Burg. Oudenaarde (2de K.), 1ste september 1999 / Civ. Audenarde (2ème ch.), 1 septembre 1999
A.R.: 98/450/A Zet.: De h. J. Lavens, D. Cordeels, P. Van de Meulebroucke (N.V.C., kredietmaatschappij t/ P1., P2., P3., P4., P5., P6., ontleners) Vonnis op tegenspraak Consumentenkrediet – Lening op afbetaling – Forfaitaire schadevergoeding – Begrip - Totale kosten van het krediet – Artikel 2, §1, van het K.B. van 4 augustus 1992 – Begrip – Nalatigheidsinteresten – Begrip – Rentevoet – Artikel 90, 2°, W.C.K. – Overdreven of onverantwoord karakter. De contractuele voorziene forfaitaire schadevergoeding betreft een forfaitaire raming van de potentiële schade in hoofde van de kredietgever die voorzienbaar was bij de totstandkoming van de lening. Ze dekt de kosten in verband met administratieve opvolging en gedwongen incasso van de schuldvordering na ontbinding van de lening, rekening houdend met het aantal onverwachte omstandigheden die zich bij het recupereren van een schuldvordering kunnen voordoen, met allerlei wanprestaties in hoofde van de consument tijdens zijn recuperatiepogingen en met de mogelijke bewijsproblemen betreffende de omvang van bedoelde kosten. Ze wordt op de vervallen en nog te vervallen maandelijkse afbetalingen berekend. Deze vergoeding verschilt duidelijk van de nalatigheidinteresten, die verschuldigd zijn wegens vertraging in de terugbetalingen. Krachtens artikel 1, 5°, W.C.K. en artikel 2, §1, van het K.B. van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingmodaliteiten van het consumentenkrediet bevatten de totale kosten van het krediet alle normale kosten in de ruime betekenis van het woord, met uitsluiting van die welke gepaard gaan met gedwongen uitvoering, daar het de bedoeling is de goede consumenten niet te bestraffen voor de door de slechte betalers veroorzaakte invorderingskosten. Een schadebeding is overdreven luidens artikel 90, 2°, W.C.K. als het niet in verhouding staat tot de wanprestatie of de werkelijk geleden schade. Het is onverantwoord luidens hetzelfde artikel als de toepassing ervan in een bijzonder geval onverantwoord is, rekening houdend met externe omstandigheden die niet aan de consument te wijten zijn. Crédit à la consommation – Prêt à tempérament – Dommages-intérêts forfaitaires – Notion – Coût total du crédit –Article 2, §1, de l'A.R. du 4 août 1992 – Notion –
Intérêts de retard – Notion - Taux - Article 90, 2°, L.C.C. - Caractère excessif ou injustifié. L'indemnité forfaitaire prévue contractuellement consiste en une évaluation forfaitaire des dommages potentiels dans le chef du donneur de crédit qui sont prévisibles lors de la conclusion du prêt. Elle couvre les coûts liés à la gestion administrative et à la récupération forcée de la créance suite à la dénonciation du crédit, compte tenu d'un ensemble d'événements imprévus qui peuvent survenir lors du recouvrement de la créance, de plusieurs défauts de paiement dans le chef du consommateur au cours des tentatives de recouvrement et d'éventuels problèmes de preuve quant à l'importance de ces frais. Elle est calculée sur les mensualités échues et à échoir. Cette indemnité diffère de toute évidence des intérêts de retard, qui sont dus en raison du retard au niveau du remboursement. Conformément à l'article 2, §2, de l'A.R. du 4 août 1992 relatif aux coûts, aux taux, à la durée et aux modalités de remboursement du crédit à la consommation, le coût total du crédit comprend tous les coûts normaux du crédit dans le sens large du mot, à l'exclusion de ceux liés à