Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites
Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam E.E.A. Koks Begeleiding: dr. P.J. Hoffenaar Leiden, juni 2008
Abstract Websites about parenting are new. The main research question is to examine what background profile users of a parenting website have. The second research question focuses on whether there is a ‘digital divide’ within the website’s users (is the use of the website larger among socio-economically advantaged groups). The third question examines the appraisal of the website and whether there is a difference in educational levels when the website is appraised.
A webbased survey held was held among 1107 users of www.opvoedendoejezo.kro.nl, www.jmouders.nl and www.Ouders Online.nl. Most respondents (97%) were female (mean age 39). Respondents’ educational level was higher than that in the general population. It therefore seems that users are socio-economically privileged. There were significant differences in the way the respondents appraised the websites. Respondents with a higher education were less positive than respondents with a lower education.
Parenting support on the internet follows the ‘digital divide’ phenomenon. Therefore, not all parents can take advantage of the parenting information on the internet. This research has implications for the practice, as identified a need to ensure that all parents can find online parenting information.
2 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
5
H1
Inleiding en onderzoeksvraag
6
H2
Theoretisch kader
8
2.1.
Wat is opvoedingsondersteuning?
8
2.2.
Vormen van opvoedingsondersteuning
9
2.3.
Behoefte aan opvoedingsondersteuning
10
2.4.
Informatie op het internet: beoordeling en resultaten
12
2.5.
Sociaaleconomische status en de toegang tot opvoedsites
13
2.6.
Leeftijd en sekse
16
2.7.
Woonplaats en religie
17
H3
Methode
20
3.1.
Websites
20
3.2.
Procedure
21
3.3.
Instrumenten
22
H4
4.1.
Resultaten
Introductie
24
24
3 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
4.2.
Leeftijd en sekse
25
4.3.
Inkomen
25
4.4.
Opleiding
27
4.5.
Religie
28
4.5.1. Beleving religie bij gelovigen
29
4.6.
Achtergrondkenmerken van de bezoeker
30
4.7.
Beoordeling
35
4.7.1. Relatie opleiding en beoordeling
H5
Discussie en conclusie
36
37
5.1.
Bevoorrechte gebruikers
37
5.2.
Jonge basisschoolkinderen
39
5.3.
Opvoeden is een taak van de vrouw
40
5.4.
Gelovigen online op opvoedsites
41
5.5.
Beoordeling website afhankelijk van opleiding bezoeker
41
5.6.
Beperkingen
42
5.7.
Conclusie
42
5.8.
Aanbevelingen
43
Samenvatting
Literatuur
Bijlagen I. II. III.
Achtergrondinformatie KRO Opvoedendoejezo Vragenlijst achtergrondkenmerken Vragenlijst beoordeling
4 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Voorwoord Voor u ligt de scriptie die ik heb geschreven in het kader van de master Opvoedingsondersteuning aan de Universiteit van Amsterdam. Na een korte motivatie geschreven te hebben, mocht ik stage lopen en onderzoek doen bij de redactie van de KRO website Opvoedendoejezo (zie bijlage 1). De KRO site Opvoedendoejezo is één van de vele opvoedsites waar ouders terecht kunnen voor informatie, steun en advies. Voor mijn scriptie heb ik mij verdiept in de literatuur rondom dit onderwerp en vragenlijsten verwerkt van ruim 1000 bezoekers van KRO Opvoedendoejezo, Ouders Online en J/M om erachter te komen wie deze opvoedsites bezoeken, wat hun achtergrondkenmerken zijn en hoe zij dit soort sites beoordelen. In de inleiding wordt er een beeld geschetst van de huidige situatie en de achterliggende gedachten om dit onderzoek uit te voeren. Aan het eind van de inleiding wordt de onderzoeksvraag geformuleerd. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader uiteengezet, waarin opvoedingsondersteuning, het internet, de toegang tot het internet, de leeftijd en sekse van websitebezoekers worden toegelicht. Ook wordt aandacht besteed aan de beoordeling van websites en de relatie met opleiding. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd en in hoofdstuk 4 worden de resultaten besproken. Het laatste hoofdstuk (5) beslaat de discussie en conclusie waarin de resultaten worden geïnterpreteerd en in een breder kader worden geplaatst. Ik wil graag Opvoedendoejezo eindredactrice Gerdie Snellers en haar redactie bedanken voor de betrokkenheid bij het onderzoek. Daarnaast bedank ik collegastudent Suzanne Petermeijer voor de plezierige samenwerking en scriptiebegeleider Peter Hoffenaar voor de prettige samenwerking en de tijd die hij altijd nam om dingen met mij te bespreken. Ten slotte bedank ik mijn ouders en broer voor hun betrokkenheid, kritische blik en positieve stimulans .
Eveline Koks
5 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
H 1 Inleiding en onderzoeksvraag Opvoeden hoef je niet alleen te doen. Voor ouders bestaat er een divers aanbod van tijdschriften en boeken over het opvoeden en opgroeien van kinderen. Daarnaast kunnen ouders ook bij opvoedwinkels en opvoedcursussen terecht met hun vragen of twijfels. De opkomst van deze verschillende informatievormen komt voort uit de behoefte eraan (Snijders, 2006). Internet is de nieuwste bron van informatie waar ouders uit kunnen putten. Het is een medium dat razendsnel groeit en is in vergelijking met tijdschriften en boeken makkelijker toegankelijk, actueler en interactiever. Wellicht heeft dit medium een toegevoegde waarde ten opzichte van datgene wat er al bestaat voor ouders en sluit het specifiek aan bij een bepaalde groep opvoeders die zich prettig voelt bij deze vorm van informatie. Maar of de 83 procent van de huishoudens die tegenwoordig een internetverbinding heeft, ook allemaal websites over opvoeden bezoeken valt te betwijfelen (Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), 2008). We weten wel dat de meeste mensen het internet gebruiken als communicatiemiddel (e-mailen/chatten) of om er informatie op te zoeken (CBS, 2006). Zo’n 60 procent van de informatiezoekers is op zoek naar actualiteiten en bijna een kwart is op zoek naar gezondheidssites (Vermaas, Segers, Gillebaard, Kaashoek & Ongena, 2008). Websites op dit gebied lopen uiteen van uitleg over ziektes en behandelingen tot en met fora waar lotgenoten elkaar kunnen ontmoeten. Ook opvoedwebsites verschillen van elkaar in wat ze te bieden hebben. De grootste opvoedsite van Nederland, Ouders Online (www.ouders.nl), bestaat uit duizenden pagina’s informatie en een uitgebreid forum waar ouders advies kunnen vragen. Voor deskundig advies van een pedagoge/psychologe, al dan niet gratis, kunnen ouders terecht op onder meer www.opvoedadvies.nl, www.opvoedingonline.nl, www.onlinepedagoog.nl en www.opvoedkundige.com. De website www.jmouders.nl bevat buitengewoon veel informatie en een forum waar veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Eén van de jongste opvoedsites, maar die ook in dit rijtje van professionele websites over opvoeden past, is www.opvoedendoejezo.kro.nl. Zij proberen ouders te inspireren door andere veel gebruik te maken van korte filmpjes.
6 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Bovenstaande websites zijn maar een greep van wat er allemaal op het net is te vinden op opvoedkundig gebied. Het mag duidelijk zijn dat de informatie over opvoeding op het internet en de diversiteit van opvoedsites dus is toegenomen, maar toch is dit aanbod nog lang niet zo groot als wat er op het gebied van gezondheid bestaat. Van dit laatste type websites weten we bovendien meer. Zo is er een redelijk goed beeld van wie de bezoekers zijn, wat zij er zoeken, hoe zij de informatie beoordelen en wat voor invloed dit op hen kan hebben (Ybarra & Suman, 2006; Morahan-Martin, 2004). Maar deze uitgebreide kennis ontbreekt over websites die opvoedkwesties bespreken. Het doel van dit onderzoek is om de gebruikers van drie verschillende opvoedsites
in
kaart
te
brengen,
te
weten
www.opvoedendoejezo.kro.nl,
www.jmouders.nl en www.oudersonline.nl. De focus hierbij zal liggen op wie de drie opvoedsites bezoeken en hoe zij dit type website beoordelen op leesbaarheid, inhoud en gebruiksvriendelijkheid. Tenslotte wordt er nagegaan of er verschillen zijn in achtergrondkenmerken tussen de verschillende opvoedsites en of de beoordeling van de website gerelateerd is aan een of meerdere achtergrondkenmerken van de bezoekers, zoals opleiding. Het begrip ‘achtergrondkenmerken’ wordt nader toegelicht in § 3.3 op pagina 23. Het
huidige
onderzoek
heeft
zowel
een
maatschappelijke
als
een
wetenschappelijke relevantie. Het maatschappelijke belang is dat de beheerders van de opvoedsites weten wie de mensen zijn die er gebruik van maken en welk oordeel zij vellen over deze massamediale ondersteuningsvorm. Aan de hand hiervan kunnen er eventueel aanpassingen worden verricht aan de website waarmee de doelgroep wordt aangescherpt en er beter wordt aangesloten bij de ondersteuningsbehoefte die ouders hebben. Bovendien kan naar aanleiding van de beoordeling de website inhoudelijk en technisch bijgewerkt worden. Daarnaast levert het huidige onderzoek een bijdrage aan de wetenschap, omdat er tot nu toe nauwelijks wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de bezoekers van opvoedsites. Aangezien internet steeds meer wordt gezien als een bron van sociale ondersteuning en opvoedinformatie er steeds meer is te vinden, is het van belang om te onderzoeken wie er op dit moment toegang toe hebben en er gebruik van maken. Met de huidige resultaten kan onder meer nagegaan worden of de gebruikers van dit medium verschillen van de gebruikers van andere vormen van
7 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
opvoedingsondersteuning. Ook kunnen de resultaten er toe leiden dat een huisarts of een kinderdagverblijfleidster een ouder wijst op een opvoedsite in plaats van een opvoedcursus omdat dat beter aansluit bij de behoefte van de betreffende ouder. Hiermee
krijgen
opvoedsites
wellicht
een
plek
binnen
het
hulpaanbod
van
opvoedingsondersteuning. Gebaseerd op het bovenstaande overzicht, richt het huidige onderzoek zich op de volgende onderzoeksvraag: ‘Welke achtergrondkenmerken hebben ouders die het internet gebruiken als vorm van opvoedingsondersteuning en hoe beoordelen zij een opvoedsite?’
H 2 Theoretisch kader 2.1. Wat is opvoedingsondersteuning?
Eerst goed nieuws. Met 95 procent van de Nederlandse kinderen gaat het goed (Zeijl, Crone, Wiefferink, Keuzenkamp, Reijneveld, 2005). Ze gaan naar school, hebben een goede band met hun ouders en hebben geen zorgen. Dit betekent ook dat voor vijf procent van de kinderen in Nederland de situatie omgekeerd is. Ondanks deze geruststellende cijfers blijkt toch één op de acht ouders behoefte te hebben aan opvoedingsondersteuning (Bot, Adriaensens, Boom & Breehart, 2008). Dus ook over kinderen waar het goed meegaat, maken sommige ouders zich zorgen. Maar dit hoeft niet te betekenen dat de ouders onzeker zijn. Zij kunnen ook geïnteresseerd zijn in de opvoeding en ontwikkeling van hun kind of hebben hier een gezonde twijfel over. Opvoedingsondersteuning omvat volgens Hermanns (1992) ‘al die activiteiten die tot doel hebben de opvoedsituatie van kinderen te verbeteren, met andere woorden opvoeders
helpen
opvoeden’.
Er
bestaan
nog
meerdere
definities
van
opvoedingsondersteuning, die onderling kleine verschillen laten zien, maar ze overlappen elkaar ook voor een groot deel. Vandemeulebroecke (1999, zoals geciteerd in Vandemeulebroecke & Nys, 2002) definieert het als volgt: ‘het geheel van maatregelen, voorzieningen en structuren en activiteiten die erop gericht zijn de mogelijkheden van het (primaire) opvoedingsmilieu aan te spreken, te verrijken en/of
8 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
te
optimaliseren
ten
einde
kinderen
en
jeugdigen
optimale
opvoedings-
en
ontwikkelingskansen te bieden.’ Wat deze definities in de praktijk inhouden komt in de volgende paragraaf aan de orde. Daar worden de verschillende vormen van opvoedingsondersteuning besproken.
