al even Groningse journalist in 1989 ouderwetse agressie op. Hij zal het ook vast niet hebben betreurd dat het gedicht op veel plaatsen werd beklad, doorboord, kapotgescheurd. Net goed. Moet je maar niet midden in Groningen gaan beweren dat je een gedicht bent. Moet je maar niet zo nodig de mensen aan het denken willen zetten. De noordelijke boosheid herinnert aan de tijd dat de politiek zich nog wel eens opwond over een gedicht. In de kribbige reactie uit de Vervolg p a g i n a 2
“... Verzen komen uit een ander daar zijn...”
Poëzie
A4-kranten bevatten artikelen van NRC Handelsblad over actuele onderwerpen. Deze A4-kranten kunnen worden gebruikt in lessen en bij opdrachten voor scholieren in het ‘Studiehuis’ (hoogste klassen havo/vwo). De A4-kranten zijn gratis te ‘downloaden’ via www.nrc.nl/ scholieren.
inhoud De dierenfabel 4 Dichter des Vaderlands 5
“... Alsof ik dat niet ben...” Foto’s Pepyn Provily. Pepyn Provily maakte foto’s bij dichtregels van dichters die optraden tijdens Poetry International in 1997.
Top 10 van Nederlandse dichtregels 7-8 Gedichten 2-11 Links 11
De gedichten in deze krant
nrc handelsblad
De organisatie van de Gedichtendag 2003 koos een twaalftal gedichten om onder de aandacht van jongeren te brengen. Je vindt ze in deze krant, afgedrukt op een grijze ondergrond.
A4-krant
Handbagage Die je met je me de trappen op zeult de straten door de pleinen over dwars door de steden
Gedichtendag
2
misschien wil je je koffer laten staan wil je hem vergeten op het vliegveld wegsluiten in een bagagekluis Alsof je dat werkelijk zou doen alsof dat genoeg zou zijn De bus nemen of weglopen Van naam veranderen Adres wijzigen Alsof dat zou helpen Je moeder is er Je moeder ziet je Je dacht dat je haar achterliet met de koffer maar ze is nog steeds bij je half verscholen tussen je wenkbrauwen Gro Dahle (vertaling Janke Klok) Uit: Eenenvijftig stemmen uit de wereldpoëzie Rotterdam/Amsterdam 2001
Waarom poëzie?
Vervolg van p a g i n a 1 Groningse krant hoort men de echo van het Eerste-Kamerlid Wendelaar, dat in 1952 verontwaardigd enkele regels uit Jan Hanlo’s gedicht Oote oote boe voorlas: ,,Meneer de Voorzitter! Ik zal maar niet doorgaan (-) het zou geen zin hebben dergelijke uitingen van decadentie – als men ze ernstig neemt – of van onbeschaamde uittarting van ons, arme lezers – als men ze niet au sérieux neemt – hier te bespreken, ware het niet”, enz., enz. Beide reacties zijn vermakelijk in hun ergernis, en ze zijn ook nogal onnozel. Misschien zijn ze op één punt hoopgevend: de gewraakte gedichten worden serieus genomen. Op de verkeerde manier, want men wil ze weg hebben, maar toch. De beide heren verwachtten in ieder geval nog iets van poëzie. De heer Wendelaar bracht die verwachting ook onder woorden: ,,Juist in een zo moeilijke tijd als den tegenwoordigen behoorden de kunstenaars algemeen hun verantwoordelijkheid te gevoelen, dat ook zij het zijn, die ons boven de narigheid uit moeten heffen.” Misschien zegt Wendelaar daar wel precies wat er van poëzie nog altijd wordt verwacht: iets hogers en verheffends. Dat is tegelijkertijd ook wat bij veel mensen al bij voorbaat tegenzin opwekt – want wanneer ben je in de stemming voor iets verheffends? Vaak niet. Vaak heeft een mens wel wat anders aan het hoofd en meer zin in wat kletsen, een borrel, op tijd eten. ‘Van 8 tot 5 ben ik in ruim twee in touw met het lossen van zwavel het schip moet voor donker nog weg (-) zuurkool vult mijn neusgat als ik tegen zessen thuiskom de krant laat ik toegevouwen liggen mijn interesse voor Heinrich Heine blijkt nihil mijn eetlust gelukkig uitmuntend’. Dat schrijft Hans Vlek in zijn gedicht Na een dag hard werken. Wie hard werkt en hongerig thuiskomt, die snakt niet naar Heine, die snakt naar zuurkool. Maar en passant zou zo iemand wel heel makkelijk dit gedicht kunnen lezen over hoe je juist geen behoefte hebt aan poëzie. Want zo is poëzie ook wel weer. Ze is er in alle soorten en maten en men kan er alle kanten mee op. Waarvoor dient poëzie eigenlijk? Niet om Kamerleden en journalisten kwaad te
maken. Wel om bewoordingen te vinden voor de werkelijkheid of voor sensaties in ons hoofd of om die sensaties te veroorzaken. Wie geen poëzie leest, kan niet denken als er aan het eind van de dag een vogel voorbijkomt dat daar ‘een enkele, al te late vogel vliedt’ en die zegt ook nooit ’s morgens tegen wie naast hem ligt ‘is u de zachte nacht bevallen?’ Dat geeft misschien allemaal niets, maar jammer is het wel. Er zijn momenten dat de taal de blik richt, er zijn momenten dat men verlangt naar een gedicht. Veel mensen die nooit een gedicht lezen, laat staan schrijven, beginnen dat ineens alletwee te doen als ze verliefd zijn. Omdat al die onbenoembare gevoelens in gewoon alledaags proza geen uitdrukking kunnen vinden. Het levert vaak machteloze poëzie op, maar ook de bijzonderste leeservaringen. Van Herman Gorter met zijn ‘Zie je, ik hou van je/ ik vin je zo lief en zo licht’ tot Hugo Claus’ aardse verzuchtingen: ‘Mijn vrouw, mijn heidens altaar,/ Dat ik met vingers van licht bespeel en streel,/ Mijn jonge bos dat ik doorwinter,/ Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken’ en honderden andere regels die allemaal uitdrukken wat niet gezegd kan worden, namelijk hoe het is. Dat hoeft niet verheven te zijn, ook niet ‘in een zo moeilijken tijd als den tegenwoordigen’. Poëzie is de mooiste, overbodigste versiering van het leven die er is en tegelijkertijd is het een hoogstnoodzakelijk genre waarzonder het leven veel moeilijker zou zijn. Hóe noodzakelijk heeft Primo Levi duidelijk gemaakt in zijn Is dit een mens. Hij beschrijft hoe hij in Auschwitz met een Franse medegevangene soep gaat halen. De Fransman zou wel wat Italiaans willen leren en Levi wil hem wel les geven. Hij begint meteen over Dante en citeert uit de Divina Commedia, voor zover die hem te binnen wil schieten. Met hartstocht probeert hij de Fransman uit te leggen waarom sommige formuleringen zo goed zijn, zo onontkoombaar, hij hoort al reciterend wat hij niet eerder in de tekst heeft opgemerkt. Twee hongerige, magere mannen in vieze vodden, lopend door de hel zoals Dante hem nog niet had verbeeld, en de een zegt haastig Vervolg p a g i n a 3
Leerplicht Geen haat, nee, haat kon het niet zijn. Maar ondertussen eisten ze de beste jaren van ons leven op en zuchtten we ons stug en onverschillig door hun lessen heen, niemand die begreep wat hij hier deed. Maar haat, daar waren ze te weerloos voor, Te dom ook voor de vragen waar wij ’s nachts mee wakker lagen. En hoe flink ze ook hun dode vrienden stonden na te praten, ze bleven klein. Wij niet. Wij streken met de week meer leugens uit ons haar, ramden in gedachten passers door hun lip en krasten oorlogskreten in ons schrift. Maar haat, nee, haat kon het niet zijn. Zo simpel, zo doorzichtig was ons verzet dat zelfs die afkeer nog leek voorgezegd. Menno Wigman Uit: Zwart als kaviaar. Bert Bakker, Amsterdam 2001
Vervolg van p a g i n a 2
nrc handelsblad A4-krant
Gedichtendag
3
en gedreven tegen de andere: ,,Luister, let op, Pikkolo, zet je oren en je verstand wijd open, je moet het begrijpen: ‘Bedenkt uit welk zaad gij gesproten zijt: niet om als vee te leven schiep men u, maar om te reiken naar het hoogste en het beste’.En hij voegt er voor zichzelf aan toe: “Alsof ik het ook voor het eerst hoorde: als een bazuinstoot, een stem van God. Een ogenblik vergeet ik wie en waar ik ben.’’ Vooral die laatste zin – een groter geschenk kan iemand onder die omstandigheden niet ontvangen. Volgens Joseph Brodsky is poëzie (the highest form of locution) het doel van de menselijke soort. Brodsky overdrijft graag een beetje. Maar helemaal ongelijk heeft hij niet. Dus wie een gedicht tegenkomt, zo maar ergens in de stad: wees er aardig tegen. Zou de Muze bij mij langs komen ik zou haar naar de winkel sturen en de keuken in zodat ik zelf boven mijn papieren kan talmen. Dat weet zij en daarom verschijnt ze nooit maar verzen komen langs andere wegen. Als sporen van dauw op rozenbladeren als het rijm van een zonsondergang in de herfstlucht als vingerafdrukken van de dood op een spiegel; verzen komen uit een ander daarzijn. Amanda Aizpuriete Vertaling uit het Lets: Jan Sleumer en Mara Skujeniece. Vork Dit vreemde ding moet rechtstreeks Uit de hel gekropen zijn. Het lijkt op een vogelpoot Hangend aan de nek van een kannibaal. Terwijl je hem in je hand houdt Terwijl je hem in een stuk vlees steekt Kun je je de rest van de vogel voorstellen: De kop, die net als je vuist Groot en kaal is, snavelloos en blind.
Gedichten
Charles Simic Vertaling uit het Engels: Peter Nijmeijer
Gedichten van scholieren Het meisje spreekt Toen ik voor het eerst die dingen hoorde was ik dertien of veertien jaar, zag op weg naar school de mensen op straat en dacht: die zijn naar bed geweest met elkaar. Maar geen spoor van avontuur en geen spoor van licht in hun hele postuur, in hun hele gezicht. De eerste keer van mezelf ben ik bij dageraad voor het raam gaan staan, en het licht van de zon bescheen een schoorsteen, een plat met kiezelsteen, en ik zag daar mijn leven van jongs af aan. Ik heb het ook wel eens gedaan alleen maar voor de gezelligheid, dat heette dan dat je werd verleid. En als je dan ’s morgens koffie maakt kan geen van de twee het zwijgen verbreken. En je voelt je op straat nog naakt. Laatst heb ik een muur aangeraakt op een zomerse avond. Hij was warm. Toen legde ik mijn hoofd op mijn arm, En het was of ik weer dat kind zijn zou, Als ik maar aftelde: zes, negen, tien, Als ik maar riep: wie niet weg is is gezien. Misschien was dat het waar ik om griende, Vroeg in de morgen, bij jou.
Willem Wilmink Uit: Ik had als kind een huis en haard. Bert Bakker, Amsterdam 1996.
