OVERZICHT RECHTSPRAAK RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE DENDERMONDE 1 SEPTEMBER 2008- 31 AUGUSTUS 2009 Voorwoord : Dit overzicht wil onze rechtspraak beter bekend maken ten behoeve van de rechtsonderhorigen en diverse beroepsbeoefenaars waaronder in de eerste plaats advocaten . Bekendmaking van de rechtspraak moet bijdragen tot een grotere transparantie . Het opzet is inzicht te geven in de rechtspraak van onze rechtbank aan de hand van verwijzingen naar uitspraken waarbij rechtskwesties worden beslecht. De uittreksels geven kernachtig en niet steeds tekstueel de beslissing-motivering weer omtrent de rechtskwestie. We splitsen dit overzicht op volgens de verschillende rechtsmateries en citeren beperkt of iets ruimer afhankelijk van de inhoud van de beslissing. Voor de indeling steunen we ons op de UNIVERSELE THESAURUS – H. VAN BOSSUYT – I VEROUGSTRAETE – uitgave Larcier , 2008 – bij het desbetreffend verwijzingsnummer voegen we ons intern nummer. De rangschikking gebeurt in volgorde van de nummers. Voor elke referte vindt u het verwijzingsnummer - het rolnummer - de kamer en datum van de uitspraak.
224 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Materiele
08-1713 / 01
KAMER
5
31.10.2008.
Hier volgt een relevant uitreksel uit het vonnis over de rechtskwestie Soms leest u hier de verwijzing naar gelijkaardige rechtspraak van onze rechtank – eventuele hervorming door de hogere rechtsmacht- of eventueel voor een goed begrip een korte verwijzing naar de feiten.
Per gerechtelijk jaar geven we een samenvattend overzicht van de voor de rechtspractici belangrijkste beslissingen. We hopen dat dit instrument nuttig zal zijn en staan steeds open voor elke suggestie. De Voorzitter, GUIDO DE CROOCK
1
1. GERECHTELIJK RECHT. 27 – 264 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Samenhang
08-2167
KAMER
6
20.10.2008
De contradictoire exceptie van samenhang moet worden beoordeeld door de magistraat die naar luid van de artikelen 565-566 Ger.W. de zaak ten behoeve van de andere uit handen moet geven. De curator stelt dat de zaak dient behandeld te worden door de rechtbank van koophandel in gevolge samenhang. Enkel de feitenrechter die de zaak ten behoeve van de andere rechter uit de handen moet geven, is in casu bevoegd om uitspraak te doen over de samenhang. De zaak wordt naar de rol verwezen in afwachting van de uitspraak van de vrederechter over de voorgedragen exceptie van samenhang.
27 – 1693 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Samenhang – extra contractuele vordering – diverse schadegevallen ingevolge kabelbeschadigingen – splitsing van vorderingen
07-1004
KAMER
2
28.05.2009
Samenhang veronderstelt dat er een verband bestaat tussen de diverse vorderingen en dit verband wordt geobjectiveerd door de vrees voor tegenstrijdige beslissingen, die de rechtsbedeling niet ten goede komen. De vrees dat er in de onderscheiden en concreet ter beoordeling voorgelegde feiten en vorderingen afwijkende uitspraken zouden tussenkomen en dat de goede rechtsbedeling, het ‘prestige en het gezag van de justitie’ in het gedrang zouden komen, wettigt aldus de samenvoeging Tussen de diverse schadegevallen (kabelbeschadigingen) bestaat er geen enkel risico op met elkaar tegenstrijdige beslissingen, gelet op het feit dat voor elk schadegeval een louter individuele en feitelijke beoordeling vereist is Samenhang kan mogelijk aanvaard worden indien verbintenisrechtelijke aanspraken steunen op een zelfde contract of, bij uitbreiding, op een bestendige handelsrelatie of contractuele samenwerking. Bij extracontractuele schadegevallen is dergelijke redenering niet op zijn plaats. Waar samenhangende vorderingen, die met een afzonderlijke gedinginleidende akte worden ingeleid kunnen worden samengevoegd is het logisch dat de omgekeerde beweging – en met name de splitsing – wordt toegepast, wanneer nietsamenhangende vorderingen met hetzelfde gedinginleidend exploot worden ingeleid. Door deze wijze van handelen goed te keuren, is de splitsing van de vorderingen, als sanctie bij de schending van artikel 701 Ger.W., aanvaard en is impliciet ook aanvaard dat geen van de rechtsvorderingen of eisen in rechte door de schending van artikel 701 Ger. W. onontvankelijk zouden worden of nietig zouden zijn, hetgeen een al te draconische sanctie zou zijn.
27 – 1693 / 02 GERECHTELIJK RECHT
Samenhang – extra contractuele vordering – diverse schadegevallen ingevolge kabelbeschadigingen .
08-2893
KAMER
4
8.06.2009
Een doelmatige behandeling van de zaken rechtvaardigt dat verschillende vorderingen waarin identieke of gelijklopende (rechts)vragen aan de orde komen, samen voor de rechtbank worden gebracht .De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen voldoende samenhangend zijn om samen behandeld te worden. Het betreft telkens kabelbeschadigingen naar aanleiding van wegeniswerken. Het betreft derhalve telkens dezelfde rechtsfeiten. De vorderingen splitsen zou de goede werking van het gerecht tegengaan omdat de Vrederechter alsdan zou worden overstelpt met kleinere vorderingen. De vordering handelde over 53 kabelbeschadigingen naar aanleiding van wegeniswerken.
234 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Materiele – erfgenaam van overleden handelaar
08-1713
KAMER
5
31.10.2008
De rechtbank van koophandel is niet bevoegd op grond van artikel 573 Ger.W. wanneer een van de erfgenamen van een handelaar niet de hoedanigheid van handelaar bezit en de vordering niet gesteund is op een daad van koophandel van de overledene. Het betrof een vordering op grond van een onverschuldigde betaling De vordering was gegrond op een (terug)betaling van bedragen die verweerster aanvankelijk aftrok van elke verkoopfactuur bij de verkoop/levering van varkens en die waren bestemd als bijdrage voor een sanitair fonds, doch waarvan nadien evenwel geoordeeld werd dat deze regelgeving onwettig was (niet in overeenstemming met EG-verdrag ; onrechtmatige steunverlening,…)
2
236 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Materiële – saldo rekening courant, geschil terzake van de vennootschap
09-68
KAMER
2
09.07.2009
De rechtbank van Koophandel is op grond van artikel 574.1° Ger.W. bevoegd voor de vordering van de vennootschap in betaling van het saldo van een rekening courant tegen een vennoot . Er is immers in casu sprake van een “geschil tussen de vennootschap en haar vennoot”. Het moet daarnaast echter ook een geschil “terzake” de vennootschap betreffen, opdat de bijzondere bevoegdheid van artikel 574,1° Ger.W. zou spelen. Dit is het geval wanneer het geschil de oprichting, de werking (inclusief het bestuur en de controle) of de vereffening van de vennootschap (in de ruime zin) betreft, mits het verband voldoende betekenisvol is en niet louter toevallig en bijkomst. De vordering tot betalen van het saldo van een rekening courant kan derhalve in een vennootschapsrechtelijke context worden gesitueerd.
263 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Territoriaal – 624.2° plaats van het geschil
09-1535
KAMER
2
09.07.2009
De plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd in artikel 624 2° Ger.W., is deze van de verbintenis waarover het geschil loopt en niet van een andere verbintenis die ontstaan is uit dezelfde overeenkomst Zie ook A/ A/09/874
2 KAMER 30 april 2009 – 06/129 28 mei 2009 -
263 / 02 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Territoriaal- beoordeling aan de hand van de inleidende dagvaarding
06-129
KAMER
2
28.05.2009
Wanneer niet gedagvaard wordt op de woonplaats/zetel van de verweerder , moet de dagvaarding aantonen dat de rechter waarvoor gedagvaard is deze is van de plaats waar het contract is afgesloten of waar de litigieuze verbintenis, voorwerp van de vordering, moe(s)t uitgevoerd worden. Zelfs indien een meer coulante visie zou verdedigd worden, in die zin dat toch een beperkt of marginaal (prima facie) onderzoek mogelijk is ten gronde (o.a. een nazicht van de stukken), in geval van betwisting van de bevoegdheid, dient gesteld dat : dit nog steeds niet tot gevolg kan hebben dat de rechter, wiens bevoegdheid [ratione loci] wordt betwist, een integraal onderzoek ten gronde doorvoert (met omstandige lectuur van de conclusies der partijen en diepgaande studie der stukken) enkel en alleen om zijn bevoegdheid te toetsen.
263 / 03 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Territoriaal
06-2259
KAMER
4
17.11.2008
De materiële en de territoriale bevoegdheid worden bepaald naar het voorwerp van de vordering zoals in de inleidende dagvaarding omschreven. In de inleidende dagvaarding wordt melding gemaakt van de bevoegdheidsclausule. De eisende partij stelt dat de algemene voorwaarden een bevoegdheidsbeding bevatten en er derhalve een overeenkomst tussen de partijen bestaat. Dit kan niet in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de territoriale bevoegdheid omdat het al of niet bestaan van een overeenkomst een betwisting ten gronde uitmaakt, terwijl de beoordeling van de territoriale bevoegdheid elke beoordeling van de zaak dient vooraf te gaan. De rechtbank moet op de algemene regels van het Gerechtelijk Wetboek terugvallen waarbij artikel 624, 1° Ger.W. bepaalt dat de eisende partij de keuze heeft om de zaak te brengen voor de rechter van de woonplaats van de verwerende partij en overeenkomstig artikel 624, 2° voor de rechter van de plaats van de verbintenis waarover het geschil loopt of één ervan zijn ontstaan of waar zij worden of moeten worden uitgevoerd. Het geschil heeft betrekking op het betalen van een factuur. De plaats van betaling is de woonplaats van de schuldenaar vermits overeenkomstig artikel 1247 B.W. de verbintenis tot betalen op de woonplaats van de schuldenaar moet worden uitgevoerd. De stelling van de eisende partij als dat de werken in het arrondissement Dendermonde werden uitgevoerd, is ter zake niet relevant, vermits de hoofdvordering betrekking heeft op de betalingsverplichting van de verwerende partij. Met de plaats waar de verbintenis moet worden uitgevoerd wordt de verbintenis bedoeld die het voorwerp is van het geschil – in casu een verbintenis tot betaling – en niet de eventueel andere verbintenissen die uit de overeenkomst zijn ontstaan. De verwerende partij vroeg verzending van de zaak naar de Rechtbank van Koophandel te Brussel, dit gelet op artikel 624, 1ste lid Ger.W. Zij stelde geen kennis te hebben van de algemene voorwaarden van de eisende partij, nu deze niet op de achterzijde van de facturen voorkomen. Eisende partij verwees naar de bevoegdheidsregel van artikel 624, 2de lid Ger.W. en stelde dat de werken dienden uitgevoerd worden in het arrondissement Dendermonde. In dezelfde zin 08-584 – 4 kamer 17.11.2008; 08-17344 kamer 24.11.2008
3
263 / 04 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Territoriaal
08-1904
KAMER
4
29.12.2008
De materiële en de territoriale bevoegdheid worden bepaald naar het voorwerp van de vordering zoals in de inleidende dagvaarding omschreven Artikel 854 Ger.W. bepaalt dat de onbevoegdheid van de rechter voor wie de zaak aanhangig is, dient te worden opgeworpen voor alle exceptie of verweer, wat erop wijst dat de rechtbank haar bevoegdheid moet onderzoeken alvorens kennis te nemen van de grond van de zaak. In de inleidende dagvaarding wordt uitdrukkelijk verwezen naar de algemene voorwaarden. In tegenstelling tot wat de verwerende partij beweert, liggen deze voorwaarden wel degelijk voor in het bundel, met name op de achterzijde van de factuur . Bovendien is er een verwijzing in de offerte. De algemene voorwaarden maken derhalve deel uit van de contractuele relatie en de rechtbank acht zich dan ook bevoegd. De verwerende partij wierp in hoofdorde de onbevoegdheid ratione loci van de Rechtbank op en vorderde de verzending naar de Rechtbank van Koophandel te Brussel op grond van artikel 624 Ger.W., zijnde de rechtbank van haar maatschappelijke zetel. De eisende partij stelde dat deze Rechtbank bevoegd is op grond van een bevoegdheidsbeding opgenomen in haar algemene voorwaarden. De verwerende partij betwist de kennisname van de algemene voorwaarden, deze zouden volgens haar niet voorliggen. De rechtbank onderzoekt toch of deze voorliggen en onderzoekt in dat opzicht de factuur en de offerte. In dezelfde zin 08-1103 – 4 kamer 17.11.2008 (de dagvaarding verwees naar de bevoegdheidsovereenkomst op de facturen –de rechtbank aanvaardde haar bevoegdheid na onderzoek van de stukken (facturen)
263 / 05 GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid Territoriaal
07-2912
KAMER
4
3.11.2008
Wanneer in de inleidende dagvaarding geen melding wordt gemaakt van enige bevoegdheidsclausule en op geen enkele wijze de bevoegdheid wordt gemotiveerd in de dagvaarding moet de rechtbank inzake territoriale bevoegdheid terugvallen op het gemeen recht namelijk artikel 624 Ger.W. Wanneer er betwisting bestaat over het bestaan van de bevoegdheidsovereenkomst kan hier geen rekening met gehouden worden. In dezelfde zin A/08/00584 4 KAMER 17 NOVEMBER 2008 - A/09/874
263 – 420 / 01 GERECHTELIJK RECHT 08-66
2 KAMER 30 april 2009 -
Bevoegdheid – Territoriaal - Kortgeding Betaling van een provisie KAMER Kortgeding
11.02.2009
In beginsel is in kortgeding de Voorzitter van de rechtbank bevoegd die territoriaal bevoegd is om kennis te nemen van het bodemgeschil .De territoriaal bevoegde rechter is ingevolge het bevoegdheidsbeding, de Rechtbank van Koophandel te Gent. Enkel ingeval van dwingende noodzakelijkheid, ingevolge de aard van het kortgeding en van de gevorderde maatregel in kortgeding, kan de wilsautonomie van partijen inzake bevoegdheid ter zijde gesteld worden. De vordering in kortgeding kan dan bij uitzondering voor een andere rechter worden gebracht. Zo kan de vordering in kortgeding tot aanstelling van deskundige worden gebracht voor de voorzitter in wiens rechtsgebied deze onderzoeksmaatregel moet worden uitgevoerd, zelfs wanneer zijn rechtbank ten gronde niet bevoegd is Er is geen dwingende noodzakelijkheid om voor de betaling van een provisie een andere rechter in kortgeding te vatten dan diegene welke, ingevolge de wil van partijen in het bevoegdheidsbeding aangewezen is en territoriaal bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De uitzonderingen op het algemeen beginsel moeten immers beperkt worden tot de gevallen waar zulks uit de aard van de gevorderde maatregel in kortgeding werkelijk voortvloeit en als noodzakelijk wordt ervaren. Dit is niet het geval voor een vordering in betaling van een provisie op een openstaande factuurschuld.
294 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Dagvaarding aan een nalatenschap
08-2683
KAMER
1
20.11.2008
De dagvaarding aan een nalatenschap is niet ontvankelijk, dergelijke dagvaarding is gedaan aan een niet bestaande persoon.
