VROUWENKLINIEK P3-P4 www.vrouwenkliniek.be
VERLOSKUNDE GYNAECOLOGIE/ONCOLOGIE REPRODUCTIEVE GENEESKUNDE
STUDENTENBROCHURE Vrouwenkliniek
2
Inhoudstafel 1 Voorstelling van de dienst ................................................................................................ 5 1.1 Voorwoord .................................................................................................................... 5 1.2 Inleiding ........................................................................................................................ 5 1.3 Grondplan ..................................................................................................................... 5 1.4 Visie en missie .............................................................................................................. 5 1.5 Organisatie ................................................................................................................... 6 1.5.1 Medisch team ......................................................................................................... 6 1.5.2 Vroedvrouwen / verpleegkundig team .................................................................... 6 1.5.3 Laboranten ............................................................................................................. 7 1.5.4 Administratief personeel ........................................................................................ 7 1.5.5 Onderhoudspersoneel ............................................................................................ 7 1.5.6 Sociale dienst ......................................................................................................... 7 1.6 Specifieke aandachtspunten voor studenten ................................................................. 8
2 Informatie over de afdeling verloskunde ......................................................................... 9 2.1 Prenatale raadpleging ................................................................................................... 9 2.1.1 Bloedonderzoek ................................................................................................... 11 2.1.2 Prenatale diagnostiek ........................................................................................... 12 2.2 Postnatale raadpleging ............................................................................................... 14 2.3 Psychische begeleiding ............................................................................................... 14 2.4 Verpleegkundige handelingen ..................................................................................... 14 2.5 Patiëntendossier ......................................................................................................... 15
3 Informatie over de afdeling gynaecologie/oncologie .................................................... 16 3.1 Ambulante gynaecologische ingrepen en onderzoeken .............................................. 16 3.2 Kliniek voor vulvovaginale pathologie .......................................................................... 16 3.3 Menopauzekliniek ...................................................................................................... 17 3.4 Turnerkliniek ............................................................................................................... 17 3.5 Pediatrische gynaecologie.......................................................................................... 17 3.6 Continentiekliniek ........................................................................................................ 17 3.7 Oncologie.................................................................................................................... 18 3.7.1 Borstkliniek ........................................................................................................... 18 3.7.2 Pelvience oncologie.............................................................................................. 18 3
4 Informatie over de afdeling reproductieve geneeskunde ............................................. 20 4.1 De opbouw van de consultaties .................................................................................. 21 4.1.1 Eerste consultatie bij de arts ................................................................................. 21 4.1.2 Tweede consultatie bij de arts .............................................................................. 21 4.2 De taak van de vroedvrouw......................................................................................... 24
Bijlagen ............................................................................................................................... 25 Bijlage A: Veel gebruikte afkortingen................................................................................ 25 Bijlage B: Grondplan UZ Gent: Vrouwenkliniek (P3-P4) .................................................... 27
Bronnen .............................................................................................................................. 28
4
VROUWENKLINIEK
1 Voorstelling van de dienst
1.1 Voorwoord)
Met deze brochure willen we jou als student wegwijs maken op de dienst Vrouwenkliniek zodat je stage vlot kan verlopen. Op je eerste stagedag zal een stagementor van de dienst je rondleiden en wat algemene informatie geven omtrent de werking en de verwachtingen die we in jou stellen. Indien jij vragen en/of specifieke verwachtingen hebt bij de start of in de loop van de stageperiode, kan je steeds terecht bij de leidinggevende of mentoren van de dienst. Wij wensen je een leerzame en aangename stage toe.
1.2 Inleiding De Vrouwenkliniek van het UZ Gent omvat de afdelingen verloskunde, gynaecologie en reproductieve geneeskunde. De poliklinische activiteiten van de afdeling verloskunde zijn vanaf oktober 2012 gesitueerd op de eerste verdieping van het gebouw P3 (1P3). Momenteel gaan deze raadplegingen door in het containercomplex voor P3 en P4. De poliklinische activiteiten van de afdeling gynaecologie vinden plaats op de gelijkvloerse verdieping van het gebouw P4 (0P4). De afdeling reproductieve geneeskunde is gesitueerd op de eerste en tweede verdieping van het gebouw P4 (1P4 en 2P4). 1.3 Grondplan Zie bijlage B. 1.4 Visie en missie De Vrouwenkliniek van het UZ Gent is een goed georganiseerde, dynamische en warme dienst waar het goed is voor patiënten om op consult te komen en aangenaam om werken voor medewerkers en studenten. De Vrouwenkliniek heeft een goede samenwerking met verwijzers en collegae binnen en buiten het UZ, en wordt alom erkend als een tweede en derde lijnscentrum in Vlaanderen en daarbuiten. Een kwaliteitsvolle 2de en 3de lijns patiëntenzorg is de belangrijkste doelstelling van de dienst, waarbij hoog kwalitatieve zorg verleend wordt in een professioneel, patiëntvriendelijk en pluralistisch kader. Kwaliteit, zorg, warmte en betrokkenheid, openheid en goede communicatie zijn waarden die we hoog in het vaandel dragen. Samenwerkingsverbanden met andere ziekenhuizen in de regio worden uitgebouwd, evenals samenwerkingen met andere universitaire ziekenhuizen. Een goede interactie met de eerste lijn is van kapitaal belang.
5
Onderzoek en onderwijs worden optimaal ondersteund gezien belangrijk voor een universitaire instelling (TEMMERMAN, M.).