l'exécution forcée, le but étant de ne pas contraindre les bons consommateurs à contribuer aux frais de procédure occasionnés par le fait des mauvais payeurs. Une clause pénale est "excessive" au sens de l'article 90, 2°, L.C.C. lorsqu'elle ne correspond pas au manquement ou au préjudice réellement subi. Elle est "injustifiée" au sens du même article lorsque, compte tenu de circonstances extérieures non imputables au consommateur, la mise en œuvre de cette clause serait "injustifiée" dans le cas d'espèce. De artikelen der wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden nageleefd; De Rechtbank hoorde de partijen in hun middelen en besluiten en de overgelegde stukken werden ingezien; Gelet op het bestreden vonnis dd. 5.3.1998 verleend op tegenspraak en in 1ste aanleg door de Heer Vrederechter van het kanton Brakel; Gelet op het hoger beroep bij akte dd 17.6.1998 dat neergelegd werd op 18.6.1998; Waar geen akte van betekening van het bestreden vonnis wordt overgelegd is het hoger beroep, dat tijdig et op regelmatige wijze ingesteld werd, ontvankelijk; Gelet op het incidenteel beroep bij besluiten dd 7.12.1998 neergelegd op 10.12.1998; 2
Waar ook dit hoger beroep op regelmatige wijze ingesteld werd is dit eveneens ontvankelijk;
Beoordeling 1. Op 19/9/1997 werd tussen de NV C en P1, P2., P3., P4., P5 ., P6. werd een lening op afbetaling afgesloten, onderworpen aan de bepalingen van de Wet van 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet (W.C.K.), onder o.m. de hierna vermelde voorwaarden : - uitgeleend bedrag: 1.000.000 F; - doel: aankoop Mercedes 200D BJ 90 + kosten; -
terug te betalen door middel van 84 maandelijkse aflossingen van 17.903 F; eerste vervaldag: 3.12.1994; jaarlijks kostenpercentage: 13,20%; maandelijks lastenpercentage: 0,59982%; waarborgen: - loonsoverdracht; - bestendige opdracht;
Datum, plaats en adres bij ondertekening van deze lening op afbetaling werden niet ingevuld; Zowel P1. als P4. als P2. als P5. als P3. als P6. verklaarden grondig kennis te hebben genomen van de algemene voorwaarden vermeld op de keerzijde en die uitdrukkelijk te aanvaarden en zich hoofdelijk en ondeelbaar te verbinden tegenover de NV C.; Zij schreven bovendien eigenhandig en voluit: “Gelezen en goedgekeurd voor één miljoen frank op krediet”; en ondertekenen zonder enig voorbehoud; 2. 2.1. Aangezien P1., P4., P2., P5., P3. en P6. -
minstens 2 vervaldagen achterstallig waren; bij aangetekend schrijven dd 4.8.1997 hieromtrent in gebreke werden gesteld en geen betaling hadden verricht een maand na deze ingebrekestelling;
was overeenkomstig artikel 3b) van de algemene voorwaarden, dat in overeenstemming is met artikel 29 W.C.K., de lening op afbetaling van dan af van rechtswege ontbonden;
3
Vanaf dat ogenblik waren zij, naast de conventionele nalatigheidsinteresten (zie artikel 3a) van de algemene voorwaarden) overeenkomstig artikel 3b) verschuldigd : -
alle vervallen en nog te vervallen betalingen, in een keer te betalen;
-
een forfaitaire schadevergoeding van 20% van het uitstaand saldo met een minimum van 5.000 F;