4
304 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Verschijning bij advocaat- mandaat ad litem
08-1073
KAMER
2
13.11.2008
Een advocaat die voor een rechtscollege een proceshandeling verricht en die verklaart op te treden namens een rechtspersoon die behoorlijk is geïdentificeerd wordt wettelijk vermoed daartoe een regelmatige lastgeving te hebben ontvangen – Dit is een vermoeden juris tantum – Eiser die zelf zaakvoerder is , is geen derde - het vermoeden van volmacht van de raadsman kan in dit geval niet ingeroepen worden omdat de beslissing in het college van zaakvoerders niet rechtsgeldig werd genomen vermits de statuten voorzien in een collegiaal optreden van de zaakvoerders. Geen verstek – heropening debatten ten einde zich rechtsgeldig te laten vertegenwoordigen.
315 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Schorsing van de procedure ingevolge niet overlegging van stukken
08-657
KAMER
4
13.10.2008
Ingeval de rechtbank vaststelt dat de stukken niet worden voorgelegd, dient zij de rechtspleging ambtshalve te schorsen. De rechtbank hoeft niet lijdelijk toe te zien, maar moet van ambtswege, bij vaststelling van dit processueel feit, de rechtspleging schorsen
350 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Uitbreiding van de vordering
05-4188
KAMER
2
28.05.2009
Een vordering tot betaling van facturen kan worden uitgebreid tot betaling van nieuwe facturen indien deze betrekking hebben op de uitvoering van dezelfde overeenkomst of kaderen binnen éénzelfde bestendige commerciële samenwerking. Art. 807 Ger.W. vereist niet dat de nieuwe vordering, wanneer zij berust op een feit of akte in de dagvaarding aangevoerd, uitsluitend op dat feit of die akte berust
352 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Hoofd en tegeneis - afsplitsing
08-2546
KAMER
2
04.06.2009
De rechter heeft een vrije beoordeling omtrent de afsplitsting van hoofd en tegeneis. De rechter kan evenwel weigeren om op het verzoek tot gerechtelijke schuldvergelijking in te gaan, wanneer al te veel tijd nodig zou zijn om aan het oneffen karakter van de schuldvordering van de verweerder een einde te maken. De berechting van de hoofdvordering te zeer zou kunnen vertragen.
356 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Vordering in gedwongen tussenkomst
06-2322
KAMER
2
25.09.2008
Een vordering in gedwongen tussenkomst en gemeenverklaring mag de rechten van verdediging niet schenden. Dit is het geval indien de vordering in tussenkomst of gemeenverklaring - rechtstreeks of onrechtstreeks - gebaseerd is op de resultaten van eerder bevolen expertiseverrichtingen, waaraan de in tussenkomst of gemeenverklaring gedagvaarde partij niet heeft kunnen participeren Bepalend is dus het feit of het recht van verdediging in concreto werd geschonden. De enkele vaststelling dat een onderzoeksmaatregel al in uitvoering is staat een gedwongen tussenkomst niet in de weg, indien daaruit geen gevolgen voortvloeien die een schending opleveren van de rechten van verdediging van de in tussenkomst geroepen partij(en). De concrete omstandigheden kunnen aantonen dat er geen sprake is van dergelijke schending bvb. omdat er nog geen standpunt of voorverslag voorligt vanwege de deskundige.
5
382 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Bewijslast
07-2491
KAMER
2
20.11.2008
Tussen partijen geldt een samenwerkingsplicht op het vlak van de bewijslast, zodat ook de verweerder zich te goeder trouw moet opstellen en de fair play in acht nemen. Het gebrek aan medewerking om bepaalde bewijzen voor te leggen of stukken op te vragen kan het stilzwijgen van deze partij “kleuren”.
Valsheidsvordering – mededeling aan het Openbaar Ministerie 387 – 324 / 01 GERECHTELIJK RECHT 08-2546
KAMER
2
04.06.2009
Niets verzet zich er tegen dat de mededeling aan het Openbaar Ministerie van de valsheidsvordering gebeurt via een tussenvonnis. Dit vonnis wordt dan uitgesproken op de eerstvolgende zitting, na deze waarop de sluiting der debatten is bevolen. Dergelijke werkwijze strookt met de ratio legis en is ook vanuit praktische zowel als proceseconomische overwegingen te verkiezen, nu alle partijen zowel als het Openbaar Ministerie kennis krijgen van één en hetzelfde document (tussenvonnis), waarin voor een goed begrip van de zaak (zeker ten behoeve van het advies vanwege het Openbaar Ministerie) ook de feitelijke achtergronden en de vorderingen van partijen, benevens de eigenlijke incidentele valsheidsvordering, zijn weergegeven. Door het feit dat een tussenvonnis geveld wordt (en het beraad is beëindigd) is het volledige rechtsplegingsdossier bovendien ter inzage van het Openbaar Ministerie.
399 – 400 / 01 GERECHTELIJK RECHT 03-3810
Deskundig onderzoek – niet in werking stellen deskundige gevolgen KAMER
2
30.10.2008
Het gebrek aan diligentie vanwege een partij bij het in werking stellen van de deskundige moet passend gesanctioneerd worden door haar vervallen te verklaren van deze bewijsmaatregel. De volstrekte passiviteit van een partij en ondermeer het niet in staat stellen van de zaak en het nalaten te concluderen kan opgevat worden als een gebrek aan interesse, hetgeen neerkomt op een verwerking van het recht van deze partij om haar resterende aanspraken nog in rechte te laten gelden.
399 – 400 / 02 GERECHTELIJK RECHT 09-1193
Deskundig onderzoek – draagdwijdte van “ vrijstelling van formaliteiten” KAMER
3
30.06.2009
Een door partijen verleende “vrijstelling van formaliteiten” kan - tenzij uitdrukkelijk anders afgesproken en nauwkeurig afgelijnd - niet betekenen dat de deskundige eenzijdig vaststellingen doet zonder de partijen daarvan in kennis te stellen. Bij gebrek aan een nauwkeurige formulering van de vrijstelling moet de deskundige de partijen minstens uitnodigen op de verdere expertisewerkzaamheden en dit gelet op het recht op tegenspraak en dus het recht van verdediging.
399 - 402 / 01 GERECHTELIJK RECHT
05-3703
Deskundig onderzoek – autonomie van de deskundige bij het uitvoeren van zijn opdracht. KAMER
2
13.11.2008
Het is de deskundige zelf die op discretionaire wijze beslist op welke wijze hij zijn onderzoek voert, welke bezoeken hij uitvoert en welke gegevens hij nodig heeft voor het formuleren van zijn advies. De deskundige oefent zijn opdracht in volle vrijheid en onafhankelijkheid uit en dit geldt in het bijzonder voor de organisatie van de materiële verrichtingen van de expertise, evenals de door hem aangewende methodes. In dezelfde zin 06-506 2 kamer - 26 februari 2009
6
399 – 402 / 02 GERECHTELIJK RECHT 08-2921
Deskundig onderzoek –subsidiariteit KAMER 2
26.03.2009
Een deskundigenonderzoek is niet bestemd om een partij, op wie een bepaalde bewijslast rust te ontslaan van elke bewijsvoering. - men kan dus niet zomaar een deskundigenonderzoek vorderen om schadeaanspraken te staven, indien niet vooraf alle mogelijkheden zijn benut om de schade zelf, d.w.z. zonder expertise, te bewijzen. Gewezen wordt op het beginsel van de subsidiariteit van het deskundigenonderzoek, waarbij ook de proportionaliteitstoets (waarde van de vordering in verhouding tot de te verwachten kostprijs van het deskundigenonderzoek) een belangrijk criterium is om te beslissen of er al dan niet een deskundigenonderzoek wordt bevolen . Art. 875 bis Ger. Wb. bepaalt trouwens dat de rechter de keuze van onderzoeksmaatregel beperkt tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de meest eenvoudige, snelle en goedkope maatregel de voorkeur geniet. In dezelfde zin 08-1390 4 kamer -9.03.2009
399 – 402 – 405 / 01 GERECHTELIJK RECHT 06-506
Deskundig onderzoek – rechten van verdediging- motiveringsplicht KAMER
2
26.02.2009
Geen enkele wetsbepaling schrijft voor dat een deskundige ertoe gehouden is alle opmerkingen of bezwaren van de partijen omtrent een voorverslag punt per punt in detail te beantwoorden. De deskundige is trouwens ook niet gehouden tot dezelfde motiveringsplicht als die van de rechter verwacht wordt. Een impliciet en globaal antwoord op de opmerkingen der partijen volstaat dan ook in de regel . De deskundige moet zijn opdracht uitvoeren [advies verlenen] en geen bewijzen verzamelen die het gelijk of ongelijk van de ene of andere partij staven. Partijen hebben hem niet voor te schrijven welke bijkomende investigaties deze moet doen of op welke wijze hij zijn onderzoek moet voeren en zijn advies moet onderbouwen.
399 – 407 / 01 GERECHTELIJK RECHT 07-2063
Deskundig onderzoek – provisie KAMER
2
14.05.2009
Het was niet het opzet van de wetgever dat de deskundige de Rechtbank voortdurend zou vatten met verzoeken om de consignatie van bijkomende voorschotten of de verdere vrijgave van reeds betaalde voorschotten noch dat de Rechtbank voortdurend tot tussentijdse begrotingen zou overgaan. Het was veeleer de bedoeling te vermijden dat de deskundige al te veel kosten zou moeten voorschieten, doch niet dat zijn erelonen reeds op voorhand zouden betaald worden. Artikel 988 lid 2 Ger.W. bepaalt overigens dat “verdere vrijgave ook mogelijk is om een redelijk deel van het ereloon voor reeds uitgevoerde werkzaamheden te dekken” (waarmee dus enkel verwezen wordt naar de –verdere-vrijgave van het voorschot, bepaald door de rechter bij toepassing van artikel 987 Ger.W.) doch zegt opvallend niets over de consignatie van een bijkomend voorschot in dergelijke hypothese. Het is bovendien pas ter gelegenheid van het eindverslag en bij de neerlegging van een gedetailleerde staat van kosten en erelonen dat de opdracht in beginsel beëindigd is en de betaling aan de orde is, tijdstip waarop trouwens de partijen en ook de Rechtbank een beter zicht hebben op de zaak om met kennis van zaken te kunnen oordelen over de (definitieve) begroting.
399 – 407 / 02 GERECHTELIJK RECHT 07-2815
Deskundig onderzoek – nietigheid –ereloon deskundige KAMER
1
20.11.2008
Het enkele feit dat een deskundig verslag onjuistheden bevat is geen reden om het deskundig verslag op zich nietig te verklaren en om het ereloon van de deskundige te verminderen.
399 – 407 / 03 GERECHTELIJK RECHT 09-541
Deskundig onderzoek – partij die verplicht is de deskundige te provisioneren KAMER 2 07.05.2009
Het komt onder de nieuwe wet op het deskundig onderzoek aan de rechter toe te bepalen wie de kosten van expertise zal voorschieten. De wet voorziet niet in criteria. De rechtbank veroordeelt de partij die een onderzoeksmaatregel vordert om de hieraan verbonden kosten voor te schieten, zoals dit onder de oude wet ook gold. Zulks doet niets af aan het gegeven dat de rechter in zijn eindvonnis bij de uiteindelijke kostenveroordeling een andere dan de consignatieplichtige partij uiteindelijk veroordeelt tot het geheel (of een deel) der expertisekosten.
7
412 – 415 / 01 GERECHTELIJK RECHT 07-945
Rechtsplegingsvergoeding – vermindering of vermeerdering van de rechtsplegingsvergoeding bij kennelijk onredelijk karakter van de situatie Valsheidsprocedure KAMER 5
05.09.2008
Het begrip kennelijk onredelijk karakter van de situatie “ waarmede de rechter kan rekening houden voor het verminderen of verhogen van de rechtsplegingsvergoeding moet worden omschreven als een specifieke situatie die niet valt gelijk te stellen met een generiek ruimer begrip als “billijkheid” en is dus minder ruim . De tekst verwijst naar de “situatie” die onredelijk moet zijn, wat iedere verwijzing naar de onredelijkheid van de personen lijkt uit te sluiten .Het kennelijk onredelijk karakter van de situatie slaat niet op het geval van procesrechtsmisbruik.
412 – 415 / 02 GERECHTELIJK RECHT 06-711
Indien de curator verkiest zich te laten vertegenwoordigen door een confrater, ook al is deze een medewerker van zijn kantoor, dan heeft deze recht op een rechtsplegingvergoeding KAMER 4 06.10.2008
Indien de curator verkiest zich te laten vertegenwoordigen door een confrater, ook al is deze een medewerker van zijn kantoor, dan heeft deze recht op een rechtsplegingvergoeding. Het gaat in casu immers om een zaak die werd ingeleid door de gefailleerde, voor zijn faillissement en waarbij er uitgebreid werd geconcludeerd.
412 – 415 / 03 GERECHTELIJK RECHT 99-591S
Rechtsplegingsvergoeding – kortgeding en procedure ten gronde – één rechtsplegingsvergoeding KAMER 5
21.11.2008
Vermits het kort geding geen andere aanleg inhoudt en overeenkomstig art. 1, lid 2 van het K.B. van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding de bedragen vastgesteld worden per aanleg kan slechts één rechtsplegingsvergoeding worden toegekend.
412 – 415 / 04 GERECHTELIJK RECHT 04-4515
Rechtsplegingsvergoeding – een vordering in vrijwaring is een niet in geld gewaardeerde vordering – meerdere partijen in het ongelijk tegenover één partij KAMER 2 04.12.2008
Opdat met toepassing van art. 2, eerste lid, van het uitvoerend K.B. dd. 26.10.2007 inzake gerechtskosten het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding op basis van het bedrag van de vordering kan worden vastgesteld, dient in de inleidende akte of een later stuk het bedrag van de geldelijke veroordeling bepaald of minstens bepaalbaar te zijn. Dit is niet het geval voor vrijwaringsvorderingen, uit hoofde waarvan enkel de basisvergoeding van art. 3 van het uitvoerend K.B. kan worden toegekend. De wet voorziet enkel een afwijkende regeling voor het geval één enkele partij in het ongelijk gesteld wordt ten aanzien van meerdere partijen ; voor het omgekeerde geval, nl. dat meerdere partijen in het ongelijk gesteld worden (zoals in casu) is geen specifieke regeling voorzien, zodat in casu elk der partijen veroordeeld wordt tot de RPV opzichtens A.
412 – 416 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Gerechtskosten – omslaan van de kosten
05-3825
KAMER
2
02.10.2008
De kosten mogen niet worden omgeslagen met toepassing van art. 1017, derde lid, Ger. W. wanneer de hoofdvordering slechts gedeeltelijk slaagt. Om de kosten om te slaan moet het dus gaan om een geval waarin elke partij in het raam van een wederkerige procesverhouding in het ongelijk is gesteld, wat een hoofdvordering en een tegenvordering onderstelt.
420 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Kortgeding – voorlopige maatregelen – correctie aandeelhoudersregister – Geen voorlopige maatregel bij betwisting ten gronde over het aandelen bezit
08-68
KAMER
Kortgeding
06.05.2009
Bij wijze van voorlopige maatregel kan geen correctie van het aandeelhoudersregister worden bevolen. Een dergelijke correctie bevelen veronderstelt dat uitspraak gedaan wordt hoeveel aandelen elk van de partijen heeft. Slechts wanneer zulks vaststaat en ten gronde uitspraak is gedaan over het aandeelhoudersbezit kan in de lijn van de uitspraak van de rechter, uiteraard wel in kortgeding correctie worden bevolen. Zolang deze uitspraak echter uitblijft kan geen correctie van het aandeelhoudersregister worden bevolen bij wijze van voorlopige maatregelen.