2.2. Vormen van opvoedingsondersteuning Voor het beantwoorden van een opvoedvraag staan familie en vrienden bij ouders nog altijd boven aan het lijstje van hulpbronnen (Rispens, Hermanns & Meeuws, 1996; Snijders, 2006). Dit kan bij een gezonde opvoedtwijfel of als een ouder echt met zijn handen in het haar zit. Maar als ze hier niet terechtkunnen of uit interesse op zoek zijn naar informatie, dan kunnen ouders het internet, een tijdschrift, brochure of televisieprogramma over opvoeden raadplegen. Volgens Snijders (2006) raadplegen ouders minstens één keer per maand een dergelijk massamedium. Het voordeel van opvoedingsondersteuning via de massamedia is dat hiermee een grote groep ouders wordt bereikt, inclusief die groep waarvoor de stap te groot is om bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen te stappen. De voorlichting of ondersteuning die met behulp van de massamedia wordt gegeven, kan gericht zijn op ouders in het algemeen of op een specifieke groep, zoals de ouders van kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Volgens Bakker en Blokland (1997) dienen ontwikkelaars van massamediale ondersteuning wel na te denken over de grootte van de groep die je bij deze vorm wilt bereiken, aangezien deze samenhangt met de inhoud, de vorm en de manier waarop je het product aanbiedt. Naast deze massamediale vormen kun je als ouder ondersteuning
terecht
bij
een
inloopochtend,
voor persoonlijke
themabijeenkomst,
ouderavond,
pedagogisch spreekuur, oudercursus, training of een programma (Snijders, 2006). Deze zijn er alle op gericht de ouder te steunen in de opvoeding zodat die uiteindelijk weer vol zelfvertrouwen kan gaan opvoeden. Bakker en Blokland (1997) spreken hierbij over interpersoonlijke voorlichting waarbij er direct persoonlijk contact is tussen de
9 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
voorlichter en de ouder. Deze vorm heeft de mogelijkheid om meer persoonlijke ondersteuning te bieden die beter aansluit bij de specifieke opvoedingssituatie van de ouder dan een massamedium. Afgaande op het brede scala aan ondersteuningsvormen dat er bestaat voor gezinnen, kan er verwacht worden dat elke ouder wel een vorm heeft waar deze zich thuis bij voelt. Maar is er wel behoefte aan steun? En zo ja, hoe groot is dan die behoefte en waar hebben ouders behoefte aan?
2.3. Behoefte aan opvoedingsondersteuning Er zijn diverse plaatsen waar ouders terechtkunnen voor onder meer advies, informatie of sociale steun. Deze plaatsen worden ook door ouders gevonden (E-Quality, 2008). De situatie is klaarblijkelijk verbeterd, want een onderzoek van Distelbrink, Lucassen en Hooghiemstra laat zien dat in 2005 slechts ruim de helft van de ouders op de hoogte bleek te zijn van de ondersteuning die zij in hun directe omgeving konden vinden. Van deze laatste groep ondervraagden maakte slechts een kwart gebruik van één of meerdere opvoedingsfaciliteiten (Distelbrink et al., 2005). De instanties zijn er niet voor niets, want behoefte aan ondersteuning is er zeker. Als we kijken naar de verschillen tussen leeftijdscategorieën en de behoefte aan opvoedingsondersteuning, hebben ouders van oudere jeugdigen vaker behoefte aan opvoedingsondersteuning. GGD Hollands Noorden heeft een grootschalige enquête gehouden over de gezondheid van de jeugd van 0 tot 12 jaar in de regio West-Friesland. Hieruit bleek dat in de leeftijd van 0 t/m 4 jaar 9 procent behoefte heeft aan ondersteuning, tegenover 16 procent in de leeftijd van 8 t/m 12 jaar (Bot et al., 2008). Het gegeven dat ouders met oudere kinderen meer behoefte hebben aan ondersteuning sluit aan bij het onderzoek van de Nederlandse Gezinsraad (NGR) en het Nibud (2004) waaruit bleek dat 68 procent van de ondervraagden het opvoeden van tieners een stuk moeilijker vindt dan tien jaar geleden. Daarnaast blijkt er een verschil te zijn in opleiding. Laagopgeleiden hebben namelijk meer behoefte om geholpen te worden in de opvoeding dan
10 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
hoogopgeleiden (Bot et al., 2008). Blijkbaar is er bij laagopgeleiden meer behoefte aan ondersteuning, maar men kan zich afvragen of zij wel toegang hebben tot het internet en dáár hun opvoedingsinformatie vandaan halen. Van alle mogelijkheden op het gebied van opvoedingsondersteuning die er voor ouders bestaan, maken alle ouders toch het liefst gebruik van familie en vrienden (Distelbrink et al., 2005). Zij geven er de voorkeur aan hun twijfels of problemen met medeopvoeders te bespreken. Onderzoek van E-Quality (2008) laat dit ook zien. E-Quality is een kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit dat in samenwerking met het CBS en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) onderzoek heeft gedaan naar de gezinnen van de toekomst. De resultaten van hun laatste onderzoek wijzen erop dat veel ouders behoefte hebben aan onderlinge ondersteuning, maar wanneer ze gebruik willen maken van de expertise van een professional doen zij dat het liefst via laagdrempelige informatiepunten. Uit het laatstgenoemde onderzoek bleek verder dat informatiewebsites en online fora vormen zijn van opvoedingsondersteuning die goed aansluiten bij de wensen van ouders (E-Quality, 2008). In de volgende paragrafen zal dieper worden ingegaan op wat het internet kan betekenen op het gebied van ondersteuningsverlening.
11 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
2.4. Informatie op het internet: beoordeling en resultaten Zoals al eerder is opgemerkt gebruiken veel mensen het internet om informatie over gezondheidsonderwerpen op te zoeken. Hier krijgt men namelijk makkelijk toegang tot een informatiebron die in het verleden niet toegankelijk was voor het publiek. Het aanbod, de diversiteit en de kwaliteit die hier zijn te vinden verschillen enorm (Purcell, Wilson & Delamothe, 2002). Doordat consumenten vaak over weinig wetenschappelijke achtergrond beschikken, bestaat het gevaar dat consumenten geen onderscheid kunnen maken tussen betrouwbare en onbetrouwbare informatie. Daarnaast kunnen gebruikers ook verschillende criteria voor kwaliteit hebben (Purcell, Wilson & Delamothe, 2002). Rothbaum, Martland en Jannsen (2008) deden ook onderzoek naar de beoordeling van websites, maar specifiek voor opvoedsites. De resultaten van dit onderzoek, waarbij ouders opvoedingsinformatie zochten en beoordeelden, wijzen hetzelfde uit. De internetvaardigheden van hoog- en laagopgeleiden bleken namelijk van elkaar te verschillen. Hogeropgeleiden stellen andere criteria bij het zoeken en beoordelen van online informatie. Waar hogeropgeleiden bij de beoordeling van een website
de
nadruk
betrouwbaarheid,
bleken
zochten
te
leggen
op
lageropgeleiden
de
functionaliteit,
vooral
naar
relevantie
sites
die
en een
gebruiksvriendelijke formulering hanteren. Er worden dus verschillende criteria gehanteerd. Ondanks de zojuist genoemde criteria zijn de meeste informatiezoekers op zoek naar hetzelfde: voorlichting over een gezondheids- of medische conditie van een dierbare of voorlichting voor een persoonlijk gezondheids- of medisch probleem (Ybarra & Suman, 2006). Maar wat hebben ouders aan deze digitale informatie en voorlichting? Onderzoek van Gustafson en collega’s (2002) laat zien dat het wel degelijk tot positieve resultaten leidt. Het gebruik van gezondheidsgerelateerde websites heeft namelijk een sterke invloed op de houding en het gedrag van mensen. Als gevolg van het gebruik van gezondheidssites lijken de gebruikers minder angstig. Hiermee wordt de indruk gewekt dat wellicht de kosten van de gezondheidszorg omlaag kunnen als mensen op het internet toegang hebben tot voorlichting of andere hulpvormen. Robinson (1989)
12 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
bevestigt deze verwachting door te concluderen dat het kunnen raadplegen van informatie op het internet leidt tot een afname in het gebruik van ambulante zorg. Als we dit doortrekken naar opvoedkundige informatie zou dit betekenen dat wanneer opvoedproblemen al vroeg voorkomen of opgelost kunnen worden door ouders goed te informeren via onder andere websites, dit er wellicht toe kan leiden dat minder gezinnen ambulante zorg nodig hebben bij de opvoeding. Daarvoor moet de juiste informatie wel gevonden kunnen worden. Wat betreft informatieve gezondheidssites gebeurt dit bij 85 procent van de mensen middels een zoekmachine. Maar het merendeel gebruikt naast het internet ook nog andere bronnen, zoals tijdschriften (Ybarra & Suman, 2006). In tegenstelling tot opvoedsites bestaan gezondheidssites al langer en om die reden is daar al meer kennis over. Het is van groot belang om een antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre de bevindingen betreffende gezondheidssites ook gelden voor opvoedsites. Is er zoals bij gezondheidssites sprake van een ‘digital divide’? Dit is een verschijnsel dat stelt dat het delen en verspreiden van informatie ongelijk is verdeeld over verschillende sociaaleconomische groepen (Martin & Robinson, 2007). Oftewel, lageropgeleiden
hebben
minder
makkelijk
toegang
tot
het
internet
dan
hogeropgeleiden. Er bestaan wel ideeën over welke ouders vooral op zoek gaan naar opvoedkundige informatie op internet, maar deze zijn tot nu toe niet of nauwelijks onderzocht op hun juistheid. Zo bestaat er het idee dat opvoedsites door vooral hoger opgeleide ouders worden bezocht, iets wat dan ‘digital divide’ wordt genoemd. De resultaten van onderzoeken die specifiek het opleidingsniveau / sociaaleconomische status (SES) van opvoeders hebben onderzocht zullen in de onderstaande paragraaf worden toegelicht.
2.5. Sociaaleconomische status en de toegang tot opvoedsites
Internet is een massamediale ondersteuningsvorm die zich onderscheidt van andere ondersteuningsvormen
omdat
er
op
eenvoudige
wijze
sprake
kan
zijn
van
13 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
tweerichtingsverkeer. Ouders kunnen er namelijk gebruik van maken om er informatie te ontvangen, zoals dat ook kan bij de andere massamediavormen, maar het heeft ook de mogelijkheid om er actief op te reageren, zoals op een forum. Van die mogelijkheid zouden ouders wel gebruik willen maken, maar dan moeten ouders hier wel toegang tot hebben (E-Quality, 2008). Daar lijkt het probleem te beginnen, want onderzoek van Ybarra en Suman (2006) wijst erop dat het internetgebruik (Papadakis, 2001; Rothbaum et al., 2008) en het zoeken naar gezondheidsinformatie groter is in de meer sociaaleconomische welgestelde gezinnen. De resultaten van Lorence en Park (2007) bevestigen dit beeld. In hun onderzoek maakten ze gebruik van twee datasets om te ontdekken of er verschillen zijn tussen maart 2000 en december 2002 wat betreft het internetgebruik en de toegang tot online gezondheidsinformatie. Er blijkt een kloof tussen arm en rijk te zijn, die in de loop van de tijd wel kleiner is geworden, wat betreft internetgebruikers wanneer er onderscheid is gemaakt in opleidingsniveaus. De toegang tot gezondheidsinformatie laat een zelfde patroon zien. Dit betekent dat in ruim twee jaar tijd meer mensen, vooral lageropgeleiden, gebruik zijn gaan maken van het internet en het raadplegen van online gezondheidsinformatie. Het is denkbaar dat de internetfaciliteiten in de V.S. verschillen van Europa, respectievelijk Nederland en dat dit invloed kan hebben op aantal en opleiding van internetgebruikers. Deze verwachting wordt niet bevestigd door een onderzoek naar Europese gebruikers van vijftien tot tachtig jaar, dat namelijk hetzelfde laat zien als bij Lorence & Park (2007). De resultaten duiden erop dat in Europa 44,6 procent mensen toegang tot het internet hebben en dat ook daar er sprake is van een kloof tussen laagen hoogopgeleiden in internettoegang en het gebruik van internet als bron van gezondheidsinformatie (Wangberg, Andreassen, Prokosch, Vagos Santana, Sorensen & Chronaki, 2007). Volgens Frissen (2000) gaat men in dit soort onderzoeken vaak onterecht uit van een cirkelredenering en wordt de verklaring voor de kloof tussen arm en rijk gezocht in een gebrek aan financiële middelen, terwijl een onderzoek naar de reden van deze groep om geen internet te hebben ons heel interessante kennis op kan leveren. Maar wellicht dat in Nederland deze situatie toch anders ligt, aangezien uit recent onderzoek is gebleken dat wij vergeleken met andere Europese landen het hoogste aantal internetters hebben, namelijk 81 procent (European Interactive
14 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Advertising Association, 2007). Dit komt overeen met de cijfers van het CBS (2008) waaruit blijkt dat 83 procent van de huishoudens een internetverbinding heeft. Met bovenstaande cijfers kan er verwacht worden dat er in Nederland niet of nauwelijks sprake zal zijn van een ‘digital divide’ onder internetgebruikers. Of dit ook geldt voor gebruikers van opvoedsites moet nog worden afgewacht. Sarkadi & Bremberg (2004) hebben zich op dit laatstgenoemde terrein al verdiept. Zij deden onderzoek naar de grootste opvoedsite in Zweden en onderzochten onder andere, in het verlengde van de kennis over gezondheidssites, of er bij deze gebruikers ook sprake is van een ‘digital divide’. De website bestaat uit 250 discussiegroepen en richt zich op ouders met kinderen in alle leeftijden, inclusief adolescenten. Middels een vragenlijst, die gedurende een week op de hoofdpagina van de site was te vinden, probeerden de onderzoekers te achterhalen of het internet algemene ondersteuning kan bieden aan ouders in hun opvoedrol en als dat zo is, of er bij deze ondersteuning sprake is van het ‘digital divide’ fenomeen. Aansluitend op de onderzoeksvragen richtte de vragenlijst zich op de functionele aspecten van sociale ondersteuning, het zelfbeeld en de achtergrondgegevens van de respondenten. Na een week hadden 2221 personen de vragenlijst ingevuld en kon er op basis van de achtergrondkenmerken geconcludeerd worden dat het opleidingsniveau en inkomen van de websitebezoekers die de vragenlijst invulden niet bleek af te wijken van die van de algemene Zweedse populatie (Sarkadi & Bremberg, 2004). Dit suggereert dat er geen sprake is van een ‘digital divide’ als het gaat om opvoedsites. Er kan geconcludeerd worden dat de kloof tussen laag- en hoogopgeleiden kleiner is geworden wat betreft internettoegang, Nederland in vergelijking met andere Europese landen het grootste aantal mensen kent dat internettoegang heeft en uniek onderzoek naar de bezoekers van een opvoedsite aantoont dat er géén sprake is van een ‘digital divide’ (Lorence
& Park, 2007; European Interactive Advertising
Association, 2007; Sarkadi & Bremberg, 2004). Voor het huidige onderzoek leidt dit tot de verwachting dat het opleidings- en inkomensniveau van de websitebezoekers overeenkomt met de Nederlandse populatie ouders met een kind in de leeftijd van 0-18 jaar.
