OCFR WORKING PAPER SERIES
BELEIDSCONSEQUENTIES VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET Arianne Eckhardt en Helena Goote 1,2 Applied Working Paper No. 2008-05 December 2008
ORTEC CENTRE FOR FINANCIAL RESEARCH Postbus 4074, 3006 AB Rotterdam Max Euwelaan 78, Netherland, www.ortec-finance.com
ABSTRACT Op 1 januari 2006 is in Nederland de Zorgverzekeringswet in werking getreden. Deze wet creëerde een gereguleerd marktgeoriënteerd zorgverzekeringsstelsel. Na het in werking treden van deze wet werden grote verschuivingen zichtbaar onder de verzekerden. Deze effecten werden vooral veroorzaakt door het kunstmatig lage niveau waarop de verzekeraars de premie hadden vastgesteld. Door deze premieoorlog is de aanwezige solvabiliteit zorgwekkend geslonken en is ingrijpen thans noodzakelijk. Aan de hand van een voorbeeld wordt ingegaan op de beleidsinstrumenten die een verzekeraar tot zijn beschikking heeft om de solvabiliteitspositie te verbeteren. Ook wordt aangegeven hoe deze instrumenten elkaar, het risico en het rendement beïnvloeden. Trefwoorden: ALM, premiebeleid, zorgverzekeraars, zorgverzekeringswet JEL Classificatie: G22, I10, I18
1
De auteurs zijn werkzaam bij ORTEC Finance Insurance Advisory. Opmerkingen en vragen kunnen worden gericht aan
[email protected]. 2 Copyright © 2008 ORTEC Finance bv. All rights reserved. No part of this paper may be reproduced, in any form or by any means, without permission from the authors. Shorts sections may be quoted without permission provided that full credit is given to the source. The views expressed are those of the individual author(s) and do not necessarily reflect the views of ORTEC Finance bv.
1
Inleiding
Op 1 januari 2006 is in Nederland de Zorgverzekeringswet (Zvw) in werking getreden. De overheid wil met deze wet een gereguleerd marktgeoriënteerd zorgverzekeringsstelsel creëren. Door concurrentie tussen verzekeraars zou de kostenefficiency en de vraaggerichtheid van de zorg kunnen toenemen, met afnemende zorgkosten (voor de overheid) tot gevolg. Inmiddels is het zover dat het effect van de nieuwe wet op verzekeringsmaatschappijen volop zichtbaar begint te worden. Het belangrijkste effect betreft de landelijke achteruitgang in solvabiliteitspositie. In dit artikel zullen wij ingaan op de ontwikkelingen sinds de invoering van de Zvw en de te verwachten ontwikkelingen in de toekomst. Hiermee samenhangend zullen we stilstaan bij de invloed op de financiële positie van een verzekeraar en op het beleid dat een verzekeraar kan voeren in een concurrerende markt om de financiële positie gezond te houden. In Sectie 2 worden de ontwikkelingen op de zorgverzekeringsmarkt na ingang van de nieuwe wet behandeld en worden de beleidsinstrumenten van zorgverzekeraars voor de toekomst geïntroduceerd. In Sectie 3 wordt een voorbeeld uitgewerkt dat illustreert hoe de verschillende beleidsinstrumenten samenwerken en welk effect ieder instrument heeft op de financiële positie van de zorgverzekeraar. Ten slotte staan in Sectie 4 de conclusies die kunnen worden getrokken over de financiële toekomst van zorgverzekeraars in Nederland en de belangrijke rol die ALM-studies hierbij spelen.
