Netwerkhandleiding
1
Een Printerserver gebruiken
2
De printer volgen en configureren
3
Speciale bewerkingen onder Windows
4
Aanhangsel
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar de handleiding op een handige plaats voor toekomstig gebruik. Lees voor een veilig en correct gebruik van dit apparaat eerst de Veiligheidsinformatie in “Over dit apparaat”.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid en voordeel deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoeken. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving vooraf worden gewijzigd. Het bedrijf aanvaardt op geen enkele wijze aansprakelijkheid voor rechtstreekse, indirecte, bijzondere, incidentele of gevolgschade als gevolg van het omgaan met of bedienen van het apparaat. Opmerkingen Sommige illustraties in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het apparaat. Bepaalde opties zijn mogelijk niet beschikbaar in sommige landen. Voor meer informatie kunt u terecht bij de lokale vertegenwoordiger. Aanduidingen voor softwareversies in deze handleiding •
NetWare 3.x betekent NetWare 3.12 en 3.2.
•
NetWare 4.x betekent NetWare 4.1, 4.11, 4.2 en IntranetWare.
Handleidingen voor dit apparaat Raadpleeg de handleidingen die relevant zijn voor uw gebruik van het apparaat. Belangrijk ❒ De handleidingen worden op verschillende media geleverd. ❒ De gedrukte en elektronische versies van een handleiding hebben dezelfde inhoud. ❒ Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader moet geïnstalleerd zijn om de handleidingen (PDF-bestanden) te kunnen lezen. ❒ Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt, zijn er mogelijk ook handleidingen in html beschikbaar. Dergelijke handleidingen kunt u alleen bekijken met een webbrowser.
❖ Over dit apparaat Lees de Veiligheidsinformatie in deze handleiding voordat u het apparaat in gebruik neemt. In deze handleiding worden de mogelijkheden van het apparaat geïntroduceerd. Ook worden het bedieningspaneel, de voorbereidingen op het gebruik van het apparaat, het invoeren van tekst en het installeren van de CD-rom’s uitgelegd. ❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Hierin worden de gebruikersinstellingen en de adresboek-procedures, zoals het vastleggen van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes, uitgelegd. Raadpleeg deze handleiding ook voor meer uitleg over het aansluiten van het apparaat. ❖ Problemen oplossen Hierin wordt een oplossing gegeven voor problemen die vaak kunnen voorkomen. Ook wordt uitgelegd hoe u papier, toner en andere verbruiksartikelen vervangt. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is bedoeld voor de beheerders van het apparaat. In de handleiding wordt een beschrijving gegeven van beveiligingsfuncties waarvan de beheerders gebruik kunnen maken om te voorkomen dat er gegevens worden gewijzigd en dat het apparaat wordt gebruikt door onbevoegden. Deze handleiding is ook een naslagwerk voor de procedures voor het registreren van beheerders, en het instellen van de verificaties van gebruikers en beheerders. ❖ Kopieerhandleiding Hierin worden de kopieerfuncties uitgelegd. Raadpleeg deze handleiding ook voor meer uitleg over het plaatsen van originelen. ❖ Faxhandleiding Hierin worden de faxfuncties uitgelegd. ❖ Printerhandleiding Hierin worden de printerfuncties uitgelegd. i
❖ Scannerhandleiding Hierin worden de scanfuncties uitgelegd. ❖ Netwerkhandleiding Hierin wordt uitgelegd hoe u het apparaat configureert en bedient in een netwerkomgeving en hoe u de bijgeleverde software gebruikt. Deze handleiding behandelt alle modellen en bevat een beschrijving van functies en instellingen die voor uw apparaat wellicht niet beschikbaar zijn. De afbeeldingen, illustraties en informatie over de ondersteunde besturingssystemen kunnen ook afwijken van die voor uw apparaat. ❖ Andere handleidingen • Handleidingen voor dit apparaat • Veiligheidsinformatie • Verkorte Kopieerhandleiding • Verkorte Faxhandleiding • Verkorte Printerhandleiding • Verkorte Scanhandleiding • PostScript 3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Handleiding Auto Document Link Opmerking ❒ De geleverde handleidingen zijn specifiek per apparaatsoort.
❒ Zie voor “UNIX Supplement” onze website of raadpleeg een officiële vertegenwoordiger. ❒ “PostScript 3 Supplement” en “UNIX Supplement” bevatten beschrijvingen van functies en instellingen die mogelijk niet beschikbaar zijn op dit apparaat.
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Verklaring van symbolen in deze handleiding ....................................................1 Symbolen ................................................................................................................... 1 Installatie van het apparaat in een netwerk......................................................... 2 Overzicht van de basisinstellingen............................................................................. 2 Basisinstellingen ........................................................................................................ 4
1. Een Printerserver gebruiken De Printerserver gereedmaken........................................................................... 15 Afdrukbericht via SmartDeviceMonitor for Client ..................................................... 16 NetWare gebruiken ..............................................................................................18 Als printserver opgeven (NetWare 3.x) ....................................................................19 Installatie als printserver (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) ............................................... 21 Pure IP gebruiken in de NetWare 5/5.1 of 6/6.5 omgeving...................................... 22 Als remote printserver installeren (NetWare 3.x) ..................................................... 24 Als remote printer opgeven (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5)...........................................27
2. De printer volgen en configureren Het gebruik van Web Image Monitor..................................................................31 De Toppagina weergeven ........................................................................................ 33 Wanneer de gebruikersverificatie is ingesteld..........................................................34 Over menu en modus...............................................................................................35 Toegang in de Beheerdermodus.............................................................................. 36 Weergeven van Web Image Monitor Help ............................................................... 37 Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin ..............................................38 Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin........................................................ 39 De configuratie van de netwerkinterfacekaart wijzigen ............................................ 40 Menu’s vastzetten op het bedieningspaneel van het apparaat ................................ 41 Het papiertype wijzigen ............................................................................................42 Beheer van gebruikersinformatie .............................................................................43 De Energiespaarstand configureren ........................................................................ 46 Een wachtwoord instellen ........................................................................................ 46 De apparaatstatus controleren................................................................................. 47 Namen en opmerkingen wijzigen .............................................................................48 Het faxjournaal inladen ............................................................................................49 Beheren van adresinformatie ...................................................................................50 Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Client ............................................... 51 Printers controleren..................................................................................................51 De apparaatstatus controleren................................................................................. 51 Wanneer u IPP gebruikt met SmartDeviceMonitor for Client ................................... 52 Printerstatusbericht via e-mail ........................................................................... 53 Autom. E-mailmelding .............................................................................................. 55 E-mailmelding op verzoek........................................................................................ 55 Mailverificatie ........................................................................................................... 56 E-mailmelding op verzoek........................................................................................ 57
iii
Onderhoud op afstand via telnet........................................................................59 Telnet gebruiken ......................................................................................................59 access ......................................................................................................................60 appletalk...................................................................................................................61 authfree .................................................................................................................... 61 autonet .....................................................................................................................62 bonjour(rendezvous) ................................................................................................63 btconfig.....................................................................................................................64 devicename.............................................................................................................. 64 dhcp .........................................................................................................................65 diprint ....................................................................................................................... 66 dns ...........................................................................................................................67 domainname ............................................................................................................69 help .......................................................................................................................... 69 hostname ................................................................................................................. 70 ifconfig......................................................................................................................70 info ...........................................................................................................................71 ipp ............................................................................................................................72 ipv6...........................................................................................................................72 lpr ............................................................................................................................. 