15 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
2.6. Leeftijd en sekse
Volgens Rispens en collega’s (1996) is er een grote belangstelling voor tijdschriften, boeken, radio- en tv-programma’s over opvoeden en in toenemende mate speuren ouders het internet af om antwoorden te vinden op hun vragen. Aan de cijfers is te zien dat dit speuren tegenwoordig regelmatig gebeurt. De website Ouders Online bijvoorbeeld heeft 300.000 verschillende bezoekers per maand. Van deze bezoekers zijn 96 procent vrouwen (Dinther, 2003). Onderzoek naar gebruikers van de eerder genoemde Zweedse opvoedsite en gebruikers van gezondheidssites laat een zelfde beeld zien (Sarkadi & Bremberg, 2004; Ybarra & Suman, 2006). Vrouwen zijn dus oververtegenwoordigd
op
het
internet
als
het
gaat
om
opvoedings-
en
gezondheidszaken. In het verlengde hiervan wordt er verwacht dat wat betreft het huidige onderzoek de meerderheid van de websitebezoekers ook van het vrouwelijke geslacht zal zijn. Nederland is het land waar vrouwen, vergeleken met de rest van de wereld, op late leeftijd het eerste kind krijgen (Bongers, Beets & Luijben, 2007). Dit gegeven is ook terug te zien in de leeftijd van bezoekers van de Nederlandse opvoedsite Ouders Online tegenover de bezoekers van opvoedsites in het buitenland. De meerderheid van de Ouders Online-bezoekers is 31 - 40 jaar (Dinther, 2003). Dit in tegenstelling tot de V.S. en Zweden waar de gemiddelde leeftijd 30 jaar, dan wel 25-34 jaar is (Drentea & Moren-Cross, 2005; Sarkadi & Bremberg, 2006). Het feit dat Nederlandse bezoekers van opvoedsites ouder zijn, komt omdat zij er vaak bewust voor kiezen om eerst aan hun carrière te werken, voordat ze aan kinderen beginnen. Hermanns (2000) beschrijft dit als een maatschappelijke verandering (het gemoderniseerde ouderschap) waarbij vrouwen op latere leeftijd kiezen om kinderen te krijgen en daarbij op zoek zijn naar informatie (Hermanns, 2000).
16 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
2.7. Woonplaats en religie
Er is al veel bekend over internetgebruikers, maar de literatuur heeft geen gegevens beschikbaar over hun woonomgeving. Brons (2006) heeft onderzoek gedaan naar regionale cultuurverschillen in Nederland op gemeenteniveau. Een factoranalyse van indicatorvariabelen resulteerde in
vijf
regionale
cultuurdimensies:
postmaterialisme,
protestantsconservatisme,
klassiek individualisme, egalitair anticonservatisme en ontevredenheid. Tussen de gemeenten blijken aanzienlijke verschillen te bestaan die deels verklaard kunnen worden door urbanisatie, opleiding en welzijn, maar culturele verschillen zijn ook zeker van invloed (Brons, 2006). Leventhal en Brooks-Gun (2000, zoals geciteerd in Lieshout van, Meij van der & Pree de, 2008) ontdekten in hun onderzoek verschillen in wijken en concludeerden dat het om die reden uitmaakt in welke wijk een kind opgroeit. De wijkkenmerken hebben namelijk, los van kenmerken en woonsituatie van individuele gezinnen, een duidelijke invloed op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. De sociaaleconomische positie van wijkgenoten is een voorbeeld van een wijkkenmerk die een grote invloed blijkt te hebben op schoolprestaties en gedragsproblemen bij kinderen. Maar een verhuizing naar een betere wijk blijkt de schade te kunnen beperken (Leventhal & Brooks-Gun, 2004, zoals geciteerd in Lieshout et al., 2008). Brons (2006) heeft alleen de regionale cultuurverschillen in Nederland zichtbaar gemaakt, maar op basis van de vijf dimensies die hieruit zijn ontstaan kan verwacht worden dat ook deze regionale verschillen een bepaalde invloed zullen hebben op de ontwikkeling van de kinderen. Ouders die kinderen opvoeden en opgroeien in de ‘gordel’ van het zuidwesten tot het noordoosten scoren wat betreft de cultuurdimensies van Brons (2006) hoog op Protestant conservatisme tegenover ouders in het Gooi en de Vechtstreek die hoog scoren op klassiek individualisme. Zijn cultuurdimensies zijn ontstaan op basis van 61 indicatorvariabelen die betrekking hebben op demografische gegevens van een regio, zoals aantal openbare scholen, politiek stemgedrag en ongehuwde stellen met kinderen. De cultuurdimensie Protestant conservatisme wordt door Brons (2006) omschreven als overheersend protestant, waarbij grote huishoudens
17 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
voorkomen en de man een dominante rol heeft. Op basis hiervan kan er dan ook vermoed worden dat religie een belangrijke rol zal spelen in de opvoeding van de gezinnen die in deze gemeenten wonen. Volgens Curran (1983, zoals geciteerd in Pearce & Axinn, 1998) levert religie een positieve bijdrage aan gezinsrelaties. De gezinsleden vormen een hechte band met elkaar maar ook met de gemeenschap waar zij deel van uitmaken. Vriendschappen met soortgelijk-denkende
mensen
kunnen
sociale
steun
bieden
om
uitdagende
opvoedkwesties op te lossen. Daarnaast hebben ouders meer vertrouwen en hebben zij minder conflicten met hun kinderen als hun sociale netwerk bestaat uit mensen met dezelfde waardesystemen (Mahoney, Pargament, Tarakeshwar & Swank, 2001). Bovendien bieden religieuze instituties formele steun aan gezinnen (Abbott, Berry & Meredith, 1990). Deze steun bestaat onder meer uit activiteiten om de positieve band tussen gezinsleden te stimuleren. Daarmee kan er verwacht worden dat deze mensen zo’n hechte en vertrouwde band vormen met hun gemeenschap dat zij geen behoefte hebben om ondersteuning te zoeken op het internet. Deze positieve invloed van religie wordt ook bekrachtigd door Brody, Stoneman, Flor en McCrary (1994) en Gunnoe, Hetherington en Reiss (1999). Zij suggereren dat de religiositeit van ouders voor effectievere opvoedingsvaardigheden zorgt, wat leidt tot betere sociale aanpassingen van de kinderen. Maar dat religiositeit ook negatieve invloeden kan hebben op de opvoeding laten Ellison, Bartkowski en Segal (1996) zien. Uit hun onderzoek blijkt namelijk dat de religiositeit, conservatief protestantisme, van ouders tot ongewenste ontwikkelingsuitkomsten
bij
het
kind
kan
leiden
door
de
meer
strikte
en
disciplinerende opvoedpraktijken die in deze gezinnen worden gehanteerd. Hiermee lijkt het erop dat verschillende paden te begaan zijn waarmee religiositeit van invloed is op opvoeden. Aangezien bovenstaande onderzoeken allemaal afkomstig zijn uit de V.S., rijst de vraag of de betreffende resultaten ook van toepassing zijn op de Nederlandse situatie. In de V.S. wordt religie namelijk anders beleefd dan in Nederland (Sandfort, 2008). Volgens Sandfort (2008), die de V.S. vergeleek met Nederland op basis van geloofsopvattingen, zijn er nog maar weinig Nederlanders die geloven in tegenstelling tot de V.S. waar meer mensen zeggen gelovig te zijn en naar de kerk te gaan.
18 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Kregting en Sanders (2003) tonen aan dat er een tweedeling bestaat in de religieuze opvattingen en ideeën die Nederlanders hebben. Onder de 50 jaar worden er geen religieuze opvattingen op na gehouden, maar Nederlanders boven de 50 jaar hebben hier wel opvattingen over. Als er gekeken wordt naar de mensen onder de 40 jaar blijkt verrassend genoeg bij 40 procent een religie of wereldbeeld een belangrijke rol in hun leven te spelen. Als dit laatste het geval is, kan er verwacht worden dat zij bij het zoeken naar opvoedingsinformatie op het internet afwegingen maken in hoeverre de informatie aansluit bij hun religieuze opvattingen. Rooms-katholiek gelovigen zullen zich dan wellicht vanuit de achtergrond van deze omroep eerder thuis voelen op de opvoedsite van de Katholieke Radio Omroep (KRO) dan de website van J/M of Ouders Online. Men heeft namelijk het idee dat daar opvoedingsinformatie wordt gegeven vanuit een rooms-katholieke invalshoek. In een landelijke steekproef onder 16-70 jarigen uitten namelijk 39 procent de verwachting dat de KRO bij de invulling van het thema opvoeding zal kiezen voor een invalshoek vanuit het Roomskatholieke geloof c.q. spiritualiteit (Hielkema, 2007). Maar het is de vraag of deze verwachting ook aansluit bij de daadwerkelijke invalshoek van waaruit de KRO haar opvoedingsinformatie geeft en of hedendaagse bezoekers vanuit die verwachting de website bezoeken.
Samengevat kunnen er op basis van de literatuur de volgende verwachtingen worden geformuleerd: • Het opleidings- en inkomensniveau van de websitebezoekers komt overeen met de Nederlandse populatie ouders met een kind in de leeftijd van 0-18 jaar. Er is geen sprake van een digital divide; • De meerderheid van de websitebezoekers is van het vrouwelijke geslacht.
19 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
H 3 Methode 3.1. Websites Aan het huidige onderzoek hebben drie opvoedsites deelgenomen. Opvoedendoejezo (ODJZ in het vervolg) is een website die sinds september 2006 bestaat en onder het beheer valt van de KRO. Van de deelnemende websites in dit onderzoek, is dit de jongste. Deze website kan gevonden worden op http://www.opvoedendoejezo.kro.nl en heeft maandelijks gemiddeld bijna 10.000 bezoekers. De website heeft het doel ouders te inspireren door middel van filmpjes, adviezen en ervaringsverhalen. De informatie is er zowel in de vorm van tekst als beeld. Met deze laatste vorm probeert de website zich te onderscheiden van de vele andere websites die er bestaan op het gebied van opvoeden. De site kent de volgende rubrieken: uitzendingen van televisieprogramma’s Omdat ik het zeg en Opvoeden & Zo, Nieuwsberichten, Opvoedvragen gesteld door ouders en beantwoord door pedagoge Emmeliek Boost, Boeken, Uittips, Opvoeden volgens bekende ouders, Spel en tests en een Forum. Naast de website ODJZ heeft de KRO ook een gelijknamig digitaal themakanaal over opvoeden, waar 24 uur per dag programma’s over opvoeden te zien zijn. Dit themakanaal kan ook vanaf de website ODJZ worden bekeken. J/M Ouders (J/M in het vervolg) is de tweede website waar de bezoekers zijn uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen. De website (http://www.jmouders.nl) valt onder het beheer van Weekbladpers Tijdschriften BV. In het verleden bestond er zowel een site als aanvulling op het maandblad J/M als een op J/M Pubers. Na samenvoeging van deze bladen is in september 2007 de website jmouders.nl gelanceerd. Naast de aanvulling op het blad is de website bedoeld om nieuwe aanwas, naamsbekendheid en een nieuwe bron van inkomsten voort te brengen. J/M richt zich specifiek op ouders met schoolgaande kinderen. Op de site onderscheiden ze daarbij twee leeftijdscategorieën, namelijk 4 t/m 12 jaar en 13 t/m 18 jaar. Door middel van vier pijlers - Opvoeden, Gezondheid, School en Vrije Tijd - is de informatie geordend. Net zoals de twee andere websites heeft ook deze site een forum waar opvoeders elkaar
20 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
kunnen adviseren en met elkaar in discussie kunnen gaan. Maandelijks bezoeken bijna 90.000 mensen deze website. De derde website die heeft meegewerkt aan het onderzoek, is tevens de grootste opvoedsite van Nederland - Ouders Online - een onafhankelijke site. Deze site kan gevonden worden op http://www.ouders.nl en is in 1996 opgericht door Henk Boeke en Justine Pardoen. In tegenstelling tot de eerder genoemde websites, richt Ouders Online zich op een breed publiek, namelijk (toekomstige) ouders van baby’s tot en met pubers. Met de site trachten ze ouders te informeren over alle onderwerpen die met ouderschap te maken hebben. Daarnaast willen ze ouders een platform bieden om onderling informatie uit te wisselen. Maandelijks komen hier bijna 300.000 verschillende bezoekers. Zij bezoeken een of meer van de volgende rubrieken. De Vraagbaken, waar ouders vragen stellen aan deskundigen, Chat, Themapagina’s, subsites van Ouders Online, waarin ouders met gedeelde belangen of interesses zelf één of meer pagina’s vullen en het Forum, dat behoort tot een van de actiefste forumgemeenschappen van Nederland met zo’n 800 tot 1000 nieuwe berichten per dag. Opvallend
is
dat
de
drie
opvoedsites
weinig
concreet
geformuleerde
doelstellingen hebben. De sites stellen vooral dat ze de bezoekers in het algemeen willen informeren of adviseren.
