Nieuwsbrief van d.d. 19-11-2010 Nummer: 22—2010
Wetsvoorstel Pensioenregister naar de Tweede Kamer Het wetsvoorstel Pensioenregister (nr. 32 533) is onlangs naar de Tweede Kamer gezonden. Het Pensioenregister maakt het voor iedere burger mogelijk om via één website een totaaloverzicht te krijgen van al zijn bij pensioenfondsen en pensioenverzekeraars opgebouwde pensioenaanspraken. Ook de AOW-aanspraken worden in het register opgenomen. Via de website www.mijnpensioenoverzicht.nl (inloggen met DigiD) moet het vanaf 4 januari 2011 voor iedereen mogelijk zijn het digitale totaaloverzicht van zijn pensioen- en AOWaanspraken in te zien. Het gebruik van de website is gratis, want de tool is financieel mogelijk gemaakt door verzekeraars en pensioenfondsen. Individuele toekomstvoorzieningen in de zogenaamde ‘derde pijler’ zoals lijfrenten, stamrechten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, maken (nog) geen deel uit van het overzicht.
Financieringsovereenkomst DGA al aangepast? aanpassen van financieringsovereenkomsten in situaties waarin de pensioenuitvoerende vennootschap een andere is dan de werkgevervennootschap (extern eigen beheer). Bestaande financieringsovereenkomsten moeten uiterlijk 1 januari 2011 zijn aangepast aan het besluit van 3 juli 2008 (nr. CPP2008/447M, zie ook P10.074 en P09.001).
In dit besluit zijn gewijzigde regels opgenomen over de manier waarop pensioenpremies in situaties van extern eigen beheer moeten worden berekend. Deze premie dient zakelijk te zijn bepaald. Dat is de prijs die een zakelijke derde partij (lees: verzekeraar) vraagt om het overeengekomen pensioen te verzekeren. De uitgangspunten bij de berekening dienen te zijn opgenomen in de overeenkomst. Denk hierbij aan de gehanteerde sterftetafel, rekenrente, indexatieverplichting, kostenopslagen, de opslag voor premievrijstelling en een eventueel overeengekomen partnerpensioen. Is de financieringsovereenkomst mondeling overeengekomen of is er überhaupt geen overeenkomst tussen partijen, dan had voor ultimo 2008 een schriftelijke overeenkomst moeten worden opgesteld, waarbij de rekenwijze van het besluit van 3 juli het uitgangspunt vormt. In de praktijk wordt bij een fiscale eenheid meestal geen financieringsovereenkomst opgesteld, met als argument dat er sprake is van intern eigen beheer. Dit is echter niet terecht. Ook bij een fiscale eenheid is er sprake van een overeenkomst tussen twee partijen. In de modellenbank van Fiscount adviesgroep is een model van een financieringsovereenkomst opgenomen, voorzien van een uitgebreide toelichting (E.387).
Vergeet MIA en EIA niet Als u investeert in bepaalde energiezuinige bedrijfsmiddelen kunt u onder voorwaarden gebruik maken van de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze bedrijfsmiddelen mogen niet eerder zijn gebruikt en door het ministerie van Economische Zaken moet worden verklaard dat er sprake is van een energie-investering. De EIA bedraagt 44%. De EIA kan samenlopen met de KIA. Reden genoeg om hiermee rekening te houden bij uw investeringsplannen. Bij investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen die door onze minister als milieuinvesteringen zijn aangewezen, kunt u de milieu-investeringsaftrek (MIA) claimen. Die aftrek loopt – afhankelijk van de categorie bedrijfsmiddelen – op van 35% to 60%. MIA en KIA kunnen samenlopen, de MIA en de EIA niet. Voor de MIA en EIA is jaarlijks een beperkt budget beschikbaar. Wordt dit overschreden, dan worden deze investeringsprikkels voor het lopende jaar stopgezet. In het nieuwe jaar kan er dan opnieuw gebruik van worden gemaakt. Houdt daar rekening mee met uw investeringsplannen
Forse boetes bij onjuiste rittenadministratie Belastingdienst wordt er volop gefraudeerd met de bijtelling privé-gebruik auto. Van de ruim 2 miljoen werknemers met een auto van de zaak hebben zo’n 250.000 automobilisten een verklaring geen privé-gebruik aangevraagd en verkregen. Daarvan zijn er zeker 40.000 ten onrechte, zo concludeert de Belastingdienst op basis van steekproeven en controles.