De redactie van de scholierenwebsite van NRC Handelsblad heeft aan scholieren gevraagd eigen gedichten in te sturen. Er was geen echt thema-onderwerp aangegeven, maar wel een criterium. De gedichten moesten gaan over iets 'dat je je hele leven zal bij blijven'. We hebben veel inzendingen binnengekregen en de redactie heeft een keuze gemaakt. In deze krant vind je die gedichten steeds onder het kopje 'Ingezonden'. Ingezonden
No nirvana Hoe kan ik je vertellen Wat ik voor je voel De wereld ging voor me open Door jou Zittend tegen mijn kledingkast Je geur door heel mijn kamer Je gestalte, de muziek De hele situatie Geluk Het enige dat ik kon denken Ging dit maar eeuwig door. Anne van den Hur
Dood van een medescholier Wanneer de zon opkomt of weer ondergaat wanneer sneeuwvlokken voor je gezicht het zicht ruw ontnemen wanneer een mens oneerlijk is en God en wetenschap stil zwijgen wanneer een mens zoveel van een ander mens houden kan wanneer iemand zomaar en plotseling weg is wat is dan nog waar Marlise Rijks
De dierenfabel nrc handelsblad A4-krant
Gedichtendag
4
Dierenfabel
Het dertiende-eeuwse dierenepos Van den vos Reinaerde stak de draak met zowel de losbandige geestelijkheid als de verwaande regenten van die tijd. De dierenfabel is een genre dat bij uitstek geschikt is voor bijtende maatschappijkritiek. Zeker in deze roerige tijden. Daarom staat Gedichtendag 2003 in het teken van de dierenfabel.
van oudejaarsavond. Maar bij al het humoristische commentaar op de landspolitiek was er één genre dat niet beoefend werd: de dierenfabel. Vreemd eigenlijk, want deze vorm van poëzie, waarin dieren de menselijke dom- en zwakheden belichamen, is bij uitstek geschikt voor bijtende maatschappijkritiek. Al in het dertiende-eeuwse dierenepos Van den vos Reinaerde – onlangs uitgeroepen tot het op één na belangrijkste boek uit de Nederlandse literatuur werden alle middeleeuwse standen de oren gewassen, van de losbandige geestelijkheid tot de arrogante elite. En ook in de Middelnederlandse fabelDoor Pieter Steinz verzameling Esopet (dertiende eeuw) werd de menselijke ijdelheid en naïHoe Nederland het afgeviteit succesvol gehekeld. lopen jaar te begrijpen? De Veel spreekwoorden die opkomst en ondergang in het kort de van een populistigeschiedenis van de sche libertijn, het Nederlandse politiek ontstaan van een in 2002 weergeven, nieuwe volkspartij vinden in de klassiebestaande uit gelukke dierenpoëzie hun zoekers, ruziemaoorsprong: Wie een kers en boze buren, hond wil slaan, kan een kabinet dat al na altijd wel een stok een paar weken vinden. Het eerste werd vergeleken gewin is kattengemet een kruiwagen spin. Als de vos de kikkers, de val ervan passie preekt, boer na 87 dagen, de pas op je kippen. Elk wedergeboorte van meent zijn uil een een partij die acht valk te zijn. Met maanden eerder onwillige honden is zichzelf vernietigd het kwaad hazen had - het schreeuwvangen. Men noemt de om meer dan Illustratie uit een zestiende-eeuwse uitgave van ‘Van den vos Reinaerde’ alleen duidingen door kritische commentatoren. Om satire bijvoorbeeld. Geen columnist of cabaretier liet zich de afgelopen maanden onbetuigd. Wat wil je ook, met een minister die pleit voor normen en waarden terwijl hij de maximumsnelheid aan zijn laars lapt, met een nieuwbakken politica die haar collega’s de zwaarste beledigingen toeroept om zich er de volgende dag niets meer van te herinneren; met een fractievoorzitter die opgewekt geld op de begroting twee keer wil uitgeven. De onhandigheid van de LPF en het gemok van de gevestigde partijen vormden de stof voor talloze parodieën, persiflages, liedjes en zelfs satirische sonnetten. Geen wonder dat Freek de Jonge en Youp van ’t Hek vochten om een plaatsje in de televisieprogrammering
De wolf en de ooievaar De wolf is een slokop, heeft aan tafel geen manieren. Zo zat een wolf eens aan de dis en at van alle dieren Het meest en daarbij ook het langst. Hij schrokte er zoveel, Dat ’t scherpe beentje van een haas bleef steken in zijn keel. Hij slikte, werd benauwd, hij kreunde en hij slikte Nog eens. Hij kreeg geen adem. ‘t Was alsof hij stikte. Gelukkig kwam de ooievaar voorbij en met zijn poot Gaf hij een teken: help mij, vlug of anders ga ik dood! De ooievaar stak toen haar bek diep in de open muil, Ze trok zich even terug en riep: ‘Foei foei wat is hij vuil!’ Maar als een knap chirurg had ze op korte tijd Met ’t puntje van haar snavel d’arme wolf bevrijd. Het beentje was eruit! ‘Wat gorgelen en je keel is schoon,’ Zei de tevreden ooievaar. ‘Waar blijft mijn ereloon?’ ‘Je ereloon?’, kreet toen de wolf. ‘Spreek jij maar van geluk Dat ik mijn kaken openhield toen jij dat lekker stuk Van kop en hals stak in mijn muil. Had ik toen doorgebeten, Dan had ik feest gehad en jij van loon niets meer geweten. Wees jij maar dankbaar en pas op, kom nooit meer in mijn klauwen!’ Ondank is ’s werelds loon en macht betaalt alleen met snauwen. Jean de la Fontaine (vertaling Jan van den Berg) Uit: Fabels van la Fontaine. Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1990
geen koe zo bont of er is wel een vlekje aan. ’t Is een slechte vogel die zijn eigen nest bevuilt. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Als het kalf verdronken is, dempt men de put. Het moralistische diergedicht is in de vorige eeuw een zachte dood gestorven, om maar niet te spreken van de dierensatire (die overigens wel in prozavorm nog hoogte-
punten als Heer Bommel en Tom Poes opleverde). Dat is jammer. Ter gelegenheid van de vierde Gedichtendag, die op 30 januari 2003 plaatsheeft, willen Poetry International en NRC Handelsblad daar verandering in brengen. Aan een tiental zeer verschillende dichters, van H.H. ter Balkt tot Leo Vroman en van Hester Knibbe tot
Gerrit Komrij, is gevraagd om een hedendaagse dierenfabel te schrijven. Het onderwerp mag de actuele politiek zijn, maar ook de eeuwige domheid van de menselijke soort. De tien moderne dierenfabels zullen worden voorgelezen op Gedichtendag en gepubliceerd in NRC Handelsblad. Je vindt ze na 30 januari ook op de scholierensite.