Mocht de Rechtbank echter oordelen dat de wanprestaties van de consument buiten iedere verhouding staan met deze bedongen bijkomende sancties dans zou zij gebruik maken van de matigingsbevoegdheid die haar toegekend wordt door artikel 90, 2° lid, W.C.K. en deze sancties desgevallend ambtshalve verminderen of de consument er geheel van ontslaan indien zij deze overdreven of onverantwoord zou achten (zie ook artikel 1231 B.W.); Met overdreven is bedoeld dat zij niet in verhouding staat tot de wanprestatie of de werkelijk geleden schade; Met onverantwoord is bedoeld dat de Rechtbank rekening houdt met externe omstandigheden, die de consument ongewild in een moeilijke positie brengen en voor gevolg hebben dat de werking ervan in de concrete situatie “onverantwoord” zou zijn (zie D. Blommaert & F. Nichels, Enkele knelpunten in het Consumentenkrediet, nrs. 30 + 39 + 44, in handels- economisch en financieel recht, Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1994-1995 ; Kluwer, Bijzondere overeenkomsten, TW Consumentenkrediet, blz. 144, nr. 6 ; M. Dambre, Consumentenkrediet, nr. 120 + 121); Het is echter duidelijk dat elk geval afzonderlijk dient te worden beoordeeld en dat er uit de beoordeling van een concreet geval geen algemene regels kunnen worden afgeleid dewelke dan ook zouden gelden in een ander concreet geval; 2.2. Anderzijds blijft ook het art. 1134 B.W. van toepassing; Aangezien P1., P4, P2., P5., P3. en P6. geacht worden deze lening op afbetaling met de nodige kennis van zaken afgesloten te hebben en er geen aanduidingen zijn dat dit naar aanleiding van enige druk of dwang zou zijn gebeurd, worden zijn geacht ingestemd te hebben met alle bepalingen ervan, o.m. deze van artikel 3 van haar algemene voorwaarden; Het stond hen steeds vrij niet te lenen bij de NV C. en zich tot een andere financieringsmaatschappij te wenden; Een kredietgeefster is gerechtigd de bedragen te ontvangen die oorspronkelijk bedongen werden en waarop zij geacht is gerekend te hebben; Zoniet zou zij het kwestieus krediet niet afsluiten; 4
3. Ten aanzien van het schadebeding : De forfaitaire schadevergoeding van 20% van het uitstaand saldo met een minimum van 5.000 F, in casu het bedrag van 189.772 F, betreft een forfaitaire raming van de potentiële schade in hoofde van de NV C. in geval van wanprestatie door P1., P4., P2., P5., P3. en P6., zoals die voorzienbaar was bij de totstandkoming van de lening op afbetaling; Zij is contractueel voorzien en beoogt de vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan het gedwongen incasso en de administratieve opvolging na ontbinding van de lening op afbetaling; Deze vergoeding verschilt dus duidelijk van de nalatigheidsinteresten, die interesten zijn die verschuldigd zijn wegens vertraging in de terugbetalingen; Bij het recupereren van een schuldvordering kunnen zich een aantal onvoorzienbare en onverwachte omstandigheden voordoen en de schuldeiser dient o.m. rekening te houden met allerlei wanprestaties in hoofde van de schuldenaar tijdens zijn recuperatiepogingen; Mogelijke bewijsproblemen met betrekking tot de omvang en de verdeling van deze kosten verplichten de kredietgever deze kosten op een forfaitaire manier te begroten en opeisbaar te stellen onder de vorm van een schadebeding; Mocht deze vergoeding meer bedragen dan de op dat ogenblik voorzienbare schade die ingevolge de wanprestatie van de schuldenaar kan ontstaan dan zou dit schadebeding op grond van de algemene regelen inzake schade- en strafbedingen strijdig zijn met de artikelen 6, 1131 en 1133 B.W.; De werkelijk geleden schade is hierbij irrelevant (zie D. Blommaert & F. Nichels, op. cit., nrs. 35 tot en met 42 ; M. Dambre, Consumentenkrediet, nr. 120 ; Kluwer, Bijzondere overeenkomsten, Commentaar met overzicht van rechtsleer en rechtspraak, TW Consumentenkrediet, blz. 141, nr. 5); Er is juridisch en principieel geen bezwaar dat de bedongen forfaitaire schadevergoeding berekend wordt op de vervallen en nog te vervallen betalingen; Gelet op hetgeen voorafgaat en rekening houdend met het feit dat de lening op afbetaling reeds gedeeltelijk terugbetaald werd is de Rechtbank van oordeel dat dit conventioneel schadebeding ten belope van 189.772 F op een saldo van 948.859 F, concreet beoordeeld in het kader van de recuperatie van de huidige schuldvordering, al te overdreven of onverantwoord voorkomt; De NV C. is zich hier blijkbaar ook van bewust vermits zij ter zitting dd 9.6.1999 kon instemmen met een herleiding tot 10%; 5