73 netware .................................................................................................................... 73 passwd .....................................................................................................................74 pathmtu .................................................................................................................... 75 prnlog ....................................................................................................................... 75 route .........................................................................................................................76 set ............................................................................................................................77 show.........................................................................................................................79 slp............................................................................................................................. 79 smb .......................................................................................................................... 80 snmp ........................................................................................................................81 sntp .......................................................................................................................... 84 spoolsw .................................................................................................................... 85 ssdp.......................................................................................................................... 85 ssh............................................................................................................................86 status........................................................................................................................86 syslog ....................................................................................................................... 87 upnp .........................................................................................................................87 web...........................................................................................................................88 wiconfig .................................................................................................................... 89 wins .......................................................................................................................... 93 SNMP..................................................................................................................... 94 Printerinformatie verkrijgen via het netwerk..................................................... 95 De huidige printerstatus ........................................................................................... 95 Printerconfiguratie .................................................................................................. 100 Lezen van de weergegeven informatie ............................................................ 101 Afdruktaakinformatie ..............................................................................................101 Afdrukloginformatie ................................................................................................102 De instellingen voor de netwerkinterfacekaart configureren ..................................103 Berichtenlijst ...................................................................................................... 109 Systeemlogboekinformatie.....................................................................................109
iv
3. Speciale bewerkingen onder Windows Bestanden rechtstreeks uit Windows afdrukken............................................ 117 Installatie ................................................................................................................117 Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPv4-adres.........................................118 Afdrukopdrachten...................................................................................................119
4. Aanhangsel Bij gebruik van Windows Terminal Service/MetaFrame................................. 123 Besturingsomgeving............................................................................................... 123 Ondersteunde printerstuurprogramma’s ................................................................ 123 Beperkingen ........................................................................................................... 124 DHCP gebruiken................................................................................................. 126 AutoNet gebruiken .................................................................................................126 Voorzorgsmaatregelen ...................................................................................... 127 Een inbelrouter op een netwerk aansluiten............................................................127 Afdrukken met NetWare......................................................................................... 129 Wanneer de optionele IEEE 802.11b interface-eenheid is geïnstalleerd............... 130 Informatie over geïnstalleerd apllicaties ......................................................... 131 RSA® BSAFE ......................................................................................................... 131 Specificaties ....................................................................................................... 132
INDEX....................................................................................................... 134
v
vi
Verklaring van symbolen in deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Belangrijke veiligheidsvoorschriften. Het niet naleven van deze voorschriften kan ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. Lees deze voorschriften goed. U vindt deze voorschriften onder “Veiligheidsinformatie” in Over dit apparaat. Belangrijke veiligheidsvoorschriften. Het niet naleven van deze voorschriften kan licht tot matig letsel dan wel schade aan het apparaat of aan eigendommen tot gevolg hebben. Lees deze voorschriften goed. U vindt deze voorschriften onder “Veiligheidsinformatie” in Over dit apparaat. Aandachtspunten voor het gebruik van het apparaat en uitleg over de mogelijke oorzaak van papierstoringen, beschadigde originelen en gegevensverlies. Lees deze uitleg goed. Aanvullende uitleg over de mogelijkheden van het apparaat en instructies voor het verhelpen van gebruikersfouten. Dit symbool bevindt zich aan het eind van een tekstgedeelte en geeft aan waar u meer informatie kunt vinden. [] De naam van toetsen op het display van het apparaat. {} De naam van toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
1
Installatie van het apparaat in een netwerk In dit gedeelte worden de netwerkinstellingen beschreven die u met de Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) kunt wijzigen. Stem de instellingen af op de functies die u wilt gebruiken en op de interface die u daarbij wilt aansluiten. Belangrijk ❒ Deze instellingen dienen door de systeembeheerder of na overleg met de beheerder gemaakt te worden.
Overzicht van de basisinstellingen ❖ Interface instellingen ❖ Netwerk
2
Menu
Beschrijving
Apparaat IPv4 adres
Specificeert het IPv4-adres en het subnetmasker van het apparaat in de netwerkomgeving.
IPv4 Gateway-adres
Configureer een gateway-adres voor de router of hostcomputer die wordt gebruikt als een gateway.
Apparaat IPv6 adres
Specificeert het IPv6-adres en het subnetmasker van het apparaat in de netwerkomgeving.
IPv6 Gateway-adres
Configureer een gateway-adres voor de router of hostcomputer die wordt gebruikt als een gateway.
IPv6 Statusloze instelling
Specificeert de automatische configuratie van het staatloos adres (IPv6).
DNS Configuratie
Instellingen aanmaken voor de DNS-server.
DDNS Configuratie
Specificeert de DDNS-instellingen.
Domeinnaam
Specificeert de domeinnaam.
WINS Configuratie
Specificeert de WINS-serverinstellingen.
Actief protocol
Selecteer het protocol dat in het netwerk moeten worden gebruikt.
NCP Bezorgingsprotocol
Kies het protocol voor de NCP-aflevering:
NW-frametype
Selecteer het frametype als u NetWare gebruikt.
SMB Computernaam
Specificeert de SMB-computernaam.
SMB Werkgroep
Specificeert de SMB-werkgroep.
Ethernetsnelheid
Stel de toegangssnelheid in voor netwerken.
Type LAN
Selecteer de interface, IEEE 802.11b (draadloze LAN) of Ethernet wanneer u de optionele IEEE 802.11b interfaceeenheid heeft geïnstalleerd.
Ping opdracht
Controleer de netwerkverbinding met het ping-commando en het gegeven IP-adres.
Menu
Beschrijving
SNMPv3 Comm. toestaan
Stel de gecodeerde communicatie SNMP v3 in.
SSL/TLS Comm. toestaan
Stel de gecodeerde communicatie SSL/TLS in.
Hostnaam
Geef een hostnaam op.
Apparaatnaam
Geef de apparaatnaam op.
❖ IEEE 802.11b Menu
Beschrijving
Communicatiemodus
Geeft de communicatiemodus aan van het draadloze LAN.
SSID-instelling
Specificeert SSID om in infrastructuur-modus of 802.11 ad hoc-modus het toegangspunt te specificeren.
Kanaal
Geeft een kanaal aan wanneer u de 802.11b ad hoc-modus of ad hoc-modus selecteert.
Beveiligingstype
Specificeert de codering van de IEEE 802.11b (draadloze LAN).
Wireless LAN signaal
Toont de status van de draadloos LAN-verbinding tussen het apparaat en het aansluitpunt wanneer het apparaat zich in de Infrastructuur modus bevindt.
Communicatiesnelheid
Specificeert de communicatiesnelheid van de IEEE 802.11b (draadloze LAN).
Standaarden herstellen
Hiermee zet u de IEEE 802.11b-instellingen (draadloze LAN) terug op de standaardwaarden.
❖ Bestandsoverdracht Menu
Beschrijving
Afleveringsoptie
Schakelt het verzenden van gescande documenten via de bezorgingsserver voor ScanRouter-bezorgingssoftware in of uit.
SMTP Server
Specificeert de SMTP-servernaam.
SMTP verificatie
Hiermee wordt SMTP Verificatie geconfigureerd (PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5, DIGEST-MD5
Pop voor SMTP
Hiermee wordt POP verificatie (POP voor SMTP) geconfigureerd.
Ontvangstprotocol
Specificeert het ontvangstprotocol voor de ontvangst van internetfaxen.
POP3/IMAP4 instellingen
Specificeert de naam van de POP3- of IMAP4-server voor de ontvangst van internetfaxen.
E-mailadres Beheerder
Dit wordt weergegeven als het adres van de afzender op gescande documenten die per e-mail zijn verstuurd, als de afzender niet is opgegeven.
E-mail communicatiepoort
Specificeert de POP3-, IMAP4- en SMTP-poortnummers voor de ontvangst van internetfaxen.
E-mailontvangst interval
Specificeert de tijdslimiet in minuten voor de ontvangst van internetfaxen via de POP3- of IMAP4-server.
3
Menu
Beschrijving
Max. form. ontv. E-mail
Specificeert de maximale ontvangstgrootte e-mail voor het ontvangen van internetfaxen.
E-mailopslag op server
Specificeert of ontvangen e-mailberichten van internetfaxen al dan niet moeten worden opgeslagen op de POP3of IMAP4-server.
Stand. Gebr.naam/WW(Verz.)
Specificeert de gebruikersnaam en het wachtwoord die nodig zijn om gescande bestanden rechtstreeks naar een gedeelde map op een Windows-computer of naar een FTP-server te verzenden.
Afz.naam autom. opg.
Stelt de naam in van de afzender bij het verzenden van een e-mail.
Fax E-mailaccount
Specificeert [E-mailadres], [Gebruikersnaam] en [Wachtw.] voor de ontvangst van internetfaxen.