Gerrit Komrij, Dichter des Vaderlands nrc handelsblad A4-krant
De dichter Gerrit Komrij werd in januari 2000 democratisch verkozen tot ‘Dichter des Vaderlands’ voor een periode van vijf jaar. Dat gebeurde aan de vooravond van de eerste Landelijke Gedichtendag. Komrij heeft inmiddels zo’n twaalf gelegenheidsgedichten gemaakt. Drie daarvan kun je in deze krant lezen.
over wat in de filosofie de Grote Levensvragen heet. Dichters zijn nu eenmaal op hun best als ze ergens eenzaam naar haken: iets vers, iets hoogs. Gezellige vrolijkheid levert geen grote poëzie op. Nationalisme wel, tenminste als je conclusies mag trekken uit de toppositie van Marsmans ‘Herinnering aan Holland’. Het allerpopulairst zou dus een gedicht zijn dat nationalisme met de dood verbindt. Daar ligt een mooie taak voor de Dichter des Vaderlands.’’ Na de vuurwerkramp in Enschede
Gedichtendag
5
Dichter des Vaderlands
,,Het is een speels initiatief, bedoeld om plezier in de poëzie te brengen,’’ zei Gerrit Komrij, vlak na zijn uitverkiezing. ,,Al kan het een melige uitwerking op je hebben. Toen ik vorige week op het vliegveld aankwam (Komrij woont in Portugal, red.), hoorde ik in gedachten al omgeroepen worden: ‘Wil de heer Komrij zo spoedig mogelijk zijn Schipholgedicht voordragen’ .’’ De 56-jarige Komrij, auteur van tientallen dichtbundels en enkele succesrijke bloemlezingen van Nederlandse en ZuidAfrikaanse poëzie, vindt met nadruk dat zijn uitverkiezing tot Dichter des Vaderlands niet betekent dat hij de beste dichter van Nederland is. ,,Dat bén ik natuurlijk wel, maar laat het alsjeblieft aan mezelf over om dat te denken. De Nederlandse lezers moesten een ambassadeur voor de poëzie in het algemeen kiezen, niet iemand die de promotie van het eigen werk ter hand neemt.” Als Dichter des Vaderlands met een ambtstermijn van vijf jaar krijgt Komrij iedere maand een boeket bloemen (,,Ik reken op niet meer dan één madelief, het geld zal grotendeels opgaan aan het transport naar Portugal”) en eenmalig een cheque van tienduizend gulden voor een kunstwerk. In 2000 zei hij over de ‘invulling’ van het Dichterschap des Vaderlands. ,,Er wordt van mij verwacht dat ik met enige
Leegte na de ramp regelmaat in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad een gedicht schrijf naar aanleiding van de actualiteit. Maar gelukkig is er geen commissie ingesteld die me wakker belt om aan het dichten te slaan, dan wel te waarschuwen voor een te grote stroom kopij.” ,,Het gevaar van gelegenheidsgedichten”, zegt Komrij, ,,is dat je ze na gebruik meteen weg kunt gooien – en dat is in strijd met het wezen van de poëzie, die naar eeuwigheid streeft. Je moet in elk geval je best doen om het Sinterklaasgehalte zo laag mogelijk te houden.’’ Inmiddels heeft Gerrit Komrij ongeveer twaalf gelegenheidsgedichten geschreven. Bijvoorbeeld bij het voorgenomen huwelijk van Willem-Alexander en Máxima, over de ramp in Enschede en bij de dood van prins Claus. Verder heeft hij een Poëzieclub opgericht, waar iedereen lid van kan worden. De club geeft dichtbundels uit en ook het poëzietijdschrift Awater. Deelnemers aan de Dichter des Vaderlands-verkiezing konden indertijd ook aangeven wat hun favoriete gedicht was. Over de top 10 die daaruit naar voren kwam, zei Komrij: ,,Je ziet dat de meeste geliefde gedichten gaan over de dood, of
Aardbeving, bankroof, bliksem, watersnood: In een seconde is de schrik geboren. Er kan onaangediend een trein ontsporen Of een verdwaalde kogel blijkt je dood. Dan rest een graf. Of bloed droogt in de goot. Gedwee belooft een dader beterschap. Er overleeft een blinde, een hinkepoot. Ze lachen bitter. - Soms is er een klap, Dan rest er niets dan echo en ellende. Waar iemand stond zie je de kraters roken. Naar daders kan alleen worden gegist. Spoorloos zijn zomaar lijf en lach. Je mist Heel erg de mensen die je niet eens kende, Alsof er in je ziel is ingebroken. Gerrit Komrij
Vervolg p a g i n a 6
Sommigen houden van poëzie Sommigen – ofwel niet allen. Zelfs niet de meerderheid, maar de minderheid. De school waar het moet en de dichters zelf niet meegerekend, zullen dit er ongeveer twee op de duizend zijn. Houden van – maar van kippensoep met vermicelli kun je ook houden, en van complimenten en de kleur blauw, van een oud sjaaltje, van je verzetten, van de hond aaien. Poëzie – alleen, wat is poëzie eigenlijk. Op deze vraag is al menig weifelend antwoord gegeven. Maar ik weet het niet en daaraan houd ik me vast als aan een reddende leuning.
Wislawa Szymborska (vertaling Gerard Rasch Uit: Einde en begin. Gedichten 1957 - 1997. Meulenhoff, Amsterdam 1999
Vervolg p a g i n a 5 Bij het afscheid van de gulden nrc handelsblad
Gerrit Komrij Bij de verloving van Willem Alexander en Máxima
Spontane bekering
Het aanstaand huwelujk
Vaarwel, vaarwel, gemene gore gulden, Dom dubbeltje, kwaad kwartje, saaie cent Te lang heb ik uw grofheid moeten dulden En de escapades van uw roversbent.