8
420 / 02 GERECHTELIJK RECHT
Kortgeding – voorlopige maatregelen - rententierecht – vrijgave met zekerheidsstelling
08-46
KAMER
Kortgeding
24.09.2008
De voorzitter van de rechtbank van Koophandel , rechtsprekend in kort geding, kan voorlopige maatregelen bevelen die in de lijn liggen van de vermoedelijke rechten van de partijen. De vordering tot teruggave dreigt onherroepelijk nadeel te brengen aan de zaak vermits eens de teruggave bevolen, het retentierecht niet kan herleven als de rechter ten gronde de zaak anders beoordeelt. De rechter kan echter ook via belangenafweging komen tot een maatregel bij wijze van voorlopige regeling. Er dient dan een afweging gemaakt te worden tussen de onderscheiden belangen van partijen. Het nadeel dat eiseres lijdt wanneer ze niet kan beschikken over de goederen, is zonder twijfel aanzienlijk. Wanneer verweerster echter verplicht wordt de goederen vrij te geven, verliest zij een drukkingsmiddel tot zekerheid voor de betaling van haar schuldvordering. De vrijgave met zekerheidsstelling, welke verweerster ondergeschikt voorstelt, is een opportune maatregel welke alle belangen in zekere zin respecteert.
420-263 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Kortgeding – voorlopige maatregelen -ENAC
09-5
KAMER
Kortgeding
18.02.2009
In kortgeding volstaat het vast te stellen dat verweerster kennelijk geen misbruik maakt van haar recht zich op de exceptie van niet uitvoering te beroepen. De kortgedingrechter kan niet ingaan op de gevorderde maatregel zonder de rechten van partijen onherroepelijk te schaden. De maatregel bevelen, zou het voordeel van de exceptie van niet uitvoering aan verweerster ontnemen. De kortgedingrechter moet met vorderingen, die de exceptie van niet uitvoering buiten spel zetten, omzichtig te werk gaan en enkel ingeval van kennelijk misbruik kan de kortgedingrechter een bevel geven zoals gevraagd. Dit kennelijk misbruik is niet bewezen. Verweerster vroeg dat voorafgaandelijk de indienstelling van een lift, eiseres de facturen voor plaatsing van de lift, vermeerderd met de rente en het verhogingsbeding, zou betalen.
420 – 1373 / 01 GERECHTELIJK RECHT
Kortgeding – beding van voorkeur – niet nakomen – gevolgen Beoordeling in Kortgeding
08-69
KAMER
Kortgeding
04.02.2009
Een beding van voorkeur kan worden omschreven als een clausule in een overeenkomst waarbij een partij zich er tegenover de wederpartij toe verbindt om, als zij in de toekomst beslist om een bepaalde overeenkomst te sluiten, die bij voorkeur boven alle andere met de wederpartij aan te gaan onder gelijkwaardige voorwaarden Algemeen wordt aanvaard dat het niet nakomen van een voorkeurrecht in beginsel niet de nietigheid tot gevolg heeft van de overeenkomst die in weerwil van dit voorkeurrecht werd gesloten. Indien echter de derde aansprakelijkheid oploopt wegens derdemedeplichtigheid aan de contractbreuk, kan de rechter de nietigheid van de overeenkomst uitspreken als vorm van herstel van de schade van de begunstigde van het voorkeurrecht ten gevolge van deze derde-medeplichtigheid aan de contractbreuk. Er is bij een voorlopige beoordeling onvoldoende schijn van recht aanwezig met betrekking tot de vraag of S. derdemedeplichtigheid aan contractbreuk kan worden verweten. De bodemrechter zal terzake uitsluitsel dienen te geven.
649 / 01 GERECHTELIJK RECHT 08-53
Kortgeding – bevoegdheid – derdenverzet tegen beschikking op eenzijdig v verzoekschrift KAMER
Kortgeding
10.12.2008
Overeenkomstig artikel 1125 Ger.W. moet het derdenverzet worden gebracht voor de rechter die de bestreden beschikking heeft gewezen. Ingevolge het derdenverzet strekt onze rechtsmacht zich in beginsel uit tot een volledig nieuwe berechting van het geschil, weliswaar rekening houdende met artikel 1130 Ger.W. al. 1 en al.2. Gezien de bevoegdheid twijfelachtig is wordt de zaak naar de arrondissementsrechtbank verwezen. De eis strekte ertoe om personen die zich wederrechtelijk in bedrijfslokalen bevinden, uit deze lokalen te zetten . Voor dergelijke vordering in kortgeding is normaal de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bevoegd en ten gronde de Vrederechter ( art 591 Ger.W.) Het feit dat bij een eventuele verwijzing naar een andere rechter, deze rechter ten gronde over het derdenverzet zal uitspraak dienen te doen over de vernietiging van de beschikking gewezen op eenzijdig verzoekschrift door een andere rechter is geen beletsel .
9
Dit alles volgt immers uit het feit van de verwijzingsregels zoals in artikel 639 e.v. Ger.W. waarvan artikel 1122 e.v. Ger.W. inzake het derdenverzet niet afwijkt. Een gelijkaardige situatie kan zich trouwens voordoen in een procedure op verzet.
728- 399 / 01 GERECHTELIJK RECHT 94-863
Deskundig onderzoek - Dwangsom wordt opgelegd aan de partij die de deskundige verhindert zijn opdracht uit te voeren KAMER 3 28.10.2008
De rechtbank kan een dwangsom opleggen tegenover de partij die weigert de deskundige toegang te verlenen om de voorraden op te nemen.
900 / 01 GERECHTELIJKRECHT
08-2523
Internationale rechtsmacht – art 23 EEX-VO – overeenkomst tot aanwijzing van bevoegde rechter Territoriaal KAMER 2 06.11.2008
Een bevoegdheidsbeding dat voorkomt in de algemene factuurvoorwaarden kan onder welbepaalde voorwaarden als een geldig forumbeding worden aangenomen op grond van de door art. 23 EEX-Vo bepaalde mogelijkheid om een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht te sluiten in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden. Dit is het geval wanneer, ingevolge hun vroegere transacties, de partijen geregeld met de algemene voorwaarden werden geconfronteerd, zodat zij worden vermoed kennis te hebben gekregen van het forumbeding dat in die voorwaarden is vervat. Indien zij er nooit tegen hebben geprotesteerd, worden zij verondersteld ermee ingestemd te hebben Indezelfde zin 09-271 2 Kamer 25 juni 2009
1365 – 1367 / 01 BURGERLIJK RECHT
Intrest – gerechtelijke intrest – laattijdig instellen rechtsvordering - vanaf de dagvaarding
08-67
KAMER
2
02.10.2008
Er kunnen geen intresten voorafgaand aan de dagvaarding worden gevorderd indien blijkt dat de schuldeiser te lang getalmd heeft om zijn aanspraken te laten gelden en betaling op te eisen. Gelet op de tendens om de termijnen in het rechtsverkeer in te korten en de spoed die aan de dag moet worden gelegd in het handels- en rechtsverkeer (zeker tussen professionelen) getuigt de houding van eiseres dan ook van een verregaande nalatigheid, die tezelfdertijd de indruk kon wekken dat zij, ondanks de periodieke aanmaningen, zich de facto neerlegde bij het standpunt van verweerster. De rechtbank kende in deze zaak geen intresten toe voor de periode voor dagvaarding (30.10.2003 tot 20.12.2007) – in dezelfde zin 2 kamer 08-78, 28 mei 2009
1365 – 1367 / 02 BURGERLIJK RECHT 07-2030
Intrest – gerechtelijke intrest vanaf de uitspraak KAMER
2
23.10.2008
D e Rechtbank kent aan eiseres ook geen intresten toe, nu blijkt dat deze weinig of zelfs geen initiatief heeft genomen om de zaak, die reeds sedert 1999 werd ingeleid, te activeren (..) aldus is er enkel gerechtelijke intrest verschuldigd vanaf de datum van de uitspraak. Er kunnen geen intresten worden gevorderd indien blijkt dat de schuldeiser te lang getalmd heeft om zijn aanspraken te laten gelden en betaling op te eisen. In dezelfde zin A/08/00615 6 november 2008 2e kamer - A/08/1036 13 november 2008 - A/08/1638 9 oktober 2008
1367 / 01 BURGERLIJK RECHT 06-506
Koop- verkoop – levering van hardware en software en onderhoudscontract – dominantie van koop - aanvaarding – samenwerkingsplicht van partijen – informatieplicht van partijen – verplichtingen van de koper KAMER 2 26.02.2009
De levering en installatie van sofware en hardware samen met een afzonderlijk onderhoudscontract dient als een geheel aanzien waarbij de koop-verkoop het meest dominant is zodat deze regels van toepassing zijn. De inontvangstneming van de software – al dan niet met zichtbare gebreken - is definitief is na het verstrijken van een testperiode volgend op de eerste opstart van het systeem. Voor het welslagen van het project van installatie van de software is een dialoog tussen partijen essentieel. Het gebrek aan dialoog dient aan beide partijen te worden toegerekend .Partijen hebben bij een contract tot aanschaffing van een informaticasysteem een samenwerkingsplicht.
10
Aangezien er bij computerapparatuur altijd een gebrek kan optreden, dient de gebruiker/koper altijd een bepaalde onbeschikbaarheid te dulden van het toestel teneinde de verkoper toe te laten de nodige correcties of aanpassingen aan te brengen. De gebruiken in de informaticasector laten trouwens een zekere tolerantiemarge toe inzake een bepaalde graad van onbeschikbaarheid van bepaalde systemen. Bij het in werking stellen en aanpassen van software kan worden aangenomen dat zelfs software-op-maat niet ab initio vlekkeloos werkt. De diversiteit aan en de wisselwerking tussen de verschillende onderdelen kan onmogelijk met sluitende zekerheid foutvrij worden afgeleverd, zodat het gebruik ervan zeker in den beginne - onvermijdelijk fouten moet opleveren. Een functioneel gebrek impliceert een ongeschiktheid voor een specifiek bestemd en beoogd gebruik. Functionele gebreken van software en informaticamateriaal zijn in de regel afhankelijk van de informatieplicht van de aspirantkoper : deze moet aan de verkoper communiceren wat zijn precieze behoeftes en verlangens zijn en welke systemen hij wenst voor de oplossing van typische problemen die hij kent vanuit zijn ervaring met de bedrijfsvoering binnen zijn eigen onderneming of handelsactiviteit. De verkoper moet bij de contractssluiting duidelijk op de hoogte zijn van deze specifieke verzuchtingen of desiderata vanwege de koper. De informatieplicht van partijen houdt in dat de verkoper de koper moet inlichten doch tevens dat de koper de verkoper moet informeren omtrent de specifieke eigenschappen van zijn bedrijfsvoering waaraan de software moet beantwoorden. Wanneer het niet de taak van de leverancier is een software op maat te ontwerpen, dan is het ook niet zijn taak het bedrijf van de koper door te lichten en te analyseren, laat staan een volledige informatica-audit door te voeren. De koper van software voor beroepsdoeleinden, die zelf een onderzoeksplicht heeft, kent als geen ander zijn eigen bedrijf alsook haar specifieke noden en behoeften, zodat deze de gevolgen moet dragen van het feit dat hij in voorkomend geval geen meer precieze eisen heeft gesteld.
1437 – 1442 / 01 BURGERLIJK RECHT
ENAC -voorwaarden
07-318
KAMER
5
14.11.2008
Om op basis van de enac de opschorting van de eigen prestatie wegens niet-nakoming van andermans prestatie te kunnen inroepen, moet voldaan zijn aan de volgende vereisten: • De opschortende schuldenaar moet een aanspraak hebben op een prestatie die in voldoende verband staat met de op te schorten prestatie, en hij moet de niet-nakoming van die prestatie opwerpen. • De opschortende schuldenaar mag niet tot eerdere nakoming verplicht zijn. • De opschorting mag slechts geschieden in de mate waarin ze door de niet-nakoming van de tegenpartij gerechtvaardigd wordt. • De opschorting mag de latere nakoming van de op te schorten verbintenis niet blijvend onmogelijk maken
1437 - 1442 – 2600 / 01 BURGERLIJK RECHT
Exceptie van niet uitvoering - koop- verkoop
09-1578
KAMER
2
25.06.2009
De exceptio non adimpleti contractus kan niet ingeroepen worden door de partij die een zgn. voorleveringsplicht heeft, d.w.z. dat de excipiens niet diegene mag zijn die eerst gehouden is te presteren. De koper die na de aanvaarding van de goederen gebreken vaststelt kan daaruit niet tot de bevrijding van de betaalplicht besluiten, maar moet bovendien ook op zijn beurt (hetzij door middel van een zelfstandige vordering, hetzij door een tegenvordering indien hij inmiddels in betaling van de koopsom was gedagvaard) zijn verkoper in rechte aanspreken en een op koopvernietigende gebreken gesteunde vordering tot vrijwaring voor verborgen gebreken stellen, waarbij de koper de bewijslast van het bestaan van de ingeroepen gebreken draagt Zie ook 09/820 2 KAMER 8 juli 2009 -09/25 2 KAMER 9 juli 2009-
1446 – 1439 / 01 BURGERLIJK RECHT
Verbintenissen – uitdrukkelijk ontbindend beding - ingebrekestelling
09-1528
KAMER
2
09.07.2009
In tegenstelling tot wat men uit de benaming zou kunnen afleiden doet een uitdrukkelijk ontbindend beding geen afbreuk aan het algemene beginsel van de verplichte voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar door de schuldeiser. De overeenkomst zal maar eerst ontbonden zijn na het verstrijken van de door de ingebrekestelling toegekende respijttermijn, die de schuldeiser de schuldenaar moet gunnen teneinde deze de kans te bieden zijn wanprestatie alsnog ongedaan te maken.
1470 – 1472 / 01 BURGERLIJK RECHT
Bewijs
08-1579
KAMER
2
22.01.2009
De clausule in een verzekeringsovereenkomst “ Bij het opstellen van het contract werd ook rekening gehouden met de informatie opgenomen in de bijzondere voorwaarden. De betaling van de premie zal worden beschouwd als een bevestiging van de correctheid van de verstrekte informatie en een aanvaarding van de algemene en bijzondere voorwaarden van dit contract (bijvoegsel) “ is een geldige bewijslastclausule welke de omkering van de bewijslast meebrengt.