6
1.5 Organisatie 1.5.1 Medisch team Diensthoofd Vrouwenkliniek: Prof. dr. Marleen Temmerman Verantwoordelijke arts voor de polikliniek: dr. Steven Weyers
Afdeling Gynaecologie Afdelingshoofd: Prof. dr. Rudy Van den Broecke Stafleden: Prof. dr. Geert Braems Prof. dr. Herman Depypere Prof. dr. Marc Dhont Dr. Philippe Tummers Dr. Hans Verstraelen Dr. Steven Weyers Residenten: Dr. Tjalina Hamerlynck Consulenten: Prof. dr. Amin Makar Dr. Anne-Marie Waterschoot Dr. Mireille Merckx
Afdeling Verloskunde Afdelingshoofd: Dr. Kristien Roelens (waarnemend) Stafleden: Prof. dr. Paul Defoort Prof. dr. Walter Parewijck Dr. Kristien Roelens Dr. Ellen Roets Dr. Elke Sleurs Dr. Griet Vandenberghe Afdeling Reproductieve Geneeskunde Afdelingshoofd: Prof. dr. Petra De Sutter Stafleden: Prof. dr. Jan Gerris Dr. Frank Vandekerckhove Residenten: Dr. Nele Vankeirsbilck Consulenten: Dr. Frank Dumortier Dr. Steven Hellebaut IVF - artsen Dr. An De Baerdemaker Dr. Nathalie Peters 1.5.2 Vroedvrouwen / verpleegkundig team Het team is te herkennen aan de witte kledij. Samenstelling: - Hoofdverpleegkundige polikliniek: Mevr. Marleen Remmery - Adjunct hoofdvroedvrouw verloskunde / gynaecologie: Mevr. Régine Goemaes - Adjunct hoofdvroedvrouw reproductieve geneeskunde: Mevr. Annick Geril - Stagementoren: Heleen Buyssens, Bo Madoc, Maaike Vandenbroucke, Evelien Van Mieghem - Vroedvrouwen / gegradueerde verpleegkundigen - Studieverantwoordelijken: Sabien Inion, Stefanie Van Acker
7
1.5.3 Laboranten De laboranten zijn verantwoordelijk voor de verschillende laboratoriummanipulaties, zoals de manipulaties die het sperma in het laboratorium ondergaat, het samenbrengen van eicel en zaadcel, en het beoordelen van de embryo’s. - Hoofd labo: dr. Etienne Van Den Abbeel - Hoofdembryologe: Mevr. Ilse De Croo - Hoofdlaborante– logistiek manager IVF-labo: Mevr. Anneleen Van de Velde 1.5.4 Administratief personeel Het administratief personeel kunnen we indelen in twee groepen: de onthaalmedewerkers en de medewerkers van het administratief secretariaat. Onthaalmedewerkers staan o.a. in voor het ontvangen van de patiënten, de telefonische ontvangst en het boeken van de afspraken via het elektronisch systeem UltraGenda. Zij houden zich ook bezig met het opmaken en versturen van de documenten. Medewerkers van het administratief secretariaat staan in voor zowel patiënten gelinkte administratie als algemene administratie zoals brieven, facturatie, statistiek, tarificatie, …. Zij komen in principe niet rechtstreeks in contact met de patiënten. 1.5.5 Onderhoudspersoneel Het onderhoudspersoneel is te herkennen aan het logo van de externe poetsfirma’s. 1.5.6 Sociale dienst Medewerkers van de sociale dienst helpen bij het oplossen van sociale moeilijkheden. Zij geven informatie, advies en begeleiding bij financiële, materiële, familiale of persoonlijke problemen.
8
1.6 Specifieke aandachtspunten voor studenten Vóór de aanvang van de stage neem je tijdig contact op met de hoofdverpleegkundige. Op de eerste stagedag verwachten wij de studenten in uniform en op tijd. Zij worden ontvangen door één van de stagementoren. De stagementor maakt de student wegwijs in de veiligheidsvoorschriften, verschillende consultaties, indeling van de polikliniek en werkverdeling. De doelstellingen worden samen overlopen en besproken. De student wordt elke dag gekoppeld aan een vroedvrouw. (Deze werkplanning is terug te vinden op het bord in de receptie). Je krijgt voor de duur van de stage een sleutel voor een handtassenkastje. Feedback Op de polikliniek zetten we ons ten volle voor studenten in, maar we verwachten ook voldoende eigen initiatief om doelstellingen te bereiken en om onderzoeken bij te wonen. Als student krijg en vraag je dagelijks feedback (zowel schriftelijk als mondeling) van de vroedvrouw aan wie je toegewezen bent. Voor het nemen van notities en het geven van schriftelijke feedback wordt verwacht dat de student gebruik maakt van de documenten die het UZ Gent ter beschikking stelt. Meer informatie over de stagedocumenten kan je op de website van het UZ Gent terugvinden via volgende link: http://www.uzgent.be/wps/wcm/connect/nl/web/opleiding/studentenverpleegkunde/bachelorst udenten/stagedocumenten Als er zaken zijn die je tijdens de stage tegenvallen, vragen waar je geen antwoord op krijgt, suggesties of kritische opmerkingen, kom die dan op tijd met de stagementoren bespreken en wacht niet tot op de laatste dag. In geval van discussie kan je steeds in eerste instantie de stagementoren en in tweede instantie een leidinggevende aanspreken. Leerkansen Op de polikliniek krijg je veel leerkansen. Het is belangrijk dat je tijdens deze stage niet alleen verpleegkundige en vroedkundige handelingen uitvoert maar ook dat je goed observeert en hierover kritisch reflecteert. De uitgevoerde handelingen schrijf je samen met de observaties en reflecties best ook neer in je stageverslagen. We verwachten dat de theorie, die je in de opleiding rondom de zwangerschap en de fertiliteit ziet, gekend is. Je krijgt ook kansen om de praktijk in te oefenen (zoals een bloedafname, de handgrepen van Leopold, het aanleggen van een CTG,…). We verwachten ook voldoende eigen initiatief om doelstellingen te bereiken en om onderzoeken bij te wonen. Respect In de Vrouwenkliniek staat het respect voor de patiënte en haar partner centraal. Veel patiënten hebben een belaste voorgeschiedenis waarmee rekening gehouden moet worden. Gedragscode voor de stagiair Voor de stagiair geldt dezelfde gedragscode als voor de artsen en de vroedvrouwen: - Zwijgplicht om de privacy van de patiënte en partner te beschermen. - Professionele houding: omgang, gedrag, uiterlijk (kapsel, kleding,…) mogen niet aanstootgevend zijn. - Toepassen van de ziekenhuishygiëne: voor en na een onderzoek handen wassen of desinfecteren, geen juwelen dragen en geen uurwerk dragen om de pols. - Respect voor de wensen van de patiënte en partner - Identiteit: draag je naamkaartje, zodat iedereen weet wie je bent.