Basisinstellingen ❖ Printer/LAN-Fax (IPv6 kan niet worden gebruikt voor LAN-Fax) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres Apparaat IPv6 adres IPv6 Gateway-adres IPv6 Statusloze instelling DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol NW-frametype SMB Computernaam SMB Werkgroep Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam Apparaatnaam
4
Interface IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres Apparaat IPv6 adres IPv6 Gateway-adres IPv6 Statusloze instelling DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol NW-frametype SMB Computernaam SMB Werkgroep Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam Apparaatnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
5
❖ Internetfax (IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Bestandsoverdracht
Afleveringsoptie SMTP Server SMTP verificatie Pop voor SMTP Ontvangstprotocol POP3/IMAP4 instellingen E-mailadres Beheerder E-mail communicatiepoort E-mailontvangst interval Max. form. ontv. E-mail E-mailopslag op server Stand. Gebr.naam/WW(Verz.) Fax E-mailaccount
6
Interface IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie WINS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
Bestandsoverdracht
SMTP Server SMTP verificatie Pop voor SMTP Ontvangstprotocol POP3/IMAP4 instellingen E-mailadres Beheerder E-mail communicatiepoort E-mailontvangst interval Max. form. ontv. E-mail E-mailopslag op server Fax E-mailaccount
7
❖ IP-Fax (IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie WINS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam Actief protocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
8
❖ E-mail (IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Bestandsoverdracht
SMTP Server SMTP verificatie Pop voor SMTP Ontvangstprotocol POP3/IMAP4 instellingen E-mailadres Beheerder E-mail communicatiepoort
9
Interface IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
Bestandsoverdracht
SMTP Server SMTP verificatie Pop voor SMTP Ontvangstprotocol E-mailadres Beheerder E-mail communicatiepoort
10
❖ Naar een map scannen (IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Bestandsoverdracht
Stand. Gebr.naam/WW(Verz.)
Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
Bestandsoverdracht
Stand. Gebr.naam/WW(Verz.)
11
❖ Netwerk-bezorgingsscanner (IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Afleveringsoptie Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Bestandsoverdracht
Afleveringsoptie
Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
Bestandsoverdracht
12
Afleveringsoptie
❖ Network TWAIN Scanner (IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie) Interface Ethernet
Instellingen Instellingen Interface/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
IEEE 802.11b (draadloze LAN)
Interface instellingen/ Netwerk
Apparaat IPv4 adres IPv4 Gateway-adres DNS Configuratie DDNS Configuratie Domeinnaam WINS Configuratie Actief protocol NCP Bezorgingsprotocol Ethernetsnelheid Type LAN SNMPv3 Comm. toestaan SSL/TLS Comm. toestaan Hostnaam
Instellingen Interface/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus SSID-instelling Kanaal Beveiligingstype Communicatiesnelheid
13
Opmerking ❒ Afhankelijk van de geïnstalleerde optionele eenheden of de geselecteerde printertaal worden sommige opties niet weergegeven.
❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen kunt u bepaalde opties misschien niet instellen. Verwijzing Voor meer informatie verwijzen wij u naar de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Voor meer informatie over de kopieerfuncties en systeeminstellingen verwijzen wij u naar de Kopieerhandleiding en de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
14
1. Een Printerserver gebruiken De Printerserver gereedmaken Dit gedeelte bevat instructies voor de configuratie van het apparaat als Windows netwerkprinter. Het apparaat wordt zo geconfigureerd dat netwerkclients het kunnen gebruiken. Als de netwerkprinter is aangesloten via SmartDeviceMonitor for Client, kunt u de afdrukberichtfunctie zo instellen dat clients bericht krijgen van de resultaten van hun afdruktaken. Belangrijk ❒ Onder Windows 2000, Windows XP Professional, of Windows Server 2003, heeft u, om de printereigenschappen in de [Printer] map, Printer Management toegangsverificatie nodig; onder Windows NT 4.0, Full Control toegangsverificatie. Log op de fileserver in als Beheerder of lid van de PowerUsers groep.
❒ Hoewel de printserver van het apparaat computers ondersteunt waarop Windows Vista wordt uitgevoerd, kan SmartDeviceMonitor for Client niet worden geïnstalleerd op computers waarop Windows Vista wordt uitgevoerd.
A Open het [Printers] venster vanuit het [Start] menu. Het dialoogvenster [Printers] verschijnt. In Windows XP of Windows Server 2003 verschijnt het venster [Printers en faxapparaten].
B Klik op het pictogram van het apparaat dat u wilt gebruiken. In het menu [Bestand] klikt u op [Eigenschappen.]. De printereigenschappen verschijnen.
C Klik op het tabblad [Delen] op [Delen als:]. D Om het apparaat te delen met gebruikers van een andere versie van Win-
dows, moet u klikken op [Aanvullende stuurprogramma’s...]. Als u een ander stuurprogramma heeft geïnstalleerd door [Delen als:] te selecteren bij het installeren van het printerstuurprogramma, kan deze stap worden overgeslagen.
E Klik op [OK] en sluit de printereigenschappen.
15
Een Printerserver gebruiken
Afdrukbericht via SmartDeviceMonitor for Client Volg de onderstaande procedure om het apparaat zo te configureren dat gebruik wordt gemaakt van de afdrukberichtfunctie van SmartDeviceMonitor for Client.
1
De printserver instellen Belangrijk ❒ Onder Windows 2000, Windows XP Professional, of Windows Server 2003, heeft u, om de printereigenschappen in de [Printer] map, Printer Management toegangsverificatie nodig; onder Windows NT 4.0, Full Control toegangsverificatie. Log op de fileserver in als Beheerder of lid van de PowerUsers groep.
A In het menu [Start] gaat u naar [Programma’s], [DeskTopBinder], [SmartDeviceMonitor for Client] en vervolgens klikt u op [Instelling afdrukserver]. Het dialoogvenster met de printserverinstelling verschijnt.
B Selecteer het [Afdrukken/gegevensverzending melden aan client-pc's]-keuzevakje
en klik vervolgens op [OK]. Nadat de printserver is opgegeven, verschijnt er een dialoogvenster. Bevestig de inhoud van het dialoogvenster en klik op [OK]. Klik op [Annuleren] om de procedure te onderbreken. Er verschijnt een dialoogvenster voor het opgeven van de client.
C Klik op [OK]. Hiermee zijn de instellingen voor de printserver voltooid. Elke client moet zo worden ingesteld dat het afdrukbericht wordt ontvangen. Opmerking ❒ Lopende afdruktaken beginnen weer bij het begin als de spooler kort heeft gepauzeerd.
❒ Als de expansiefunctie niet gebruikt wordt, wordt de functie automatisch ingesteld als beschikbaar. ❒ Meldt u zich aan onder een account zonder de rechten van een beheerder, dan wordt de klant mogelijk niet op de hoogte gebracht.
16
De Printerserver gereedmaken
Een client instellen
A In het menu [Start] gaat u naar [Programma], [DeskTopBinder], [SmartDeviceMonitor for Client] en vervolgens klikt u op [Instellingen van uitgebreide functies]. Er verschijnt een dialoogventer voor het instellen van de expansiefunctie.
1
B Schakel het selectievakje [Afdrukken/gegevensverzending melden bij gebruik afdrukserver] in.
C Klik op [OK]. De client instelling is voltooid. Opmerking ❒ Stel de afdrukberichtfunctie in op het printerstuurprogramma en op SmartDeviceMonitor for Client.
17
Een Printerserver gebruiken
NetWare gebruiken Dit gedeelte beschrijft de instelprocedure voor netwerkprinters in de NetWare omgeving. In de NetWare omgeving kunt u het apparaat aansluiten als een “printserver” of “remote printer”.
1
Belangrijk ❒ IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie.
❖ Instelprocedure • Bij gebruik van het apparaat als printserver A Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin. B De netwerkinterfacekaart instellen C Zet de printer uit en vervolgens weer aan. • Bij gebruik van het apparaat als remote printer A Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin. B De netwerkinterfacekaart instellen C NetWare instellen. D De printserver starten. Opmerking ❒ Bij deze procedure wordt aangenomen dat de omgeving al ervoor is gereed gemaakt dat de afdrukservice-instelling wordt gebruikt onder het normale NetWare.