11
De rechter mag oordelen dat een negatief feit niet met dezelfde striktheid als het bewijs van een bevestigend feit behoeft te worden geleverd uiteraard zonder dat hij de eisende partij van dit bewijs mag ontslaan of de tegenpartij het bewijs van het tegengestelde positief bewijs kan opleggen. Dat de feitenrechter de nodige soepelheid in acht mag nemen (en minder eisen mag stellen dat bij het bewijs van een zuiver positief feit) houdt in feite in dat : • de Rechter zich grotendeels mag vergenoegen met het bewijs via vermoedens • een voldoende waarschijnlijkheid van het beweerde feit reeds volstaat
1600 – 1601 / 01 Koop- verkoop – eigendomsoverdracht – overdracht risico BURGERLIJK RECHT 07-305
KAMER
2
05.03.2009
Enkel de eigenaar ten tijde van het ongeval is vergoedingsgerechtigd, bij gebreke aan andersluidende bepalingen. Bij de verkoop van een specieszaak is de regel dat de koper het risico dient te dragen, zelfs indien de zaak nog niet geleverd is . Artikel 1138 lid 2 B.W., doet het risico naar de koper overgaan vanaf de verbintenis tot overdracht (van eigendom), die onderscheiden dient te worden van de levering. De omstandigheid kan als onvoorzien worden beschouwd, wanneer zij (1) volledig vreemd is aan een feit of een fout van de partijen, (2) volkomen onvoorzienbaar is bij het sluiten van de overeenkomst, (3) een abnormaal karakter vertoont – zoniet gaat het slechts om een eenvoudige moeilijkheid die binnen de grenzen der aannemingsrisico’s valt – en (4) een ernstige verzwaring van de aannemingslasten of een verstoring van de economie van het contract tot gevolg heeft.
1600 – 1619 / 01 BURGERLIJK RECHT
Koop- verkoop – aanvaarding- verborgen gebreken - -
05-506
KAMER
2
26.02.2009
Inzake koop-verkoop is de aanvaarding de rechtshandeling, waardoor de koper erkent dat de geleverde zaak overeenstemt met de verkochte zaak en vrij is van zichtbare gebreken. Deze aanvaarding dekt elk gebrek of nietconformiteit en daarna kan de koper enkel nog beroep doen op art. 1641 e.v. B.W. maar niet op art. 1184 B.W.
1600 - 1612 – 1619 – 1470 – 1609 / 01 BURGERLIJK RECHT 08-479
Koop – verborgen niet conformiteit KAMER
2
09.10.2008
Wanneer het gebrek aan conformiteit niet kan worden ontdekt bij de levering kan zij in beginsel niet worden gedekt door de aanvaarding. De aanvaarding kan enkel slaan op zichtbare conformiteitsgebreken, gezien men van onzichtbare conformiteitsgebreken niet kan aannemen dat de koper hiervan (zelfs maar stilzwijgend) afstand heeft willen doen. Om te slagen in zijn vordering moet de koper dan bewijzen dat de non-conformiteit onnaspeurbaar was bij de levering en dat hij korte tijd na de ontdekking geprotesteerd heeft. De verborgen non-conformiteit, is een variant van een niet-conforme levering welke zich voordoet wanneer de afwijking in de levering niet onmiddellijk materieel vaststelbaar is. De druksterkte van zand dat gebruikt wordt voor bepaalde (bouw)constructies kan als zodanig met verborgen nonconformiteit zijn behept. Het lijkt immers technisch-materieel niet mogelijk om de eigenschap van de druksterkte dadelijk bij de levering na te gaan. De levering is zodoende niet aanvaard door verweerster door het loutere feit van de afhaling van de goederen bij eiseres, waar verweerster in beginsel ook tijdig heeft geprotesteerd na het ontdekken van deze niet-conformiteit. Verweerster heeft niet de contractueel bindende procedure gevolgd die voorgeschreven is inzake staalnames, en die afgedrukt staat zowel op de leveringsbonnen als op de keerzijde van de facturen van eiseres, nl. dat de monsters reeds worden genomen tijdens het lossen in aanwezigheid van een afgevaardigde van eiseres. Waar verweerster stelt dat deze procedure enkel geldt voor beton, neemt de Rechtbank echter aan de hand van de analogische interpretatiemethode aan dat zulks geldt voor alle materialen die door eiseres worden geleverd. Partijen hebben in het verleden nog al samengewerkt zodat verweerster - die de tegenstelbaarheid van deze voorwaarden niet betwist - deze voorwaarden kende. Het recht van verdediging en het recht op tegensprekelijke bewijsvoering vereist dat bij een éénzijdige expertise van een bepaald product de leverancier dadelijk wordt verwittigd van deze bemonstering - zodat deze in staat wordt gesteld de onderzoeksverrichtingen te volgen - alsook dat bij de staalname (in aanwezigheid van de leverancier) dadelijk een afzonderlijk (verzegeld of door beide partijen afgetekend) staal wordt gereserveerd voor een tegenexpertise. De partij die een zaak onder zich heeft, heeft de plicht te bekwamer tijd tegensprekelijk bewijsmateriaal te verzamelen omtrent de staat van de zaak. Indien het bewijs door het verzuim van voormelde plicht onmogelijk is geworden of niet meer behoorlijk kan worden geleverd, dan draagt de verzuimende partij het uiteindelijke bewijsrisico.
12
Nu de beweerde leveringsgebreken niet op tegensprekelijke wijze werden vastgesteld ten aanzien van eiseres valt het bewijsrisico ten laste van verweerster Anderzijds staat vast dat verweerster het bewuste gestabiliseerd scheldezand effectief heeft verwerkt en gebruikt in het productieproces voor de rioleringswerken. Terzake is de Rechtbank van oordeel dat, zelfs ongeacht het feit of er sprake is van een zichtbare dan wel verborgen nonconformiteit, eens de levering is gewijzigd van hoedanigheid en zeker wanneer deze is verwerkt, de aanvaarding onherroepelijk vaststaat. Verwerkt de koper de goederen dan betekent zulks dat hij deze aanvaardt, ook al zijn er gebreken in de levering. Verweerster kan niet ontkennen dat zij het bewuste zand heeft gebruikt voor de constructies welke zij heeft gemaakt en zij heeft aldus haar aanspraken verwerkt.
1600 – 1613 / 01 BURGERLIJK RECHT 08-1213
Consumentenverkoop - niet conformiteit – verkoop in de staat waarin deze zich bevindt gekend door de koper – wijze van vergoeding KAMER 2 18.12.2008
De niet conformiteit wordt vermoed van zodra de consument aantoont dat het aangekochte consumptiegoed niet beantwoordt aan één van voorwaarden van 1649 ter B.W. Bewijslast van het conformiteitsgebrek rust bij de koper. Voor gebreken, bij een consumentenverkoop, die zich manifesteren binnen de zes maanden na levering bestaat een vermoeden van bestaan van het gebrek bij levering . De melding op de factuur “ verkocht in de staat waarin deze zich bevindt aldus door de koper gekend”volstaat niet om bewijs van kennis in hoofde van de koper van het gebrek te bewijzen. De keuzemogelijkheid waarover de consument op grond van artikel 1649quinquies B.W. beschikt, belet natuurlijk niet dat de verkoper, nadat de consument het gebrek aan overeenstemming van het goed met de overeenkomst heeft meegedeeld, zelf als eerste de consument, bij wijze van schikking, om het even welke beschikbare vorm van genoegdoening voorstelt. Het komt echter aan de koper/consument toe dat voorstel aan te nemen of af te wijzen Dit heeft voor gevolg dat de verkoper geen rechten kan putten uit de argumentatie dat koper het voorstel om zijn voertuig te laten herstellen bij “X” heeft afgewezen en ervoor geopteerd heeft om zelf zijn voertuig te laten herstellen bij een derde firma, weze het door de vervanging (i.p.v. het herstel) van het bewuste onderdeel (versnellingsbak).
1600 – 1622 / 01 BURGERLIJK RECHT 08-2262
Internationale koop- toepassing Weens koopverdrag – recht op intrest – intrestvoet KAMER 2 04.12.2008
Op grond van artikel 6 van het Weens Koopverdrag kunnen de partijen de toepassing van dit Verdrag uitsluiten, of kunnen ze afwijken van elk van de bepalingen hiervan . Er is geen bezwaar tegen het feit dat de partijen hun rechtskeuze maken of wijzigen na het tot stand komen van de overeenkomst, of zelfs tijdens het geding. De uitsluiting of afwijking van het Weens Koopverdrag moet uitdrukkelijk bedongen zijn. Als een partij tekortschiet in de betaling van een prijs of van enig ander achterstallig bedrag heeft de tegenpartij recht op rente op dit bedrag (art. 78 CISG), naast haar recht op schadevergoeding overeenkomstig artikel 74 CISG. In het CISG (art. 78) wordt niet aangegeven tegen welke interestvoet de rente moet worden begroot. De Rechtbank gebruikt de rentevoet van de marginale leningsfaciliteit van de ECB, hetzij 5 %+ 2= 7 %. Volgens het Weens Koopverdrag is geen ingebrekestelling nodig om de intrest te doen lopen. Het bestaan wordt niet aangetoond van een geldig conventioneel schadebeding en evenmin wordt het bestaan aangetoond van een in art. 74 van het CISG bedoelde schade die niet gedekt is door de hiervoor aangegeven rente, zodat de rechtbank geen schadevergoeding toekent.
1681 / 01 BURGERLIJK RECHT
Huur van diensten
08-2563
KAMER
2
05.02.2009
Wanneer geen prijs is overeengekomen inzake ereloon van een boekhouder geldt het beginsel dat het opstellen van een ereloonnota door een boekhouder in de regel een partijbeslissing uitmaakt, dit is de beslissing van een partij aan wie de bevoegdheid is verleend om de inhoud van de rechten en plichten van de andere partij te bepalen of te wijzigen. Dit impliceert dat partijen stilzwijgend zijn overeengekomen om het ereloon of de prijs in functie van de geleverde prestaties na de uitvoering van de opdracht éénzijdig te laten vaststellen door de boekhouder zelf, onder de (beperkte / marginale) controle van de rechter. De opdrachtgever verbindt zich er m.a.w. toe om voor de prestaties een ereloon te betalen dat éénzijdig door de dienstenverhuurder wordt vastgesteld
13
1681 – 1629 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – huur van diensten of van een zaak
08-1271
KAMER
4
23.02.2009
Om uit te maken of de overeenkomst van verhuur van een kraan met werkman al of niet een huur van diensten is , is de onafhankelijkheid van de begeleidende werkkracht van belang. Is de ter beschikking gestelde werkkracht ondergeschikt aan de gebruiker dan is er sprake van een huurovereenkomst met betrekking tot het goed.
1682 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – vetusiteit - schade
08-551
KAMER
2
09.07.2009
Het leerstuk van de vetusteit kan relevant zijn voor voertuigschade, kledingschade, doch is in de regel niet bruikbaar bij herstelwerken aan een gebouw. Het is evident dat de eigenaar van een beschadigd voertuig van meerdere jaren oud geen recht heeft op een nieuw voertuig, nu er op de markt vergelijkbare voertuigen van dezelfde ouderdom en soort voorhanden zijn. Dit kan echter niet gesteld worden van de eigenaar van een beschadigd onroerend goed, zoals van een vernielde muur . Hier terzake kan immers niet worden geopperd dat een muur van dezelfde ouderdom zou kunnen aangeboden worden, nu zulks materieel/technisch volstrekt onmogelijk is. Er bestaat immers geen “markt” van tweedehandsmuren, waarmee eisers zich desgevallend ook zouden kunnen behelpen, zodat een herstel middels nieuwe gevelstenen een noodzakelijk en onvermijdelijk gegeven is. Een juist en passend schadeherstel in hoofde van eisers is bijgevolg niet mogelijk zonder deze gebeurlijke (schijnbare) verbetering; in dergelijk geval moet de schadevergoeding niet worden verminderd. De benadeelde heeft dan ook recht op de (nieuw)waarde van zijn vernielde zaak wanneer hij niet in staat is op de markt gelijk(w)aardige reeds gebruikte zaken aan te kopen. De"gebruikte"/oude zijgevel kan niet anders vervangen worden dan door zijn vernieuwing en in dat geval heeft de benadeelde recht op deze vernieuwing. Dat de herstelprijs buiten verhouding staat tot de aannemingssom is niet terzake dienend : alle schade moet worden vergoed. Niet de waarde van het contract is de maatstaf ter bepaling of ter begrenzing van de omvang van de schadevergoeding. De enige maatstaf is de schade. Het betrof de uitvoering van voegwerken aan muur ,het uitslijpen van de voegen gebeurde dermate ondeskundig dat een nieuwe muur volgens de deskundige de enige oplossing was. De rechtbank kent een vergoeding toe gelijk aan de waarde van een nieuwe muur.
1682 – 1684 / 01 BURGERLIJK RECHT
05-4458
Aanneming in regie vrije prijsbepaling – vrije prijsbepaling en bepaling van de prijs door de deskundige – marginale toetsing KAMER
2
11.06.2009
Een regiecontract houdt voor de opdrachtgever inzake de prijsbepaling steeds een zeker risico in, dat hij geacht wordt aanvaard te hebben tot op zekere hoogte . In overeenkomsten van aanneming van werk of van diensten wordt de mogelijkheid van partijbeslissing trouwens algemeen aanvaard . Het is niet omdat een deskundige een bepaalde prijs vooropstelt dat de aannemingsprijs (post factum) noodzakelijkerwijze tot dit bedrag dient te worden beperkt. Indien de opdrachtgever noch registreert noch controleert kan hij de afrekening die met de facturen en de uitbestede uren overeenstemt in beginsel enkel dan betwisten indien hij kan aantonen dat de afrekening kennelijk onredelijk of onjuist is. De redelijkheid is de norm en de toetsing van de prijs dient aan dit criterium te voldoen. De schuldenaar is immers alleen dan niet gebonden indien de partijbeslissing "kennelijk onredelijk" is : een 'marginale toetsing' is zodoende aan de orde. Dit houdt in dat de rechter niet zomaar zelf het voorwerp van de verbintenis(sen) mag bepalen op grond van wat redelijk is, zonder rekening te houden met het feit dat de bepaling daarvan precies in beginsel aan de schuldeiser werd toevertrouwd. Ook inzake partijbeslissingen geldt, althans tot op zekere hoogte, het beginsel van de verbindende kracht van de overeenkomst, een principe dat de rechter niet zomaar naast zich neer kan leggen. _______________________________________________________________________________________________________ Zie ook 1681-01
1682 - 1684 – 1689 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – tienjarige aansprakelijkheid
07-616
KAMER
5
05.09.2008
Door de oplevering en opneming van het afgewerkte gebouw wordt de fase van de contractuele aansprakelijkheid voor het bouwwerk als zodanig afgesloten en begint de periode van de tienjarige garantie voor de stevigheid en deugdelijkheid van het gebouw. Art. 1792 B.W. stipuleert dat indien een gebouw dat tegen vaste prijs is opgericht, geheel of gedeeltelijk
14
teniet gaat door een gebrek in de bouw, zelfs door de ongeschiktheid van de grond, de architect en de aannemer daarvoor aansprakelijk zijn gedurende tien jaren. De tienjarige garantie is van toepassing op alle aannemingen van gebouwen en grote werken, al dan niet tegen vaste prijs, nu art. 2270 B.W. dat dezelfde garantieplicht regelt geen onderscheid maakt wat de prijsvorming betreft. Een “gebrek in de bouw” of “ongeschiktheid van de grond” zoals in art. 1792 B.W. bedoeld, is een fout tegen de bouwkunde, die van aard is een gebouw, of een essentieel of aanzienlijk bestanddeel ervan, geheel of gedeeltelijk teniet te doen gaan De woorden “geheel of gedeeltelijk tenietgaan” in art. 1792 B.W. moeten volgens hun betekenis in het gewone spraakgebruik worden begrepen De aansprakelijkheid van “de aannemers” voor verborgen gebreken in het uitgevoerde en goedgekeurde werk, op grond van het gemene aannemingsrecht, blijft bestaan maar werd niet weerhouden omdat de uitvoering van de werken, niet te wijten is aan een ontwerpfout, uitvoeringsfout, gebrek in de materialen of tekortkoming in de informatie-, voorzorgs- en herstelplicht in hoofde van verweerder, doch wel aan normale slijtage van de egalisatielaag ingevolge het specifieke gebruik van de zolderruimte door eiseres
1682 - 1684 – 1694 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – aansprakelijkheid architect
04-4515
KAMER
2
04.12.2008
Waar de controleopdracht van de architect geen verplichting inhoudt om permanent aanwezig te zijn op de werf (tenzij het tot zijn contractuele opdracht behoorde) moet anderzijds gesteld worden dat zijn aanwezigheid vereist is telkenmale nodig, dit is alleszins wanneer een decisieve stap gezet wordt in het bouwproces en sprake is van cruciale ogenblikken . Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van het criterium of er een gevaar bestaat voor niet-omkeerbare beschadiging. De architect moet aanwezig zijn bij die fasen van uitvoering die later niet of nauwelijks nog kunnen worden gecorrigeerd Dit is naar het oordeel van de Rechtbank zeker het geval wanneer de vloerplaat gegoten wordt voor een industriële loods of fabriekhal.