De Rechtbank is van oordeel dat een schadebeding ten belope van 10% op het uitstaand saldo op datum van de dagvaarding, of 94.886 F, veel realistischer is in deze concrete situatie en herleidt dit derhalve tot dit bedrag; 4. Ten aanzien van de nalatigheidinteresten : Aangezien : -
de partijen vrij zijn het percentage van artikel 28 W.C.K., dat een maximum- percentage betreft, overeen te komen, dit enkel niet mogen overschrijden;
-
er geen aanduidingen zijn en het ook niet bewezen is dat de kwestieuze nalatigheidsintresten, die overeengekomen werden en die overeenkomstig artikel 3)a) van de algemene voorwaarden van de lening op afbetaling en in overeenstemming met artikel 28 W.C.K. berekend zijn op ieder eisbaar bedrag, onregelmatig berekend zouden zijn;
-
de nalatigheidsinteresten dusdanig overeengekomen werden zonder enig voorbehoud;
worden de aldus berekende nalatigheidsintresten of 10,10% principieel niet overdreven of onverantwoord geacht; Overeenkomstig artikel 1 W.C.K. zijn : -
het jaarlijks kostenpercentage de totale kosten van het krediet dat aan de consument wordt verleend, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het bedrag van het verleende krediet, berekend aan de hand van elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt;
-
de totale kosten van het krediet alle kosten van het krediet, met inbegrip van de rente et alle andere kosten die verbonden zijn met de kredietovereenkomst, berekend aan de hand van de elementen die de koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt;
Overeenkomstig artikel 2, §1, van het K.B. dd 4.8.1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet zijn de totale kosten van het krediet, bedoeld in artikel 1, 5°, W.C.K., gelijk aan het verschil tussen het totaal terug te betalen bedrag, enerzijds, en anderzijds, het kredietbedrag; Zij omvatten de debetintresten en de toegevoegde kosten;
6
Onder toegevoegde kosten wordt verstaan: de onderzoekskosten, de reclamekosten, de kosten voor het samenstellen van het dossier et het raadplegen van de bestanden, de kosten van beheer, administratie en inning, de kosten verbonden aan een kredietkaart of ieder gelijkaardig betaal- of legitimatiemiddel bedoeld in artikel 1, 12°, van de wet, de commissies toegestaan aan de kredietbemiddelaar, de premie inzake kredietverzekering en, in ’t algemeen, alle kosten door de kredietgever en, desgevallend, de kredietbemiddelaar gevraagd aan de consument, de borg of iedere andere steller van een persoonlijke zekerheid in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst, de kosten bedoeld in artikel 31 van de wet op het consumentenkrediet inbegrepen; Overeenkomstig artikel 58, §2, W.C.K. kunnen deze kosten, al naar gelang hun aard, bestempeld worden als terugkerende of niet-terugkerende kosten; Overeenkomstig het artikel 2, §2, van dit K.B. d.d. 4.8.1992 omvatten de totale kosten van het krediet echter o.m. niet de kosten en vergoedingen bedongen bij nietuitvoering van de kredietovereenkomst, dus niet