❒ De procedure wordt uiteengezet met behulp van de volgende voorbeeldinstellingen: • Naam van de fileserver name …CAREE • Naam van de printserver …PSERV • Naam van de printer …R-PRN • Queuenaam …R-QUEUE
❖ Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin Om het apparaat in een NetWare omgeving te gebruiken, moet u SmartDeviceMonitor for Admin gebruiken om de NetWare printomgeving in te stellen. Opmerking ❒ TDe door Novell geboden NetWare Client moet de afdrukomgeving instellen met behulp van SmartDeviceMonitor for Admin in de volgende omgevingen: • NDS modus in Windows 95/98/Me • NDS of Bindery modus in Windows 2000/XP, Windows NT 4.0 Verwijzing Pag.39 “Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin”
18
NetWare gebruiken
❖ Printerlijst in SmartDeviceMonitor for Admin SmartDeviceMonitor for Admin vermeldt de op het netwerk aangesloten printers. Als u het te configureren apparaat niet kunt vinden, druk dan de configuratiepagina af en controleer de apparaatnaam.
1
Als printserver opgeven (NetWare 3.x) Volg de onderstaande procedure om het apparaat bij gebruik van NetWare 3.x als printserver aan te sluiten.
A Meldt u aan bij de bestandserver als supervisor of gelijkwaardig aan supervisor.
B Start het NIB-installatieprogramma van het menu [Start]. C Klik op [Wizard] en dan op [OK]. D Kies de printer die u wilt configureren en klik vervolgens op [Volgende]. Er verschijnt een dialoogvenster dat u instrueert de overgebleven configuratietaken uit te voeren in de Webbrowser. Klik op [OK] en wacht tot Web Image Monitor automatisch start.
E Klik op [Inloggen]. Het dialoogvenster voor het invoeren van het wachtwoord en de gebruikersnaam verschijnt.
F Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
G Klik op [Configuratie] in het linkergebied en klik vervolgens op [NetWare]. • printservernaam: voer de naam in van de Netware-printserver. Om de interfacekaart als een printserver te gebruiken moet u de naam van een printserver invoeren die niet actief is op de bestandserver. Gebruik maximaal 47 tekens. • Aanmeldingsmodus: geef aan of een bestandserver of een NDS-structuur moet worden aangewezen als er wordt aangemeld op NetWare. • Bestandservernaam: wordt er hier een bestandservernaam ingevoerd, dan wordt alleen naar de opgegeven bestandserver gezocht. Dit item is verplicht. Gebruik maximaal 47 tekens. • NDS-structuur: voer de naam in van de NDS-structuur waarbij u zich wilt aanmelden, om de NDS-modus in te schakelen. Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens. • NDS-contextnaam: voer de context in van de printserver om NDS-modus in te schakelen. Gebruik maximaal 127 tekens.
19
Een Printerserver gebruiken
• Gebruiksinstelling: geef aan of de interfacekaart als printserver of als printer op afstand wordt gebruikt. • Nr. ext. printer: dit item treedt in werking als de interfacekaart is aangegeven als een printer op afstand. Voer hetzelfde nummer in als het nummer van de printer die wordt aangemaakt op de printserver (0 tot 254 tekens). • Time-out van taak: wordt de interfacekaart gebruikt als een printer op afstand onder NetWare, dan kan de printer niet vaststellen wanneer een afdruktaak is afgelopen. De printer stopt daarom met afdrukken wanneer er een bepaalde tijd is verstreken na het laatste moment waarop de printer afdrukgegevens heeft ontvangen (d.w.z. wanneer de printer gedurende bepaalde tijd geen afdrukgegevens heeft ontvangen). Geef hier deze tijdsperiode op (3 tot 255 seconden). De standaardwaarde is 15 (seconden). • Frametype: kies het frametype van het keuzemenu. • Protocol printserver: kies het protocol voor NetWare van het keuzemenu. • NCP-bezorgingsprotocol: kies het protocol voor de NCP-bezorging.
1
H Bevestig de instellingen en klik op [OK]. De configuratie is nu voltooid. Wacht een paar minuten voordat u Web Image Monitor opnieuw start.
I Klik op [Uitloggen]. Opmerking ❒ Typ het volgende na de opdrachtprompt om te controleren of de configuratie correct is.
F:> USERLIST ❒ Als de printer correct is geconfigureerd dan wordt de naam van de printserver weergegeven als een aangesloten gebruiker. ❒ Als u de te configureren printer niet kunt identificeren, moet u de printernaam controleren op de door de printer afgedrukte configuratiepagina. Raadpleeg de Printerhandleiding voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina. ❒ Als er op de lijst geen printernamen verschijnen, moet u voor de computer en printer gebruik maken van de frametypen IPX/SPXs. Gebruik het Windows dialoogvenster [Netwerk] om het frametype van de computer te wijzigen.
20
NetWare gebruiken
Installatie als printserver (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Volg de onderstaande procedure om de machine als printserver aan te sluiten met behulp van NetWare 4.x, NetWare 5/5.1 of NetWare 6/6.5.
1
Belangrijk ❒ Bij gebruik van de printer als printserver onder NetWare 4.x, NetWare 5/5.1, of NetWare 6/6.5, moet u deze op de NDS-modus instellen.
❒ Bij gebruik van NetWare 5/5.1 of NetWare 6/6.5, moet u de printer instellen als printserver.
A Meld u aan bij de bestandserver als beheerder of gelijkwaardig aan beheerder. B Start het NIB-installatieprogramma van het menu [Start]. C Klik op [Wizard] en dan op [OK]. D Kies de printer die u wilt configureren en klik vervolgens op [Volgende]. Er verschijnt een dialoogvenster dat u instrueert de overgebleven configuratietaken uit te voeren in de Webbrowser. Klik op [OK] en wacht vervolgens tot Web Image Monitor automatisch start.
E Klik op [Inloggen]. Het dialoogvenster voor het invoeren van het wachtwoord en de gebruikersnaam verschijnt.
F Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
G Klik op [Configuratie] in het linkergebied en klik vervolgens op [NetWare]. H Bevestig de instellingen en klik op [OK]. De configuratie is nu voltooid. Wacht een paar minuten voordat u Web Image Monitor opnieuw start.
I Klik op [Uitloggen]. Verwijzing Pag.19 “Als printserver opgeven (NetWare 3.x)”
21
Een Printerserver gebruiken
Pure IP gebruiken in de NetWare 5/5.1 of 6/6.5 omgeving Volg de onderstaande procedure om het apparaat als printserver aan te sluiten in een pure IP-omgeving van NetWare 5/5.1 of NetWare 6/6.5.
1
Belangrijk ❒ Bij het aanmaken van een printserver met wachtrij in een pure IP-omgeving van NetWare 5/5.1 of NetWare 6/6.5, moet u op de bestandserver een wachtrij aanmaken met behulp van NetWare ❒ Deze printer is niet beschikbaar als remote printer voor gebruik in een pure IP-omgeving. ❒ Om de printer in een pure IP-omgeving te gebruiken moet u deze instellen op IPv4.
Installatie met behulp van NWadmin
A Start met Windows, NWadmin.
Zie de NetWare handleidingen voor meer informatie over NWadmin.
B Selecteer het object waarin de afdrukwachtrij in de directory-structuur is geplaatst en klik op [Aanmaken] in het [Object] menu.
C Klik bij [Soort nieuw object] op [Afdrukwachtrij] en klik op [OK]. D Bij [Afdrukwachtrijnaam] voert u de naam in van de afdrukwachtrij. E Klik bij [Omvang afdrukwachtrij] op [Bladeren]. F Klik bij [Beschikbare objecten] op het volume waarin de afdrukwachtrij is aangemaakt en klik op [OK].
G Controleer de instellingen en klik op [Creëren]. H Selecteer het object waarin de printer zich bevindt en klik op [Aanmaken] in het [Object] menu.
I Klik bij [Soort nieuw object] op [Printer] en klik op [OK]. Klik bij NetWare 5 op [Printer (Niet NDPS)].
J Voer bij [Printernaam] de naam van de printer in. K Kruis het vakje [Selecteer aanvullende eigenschappen] aan en klik vervolgens op [Aanmaken].
L Klik op [Taken] en vervolgens op [Toevoegen] in het gebied [Taken]. M Klik in het vak [Beschikbare objecten] op de wachtrij die u heeft aangemaakt en klik vervolgens op [OK].