1682 – 1688 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – Bewijs van aanvaarding van de werken
06-2829
KAMER
4
22.09.2008
De oplevering en de goedkeuring van de werken kunnen stilzwijgend gebeuren. Dit kan blijken uit de concrete omstandigheden, afhankelijk van de zaak. Zo geeft de bouwheer die de werken voorbehoudloos in gebruik neemt, uiting aan zijn goedkeuring. De ingebruikneming kan ruim opgevat worden en blijken uit bijvoorbeeld het verhuren van het gebouw, het bewonen van een winkelhuis na renovatie, en dit zonder enig voorbehoud, gepaard gaande met het stilzitten van de bouwheer gedurende twee maanden na ontvangst. Een bijzonder element in het kader van het stilzwijgen is de aanvaardde factuur. _______________________________________________________________________________________________________ In dezelfde zin 06-2828 – 4 Kamer – 22.09.2009
1682 – 1688 / 02 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – Voorlopige oplevering - aanvaarding van de werken
08-1777
KAMER
5
26.09.2008
Voor de oplevering en de opneming van het uitgevoerde werk zijn er geen vormverplichtingen opgelegd. Uit het geheel van de bepalingen in de artikelen 1788-1791 B.W. blijkt evenmin dat de keuring als zodanig op tegenspraak moet geschieden. Wanneer de meester het uitgevoerde werk voor keuring en opneming in zijn macht heeft, wordt hij geacht dit te hebben aanvaard, indien hij niet binnen een redelijke tijd heeft geprotesteerd. De ingebruikneming of inbezitneming gedurende een zekere tijd, zonder voorbehoud, van het tot stand gebrachte werk, wordt als goedkeuring beschouwd. De opneming-goedkeuring bevestigt de wil van de aanbesteder om de wettelijke gevolgen van de overeenkomst die daaruit voortvloeien en die hij bij het aangaan van het contract heeft aanvaard, uitwerking te laten hebben. Zij doet blijken van zijn bedoeling om het werk zoals het ten uitvoer is gebracht te aanvaarden, en om de aannemer niet meer aan te spreken, behalve voor ernstige verborgen gebreken of tekortkomingen. De opneming dekt de zichtbare gebreken, tenzij die gebreken de stevigheid van een gebouw of een essentieel bestanddeel ervan aantasten.
1682 – 1688 / 03 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – Aanvaarding van de werken
08-886
KAMER
2
16.10.2008
Aangenomen wordt dat de oplevering een vormvrije eenzijdige rechtshandeling is. De aanvaarding kan zodoende uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren, hetgeen niet verwonderlijk is, nu de aannemingsovereenkomst ook zonder geschrift kan tot stand komen .
15
De stilzwijgende aanvaarding kan worden afgeleid uit de inbezitneming zonder voorbehoud : de opdrachtgever die de werken in gebruik neemt zonder voorbehoud, geeft hiermee uiting aan zijn goedkeuring. Inzake aannemingen in regie staat het vertrouwen en de goede trouw tussen partijen centraal. De opdrachtgever dient er op te kunnen vertrouwen dat de aannemer de juiste uren en hoeveelheden in rekening zal brengen. Wanneer echter de opdrachtgever geen controlesysteem opzet van de regie-uren dienen de staten van de aannemer in beginsel voor waarachtig aangenomen.
1682 – 1688 / 04 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – Voorlopige oplevering - aanvaarding van de werken
04-4515
KAMER
2
04.12.2008
Een aannemer-specialist heeft ook een belangrijke advies- en bijstandsplicht, die in bepaalde gevallen zelfs de vorm kan aannemen van een zgn. onthoudings- of weigeringsplicht. De aannemer is geen blinde uitvoerder van hetgeen hem door de bouwheer, hoofdaannemer of zelfs de architect of het studiebureau wordt opgedragen. De aannemer kan zich in dit geval ter bevrijding van zijn aansprakelijkheid, dan ook niet beroepen op een gebrek aan toezicht en/of opmerkingen Wanneer prima facie vaststaat dat de fouten van de verschillende aangesprokenen dezelfde schade hebben veroorzaakt, zullen de verschillende aansprakelijken moeten aantonen welk deel van de schade aan hun fout te wijten is, en welk deel ervan door de fout van anderen werd veroorzaakt. Slagen zij niet in dit bewijs, dan is een in solidum veroordeling onafwendbaar. M.a.w., wanneer dezelfde schade voortvloeit uit de samenloop van 2 of meer contractuele wanprestaties is er aanleiding tot een verbintenis in solidum, althans voor zover althans elke fout de schade in haar geheel heeft veroorzaakt
1682 – 1688 / 05 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – Voorlopige oplevering - aanvaarding van de werken
06-1869
KAMER
3
05.05.2009
De voorlopige oplevering heeft tot doel de voltooiing van de werken vast te stellen waarbij wordt nagegaan of het bestek werd gevolgd en de plannen werden in acht genomen. De voorlopige oplevering impliceert op zich geen aanvaarding van de werken. Zij houdt in dat de opdrachtgever het werk ter beschikking krijgt en van dan af er het risico van draagt. Kleine gebreken en tekortkomingen zijn geen reden om een voorlopige oplevering te weigeren. Zij kunnen worden vermeld in het proces-verbaal van voorlopige oplevering en voor de definitieve oplevering worden hersteld.
1682 – 1688 / 06 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – aanvaarding van de werken – verborgen gebreken
06-1869
KAMER
3
05.05.2009
De oplevering of aanvaarding van de aanneming is een éénzijdige rechtshandeling die kadert in de goede uitvoering van de aannemingsovereenkomst .Op dat ogenblik verifieert de opdrachtgever het beëindigde werk en, indien het niet conform is, moet hij opmerkingen maken en de aannemer uitnodigen het werk behoorlijk uit te voeren. Maakt de opdrachtgever geen opmerkingen, dan betekent dit dat het werk behoorlijk is, of, alleszins dat hij afziet van de mogelijkheid om opmerkingen te maken. Aangenomen wordt dat de oplevering een vormvrije rechtshandeling is. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren. De opdrachtgever die de werken in gebruik neemt zonder voorbehoud geeft hiermee uiting aan zijn goedkeuring Men kan niet met kennis van zaken opleveren of goedkeuren, wat men niet heeft kunnen vaststellen of waarnemen. De vordering tot aansprakelijkheid voor (lichte) verborgen gebreken berust op het algemeen beginsel dat men alleen zichtbare gebreken kan aanvaarden en men nooit geacht kan worden niet-zichtbare gebreken aanvaard te hebben . In dergelijk geval rijst de vraag binnen welke termijn de contractuele aansprakelijkheidsvordering uit hoofde van dergelijke verborgen gebreken tegen de aannemer ingesteld dient te worden. De regel luidt dat, als een voorheen verborgen gebrek eenmaal ontdekt is − dus zichtbaar is geworden − de vrijwarings- of aansprakelijkheidsvordering «tijdig» moet volgen, anders wordt de benadeelde wél geacht het inmiddels zichtbaar geworden gebrek alsnog te hebben aanvaard.
1682 – 1688 / 07 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – Aanvaarding
09-624
KAMER
2
18.06.2009
De onder- en hoofdaannemingsovereenkomst zijn zelfstandige overeenkomsten zijn . De oplevering en aanvaarding van het werk van de hoofdaannemer en dat van de onderaannemer gebeurt, behoudens een contractuele transparantie onafhankelijk van elkaar . De opdrachtgever heeft immers niets te maken met de verhouding hoofdaannemer/onderaannemer. Een aanvaarding in het kader van de hoofdaanneming impliceert evenmin een aanvaarding van de werken van de onderaannemer en vice versa.
16
1682 – 1690 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – eenzijdig herstel
08-732
KAMER
2
02.10.2008
De voorwaarden waaronder de schuldeiser van een bepaalde prestatie zonder voorafgaande rechterlijke machtiging een verbintenis om iets te doen door een derde mag laten uitvoeren zijn dat er sprake moet zijn van urgentie, dat de schuldenaar vooraf in gebreke moet zijn gesteld (waarbij bovendien een ultieme prestatietermijn moet zijn toegekend) en dat de stand van de werken (en de aard en ernst van de eventuele gebreken) op tegenspraak moet zijn vastgesteld.
1682 – 1690 / 02 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – eenzijdig herstel
07-2794
KAMER
2
13.11.2008
Opdat een contractspartij zonder rechterlijke machtiging gebreken zou mogen herstellen, moet er o.a. sprake zijn van urgentie en moet de aard en ernst der gebreken bovendien op tegenspraak zijn vastgesteld in der minne of in een gerechtelijk deskundigenonderzoek, al dan niet gevorderd in kort geding. Elke onrechtstreekse uitvoering in natura vereist principieel een voorafgaande rechterlijke tussenkomst, welke als doel heeft de rechter toe te laten na te gaan of er wel daadwerkelijk een wanprestatie is en - zo ja - of er nog een redelijke mogelijkheid bestaat dat de schuldenaar de verbintenis zelf zal nakomen. _______________________________________________________________________________________________________ In dezelfde zin 05-4669 4 juni 2009 - 07-1189 kamer 2 11 juni 2009
1682 – 1694 / 01 BURGERLIJK RECHT
Overeenkomst architect – ontbinding wegens misrekening van het budget
08-2504
KAMER
2
18.06.2009
De vaststelling van het budget behoorde tot het voorwerp en dé essentie van het architectencontract gezien de kostprijsraming tot de uitdrukkelijke en wélomschreven contractuele opdracht van de architect behoorde. Gezien de fundamentele beoordelingsfout van de architect bij het berekenen van het budget wordt de overeenkomst wegens wanprestatie ontbonden. De bouwheer kan aanspraak maken op terugbetaling van de reeds betaalde facturen gezien de ontbinding ex tunc werkt en partijen dienen teruggeplaatst in de situatie alsof zij nooit hadden gecontracteerd . Er is niet aangetoond dat de prestaties van de architect nog enig nut vertoont voor de bouwheer, zodat zich geen restitutieverbintenis en afrekening opdringt.
1684 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – vertragingsboete –plichten van de hoofdaannemer
08-173
KAMER
4
1.09.2008
Om toepassing te kunnen maken van een vertragingsboete is vereist dat de vertraging aan de fout van de aannemer te wijten zijn. Hierbij heeft de hoofdaannemer evenveel verplichtingen, zoals tijdig noodzakelijke keuzes maken, de aannemer op de hoogte stellen van bijzondere omstandigheden die het werk beïnvloeden en de coördinatieplicht in geval van meerdere aannemers.
1693 / 01 BURGERLIJK RECHT
Aanneming – kabelbeschadiging –lokalisatieplicht.
07-2689
KAMER
4
01.08.2008
Op de aannemer rust een informatieplicht, een lokalisatieplicht én eventueel de plicht om het nutsbedrijf te contacteren. De liggingsplans hebben slechts een indicatieve waarde. De bewijsplicht rust op de aannemer.
1693 / 02 BURGERLIJK RECHT
09-577
Kabels en leidingen kabelbeschadiging –lokalisatieplicht. Schade –begroting volgens overeenkomst BVVO-FIGAS waartoe de aansprakelijke persoon niet is toegetreden. KAMER
4
15.06.2009
Voor het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer en gasachtige en andere producten door middel van leidingen en elektriciteitskabels gelden specifieke regels (aardgas KB 21 september 1988; elektriciteit artikel 192 AREI). Voor de overige ondergrondse leidingen (zoals telecommunicatie) gelden geen specifieke regels, enkel een
17
algemene lokalisatieplicht afgeleid uit de strafsanctie die worden gesteld op het nalaten van contactname met de bevoegde diensten. Op strafrechtelijk vlak is artikel 114 van de Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven van toepassing. Het uitgangspunt voor de beoordeling van de aansprakelijkheid is artikel 1382 BW vermits er doorgaans geen contractuele band tussen de aannemer en de nutsmaatschappij bestaat. De aansprakelijkheid van de aannemer wordt streng beoordeeld, doch de eigenaar van de kabel moet fout, schade en oorzakelijk verband bewijzen. Het enkel feit dat er werken werden uitgevoerd én er schade aan de kabels is vastgesteld, kan niet automatisch leiden tot de aansprakelijkheid van de aannemer. De voorzorgsverplichting van de aannemer is drievoudig: - De informatie- of raadgevingsverplichting - De lokalisatieverplichting - Het plegen van overleg met het nutsbedrijf De aannemer heeft voorafgaandelijk aan het uitvoeren van wegeniswerken de plicht om de nutsbedrijven te contacteren, verplichting die in de praktijk erop neerkomt dat zij de liggingplans dient op te vragen. Doet een aannemer dit niet, dan begaat hij een fout. Het is aan de aannemer te bewijzen dat effectief de liggingplans opgevraagd werden. Dit bewijs ligt ter zake niet voor en uit bepaalde vaststellingen is gebleken dat er géén liggingplans op de werf waren. Het is onvoldoende om louter de liggingplans op te vragen, de aannemer dient ook te lokaliseren. De intellectuele lokalisatie bestaat erin de kabel te lokaliseren aan de hand van de meegedeelde plannen. De materiële lokalisatie is het werkelijk verloop van de kabel na te gaan door middel van peilingen. De rechtbank is van oordeel dat de aannemer dient te peilen ingeval uit de omgevingselementen (zoals aanwezigheid van woningen, verlichtingpaal, spoorweg, ...) kan afgeleid worden dat er zich kabels in het te bewerken tracé bevinden. Hierbij wijst de rechtbank erop dat per meter weg er 8 meter kabels liggen, wat inhoudt dat er quasi overal kabels liggen, zodat er bijna altijd zal moeten gepeild worden. Ter zake zal de rechtbank dit principe per dossier toetsen, vermits inderdaad in concreto moet nagegaan worden of er al dan niet peilingen zijn gebeurd.