Straks trouwt mijn zoon. Mijn hart danst. Er is geen mooier dag voor een moeder. Een dag van rotsen die smelten, een dag van vonken en licht, de trouwdag van mijn zoon. Hij heeft een koninklijke lach. Wild speelt de wind door zijn haar. Het gaat goed tussen hem en de wereld. Hij zal gelukkig worden, hij moet gelukkig worden, ik ben immers zijn moeder. Kijk, hoe hij wordt toegejuicht. De straten zien zwart van volk. Zijn nek staat fier in zijn kraag, de kraag van zijn sneeuwwitte jas. Hij zal verdwijnen tussen de mensen en dit keer huil ik van vreugde. Ik ben zijn trotse moeder. Mijn naam is Elisa Del Carmen, uit het huis met de donkere schroeiplek. Zijn naam was Héctor Alejandro. Twintig jaar is hij nu verdwenen, net als Pablo en Ramón, zijn vrienden. Ze noemen me gekke Elisa. Wie verbiedt een moeder te dromen? Kijk, de storm in zijn zwarte lokken. Aan zijn zijde een prachtige meid. Feest, Elisa! Zo’n trouwdag verdien ik. Ik kan niet wennen aan zijn dood.
A4-krant
Ik zag u languit rollen in de goot, Ik zag u vuile gleuven binnendringen En u misdragen als de Zilvervloot. Rot op, beschamend blikkerige dingen. Gedichtendag
6
Er zweeft iets schoners langs de hemel nu, Het zweeft er elegant, het zweeft sportief. Het heeft zo helemaal en helemaal Niets weg van dom en bloedbevlekt metaal. Vlieg haastig binnen euro, eurolief Uw oude trouwe geldwolf wacht op u. Gerrit Komrij
Gerrit Komrij Gerrit Komrij
Gerrit Komrij werd op 30 maart 1944 geboren in Winterswijk. Hij ging er naar de lagere school en in 1956 naar de HBS. Bij zijn medeleerlingen viel hij niet op, maar bij de leraren des te meer. ,,Hij werd gestimuleerd om over te stappen naar het gymnasium”, zegt jeugdvriend Jan-Jaap Sorber. ,,Daarvoor moest hij in een zomervakantie wel twee jaar Latijn en Grieks inhalen. Hij schreef teksten voor het schoolcabaret en in de schoolkrant stukjes waarin hij leerlingen en leraren op de hak nam. Het was duidelijk dat zijn toekomst in het schrijven lag.” Komrij vertrok naar Amsterdam. Officieel om Nederlands te gaan studeren, maar eigenlijk ‘om de zonde’. Dat hij op andere mannen viel, was Komrij al jong duidelijk: ,,De grote schok was voor mij dat er heteroseksuelen bestonden”, zei hij in HP/De Tijd, 1997. Maar ook: ,,Jarenlang dacht ik dat ik de enige homoseksueel op aarde was.” (NRC Handelsblad, 1978). Komrij stortte zich in het homoseksuele nachtleven. De studie sneuvelde. Maar hij werd wel opgemerkt door Theo Sontrop, die hem binnenbracht bij uitgeverij ‘De Arbeiderspers’, waar hij gedichten en vertaalwerk begon te publiceren. ,,Hij vertaalde uit alle talen, tot het Latijn en Grieks toe”, vertelt Martin Ros, destijds hoofdredacteur van de Arbeiderspers. Voor het grote publiek werd Komrij definitief bekend toen hij in 1976 optrad als televisiecriticus en later ook als columnist voor NRC Handelsblad. Het resultaat was een jaar van boze programmamakers en de uitvinding van een woord dat inmiddels in de Van Dale staat: treurbuis. In 1984 vertrok Komrij naar Portugal en daar woont hij nog steeds. Komrij stelde bloemlezingen van de Nederlandse en Zuid-Afrikaanse poëzie samen. Hoogleraar Ton Anbeek daarover: ,,Die bloemlezingen zijn een grote bijdrage aan de Nederlandse literaire traditie. Hij heeft oude gedichten gevonden die zo verrassend modern waren, dat ik meende dat hij ze zelf geschreven moest hebben.” In 1993 kreeg Komrij de P.C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza. In 2000 werd hij gekozen tot ‘Dichter des Vaderlands’.
Sprookje Haar zusters lagen recht en broos. Ze waren mooi en eindeloos. Zo hoort dat bij een lijn. Zij was zo anders dan die twee. Ze strekte slechts van A tot B en dat kan tragisch zijn. Zij liep dus niet oneindig door en mannen vallen daar niet voor. Zo bleef ze triest alleen. Tot op een dag in volle vaart een knappe prins op dito paard ineens aan haar verscheen. De prins hield halt en zag haar staan. Hij keek haar diep verlangend aan, zijn ogen vol geluk. Hij vroeg haar: ‘Liefste ga je mee? Jij bent voor mij van A tot B gewoon een lekker stuk. —————A —————•
B—————— •——————
Lijnstuk AB is een eindig deel van een rechte lijn.
Marjolein Kool Uit: Dr.s P. en Marjolein Kool - Wis- en natuurlyriek. Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam 2000
nrc handelsblad A4-krant
De top 10 van Nederlandse dichtregels
Wat is het belangrijkste liedje ter wereld? Muziekkenners zeiden op die vraag: de eerste hit van Elvis, ‘That’s allright’. Onzin natuurlijk. Lijstjes met de beste tien van dit of dat zijn altijd merkwaardig, maar het is wel leuk om ze te maken. Wat gebeurt er als je gaat toptienen met poëzie? Door Ron Rijghard Ingezonden
I love you
Welke zijn de belangrijkste tien Nederlandse dichtregels? De vraag die onmiddellijk opduikt is: wat is ‘belangrijk’ in de poëzie. Voor het gemak beginnen we met regels die veel gebruikt worden.