Om je te helpen een beter inzicht te krijgen in de werking van de dienst kan je hiervoor volgende omschrijvingen nakijken en onze procedures raadplegen via intranet: via MTD/ Vrouwenziekten en Verloskunde/ documenten vrouwenziekten en verloskunde/ afdeling verloskunde. 9
2 Informatie over de poli verloskunde De doelstelling van de afdeling verloskunde in het UZ Gent is verloskundige zorgverlening van hoge kwaliteit bieden, op een vrouwvriendelijke (‘mother friendly’) en patiëntbetrokken manier, in nauwe samenwerking met de aanverwante disciplines. 2.1 Prenatale raadpleging De consultaties lopen van 8u tot 17u, op sommige dagen zijn er avondconsultaties. Alle raadplegingen zijn op afspraak. De raadplegingen worden door de arts en een assisterende vroedvrouw uitgevoerd. Tweemaal tijdens de zwangerschap kan de zwangere op controle komen bij de vroedvrouw. Er worden drie echo’s gepland tijdens de normale zwangerschap. De consultaties worden vaak geassisteerd door assistenten in de gynaecologieverloskunde. Meestal verloopt elke controle volgens hetzelfde schema: Gewicht Het gewicht wordt vanaf het begin van de zwangerschap bij elke prenatale raadpleging geregistreerd. Zo kunnen de arts en de vroedvrouw de gewichtstoename nauwkeurig opvolgen. Dit geeft een idee over de groei van de baby, de hoeveelheid vruchtwater, eventuele oedemen (vochtopstapelingen), enz. De gemiddelde gewichtstoename bedraagt 10 à 15 kg. Een gezonde en evenwichtige voeding is hier belangrijk! Urine-onderzoek Er wordt een urinestaal gevraagd voor onderzoek op glucose (suiker) in verband met diabetes (suikerziekte) en op albumine (eiwitten) in verband met pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging). Het resultaat wordt meteen meegedeeld. Bloeddruk Bij elke consultatie wordt de bloeddruk gecontroleerd om pre-eclampsie vroegtijdig op te sporen (symptomen zijn bloeddrukstijging, eiwit in de urine, vochtopstapeling). Lichamelijk onderzoek De arts/vroedvrouw zal de buik palperen om de grootte van de baarmoeder in te schatten en zo de groei van de baby op te volgen. De arts/vroedvrouw zal zo nodig een inwendig onderzoek uitvoeren om de toestand van de baarmoederhals na te gaan. Ligging van de baby De ligging kan door middel van palpatie (Handgrepen van Leopold) van de buik of met behulp van een echografie bepaald worden. De harttonen Deze zijn hoorbaar vanaf de 12de week van de zwangerschap en worden bij elk bezoek beluisterd met de doptone.
Bloedonderzoek Dit gebeurt bij de eerste prenatale raadpleging (zie verder) en nadien nog tweemaal op een later tijdstip. 10
Echografie Dit is een ongevaarlijke techniek die via geluidsgolven de uterus, baby en placenta in beeld brengt. Tijdens een normale zwangerschap worden drie echografische onderzoeken gepland (zie verder in het hoofdstuk Prenatale diagnostiek).
Verloop prenatale raadpleging: Aantal weken
Gynaecoloog / vroedvrouw
Acties
eerste consultatie
gynaecoloog
12 weken
gynaecoloog
15 - 16 weken
vroedvrouw
Intake + bloedafname+ transvaginale echo (+ bloedafname combinatietest) 1e trimesterecho (nekplooimeting) (combinatietest) midstream urinecultuur
21 weken
gynaecoloog
structurele echo
25 - 26 weken
gynaecoloog
controle
30 - 31 weken
gynaecoloog
bloedafname + groeiecho
34 - 35 weken
gynaecoloog
controle
36 - 37 weken
vroedvrouw
GBS afname
38 - 39 weken
gynaecoloog
controle
40 weken
gynaecoloog
CTG
Kind en Gezin Op de afdeling verloskunde worden twee maal per week prenatale consultaties gehouden samen met Kind en Gezin. Deze consultaties zijn er voor zwangeren met psychosociale problemen en kwetsbare zwangeren (o.a. zwangere adolescenten, generatie- en kansarmen,..). Kind en Gezin begeleidt de ouders doorheen de zwangerschap en gaat na hoe de algemene leefsituatie is en wat de financiële mogelijkheden zijn. Kind en Gezin heeft als opdracht om actief bij te dragen tot het welzijn van jonge kinderen en hun gezinnen door dienstverlening op de beleidsvelden preventieve gezinsondersteuning, kinderopvang en adoptie.
11
2.1.1 Bloedonderzoek In het begin van de zwangerschap vraagt de arts een vrij uitgebreid bloedonderzoek aan. Hierbij worden volgende zaken onderzocht: PBO (Hb, Hct, erythrocyten, leucocyten, trombocyten), ferritine, TSH, glucose Bloedgroep en resusfactor, antistoffen tegen rode bloedcellen (indirecte Coombs) Als je resusnegatief bent, wordt de indirecte Coombs herhaald bij 25-26 weken zwangerschap. Kort na 28 weken zwangerschap krijgt de zwangere preventief een injectie met antistoffen (Rhogam®) zodat het lichaam er zelf geen gaat aanmaken. Serologische screening: • Rubella IgG/ IgM •Toxoplasmose IgG/ IgM • Cytomegalie IgG/ IgM Na overleg met de patiënt: • Hepatitis B • Hepatitis C • Syphilis • HIV Downsyndroom screening Als de zwangere een screeningstest wenst voor het syndroom van Down (zie hoofdstuk ‘Prenatale Diagnostiek’ : combinatietest) wordt de bloedafname voor deze test bij voorkeur uitgevoerd tussen 9 en 12 weken zwangerschap.
12
2.1.2 Prenatale diagnostiek Echografisch onderzoek Het onderzoek berust op het principe dat organen geluidsgolven terugkaatsen. Naargelang de densiteit van het weefsel worden meer of minder golven teruggekaatst en gevisualiseerd op een scherm. Een echografisch onderzoek dient om de zwangerschapsduur te bepalen bij ongekende laatste menstruatie, de placenta te lokaliseren, de groei van de foetus te volgen (eventuele groeiachterstand opsporen), enz. Op deze manier kunnen ook afwijkingen opgespoord worden, bijv. anencefalie, hydrops foetalis.