N Klik op [Configuratie], klik op [Parallel] in de [Printertype] lijst, en klik dan op [Communicatie].
O Klik op [Handmatige invoer] in het [Communicatientype] gebied, en klik op [OK]. 22
NetWare gebruiken
P Controleer de instellingen en klik op [OK]. Q Selecteer de opgegeven context met het NIB-installatieprogramma, en klik dan op [Aanmaken] in het [Object] menu.
R Klik in het vak [Soort nieuw object] op [printserver] en klik op [OK]. Klik bij
1
NetWare 5 op [Printserver (Niet NDPS)].
S Klik op de [printservernaam] box en vul de naam van de printserver in. Gebruik dezelfde printservernaam als opgegeven met het NIB-installatieprogramma.
T Kruis het vakje [Selecteer aanvullende eigenschappen] aan en klik vervolgens op [Aanmaken].
U Klik op [Taken] en vervolgens op [Toevoegen] in het gebied [Taken]. V Klik in het vak [Beschikbare objecten] op de wachtrij die u heeft aangemaakt en klik vervolgens op [OK].
W Controleer de instellingen en klik op [OK]. Installeren met het NIB-installatieprogramma
A Meld u aan bij de bestandserver als beheerder of gelijkwaardig aan beheerder. B Start het NIB-installatieprogramma van het menu [Start]. C Klik op [Eigenschappenblad] en vervolgens op [OK]. D Kies de printer die u wilt configureren en klik vervolgens op [Volgende]. Er verschijnt een dialoogvenster dat u instrueert de overgebleven configuratietaken uit te voeren in de Webbrowser. Klik op [OK] en wacht tot Web Image Monitor automatisch start.
E Klik op [Inloggen].
Er verschijnt een dialoogventer voor het invoeren van [Login Gebruikersnaam:] en [Login Wachtwoord:].
F Voer uw aanmeldnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen].
Voor meer informatie over de aanmeldnaam en het wachtwoord verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
G Klik op [Configuratie] in het linkergebied en klik vervolgens op [NetWare]. H Bevestig de instellingen en klik op [OK].
De configuratie is nu voltooid. Wacht enkele minuten voordat u Web Image Monitor opnieuw opstart.
I Klik op [Uitloggen].
Verwijzing Pag.19 “Als printserver opgeven (NetWare 3.x)”
23
Een Printerserver gebruiken
Als remote printserver installeren (NetWare 3.x) Volg de onderstaande procedure om het apparaat onder NetWare 3.x als printer op afstand te gebruiken.
1
Installatie met behulp van PCONSOLE
A Type “PCONSOLE” in op de opdrachtregel. F:> PCONSOLE
B Een afdrukwachtrij aanmaken. Bij gebruik van de bestaande afdrukwachtrij, gaat u naar de procedure voor het aanmaken van een printer.
C In het menu [Beschikbare opties] selecteert u [Afdrukwachtrij-informatie] en vervolgens drukt u op {Enter} key.
D Druk op {Invoegen} en voer een naam in voor de afdrukwachtrij. E Druk op {Esc} om terug te gaan naar het menu [Beschikbare opties]. F De netwerkverbinding met een printer instellen. G In het menu [Beschikbare opties] selecteert u [printserver-informatie] en vervolgens drukt u op {Enter}.
H Om een nieuwe printserver aan te maken drukt u op toets {Invoegen} en
voert u een naam in voor de printserver. Bij een al gedefinieerde printserver, selecteert u een printserver op de lijst [printserver]. Gebruik dezelfde printservernaam als opgegeven met het NIB-installatieprogramma.
I In het menu [printserver-informatie] selecteert u [printserver-configuratie]. J In het menu [printserver-configuratie] selecteert u [Printer-configuratie]. K Selecteer de printer aangegeven als [Niet geïnstalleerd]. Gebruik hetzelfde printernummer dat als het nummer van de printer op afstand is gespecificeerd met behulp van het NIB-installatieprogramma.
L Voer een nieuwe printernaam in als u de naam van de printer wilt wijzigen. Een naam “printer x” wordt aan de printer toegewezen. De “x” staat voor het nummer van de geselecteerde printer.
24
NetWare gebruiken
M Selecteer als type [Remote Parallel, LPT1]. De IRQ, buffergrootte, startvorm en de servicemodus van de wachtrij worden automatisch geconfigureerd.
N Druk op de toets {Esc} en klik op [Ja] op het bevestigingsbericht. O Druk op de toets {Esc} om terug te gaan naar het menu [printserver-configuratie]. P Wijs afdrukwachtrijen toe aan de aangemaakte printer. Q In het menu [printserver-configuratie] klikt u op de [Afdrukwachtrijen per printer]. R Selecteer de aangemaakte printer. S Druk op de toets {Invoegen} om een wachtrij te selecteren die wordt be-
1
diend door de printer. U kunt verscheidene wachtrijen selecteren.
T Volg de aanwijzingen op het scherm op om eventueel andere instellingen
te maken. Bij het volgen van deze stappen, moet u controleren of de wachtrijen zijn toegekend.
U Druk op de toets {Esc} totdat “Afsluiten?” verschijnt en klik vervolgens op [Ja] om PCONSOLE af te sluiten.
V Start de printserver door het volgende te typen op de console van de NetWare server. Als de printserver in werking is, moet u deze afsluiten en opnieuw starten.
❖ Afsluiten CAREE: unload pserver ❖ Opstarten CAREE: load pserver printservernaam Opmerking ❒ Als de printer werkt zoals deze geconfigureerd is, verschijnt de melding “Wacht op taak”.
25
Een Printerserver gebruiken
Installeren met het NIB-installatieprogramma
A Meldt u aan bij de bestandserver als supervisor of gelijkwaardig aan supervisor.
1
B Start het NIB-installatieprogramma van het menu [Start]. C Klik op [Eigenschappenblad] en vervolgens op [OK]. D Kies de printer die u wilt configureren en klik vervolgens op [Volgende]. Er verschijnt een dialoogvenster dat u instrueert de overgebleven configuratietaken uit te voeren in de Webbrowser. Klik op [OK] en wacht vervolgens tot Web Image Monitor automatisch start.
E Klik op [Inloggen]. Er verschijnt een dialoogventer voor het invoeren van [Login Gebruikersnaam:] en [Login Wachtwoord:].
F Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
G Klik op [Configuratie] in het linkergebied en klik vervolgens op [NetWare]. H Bevestig de instellingen en klik op [OK]. De configuratie is nu voltooid. Wacht een paar minuten voordat u Web Image Monitor opnieuw start.
I Klik op [Uitloggen]. Verwijzing Pag.19 “Als printserver opgeven (NetWare 3.x)”
26
NetWare gebruiken
Als remote printer opgeven (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Volg de onderstaande procedure om het apparaat onder NetWare 4.x, 5/5.1 en 6/6.5 als remote printer te gebruiken.
1
Belangrijk ❒ Bij gebruik van de printer als printserver onder NetWare 4.x, NetWare 5/5.1, of NetWare 6/6.5, moet u deze op de NDS-modus instellen.
❒ Gebruik de printer niet als remote printer, indien gebruik wordt gemaakt van Pure IP.
Installatie met behulp van NWadmin
A Start met Windows, NWadmin. Zie de NetWare handleidingen voor meer informatie over NWadmin.
B De netwerkverbinding met een afdrukwachtrij opgeven. Selecteer het object waarin de afdrukwachtrij in de directory-structuur is geplaatst en klik op [Aanmaken] in het [Object] menu.
C Klik bij [Soort nieuw object] op [Afdrukwachtrij] en klik op [OK]. D Bij [Afdrukwachtrijnaam] voert u de naam in van de afdrukwachtrij. E Klik bij [Omvang afdrukwachtrij] op [Bladeren]. F Klik bij [Beschikbare objecten] op het volume waarin de afdrukwachtrij is aangemaakt en klik op [OK].
G Controleer de instellingen en klik op [Creëren]. H De netwerkverbinding met een printer instellen. Selecteer het object waarin de printer zich bevindt en klik op [Aanmaken] in het [Object] menu.
I Klik bij [Soort nieuw object] op [Printer] en klik op [OK]. Klik bij NetWare 5 op [Printer (Niet NDPS)].