o.a. het schadebeding of de conventionele nalatigheidsinteresten of andere bedongen kosten in geval van nietuitvoering van de kredietovereenkomst; De totale kosten van het krediet zijn alle normale kosten van het krediet in de brede zin van het woord, met uitsluiting van die welke gepaard gaan met gedwongen uitvoering; Het is hierbij de bedoeling de goede consumenten niet te doen bijbetalen voor invorderingskosten veroorzaakt door slechte betalers (zie P. Lettany, Het consumentenkrediet, De wet van 12 juni 1991, nrs. 154 + 155); Er is dus een fundamenteel verschil tussen de debetinteresten en de nalatigheidinteresten; De huidige nalatigheidsinteresten zijn wettelijk voorzien (zie artikel 28 W.C.K.), werden op regelmatige wijze bedongen en zijn geacht op regelmatige wijze berekend te zijn; De NV C. heeft er derhalve recht op, zoals overeengekomen (zie artikel 3 van de algemene voorwaarden) en zoals gevorderd, niet vanaf 4.11.2001, doch vanaf 2.10.1997; 5. Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 14 + 16 + 86 + 88 + 89 W.C.K. : Aangezien de wettelijke intrestvoet deze is die van kracht is tijdens de periode die zich bevindt tussen de datum van eisbaarheid en die van betaling en deze dus niet vooraf bij het tot stand komen van de lening op afbetaling kon bepaald worden vermits deze inmiddels gewijzigd kan worden, en het jaarlijks kostenpercentage 7
vermeld was in het aanbod, werd voldaan aan artikel 14, §3, 11° (zie P. Lettany, Het Consumentenkrediet, De wet van 12 juni 1991, nrs. 213 + 214); Zoals hierboven reeds uiteengezet betreft de nalatigheidsinterest van artikel 28 een maximum tarief en staat het de partijen vrij dit maximum tarief toe te passen; P1., P4, P2., P5., P3. en P6 waren dus genoegzaam geïnformeerd dienaangaande en zij hadden steeds de mogelijkheid en de gelegenheid om het tarief van de wettelijke intrestvoet te consulteren wanneer zij dit nodig achtten; P1., P4., P2., P5., P3. en P6. verklaarden uitdrukkelijk kennis te hebben genomen van de algemene voorwaarden op de keerzijde van de lening op afbetaling en deze algemene voorwaarden zijn niet danig klein of onleesbaar; Zij zijn duidelijk gestructureerd en overzichtelijk; Zowel op de voorzijde als op de keerzijde werd voldaan aan artikel 14 W.C.K.; Het aanbod werd wel degelijk aanvaard door hun voormelde in punt 1 vermelde vermeldingen en de handtekeningen; De artikelen 16 + 86 + 88 + 89 W.C.K. zijn dus niet van toepassing; 6. Ten aanzien van de toepassing van artikel 17 W.C.K. : P1., P4., P2., P5., P3. en P6. lieten hun handtekening voorafgaan door de door hen zelf met de hand geschreven vermelding “Gelezen en goedgekeurd voor één miljoen frank op krediet”; De lening op afbetaling bevat echter niet de door hen met de hand geschreven vermelding van de datum en van het precieze adres van de ondertekening van het contract, zoals gesteld door artikel 17, 2de lid, W.C.K.; Deze vermeldingen houden verband met de bedenktijd van 7 werkdagen (artikel 18 W.C.K.) waarop de consument recht heeft en waarbinnen hij van de overeenkomst nog kan afzien (zie P. Lettany, Het Consumentenkrediet, De wet van 12 juni 1991, nrs. 123 + 128); Aangezien de kwestieuze lening op afbetaling als 1ste vervaldag 3.12.1994 heeft, het kwestieuze voertuig Mercedes effectief aangekocht werd (zie stuk 10 van het bundel van de NV C.) en de lening op afbetaling minstens tot begin 1997 regelmatig terugbetaald werd, zijn P1., P4., P2., P5., P3. en P6. geacht minstens stilzwijgend ingestemd te hebben met de voorwaarden van de lening op afbetaling, deze dus aanvaard te hebben; Hun goede trouw dienaangaande moet trouwens absoluut in vraag gesteld worden vermits zij in besluiten d.d. 7.12.1998 neergelegd op 10.12.1998 ( zie blz. 9 + 13) en 8