Tijdens de normale zwangerschap worden drie echo’s gepland. 1) 11w-13w6: termijn + nekplooimeting + combinatietest Tijdens deze eerste echografie wordt allereerst gekeken of de zwangerschap goed evolueert en of de foetus goed groeit. Dit is het beste tijdstip om de zwangerschapsduur te bepalen. Als er een groot verschil is tussen de vooropgestelde bevallingsdatum en de grootte van de foetus, wordt de zwangerschapsduur aangepast. Later in de zwangerschap gebeurt dit niet meer. Ook het aantal foetussen wordt vastgesteld en er wordt gekeken of meerdere foetussen al dan niet de placenta delen. Zeer zware afwijkingen zoals het ontbreken van een lidmaat of de schedelstructuur kunnen nu reeds worden gezien. Er wordt ook een nekplooimeting uitgevoerd. Dit is een meting van de hoeveelheid vocht die zich bevindt tussen de huid en de wervels ter hoogte van het nekje van de foetus. Een verdikking van deze nekplooi kan wijzen op zeer uiteenlopende afwijkingen. Deze kunnen al dan niet genetisch (chromosomaal) zijn, of wijzen op een infectie, bloedarmoede van de foetus, of een hartafwijking, … Als de zwangere vrouw tijdens de consultatie gekozen heeft voor een screeningstest voor trisomie 21 (combinatietest) zal de nekplooimeting ook hiervoor gebruikt worden (zie verder). 2) 20-22w: structurele echografie Tijdens deze echo wordt de foetus structureel nagekeken. Zoveel mogelijk orgaanstelsels en structuren worden zo nauwkeurig mogelijk nagekeken. De foetus wordt ook gemeten en er wordt vastgesteld waar de placenta zich bevindt. Het geslacht van de foetus kan nu meegedeeld worden. 3) 30-32w: groeiecho Hier wordt de groei van de foetus gecontroleerd. Ook de ligging van de placenta wordt nog eens nagekeken. De doorstroming van de navelstreng (zie flow-meting) wordt gemeten en is een weerspiegeling van de werking van de placenta. Ook de ligging van de foetus wordt bepaald. Flow-meting Via ultrasone geluidsgolven wordt de doorbloeding in de vene van de navelstreng en in de aorta van de foetus gemeten, zodoende controleert men materno-foetale circulatie. Dit onderzoek is zeer belangrijk bij hypertensie van de moeder en in geval van groeiachterstand van de foetus.
13
Screening voor het syndroom van Down Voor paren die dit wensen, kan een inschatting worden gemaakt van het risico op trisomie 21 (syndroom van Down). Vroeger werd voor de inschatting van dit risico enkel rekening gehouden met de leeftijd van de moeder. Tegenwoordig kan men het risico nauwkeuriger inschatten door ook rekening te houden met bepaalde waarden in het bloed van de moeder en met de dikte van de nekplooi van de foetus (de zgn. combinatietest). Een bloedafname gebeurt tussen 9 en 14 weken, maar liefst vóór 12 weken zwangerschap. De echografie wordt gepland tussen 11 0/7 weken en 13 6/7 weken zwangerschap. Voordeel van de combinatietest is dat het momenteel de nauwkeurigste test is voor risicoinschatting in het eerste zwangerschapstrimester en dat het geen enkel risico voor baby of moeder inhoudt. Het nadeel van de combinatietest is dat het hoe dan ook een risicoinschatting blijft. De test biedt dus geen absolute zekerheid. De nekplooimeting is de standaard eerste trimester echografie die ook wordt uitgevoerd als de zwangere de combinatietest niet wenst. Invasieve prenatale diagnostiek Als het uiteindelijke risicoresultaat hoog is (meer dan 1/250) stelt de gynaecoloog een vlokkentest / chorionic villus sampling (CVS) of vruchtwaterpunctie (VWP) / amniocentesis (AC) voor. Het nadeel van deze testen, en meteen ook de reden waarom deze niet bij iedere zwangere vrouw worden uitgevoerd, is een miskraamrisico van ongeveer 1/200. Bij een laag risico op trisomie 21 (kleiner dan 1/250) is het bijgevolg weinig zinvol de foetus bloot te stellen aan dit miskraamrisico. Een vlokkentest of vruchtwaterpunctie kan ook om andere redenen worden uitgevoerd: een vorig kind met een erfelijke afwijking, of wanneer de vrouw en/ of partner drager zijn van een gekende erfelijke aandoening (of familiaal). Of bij het oplopen van een infectieziekte (toxoplasmose,CMV,…) tijdens de zwangerschap. Vóór de test wordt uitgevoerd, krijgen de zwangere vrouw en haar partner eerst een gesprek met een arts van de dienst Medische Genetica. Deze overloopt de procedure en geeft een antwoord op de vragen van het koppel. Zowel interne als externe patiënten worden hiervoor doorverwezen. Er wordt nauw samengewerkt in een multidisciplinair team van gynaecologen, neonatologen en cardiologen.
Vlokkentest / CVS (chorionic villus sampling) Dit onderzoek gebeurt meestal bij een zwangerschapsduur van ongeveer 12 weken. Nadat de buikhuid is ontsmet, wordt met echografie de juiste plaats bepaald voor het inbrengen van de naald via de onderbuik. De punt van de naald komt in de placenta te liggen en wordt wat heen en weer bewogen, zodat vlokjes van de placenta loskomen. Deze worden via een spuitje dat aangesloten is op de naald, opgezogen. Vooral het bewegen van de naald bij het opzuigen van het placentaweefsel kan een wee en soms pijnlijk gevoel veroorzaken. Vruchtwaterpunctie / AC (amniocentesis) Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij een zwangerschapsduur van 15 à 16 weken. De buik wordt ontsmet waarna echografisch de juiste positie wordt bepaald voor het inbrengen van de naald. Deze gaat tot in de vruchtzak en er wordt via een spuitje ongeveer 25 ml vruchtwater opgezogen. In dit vruchtwater bevinden zich cellen van de foetus die voor erfelijk onderzoek kunnen worden bekeken. Vruchtwater kan ook worden gebruikt voor het opsporen van een infectie bij de baby, bijv. toxoplasmose of CMV. Dit is niet mogelijk bij een vlokkentest. 14