3.2. Procedure In eerste instantie zou alleen ODJZ onderzocht worden, maar tijdens de ontwikkeling van de vragenlijst is het idee ontstaan om meerdere opvoedsites bij het onderzoek te betrekken om zo een completer beeld te geven van Nederlandse opvoedsites en eventuele verschillen ertussen. J/M is benaderd omdat zij een groot opvoedtijdschrift hebben met daarnaast een website. Vanwege de onafhankelijke positie die Ouders Online heeft als opvoedsite en met het grootste aantal bezoekers dat zij dagelijks hebben, zijn zij ook uitgenodigd. Beide websites waren enthousiast om deel te nemen aan het onderzoek. Op alle drie de sites heeft dezelfde vragenlijst gestaan, met
21 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
uitzondering van de items (21 t/m 29) die betrekking hadden op religie. Deze zijn er op verzoek van Ouders Online uitgehaald. Volgens Ouders Online hoofdredacteur Justine Pardoen zijn de vragen met betrekking tot het geloof niet relevant voor hun doelgroep. Daarnaast wilde Ouders Online ouders vrijwillig vragen naar hun emailadres zodat zij onder de deelnemende bezoekers cadeautjes konden verloten. Om die reden is er een item toegevoegd aan de vragenlijst van Ouders Online. Op de ODJZ-homepage was de vragenlijst gedurende zes weken in maart/april 2008 beschikbaar. Op de homepage van J/M en Ouders Online konden ouders de vragenlijst in april 2008 gedurende drie respectievelijk twee weken invullen. Wat betreft ODJZ zijn abonnementhouders van de nieuwsbrief, bezoekers die een reactie hebben geplaatst in het gastenboek en ouders die een vraag hebben gemaild aan de ‘huispedagoog’ geattendeerd op het lopende onderzoek door middel van een bericht in de maandelijkse nieuwsbrief of een email. Zowel J/M als Ouders Online hebben ook hun bezoekers geattendeerd op de vragenlijst in hun maandelijkse, dan wel wekelijkse nieuwsbrief. Daarnaast stond er bij ‘Algemeen’ op het Ouders Online-forum een oproep voor deelname aan het onderzoek. Bezoekers van de drie opvoedsites zijn niet geselecteerd om de vragenlijst te beantwoorden, maar konden er vrijwillig voor kiezen om te klikken op de link die hen leidden naar de eerste pagina van de vragenlijst. Deze steekproefprocedure en het verloten van cadeautjes onder de deelnemende bezoekers bij Ouders Online duidt op een zekere bias in de steekproef door wie de vragenlijst hebben voltooid. Het zou kunnen dat bezoekers van Ouders Online door zowel de kans om te winnen alsmede de aard van het cadeautje beïnvloed zijn bij de beslissing om de vragenlijst in te vullen en bij het beantwoorden van de vragen.
3.3. Instrumenten De vragenlijst is gemaakt met het online onderzoeksinstrument Survey Monkey. Hier werden de data verzameld en later omgezet naar SPSS. De vragenlijst bevatte wat
22 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
betreft ‘achtergrondkenmerken’ maximaal 29 items (zie bijlage 2) en wat betreft ‘beoordeling’ 22 items (zie bijlage 3). Onder dertien mensen is een pilot-test gedaan om te zien hoe lang er werd gedaan over het invullen van de vragenlijst en om eventuele hiaten te ontdekken. Tijdens de pilot-test duurde het gemiddeld 8-10 minuten om de vragenlijst in te vullen. Naar aanleiding van deze voormeting zijn er kleine wijzigingen aangebracht in enkele antwoordcategorieën en is de volgorde van vragen enigszins veranderd. In het deel ‘achtergrondkenmerken’ is onder meer gevraagd naar leeftijd, hoogst afgeronde opleiding, werkstatus, sekse, bruto jaarinkomen, burgerlijke staat en indien de respondent een partner had, is er ook gevraagd naar de eerste drie achtergrondkenmerken van de betreffende partner. Voorgaande vragen zijn gebaseerd op de vragenlijst van Jeugdmonitor Zeeland (Scoop, 2005). Vier vragen hadden betrekking op religie en op welke manier dit tot uiting komt in het dagelijkse leven (zie bijlage 3, item 21 en 27 t/m 29). Deze vragen zijn afkomstig van Kregting en Bernts (2005) en Kregting en Sanders (2003). De scores van item 27 t/m 29 vormen samen de schaal ‘beleving religie’ die een heel redelijke betrouwbaarheid heeft (α= .76). Een voorbeeld van een vraag is: ‘Bezoekt u wel eens religieuze vieringen?’. Deze drie vragen hadden ieder vier antwoordcategorieën. In het deel ‘beoordeling’ hebben de respondenten bij dertien stellingen op een 5punts Likertschaal aangegeven in hoeverre ze het hiermee eens waren. Dit is een nieuwe vragenlijst die speciaal is ontwikkeld voor dit doeleinde (zie bijlage 3). De antwoordmogelijkheden liepen uiteen van ‘helemaal mee oneens (1) tot ‘helemaal mee eens (6). De vragenlijst van Onstwedder (2007) die ouders hebben ingevuld ter beoordeling van bruikbaarheid, uiterlijk en leesbaarheid vormde het uitgangspunt bij het formuleren van de stellingen voor het huidige onderzoek. Naast de stellingen is, net zoals bij Onstwedder (2007), voor elk concept ook gevraagd naar het rapportcijfer (1 t/m 10). Door de scores van de vier items met betrekking tot leesbaarheid bij elkaar op te tellen, werd een schaal verkregen. Ditzelfde geldt voor de drie items met betrekking tot gebruiksvriendelijkheid
en
de
acht
items
met
betrekking
tot
inhoud.
De
betrouwbaarheid (Cronbach’s Alpha) voor de schaal leesbaarheid is hoog, namelijk α= .80, voor gebruiksvriendelijkheid en inhoud redelijk hoog, namelijk α= .75, α= .79. Er
23 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
blijkt een redelijk verband te bestaan tussen leesbaarheid (n=956) en het bijbehorende rapportcijfer, r= .50**. Dit is hoger dan de correlaties tussen de leesbaarheidsschaal en het rapportcijfer voor gebruiksvriendelijkheid en inhoud (r= .45** en r= .39**). De schaal
voor
gebruiksvriendelijkheid
(n=956)
correleert
redelijk
hoog
met
het
bijbehorende rapportcijfer (r= .64**) en laat lagere correlaties zien als het wordt vergeleken met de rapportcijfers voor leesbaarheid en inhoud (r= .45** en r= .42**). Tenslotte correleert de inhoudsschaal (n=948) ook hoger met het bijbehorende rapportcijfer
(r=
.43**)
dan
met
de
rapportcijfers
voor
leesbaarheid
en
gebruiksvriendelijkheid (r= .39** en r= .38**). De drie concepten en hun rapportcijfer werden dus op een zelfde manier gemeten.
H 4 Resultaten 4.1. Introductie In de resultaten wordt er een antwoord gegeven op de (onderzoeks)vraag welke achtergrondkenmerken ouders hebben die het internet gebruiken als vorm van opvoedingsondersteuning en hoe zij een opvoedsite beoordelen. In § 4.2. wordt er besproken hoe de verhoudingen in de steekproef zijn betreffende leeftijd en sekse, in § 4.3. en 4.4. wordt duidelijk of er sprake is van een ‘digital divide’ voor inkomen en opleiding en in § 4.5., 4.6. en 4.7. worden overige achtergrondkenmerken besproken. In totaal hebben 1107 personen de vragenlijst gedeeltelijk of in zijn geheel ingevuld op één van de drie websites. Tenzij anders wordt vermeld zijn voor de dataanalyse de respondenten meegerekend die zichzelf omschreven als ‘ouder’ of ‘ouder en professional’ en de vraag over het bruto jaarinkomen (item 12, bijlage II) en kinderen (item 17, bijlage II) hebben beantwoord. Na deze selectie deden 1004 personen mee aan de analyses; 91 respondenten van Opvoedendoejezo (in het vervolg ODJZ), 126 respondenten van J/M en 787 respondenten van Ouders Online. De resultaten van deze
respondenten
worden
hieronder
besproken,
hierna
omschreven
als
‘websitegebruikers’.
24 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
4.2. Leeftijd en sekse Welke leeftijd hebben gebruikers van opvoedsites en zijn het echt bijna alleen maar vrouwen zoals ook is gesteld in de hypothese? Deze vragen worden hier beantwoord. De bezoeker van opvoedsites is gemiddeld 39 jaar oud. De meerderheid (54,9%) van de bezoekers is tussen de 31 en 40 jaar. Maar als er naar de drie websites afzonderlijk wordt gekeken, blijkt er een significant verschil te zijn tussen de opvoedsites in gemiddelde bezoekersleeftijd, F(3,68)= .026, p < .05. Bezoekers van ODJZ zijn gemiddeld het oudst (M= 40.1) tegenover bezoekers van J/M (M= 39.9) en Ouders Online (M= 38.7). In het verlengde van wat er bekend is over de sekse van bezoekers van gezondheidssites en opvoedsites, is het niet verbazingwekkend dat bijna alle bezoekers vrouwen zijn, maar liefst 97.4%.
4.3. Inkomen In onderstaande paragraaf worden de resultaten besproken van het inkomensniveau van de websitebezoeker en of er daarbij sprake is van een ‘digital divide’. De analyses betreffende inkomen en opleiding zijn eenzijdig getoetst. Een behoorlijk deel van de respondenten heeft een hoger inkomen (M=5.25) dan het bruto modaal jaarinkomen van €30.000 (Centraal Planbureau (CPB), 2007). Het jaarinkomen van de websitebezoekers, inclusief bezoekers die de site bezoeken in de rol van professional (n=809), is significant hoger dan het landelijke bruto modaal jaarinkomen, t(16.85)= p < .01. Deze resultaten lijken erop te wijzen dat een grote groep van de websitegebruikers tot een bevoorrechte subgroep van de bevolking hoort. Binnen
de
totale
groep
van
websitegebruikers
kunnen
subgroepen
onderscheiden worden op basis van de huishoudensamenstelling. In tabel 1 worden de inkomensverdelingen weergegeven. De verdelingen in de eerste kolom (% in steekproef) hebben betrekking op samenwonende/gehuwde paren met kinderen onder de 18 jaar. De tweede kolom (% in populatie) is de verdeling van het brutojaarinkomen voor
25 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
dezelfde subgroep volgens de gegevens van het CBS (2007a). Uit de cijfers blijkt dat de de laagste inkomenscategorieën in lichte mate zijn oververtegenwoordigd in de steekproef. De meeste bezoekers hebben een inkomen tussen de € 30.000 en 40.000. Verder
valt
op
dat
de
hogere
inkomens
in
de
steekproef
sterk
zijn
ondervertegenwoordigd wanneer ze worden vergeleken met de verdeling in de Nederlandse populatie. Ondanks dat het aantal samenwonende/gehuwde paren in inkomensniveaus voor de steekproef en populatie beide toenemen naarmate de inkomens hoger worden, wijkt de inkomensverdeling van de steekproef significant af van de populatie, X²= 84.28, p < .01.
Tabel 1: Verdeling inkomensniveau paren met kinderen (n= 667) vergeleken met de populatie. Inkomensniveau (€)
% in steekproef
% in populatie*
Tot 10.000
1.5
1.3
10.000 tot 20.000
3.8
2.3
20.000 tot 30.000
9.8
6.3
30.000 tot 40.000
17.5
9.8
40.000 tot 50.000
16.9
14.9
50.000 of meer
50.5
65.4
* Gebaseerd op cijfers van het CBS (2007a).
Het eenoudergezin (n=77) is de tweede subgroep. Het gemiddelde inkomen van deze gezinnen verschilt niet van het gemiddelde landelijk bruto jaarinkomen (€27.800) van dezelfde groep,
t(2.10)=
n.s., p > .05 (CBS, 2007a). Maar de gebruikers die
behoren tot eenoudergezinnen (M= 3.03) hebben duidelijk minder te besteden dan gebruikers die deel uitmaken van de categorie samenwonende/gehuwde paren met kinderen (M= 5.54). Bezoekers van deze laatste categorie verdienen ruim 1,5 keer zoveel dan eenoudergezinnen. Bovenstaande analyses hebben betrekking op het totale databestand. Wanneer we een ANOVA uitvoeren om te controleren of er verschillen zijn tussen de websites wat betreft inkomen, blijkt dat de bezoekers van de drie websites significant van elkaar verschillen, F(9,88)= p < .01. De websitebezoeker van Ouders Online verdient gemiddeld het meest (M= 5.40, SD= 1.94) tegenover J/M (M= 4.91, SD= 2.07) en ODJZ
26 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
(M= 4.34, SD= 1.90). De gemiddelde Ouders Online bezoeker verdient jaarlijks dus tussen de €40.000 en 50.000 en de bezoekers van de andere sites gemiddeld iets minder.