Op
1
Gedichtendag
7
2
Top 10
tussen droom en daad...
Een zinnetje dat iedereen te pas en te onpas kan zeggen, meestal om te benadrukken dat een bepaald streven onmogelijk is uit te voeren. Het is een regel van Willem Elsschot die je in heel veel situaties kunt toepassen. De grap is dat deze regel komt uit het gedicht ‘Het huwelijk’, waarin een man zijn vrouw wil vermoorden. Jaja, poëzie is niet voor watjes. De uitdrukking staat in het kwatrijn: Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat. Mooi hoe die weemoedigheid er nog bij wordt gehaald. De weemoedigheid die tussenbeide komt, geeft een gevoelige draai aan de uitgekookte overweging dat er wetten en praktische bezwaren zijn.
Op
And I said those three words: I Love You.
Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Waarschijnlijk de meest misbruikte regel uit de literatuur. Talloze bedrijven hebben bijvoorbeeld al gemeend daar handig reclame mee te kunnen maken. Met lelijke variaties, zoals: ‘Een nieuwe lente en een nieuw behang’.
You looked at me you kissed me and you said a lot But not those Three Little Words (I love you) I looked at you and then Typoscript van het gedicht ‘Het huwelijk’ van Willem Elsschot
all was quiet. Het geeft wel aan dat het idee van een frisse start, van verse plannen, van verandering, in de woorden van Gorter een nationale uitdrukking is geworden.
Op
3
Lees maar er staat niet wat er staat
Een regel die veel zegt over wat moderne poëzie is. Martinus Nijhoff schreef deze regel in het gedicht ‘Awater’. Hij bedoelt dat eenvoud schijn kan zijn. Soms, als je een tekst vaker en beter leest, komen er nog heel andere betekenissen en verban-
den bij de lezer op. Daarmee heeft Nijhoff het over het wezen van de poëzie. Dichters willen niet spreken op de algemene manier waarop iedereen al spreekt. En als je een gedicht leest, merk je dat taal lenig en wendbaar is, dat het soms van alles kan betekenen. En de dingen anders zeggen: dat maakt poëzie mooi en interessant en ontroerend.
Sjoerd van Belkum
De dichter Martinus Nijhoff, vereeuwigd op een postzegel van 2 cent.
Op
4
nrc handelsblad A4-krant
Gedichtendag
8
Top 10
Altijd november, altijd regen.
Het is een klassieke verzuchting in dit altijd koude, natte land. De omringende regels zijn al even fraai en triest. Verloren zijn de prille wegen Om te ontkomen aan den tijd; Altijd november, altijd regen, altijd dit lege hart, altijd. De schrijver is J.C. Bloem, een dichter die heel wat zuchtte en treurde. Hij kon zijn worsteling met het leven heel treffend beschrijven en dat leverde nog veel meer memorabele, beroemde regels op. Zoals: ‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen/En niet slapend denk ik aan de dood.’ Beroemd is ook de regel: ‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.’ Die klinkt wat optimistisch voor Bloem, en gelukkig maar. Zoals iedereen kon hij soms blij zijn met kleine dingen. Maar wie het hele gedicht leest, stuit toch ook op een regels als: ‘Alles is veel voor wie niet veel verwacht.’
Op
5
Alles van waarde is weerloos
Een regel van een dichter die veel vrolijkere poëzie schreef: Lucebert. Na de tweede wereldoorlog wilde hij niet meer deftig en plechtig dichten, hij wilde een nieuwe manier van schrijven, de oude letterheren en -dames konden hem de kont kussen en hij wilde hen ‘verneuken en verkreukelen’. Bekend is ook dat hij de opvattingen over wat mooi was door de tweede wereldoorlog beschadigd achtte. Lucebert dichtte: in deze tijd heeft wat men altijd noemde schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand zij troost niet meer de mensen zij troost de larven de reptielen de ratten Dat schoonheid haar gezicht verbrandde is een klassieke regel, maar het allerallerbekendst van deze jonge, wilde dichter is toch een meer rechttoe-rechtaanregel geworden: ‘Alles van waarde is weerloos.’ Een eenvoudige regel die een besef uitdrukt waar je lang over kunt nadenken. Want wat is van waarde voor wie en waarom is het weerloos? Lucebert neemt het op voor de underdog, voor alles wat zichzelf niet kan verdedigen: liefde, vriendschap, de poëzie. Maar zelfs met
zo’n regel weten de reclamejongens wel raad: er is ook een verzekeringsmaatschappij die de regel als slogan gebruikte.
Op
6
Twijfellied Doe ik wat ik kan? Kan ik wat ik doe? Denk ik: kan ik wat ik doe dan voel ik mij zo moe.
Denkend aan Holland ...
Hij komt uit een zin die iedereen kent, waarschijnlijk zonder hem ooit daadwerkelijk zomaar uit te spreken. Het zijn dichtregels die alleen als zichzelf, als dichtregels hebben overleefd. ‘Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan’. Het is het begin van een gedicht van Hendrik Marsman: Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan, rijen ondenkbaar ijle populieren als hooge pluimen aan den einder staan Het zijn klassieke regels en het laat zich raden waarom. Ze geven een geïdealiseerde beschrijving van het land en de melodie van de zin heeft zelf ook een trage schommeling. Vorm en inhoud vallen samen. Het is een zin waarvan mensen vinden dat het échte poëzie is: elegant, fraai geformuleerd en duidelijk. Maar bestaat dit Holland nog? Gerrit Komrij zag vijftig jaar later een heel ander Holland en schreef een parodie: Denkend aan Holland zie ik waardepapieren snel door begerige vingers gaan, rijen op koopwaar geile batavieren als droge pruimen op de kansel staan
Moet ik wat ik denk? Denk ik dat ik moet? Moet ik wat ik wil en doe ik wat ik moet wel goed? Zeg ik wat ik wil? Wou ik wat ik zei? Wou ik ook bij jou wat jij zei dat je wou bij mij? Hou ik dan van jou? Wou je dat ik zou? Weet ik dat ik zei dat ik het zou wanneer ik wou? Weet ik wat ik ben? Ben ik wat ik weet? Weet ik wat ik ken en wat ik kon als ik dat deed? Mag ik wat ik wil? Wil ik wat ik mag? Dacht ik wat ik wou en wat ik mocht dat ik dat zag? Willem Kloos op een spotprent van T. v. Tast.