2.2 Postnatale raadpleging Een zestal weken na de partus komt de patiënte terug op consultatie. Verschillende controles worden uitgevoerd en anticonceptie wordt besproken. 2.3 Psychische begeleiding Niet elke zwangerschap kent een gelukkige afloop. Wanneer een zwangerschap fout loopt ontstaat er een crisissituatie. Zo kan een beginnende zwangerschap plots tot einde komen ten gevolge van een miskraam. Wegens prenataal gediagnosticeerde congenitale afwijkingen kan de zwangerschap onderbroken worden. De baby kan in de baarmoeder reeds afgestorven zijn vóór de geboorte (mors in utero). Op de afdeling verloskunde bestaat er een zorgpad i.v.m. zwangerschapsinterruptie. Dit is te raadplegen via intranet: via diversen/ zorgpaden/ zwangerschapsinterruptie en mors in utero. Deze patiënten maken een rouwproces door en wensen een psychologische opvang en begeleiding van het volledige multidisciplinair team (artsen, verloskundigen en neonatologen, vroedvrouwen en verplegend personeel). Hoofdzakelijk wordt gevraagd naar meevoelen, kunnen luisteren, begrip tonen en tijd besteden. Zelfs een normale zwangerschap vereist een bijzonder tactvolle aanpak. Er is de onzekerheid van de jonge onervaren moeders, soms onder druk van de familie. Er zijn ongeplande zwangerschappen gewenst of niet gewenst. Tijdens de zwangerschap kan de moeder in een psychisch onevenwicht (grotendeels hormonaal) geraken. Deze zaken vragen aandacht, begrip en hulp. 2.4 Verpleegkundige handelingen Staalafnames Bij de staalafnames wordt vooral de nadruk gelegd op het steriel/ hygiënisch afnemen ervan. De meest gevraagde staalafnames zijn: - Bloedafname - Urine midstream voor kweek en sediment - GBS kweek Onderzoeken Uitwendig onderzoek De vier handgrepen van Leopold. Deze handgrepen worden gebruikt tijdens de consultatie om de ligging van het kind en de indaling van het voorliggende deel te bepalen. De fundushoogte wordt ook gemeten (hoort bij 1e handgreep van Leopold). Verder kijken we bij de zwangere vrouw naar de aanwezigheid van varices, oedeem, …. Inwendig onderzoek. Een vaginaal toucher wordt alleen op indicatie gedaan omdat bij elk onderzoek kans op infectie bestaat en dit onderzoek bovendien door de vrouw als onaangenaam ervaren wordt. Echografie (Zie PND)
15
Cardiotocografie (CTG) Dit onderzoek wordt bij zwangeren op indicatie en vanaf een zwangerschapsduur van 40 weken routinematig toegepast: - voor foetale bewaking, d.w.z. harttonen van de foetus controleren en zien hoe deze reageren op eventuele contracties; - om te controleren of er contracties aanwezig zijn en zo ja, hoe frequent. De duur en de frequentie van het cardiotocogram worden door de gynaecoloog voorgeschreven of bij probleemstelling door de vroedvrouw en de gynaecoloog beslist. Een CTG wordt steeds in halfzittende houding of in zijligging afgenomen. Omwille van het vena cava syndroom wordt rugligging vermeden. 2.5 Patiëntendossier Tijdens de eerste raadpleging wordt een elektronisch zwangerschapsdossier geopend (MOSOS). Hierin wordt de anamnese ingevuld en worden de controles genoteerd. In het ziekenhuisbrede elektronische patiëntendossier (EPD) zijn verslagen en laboresultaten van de zwangere terug te vinden.
16
3 Informatie over de afdeling gynaecologie Onder de kernactiviteiten van de raadpleging gynaecologie vallen uiteraard in eerste instantie de klassieke gynaecologische activiteiten zoals advies rond anticonceptie, onderzoek en behandeling van bloedingsstoornissen, pelviene pijnklachten enz. Bovendien hebben we, ondanks onze focus op tweede en derdelijnsactiviteiten, nog heel wat patiënten die voor een routine gynaecologisch onderzoek (uitstrijkje, borstonderzoek, …) op onze polikliniek beroep doen. Naast deze algemene gynaecologische activiteiten hebben we ook een aantal gespecialiseerde raadplegingen. Hieronder een overzicht van deze activiteiten.
3.1 Ambulante gynaecologische ingrepen en onderzoeken In het endoscopielokaal van de Vrouwenkliniek worden volgende ambulante ingrepen en onderzoeken uitgevoerd: -
colposcopie: bij een afwijkend uitstrijkje wordt met een microscoop naar de cervix gekeken. Indien nodig wordt een biopt genomen om de afwijking te bevestigen.
-
LLETZ: Large Loop Excision of the Transformation Zone: na het bevestigen van een afwijking aan de cervix via colposcopie en bioptie wordt de afwijkende zone d.m.v. een elektrocoagulatielus verwijderd. Dit gebeurt onder lokale verdoving.
-
ambulante hysteroscopie: met een camera wordt in de uterus gekeken, bijv. bij een vermoeden van een poliep, een myoom, een placentarest op echografie, … Bij fertiliteitspatiënten wordt een hysteroscopie uitgevoerd na drie gefaalde IVFpogingen. De arts kijkt na of o.a. een septum, vergroeiingen of poliepen aanwezig zijn.
-
operatieve hysteroscopie: deze ingreep wordt uitgevoerd voor o.a. het verwijderen van een kleine poliep. Ook wanneer de draadjes van een spiraal te hoog zitten of verdwenen zijn, kan het spiraal via deze ingreep verwijderd worden.
-
verwijderen van Implanon®: het verwijderen van dit anticonceptiestaafje gebeurt onder lokale verdoving.
-
coagulatie van condylomen: via elektrocoagulatie worden genitale wratten onder lokale verdoving verwijderd.
3.2 Kliniek voor vulvovaginale pathologie Tweemaal per week wordt een gespecialiseerde raadpleging gehouden voor vrouwen met chronische of recidiverende vulvaire en/of vaginale klachten, in het bijzonder patiënten met recidiverende infecties, vulvaire dermatosen en patiënten die last hebben van pijn bij het vrijen. Eenmaal per maand wordt de raadpleging samen met een dermatologe gehouden.
17
3.3 Menopauzekliniek In de menopauzekliniek kunnen vrouwen terecht met specifieke klachten rond de menopauze. In het bijzonder vrouwen met hardnekkige menopauzale symptomen of menopauzeklachten na de behandeling voor borstkanker worden hier geholpen.
3.4 Turnerkliniek Het multidisciplinaire team van deskundigen van het UZ Gent stelt zich tot doel adolescenten en vrouwen met het syndroom van Turner te begeleiden op zowel medisch als psychologisch vlak. Jong volwassen vrouwen met het Turnersyndroom hebben een hoger risico op verscheidene gezondheidsproblemen, zoals schildklierproblemen, gehoorsdaling, overgewicht en hypertensie. Het niet tijdig diagnosticeren en behandelen van deze problemen zorgt voor een toegenomen morbiditeit en mortaliteit. Een bijzondere aandacht in de Turnerkliniek gaat uit naar vrouwen met zwangerschapswens, waar een uitgebreid preconceptioneel nazicht voor mogelijke schildklier- en cardiovasculaire problemen noodzakelijk is. Ook tijdens de zwangerschap en het postpartum is het belangrijk hiervoor specialistische opvolging te voorzien, gezien het verhoogde risico op aortadilatatie en – dissectie bij zwangere Turner patiënten.
3.5 Pediatrische gynaecologie Op de poli gynaecologie wordt er een apart spreekuur voorzien voor gynaecologische raadplegingen bij kinderen.
3.6 Continentiekliniek In de continentiekliniek worden zowel blaas-, stoelgangs- als gynaecologische problemen, al dan niet gepaard gaand met ongewild urine- of stoelgangverlies, onderzocht en behandeld. Een nauw samenwerkend multidisciplinair team, bestaande uit (continentie)verpleegkundigen, artsen (urologen en gynaecologen) en een kinesitherapeut, staat in voor deze zorg. De continentiekliniek bevindt zich in de polikliniek Urologie, die vanaf oktober 2012 verhuist naar de gelijkvloerse verdieping van polikliniek 3 (0P3). Er is een informatiebrochure ter beschikking voor patiënten, waarin het zorgtraject beschreven staat.