4.4. Opleiding In deze paragraaf wordt getoetst of er verschillen zijn tussen de verdeling in opleidingsniveaus van websitebezoekers en de verdeling in opleidingsniveaus in de populatie. Met dit resultaat kunnen uitspraken gedaan worden of er wat betreft opleiding sprake is van een ‘digital divide’. In tabel 2 is te zien dat de verdeling van middelbaar- en hoogopgeleiden in de steekproef significant afwijkt van de verdeling in de Nederlandse populatie, X²= 253.59, p < .01. De hoogopgeleiden onder de websitebezoekers zijn in de meerderheid (63,7%) vergeleken met de Nederlandse populatie waar 39,4% tot de hoogopgeleiden hoort.
Tabel 2: Verdeling opleidingsniveau websitebzoekers (n= 991)vergeleken met de populatie. Opleidingsniveau
% in steekproef
% in populatie
Middelbaar
36,3
60,6*
Hoog
63,7
39,4*
* Gebaseerd op cijfers van het CBS (2007b).
Met behulp van de Chi-kwadraat toets is bekeken of er verschillen zijn in opleidingsniveau tussen de websites. De bezoekers van de drie websites verschillen significant van elkaar in opleidingsniveau, X²= 8.69, p < .01. Het percentage hoog opgeleide bezoekers is significant hoger onder de bezoekers van Ouders Online dan het aandeel hoogopgeleide bezoekers van ODJZ en J/M, X²= 8.51, p < .01 (zie tabel 3). De ‘gemiddelde’ Ouders Online bezoeker is dus hoger opgeleid dan de doorsnee bezoeker van ODJZ of J/M.
27 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Tabel 3: Percentage respondenten naar opleidingsniveau voor de verschillende websites. Opleidingsniveaus Websites
Laag/middelbaar
Hoog
Ouders Online
34,8
65,2
Opvoedendoejezo
47,3
52,7
J/M
44,4
55,6
4.5. Religie
In onderstaande paragraaf wordt gekeken of religie een rol speelt in de levens van websitebezoekers en of er hierbij verschillen zijn tussen J/M (n= 125) en ODJZ (n= 90). Ruim de helft (55,6%) van de bezoekers noemt zichzelf niet gelovig (zie figuur 1). De groep respondenten (n= 215) die zichzelf wel rekent tot een kerk of godsdienst is bij J/M (40,0%) en ODJZ (43,3%) bijna even groot. Als er gekeken wordt naar deze groep gelovigen blijkt er wel een verschil te bestaan tussen de twee websites wat betreft de kerk/godsdienst waar het merendeel zichzelf toe rekent. De grootste groep gelovigen bij ODJZ is Rooms-Katholiek (16,7%), terwijl bij J/M het merendeel van de gelovigen bij de Protestantse kerken (Samen-op-weg kerken) (16%) hoort.
28 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Kerk of godsdienst Anders Ik reken mezelf niet tot kerk of godsdienst Rooms-katholieke kerk Samen-op-wegkerken (protestantse kerken) Overig
7.0% 8.56% 14.4%
14.4%
55.64%
Figuur 1: Aandeel websitebezoekers naar kerk/godsdienst (N= 215)
4.5.1 Beleving religie bij gelovigen (J/M n= 39 en ODJZ n= 32) De beleving van religie is gemeten aan de hand van drie activiteiten. Bidden is één van die activiteiten en dat wordt door de meeste gelovige bezoekers gedaan; resp. 81.3% voor ODJZ en 76.9% voor J/M. Het kijken dan wel luisteren naar religieuze programma’s doen bezoekers van beide sites minder vaak (56.3% voor ODJZ; 56.4% voor J/M). Bezoekers van J/M en ODJZ verschillen in de bezoekfrequentie van religieuze vieringen. Het aantal J/M bezoekers dat namelijk een religieuze viering bezoekt (82.1%) ligt wel hoger dan bij ODJZ (65.6%), maar de bezoekers van ODJZ die naar een religieuze viering gaan doen dit iets regelmatiger dan J/M bezoekers. Eén op de vijf (21.9%) ODJZ bezoekers gaat namelijk ongeveer één keer per week naar een religieuze viering tegenover 17.9% bij J/M.
29 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
4.6. Achtergrondkenmerken van de bezoeker
In deze paragraaf worden de achtergrondkenmerken van de bezoeker en eventuele verschillen tussen de bezoekers van de drie sites toegelicht, zodat hiermee een antwoord wordt verkregen op de onderzoeksvraag: ‘Welke achtergrondkenmerken hebben ouders die het internet gebruiken als vorm van opvoedingsondersteuning?’ (zie tabel 4). Het aantal keer dat de respondent een bezoek brengt aan een opvoedsite lijkt af te hangen van het type site. 44.6% van de Ouders Online bezoekers komt wekelijks online, terwijl bij ODJZ slechts 9.9% dit doet en bij J/M 16.7% wekelijks de site bezoekt. De meeste J/M bezoekers (50.8%) komen maandelijks op de site tegenover Ouders Online (15.0%) en ODJZ (17.6%) waar minder mensen de site maandelijks bezoeken. Bij ODJZ valt op dat maar liefst 37.4% voor het eerst de site bezoekt, tegenover Ouders Online (2.8%) en J/M (10.3%). Hieraan is te zien dat ODJZ nog een relatief nieuwe site is waar nog veel mensen voor het eerst een kijkje komen nemen.
30 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Tabel 4: Achtergrondkenmerken van de websitebezoekers. Achtergrondkenmerk
Alle websites (N=1004)
Ouders Online N=787)
Ouders Online
ODJZ (N=91)
ODJZ
J/M (N=126)
J/M
Bezoeker Partner Bezoeker Partner Bezoeker Partner Bezoeker Partner Bezoek website Ik ben hier voor het eerst Ik bezoek de website dagelijks Ik bezoek de website wekelijks Ik bezoek de website maandelijks Ik bezoek de website heel af en toe Type bezoeker (N=1078) Ouder/verzorger Professional Ouder/verzorger en professional Anders Leeftijd < 31 jaar 31- 40 jaar 41- 50 jaar 51- 60 jaar 61 jaar en ouder Hoogst afgeronde opleiding Laagopgeleid Middelbaaropgeleid Hoogopgeleid Werkstatus Fulltime dienstverband Parttime dienstverband Fulltime vader/moeder Overig Burgerlijke staat Allleenstaand Gehuwd Samenwonend Gescheiden Weduwe/weduwnaar Anders
6.9 24.3 37.9 19.7 11.2
2.8 30.7 44.6 15.0 6.9
37.4 1.1 9.9 17.6 34.1
10.3 0.8 16.7 50.8 21.4
79.8 3.1 14.6 2.6
83.4 1.8 14.0 0.7
55.3 12.1 16.7 15.9
81.7 1.5 16.0 0.8
8.2 54.9 32.8 3.8 0.4
3.1 41.3 38.9 6.4 10.3
8.3 57.3 31.0 3.3 0.1
3.0 42.9 39.4 5.8 8.8
15.4 36.3 36.3 8.8 3.3
6.6 38.5 22.0 9.9 23.1
2.4 53.2 41.3 3.2
0.8 33.3 48.4 7.1 10.3
1.3 35.9 62.8
3.6 36.5 59.9
0.6 34.2 68.2
2.9 34.8 62.3
4.4 42.9 52.7
6.7 46.7 46.7
3.2 41.3 55.6
6.2 40.7 53.1
10.6 58.8 16.7 13.9
68.6 17.6 1.1 12.7
10.5 60.1 15.9 13.5
67.3 18.7 1.1 12.9
17.6 49.5 15.4 17.5
74.7 13.3 1.3 10.7
5.6 57.1 23.0 14.3
72.6 13.3 0.9 13.2
3.6 72.4 17.1 5.1 0.6 1.2
3.2 73.1 17.4 4.8 0.3 1.3
4.4 68.1 15.4 7.7 4.4
5.6 71.4 16.7 4.8 1.6
Bruto jaarinkomen Tot 10.000 euro 10.000 tot 20.000 euro 20.000 tot 30.000 euro 30.000 tot 40.000 euro 40.000 tot 50.000 euro 50.000 tot 60.000 euro 60.000 tot 70.000 euro 70.000 euro of meer Weet niet / wil niet zeggen Leeftijd kinderen waarvoor wordt bezocht 0 t/m 3 jaar 4 t/m 8 jaar 9 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar 19 jaar en ouder
1.2 5.6 9.0 14.0 11.7 10.5 8.3 15.1 24.7
0.9 5.1 8.5 12.7 12.7 11.7 8.9 16.5 23.0
1.1 13.1 8.8 20.9 8.8 5.5 5.5 6.6 29.7
3.2 3.2 11.9 17.5 7.1 6.3 6.3 12.7 31.7
22.1 39.6 24.3 11.8 2.2
23.6 39.7 24.2 10.8 1.7
13.9 45.2 26.4 12.5 1.9
19.5 30.0 21.1 21.1 8.3
site
32 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
De in Nederland woonachtige respondenten (n= 955) hebben de eerste drie cijfers van hun postcode ingevuld en zijn op basis hiervan ingedeeld in regio’s. Hieruit blijkt dat 40.2% afkomstig is uit de Randstad. Dit sluit aan met het gegeven dat de meeste websitebezoekers in één van de vier grote steden wonen die in de Randstad liggen (Amsterdam 16.1%; Den Haag 15.2%, Utrecht 13.9% en Rotterdam 6.5%). Inwoners van Rotterdam lijken ondervertegenwoordigd onder de websitebezoekers terwijl het wel de op een na grootste stad is van Nederland. Werkstatus Het merendeel van de websitebezoekers werkt parttime (58.8%), een kleiner percentage zorgt fulltime voor het gezin (16.7%). Van de respondenten die zich niet konden plaatsen in een antwoordcategorie (13.9%) blijkt 52.6% zelfstandig ondernemer te zijn, fulltime dan wel parttime. Van de werkende ouders brengt iets meer dan één op de vier ouders hun kind(eren) naar een kinder- of gastouderopvang (zie figuur 2). Dit komt overeen met landelijke cijfers waaruit blijkt dat één op de vier kinderen onder de dertien jaar gebruik van maakt van formele kinderopvang (Huijnen & Meuwissen, 2008).
Opvangcategorie Geen opvang Kinderopvang Gastoudervang Opvang door familie, vrienden enz. Overig
4.3%
17.0% 37.9%
15.9%
24.9%
Figuur 2: Aandeel kinderen van 0 t/m 12 jaar in opvang.
Burgerlijke staat De meeste respondenten zijn getrouwd of hebben een partner, terwijl maar 9.1% een alleenstaande ouder is (8.9% voor moeders in de steekproef). Dit percentage (9.1%) is lager dan dat je zou verwachten op basis van de CBS gegevens waaruit blijkt dat bijna 14% alleen kinderen opvoedt (Jong, 2003).
Kinderen De grootste groep ouders heeft kinderen in de leeftijdscategorie 4 t/m 8 jaar en zoekt daar ook informatie voor; resp. 41,6% en 39,6% (zie figuur 3).
Leeftijdscategorie
11.2%
0 t/m 3 jaar 0 t/m 8 jaar 4 t/m 8 jaar 4 t/m 12 jaar 9 t/m 12 jaar Overig
11.9%
14.3%
16.2%
20.2% 26.3%
Figuur 3: Gemiddelde leeftijdscategorie van kind waarvoor ouders de website bezoeken
De drie websites zijn naast elkaar gelegd om erachter te komen of er tussen de bezoekers van de sites verschillen bestaan in de leeftijdscategorieën waarvoor ze de website bezoeken (zie tabel 4). Als eerste blijken er significant meer bezoekers bij Ouders Online (23.6%) dan bij J/M (13.9%) te zijn die informatie zoeken voor kinderen in de leeftijd van 0 t/m 3 jaar, z= 3.12, p < .01. Ten tweede zijn er significant meer bezoekers bij Ouders Online (39.7%) en J/M (45.2%) dan bij ODJZ (30.0%) die op zoek zijn naar ondersteuning in de leeftijdscategorie 4 t/m 8 jaar, z= 2.17, p < .05 en z= 2.79, p < .01. Een derde verschil is dat voor kinderen in de leeftijdscategorie 13-18 jaar en 19 jaar en ouder significant meer ouders naar ODJZ (21.1%; 8.3%) gaan dan naar Ouders Online (10.8%; 1.7%) of J/M (12.5%; 1.9%), z= 3.50, p < .01 en z= 4.92, p < .01; z= 2.11, p < .01 en z= 2.79, p < .01. Slechts één op de tien ouders bij J/M zegt op zoek te zijn naar informatie in de categorie 13 t/m 18 jaar. Dit is niet veel, terwijl J/M zich daar wel heel specifiek op richt met haar blad voor Pubers en de website die daar ook gerichte informatie overgeeft.
34 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Uit bovenstaande analyses blijkt dat de bezoekers van ODJZ het meest verschillen met de andere twee websites wat betreft de leeftijdscategorieën waarvoor zij de website bezoeken.
4.7.