1693 / 03 BURGERLIJK RECHT
07-2962
Kabels en leidingen kabelbeschadiging –lokalisatieplicht. Schade –begroting volgens overeenkomst BVVO-FIGAS waartoe de aansprakelijke persoon niet is toegetreden. KAMER
5
05.09.2008
Voor werken in de buurt van een gasdistributieleiding is er geen afzonderlijke wettelijke regeling voorzien. In het kader van de algemene veiligheidsvoorschriften voor distributienetten zijn er wel bepalingen die betrekking hebben op het uitvoeren van werken. Deze veiligheidsvoorschriften worden vastgelegd in art. 51 van het K.B. van 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen. De in dit artikel vervatte voorafgaande raadplegingsplicht wordt door de rechtspraak omgezet in een verplichte aanvraag tot het bezorgen van de volledige liggingsplannen van de ondergrondse installaties aangaande de zone van de uit te voeren werken. Hoewel verweerster niet toegetreden is tot de overeenkomst BVVO-FIGAS en deze haar bijgevolg niet tegenstelbaar is, wordt toch aanvaard dat de begroting van de schade overeenkomstig de bepalingen van voornoemde conventie zeer realistisch, objectief en deskundig gebeurt en overeenstemt met de reële schade. Een begroting overeenkomstig deze overeenkomst biedt alle waarborgen van onpartijdigheid en deskundigheid om de financiële omvang van de schade juist te schatten.
1748 / 01 BURGERLIJK RECHT 08-1668
Eigendomsvoorbehoud – beschikkingsverbod - Revendicatievordering – afwezigheid van zakelijke werking KAMER 2 23.10.2008
C. stelt een vordering tot revindicatie, waarbij zij toepassing makend van het door haar lastens L.B. (naderhand in faling) bedongen eigendomsvoorbehoud, de afgifte vordert van een aantal nader in de dagvaarding opgesomde en omschreven roerende goederen, die C. destijds op order van L.B. leverde medio 2007 bij 'A'. C. vordert deze goederen echter niet op van haar rechtstreekse contractspartij, ten aanzien van wie zij dit eigendomsvoorbehoud heeft bedongen, doch wel ten aanzien van een loutere derde – D. huidig verweerder - die van haar zijde beweert dat zij de kwestieuze goederen rechtsgeldig in eigendom heeft verworven ingevolge aankoop vanwege de A, (thans ook in faling). Gelet op het feit dat er in beginsel geen zakelijke werking toekomt aan het beschikkingsverbod, dat resulteert uit het eigendomsvoorbehoud, moet de positie van derden worden beoordeeld aan de hand van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, waarin de algemene zorgvuldigheidsnorm de concrete toetssteen is. In het kader van de overname van de handelszaak mag van D. dan ook worden verwacht dat zij de titel(s) van haar rechtsvoorganger A. naging, teneinde zekerheid te verwerven omtrent haar eigendom op de bestanddelen van de overgedragen handelszaak. De manifeste nalatigheid vanwege D. op dat vlak impliceert naar het oordeel van de Rechtbank een tekortkoming aan haar fundamentele onderzoeksplicht en maakt aldus een foutief verzuim uit. De bezitsbescherming voorzien in art. 2279 B.W. is niet toepasbaar op immateriële goederen en universaliteiten, zoals in casu een handelszaak.
18
1825 / 01 BURGERLIJK RECHT
Verjaring –rechtsverwerking
08-1798
KAMER
4
08.06.2009
Een bedrag dat in éénmaal moet worden terugbetaald, valt niet onder het toepassingsgebied van artikel 2277 BW. Dit is het geval als het lastenkohier bepaalt dat er een rekening-courant-verhouding bestaat en alle rekeningen tot één en ondeelbaar geheel bij het einde van de kredietopening samensmelten. Rechtsverwerking ontstaat wanneer iemand door eigen toedoen een subjectief recht geheel of gedeeltelijk verliest omdat het verder uitoefenen ervan door de titularis van dit recht strijdig is met de voorheen door de betrokkene ingenomen houding. De rechtbank is van oordeel dat er wel degelijk sprake is van rechtsverwerking Het krediet werd opgezegd op 24 november 1995 – onderzoek gedaan naar de financiële situatie van de verwerende partij, zijnde op 6 juli 1998- op 2 december 2002 deed een gerechtsdeurwaarder onderzoek naar de solvabiliteit - op 24 juni 2003 ontvangt eiser een volledig verslag met het oog op een eventuele kwijtschelding –er volgt geen reactie tot wanneer op 3 juli 2007 een niuewe ingebrekestelling wordt verzonden – uiteindelijk volgt dagvaarding 6 juli 1998. Gealarmeerd door het onderzoek van de gerechtsdeurwaarder heeft verwerende partij onmiddellijk met eisende partij contact opgenomen – bij monde van haar raadsman – én duidelijk gesteld dat zij overtuigd was dat de schuld niet meer bestond. (zie zinsnede in de brief van de raadsman van de verwerende partij dd. 27 december 2002) Uiteindelijk stelt de eisende partij dat zij een kwijtschelding in overweging zal nemen waarop op 24 juni 2003 een volledig verslag aan eisende partij wordt overgemaakt. Hierop volgt geen enkele reactie meer vanwege eisende partij tot er gedagvaard werd op 8 juli 2008 Vier jaar later, met name op 3 juli 2007, stuurt eisende partij een nieuwe ingebrekestelling. Indezelfde zin – stilzitten gedurende 13 jaar van een kredietinstelling vooraleer het saldo van een rekening-courant op te vorderen 08-1704 4 kamer 23.02.2009
2959 – 1470 / 01 BURGERLIJK RECHT
Bewijs
09-41
KAMER
2
04.06.2009
Bij een geschil inzake contracten tussen een eiser niet handelaar en een verweerder handelaar worden de bewijsvoorschriften gevolgd overeenkomstig het (rechts)statuut van degene tegen wie een (rechts)feit wordt ingeroepen . Tegen een niet-handelaar gelden de bewijsvoorschriften van het Burgerlijk Wetboek terwijl tegen een handelaar de bewijsregels van het handelsrecht in acht genomen mogen worden, hetgeen inhoudt dat alle middelen van recht (getuigen, vermoedens, ...) toegelaten zijn als bewijsmiddel
5700 / 01 BURGERLIJK RECHT 05-4690
Overheidsopdracht – forfaitaire prijs - Aanneming – Voorlopige oplevering aanvaarding van de werken KAMER 2 28.05.2009
De aannemer heeft, in geval van betwisting, het recht zijn vordering tot herziening over te laten aan het oordeel van de rechter die dan zal vaststellen met welk bedrag het evenwicht in de opdracht zal worden hersteld De overheidsopdrachten worden in principe uitgevoerd tegen een vaste, forfaitaire prijs. Het risico van de prijsbepaling rust op de aannemer, zonder dat dit beginsel mag worden verabsoluteerd. De aannemer kan wanneer hij een zeer belangrijk nadeel heeft geleden om herziening of verbreking van de overeenkomst vragen, door omstandigheden te doen gelden die hij redelijkerwijze niet kon voorzien bij het indienen van de offerte of de gunning van de opdracht, die hij niet kon ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kon verhelpen hoewel hij al het nodige daarvoor heeft gedaan. Het begrip onvoorzienbare omstandigheden berust niet zozeer op een analyse van de bedoeling van de partijen of van de partij die zich verbonden heeft op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst doch eerder op het in aanmerking nemen van een ernstig nadeel en de bekommernis het financieel evenwicht van de overeenkomst te herstellen, voor zover evenwel dat de toestand niet te wijten is aan een gebrek aan vooruitzicht of doortastendheid in hoofde van de aannemer bij het overwinnen van zijn moeilijkheden.
19
5700 – 5644 / 01 BURGERLIJK RECHT 07-325
Overheidsopdracht –definitieve oplevering- Niet toepassing van het K.B. van 26 september 1996 KAMER 4 27.10.2008
Het KB van 26 september 1996 betreffende de algemene uitvoeringsregels en aannemingsvoorwaarden is niet van toepassing na de definitieve oplevering . De opdrachtgever kan dus na de definitieve oplevering zich niet beroepen op de afwezigheid van verweer tegen de gebreken opgenomen in een proces verbaal van vaststelling overeenkomstig artikel 20 §2 A.A.V. en heeft niet het recht na de definitieve oplevering ambtshalve maatregelen te bevelen overeenkomstig artikel 48 A.A.V. _______________________________________________________________________________________________________ In dezelfde zin 07-1189 - 2Kamer - 11-06-2009
2954 – 7661 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2546
Factuur voor schadevergoeding of contractuele wanprestatie. KAMER
2
04.06.2009
Een factuur wordt opgesteld hoofdens de levering van “goederen of diensten” en dergelijk stuk is niet bestemd om de aanspraak op een schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie (gebrek aan teruggave paletten) te belichamen. In feite factureert verweerster hierdoor immers schadevergoeding en aan dergelijke facturen komt de bewijswaarde van art. 25 W. Kh. in beginsel niet toe In dezelfde zin 08/2413 12 maart 2009 .; 08-829 2 kamer18 december 2008 -08-1105 2 kamer 28.11.2008
2955 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 09-1636
Verzet pandbeslag KAMER
2
25.06.2009
De bevoegdheden van de Voorzitter (van de Rechtbank van Koophandel) en deze van de Rechtbank van Koophandel, gevat op verzet, zijn identiek. De Voorzitter en de Rechtbank, gevat op verzet inzake pandbeslag, oordeelt enkel of het verzoek tot pandverzilvering prima facie gegrond lijkt. Zij oordelen niet over de gewaarborgde schuld en doen, meer in het algemeen, geen uitspraak over de materieelrechtelijke verhoudingen tussen partijen bij de inpandgeving.
2959 – 7622 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2223
Bewijs van handelsverbintenissen – bewijs van brieven. KAMER
2
15.12.2008
Het gebrek aan enig (tijdig) protest op een aanmaningsbrief heeft tot gevolg dat de in deze brief opgestelde afrekening met toepassing van de intresten en het schadebeding moet worden geacht te zijn aanvaard.
2959 – 7622 / 02 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Bewijs van handelsverbintenissen – bewijswaarde van een niet geprotesteerd rekeninguittreksel
09-849
KAMER
2
09.07.2009
Een rekeninguittreksel moet worden behandeld als een factuur, wat het protest en de aanvaarding aangaat
2959 – 7623 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2223
Bewijs van handelsverbintenissen – bewijs van brieven. KAMER
2
18.12.2008
Het gebrek aan enig (tijdig) protest op een aanmaningsbrief heeft tot gevolg dat de in deze brief opgestelde afrekening met toepassing van de intresten en het schadebeding moet worden geacht te zijn aanvaard.
20
2959 – 7661 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Factuur – antidatering met het oog op het bekomen van een voordeel - valsheid voorwaarden –
08-716
KAMER
4
01.09.2008
In de regel geldt dat bewuste onjuistheden in facturen geen aanleiding kunnen geven tot het misdrijf van valsheid in geschriften. Dit misdrijf is namelijk slechts mogelijk bij geschriften ‘die zich opdringen aan het openbaar vertrouwen.’ Dit betekent geschriften die in het normale maatschappelijke verkeer als waar worden aangenomen. Wanneer geschriften slechts gelden onder voorbehoud van controle en aanvaarding – hetgeen geldt voor facturen in het handelsverkeer is dit geen geschrift dat zich opdringt aan het openbaar vertrouwen, zodat een vervalsing niet strafbaar is. Indien echter de valse factuur wordt aangewend ten aanzien van derden (zoals vb. de fiscus) , is er wel sprake van een vals stuk. Een dergelijke factuur kan wel als vals worden bestempeld wanneer de rechter op grond van de door hem aangewezen feitelijke gegevens vaststelt dat de koper door toedoen van de verkoper in de onmogelijkheid was controle uit te oefenen op de in de factuur voorkomende vermeldingen.
2959 – 7661 / 02 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
08-328
Bewijs van handelsverbintenissen – aanvaarde factuur – omvang van de bewijswaarde voorwaarden afwijkend van de oorspronkelijke overeenkomst – voorwaarden aanvullend bij de oorspronkelijke overeenkomst KAMER
2
09.10.2008
Indien bewezen wordt dat de niet-geprotesteerde factuur verschilt van de daaraan voorafgaande overeenkomst, bijvoorbeeld in het geval van aanvulling of wijziging van de overeenkomst door de op de factuur opgenomen standaardbedingen, moet de aanvaarding strenger worden beoordeeld en zijn ook jegens de handelaar, boven op zijn stilzwijgen, bijkomende omstandigheden vereist om tot aanvaarding van de afwijkende vermeldingen te besluiten; bijgevolg kan de ene partij geen aanvullingen of wijzigingen aanbrengen, zonder er de wederpartij uitdrukkelijk op te wijzen. Standaardbedingen die voor het eerst in een factuur opduiken of die afwijken van de bedingen van de initiële overeenkomst, moeten tevens worden geacht deel uit te maken van de contractinhoud, indien de partijen reeds geruime tijd met elkaar handelsrelaties onderhouden en de handelaar de in de factuur voorkomende standaardbedingen stilzwijgend heeft aanvaard, bijvoorbeeld door er na de ontvangst niet onmiddellijk tegen geprotesteerd
2959 – 7661 / 03 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-128
Bewijs van handelsverbintenissen – aanvaarde factuur aanneming- bewijswaarde KAMER
2
11.12.2008
Inzake een aannemingsovereenkomst levert een aanvaarde factuur enkel een feitelijk vermoeden op en geen wettelijk vermoeden bij handelskoop. Voor zover uit de factuur enkel een feitelijk vermoeden voortvloeit van het bestaan en de modaliteiten van de overeenkomst tussen partijen, is de rechter niet verplicht met de factuur als bewijsstuk rekening te houden. Krachtens art. 1353 B.W. worden feitelijke vermoedens overgelaten aan het oordeel en het beleid van de rechter.
2959 – 7661 / 04 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
08-128
Bewijs van handelsverbintenissen – aanvaarde factuur – omvang van de bewijswaarde aanneming- voorwaarden afwijkend van de oorspronkelijke overeenkomst – voorwaarden aanvullend bij de oorspronkelijke overeenkomst KAMER
2
11.12.2008
De stilzwijgende aanvaarding van de factuur heeft in beginsel betrekking op alle vermeldingen van de factuur, tenzij er bijzondere omstandigheden voorhanden zijn waardoor uit het stilzitten van de geadresseerde geen aanvaarding van de in de factuur opgenomen standaardbedingen mag worden afgeleid. Algemene voorwaarden die voor het eerst in een factuur opduiken kunnen niet worden beschouwd als aanvaard ingevolge stilzwijgende aanvaarding van deze factuur, wanneer deze voorwaarden afwijken van de oorspronkelijke overeenkomst, in die zin dat deze algemene voorwaarden een andere regeling inhouden over een aspect dat ook uitdrukkelijk was geregeld in de oorspronkelijke overeenkomst. Aanvullingen van de oorspronkelijke overeenkomst kunnen bijgevolg wel geschieden door latere factuurvoorwaarden. Het onderscheid tussen aanvulling en wijziging van een overeenkomst is perfect verdedigbaar : een handelaar die er niet kan mee leven dat hij geacht wordt niet ongebruikelijke factuurvoorwaarden die voor het eerst op een factuur opduiken aanvaard te hebben bij gebrek aan protest, is wereldvreemd.
21
2959 – 7661 / 05 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2370
Bewijs van handelsverbintenissen – bewijs van brieven. KAMER
2
11.12.2008
Op de handelaar die een factuur uitschrijft rust de bewijslast van de verzending en van de datum van de ontvangst van deze factuur door de bestemmeling. Het feit van de verzending van de factuur kan bewezen worden door alle middelen van recht. Uit de regelmatige inschrijving van de facturen in het boek van de uitgaande facturen kan een vermoeden van toezending worden afgeleid. Aan eiser wordt verzocht zijn volledig uitgaand facturenboek voor te leggen, alsmede zijn B.T.W.-aangifte over de desbetreffende periode, geviseerd en voor eensluidend verklaard door de Hoofdcontroleur van de B.T.W.