18
3.7 Oncologie 3.7.1 Borstkliniek De borstkliniek is een multidisciplinaire setting die deels ressorteert binnen de Vrouwenkliniek. Hierbij wordt nauw samengewerkt met andere diensten zoals o.a. medische oncologie, radiotherapie, radiologie, medische genetica, anatoompathologie, zorgprogramma oncologie, algemene en plastische heelkunde. De patiënten met borstkanker doorlopen een zorgtraject waarin verschillende zorgverleners betrokken zijn. De medisch coördinator is prof. dr. Rudy Van den Broecke. Verder bestaat het team uit o.a. artsen uit de betrokken diensten, verpleegkundig consulenten oncologie (borstverpleegkundigen), sociaal verpleegkundigen en psychologen. De borstverpleegkundige vormt de rode draad in het geheel en doet dit a.d.h.v. een verpleegkundig spreekuur dat op verschillende kritische momenten in het zorgpad aangeboden wordt aan de patiënte. De borstverpleegkundige werkt heel nauw samen met de behandelende artsen en de psychosociale medewerkers. Het verpleegkundig spreekuur wordt meestal complementair met het medisch consult georganiseerd: bij de diagnosemededeling, bij de bespreking van het APD (anatoompathologische diagnose) verslag, bij de start van een nabehandeling en bij de slecht nieuws mededeling, bijv. herval van de ziekte. Wekelijks wordt er een MOC (multidisciplinair oncologisch consult) georganiseerd op maandag van 16u tot 17u. Alle disciplines zijn bij voorkeur aanwezig en de behandelende arts stelt zijn/haar patiënten voor. In het kader van een kwaliteitsvolle kankerregistratie wordt iedere patiënt met een nieuwe diagnose of iedere patiënt met een verandering in haar ziektetoestand (bijv. herval, omschakeling naar een andere behandeling) besproken. Een multidisciplinair behandelplan wordt opgesteld. De medische behandeling van borstkanker vindt u terug in het kwaliteitshandboek van het oncologisch centrum. Dit kan via Intranet geraadpleegd worden.
3.7.2 Pelviene oncologie De tumorgroep pelviene oncologie bestaat uit verschillende pelviene tumoren: -
Cervixcarcinoom (baarmoederhalskanker)
-
Ovariumcarcinoom (eierstokkanker)
-
Endometriumcarcinoom (baarmoederkanker)
-
Vulvacarcinoom (kanker van de schaamlip(pen))
-
Vaginacarcinoom
19
Het diagnostisch- en behandelingstraject van een patiënt met een pelviene tumor is steeds een traject waarbij verschillende zorgverleners betrokken zijn. Dit vereist een nauwe multidisciplinaire samenwerking, de belangrijkste zijn diensten zoals de Vrouwenkliniek, radiotherapie, medische oncologie, hospitalisatie gynaecologie, digestieve heelkunde, plastische heelkunde, medische beeldvorming, medische genetica, anatoompathologie, oncologisch centrum, … De medische coördinator is prof. dr. Rudy Van den Broecke. Er wordt ook een multidisciplinair consult gehouden waarbij de gynaecologen en radiotherapeuten samen patiënten zien, zowel voor diagnostiek als follow up. De rode draad doorheen het traject van een patiënt is de verpleegkundig consulent, zij implementeert op verschillende belangrijke momenten, in het zorgtraject, een verpleegkundig spreekuur al dan niet complementair aan de artsenconsultatie. Zij werkt nauw samen met de behandelende artsen, poliverpleegkundigen, psychologen, sociale werkers, hospitalisatieverpleegkundigen. Er worden wekelijks een aantal overlegmomenten georganiseerd waarop patiënten worden besproken: -
Multidisciplinair oncologisch consult (MOC): dit gaat door op maandag tussen 16u en 17u, alle disciplines zijn hier aanwezig en de patiënt wordt voorgesteld door één van de behandelende artsen. Op dit overleg wordt het behandelingstraject van de patiënt besproken en vastgelegd.
-
Psychosociaal overleg (PSO): op dit overleg worden patiënten besproken die extra ondersteuning nodig hebben en wordt bepaald door welke hulpverlener die ondersteuning het best wordt opgenomen, de verpleegkundig consulent en/of sociaal werker en/of psycholoog.
-
Multidisciplinair overleg (MDO): hier starten/herstarten met chemotherapie.
-
Patiëntenbespreking op hospitalisatie gynaecologie: meestal gaat het op deze overlegmomenten over patiënten die een heelkundige ingreep hebben ondergaan, soms patiënten die opgenomen worden wegens complicaties bij hun behandeling.
worden
patiënten
voorgesteld
die
De diagnostiek, behandeling en follow up van de verschillende pelviene tumoren kan u raadplegen in het kwaliteitshandboek van het oncologisch centrum via Intranet van het UZ Gent.
20
4 Informatie over de afdeling reproductieve geneeskunde De missie van de afdeling Reproductieve Geneeskunde (ARG) zoals ze in 2010 door het kernteam is gedefinieerd, is het aanbieden van wetenschappelijk verantwoorde diagnostiek en therapie bij vruchtbaarheidsproblemen, het uitvoeren van hoogkwalitatief onderzoek ter zake, zorgen voor onderwijs en opleiding op het terrein en maatschappelijke dienstverlening en uitstraling. De ARG wil zich onderscheiden door aan de nationale en internationale top te staan, in combinatie met een patiëntgerichte aanpak, waarbij de menselijke en holistische aspecten vooraan staan. Onze visie gaat uit van het feit dat elke patiënt, elk koppel uniek is, en vanuit een holistische visie benaderd dient te worden. De psychologisch-emotionele aspecten van een vruchtbaarheidsbehandeling zijn daarbij van kritisch belang. Vandaar wensen we de begeleiding van koppels en patiënten zo geïndividualiseerd mogelijk aan te bieden, waarbij de patiënt-medewerker relatie een echte vertrouwensrelatie zal zijn. Hoewel zwangerschap meestal het gewenste resultaat van een behandeling is, moeten ook mensen bij wie het niet lukt van hun contacten met de ARG een goed gevoel overhouden.