1
2
De zorgverzekeringsmarkt
2.1
Recente ontwikkelingen
In 2006 was er sprake van een bijzonder dynamische zorgverzekeringsmarkt. De concurrentie was groot en door de ingevoerde acceptatieplicht was het voor iedere verzekerde mogelijk om van zorgverzekeraar te wisselen. De strijd tussen verzekeraars om een zo groot mogelijk marktaandeel te verwerven heeft geleid tot een zeer scherpe premiestelling aangezien de opslagpremie die gevraagd werd laag is, zie Figuur 2.1. Deze strijd heeft gevolgen gehad voor de financiële resultaten van verzekeraars, aangezien bij een aantal verzekeraars sprake was van een niet kostendekkende premiestelling. Gezamenlijk bedroeg het verlies circa 280 miljoen euro. Dit had in 2006 nog geen gevolgen voor de financiële gezondheid van de verzekeraars; totaal bezien was er eind 2006 nog ruim twee maal zoveel solvabiliteit aanwezig als vereist. Dit was echter wel een verslechtering ten opzichte van het jaar ervoor. Figuur 2.1: Premieontwikkeling (in euro). In deze figuur staan de overheidsverwachtingen voor de premie, zoals deze in de rijksbegroting staan (raming VWS) en de gevraagde gemiddelde premie van alle zorgverzekeraars die onder toezicht van de DNB staan (premiestelling). De rekenpremie is de door VWS geraamde nominale premie die verzekeraars dienen te heffen ter dekking van de zorgkosten die niet worden vergoed uit het zorgverzekeringsfonds. De opslagpremie is ter dekking van beheerskosten en noodzakelijke exploitatiesaldi. Bron: rijksbegroting 2006 t/m 2008. 1,150 1,100 1,050
83
60
1,000
1,051
950 900
52
136
970
87
77
970
970
1,051
970
2006
2007
rekenpremie (overheid)
premiestelling
raming vws
premiestelling
raming vws
raming vws
premiestelling
850
2008
opslagpremie (zorgverzekeraars)
2
In 2007 was er sprake van aanhoudende verliezen op de zorgpolissen. Het overschot aan solvabiliteit daalde en ook het technisch (verzekering) resultaat liet een verlies zien van circa 100 miljoen euro. Hoewel er nog voldoende solvabiliteit aanwezig is, is de gemiddelde solvabiliteitsratio (= aanwezig (vrij) eigen vermogen / vereist eigen vermogen) in 2007 toch verder gedaald, zie Figuur 2.2. In het eerste kwartaal van 2008 is de gemiddelde solvabiliteitsratio onder de 200% gekomen. Hoewel er daarna een licht herstel zichtbaar was daarna, blijft het technisch resultaat op de basisverzekering negatief. Figuur 2.2: Ontwikkeling solvabiliteitsratio van de Nederlandse ziektekostenverzekeraars. Bron: DNB statistiek T7.9 solvabiliteit van de ziektekostenverzekeraars (9 december 2008). Solvabiliteitsratio ziektekostenverzekeraars 260
solvabiliteitsratio (%)
250 240 230 220 210 200 190 180 2006 I 2006 II 2006 III 2006 IV 2007 I 2007 II 2007 III 2007 IV 2008 I 2008 II 2008 III periode
Onder de Zvw is premiedifferentiatie niet toegestaan. Om er voor te zorgen dat verzekeraars niet aan risicoselectie doen, zodat bijvoorbeeld chronisch zieken ook een basisverzekering kunnen krijgen, vindt er ex-ante risicoverevening plaats tussen verzekeraars. Verzekeraars worden gecompenseerd uit het vereveningsfonds of moeten bijdragen aan het vereveningsfonds voor hun deelnemersbestand (relatief veel dure deelnemers betekent compensatie, relatief weinig dure deelnemers betekent bijdragen). Daarnaast is er een ex-post risicoverevening tussen de diverse verzekeraars van toepassing. Op deze wijze wordt een “gelijk speelveld” gecreëerd voor alle verzekeraars en wordt beoogd dat concurrentie in de zorgmarkt leidt tot verbetering van de kwaliteit en een doelmatige zorginkoop. Als gevolg van dit ex-post correctiemechanisme lopen verzekeraars nagenoeg geen verzekeringstechnisch risico. Vanaf 2008 bouwt de overheid de ex-post risicoverevening 3 tussen zorgverzekeraars af. Dan is er genoeg historie om de ex-ante risicoverevening goed te laten werken en wordt doelmatig werken van de zorgverzekeraars extra gestimuleerd.
3
De ex-post risicoverevening is vooral ingesteld omdat er nog niet genoeg gegevens waren om een goed aansluitende ex-ante risicoverevening in te stellen. Het risicovereveningssysteem van 2009 staat hier beschreven: www.minvws.nl/kamerstukken/z/2008/risicovereveningssysteem-2009.asp. Hierin staat ook uitleg over het afbouwen van de ex-post risicoverevening en de reden hiervan.
3
De ex-ante risicoverevening heeft tot gevolg dat er meer individueel risico ontstaat. Dit leidt, naar verwachting, tot hogere solvabiliteitseisen omdat verzekeraars meer ex-post risico gaan lopen en meer risico betekent een hoger vereist eigen vermogen. De overheid probeert verder het zorgstelsel in goede banen te leiden door o.a. de vraag naar zorgverzekeringen prijsgevoelig te houden.