in de inventaris van hun stukken (zie hun bundel) zelf vermelden dat de huidige lening op afbetaling afgesloten werd op 31.10.1998; Het is duidelijk dat het ontbreken van deze met de hand geschreven vermeldingen (datum + adres van ondertekening) op een vergetelheid berust; Er is geen aanduidingen dat het jaarlijks kostenpercentage zou berekend zijn buiten de aanbodstermijn; Er zijn dan ook geen redenen tot toepassing van de sancties van artikel 92, 3°, W.C.K.; 7. Ten aanzien van de toepassing van artikel 29 W.C.K. : Waar in de respectieve ingebrekestellingen dd 4.8.1997 uitdrukkelijk verwezen werd naar dit artikel 29 en naar de gevolgen die eraan verbonden waren indien de achterstal niet binnen de maand niet betaald was, en de voorwaarden tot toepassing van dit artikel 29, zoals hierboven in punt 2.1. reeds gemotiveerd werd, vervuld waren, werden ook de bepalingen van dit artikel nageleefd; De kwestieuze lening op afbetaling is rechtsgeldig en volledig opeisbaar; 8. Ten aanzien van de eventuele aansprakelijkheid van de NV C. als bankier : Uit de door de NV C. overgelegde stukken 11 tot en met 16 volgt dat de kredietwaardigheid van P1., P4. , P2. ,P5., P3. en P6. nauwgezet onderzocht heeft vooraleer de lening op afbetaling toe te staan; Enkel bij P1. was er toen een loonbeslag of –afstand (tot belope van 3.731 F) (zie stuk 11 van het bundel van NV C.) en op het ogenbik van het toestaan van deze lening op afbetaling hadden zij geen enkel debetsaldo uitstaan bij een andere financieringsmaatschappij of bank en het blijkt dat hun gezamenlijke inkomsten ruimschoots voldoende waren om maandelijks een bedrag van 17.903 F te betalen; Er zijn ook geen aanduidingen dat de NV E.: P1., P4., P2., P5., P3. en P6. onvoldoende geïnformeerd zou hebben; Dat deze lening op afbetaling toegestaan werd aan 6 ontleners, die zich rechtsgeldig hoofdelijk en ondeelbaar verbonden tot de schuld, is een optie die voor de NV C mocht en kon genomen worden eventueel met het oog op een grotere garantie tot terugbetaling; Er zijn geen aanwijzingen dat P1., P4., P2. ,P5., P3. en P6. onder enige druk ondertekenden;
9
Zij waren vrij hier al dan niet in te gaan, voor welk doel of in wiens voordeel ook de kwestieuze lening op afbetaling afgesloten werd; Er wordt hoegenaamd geen bewijs geleverd dat de NV E. niet voldaan aan de verplichtingen van de artikelen 11 en 15 W.C.K. of dat P1., P4., P2., P5., P3. en P6. misleid of verblind werden; Zowel de door P1., P4., P2., P5., P3. en P6. als de door de NV C. respectievelijk opgegeven inkomsten en uitgaven, waarvan geen bewijs overgelegd wordt, tonen aan dat er geen probleem kon zijn om de lening terug te betalen of desgevallend onder elkaar een regeling te treffen inzake de terugbetaling; Waar de lening minstens tot begin 1997 regelmatig terugbetaald werd, bewijst dit dat zij over de vereiste middelen hiertoe beschikten; Men kan zich trouwens de vraag stellen waarom P1. zonodig een Mercedes moest aankopen, en hiertoe dan nog een danige lening aanging, en zich niet tevreden kon stellen met een kleiner en minder kostelijk voertuig; Wanner P1., P4., P2., P5., P3. en P6. naderhand – na de leningen bij de NV C (zie stukken 1 + 2 van het bundel van P1., P4., P2., P5., P3. en P6.) – nog andere leningen op afbetaling afgesloten bij andere