Daarnaast wil de ARG leidinggevend optreden op nationaal en internationaal vlak, zowel op niveau van wetenschappelijk onderzoek als van maatschappelijke dienstverlening en uitstraling. Onze medewerkers moeten stuk voor stuk mensen zijn die de toon aangeven en aanwezig zijn daar waar het debat wordt gevoerd en het beleid wordt gemaakt. Ons onderzoek is erop gericht klinisch toepasbaar te zijn. De ARG moet tenslotte een afdeling zijn waar ook de medewerkers zich goed voelen, waar een goede collegiale sfeer heerst en waar continue groeimogelijkheden bestaan. Teamactiviteiten, voortgezet onderwijs, opleidingen en bijscholing zijn instrumenten die hiertoe bijdragen. De afdeling Reproductieve Geneeskunde staat in voor diagnostiek en behandeling van koppels met vruchtbaarheidsproblemen. Eén op de 6 paren heeft medische hulp nodig bij voortplanting. Dit kan via allerlei technieken die hieronder verder worden besproken.
21
4.1 De opbouw van de consultaties 4.1.1 Eerste consultatie bij de arts a) Anamnese b) Uitvoeren van de opdrachten van de arts: - Bloedafname: 1. serologie bij vrouw en man 2. bijkomende bloedonderzoeken in opdracht van de arts - Onderzoeken plannen: 1. Vrouw: HSG (Hysterosalpingografie), hysteroscopie en/of laparoscopie 2. Partner: semen analyse - Eventueel consulten regelen: 1. Endocrinoloog 2. Uroloog 3. Androloog 4. Tweede afspraak plannen bij de fertiliteitsgynaecoloog
4.1.2 Tweede consultatie bij de arts a) Bespreken resultaten en diagnose stelling b) Behandeling bepalen: We spreken van medisch begeleide voortplanting (MBV) wanneer de essentiële stappen van de voortplanting, namelijk het samenbrengen van de eicellen en de zaadcellen, op kunstmatige wijze gebeurt. Het gaat hier in de eerste plaats om in-vitrofertilisatie en alle technieken die hiervan zijn afgeleid. Ook intra-uteriene inseminatie (IUI) wordt als MBV beschouwd omwille van de manipulaties die het sperma in het laboratorium ondergaat.
22
1) IUI ( Intra-uteriene inseminatie) In sommige gevallen kan men het natuurlijk bevruchtingsproces letterlijk en figuurlijk een eindje op weg helpen door het sperma - dat van de eigen partner of dat van een donor - via een technische ingreep op het juiste ogenblik rechtstreeks in de baarmoeder te brengen met een fijn buisje (een katheter). Door de bewerking van het sperma selecteren we de meest actieve zaadcellen en verwijderen we de nadelige bestanddelen uit het spermavocht. Deze behandeling wordt IUI genoemd. De kans op zwangerschap is constant gedurende de eerst drie behandelingscycli. Na drie cycli zijn 35% van de patiënten zwanger.
2) IVF/ ICSI (In-vitrofertilisatie/ intra-cytoplasmatische sperma injectie) In het natuurlijke bevruchtingsproces wordt de eicel bevrucht tijdens haar tocht doorheen de eileider. Bij in-vitrofertilisatie (IVF) gebeurt de bevruchting van de eicel buiten het lichaam van de vrouw. Deze techniek werd aanvankelijk ontwikkeld als oplossing voor onvruchtbaarheid die te wijten is aan verstopte eileiders. Later is gebleken dat we deze methode ook konden toepassen bij andere oorzaken van onvruchtbaarheid. De beperkende factor was evenwel de kwaliteit van het sperma. In 1993 werd ook deze beperking opgeheven toen bleek dat eicellen kunstmatig kunnen worden bevrucht door het inbrengen van één enkele zaadcel in de eicel met een fijne naald (intra-cytoplasmatische sperma injectie of ICSI). De belangrijke stappen in deze behandeling zijn:
stimulatie van de eierstokken om meerdere rijpe eicellen te ontwikkelen, aanprikken van de follikels en aspireren van de eicellen (eicelpunctie), bewerking van het zaadstaal, bevruchting van de eicellen in het laboratorium (IVF of ICSI) en het terugplaatsen van één of twee embryo’s in de baarmoeder.
Het overbrengen van embryo’s naar de baarmoeder is een eenvoudige procedure, waarvoor geen ziekenhuisopname of verdoving vereist is. De embryo’s worden met een katheter uit het laboratoriumschaaltje opgenomen en via de baarmoederhals in de baarmoederholte gebracht onder echografische controle.
23
3) MESA / TESE (Microchirurgische epididymaire sperma aspiratie/ testiculaire sperma extractie) Bij sommige mannen vindt men geen enkele zaadcel in het ejaculaat (azoöspermie). Verstopping van de zaadleiders (na infectie, na sterilisatie of aangeboren afwezigheid) is een van de oorzaken. In andere gevallen produceren de teelballen geen of te weinig zaadcellen. De precieze oorzaak moet via voorafgaand onderzoek worden uitgemaakt. Hiervoor wordt de man verwezen naar de androloog of uroloog. Als de zaadleider verstopt is, kunnen zaadcellen via een eenvoudige heelkundige ingreep uit de bijbal worden geaspireerd (MESA of microchirurgische epididymaire sperma aspiratie; een ingreep onder algemene verdoving). Wanneer in de zaadvloeistof bij routineonderzoek helemaal geen zaadcellen worden aangetroffen, kan men bij ongeveer 40% van deze patiënten toch eilandjes van beperkte zaadcelproductie vinden (TESE of testiculaire sperma extractie). Dit vergt een relatief kleine heelkundige ingreep die in de dagkliniek kan verricht worden. Zonder een goede exploratie van de scrotale inhoud en bijhorend microscopisch onderzoek van het afgenomen weefsel, kan men een individueel geval van azoöspermie niet als volledig onderzocht beschouwen en blijven behandelingsmogelijkheden soms onbenut. De bevruchting van de eicel gebeurt door middel van ICSI, omdat zowel het aantal als de kwaliteit van de zaadcellen onvoldoende zijn voor IVF. De resultaten van deze behandeling zijn bijna even goed als bij het gebruik van zaadcellen na ejaculatie.