De automobilist die oneigenlijk gebruik maakt van de verklaring ‘geen privé-gebruik auto’ en die gesnapt wordt, kan rekenen op een naheffing van loonbelasting met een fikse boete. De inspecteur kan met het nieuwe Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst – het BBBB – in de hand een verzuimboete opleggen wegens het niet tijdig afdragen van de verschuldigde belasting. Die boete is € 3.936, en bij ‘een uitzonderlijk geval’ € 4.920. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor als de automobilist een tweede keer in de fout gaat. Heeft de automobilist een onjuiste of onvolledige rittenadministratie overgelegd – om de naheffing af te weren – dan moet de inspecteur altijd de maximumboete van € 4.920 opleggen. Naast de verzuimboete kan de inspecteur ook een vergrijpboete opleggen. Die boete is aan de orde als de bijtelling privé-gebruik auto door opzet of grove schuld niet tot het loon is gerekend. Bij grove schuld is de boete 40% van de nageheven belasting, bij opzet 80%. Bij een onjuiste of onvolledige rittenadministratie kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen van 100% van de gemiste belasting. Maak als werkgever duidelijke afspraken met uw medewerkers wie er moet opdraaien voor de boete als de Belastingdienst constateert dat uw medewerker meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden in zijn auto van de zak heeft gereden. Of als geconstateerd wordt dat zijn kilometeradministratie ondeugdelijk is. Voor de werkgever geldt een verklaring geen privé-gebruik van de werknemer als een vrijwaringbewijs: hij loopt geen risico’s ter zake van een naheffing van loonbelasting. Maar dat is anders als de werkgever wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de werknemer zijn auto van de zaak voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden gebruikt. De inspecteur kan dan de naheffingsaanslag aan de werkgever opleggen, zodat die voor de boete moet opdraaien.
Auto van de zaak: verhaal boete en schade Heeft een van uw werknemers het afgelopen jaar tijdens werktijd met een auto van de zaak een verkeersovertreding begaan en daarvoor een boete gekregen? Als u als werkgever die boete hebt betaald - bijvoorbeeld omdat het kenteken van de auto op naam van de zaak staat - zorg er dan voor dat u die boete alsnog verhaalt op de betreffende werknemer. Doet u dat niet, dan kan de boete worden aangemerkt als een nettoloonbetaling. Dat kan u een forse naheffingsaanslag kosten over de – gebruteerde – boete, inclusief verhoging en heffingsrente. Datzelfde geldt ook voor schade aan de auto die het gevolg is van onzorgvuldig gebruik van de auto door de werknemer. Zorg dat u een en ander tijdig, nog dit jaar regelt! Let op: deze aanpak is ook noodzakelijk voor de boetes en schade die de DGA als werknemer van de BV heeft gekregen.
Tanken: nooit contant betalen
Als u gaat tanken met uw auto van de zaak, betaal dan altijd met uw tankpas, pinpas of creditcard. Bij een contante betaling loopt u het risico om de BTW-aftrek op de brandstofkosten te verspelen! Met de kassabon die u bij een contante betaling ontvangt, kan de fiscus niet nagaan wie de betaling heeft gedaan, en dat is voor de inspecteur voldoende reden om de BTW-aftrek te weigeren. Zelfs als vaststaat dat met de brandstof uitsluitend zakelijke kilometers zijn verreden. Een kassabon zonder traceerbare afnemer voldoet niet aan de wettelijke factuurvereisten. Een en ander geldt uiteraard ook voor de tankbeurten van uw medewerkers met een auto van de zaak.
Zakelijke boetes: wél of niet aftrekbaar? Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Dat geldt ook bij het drijven van een onderneming. In de hectiek van het ondernemen kan er wel eens een wettelijk verbod of gebod over het hoofd worden gezien. Dat kan een boete opleveren. De meeste boetes kunnen niet als bedrijfskosten worden opgevoerd: dat is expliciet zo in de belastingwet geregeld. Maar de kans is groot dat de belastingrechter die wettelijke aftrekbeperkingen zal nuanceren. Boetes kunnen qua karakter worden onderscheiden in boetes met een bestraffend karakter, en boetes met een voordeelontnemend karakter. Als dat voordeel eerder tot de fiscale winst is gerekend en als zodanig in de belastingheffing is betrokken, is het – volgens de lagere rechter – redelijk om een boete met een voordeelontnemend karakter wél ten laste van de fiscale winst te brengen. De procedures lopen nog, niets is zeker, maar hier geldt: niet geschoten is altijd mis.