2.2
Toekomstgericht beleid
Verzekeraars hebben te maken met veel partijen en opgelegde structuren. Alle handelingen van zorgverzekeraars worden bijvoorbeeld op de voet gevolgd door de overheid, die kan ingrijpen wanneer zij dit nodig vindt. Daarbij streven zorgverzekeraars vanuit concurrentieoverwegingen naar lage zorgkosten door op een kostenefficiënte manier zorg in te kopen. Hoe kun je als zorgverzekeraar in de huidige, zeer concurrerende markt er nu voor zorgen dat je verstandig en toekomstgericht beleid blijft voeren? Handhaven van het huidige beleid, gedreven door scherpe prijsstelling, zal er immers voor kunnen zorgen dat het voor veel verzekeraars niet meer mogelijk is om over een aantal jaar zelfstandig te opereren. De basis voor verstandig en toekomstgericht beleid wordt ons inziens gevormd door verstandig en toekomstgericht financieel risicomanagement. Wanneer een verzekeraar een goed beeld heeft van de gevolgen van veranderingen van het financiële beleid op de balans, de verlies- en winstrekening, solvabiliteit en risico’s, dan kan vanuit dit inzicht het beleid verder uitgewerkt worden.
2.3
De financiële wereld van zorgverzekeraars
Voor zorgverzekeraars zijn er twee beleidsinstrumenten die in belangrijke mate de ontwikkeling van de solvabiliteit bepalen, namelijk het beleggings- en premiebeleid. In het laatste kwartaal van ieder jaar wordt de nieuwe premie vastgesteld ter dekking van de kosten in het komende jaar. Deze premie is gebaseerd op een prognose van de ontwikkeling van de zorgkosten. Jaarlijks nemen de zorgkosten toe met de zogenoemde “zorginflatie”, dat is de prijsstijging van zorggerelateerde kosten zoals medicijnen, ziekenhuisbezoek en specialisten, die verzekeraars vergoeden. Om jaarlijks de solvabiliteit op peil te houden (bij een kostendekkende premie) is dus minimaal een beleggingsrendement nodig ter grootte van deze zorginflatie. Indien de vastgestelde premie niet toereikend is om de zorgkosten te dekken zal de solvabiliteitsratio afnemen. Dit tekort kan natuurlijk wel gecompenseerd worden door het behalen van extra beleggingsrendement. In Figuur 2.3 wordt dit schematisch weergegeven:
4
Figuur 2.3: Samenhang beleggingsbeleid en premiebeleid
SOLVABILITEIT =
+/-
Eigen vermogen Vereiste solvabiliteit +/HEFBOOM × RENDEMENT
TECHNISCH RESULTAAT “Premie - Schade - Kosten + …”
Belegd vermogen × reëel rend. × reëe reëell rend. Vereiste solvabiliteit
Vereiste solvabiliteit
Indien de zorgkosten sneller stijgen dan verondersteld is bij het vaststellen van de premie, dan hebben we te maken met een negatief technisch resultaat. Stel dat dit tekort 1% van de vereiste solvabiliteit bedraagt dan neemt hierdoor de solvabiliteitsratio af met 1%. Dit verlies moet gecompenseerd worden door een extra beleggingsrendement te halen, bovenop de zorginflatie, om de solvabiliteitsratio op peil te houden. Stel dat het belegdvermogen twee maal de vereiste solvabiliteit bedraagt (er is dus een hefboom), dan is een rendement van 0,5% bovenop de zorginflatie nodig om de solvabiliteit constant te houden. Indien het beleggingsrendement ook nog eens lager is dan de zorginflatie dan heeft dit een extra daling van de solvabiliteitsratio tot gevolg. Dit houdt dus in dat er een volledige interactie is tussen het premiebeleid en het beleggingsbeleid. De gevolgen van deze interactie kunnen door middel van een assetliability management (ALM) studie inzichtelijk worden gemaakt. Middels een ALM-studie kan integraal inzicht verkregen worden in de impact van de beleidskeuzes voor zowel de korte als lange termijn. Met behulp van scenario analyse kan een “management flight simulator” worden opgestart om inzicht te krijgen in de dynamiek van het bedrijf en de mogelijke acties en reacties. Scenario analyse geeft een geloofwaardige beschrijving van een onzekere toekomst, waarmee risico’s kunnen worden ingeschat en gevisualiseerd. Dit geeft dus veel inzicht in verschillende toekomstscenario’s.