Op
7
Ik ben een God ...
De regel verwoordt een gevoel dat iedereen wel eens kan overvallen: ‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten.’ Willem Kloos schreef het, de man die ook ‘Ik ween om bloem in den knop gebroken’ op zijn naam heeft staan. Ook niet onaardig, maar niet zo pakkend als dat zelfvertrouwen dat je stiekem (diep weg) koestert en dat Kloos zo openhartig openbaart.
Weet ik wat ik zie? Zie ik wat ik zul? Zul ik wat ik kannen zou en weet ik dat ik lul? Wil ik wat ik kou? Kauw ik wat ik eet? Weet ik wat ik at en deed ik dat als ik dat deed? Voel ik wat ik heb? Hoel ik wat ik veb? Zoel ik wat ik doe wanneer ik dee dat ik het deb? Zoals ik dat zei Zeik ik dat weer zo. Wul ik dat ik kon dat ik zol donken wat ik ko! Ho...
Joke van Leeuwen Uit: Vier manieren om op iemand te wachten. Querido, Amsterdam 2001
Op Doorstrepen wat niet van toepassing is
8
Hebban olla vogala Het is de eerste regel van de Nederlandse poëzie. De Nederlandse literatuur kent het geluk te beginnen met de liefde en dat weet iedereen: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu (Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij wat wachten we nu)
nrc handelsblad A4-krant
Gedichtendag
9
Wat je stem zo vlak maakt zo ijl en zo blikkerig dat is de angst om iets verkeerds te zeggen of altijd hetzelfde of te zeggen wat iedereen zegt of iets onbelangrijks of kwetsbaars of iets dat verkeerd begrepen zou kunnen worden of de verkeerde mensen zou bevallen of iets reactionairs of iets kitschigs of iets doms of iets dat uit de tijd is iets ouds
Eind elfde/begin twaalfde eeuw 'probeerde' een onbekende kopiïst zijn pen - een veer die hij waarschijnlijk net opnieuw gesneden had. Zijn liefdesliedje is de oudst overgeleverde tekst in het Nederlands. De regels staan tussen Latijnse oefenteksten in.
Ingezonden
De picknick Ik keek mijn geliefde nog eens in de ogen Doch toen slaakte zij een gil Ik vroeg haar 'Oh mijn liefste Is er iets dat je zeggen wil?' Verward begon zij harder te krijsen En riep: 'Verroer geen vin! Op jouw schouder zit een grote Tarantula spin' Bart Selten
Op
9
Oote oote oote boe
Een mijlpaal, uit het gedicht ‘Oote’ van Jan Hanlo, dat begint met Oote oote oote Boe Oote Oote Oote oote oote boe Betekenis heeft ‘oote oote oote boe’ niet.
Er staat wat er staat in dit klankgedicht. ‘Oote’ gaf nette burgers een reden schande te spreken van de poëzie, maar Hanlo liet zien dat een gedicht zich niet laat vangen in benepen opvattingen. Poëzie is ook muziek. Zeg het hardop, zing het, met zijn allen, iemand kan er piano of gitaar bij spelen.
16 jaar
Somebody else
Ben je het dan niet beu om van louter angst om van louter angst voor de angst iets verkeerds te zeggen altijd het verkeerde te zeggen?
If I was not myself, I would be somebody else. But actually I am somebody else. I have been somebody else all my life.
Hans Magnus Enzensberger (vertaling Peter Nijmeijer) Uit: Eenenvijftig stemmen uit de wereldpoëzie. Rotterdam/Amsterdam 2001
Op
Tien regels is maar weinig. Maar we zeuren of treuren niet over Hugo Claus, Gerrit Achterberg, Vondel, Ida Gerhardt, Vasalis, Gerrit Kouwenaar, Paul van Ostaijen, etc. etc. Poëzie is een daad en toptienen ook. In die trant schreef Remco Campert zijn klassieke regels: Poëzie is een daad van bevestiging. Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef.
10
Top 10 Handschrift van Jan Hanlo.
Wie zijn klassieke dichtregels kent, die leeft. En die weet dat ie daarin niet alleen staat.
It’s no laughing matter going about the place all the time being somebody else: people mistake you; you mistake yourself.
Jackie Kay Uit: Tekstboekje Poetry International 2002
Ingezonden
De schalmei Leven als een boom en staand sterven nrc handelsblad A4-krant
Ik als kind stierf mijn moeder, jong roos Toen ze stierf, sliep ik echter nog steeds Als ik sterf, nog jong en ongelukkig Wil ik dat je mij uit de slaap haalt. Mijn vader kwam in de oorlog om Toen hij stierf, was ik in ballingschap Als ik sterf, in ballingschap, alleen Leg mij neer aan een boom, in de herfst.
Gedichtendag
Ferhat Çoban
19 jaar
10 Waarheid Zinloos geweld. Of liever zinvolle vrede? Zeggen en maar doen, Maar doen wat je zegt?
Zeven zonen had de moeder: Allen heetten Peter, Behalve Wanjka die Iwan heette Allen konden werken: Eén was geitenhoeder, Eén vlocht sandalen, Eén zelfs bouwde kerken; Maar Wanjka die Iwan heette Wilde niet werken. Op een steen in de zon gezeten Bespeelde hij zijn schalmei. ‘O mijn lieve, Mijn lustige, Laat mij spelen In de schaduw van mijn Korte rustige vallei. Laat andren werken, Sandalen maken of kerken. Wanjka heeft genoeg aan zijn schalmei. J. Slauerhoff Uit: Verzamelde gedichten. Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam 1998
MIJN ZOON, er zijn in de wereld gogen en logen te over, Larielijders allerlei, killers en kaalslagers. Er zijn zovele moegemaakten, klemgeraakten; Uitgereisde roer-me-niets, murw, nurksen stuk op hun stek. Er zijn patsers en paljassen plenty, vele lepe strebers, Regelneefjes en meters van Nut. Alles hier rept zich en roert zich, maar in het gedaver der straten lopen de honden en de honden alleen onbekommerd los. Mijn zoon, er is in de wereld aan vaganten een nijpend tekort aan spijbelaars, geuzen en muiters; aan dienaars van de droom en bedelbroeders van het Heilig Vuur en Gloeiend Raadsel. Wanneer met wensen en wetten, tuttel en juk, Beroepen vele maar roepingen weinig, de grote wereld aan jouw raam komt kloppen, bedenk dit dan, mijn zoon, bedenk dit dan.