Beoordeling
De respondenten (N=962) hebben op een vijfpuntsschaal de site beoordeeld op drie concepten. In tabel 5 is te zien dat respondenten de site positief beoordelen, maar het meest te spreken zijn over de leesbaarheid van de site, alleen J/M bezoekers zijn nog positiever over de ‘inhoud’ (M=4.46). Binnen het concept ‘gebruiksvriendelijkheid’ is de gemiddelde websitebezoeker het minst te spreken over de stelling ‘ik vind dat ik binnen de website makkelijk naar andere pagina’s kan surfen’ (M=3.98). Dit is ook terug te zien in de open vragen waar respondenten is gevraagd naar tips voor de gebruiksvriendelijkheid. Op alle drie de sites hebben respondenten aangegeven dat de zoekmachine, algemeen of in het forum (Ouders Online) verbeterd kan worden. Daarbij werd onder andere de tip gegeven om te kunnen zoeken op ‘meerdere trefwoorden’. Bij ODJZ valt op dat de filmpjes, waarmee zij zich proberen te onderscheiden van andere opvoedsites, niet een duidelijke positieve of negatieve beoordeling krijgt. De gemiddelde bezoeker heeft hier geen mening over (M= 3.34).
35 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Tabel 5: Gemiddelde scores van drie websites op drie schalen ‘beoordeling’. Websites Ouders Online (n=765)
Opvoedendoejezo (n=80)
J/M (n=117)
M
SD
Leesbaarheid
4.55
.53
Gebruiksvriendelijkheid
4.22
.50
Inhoud
3.83
.50
Leesbaarheid
3.90
.83
Gebruiksvriendelijkheid
3.70
.92
Inhoud
3.57
.79
Leesbaarheid
4.06
.78
Gebruiksvriendelijkheid
3.99
.78
Inhoud
4.46
.65
M= Mean (gemiddelde) SD= Standard Deviation (standaardafwijking)
Bij het vergelijken van de beoordelingen tussen de drie websites, blijkt dat deze onderling significant van elkaar verschillen, F=27.43, p < .01. Bezoekers van ODJZ zijn het minst positief (M= 3.73) ten opzichte van de bezoekers van J/M (M= 4.16) en Ouders Online (M= 4.19). De beoordelingen voor de drie concepten komen overeen met de rapportcijfers die respondenten hiervoor hebben gegeven. De website als geheel wordt bij Ouders Online gewaardeerd met een 8.0, bij J/M met een 7.6 en bij ODJZ met een 7.3.
4.7.1. Relatie opleiding en beoordeling In deze laatste paragraaf wordt gekeken of hoog- en middelbaar/laagopgeleiden verschillen in het beoordelen van opvoedsites en waar die verschillen in zitten. Voor alle drie de beoordelingsconcepten geldt dat de gemiddelden zowel per website als per opleidingsniveau significant van elkaar verschillen. Hoogopgeleiden (M= 4.11) gaven een lagere beoordeling voor opvoedsites dan lageropgeleiden (M= 4.24). Bij geen van de drie beoordelingsconcepten kunnen de verschillen tussen de groepen verklaard worden door een interactie-effect tussen het type website en het opleidingsniveau (zie tabel 6). De effectgrootte laat zien dat wat betreft het type website deze het grootst is bij de inhoudsbeoordeling en het kleinst bij gebruiksvriendelijkheid.
36 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Dit betekent dat de beoordeling tussen de drie verschillende websites het meest uiteenloopt wat betreft het inhoudsconcept.
Tabel 6: Hoofd en interactie-effecten voor de drie beoordelingsconcepten. Beoordeling
Effect
F (2,1)
P
Effectgrootte
Leesbaarheid
Type website
65.49
< .01
.12
Opleidingsniveau
7.39
< .01
.00
Type website *
1.89
> .05
.00
Type website
21.23
< .01
.04
Opleidingsniveau
9.14
< .01
.00
Type website *
.23
> .05
.00
Type website
78.77
< .01
.14
Opleidingsniveau
9.18
< .01
.01
Type website *
.19
> .05
.00
Opleidingsniveau Gebruiksvriendelijkheid
Opleidingsniveau Inhoud
Opleidingsniveau F= degrees of freedom (vrijheidsgraden)
H 5 Discussie en conclusie Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de gebruiker van opvoedsites: wie is het en hoe beoordeelt deze gebruiker de sites die er op dit gebied bestaan? De resultaten geven ons een niet eerder verkregen beeld van de specifieke groep die gebruik maakt van dit medium.
5.1. Bevoorrechte gebruikers Vanwege het hoge aantal internetgebruikers (83%) in ons land, zou verwacht kunnen worden dat er een diversiteit is te zien in opleiding- en inkomensniveaus onder de
37 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
websitebezoekers (CBS, 2008). Dit is echter niet het geval; slechts een beperkte groep zoekt toegang tot opvoedsites. Er blijkt namelijk sprake te zijn van een ‘digital divide’ op basis van de opleidingsniveaus, want de verdeling van opleidingsklassen bij de websitebezoekers komt niet overeen met de Nederlandse populatie. Dit is tegen de verwachtingen in. Opvoedsites blijken vooral door hoogopgeleiden (63.7%) te worden bezocht. Waarom bestaat er nu toch een ‘digital divide’ op basis van opleidingsniveau ondanks dat zoveel mensen in Nederland toegang hebben tot het internet? Bij een grote Zweedse opvoedsite bleek er geen sprake te zijn van een ‘digital divide’, maar in tegenstelling tot het huidige onderzoek werd daar slechts één opvoedsite onderzocht (Sarkadi & Bremberg, 2005). Het huidige onderzoek levert daardoor een representatiever beeld op van de gemiddelde bezoeker van opvoedsites. Een andere verklaring voor het feit dat er bij Nederlandse opvoedsites wel sprake is van een ‘digital divide’ en bij de Zweedse opvoedsites de opleidingsniveaus van de bezoekers een afspiegeling vormen van de desbetreffende populatie, heeft wellicht te maken met de bekendheid. Wellicht verschilt de bekendheid van het aanbod in Nederlandse opvoedsites met die van de Zweedse opvoedsite. Daarnaast is het mogelijk dat deze relatief nieuwe vorm van opvoedingsondersteuning nog niet in die mate is ingeburgerd als de lokale ondersteuningsfaciliteiten die er voor ouders bestaan. Hierdoor zouden op dit moment nog niet alle opleidingsniveaus gelijkmatig vertegenwoordigd kunnen zijn onder de websitebezoekers. Volgens een behoefteonderzoek van E-Quality (2008) geven ouders de voorkeur aan informatiewebsites en online fora, oftewel laagdrempelige informatiepunten. Maar de resultaten van het huidige onderzoek suggereren dat de voorkeur
voor
de
sociaaleconomische
vorm status.
opvoedvragen/twijfels
van Waar
opvoedingsondersteuning hoogopgeleiden
beantwoord/bevestigd
te
het
krijgen
samenhangt
prettig op
het
vinden
met om
internet,
de hun
geven
laagopgeleiden misschien eerder de voorkeur om hun opvoedsituatie persoonlijk met een deskundige te bespreken. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of die voorkeur voor informatiewebsites en online fora afhankelijk is van de sociaaleconomische status van een ouder.
38 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Maar deze betrouwbare uitspraken over het bestaan van een ‘digital divide’ onder opleidingsniveaus, kunnen niet worden gedaan over de inkomensniveaus. Vanwege het grote percentage websitebezoekers (25.8%) dat het inkomen niet kenbaar wilde maken, is het moeilijk om een betrouwbare uitspraak te doen over het bestaan van een ‘digital divide’ op basis van het inkomensniveau. Binnen de groep die het inkomen heeft aangegeven is er wel een trend zichtbaar, waarbij de hogere inkomens zijn ondervertegenwoordigt bij het vergelijken van de inkomensverdeling
met
de
Nederlandse
populatie.
Vanwege
het
grote
aantal
respondenten (25.8%) dat zijn/haar inkomen niet heeft gegeven kunnen er alleen speculaties worden gedaan over de afwezigheid van de hoge inkomens. Een mogelijke verklaring voor deze ondervertegenwoordiging is dat opvoedsites wel degelijk worden bezocht door mensen met hoge inkomens, maar dat zij behoren tot de groep die het inkomen niet kenbaar wilde maken (25.8%). Of misschien komt het doordat veel bezoekers, vooral vrouwen, parttime werken en wellicht een functie hebben onder hun opleidingsniveau waardoor er minder inkomsten zijn in het huishouden. Daarnaast is het denkbaar dat de respondenten een inschattingsfout hebben gemaakt bij het geven van het jaarinkomen van hun huishouden of dat zij alleen hun individuele jaarinkomen hebben aangegeven. Op grond van bovenstaande speculaties dient enerzijds uitgebreider onderzoek verricht te worden naar de inkomens van websitebezoekers om hiermee betrouwbare uitspraken te kunnen doen over het bestaan van een ‘digital divide’ op basis van het inkomensniveau. Anderzijds blijken mensen, ondanks de anonimiteit van een onderzoek, niet graag hun inkomen te vertellen en zal dit probleem moeilijk opgelost kunnen worden.
5.2. Jonge basisschoolkinderen De resultaten tonen aan dat een grote groep ouders (39.6%) kinderen heeft in de jongere basisschoolleeftijd (4 t/m 8 jaar) en ook voor deze leeftijdscategorie een
39 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
opvoedsite bezoekt. Dit wekt de suggestie dat ouders met kinderen in de laagste groepen van de basisschool tegen problemen aanlopen, behoefte hebben aan steun of in ieder geval meer dan ouders met kinderen in de andere leeftijdscategorieën op zoek zijn naar informatie. Dit gegeven, dat betrekking heeft op de behoefte die ouders hebben op het gebied van opvoedingsondersteuning, is in strijd met eerdere nationale studies. Zo deed Bot et al. (2008) onderzoek naar de gezondheid van jeugdigen (0 tot 12 jaar) in de regio West-Friesland en concludeerde dat vooral ouders met oudere kinderen (8 t/m 12 jaar) gesteund willen worden in de opvoeding. Ook bleek uit een grootschalig onderzoek van Zeijl et al. (2005) naar kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar dat het vooral ouders van jonge kinderen zijn die zich zorgen maken dan ouders van oudere kinderen. Het verschil tussen de huidige onderzoeksresultaten en resultaten uit de literatuur kan wellicht verklaard worden door de ondersteuningsvorm waar ouders behoefte aan hebben. Deze vorm zou samen kunnen hangen met hun opvoedvraag, waardoor ouders met jonge basisschoolkinderen nu vooral zijn te vinden op opvoedsites. Deze leeftijdsgroep waarvoor informatie wordt gezocht, verklaart ook de relatief hoge gemiddelde leeftijd van de bezoeker. Dit was te verwachten, aangezien Nederlandse vrouwen vergeleken met andere landen relatief laat kinderen krijgen (Bongers, Beets, Luijben, 2007). Echter, de gegevens, om het hoeveelste kind het ging waarvoor de ouder de website bezocht, ontbreken.
5.3. Opvoeden is een taak van de vrouw Het ontbreken van mannen in de steekproef wekt de suggestie dat de zorg voor kinderen toch hoofdzakelijk op de schouders van de vrouw rust. Echter, mannen blijken wel bereikt te kunnen worden; juist door het internet. Zo kregen mannen in Australië via de e-mail of op een website diverse opvoedinformatie waarbij 78% aangaf dat het de aanpak in ‘vaderen’ had veranderd (Fletcher, Vimpani, Russell & Keatinge, 2008). Ook in deze steekproef was het merendeel hoogopgeleid. In tegenstelling tot
40 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
andere ondersteuningsvormen is internet wellicht de meest geschikte vorm om vaders toegang te geven tot kennis en ondersteuning in de opvoeding. Een opvoedsite of e-mail met opvoedonderwerpen kan
op een snelle en toegankelijke manier
worden
geraadpleegd. Het zou daarom een gemiste kans zijn indien opvoedsites dit niet weten realiseren.
5.4. Gelovigen online op opvoedsites Het feit dat ruim 40% van de bezoekers bij zowel J/M als ODJZ zich rekent tot een godsdienst en dit overeenkomt met de landelijke resultaten van Kregting en Sanders (2003) naar religieuze attituden van jongvolwassenen, wijst op het gebruik van opvoedsites door deze groep. Ondanks dat deze bezoekers de mogelijkheid hebben om ondersteuning te krijgen binnen hun hechte gemeenschap (Abbott, Berry & Meredith, 1990), bezoeken zij toch ook opvoedsites. Het zou goed kunnen dat dit als aanvulling dient op de sociale ondersteuning die zij van hun gemeenschap ontvangen of dat zij zichzelf wel als ‘gelovig’ beschouwen, maar zich verder meer thuis voelen op een opvoedsite dan dat zij bijvoorbeeld aan een pastor advies vragen over hun opvoedsituatie.
5.5. Beoordeling website afhankelijk van opleiding bezoeker Uit eerdere resultaten bleek al dat er een ‘digital divide’ bestaat in opleiding onder de bezoekers, maar dit geldt tevens voor de beoordeling. Het onderzoek laat namelijk belangrijke verschillen zien in de manier waarop hoog- en lageropgeleiden bezoekers een opvoedsite beoordelen. Het onderzoek van Rothbaum et al. (2008) ondersteunt deze bevinding en geeft als verklaring dat de verschillen in beoordeling voortkomen uit de verschillende criteria die door beide groepen worden gehanteerd. Zij suggereren dat ouders met een hoge sociaaleconomische status (SES) meer letten op de relevantie en
41 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
betrouwbaarheid van sites tegenover lage SES ouders die meer aandacht hebben voor de leesbaarheid. Het huidige onderzoek toont aan dat vooral wat betreft het beoordelingsconcept ‘inhoud’ de hoger- en lageropgeleiden significant grote verschillen laten zien. Het is belangrijk om deze beoordelingsresultaten serieus te nemen, aangezien de bezoekers regelmatig een opvoedsite bezoeken en de kwaliteit van deze opvoedingsondersteuningvorm hiermee kan worden verhoogd.