leningsmaatschappijen, nl bij K, W en S (zie stukken 3 tot en met 5 van het bundel van P1., P4., P2., P5., P3. en P6.) waarvan ook geen bewijs overgelegd is dat zij dit zonder de nodige kennis van zaken of zonder de nodige bekwaamheid deden, of geen bewijs dat zij lichtzinnig toegestaan werden of dat zij bij deze maatschappijen terugbetalingsmoeilijkheden hebben, en zelfs indien de lening op afbetaling dd 4.8.1995 bij de NV C. (zie stuk 2 van het bundel van Marcel P1., P4., P2., P5., P3. en P6.) lichtzinnig zou toegestaan zijn – hetgeen geenszins bewezen is – stonden al deze leningen hoe dan ook los van de huidige omdat zij afgesloten werden na de huidige en moet er van uitgegaan worden dat P1., P4., P2., P5., P3. en P6 zich toen voldoende in staat achtten zowel deze bijkomende leningen als de huidige genoegzaam en stipt terug te betalen; Trouwens 4 nakomende leningen werden afgesloten terwijl de huidige lening op afbetaling regelmatig terugbetaald werd en er zijn geen aanduidingen dat er ondertussen financiële moeilijkheden waren, wat er op wijst dat P1, P4., P2., P5., P3. en P6. gedurende gans die periode voldoende mogelijkheden hadden tot terugbetaling; De argumentatie van P1., P4., P2., P5., P3. en P6. is door niets concreets bewezen; NV C. kan met betrekking tot de huidige lening op afbetaling geen aansprakelijkheid als bankier verweten worden voor leningen die naderhand afgesloten werden; 10
Deze eventuele aansprakelijkheid dient beoordeeld te worden op het ogenblik van het onderzoek van de lening waaromtrent betwisting is en uit niets blijkt dat de kredietwaardigheid van P1., P4., P2., P5., P3 en P6. toen niet genoegzaam onderzocht werd en de lening op afbetaling lichtzinnig toegestaan werd; Alles wijst erop dat de artikelen 11 + 15 van Wet op het Consumentenkrediet dd 12.6.1991 nageleefd werden; 9. Ten aanzien van de cumul van schadebeding, onmiddellijke opeisbaarheid en nalatigheidsrente : De Rechtbank herhaalt dienaangaande haar motivering hierboven (zie o.m. de punten 2 + 3 + 4); Ook het forfaitair verhogingsbeding en de contractuele moratoire interesten beogen verschillende schadeposten te vergoeden, zodat ook de cumulatie van deze vergoedingen geoorloofd is.(zie J. Roodhooft & B. Claessens & T. Hens & D. Lejeune & H. Minjauw & C. Vanackere & G. Van Malderen, Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, nr. 1874); Alle voorwaarden waren vervuld om de lening op afbetaling onmiddellijk en volledig opeisbaar te maken en de er uit voortvloeiende sancties (zie o.m. artikel 3 van de algemene voorwaarden) toe te passen; Er is geen bewijs dat de NV C. zelf verantwoordelijk zou zijn voor de huidige betwisting; Uit alle elementen van het dossier blijkt integendeel dat zij alle nodige voorzorgen nam en de vereiste informatie verstrekte aan P1, P4., P2., P5., P3. en P6; 10. 10.1. Er is geen betwisting met betrekking tot het gevorderd saldo in hoofdsom (948.859 F) en er zijn geen aanduidingen dat dit bedrag op onregelmatige wijze berekend zou zijn, zodat dit toegekend kan worden; Van dit bedrag dienen overeenkomstig artikel 1254 B.W. de bedragen afgetrokken worden die de NV C., volgens haar verklaring, nog ontving, nl.: - op 17/9/97: - op 14/10/97 - op 12/11/97 - op 23/12/97 - op 11/05/98 - op 12/05/98 - op 14/05/98
6.000 F, 1.161 F, 326 F, 4.237 F, 4.134 F, 6.000 F, 53.255 F, 11
- op 20/05/98 Totaal
2.000 F, ---------77.113 F;