J Voer in het [Printernaam] vak de naam van de printer in K Kruis het vakje [Selecteer aanvullende eigenschappen] aan en klik vervolgens op [Aanmaken].
L Wijs afdrukwachtrijen toe aan de aangemaakte printer. Klik op [Taken] en vervolgens op [Toevoegen] in het gebied [Taken].
M Klik in het vak [Beschikbare objecten] op de wachtrij die u heeft aangemaakt en klik vervolgens op [OK].
27
Een Printerserver gebruiken
N Klik op [Configuratie], klik op [Parallel] in de [Printertype] lijst, en klik dan op [Communicatie].
O Klik op [Handmatige invoer] in het [Communicatientype] gebied, en klik op [OK].
1
Controleer de instellingen en klik op [OK].
P De netwerkverbinding met een printserver instellen. Selecteer de opgegeven context met het NIB-installatieprogramma, en klik dan op [Aanmaken] in het [Object] menu.
Q Klik in het vak [Soort nieuw object] op [printserver] en klik op [OK]. Klik bij NetWare 5 op [Printserver (Niet NDPS)].
R Klik op het vak [printservernaam:] en vul de naam van de printserver in. Gebruik dezelfde printservernaam als opgegeven met het NIB-installatieprogramma.
S Kruis het vakje [Selecteer aanvullende eigenschappen] aan en klik vervolgens op [Aanmaken].
T U kunt de printer als volgt toewijzen aan de gemaakte printserver: Klik op [Taken] en vervolgens op [Toevoegen] in het gebied [Taken].
U Klik in het vak [Beschikbare objecten] op de wachtrij die u heeft aangemaakt en klik vervolgens op [OK].
V Klik in het [Printers]gebied, op de printer die u heeft toegewezen en klik vervolgens op [Printernummer]
W Geef het printernummer in en klik op [OK]. Controleer de instellingen en
klik op [OK]. Gebruik hetzelfde printernummer dat als het nummer van de printer op afstand is gespecificeerd met behulp van het NIB-installatieprogramma.
X Start de printserver door het volgende te typen op de console van de NetWare server. Als de printserver in werking is, moet u deze afsluiten en opnieuw starten.
❖ Printserver afsluiten CAREE: unload pserver ❖ Opstarten CAREE: load pserver printservernaam
Y Voer de naam van de printserver in als contextnaam en druk op {Enter}. Z Selecteer de printernaam in het contextmenu en druk op {Enter}. 28
NetWare gebruiken
Installeren met het NIB-installatieprogramma
A Meld u aan bij de bestandserver als beheerder of gelijkwaardig aan beheerder. B Start het NIB-installatieprogramma van het menu [Start]. C Klik op [Eigenschappenblad] en vervolgens op [OK]. D Kies de printer die u wilt configureren en klik vervolgens op [Volgende].
1
Er verschijnt een dialoogvenster dat u instrueert de overgebleven configuratietaken uit te voeren in de Webbrowser. Klik op [OK] en wacht tot Web Image Monitor automatisch start.
E Klik op [Inloggen]. Er verschijnt een dialoogventer voor het invoeren van [Login Gebruikersnaam:] en [Login Wachtwoord:].
F Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
G Klik op [Configuratie] in het linkergebied en klik vervolgens op [NetWare]. H Bevestig de instellingen en klik op [OK]. De configuratie is nu voltooid. Wacht een paar minuten voordat u Web Image Monitor opnieuw start.
I Klik op [Uitloggen]. Verwijzing Pag.19 “Als printserver opgeven (NetWare 3.x)”
29
Een Printerserver gebruiken
1
30
2. De printer volgen en configureren Het gebruik van Web Image Monitor Met behulp van Web Image Monitor, kunt u de status van het apparaat controleren en de instellingen wijzigen.
❖ Beschikbare bewerkingen De volgende bewerkingen kunnen vanaf een afstand worden verricht met Web Image Monitor vanaf een client computer. • Weergave van de machinestatus of instellingen • Het controleren van de status/loggegevens van de afdruktaak • Lopende afdruktaken onderbreken • De printer resetten • Het Adresboek beheren • Machine-instellingen uitvoeren • Netwerkprotocolinstellingen uitvoeren • Security-instellingen uitvoeren ❖ Het apparaat configureren Om de bewerkingen te verrichten vanaf Web Image Monitor, is TCP/IP benodigd. Nadat de machine is geconfigureerd voor gebruik van TCP/IP, worden er bewerkingen van Web Image Monitor beschikbaar. ❖ Geadviseerde webbrowser • Windows: Internet Explorer 5.5 SP2 of hoger Firefox 1.0 of hoger • Mac OS: Safari 1.0, 1.2, 2.0(412.2) of hoger Safari 1.0 of hoger
31
De printer volgen en configureren
Opmerking ❒ Safari 2.0(412.2) kan niet worden gebruikt onder Mac OS X 10.4.1.
❒ Indien er eerdere versies van de bovenstaande webbrowsers gebruikt worden of JavaScript en cookies niet zijn geactiveerd voor de gebruikte webbrowser, kunnen er weergave- en bewerkingsproblemen ontstaan. ❒ Indien u een proxy-server gebruikt past u de instellingen van uw webbrowser aan. Raadpleeg uw netwerkbeheerder over de instellingen. ❒ Wanneer u de Firefox-webbrowser gebruikt, kan het zijn dat sommige onderdelen niet correct worden weergegeven. ❒ De vorige pagina verschijnt wellicht niet nadat op de knop Terug van een webbrowser is geklikt. Als dat zo is, moet u op de knop Vernieuwen van de browser klikken. ❒ De apparaatinformatie wordt niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Verversen] in het weergavegebied om de apparaatinformatie bij te werken. ❒ Wij raden aan Web Image Monitor te gebruiken in hetzelfde netwerk. ❒ U krijgt geen toegang tot het apparaat van buiten de firewall. ❒ Wordt het apparaat gebruikt onder DHCP, dan kan het IP-adres automatisch worden veranderd door de instellingen van de DHCP-server. Schakel de DDNS-instelling in op het apparaat en maak vervolgens een verbinding met gebruikmaking van de hostnaam van het apparaat. Stel anders een statisch IP-adres in op de DHCP-server. ❒ Is de HTTP-poort uitgeschakeld, dan kan er geen verbinding tot stand worden gebracht met het apparaat via de URL van het apparaat. De instelling SSL moet op dit apparaat geactiveerd worden. Voor meer informatie verwijzen wij naar uw netwerkbeheerder. ❒ Wanneer het SSL-coderingsprotocol wordt gebruikt, voert u “https://(hostnaam)/” in. Internet Explorer dient geïnstalleerd te zijn op uw computer. Gebruik de meest recente versie. We raden Internet Explorer 6.0 of hoger aan.
2
32
Het gebruik van Web Image Monitor
De Toppagina weergeven Dit gedeelte legt de Toppagina uit en hoe weer te geven.Web Image Monitor.
A Start de webbrowser. B Voer “http://(hostnaam)/” in de adresbalk van een webbrowser in.
2
De Toppagina van Web Image Monitorverschijnt. U kunt de hostnaam van het apparaat opgeven als deze naam bekend is op de DNS-server of WINS-server. Wanneer SSL wordt ingesteld (dit is een protocol voor gecodeerde communicatie) in een omgeving waar serververificatie is uitgebracht, voer dan “https://(adres van het apparaat)/” in. Elke Web Image Monitor pagina is verdeeld in de volgende gebieden:
NL ASC006S
1. Menugebied Als u een menu selecteert, wordt de inhoud ervan getoond in het werkgebied of een subgebied.
2. Tabgebied Hier worden de details van elk menu weergegeven.
3. Kopgebied Het dialoogvenster voor overschakeling naar de gebruikersmodus en de beheerdersmodus verschijnt. Ook het menu van elke modus wordt weergegeven. De link naar help en het dialoogvenster voor het zoeken op sleutelwoord verschijnt.
4. Help Gebruik Help om Helpbestand-inhoud te bekijken of te downloaden.
5. Weergavegebied Weergave van de inhoud van het item dat geselecteerd is in het menugebied. De apparaatinformatie in het weergavegebied wordt niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Verversen] rechtsboven in het weergavegebied om de apparaatinformatie bij te werken. Klik in de webbrowser op de knop [Vernieuwen] om het hele browserscherm opnieuw weer te geven.