5.6. Beperkingen Er zijn een aantal beperkingen aan dit onderzoek. Zoals al eerder kort is toegelicht in §3.2 is de kans aanwezig dat er in de resultaten sprake is van een zekere bias omdat de redactie van Ouders Online het onderzoek op hun site heeft aangekondigd met daarbij, als promotie van de deelname, de kans op het winnen van een cadeau. De wens van Ouders Online om het onderzoek op deze manier te presenteren is mogelijk van invloed op de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Een andere beperking is dat de indeling in opleidingniveaus van de steekproef niet volledig overeenkwam met de indeling in opleidingsniveaus zoals het CBS die hanteert. In vervolgonderzoek zou de verdeling in opleidingsniveaus van het CBS als uitgangspunt moeten dienen bij het formuleren van antwoordcategorieën bij een vraag naar opleiding. Op die manier kan een betrouwbaardere vergelijking gemaakt worden tussen het opleidingsniveau van de steekproef en de Nederlandse populatie.
5.7. Conclusie Opvoedingsondersteuning verlenen door middel van opvoedsites is een toegankelijk medium voor alle ouders. Bijna alle huishoudens in Nederland hebben namelijk toegang tot internet. Maar toch blijkt slechts een beperkte doelgroep het internet op te gaan voor het bezoeken van een opvoedsite. Er blijkt namelijk sprake te zijn van een
42 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
‘digital divide’ wat betreft opleiding, waarbij vooral de hoogopgeleiden gebruik maken van dit medium. Hierdoor profiteren op dit moment nog niet alle ouders van het aanbod en de diversiteit die op het internet is te vinden over opvoeden. Dit onderzoek waarbij verschillende achtergrondkenmerken van websitebezoekers zijn onderzocht, heeft aangetoond dat het vooral hoogopgeleide, parttime werkende moeders zijn die een opvoedsite bezoeken voor hun kind(eren). De bezoekers zijn gemiddeld 39 jaar oud en bezoeken de website voor hun kind dat zich in de jongere basisschoolleeftijd bevindt. Dit suggereert dat deze leeftijdsgroep voor meer opvoedproblemen zorgt dan andere leeftijdscategorieën of dat het internet vooral een geschikte ondersteuningsvorm is voor de twijfels en problemen waar ouders met deze kinderen tegenaan lopen. De beoordelingsscores van lageropgeleiden zijn hoger dan van hoogopgeleiden. Dit duidt erop dat de beoordeling van opvoedsites afhankelijk is van de sociaaleconomische status. Door dit onderzoek beschikken we nu over de achtergrondkenmerken van de gemiddelde
bezoeker
van
opvoedsites.
Als
deze
nieuwe
vorm
van
opvoedingsondersteuning een plaats zal krijgen in het hulpverleningsaanbod, zal er goed moeten worden nagedacht over hoe men de lageropgeleiden naar opvoedsites krijgt.
5.8. Aanbevelingen Het gebrek aan financiële middelen dat vaak als reden wordt gegeven voor het ontbreken van laagopgeleiden op het internet, geldt nu niet als argument aangezien Nederland een hoog percentage huishoudens kent dat toegang heeft tot het internet (Frissen, 2000; CBS, 2008). Laagopgeleiden zijn wel online, maar niet op opvoedsites. Het zou verrassende inzichten kunnen opleveren indien er bekeken wordt wat de reden is dat laagopgeleiden opvoedsites minder bezoeken dan hoogopgeleiden en hoe deze eerste groep wel bereikt kan worden, ondanks dat zij namelijk wel toegang hebben tot
43 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
het internet. Kunnen laagopgeleiden deze sites niet vinden of heeft wellicht een andere ondersteuningsvorm hun voorkeur? In de resultaten van het huidige onderzoek lag de focus op de ouder, maar het is bekend dat ook professionals opvoedsites bezoeken. Nader onderzoek naar deze doelgroep is interessant om te achterhalen met welk doel zij deze site bezoeken, wat zij met de informatie doen en hoe zij de bestaande opvoedsites beoordelen. Verder is uitgebreider onderzoek nodig naar bezoekers die zichzelf gelovig noemen om daarmee te achterhalen of zij gezien hun achtergrond op zoek zijn naar specifieke ondersteuning of dat zij daarin niet verschillen van niet-gelovige ouders. Tenslotte ben ik van mening dat opvoedsites veel potentie hebben om opgenomen te worden binnen het hulpverleningsaanbod van opvoedingsondersteuning. Ouders Online is hierbij een goed voorbeeld. Zij werken al samen met professionals uit verschillende disciplines op het gebied van gezondheid en opvoeding van kinderen. Ouders hebben de mogelijkheid om deze deskundigen vragen te stellen. Aansluitend hierop zou het goed zijn wanneer een professional inzicht heeft in het Elektronisch Kinddossier van het kind waarover een vraag wordt gesteld (EKD, 2008). De professional kan met het advies namelijk aansluiten bij de gezinssituatie waar hij/zij met behulp van het dossier inzicht in heeft en er is de mogelijkheid om gegevens uit te wisselen met diverse instanties, waar een opvoedsite onderdeel van kan zijn. Om dit met succes uit te voeren dient onderzoek gedaan te worden naar de realiseerbaarheid van dit plan. Daarbij moeten de mogelijkheden van opvoedsites onderzocht worden om samen te werken met hulpverleningsinstanties, zodat een opvoedsite als preventieve interventie ingezet kan worden.
44 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Samenvatting
Het internet bevat heel veel informatie. Tegenwoordig zijn er steeds meer websites die informatie geven over het opvoeden en opgroeien van kinderen. Deze sites zijn een relatief nieuwe vorm van opvoedingsondersteuning waar nog nauwelijks onderzoek naar is gedaan. Maar wie gaat het internet op om informatie te zoeken over de aanpak van bedplassen of lastige pubers? In dit onderzoek is gekeken naar wie er gebruik maakt van deze vorm van ondersteuning. Welke achtergrondkenmerken hebben de bezoekers, hoe beoordelen zij opvoedsites en klopt het dat het gebruik van opvoedsites groter is in de meer welgestelde gezinnen, ook wel ‘digital divide’ genoemd? In totaal hebben 1107 gebruikers van Opvoedendoejezo, Ouders Online en J/M de anonieme web based vragenlijst (gedeeltelijk) ingevuld. Hieruit blijkt dat bijna alle bezoekers vrouwen (97.4%) zijn met een gemiddelde leeftijd van 39 jaar. Zij zijn voor een groot deel hoogopgeleid, waardoor de verdeling in opleidingsniveaus niet overeenkomt met de Nederlandse populatie. Op basis hiervan is er sprake van een ‘digital divide’. Bezoekers van Ouders Online zijn significant hoger opgeleid dan de bezoekers van J/M en Opvoedendoejezo. De grootste groep ouders bezoekt de website voor informatie in de leeftijdscategorie 4 t/m 8 jaar. Er zijn significante verschillen te zien in de beoordelingen tussen de drie websites. De beoordeling van de website blijkt afhankelijk te zijn van het opleidingsniveau van de bezoeker. Hoogopgeleiden zijn minder positief in de beoordeling dan de lageropgeleide bezoekers. Aangezien de resultaten laten zien dat bijna alle bezoekers uit vrouwen bestaan en er sprake is van een ‘digital divide’ vanwege de ongelijke verdeling in opleidingsniveaus kan er geconcludeerd worden dat op dit moment niet alle ouders gebruik maken van de diversiteit aan informatie die op het internet wordt geboden. Hier ligt een taak voor opvoedsites om ervoor te zorgen dat álle ouders betrouwbare en relevante opvoedinformatie kunnen vinden.
45 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Literatuur
Abbott, D.A., Berry, M., & Meredith, W.H. (1990). Religious Belief and Practice: A Potential Asset in Helping Families. Family relations, 39, 443-448. Bakker, I. & Blokland, G. (1997). Opvoedingsvoorlichting in Nederland: ouders als kritische consumenten. In T. Engelen-Snaterse & R. Kohnstamm (Eds.), Kinderen jeugdpsychologie, trends (107-111). Lisse: Swets & Zeitlinger. Bongers, S.W. (RIVM), Beets, G.C.N. (NIDI), Luijben, A.H.P. RIVM. Zijn er internationale verschillen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Bot, M., Adriaensens, L., Boom, C.L.A.J., Breebaart, G. (2008). Rapport Jeugdenquête 0-12 jaar West-Friesland 2007. Schagen: GGD Hollands Noorden. Brody, G.H., Stoneman, Z., Flor, D., & McCrary, C. (1994). Religion’s role in organizing family relationships: Family process in rural, two-parent, AfricanAmerican families. Journal of Marriage and the Family, 56, 878-888. Brons, L. L. (2006). Indirect measure of regional culture in the Netherlands. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 97(5), 547-566. CBS (2008). Gevonden op 16 februari 2008 op http://statline.cbs.nl/StatWeb/table.asp?STB=G1,G2&LA=nl&DM=SLNL&PA=7 1102ned&D1=3-17&D2=0-10&D3=a&HDR=T CBS (2007a). Gemiddeld inkomen; particuliere huishoudens naar diverse kenmerken. Voorburg/Heerlen: CBS. CBS (2007b). Gevonden op 7 mei 2008 op http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archie f/2008/2008-2436-wm.htm CBS (2006). Gevonden op 21 december 2007 op
46 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
http://www.cbs.nl/nr/exeres/5D629109-4E7F-48E1-A2A5CD3CD88EFFD1.htm Sociaal Cultureel Planbureau (2007). CPB Informatief: meeste recente kortetermijnramingen. Gevonden op 5 mei 2008 op http://www.cpb.nl/nl/prognoses/nlinfo.html De Jong, A. (2003). Ruim 400.000 alleenstaande ouders. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dinther, M. van (2003). Opvoedingsondersteuning en ICT. Fontys Hogescholen. Distelbrink, M., Lucassen, N., & Hooghiemstra, E. (2005). Gezin anno nu. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Drentea, P., & Moren-Cross, J.L. (2005). Social capital and social support on the web: the case of an internet mother site. Sociology of Health & Illness, 27 (7), 920943. EKD (2008). Jeugd en Gezin. Electronisch Kinddossier. Gevonden op 4 juni 2008 op http://www.jeugdengezin.nl/dossiers/elektronischkinddossier/default.asp Ellison, C.G., Bartkowski, J.P., & Segal, M.L. (1996). Conservative Protestantism and the parental use of corporal punishment. Social Forces, 74, 1003-1028. E-Quality (2008). Gezinnen van de Toekomst. Den Haag: E-Quality. European Interactive Advertising Association (2007). Mediascope Europe 2007. Rothwell: European Interactive Advertising Association. Fletcher, R., Vimpani, G., Russell, G., & Keatinge, D. (2008). The evaluation of tailored and web-based information for new fathers. Child: care, health and development, x, xx-xx. Frissen, V. (2000). De mythe van de digitale kloof. Cultuur als confrontatie. Zoetermeer: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Gunnoe, M.L., Hetherington, E.M., & Reiss, D. (1999). Parental religiosity, parenting style, and adolescent social responsibility. Journal of Early Adolescence, 19, 199-225. Gustafson, D.H., Hawkins, R.P., Boberg, E.W., McTavish, F., Owens, B., Wise, M.,
47 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Berhe, H., en Pingree, S. (2002). CHESS: 10 years of research and development in consumer health informatics for broad populations, including the underserved. International Journal of Medical Informatics 65, 169–177. Hermanns, J. (2000). Opvoedingsondersteuning: stand van zaken. In W. de Mey, E. Moens, K. van Leeuwen en L. Verhofstadt-Denève, Preventie van antisociaal gedrag. Gent: VKBJ. Hermanns, J.M.A. (1992). Het sociaal kapitaal van jonge kinderen. Jonge kinderen, opvoeders en opvoedingsondersteuning. Utrecht: SWP. Hielkema, R. (2007). KRO Trendmonitor 2007- I. Amsterdam: Trendbox BV. Huijnen, B., & Meuwissen, P. (2008). Flinke groei kinderopvang in 2007. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Kregting, J. & Bernts, T. (2005). Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO. Nijmegen: KASKI. Kregting, J. & Sanders, J. (2003). ‘Waar moeten ze het zoeken?’ Vindplaatsen van religie en zingeving bij jongvolwassenen. Nijmegen: KASKI. Lorence, D & Park, H. (2007). Study of Education Disparities and Health Information Seeking Behavior. Cyberpsychology & Behavior 10 (1), 149-151. Mahoney, A., Pargament, K.I., Tarakeshwar, N., & Swank, A.B. (2001). Religion in the Home in the 1980s and 1990s: A Meta-Analytic Review and Conceptual Analysis of Links Between Religion, Marriage, and Parenting. Journal of Family Psychology, 15 (4), 559-596. Martin, S.P. & Robinson, J.P. (2007). The Income Digital Divide: Trends and Predictions for Levels of Internet Use. Social Problems, 54 (1), 1-22. Morahan-Martin, J.M. (2004). How Internet-Users Find, Evaluate, and Use Online Health Information: A Cross-Cultural Review. Cyberpsychology & Behavior, 7 (5), 497-510. Nederlandse Gezinsraad (NGR) & Nibud (2004). Gezin anno nu. Den Haag: E-Quality. Onstwedder, D. (2007). Folders en opvoedingsondersteuning. Een onderzoek naar de
48 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
aansluiting van de folders van het OKé-punt in Almere bij de behoeften van ouders met kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar, de beoordeling van twee folders door de ouders en het effect van deze folders op opvoedstress. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Papadakis, M. (2001). The Application and Implication of Information Technologies in the Home: Where are the Data and What Do They Say? NSF 01-313. National Science Foundation, Division of Science Resources Studies, Arlington, VA, USA. Pearce, L.D., & Axinn, W.G. (1998). The impact of family religious life on the quality of mother-child relationships. American Sociological Review, 63 (6), 810-828. Purcell, G.P., Wilson, P., & Delamothe, T. (2002). The quality of health information on the internet. British Medical Journal, 324, 557-558. Rispens, J., Hermanns, J. & Meeus, W.H.J. (1996). Opvoeden in Nederland. Assen: Van Gorcum. Robinson, T.N. (1989). Community health behavior change through computer network health promotion: preliminary findings from Stanford Health-Net. Computer Methods and Programs in Biomedicine, 39, 137–144 Rothbaum, F., Martland, N., & Jannsen, J. (2008). Parents’ reliance on the Web to find information about children and families: Socio-economic differences in use, skills and satisfaction. Journal of Applied Developmental Psychology, xx, xxxxxx. Sarkadi, A., & Bremberg, S. (2004). Socially unbiased parenting support on the Internet: a cross-sectional study of users of a large Swedish parenting website. Child: Care, Health & Development, 31 (1), 43-52. Sandfort, T. (2008). Presentatie Sexuality across the Ocean. Differences between the Netherlands and the United States. HIV Center for Clinical and Behavioral Studies: Colombia University and New York State Psychiatric Institute. Scoop (2005). Vragenlijst voor ouders/verzorgers van een kind dat geboren is in 2001. Middelburg: Jeugdmonitor Zeeland. Gevonden op 22 december 2007 op http://www.jeugdmonitorzeeland.nl/publicatie_files/vragenlijst_ouders_2005_d efinitief.PDF Snijders, J. (2006). Ouders en hun behoefte aan opvoedingsondersteuning. Utrecht:
49 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn/NIZW. Vandemeulebroecke, L. (1999). Gezins-en opvoedingsondersteuning in Vlaanderen: naar een geïntegreerd aanbod? In L. Vandemeulebroecke & K. Nys, Het concept opvoedingsondersteuning (11-30). Leuven: Garant. Van Lieshout, P.A.H., van der Meij, M.S.S., & de Pree, J.C. (2008). Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid. Amsterdam: Amsterdam University Press. Vermaas, K., Segers, J., Gillebaard, H., Kaashoek, B., & Ongena, G. (2008). Breedband en de Gebruiker 2007 Eindrapportage. Utrecht: Dialogic Wangberg, S.C., Andreassen, H.K., Prokosch, H., Vagos, S.M., Sorensen, T., & Chronaki, C.E. (2007). Relations between Internet use, socio-economic status (SES), social support and subjective health. Health Promotion International, 23 (1), 70-77. Ybarra, M.L., & Suman, M. (2006). Help seeking behavior and the Internet: A national survey. International Journal of Medical Informatics, 75, 29-41. Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S., Reijneveld, M. (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
50 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Bijlage I. Achtergrondinformatie KRO Opvoedendoejezo De KRO richt zich als publieke omroep op drie hoofdthema’s: levensbeschouwing, educatie (opvoeding, onderwijs etc.) en zorg (zorgzame samenleving). Vanuit het thema educatie wil de KRO zich profileren met opvoeden. Om die reden is de opvoedsite en het gelijknamige themakanaal Opvoedendoejezo ontstaan. In haar verdere programmering is het thema educatie/opvoeding terug te zien in programma’s als Schatjes, Puberruil en de KRO Kindertijd website.