10.2. Niettegenstaande dit niet betwist wordt kunnen de conventionele nalatigheidsintresten (10,10%) enkel aangerekend worden op het schuldsaldo van 948.859 F, verminderd pro rata temporis met de voormelde betalingen, vermits zij slechts toegepast kunnen worden op ieder opeisbaar bedrag (zie artikel 3, b) van de algemene voorwaarden); Zij kunnen niet aangerekend worden op het schadebeding (ten belope van 94.886 F) omdat dit contractueel niet voorzien werd; Op dit bedrag kunnen enkel gerechtelijke interesten aangerekend worden; 10.3 Er worden geen concrete bewijzen overgelegd met betrekking tot de actuele financiële situatie van P1., P4., P2., P5., P3. en P6. zodat de Rechtbank zich dient te baseren op de overgelegde cijfers; Rekening houdend hiermede en, enerzijds, met het niet naleven van hun contractuele verbintenissen, anderzijds, met de inspanningen die zij inmiddels sedert de inleidende dagvaarding leverden (zie punt 10.1), kan hen toegestaan worden de totale schuld ten opzichte van de NV C. terug te betalen door middel van 30.000 F/maand vanaf 1.10.1999 tot de dag der algehele betaling; 10.4 Aangezien het huidig vonnis gewezen is in graad van hoger beroep en eventueel cassatieberoep geen schorsende werking heeft, is er in deze stand geen reden meer om de voorlopige tenuitvoerlegging nog expliciet toe te staan omdat het vonnis van rechtswege uitvoerbaar is niettegenstaande eventueel cassatie beroep; 10.5 Aangezien de rechtsplegingsvergoeding voor vorderingen van meer dans 100.000 F zowel de eerste rechter als voor deze Rechtbank in graad van hoger beroep telkens slechts 12.300 F bedraagt kan slechts dit bedrag toegekend worden; Op deze gronden, De Rechtbank, Rechtsdoende, Op tegenspraak en in graad van hoger beroep, Verklaart het hoofdberoep en het incidenteel beroep ontvankelijk, beiden deels gegrond; Doet het bestreden vonnis te niet en opnieuw wijzende; 12
Veroordeelt P1., P4., P2., P5., P3. en P6 solidair om te betalen aan de NV C. -
het bedrag van 948.859 F (hoofdsom), te vermeerderen met de nalatigheidsintresten ad 10,10%/jaar vanaf 2.10.1997 tot de dag der algehele betaling, te verminderen met het bedrag van 6.000 F + 1.161 F + 326 F + 4.327 F + 4.134 F + 6.000 F + 53.255 F + 2.000 F respectievelijk ontvangen op 17/9/97, op 14/10/97, op 12/11/97, op 23/12/97, op 11/05/98, op 12/5/98, op 14/5/98 en op 20/5/98 toe te rekenen pro rata temporis overeenkomstig de bepalingen van artikel 1254 B.W.;
-
het bedrag van 94.886 F hoofdens forfaitaire schadevergoeding ten belope van 10% van het uitstaand saldo op datum van de dagvaarding nl op 2.10.1997, te vermeerderen met de gerechtelijke interesten vanaf 2.10.1997 zijnde de datum van de inleidende dagvaarding;
tot de dag der algehele betaling van de schuld; Laat P1., P4., P2., P5., P3. en P6. toe dit bedrag te betalen doormiddel van 30.000 F/maand, tot de dag der algehele betaling, telkens uiterlijk de 1ste van iedere maand, en met dien verstande dat de 1ste betaling dient te geschieden op 1ste oktober 1999 en dat dit toegestaan gemak van betaling vervalt en het resterend saldo volledig eisbaar zal zijn van zodra zij in gebreke zijn één afbetaling op het voorziene tijdstip te verrichten; Zegt dat er in de huidige stand van de procedure geen redenen zijn om de voorlopige tenuitvoerlegging van dit vonnis toe te staan; Wijst al het meer gevorderde af als ongegrond; Veroordeelt P1., P4., P2., P5., P3. en P6. tevens van de kosten van de beide aanleggen in hoofde van de NV C. begroot zijnde op : Dagvaarding + rolstelling: 12.105 F, Rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg: 12.300 F, Rechtsplegingsvergoeding hoger beroep: 12.300 F.
13