5
3
Verstandig en toekomstgericht financieel beleid
3.1
Randvoorwaarden
Landelijk gezien werd in 2007 onder de Zvw een uitgavenpost van 30 miljard (VWS) verwacht; daartegenover stond een inkomstenpost van 29.3 miljard. In combinatie met een tegenvallend beleggingsresultaat is dus een aanslag gedaan op het eigen vermogen. Om de daling van de solvabiliteitsratio tegen te gaan zal de premie meer verhoogd moeten worden dan met de verwachte zorginflatie. Dit is in 2008 nog niet gebeurd. We zullen ter illustratie de situatie van zorgverzekeraar X bekijken. Zorgverzekeraar X biedt alleen de basisverzekering aan. De solvabiliteitsratio bedroeg eind 2006 215%, de solvabiliteitsratio is in 2007 verder afgenomen richting de 200%. Deze situatie werd enerzijds veroorzaakt door een te lage premie en anderzijds door tegenvallende beleggingsresultaten. De typische zorgverzekeraar zit dus met een dilemma. Aangezien de markt concurrerend is, zal de premiestelling zo laag mogelijk moeten blijven. Anderzijds heeft de verzekeraar ook met interne risiconormen te maken en met de externe toezichthouder (DNB). De doelstelling van de verzekeraar is daarom dat (i) de premie slechts beperkt sterker mag stijgen dan de zorginflatie en dat (ii) de solvabiliteitsratio met slechts een geringe kans, bijvoorbeeld met maximaal 0.5% kans (dus 99.5% zekerheid), lager mag worden dan 150%. We zullen aan de hand van een aantal ALM voorbeelden de gevolgen van diverse beleidsbeslissingen toelichten.
3.2
Premiebeleid dat (alleen) stuurt op technisch resultaat 0
Zoals vermeld is de premie in 2007 te laag vastgesteld. Indien onze verzekeraar “X” een beleggingsmix hanteert die een gemiddeld rendement genereert dat gelijk is aan de gemiddeld te verwachten zorginflatie zal toch een substantiële premieverhoging noodzakelijk zijn, bovenop de zorginflatie, om de daling van de solvabiliteitsratio tot staan te brengen. We gaan er nu vanuit dat er geen beperkingen zijn voor wat betreft de stijging van de premie en dat er wordt gestuurd op een technisch resultaat (TR) van 0. In Figuur 3.1 is zichtbaar gemaakt welke gevolgen er in dit geval te verwachten zijn voor de premiestijging en de solvabiliteitsratio in 2008.
6
Figuur 3.1: Alleen TR=0 - Invloed premie op solvabiliteitsratio
Premieverandering tov zorginflatie
solvabiliteitsratio
Gemiddelde
scenario
solvabiliteitsnorm
Om in 2008 de daling van de solvabiliteitsratio te stoppen, is een gemiddelde premiestijging van bijna 15% bovenop de zorginflatie noodzakelijk om geen negatief technisch resultaat te krijgen. De premiestijging is in dit geval niet afhankelijk van het beleggingsrendement. Het gevolg van deze eenmalige bijsturing is een gemiddeld stabiele solvabiliteitsratio in de toekomst. Uit Figuur 3.1 valt ook op te maken dat er veel scenario’s zijn met een solvabiliteitsratio onder de 150% (er is een kans van 3.7% om in 2016 onder een solvabiliteitsratio 150% te zitten), hetgeen in strijd is met de doelstelling die verzekeraar X nastreeft. Om de gemiddelde solvabiliteitspositie te verbeteren zou gemiddeld meer rendement gemaakt moeten worden dan de gemiddelde zorginflatie. Hiertoe zou gekozen kunnen worden voor het uitbreiden van de aandelenportefeuille, die op dit moment uit 10% van het belegdvermogen bestaat. Uit Figuur 3.2 blijkt inderdaad dat de gemiddelde solvabiliteitsratio sterker stijgt indien het gemiddelde beleggingsrendement toeneemt door uitbreiding van de aandelenportefeuille. Door het uitbreiden van het percentage aandelen neemt echter ook de kans toe dat de solvabiliteitsratio onder de 150% komt vanwege een grotere kans op slechte beleggingsresultaten.
7
Figuur 3.2: Alleen TR=0 - Invloed percentage aandelen Kans(solv.ratio<150%) (%)
45% aand
30% aand 0% aand Huidige mix 15% aand
Gem solv.ratio (%)
Het uitbreiden van de aandelenportefeuille is in deze situatie dus geen goede beleidsbeslissing, aangezien de kans op lage solvabiliteitsratio’s dan omhoog gaat.