2959 – 7661 / 06 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-191
Bewijs van handelsverbintenissen – bewijs verzending van de factuur KAMER
2
11.12.2008
Uit de regelmatige inschrijving van de bewuste factuur in het boek van de uitgaande facturen van eiseres kan een vermoeden van toezending worden afgeleid. In dezelfde zin 08-746 2 kamer 6 -11-2008
2959 – 7661 / 07 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 09-1603
Factuur – voorwaarden – verschil met de oorspronkelijke overeenkomst KAMER
2
09.07.2009
Indien bewezen wordt dat de niet-geprotesteerde factuur verschilt van de daaraan voorafgaande overeenkomst, bijvoorbeeld in het geval van aanvulling of wijziging van de overeenkomst door de op de factuur opgenomen standaardbedingen, moet de aanvaarding strenger worden beoordeeld en zijn ook jegens de handelaar, boven op zijn stilzwijgen, bijkomende omstandigheden vereist om tot aanvaarding van de afwijkende vermeldingen te besluiten, zoals een formele verwittiging, het bestaan van eerdere handelsbetrekkingen of de aanvaarding van een factuur (met dezelfde factuurvoorwaarden) Betaling van de factuursom zonder enig voorbehoud is duidelijk een uiting van aanvaarding van de factuur Dientengevolge kan men uit de betaling door verweerster van de factuur een impliciete aanvaarding afleiden van de factuurvoorwaarden van eiseres.
2960 – 1405 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 07-2608
Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten - toepassingsgebied KAMER 4 13.10.2008
De overeenkomst van overdracht van handelszaak houdt geen samenwerking in doch een effectieve overdracht van de handelszaak, inbegrepen de benaming van de handelszaak, het cliënteel, ...De wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten is dan ook niet van toepassing op dergelijke overeenkomst.
3024 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 07-2216
Vennootschappen –Bestuurder – beëindiging mandaat - gevolgen KAMER
5
07.11.2008
Na het verstrijken van de duur van hun mandaat en na hun vrijwillig of gedwongen ontslag, zijn de bestuurders verplicht om hun medewerking te verlenen aan die daden van beheer en vertegenwoordiging die zonder hun optreden niet zouden kunnen worden uitgevoerd, tot in hun vervanging is voorzien of redelijkerwijze kan worden voorzien. Deze verplichting kan worden gesteund op grond van het gemeen lastgevingsrecht (art. 1991 B.W. en 2010 B.W.) Dit is het geval wanneer de vennootschap zonder vertegenwoordiging valt ten gevolge van de beëindiging van het bestuurdersmandaat of wanneer de raad van bestuur niet langer in staat is geldig te beraadslagen of te vertegenwoordigen, omdat hij niet het statutair of wettelijk vereiste minimum- aantal telt.
22
3024 / 02 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2544
Vennootschap zaakvoerder – bezoldiging
KAMER
2
30.04.2009
Indien de statuten van de vennootschap niets vermelden over de bezoldiging van de zaakvoerder is het mandaat van zaakvoerder in beginsel bezoldigd. Wanneer de statuten bepalen dat de zaakvoerder zijn mandaat kosteloos uitoefent tot de algemene vergadering er anders over beslist is bij gebreke aan dergelijke beslissing het mandaat onbezoldigd. De zaakvoerder kan zich niet beroepen op zijn bezoldiging in het verleden vermits een jaarlijks weerkerende beslissing van de algemene vergadering vereist is. Behoudens andersluidende overeenkomst is de bezoldiging van de zaakvoerder pas verschuldigd op het ogenblik dat hij décharge verkrijgt, bij gebreke aan décharges is geen bezoldiging verschuldigd.
3052 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
05-2938
Vennootschap –aansprakelijkheid van de vereffenaar – ontvangen van een voorschot bij een onderhandse verkoop van een onroerend goed kort voor het faillissement van de vennootschap KAMER 7 19.05.2008
De fout die een orgaan van een vennootschap begaat bij de besprekingen die tot een overeenkomst hebben geleid, brengt de aansprakelijkheid van de rechtspersoon in het gedrang maar sluit de persoonlijke aansprakelijkheid van dat orgaan niet uit, beide aansprakelijkheden bestaan gelijktijdig naast elkaar . Een voorzichtig en redelijk handelend vereffenaar geconfronteerd met een vordering in faillissement zou volgens de rechtbank, niet verder het onroerend goed te koop hebben aangeboden en minstens gewacht hebben om een bod van een liefhebber te aanvaarden tot er meer duidelijkheid zou zijn geweest omtrent het lot van de NV in vereffening. In die zin verwijt de koper terecht de vereffenaar dat met het ondertekenen van het compromis niet werd gewacht, minstens tot na de inleidende zitting waarop de vordering in faillissement zou worden behandeld. De voorzichtige vereffenaar moest in elk geval rekening houden met mogelijk ongelijk en oog hebben voor de belangen van derden die met hem handelen. Een redelijk handelend vereffenaar, wacht en stelt het ondertekenen van de compromis uit tot de juridische onzekerheid over het al dan niet faillissement verdwenen is. Dit alles klemt des te meer nu het zeker is dat een daling van de prijs van het onroerend goed normaal gezien niet te vrezen viel. De aansprakelijkheid van de vereffenaars op grond van artikel 1382 B.W. dient individueel beoordeeld. _______________________________________________________________________________________________________ Het betrof een vordering van een koper van een onroerend goed waarbij de vereffenaar dit onroerend goed verkocht en een belangrijk voorschot inde en dit ondanks het feit dat de vennootschap in vereffening gedagvaard was in faillissement. De curator verkocht naderhand het onroerend goed aan iemand anders en de koper eiste schadevergoeding van de vereffenaars.
3055 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Vennootschap onder firma – hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoot – opzeg gevolgen
08-1938
KAMER
3
14.04.2009
De uittreding als vennoot ontslaat de vennoot in een VOF niet van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid tegenover derden voor schulden die dateren van voor de opzegging.
3167 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 06-2827
Vennootschappen – Begrip Dagelijks Bestuur KAMER
5
17.10.2008
De bepaling van de omvang van het dagelijks bestuur is een feitenkwestie waarover elke rechter a posteriori zal dienen te oordelen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van het geval. Bij deze onaantastbare beoordeling zullen het statutair doel van de vennootschap, haar omvang, haar maatschappelijk kapitaal alsook de aard van de handelingen en hun economische impact op de vennootschap in ruime mate bepalend zijn. De rechtbank oordeelt dat de clausule in de statuten die bepaalt dat alle akten die de vennootschap verbinden, in en buiten rechte, geldig ondertekend worden door twee gedelegeerde-bestuurders, gezamenlijk handelend, die tegenover derden het bewijs van hun machten niet moeten leveren niet van toepassing is , gezien het verlenen van kwijting voor de betaling van een commissiefactuur ten bedrage van 5.788,18 euro naar het oordeel van de rechtbank geen akte is die de vennootschap verbindt
3184 – 3093 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-680
Vennootschappen – uittreding – vordering door echtgenote voor aandelen waarvan de lidmaatschapsrechten aan haar echtgenoot behoren KAMER KG 26.11.2008
De procedure in artikel 340 Venn.W. is een uitzonderingsprocedure. In het kader van deze procedure heeft de voorzitter van de Rechtbank zetelende zoals in kortgeding een duidelijk wel omschreven bevoegdheid.
23
De voorzitter is dan ook niet bevoegd andere maatregelen te bevelen of uitspraken te doen in rechte dan voor datgene wat uitdrukkelijk in artikel 340 en 341 Venn.W. is voorzien. Het staat vast dat de aandelen zijn ingeschreven op naam van D. Hij alleen oefent de lidmaatschaprechten van deze aandelen uit. De werking van de vennootschap wordt derhalve niet verstoord. A.( echtgenote D.) heeft geen lidmaatschapsrechten terzake. Het feit dat deze aandelen gemeenschappelijk zijn,laat niet toe te stellen dat A. de lidmaatschapsrechten van deze aandelen bezit. De waarde van de aandelen in de vennootschap welke de huwgemeenschap D.-A. bezit zal dienen betrokken te worden bij de vereffening-verdeling. De vordering tot uittreding in de BVBA A. uitgaande van A. is ongegrond, vermits A., geen lidmaatschapsrechten in de BVBA A. heeft. Zij kan niet vorderen dat er een uittreding zou plaatsgrijpen voor de lidmaatschapsrechten die aan haar echtgenoot toebehoren.
3259 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-1968
Handelspraktijken –- onrechtmatige afwerving cliënteel – omvang van het verbod. KAMER
KG
29.10.2008
Wanneer een verbod noodzakelijk is om te beletten dat de vastgestelde tekortkomingen voortduren of om de nadelige gevolgen na de staking van de inbreuk te doen ophouden, is een beperkt en nauwkeurig omschreven verbod om een bepaalde cliënteel te bewerken mogelijk.
3259 / 02 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-1635
Handelspraktijken –- slechtmaking – eenmalige passage in een brief “ het gerecht is er binnengevallen “ KAMER KG 26.11.2008
Het al te snel uitleggen van een eenmalig gezegde in een brief (e- mail ) als slechtmaking dreigt de spontaneïteit van de communicatie in het handelsverkeer ernstig te verstoren. Zo de uitlating “ het gerecht is er binnen gevallen “ zich aan de limiet van de slechtmaking bevindt, is zij niet over de grens. Hierbij wordt rekening gehouden met de context van alle communicaties in deze zaak zoals deze zich in de bundels van de partijen bevinden.
3259 / 03 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
08-814
Handelspraktijken – Beroepsinstituut voor vastgoedmakelaars – vorderingsrecht uitoefenen van activiteit in vennootschap – uitoefenen van het beroeps als nevenactiviteitinschrijving op tableau B.I.V. - verkoop op de Belgische markt van een onroerend goed gelegen in het buitenland KAMER KG 28.01.2009
Het beroepsinstituut voor vastgoedmakelaars is een beroeps- en interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid welke wel over het belang en de hoedanigheid beschikt om een stakingsvordering in te stellen, tegen diegene die zonder de vereiste vergunning het beroep van vastgoedmakelaar uitoefent. Verweerders richten zich voor de verkoop van het vastgoed in Turkije tot de Belgische markt. Zij hebben hun activiteiten dan ook hoofdzakelijk in België uitgeoefend. Het is zonder belang dat de vastgoedactiviteiten zich beperken tot een nevenactiviteit en dat zij geen andere appartementen verkopen dan de appartementen uit één project in Turkije. Wanneer het beroep van vastgoedmakelaar wordt uitgeoefend in het kader van een vennootschap bestaat de verplichting tot voorafgaandelijke inschrijving bij het B.I.V. voor diegene die als bestuurder-zaakvoerder of werkend vennoot persoonlijk de gereglementeerde activiteiten uitoefenen of die de daadwerkelijke leiding waarnemen van de diensten waar het beroep wordt uitgeoefend. Voor de toepassing van deze wet wordt op onweerlegbare wijze vermoed dat die personen deze werkzaamheid als zelfstandige uitoefenen. Op geen enkel ogenblik heeft de wetgever er aan gedacht de rechtspersoon alszodanig te willen titulariseren als de beroepsbeoefenaar, het zijn in tegendeel de fysische personen die in hoedanigheid van orgaan of vennoot, de beroepsactiviteiten uitoefenen en het is alleen aan hun professionele kwaliteit dat de rechtspersoon haar bestaansredenen en voortbestaan dankt. Wanneer iemand officieel de titel wil voeren of wanneer hij een officiële handeling moet verrichten dient hij binnen het vennootschapsverband te voldoen aan de voor erkenning gestelde criteria. Het verbod om de bedrijvigheid uit te oefenen blijft dan ook algemeen voor diegenen die niet ingeschreven zijn op de tabel of die geen vergunning bezitten. Het verbod geldt voor de uitoefening van het beroep “ als zelfstandige”, ongeacht of het voor eigen rekening is, dan wel als werkend vennoot, vennootschapsorgaan of zaakvoerder die niet met een arbeidsovereenkomst is verbonden. Iedereen die als zelfstandige binnen een vennootschap vastgoedmakelaarsactiviteiten ontwikkeld moet bijgevolg individueel gekwalificeerd zijn. De toegang van de vennootschap tot het makelaarsverkeer steunt expliciet en noodzakelijk op de individuele erkenning van haar orgaan of werkend vennoot die de eigenlijke professionele bedrijvigheid uitoefent Door toe te laten dat tweede en derde verweerders als orgaan van de vennootschap BVBA B. optraden als bemiddelaar zonder over de vereiste vergunning te beschikken heeft BVBA B. zelf een inbreuk begaan op de WHP.
24
3259 / 04 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 07-2428
Handelspraktijken –- aanbrengen van een teken op het product – gebruik als merk – afwezigheid van depot – niet ontvankelijkheid van de stakingsvordering. KAMER KG 04.02.2009
Door het etiket op droge worsten met de naam wordt het teken gebruikt als merk. Dienvolgens moet de vordering tot staking van het gebruik van de naam worden afgewezen als niet ontvankelijk gelet op artikel 2.19 van het Beneluxverdrag inzake Intellectuele eigendom , het middel van niet ontvankelijkheid moet door de rechter ambtshalve worden uitgesproken.
3259 /05 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
09-300
Handelspraktijken – vordering tot staking –uitsluiting contractuele tekortkomingen – verhuring van handelszaak – naam van de handelszaak gegeven door de huurder – gebruik van dezelfde naam door een vennootschap waarvan de huurder zaakvoerder is na einde huur KAMER KG 04.02.2009
De vordering tot staken kan niet worden gegrond op contractuele tekortkomingen en wordt afgewezen tegen de huurder van een handelszaak. Wanneer men een handelszaak uitbaat dan hoort het cliënteel bij de uitbating van deze handelszaak. Waneer de uitbater van de gehuurde handelszaak deze handelszaak een naam geeft en zich niet uitdrukkelijk het recht voorbehoudt ten aanzien van de verhuurder deze naam zelf later te gebruiken, dan moet worden aangenomen dat deze benaming zich heeft gehecht aan de verhuurde handelszaak. De zaakvoerder van XX was perfect op de hoogte van de verplichtingen van de huurder van de handelszaak om de handelszaak terug te geven bij het einde van de huur. Eén van de verplichtingen van de huurder van de handelszaak is de handelszaak terug te geven aan de verhuurder zoals hij deze heeft gehuurd. De teruggave impliceert de teruggave van het cliënteel. Door in de onmiddellijke nabijheid een handelszaak te beginnen met gelijkaardige handelszaakbenaming wetende dat hierdoor de teruggave van de handelszaak zoals ze werd uitgebaat onmogelijk was, heeft XX zich schuldig gemaakt aan derde medeplichtigheid aan contractbreuk. Door tevens de handelsnaam te blijven gebruiken, wetende dat dit de benaming was van de handelszaak in de onmiddellijke nabijheid, heeft XX zich schuldig gemaakt aan verwarringstichting.