Wiebren Hasselaar Gedichten
17 jaar
Waarom? Waarom? Waarom moet ik het zijn? Waarom doet het zoveel pijn? Waarom mag het niet mijn buurvrouw zijn? Waarom? Waarom moeten het mijn ouders zijn? Waarom doet scheiden zo’n pijn? Waarom is mijn vader verdwenen? Waarom? Waarom moet mijn opa overlijden? Is het dan niet te vermijden? Waarom is die ziekte dan zó erg? Waarom? Waarom moet ik dit alles mee maken? Waarom zijn dit mijn zaken? Waarom is dit mijn leven? Kan ik de slechte dingen er dan niet uit zeven? Waarom? Judith Weijers
De werkelijkheid, Is dat de waarheid? De hemel op aarde? Maar niemand wil dood.
Ingezonden
Frans Kuipers Uit: De tafel van wind. Atlas, Amsterdam 2001
Websites en activiteiten
nrc handelsblad
Landelijke Gedichtendag 2003 Tijdens deze dag worden op ruim 150 plekken in Nederland en Vlaanderen activiteiten georganiseerd. Je vindt de lijst op de website http://www.gedichtendag.nl
A4-krant
Gedichtendagbundel De Nederlandse dichteres Eva Gerlach schreef voor de Gedichtendag tien nieuwe gedichten die zijn gebundeld onder de titel Daar ligt het. Vanaf 30 januari is de bundel te koop in boekwinkels, voor 'iets meer dan een euro.' Een gedicht van Eva Gerlach vind je op de website http://www.gedichtendag.nl
Moderne dierenfabels Het thema van Gedichtendag 2003 is de dierenfabel. NRC Handelsblad vroeg tien Nederlandse dichters zo'n dierenfabel te schrijven. De gedichten verschijnen op 31 januari in de kunstbijlage van de krant. Je kunt ze dan ook lezen op de scholierensite: http://www.nrc.nl/scholieren Het ideale gedicht Rond de Gedichtendag van 2001 organiseerde NRC Handelsblad onder lezers een enquête over 'het ideale gedicht'. Met de uitslag gingen elf Nederlandse dichters aan de slag. De gedichten die dat heeft opgeleverd kun je lezen op http://www.nrc.nl/W2/Nieuws/2001/ 01/26/Vp/cs.html
Poetry International De stichting Poetry International is medeorganisator van de landelijke gedichtendag, maar doet nog meer. Kijk op http://www.poetry.nl/algemeen/home.p hp Poëzieclub Een initiatief van onder andere 'dichter des vaderlands' Gerrit Komrij. De club geeft een tijdschrift uit en dichtbundels. Iedereen kan lid worden van deze club die is opgericht om gedichten onder de mensen te brengen, Want 'poëzie is voor iedereen'. http://www.poezieclub.nl/ Poëzie-Pagina De startpagina voor links naar websites over poëzie. http://poezie.pagina.nl/
Gedichtendag Ingezonden
11
Colofon: Redactie Gijsbert van Es Marlies Hagers Vormgeving Remy Jon Ming
Een mond vol scherven Je zegt het al voor ik ben uitgesproken De antwoorden liggen voor het rapen Maar bescheiden glimlachend met glazen ogen Weet je nog niet wat ik je wil vragen. Kijk mij niet nog verder aan, de scherven Doen mij pijn, mijn hart zal als stenen breken En zwijgende woorden op mijn tong, afsterven; Ik heb je lief, wat het ook mag betekenen. Ferhat Çoban
19 jaar
Chequeboekje
20 + 5 cheques
Chequeboekje Je wilt NRC Handelsblad graag lezen maar niet elke dag. Dan is het chequeboekje van NRC Handelsblad een uitkomst. De cheques zijn geldig t/m december 2003 en op elk verkooppunt, uitsluitend in Nederland, inwisselbaar voor een los exemplaar van de krant. Het boekje met 25 cheques is bovendien ruim ¤ 7,– voordeliger dan het kopen van losse kranten in de winkel. Je kunt het boekje voor ¤ 26,– verkrijgen. Voor meer informatie kun je bellen met 0800-0323.
Gezin De moeder zit te breien De zoon zit aan het front Zij vindt dat heel gewoon de moeder En de vader wat doet de vader? Hij zit in zaken Zijn vrouw zit te breien Zijn zoon aan het front Hij doet zaken Dat vindt hij heel gewoon de vader En de zoon de zoon Wat vindt de zoon daarvan? Hij vindt daar absoluut niets van De zoon zijn moeder zit te breien Zijn vader zit in zaken en hij zit aan het front En als de oorlog om is Gaat hij in de zaak bij zijn vader De oorlog gaat door de moeder gaat door De zoon sneuvelt en hij gaat niet door De vader en de moeder gaan naar de begrafenis Zij vinden dat doodgewoon de vader en de moeder Het leven gaat door het leven met het gebrei de oorlog de zaken De zaken de oorlog het gebrei de oorlog De zaken de zaken de zaken Het leven en het begraven.
Jacques Prévert (vertaling Wim Hofman) Uit: Voor jou mijn lief. Querido, Amsteram 2000