3.3
Premiebeleid afhankelijk van solvabiliteitsratio
Om de risico’s te verkleinen zou een ander premiebeleid gekozen kunnen worden waarmee gestreefd wordt naar een hogere doelsolvabiliteit. Er worden twee mogelijkheden besproken: • Sturen op doelsolvabiliteit 250% (i.p.v. TR=0). • Sturen op doelsolvabiliteit 250% (i.p.v. TR=0), met additionele premierestrictie van maximaal 3% bovenop de zorginflatie per jaar. Het premiebeleid is in deze beleidsvarianten afhankelijk van de solvabiliteitsratio. De premie wordt zodanig vastgesteld dat er gestreefd wordt naar een hogere doelsolvabiliteit in de toekomst. In Figuur 3.3, 3.4 en 3.5 wordt een vergelijking gemaakt tussen alle drie de beschreven beleidsvarianten. In Figuur 3.3 wordt de gemiddelde solvabiliteitsratio en de kans op lage solvabiliteitsratio’s bij verschillende beleggingsmixen vergeleken. In Figuur 3.4 wordt voor de huidige beleggingsmix de premieverandering vergeleken. Ten slotte wordt in Figuur 3.5 de gemiddelde premiestijging boven zorginflatie en de kans op lage solvabiliteitsratio’s bij verschillende beleggingsmixen vergeleken. In Figuur 3.5 wordt de premiestijging ten opzichte van de zorginflatie gedefinieerd als de cumulatieve premiestijging gedeeld door de cumulatieve schade-inflatie (ofwel zorgkostenstijging). Het gemiddelde wordt over de scenario’s genomen. Als er gekeken wordt naar het eerste solvabiliteitsafhankelijke beleidvariant (zonder premierestrictie) blijkt dat de risico’s als gevolg van een ander premiebeleid gereduceerd zijn tot nul. Hier staan echter aanzienlijk grotere en volatielere premiestijgingen tegenover.
8
Figuur 3.3: Invloed beleid op risico en rendement Kans(solv.ratio<150%)
Sturen op doelsolvabiliteit Premierestrictie +/-3% p.j.
Sturen op TR=0 Geen premierestrictie
Sturen op doelsolvabiliteit, Geen premierestrictie
45% aand 0% aand 15% aand30% aand Huidige mix
Gem solv.ratio
Figuur 3.4: Premieverandering als gevolg van verschillend beleid bij huidige mix Sturen op TR = 0 Geen premierestrictie
Sturen op doelsolvabiliteit Geen premierestrictie
9
Sturen op doelsolvabiliteit Premierestrictie +/- 3%
Teneinde geen verzekerden te verliezen ligt het voor de hand dat de verzekeraar de premie beperkt wil laten stijgen. In de tweede, solvabiliteitsafhankelijke, beleidsvariant geldt een additionele beperking voor de maximale premiestijging ten opzichte van de zorginflatie, Indien er sprake is van een beperking dat de premie slechts 3% meer of minder kan toenemen dan de zorginflatie blijkt dat dit aanzienlijke gevolgen heeft voor de risico’s. Er is immers éénmalig een extra verhoging van 15% noodzakelijk om geen verlies meer te lijden. Indien de extra stijging maximaal 3% bedraagt, is er dus nog een aantal opeenvolgende jaren sprake van een verliessituatie. Het gevolg is een sterke toename van de risico’s. Door het premiebeleid afhankelijk te maken van de solvabiliteitsratio wordt er anders gereageerd op de beleggingen dan wanneer er alleen op technisch resultaat gelijk aan 0 wordt gestuurd. Voor beide beschreven solvabiliteitsafhankelijke beleidsvarianten wordt de ontwikkeling van de premie ook beïnvloed door de beleggingsopbrengsten. Een hoger beleggingsrendement vertaalt zich in deze situatie niet zozeer in een hogere solvabiliteitsratio, maar in een lagere premiestijging of zelfs een premiedaling. De solvabiliteitsratio wordt dus ongevoeliger voor de samenstelling van de beleggingsmix. Wanneer de premiestijging wordt beperkt wordt de solvabiliteitsratio meer beïnvloed door de samenstelling van de beleggingsmix dan zonder restrictie. Figuur 3.5 Invloed beleid op risico en premie Kans(solv.ratio<150%) (%) 0% aand
45% aand
Sturen op doelsolvabiliteit Premierestrictie +/-3% p.j.