Vaste kostenvergoedingen: specificatie én onderbouwing vereist Een werkgever die zijn medewerkers een vaste kostenvergoeding verstrekt, moet aan meerdere fiscale verplichtingen voldoen. Als eerste moet de werkgever een specificatie hebben van de door hem verstrekte kostenvergoeding, en wel naar aard en veronderstelde omvang van de kosten. Uit die specificatie moet blijken op welke kosten de vergoeding betrekking heeft én tot welke bedragen. Die specificatie moet aanwezig zijn vóórdat de werkgever de kostenvergoeding aan de werknemer verstrekt, of uiterlijk op het tijdstip dat de vergoeding wordt uitbetaald. Ontbreekt zo’n specificatie, dan kan die niet meer achteraf worden opgesteld. De vaste kostenvergoeding is dan nettoloon. Voor de specificatie van de vaste kostenvergoeding kunt u de cao benutten. De Hoge Raad heeft dat duidelijk beslist. Als de kostenvergoeding voortvloeit uit een cao, en in die cao is vastgelegd voor welke kosten die vergoeding bedoeld is en tot welke bedragen, dan hoeft de werkgever daarnaast niet nog eens een afzonderlijke specificatie op te stellen. Met de specificatie in de cao is derhalve aan de specificatie-eis voldaan.
De tweede eis is dat de werkgever – desgevraagd, door de inspecteur – een onderbouwing moet aanreiken waaruit blijkt dat de door hem verstrekte vaste kostenvergoeding niet bovenmatig is. Voor die onderbouwing – de kostentoets – kunt u niet rekenen op de cao. U moet aantonen dat in uw situatie, binnen de bedrijfsvoering in uw onderneming, die kostenvergoeding terecht is verstrekt. Dat de werknemers in uw bedrijf uitgaven hebben gehad voor de kostensoorten waarvoor u hen een vergoeding – tot het gemiddelde bedrag – heeft verstrekt. Voor zo’n steekproef gelden volop spelregels. De kostentoets moet regelmatig worden gehouden, eens per twee jaar. Meerdere werknemers (per groep werknemers met gelijksoortige werkzaamheden én eenzelfde vaste kostenvergoeding) moeten hun uitgaven vastleggen en met nota’s enzovoort onderbouwen gedurende een periode van een paar maanden. Is sprake van vaste, regelmatig terugkerende kosten, dan is een steekproef van twee á drie maanden redelijk. Bij sterk wisselende kosten zal de kostentoets over een langere periode moeten plaatsvinden. Als werkgever moet u regelmatig controleren of u een vergoeding voor diverse kosten van uw medewerkers - nog steeds - onbelast kunt verstrekken. Dat houdt in dat u steekproefsgewijs moet nagaan of de werknemer zijn telefoon, internet enzovoort in de vereiste mate zakelijk gebruikt. Houd er rekening mee dat de fiscus het gebruik van een (mobiele) telefoon, van internet en dergelijke digitaal kan controleren, door de betreffende gegevens op te vragen bij de aanbieders van die diensten. Als daarbij blijkt dat de werknemer deze voorzieningen niet of niet in de vereiste mate zakelijk gebruikt, kan de inspecteur de kostenvergoeding alsnog geheel of gedeeltelijk als nettoloon aanmerken. Met alle nare fiscale gevolgen van dien. Reden genoeg om nog dit jaar na te gaan of de kostenvergoedingen onbelast verstrekt kunnen worden: u voorkomt een naheffing van loonbelasting en premies werknemersverzekering.
Oude administratie wegdoen De wettelijke bewaartermijn van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers is zeven jaar. Dat betekent dat u aan het einde van dit jaar uw administratie over 2003 en voorgaande jaren (grotendeels) kunt vernietigen. De bewaarplicht van zeven jaar geldt voor alle basisgegevens (zoals het grootboek, de facturen van debiteuren en crediteuren, de in- en verkoopadministratie, de voorraadgegevens en de loonadministratie) en de overige gegevens die van belang kunnen zijn bij een belastingcontrole. De algemene wettelijke bewaartermijn van zeven jaar is korter dan de BTWherzieningstermijn voor onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen. De (al dan niet vrijgestelde) BTW-ondernemer blijft daarom verplicht om te bewaren: alle
boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan − betreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen − gedurende negen jaar volgend op het jaar waarin de BTW-ondernemer het goed is gaan gebruiken (= de herzieningstermijn).
Hoogachtend, R.A.M. van der Velden b.v. Oostveenseweg 7-b 2636EC Schipluiden k.v.k. nummer 27231863 telf. nr. 015-3808141 fax. Nr. 015-3808095 Hoewel aan de inhoud van deze nieuwsbrief de uiterste zorg wordt besteed, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onverhoopte onjuistheden. Aanmelden nieuwsbrief, c.q. afmelden en e-mailadres wijzigen:
[email protected]