Met Opvoedendoejezo wil de KRO ouders en andere opvoeders inspireren en antwoord geven op belangrijke opvoedvragen. Dat wordt gedaan door middel van video's en artikelen met ervaringsverhalen of adviezen van deskundigen, maar ook door nieuwsen achtergrondverhalen, een debatforum, recensies van opvoedboeken en tests en tools. Opvoedendoejezo werkt voor praktische opvoedadviezen samen met Emmeliek Boost van De Opvoeddesk (www.opvoeddesk.nl). Zij beantwoordt opvoedvragen voor leden van de community 'Opvoeden doe je zo'. Daarnaast heeft Opvoedendoejezo een samenwerking met de redactie van J/M Magazine, Ouders van Nu, Groter Groeien en de Nederlandse Katholieke vereniging van Ouders (NKO).
Het team van Opvoedendoejezo bestaat uit elf personen. Vijf mensen zitten in de redactie, een iemand is verantwoordelijk voor de productie en een iemand is verantwoordelijk voor de regie van het themakanaalprogramma Opvoeden&Zo en de programma-aankoop van het themakanaal. Daarnaast zijn er drie camjo’s (camerajournalisten) die onder andere op pad gaan om reportages te maken voor de website. Het team wordt geleid door eindredactrice Gerdie Snellers.
51 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Bijlage II Vragenlijst achtergrondkenmerken 1 Hoe bent u voor het eerst op de website www.opvoedendoejezo.kro.nl terecht gekomen? (meerdere antwoorden mogelijk) Via Iemand die mij over deze website heeft verteld De website www.kro.nl Het televisieprogramma Omdat ik het zeg Reclame in tijdschriften/bladen Het digitale themakanaal Een zoekmachine Welzijnsorganisaties, zoals het consultatiebureau, huisarts, opvoedbureau etc. Anders, namelijk ………….. Hoe bent u voor het eerst op de website www.ouders.nl terecht gekomen? (meerdere antwoorden mogelijk) Via Iemand die mij over deze website heeft verteld Reclame in tijdschriften/bladen Een zoekmachine Welzijnsorganisaties, zoals het consultatiebureau, huisarts, opvoedbureau etc. Anders, namelijk ………….. Hoe bent u voor het eerst op de website www.jmouders.nl terecht gekomen? (meerdere antwoorden mogelijk) Via Iemand die mij over deze website heeft verteld Tijdschrift J/M Reclame op andere website(s) J/M nieuwsbrief Reclame in tijdschriften/bladen Een zoekmachine Welzijnsorganisaties, zoals het consultatiebureau, huisarts, opvoedbureau etc. Anders, namelijk ………….. 2 Hoe vaak bezoekt u de website? Ik ben hier voor het eerst Ik bezoek de website dagelijks Ik bezoek de website wekelijks Ik bezoek de website maandelijks Ik bezoek de website heel af en toe
52 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
3 Wanneer u de website bezoekt bevindt u zich over het algemeen Thuis Op het werk Anders,namelijk 4 U bezoekt de website als Ouder/verzorger Professional Ouder/verzorger en professional Anders, namelijk ………………………………… 5 Wat is uw geslacht? Man Vrouw 6 Wat is uw leeftijd? ……… 7 Wat is uw geboorteland? Nederland Nederlandse Antillen Suriname Marokko Turkije Anders, namelijk …………………………. 8 Waar woont u op dit moment? Nederland Anders, namelijk …………………………. 9 Wat zijn de eerste drie cijfers van uw postcode? ….. 10 Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? Basisonderwijs MBO/HAVO/VWO HBO/WO-Bachelor Universiteit (doctorandus, WO-Master, doctor)
53 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
11 Wat is uw werkstatus? Fulltime dienstverband Parttime dienstverband Fulltime moeder/vader Voltijds student Deeltijd student/werkend Werkeloos Gepensioneerd Anders, namelijk ……………………. 12 Wat is het bruto jaarinkomen van uw huishouden? Tot 10.000 euro 10.000 euro tot 20.000 euro 20.000 euro tot 30.000 euro 30.000 euro tot 40.000 euro 40.000 euro tot 50.000 euro 50.000 euro tot 60.000 euro 60.000 euro tot 70.000 euro 70.000 euro en meer Weet niet/wil niet zeggen 13 Wat is uw burgerlijke staat? Alleenstaand Gehuwd Samenwonend Gescheiden Weduwe/weduwnaar Anders, namelijk………………… U heeft aangegeven dat u een partner heeft. De volgende vragen zullen over hem/haar gaan. 14 Wat is de leeftijd van uw partner? ….. 15 Wat is de hoogst afgeronde opleiding van uw partner? Basisonderwijs MBO/HAVO/VWO HBO/WO-Bachelor Universiteit (doctorandus, WO-Master, doctor)
54 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
16 Wat is de werkstatus van uw partner? Fulltime dienstverband Parttime dienstverband Fulltime moeder/vader Voltijds student Deeltijd student/werkend Werkeloos Gepensioneerd Anders, namelijk ……………………. 17 Heeft u kinderen?
Ja Nee De volgende vragen gaan over uw kind(eren)
18 In welke leeftijdscategorie valt uw kind(eren)? (meerdere antwoorden mogelijk)
0 t/m 3 jaar 4 t/m 8 jaar 9 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar 19 jaar en ouder 19 Voor welke leeftijdscategorie bezoekt u de website? (meerdere antwoorden mogelijk) 0 t/m 3 jaar 4 t/m 8 jaar 9 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar 19 jaar en ouder 20 Van welke opvangmogelijkheden voor uw kind(eren)maakt u momenteel gebruik? (meerdere antwoorden mogelijk)
Ik maak geen gebruik van opvang voor mijn kind(eren) Opvang door kinderopvangorganisatie (kinderdagverblijf/naschoolse opvang) Gastouderopvang Opvang door familie, buren, vrienden, etc. Anders, namelijk ………………………..
55 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
De volgende vragen zullen gaan over godsdienst en levensbeschouwing en in hoeverre dat een rol in uw leven speelt. 21 Tot welke kerk of godsdienst rekent u zichzelf? Ik reken mezelf niet tot een kerk of godsdienst Rooms-katholieke kerk Samen-op-Weg Kerken (Protestantse Kerken in Nederland) Gereformeerd-orthodox/Evangelische gemeenschap/Pinkstergemeente e.d. Vrijzinnige protestantse stromingen (Doopsgezinden/Remonstranten) Islam Jodendom Boeddhisme Hindoeïsme Anders, namelijk …………………... Hieronder vindt u een aantal stellingen die gaan over de beleving van het katholieke geloof. Geef a.u.b. telkens aan of u het eens bent met de stelling. Niet mee eens
Mee eens
Geen mening
22 Ik heb veel aan mijn katholieke geloof 23 Ik voel me verbonden met katholieke organisaties, zoals de KRO of katholieke scholen 24 Ik merk dat de website Opvoedendoejezo informatie geeft vanuit een bepaalde geloof/invalshoek (alleen bij Opvoedendoejezo) 25 Als ik nu jonge kinderen zou hebben, zou ik ze het liefst naar een katholieke basisschool sturen
56 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
26 Ik voel me thuis op de KROopvoedwebsite vanwege de katholieke invalshoek (alleen bij Opvoedendoejezo)
27 Bezoekt u wel eens religieuze vieringen? Ja, ongeveer 1x per week Ja, ongeveer 1x per maand Ja, 1 of 2 keer per jaar Nee, bijna nooit/nooit 28 Bidt u weleens? Ja, vaak Ja, regelmatig Ja, af en toe Nee, nooit
29 Kijkt en luistert u wel eens naar religieuze programma’s op radio en tv? Ja, vaak Ja, regelmatig Ja, af en toe Nee, nooit
57 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
Bijlage III Vragenlijst beoordeling Hieronder en op de volgende pagina vindt u een aantal uitspraken over de website. Geef achter elke uitspraak aan in welke mate u het eens bent met de uitspraak. Helemaal mee oneens
Beetje mee oneens
Geen mening
Beetje mee eens
Helemaal mee eens
1 De titel van de website spreekt mij aan 2 Het taalgebruik spreekt mij aan 3 De website in zijn geheel is overzichtelijk 4 De website is informatief 5 Het lettertype is goed te lezen 6 Op de website kan ik vinden wat ik zoek 7 De website biedt mij plezier 8 De letters zijn voldoende groot 9 Ik vind genoeg informatie gericht op de leeftijd van mijn kind
58 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
10 De website geeft mij steun 11 De plaatjes op de website spreken mij aan 12 Op de website vind ik bruikbare adviezen 13 Ik vind dat ik binnen de website makkelijk naar verschillende pagina’s kan surfen 14 Welk rapportcijfer geeft u voor de leesbaarheid van de website? 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
15 Welke tips heeft u ter verbetering van de leesbaarheid van de website? ……………………………………………………………………. 16 Welk rapportcijfer geeft u voor de gebruiksvriendelijkheid van de website? 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
17 Welke tips heeft u ter verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de website? ……………………………………………………………………. 18 Welk rapportcijfer geeft u voor de inhoud van de website? 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
59 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008
19 Welke tips heeft u ter verbetering van de inhoud van de website? ……………………………………………………………………. 20 Welk rapportcijfer geeft u de website als geheel? 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
21 Wat vindt u sterke punten van de website? …………………………………………………… 22 Wat mist u op de website? ……………………………….
60 UvA Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites Eveline Koks, 2008