Sturen op TR=0 Geen premierestrictie
Huidige mix 30% aand 15% aand
Sturen op doelsolvabiliteit Geen premierestrictie
Gem. premiestijging t.o.v. zorginflatie
10
Zoals uit het voorgaande voorbeeld blijkt kan door middel van het definiëren van verschillende keuzes voor wat betreft het premie- en beleggingsbeleid in een ALM-studie de impact van deze beleidsinstrumenten op de solvabiliteitsratio inzichtelijk gemaakt worden. Door het stellen van expliciete risiconormen kan een verzekeraar vervolgens op een onderbouwde wijze bepalen wat verstandig beleid is voor de hele bedrijfsvoering. Het is belangrijk om op te merken dat we hier uitgaan van een stabiel deelnemersbestand. Echter, wanneer de premie meer omhoog gaat dan die van de concurrentie zal het deelnemersbestand hoogstwaarschijnlijk afnemen, en vice versa stijgen bij een lagere premiestijging dan die van de concurrentie. Dit kan een significant effect hebben op de uitkomsten en conclusies. Omdat we geen goede aanname kunnen maken over de omvang van dit effect is dit aspect niet meegenomen bij de analyses. Wanneer een ALM-studie wordt uitgevoerd voor een specifieke verzekeraar kan dit effect worden meegenomen als een gegeven of als gevoeligheidsanalyse.
11
4
Conclusies
Gezien de huidige ontwikkeling op de zorgmarkt is een goed financieel beleid noodzaak voor alle zorgverzekeraars. Om een goed beeld te krijgen van alle mogelijkheden die een zorgverzekeraar heeft en de gevolgen hiervan op de verschillende financiële aspecten, is een goede en integrale analyse nodig. Goed financieel inzicht kan worden verkregen door een ALM-studie uit te voeren. Door een ALM-studie kan een integrale benadering van premie- en beleggingsbeleid zichtbaar worden gemaakt. Zodoende wordt inzicht gegeven in de consequenties van verschillende beleidskeuzes op de balans, de verlies- en winstrekening en de ontwikkeling van de solvabiliteitspositie. Door deze integrale benadering is het inzicht en de onderbouwing van keuzes zo compleet mogelijk. Een ALM-studie kan dus helpen bij het vaststellen van verstandig en toekomstgericht beleid voor zorgverzekeraars. De huidige solvabiliteitsposities laten een niet al te positieve ontwikkeling zien. Ook zonder een al te diepe analyse wordt duidelijk dat een toename van de nominale premie waarschijnlijk onafwendbaar is. Echter, door een ALM-studie uit te voeren kan een zorgverzekeraar een goed onderbouwde keus maken voor het gehele premiebeleid en beleggingsbeleid in de toekomst, om zo de premiestijging lager of effectiever te laten zijn ten opzichte van de concurrenten.
12
Referenties 1.
CPB CEP 2007 (http://www.cpb.nl/nl/pub/cepmev/cep/2007/).
2.
DNB statistieken toezicht zorgverzekeraars (http://www.statistics.dnb.nl/index.cgi?lang=nl&todo=Verzekeraars2).
3.
DNB kwartaalberichten vanaf maart 2006 (http://www.dnb.nl/nieuws-enpublicaties/publicaties-dnb/kwartaalbericht/index.jsp).
4.
DNB statistisch bulletin juni 2006 (http://www.dnb.nl/nieuws-enpublicaties/publicaties-dnb/statistisch-bulletin/index.jsp).
5.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (http://www.minvws.nl/).
6.
De Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA) Monitor zorgverzekeringsmarkt 2007 en 2008 (http://www.nza.nl/nza/Publicaties/Monitor11).
7.
Rijksbegroting 2006 t/m 2008 (http://www.rijksbegroting.nl/2008/home).
8.
P.J.A Stam en W.P.M.M. van de Ven (4 december 2006), “Risicoverevening in de zorgverzekering” (rapport).
9.
Verbond van verzekeraars verzekerd van cijfers vanaf 2006 (http://www.verbondvanverzekeraars.nl/Cijfers/Verzekerd%20van%20Cijfers.aspx ).
10.
Verbond van verzekeraars Verzekerd! 8 februari 2007 (http://www.verbondvanverzekeraars.nl/Publicaties.aspx?publicatieid=93).
13