33
De printer volgen en configureren
Opmerking ❒ Gebruik omzetting van de hostnaam met een externe DNS-server wanneer u onder Windows Server 2003 een hostnaam gebruikt met het IPv6-protocol. Het hostbestand kan niet worden gebruikt.
Wanneer de gebruikersverificatie is ingesteld
2 Inloggen (met behulp van Web Image Monitor) Volg de onderstaande procedure om u aan te melden wanneer gebruikersverificatie is ingesteld.
A Klik op [Inloggen]. B Voer een aanmeldgebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. Opmerking ❒ Bij verificatie van de gebruikerscode, voert u een [Log-in gebruikersnaam], en klikt dan op [Inloggen].
❒ Deze procedure kan afhangen van de gebruikte webbrowser.
Afmelden (met Web Image Monitor) Klik op [Uitloggen] om u af te melden. Opmerking ❒ Klik altijd op [Uitloggen] wanneer u zich aanmeldt en de instellingen invoert.
34
Het gebruik van Web Image Monitor
Over menu en modus Er zijn twee modi beschikbaar met Web Image Monitor: gebruikersmodus en beheerdermodus. Weergegeven items kunnen verschillen, afhankelijk van het type apparaat.
❖ Over de gebruikersmodus In de gebruikersmodus kunnen de apparaatstatus, instellingen en afdruktaakstatus worden bekeken, maar kunnen de apparaatinstellingen niet worden gewijzigd.
2
NL ASC007S
1. Home Hier worden de tabbladen [Status], [Apparaatinformatie] en [Teller] weergegeven. In het werkgebied staan de details van het tabmenu.
3. Configuratie Hier worden de huidige apparaat- en netwerkinstellingen weergegeven.
2. Taak Hier worden alle afdrukbestanden weergegeven.
35
De printer volgen en configureren
❖ Beheerdermodus In de beheerdermodus, kunt u diverse apparaatinstellingen configureren.
2
NL ASC008S
1. Home Hier worden de tabbladen [Status], [Apparaatinformatie] en [Teller] weergegeven. In het werkgebied staan de details van het tabmenu.
2. Taak Hier worden alle afdrukbestanden weergegeven.
3. Adresboek De gebruikerinformatie kan worden geregistreerd, weergegeven, gewijzigd en verwijderd.
4. Configuratie Voer systeeminstellingen uit voor het apparaat, interface-instellingen en beveiliging.
5. Apparaat resetten Klik om de printer te resetten. Als er een afdruktaak wordt verwerkt, wordt de printer gereset nadat de afdruktaak is afgerond. Deze knop bevindt zich op de Toppagina.
6. Printertaak resetten Klik om de lopende afdruktaken en de afdruktaken in de wachtrij te resetten. Deze knop bevindt zich op de Toppagina.
Toegang in de Beheerdermodus Volg de onderstaande procedure om toegang te krijgen tot Web Image Monitor in de beheerdermodus.
A Klik op de Toppagina [Inloggen]. Het venster voor het invoeren van het wachtwoord en de gebruikersnaam verschijnt.
B Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
36
Het gebruik van Web Image Monitor
Weergeven van Web Image Monitor Help Als u Help de eerste keer gebruikt, resulteert het aanklikken van ofwel [Help] in het kopgebied of het pictogram dat is gemarkeerd als “?” in het weergavegebied erin dat het volgende scherm verschijnt, waarin u Help op twee verschillende manieren kunt bekijken, zoals hieronder aangegeven:
❖ Help op onze website raadplegen Help naar uw computer downloaden ❖ Help downloaden en controleren U kunt Help naar uw computer downloaden. Op de Help URL kunt u het pad instellen naar het lokale bestand om Help te raadplegen zonder een internetverbinding te maken.
2
Opmerking ❒ Klik op [Help] in het kopgebied om de inhoud van Help weer te geven. ❒ Als u klikt op “?”, het Help-pictogram in het weergavegebied, verschijnt Help voor het instellen van items in het weergavegebied.
Help downloaden
A In de [Besturingssysteem]-lijst selecteert u het besturingssysteem. B In de [Taal]-lijst selecteert u de taal. C Klik op [Downloaden]. D Help downloaden aan de hand van de volgende scherminstructies. E Sla het gedownloade gecomprimeerde bestaat op een locatie op, en decomprimeer het bestand. Om de gedownloade Web Image Monitor Help te raadplegen, moet u het pad instellen op de locatie van het gedecomprimeerde bestand.
De URL van het Help-bestand koppelen met de [Help] knop. U kunt de URL van het help-bestand op een computer of webserver koppelen met de [Help] knop.
A Meld u aan op Web Image Monitor in de beheerdermodus. B Klik in het menugebied op [Configuratie]. C Klik op [Webpagina]. D Voer in het vak [Help URL doel instellen] de URL van het Help-bestand in.
Als u het helpbestand heeft opgeslagen in “C:\HELP\EN”, moet u “file://C:/HELP/” invoeren. Als u bijvoorbeeld het bestand naar een webserver heeft gekopieerd en de URL van het indexbestand is “http://a.b.c.d/HELP/EN/index.html”, voer dan “http://a.b.c.d/HELP/” in.
E Klik op [OK].
37
De printer volgen en configureren
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin Met SmartDeviceMonitor for Admin, kunt u de netwerkprinters volgen. U kunt met TCP/IP of IPX/SPX ook de configuratie van de netwerkinterfacekaart wijzigen. Belangrijk ❒ IPv6 kan niet worden gebruikt voor deze functie.
2
❖ Bij het besturingssysteem geboden protocolstack • Windows 95/98/Me TCP/IP IPX/SPX NetWare NetWare Client32 voor Windows 95 IntraNetWare Client voor Windows 95 Novell Client voor Windows 95/98/ME • Windows 2000 TCP/IP IPX/SPX NetWare Novell Client voor Windows NT/2000/XP • Windows Server 2003 TCP/IP IPX/SPX • Windows XP TCP/IP IPX/SPX Novell Client voor Windows NT/2000/XP • Windows NT 4.0 TCP/IP IPX/SPX Client Service voor NetWare NetWare Client32 voor Windows NT IntraNetWare Client voor Windows NT Novell Client voor Windows NT/2000/XP ❖ Beschikbare bewerkingen De volgende functies zijn beschikbaar: • Begrenst de instellingen die via het configuratiescherm zijn gemaakt en heft uitgevoerde wijzigingen aan bepaalde items op. • Zorgt dat de papiersoort in de printer kan worden geselecteerd. • Schakelt naar, en komt weer terug uit de energiespaarstand. • Controleert informatie over het afdrukken, papierhoeveelheid, enz. • Volgt meerdere printers tegelijkertijd. Bij gebruik van een groot aantal printers kunt u groepen aanmaken en de printers indelen om het beheer te vereenvoudigen. 38
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin
• Controleert de netwerkinstellingen van het apparaat en gedetailleerde gegevens van de apparatuur. • Hiermee kunt u de netwerkinstellingen van het apparaat wijzigen. • U kunt de afdrukgegevens van opdrachten inzien, die vanaf een computer zijn verzonden. • Stelt u in staat de loggegevens in te zien van afgedrukte, gefaxte (LAN-fax), gescande en gekopieerde documenten per gebruikerscode. • Maakt keuze mogelijk uit functies zoals afdrukken en scannen voor elke gebruikerscode. • U kunt faxnummers en e-mailadressen die opgeslagen zijn in het apparaat wijzigen en opslaan met de computer. • U kunt iedere faxopdracht inzien in de faxloggegevens. • U kunt instellingen aanmaken voor groepapparaten en hun statuswijzigingen inzien. • Met het adressenbeheerprogramma kunt u LAN-faxnummers, gebruikernamen voor het scannen naar mappen en adressen voor het zenden en ontvangen van internetfaxen beheren. • De naam en map van de e-mailzender kunnen worden beschermd.
2
Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin Volg de onderstaande procedure om te installeren SmartDeviceMonitor for Admin.
A Beëindig alle nu lopende applicaties. B Plaats de CD-rom in het CD-rom station. Het installeerprogramma begint.
C Selecteer een interface-taal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels.
D Klik op [SmartDeviceMonitor for Admin]. E Klik op [Volgende >].