3259 / 06 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 09-572
Handelspraktijken – afwerving cliënteel en personeel – voorwaarden KAMER
KG
20.02.2009
Afwerving van cliënteel en personeel is in beginsel niet onrechtmatig. De afwerving van personeel verkrijgt slechts een onrechtmatig karakter wanneer bewezen is dat de afwerving gebeurt met de bedoeling om de onderneming te destabiliseren. Ook kan de afwerving een onrechtmatig karakter verkrijgen wanneer er verwarring gecreëerd wordt tussen de ondernemingen of wanneer het de bedoeling zou zijn fabrieks- of handelsgeheimen in te palmen, of wanneer de afwerver zich schuldig maakt aan derde medeplichtigheid aan contractbreuk. Het is niet bewezen dat personeelsleden onmiddellijk hun contract zouden hebben verbroken onder invloed of met medewerking van verweerster. Er is geen daad strijdig met de eerlijke handelsgebruiken ingevolge derde medeplichtigheid aan contractbreuk wanneer een partij aanzet gebruik te maken van een opzeggingstermijn of om het even welke mogelijkheid tot normale beëindiging van de overeenkomst.
3744 – 1710 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Bank- Verplichtingen van de bank bij het beëindigen van de lastgevingsovereenkomst
03-982
KAMER
6
30.09.2008
De bankier die een lastgevingsovereenkomst herroept met zijn agent moet de nodige stappen ondernemen om te voorkomen dat derden in de waan blijven dat de lastgeving nog bestaat, zoniet blijft de bankier aansprakelijk voor de handelingen van zijn agent ingevolge de voortdurende schijn. Deze verplichting veronderstelt dat overgegaan wordt tot individuele betekening aan alle derden die mogelijk in relatie treden of blijven met de lasthebber. De gehoudenheid op grond van schijn veronderstelt een schijnbare toestand die niet aan de werkelijkheid beantwoord en die kan worden toegerekend aan de schijnlastgever. Het is daarbij niet nodig dat zulks gevolg is van de fout van de schijnlastgever. Het volstaat dat de schijnlastgever bijgedragen heeft tot de schijn.
25
3857 – 3870 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Vervoer – CMR – 13 verplichting van de geadresseerde de vervoerkosten te betalen
06-2261
KAMER
4
01.09.2008
Het eerste lid van artikel 13 CMR –verdrag houdt in dat de geadresseerde het recht heeft om van de vervoerder te vorderen dat een tweede exemplaar van de vrachtbrief aan hem wordt overhandigd én dat de goederen aan hem worden afgeleverd, dit tegen ontvangstbewijs. In de praktijk gebeurt dit door het ondertekenen van de vrachtbrief voor ontvangst van de goederen. Het ondertekenen van de vrachtbrief voor ontvangst impliceert dat men zijn rechten zoals geformuleerd in artikel 13.1 CMR heeft uitgeoefend. Het bewijs van de aflevering van de goederen aan de geadresseerde overeenkomstig artikel 13 CMR kan geleverd worden met alle middelen van het recht, vermoedens inbegrepen. De vervoerder kan zich dan ook beroepen op artikel 13, 2de lid CMR ( de geadresseerde is ook gehouden tot de vervoerkosten). In casu blijkt uit het geheel van omstandigheden dat de goederen, op verzoek van de geadresseerde , werden afgeleverd. Wanneer in de vrachtbrief werd nagelaten opgave te doen van de kosten van het vervoer dan ontslaat dit de geadresseerde niet om de vervoerskosten te betalen. Hij kan voor deze betaling aankloppen bij de afzender én ook bij de geadresseerde, die immers tot de vervoerovereenkomst is toegetreden.
3857 – 3870 / 02 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-70
Vervoer – CMR – betaling verjaarde schuld KAMER 3
16.09.2008
De toepassing van het CMR-verdrag vereist inderdaad het bestaan van een overeenkomst die het vervoer van goederen over de weg tot voorwerp heeft. Die voorwaarde is niet vervuld wanneer de overeenkomst geen bepaling bevat over de wijze van het vervoer en wanneer uit de omstandigheden van de zaak ook niet blijkt dat de partijen een vervoer over de weg voor ogen hadden. Het volstaat met andere woorden niet dat de facto een internationaal vervoer over de weg plaats vond om te besluiten tot de toepassing van het CMR-verdrag. De vrijwillige betaling van een verjaarde schuld sluit het recht op terugvordering uit tenzij blijkt dat de betaling niet kan worden opgevat als een door de betaler erkende schuld.
3857 – 3870 /03 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Vervoer – CMR –
07-2643
KAMER
5
26.09.2008
Inzake CMR-contracten wordt de ondervervoerder geacht gesubstitueerd te zijn in de rechten van de contractueel gebonden hoofdvervoerder. De ondervervoerder is niet zomaar een uitvoeringsagent van de hoofdvervoerder, maar komt integendeel als het ware in de plaats van de hoofdvervoerder in de contractuele relatie met de opdrachtgever. De opdrachtgever beschikt alzo over een rechtstreeks vorderingsrecht ten aanzien van de ondervervoerder, en blijft ook tegenover de hoofdvervoerder al zijn rechten behouden.
3877 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Verzekering opzeg – intrekking - gevolgen
07-1205
KAMER
2
25.09.2008
De opzeg is in beginsel onherroepelijk, zodat deze éénzijdige wilsuiting naderhand niet meer kan worden ingetrokken. De Rechtbank oordeelt dat zulks toch mogelijk is, indien de bestemmeling van de opzeg (wederpartij van diegene die de opzeg betekent) de intrekking van de opzeg aanvaardt.
3877 – 3881 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Verzekering – diefstal – bewijslast van dekking
06-1080
KAMER
4
19.01.2009
Wanneer bewezen is dat er zich een schadegeval heeft voorgedaan (diefstal ) dient nog bewezen dat het schadegeval valt onder de polis. De verzekerde moet niet alleen aantonen dat hij door het voorvallen van het risico schade heeft geleden, hij moet ook bewijzen dat het verzekeringscontract in een dekking voor dat schadegeval voorziet en de dekking niet uitsluit. Ingeval van twijfel over de draagwijdte en de begrippen wordt de verzekeringspolis inzake diefstal in het voordeel van de verzekerde geïnterpreteerd. Clausules dienen eveneens zo uitgelegd te worden dat zij betekenis en zin hebben. (artikel 1156 e.v. BW) De rechtbank is van mening dat het voertuig niet als onbemand in de zin van de polis kan worden beschouwd. Immers, de verzekerde was bezig te laden en te lossen. Dit is uiteraard onmogelijk zonder de deuren open te laten. Het kan niet van
26
de verzekerde geëist worden dat zij bij het laden en lossen steeds het voertuig dient dicht te doen, af te sluiten en het alarm in werking te stellen. Dit is een onredelijke eis. Terwijl de eisende partij-aannemer - bezig was met laden en lossen van zijn materiaal op een werf zag zij haar voertuig plots vertrekken. Eisende partij moest vaststellen dat haar voertuig was gestolen. De bijzondere voorwaarden van de verzekeringspolis voorzagen een verzekering alle risico’s , zijnde brand, glasbreuk, natuurkrachten en dieren, diefstal en ongevallen. Inzake diefstal voorzag een bijzondere clausule dat dit diefstal niet verzekerd was ingeval van wanneer het voertuig onbemand is en de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen niet genomen zijn, onder meer • deuren en/of bagageruimte niet vergrendeld • ruiten, kap/schuifdak niet gesloten • sleutels en/of uitschakelingsmechanisme van het antidiefstalsysteem in of op het voertuig gebleven • gebrek aan of niet-inschakeling van het door vereiste antidiefstalsysteem,…..
3877 – 3881 / 02 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
Verzekering – uitsluiting - bewijs
08-1579
KAMER
2
22.01.2009
De verzekeraar die beweert dat hij niet tot dekking gehouden is moet de feiten bewijzen waardoor de verzekerde het voordeel van de verzekeringsdekking verloren heeft. Wanneer de verzekerde bewijst dat in beginsel de stormschade valt onder dekking van de polis is het de verzekeraar die moet bewijzen dat de uitsluitingsclausules (vermeld in de algemene voorwaarden) waarop zij zich beroept om dekking te weigeren door de verzekerde zijn aanvaard én dus zijn medegedeeld (vóór de ondertekening van het contract).
3896 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-57
Handelsagentuur –uitdrukkelijk ontbindend beding –controle door de rechtbank KAMER
5
24.10.2008
Een uitdrukkelijk ontbindend beding in een handelsagentuurovereenkomst is op zich geldig en behoudt bepaalde gevolgen. Eventuele jurisprudentiële controle gebeurt achteraf en mag niet beperkt worden tot louter en alleen het vaststellen van het bestaan van het ingeroepen gebrek. Essentieel is dat de toetsing van de ernstige tekortkoming aan de rechter wordt overgelaten en niet enkel aan partijen. Opdat de rechterlijke toetsing a posteriori van het beding zou slagen moeten de formele vereisten gesteld in art. 19 Handelsagentuurwet ook bij het uitdrukkelijk beding nog worden nageleefd. Dit volgt uit de lezing van art. 19, al. 3. Het nut van het uitdrukkelijk ontbindend beding wordt aldus beperkt tot het aanbrengen van een waardenschaal waarop de rechter zich kan baseren bij de inhoudelijke beoordeling van de op grond van het uitdrukkelijk ontbindend beding ingeroepen wanprestatie.
3917 – 3931 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 09-745
Insolventieverordening
KAMER
6
09.03.2009
Het zijn in beginsel de rechtbanken waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen zijn, die bevoegd zijn om een insolventieprocedure op te starten. Het centrum van de voornaamste belangen van de vennootschap wordt vermoed de plaats te zijn waar de statutaire zetel gelegen is. Dit vermoeden moet restrictief worden geïnterpreteerd en het tegenbewijs is enkel mogelijk door aan te tonen dat de statutaire zetel fictief is. Uit de overgemaakte stukken kan niet worden opgemaakt dat de statutaire zetel fictief is. Ook als zou blijken dat er geen activiteiten worden uitgevoerd in Groot-Brittannië volstaat zulks niet om tot een fictieve zetel te besluiten . Een territoriale insolventieprocedure kan slechts in de limitatief opgesomde gevallen van artikel 3 lid 4 van de Europese Insolventieverordening aan de opening van de hoofdinsolventieprocedure voorafgaan. Deze gevallen zijn terzake niet van toepassing. Het faillissement is in casu niet aangevraagd door een schuldeiser van de vennootschap, noch is het onmogelijk de procedure in Groot-Brittannië op te starten. Zolang de hoofdprocedure in Groot-Brittannië niet is geopend, kan in België derhalve op aangifte van de vennootschap geen insolventieprocedure worden geopend.
27
3919 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
08-2839
Faillissement – compensatie tussen de verplichting tot volstorten van het kapitaal en de betaling van het debetsaldo van de rekening-courant KAMER
6
08.06.2009
De schuldvordering tot volstorting van het kapitaal van de curator en de schuld uit rekening courant van de vennoten zijn verknochte vorderingen waarvan compensatie wel mogelijk is . In dezelfde zin Gent 25.07.2007, R.W. 2007-2008, 1292
3919 – 431 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2446
Faillissement – Verzet – verplichting de curator te dagvaarden. KAMER 6
29.10.2009
Eiseres heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis inzake faillissement zonder de curator te dagvaarden. De akte van verzet dient te worden gericht tegen de oorspronkelijke eiser en tegen de curator. Alhoewel de wet zulks niet uitdrukkelijk voorziet volgt zulks uit het feit dat de curator ingevolge het vonnis van faillissement gelast is met het beheer van de boedel. Het verzet is niet toelaatbaar.
3919 – 263 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 09-1570
Faillissement – Aangifte van faillissement -Territoriale bevoegdheid – Verzending naar bevoegde rechtbank. KAMER 6 29.06.2009
Overeenkomstig artikel 631 § 1 Ger.W. is de territoriaal bevoegde rechtbank van koophandel om het faillissement uit te spreken deze van de maatschappelijke zetel op de dag van de aangifte. Een uitzondering is voorzien voor de zetelverplaatsing binnen een termijn van één jaar voorafgaand aan het faillissement. Alsdan kan het faillissement eveneens worden gevorderd voor de rechtbank binnen wiens rechtsgebied de rechtspersoon zijn zetel had voor de verplaatsing. De aangifte van faillissement is geen vordering zoals bedoeld in artikel 631 § 1 i n fine Ger.W. De rechtbank verzendt de aangifte naar de bevoegde rechtbank van koophandel, vermits geen enkele regel uit de faillissementswet belet dat de regels inzake de geschillen van bevoegdheid op een andere wijze moeten worden opgelost als in het Gerechtelijk Wetboek.
3919 – 3923 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 03-982
Faillissement – vorderingsrecht van de curator – fraude van de gefailleerde kan niet worden tegengeworpen aan de curator KAMER 6 30.09.2008
De algemene opdracht van de curator in een faillissement bestaat in het actief van de gefailleerde te gelde maken en de opbrengst te verdelen. De curator in een faillissement treedt in rechte op namens de gezamenlijke schuldeisers , hij oefent de gemeenschappelijke rechten van alle schuldeisers uit, maar niet hun individuele rechten, zelfs wanneer de individuele rechten zouden zijn samengevoegd. De rechten die voortvloeien uit de schade ten gevolge van de fout van wie ook, waardoor het passief van het faillissement vermeerderd of het actief ervan verminderd wordt zijn gemeenschappelijke rechten waarvoor alleen de curator een vordering kan inleiden De stelling wordt verworpen al zouden de curatoren slechts kunnen vorderen voorzover dit vorderingsrecht in het vermogen van de gefailleerde zelf aanwezig is. De omstandigheid dat de failliet zelf niet over een vordering op de derde beschikt doet hieraan geen afbreuk aan het vorderingsrecht. Schade aan de boedel kan ook ontstaan wanneer door de fout van een derde, het actief dat ter beschikking moest staan van de schuldeisers niet effectief voorhanden is in de boedel. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan het rechtmatig vertrouwen van de schuldeisers nopens de omvang van hun verhaalsrechten op het vermogen van de failliet. De curator is bevoegd om voor de vergoeding van die schade op te komen.
28
3919 – 3926 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT 08-2088
Faillissement – Echtscheiding door onderlinge toestemming gevolgd door faillissement van één der ex-echtgenoten – lot van de belastingsteruggaven. KAMER 6 26.02.2009
Als de akte E.O.T. met betrekking tot belastingsteruggaven niet dienstig is, moet besloten worden dat deze teruggaven in onverdeeldheid toebehoren aan beide echtgenoten . Deze onverdeeldheid wordt dan beheerst door het gemene recht (art. 577-2 B.W.) en bij ontstentenis van overeenkomst of bijzondere bepalingen geldt het vermoeden dat beide onverdeelde mede-eigenaars gelijke rechten hadden op dit saldo op het ogenblik van de faillietverklaring. De omdeling door de fiscus van de teruggave is in feite niet relevant. De omdeling betreft de inningsbevoegdheid maar spreekt zich niet uit over de huwelijkvermogensrechtelijke gevolgen.
3928 / 01 HANDELS-,ECONOMISCH FINANCIEEL RECHT
08-2988
Faillissement – provisie aan schuldeiser in afwachting van de eindafrekening – ten onrechte gedane betaling KAMER
6
27.04.2009
De betaling welke door de curator wordt gedaan in de loop van het faillissement heeft slechts een provisioneel karakter. Elke betaling is immers onderworpen aan de goedkeuring van de rekeningen op het einde van het faillissement. Dergelijke betalingen hebben slechts een provisioneel karakter.De terugbetaling wordt bevolen van een provisie welke de schuldeiser ten onrechte ontving.
*****************
29