4) PGD (Pre-implantatie genetische diagnostiek) Hieronder verstaat men het onderzoek van embryo’s op genetische afwijkingen vóór ze in de baarmoeder worden geplaatst. Wanneer een embryo het 8-cellig stadium heeft bereikt (d.i. drie dagen na de bevruchting) kan men één of twee cellen van het embryo wegnemen en hierop een genetisch onderzoek verrichten. Met dit onderzoek kan men het geslacht van embryo’s bepalen, en nagaan of het chromosomenaantal normaal is. Deze techniek wordt actueel toegepast wanneer er een gekend risico bestaat op een kind met een ernstige genetische afwijking. Vermits de efficiëntie van dergelijke embryodiagnostiek nog geen 100% bedraagt, wordt in geval van zwangerschap een vruchtwaterpunctie sterk aangeraden. Het genetisch onderzoek wordt verricht in samenwerking met de dienst Medische Genetica (Prof. dr. A. De Paepe). Geslachtsbepaling gebeurt enkel voor koppels met een groot risico op eengeslachtsgebonden erfelijke afwijking. 5) Spermabank Alleenstaande en lesbische koppels leven dikwijls met een onvervulde kinderwens met ernstige emotionele en psychologische stress tot gevolg. Maar ook koppels bij wie de man onvruchtbaar is. Spermadonoren geven aan deze kinderloze koppels de kans op ouderschap. Spermadonatie zit echter nog te veel in de taboesfeer omdat het nog te veel geassocieerd wordt met vaderschap. Onterecht want de Belgische wetgeving garandeert absolute anonimiteit. Er bestaat een chronisch tekort aan Belgische spermadonoren om te kunnen beantwoorden aan de toenemende vraag. De belangrijkste voorwaarde voor donoren is dat ze tussen 18 en 40 jaar oud zijn, en gezond. Om dit laatste te verifiëren worden een aantal testen voorafgaande de donatie uitgevoerd. Verder wordt van de donor verwacht dat hij een aantal dagen geen zaadlozing heeft en dat hij naar het centrum komt
24
om een spermastaal te produceren en af te leveren. Hiervoor wordt per gift een onkostenvergoeding voorzien.
4.2 De taak van de vroedvrouw Organisatorisch : -
Dossiers klaarleggen
-
Nodige resultaten opzoeken en klasseren
Nodige behandeling plannen en in detail uitleggen : -
Informatiebrochure en/of DVD meegeven
-
Uitleg medicatieschema
-
Administratieve afhandeling van wettelijk noodzakelijke documenten
Technische actes: -
Staalafnames : meestal bloedafnames
-
Assistentie bij embryo terugplaatsing (ET): echografische begeleiding van de arts bij de ET. Het overbrengen van embryo’s naar de baarmoeder is een eenvoudige procedure waarvoor geen ziekenhuisopname of verdoving vereist is. De embryo’s worden met een katheter uit het laboratoriumschaaltje opgenomen en via de baarmoederhals in de baarmoederholte gebracht onder echografische controle. Wanneer na een embryoterugplaatsing één of meer embryo’s van goede kwaliteit overblijven, kunnen we ze bewaren in vloeibare stikstof (cryopreservatie). Indien de embryo’s van onvoldoende kwaliteit zijn, worden zij aan hun natuurlijk lot (d.w.z. ten onder gaan) overgelaten. Men moet ermee rekening houden dat gemiddeld slechts de helft van de embryo’s het invries- en ontdooiproces overleeft. Het kan dus gebeuren dat na ontdooiing geen enkel embryo overleeft. Na ontdooiing worden de embryo’s nog één dag in cultuur gehouden om na te gaan of ze verder delen.
Op de afdeling zijn verschillende informatiebrochures beschikbaar.
25
Bijlagen
Bijlage A : Veel gebruikte afkortingen
Poli verloskunde AB Abgram AAP AC BOH BV CLEA CMV CTG CVS cx D+C ECG Epi E/S EUG FHR FV GBS Hb HCG Hct HIV HL HSG ICSI IO Irr. AL IUD IUI IV IVF KB K&G KIE KID LM MDO MESA MOC MIC N, N/S enz. NIC OGTT PBO
Antibiotica Antibiogram Abortus Arte Provocatus Amniocentesis (vruchtwaterpunctie / VWP) Bad Obstetrical History Borstvoeding Continuous Lumbal Epidural Anaesthesia: epidurale Cytomegalovirus Cardiotocografie Chorionic villus sampling (vlokkentest) Cervix Dilatatie en Curettage Elektrocardiogram Episiotomie Eiwit/suiker (in urine) Extra-uteriene graviditeit Fetal Heart Ratio Flesvoeding Groep B streptokokken Hemoglobine Humaan Choriongonadotrofine Hematocriet Human Immunodeficiency Virus Hoofdligging Hysterosalpingografie Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie Inwendig onderzoek Irregulaire antilichamen Intra-uterine Device Intra-uteriene inseminatie Intraveneuze In vitro fertilisatie Kindsbewegingen Kind en Gezin Kunstmatige Inseminatie met Eigen zaad Kunstmatige Inseminatie met Donorzaad Laatste Menses Multidisciplinair overleg Microchirurgische epididymaire sperma aspiratie Multidisciplinair oncologisch consult Maternal Intensive Care Fundushoogte op navelhoogte, halfweg navel/symfyse Neonatal Intensive Care Orale Glucose Tolerantietest Perifeer Bloedonderzoek 26
PC PGD Plac. PND PO PPH PROM PSO R Re, Li RR RX SC SL TESE U/S V VE VV VWP W
Bloedtransfusie (ml) Pc Packed Cells Pre-implantatie genetische diagnostiek Placenta Prenatale diagnostiek Per os Postpartumhemorragie Premature Rupture Of Membranes Psychosociaal overleg Rug rechts of links Perifere Bloeddruk Röntgenonderzoek Sectio Caesarea Stuitligging Testiculaire sperma extractie Ultrason, syn. echografie, in ultrasontaal: Verlossing Vacuümextractie Verwachte verlossingsdatum Vruchtwaterpunctie Weken (zwangerschapsduur in ....)
27
Bijlage B : Grondplan UZ Gent: Poli Vrouwenkliniek (P3-P4)
28
Bronnen BRAEMS, G. (2011). Welkom in de Vrouwenkliniek, UZ Gent. Studentenbrochure. ROETS, E. (2011). Zwangerschap, prenatale raadpleging. Informatiebrochure. UZGENT (2011), geraadpleegd op www.uzgent.be op 30 juni 2011. UZGENT AFDELING REPRODUCTIEVE GENEESKUNDE, (2008). Informatiebrochure. UZGENT INCONTINENTIEKLINIEK. (2009). Informatiebrochure. VROUWENKLINIEK UZGENT (2010), geraadpleegd op www.vrouwenkliniek.be op 30 juni 2011.
Deze studentenbrochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ Gent. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het UZ Gent.
Auteurs: Buyssens Heleen, Decoene Elsie, De Croo Ilse, Geril Annick, Goemaes Régine, Goossens Marleen, Remmery Marleen, Temmerman Marleen, Weyers Steven, Marrou L’khattabi Ouafae
29