De softwarelicentie-overeenkomst verschijnt in het dialoogvenster [Licentieovereenkomst].
F Klik na de overeenkomst te hebben gelezen op [Ja]. G Volg de instructies op het scherm.
Er verschijnt een melding als de installatie is voltooid.
H Klik op [OK].
Er kan een melding over het opnieuw starten van de computer verschijnen. Start de computer opnieuw om de installatie te voltooien. Opmerking ❒ Het is mogelijk dat Auto Run bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem niet werkt. Start in dit geval “SETUP.EXE” dat zich op de CD-rom in de root directory bevindt. ❒ Als u de computer opnieuw moet starten, na het installeren van SmartDeviceMonitor for Admin, start de computer dan opnieuw en ga door met de configuratie.
39
De printer volgen en configureren
De configuratie van de netwerkinterfacekaart wijzigen Volg de onderstaande procedure om de configuratie van de netwerkinterfacekaart te wijzigen met SmartDeviceMonitor for Admin.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
2
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
C Selecteer van de lijst het apparaat waarvan u de configuratie wilt wijzigen. D Klik in het [Extra] menu op [NIB Setup Tool]. NIB Setup Tool wordt gestart als de netwerkinterfacekaart standaard is.
E Klik op [Webbrowser] en vervolgens op [OK]. Er gaat een webbrowser open en het venster verschijnt voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de beheerder van Web Image Monitor.
F Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
G Configureer de instellingen met Web Image Monitor. H Klik op [Uitloggen]. I Web Image Monitor afsluiten. J SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Verwijzing Pag.31 “Het gebruik van Web Image Monitor”
40
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin
Menu’s vastzetten op het bedieningspaneel van het apparaat Volg de onderstaande procedure om de menu’s vast te zetten op het bedieningspaneel van het apparaat.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
2
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
C Selecteer een apparaat. D Wijs in het menu [Extra] naar [Apparaatinstellingen] en klik vervolgens op
[Systeem]. Er gaat een webbrowser open en het venster verschijnt voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de beheerder van Web Image Monitor.
E Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. De [Systeem] pagina van Web Image Monitor verschijnt. Voer de benodigde instellingsitems in.
F Selecteer [Niveau 1] of [Niveau 2] op het [Paneel Printer display beschermen] in “Algemene Instellingen”.
G Klik op [OK]. H Klik op [Uitloggen]. I Web Image Monitor afsluiten. J SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Opmerking ❒ Voor meer informatie over het instellen van items, wordt u verwezen naar Help in de [Apparaatinstellingen] op [Configuratie] pagina.
41
De printer volgen en configureren
Het papiertype wijzigen Volg de onderstaande procedure om het papiertype te wijzigen.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
2
C Selecteer van de lijst het apparaat waarvan u de configuratie wilt wijzigen. D Wijs in het menu [Extra] naar [Apparaatinstellingen] en klik vervolgens op [Papier]. Er gaat een webbrowser open en het venster verschijnt voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de beheerder van Web Image Monitor.
E Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. De [Papier] pagina verschijnt.
F Selecteer een papiertype in de lijst [Papiersoort] van de afzonderlijke lades. Voer de benodigde instellingsitems in.
G Klik op [OK]. H Klik op [Uitloggen]. I Web Image Monitor afsluiten. J SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Opmerking ❒ Voor meer informatie over het instellen van items, wordt u verwezen naar Help in de [Apparaatinstellingen] op [Configuratie] pagina.
42
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin
Beheer van gebruikersinformatie Volg de onderstaande procedure om de gebruikersinformatie te beheren met SmartDeviceMonitor for Admin. Afdruktaken kunnen worden beheerd en functies beperkt door middel van gebruikerscodes.
2
User Management Tool starten Volg de onderstaande procedure om User Management Tool starten.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
C Selecteer van de lijst het apparaat waarvan u de configuratie wilt beheren. D Klik in het [Extra] menu op [Gebruikersbeheerprog.]. Het dialoogvenster verschijnt voor het invoeren van het wachtwoord en de gebruikersnaam.
E Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [OK]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. User Management Tool wordt gestart. Opmerking ❒ Voor details over User Management Tool, raadpleegt u SmartDeviceMonitor for Admin Help.
Het aantal afgedrukte vellen weergeven Volg de onderstaande procedure om weer te geven hoeveel vellen onder elke gebruikerscode zijn afgedrukt.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin User Management Tool. B Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van Gebruikersbeheerprog. Het onder elke gebruikerscode afgedrukte aantal pagina’s verschijnt.
C Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om het User Management Tool af te sluiten.
43
De printer volgen en configureren
De informatie over het afgedrukte aantal pagina’s exporteren Volg de onderstaande procedure om de informatie over het onder elke gebruikerscode afgedrukte aantal pagina’s te exporteren als .csv bestand.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin User Management Tool. B Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van Gebruikersbeheerprog. C Klik in het [Bestand] menu op [Lijst Gebruikerstatistieken Exporteren]. D Geef de opslaglocatie en de bestandsnaam op en klik dan op [Opslaan]. E Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om het User Management Tool af
2
te sluiten.
Het aantal afdrukte pagina’s terugzetten op 0. Volg de onderstaande procedure om het onder elke gebruikerscode afgedrukte aantal pagina’s terug te zetten op 0.
A Starten van SmartDeviceMonitor for Admin Gebruikersinformatiemanagementprogramma.
B Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van Gebruikersbeheerprog. C Klik op de gebruiker van wie u de informatie wilt resetten. D Klik in het [Bewerken] menu op [Gebruikerstellers op nul zetten]. E Kruis het vakje aan van de items die u wilt resetten en klik vervolgens op [OK]. Er verschijnt een bevestigende melding.
F Klik op [OK]. Het afgedrukte aantal pagina’s wordt teruggezet tot 0.
G Klik in het [Bewerken] menu op [Instellingen toepassen]. Wijzigingen worden toegepast op informatie op het tabblad [Informatie gebruikersteller].
H Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om het User Management Tool af te sluiten.
44
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin
Functies beperken Volg de onderstaande procedure om het gebruik van individuele functies te beperken.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin User Management Tool. B Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van Gebruikersbeheerprog. C Klik op de gebruiker van wie u de functies wilt beperken. D Klik in het menu [Bewerken] van Gebruikersbeheerprog. op [Toegang tot app.
2
beperken].
E Selecteer het vakje van de functies die u wilt beperken. F Klik op [OK]. Er verschijnt een bevestigende melding.
G Klik op [Ja]. De instellingen worden toegepast.
Toepasbare functies instellen op nieuwe gebruikers Volg de onderstaande procedure om nieuwe gebruikers toe te voegen en op hen toepasbare functies in te stellen.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin User Management Tool. B Klik op het tabblad [Toegangsbeheerlijst] van Gebruikersbeheerprog. C Klik in het [Bewerken] menu op [Nwe gebruiker toevoegen]. D Voer de gebruikerscode en gebruikersnaam in. E Selecteer het vakje van de functies die op de nieuwe gebruiker van toepassing zijn. Als er geen selectievakje is, bestaat er geen beperking voor het gebruik van die functie.
F Klik op [OK].
De nieuwe gebruiker wordt toegevoegd.
G Klik in het [Bewerken] menu op [Instellingen toepassen]. De instellingen worden toegepast.
H Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om het User Management Tool af te sluiten.
Opmerking ❒ Voor meer informatie over het instellen van beperkingen, zie SmartDeviceMonitor for Admin Help.
45
De printer volgen en configureren
De Energiespaarstand configureren Volg de onderstaande procedure om de energiespaarstand te configureren.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
2
C Selecteer het apparaat waarvan u de instellingen wilt uitvoeren. Om de instellingen voor alle apparaten in de geselecteerde groep uit te voeren, selecteert u geen apparaat.
D Wijs in het menu [Groep] naar [Energiespaarstand] en naar [Individueel instellen]
om alleen instellingen voor het geselecteerde apparaat uit te voeren, of wijs naar [Instellen volgens groep] om alle apparaten in de geselecteerde groep in te stellen. Klik vervolgens op [Aan], [Uit] of [Timerinstellingen ...].
E SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Opmerking ❒ Zie SmartDeviceMonitor for Admin Help voor meer informatie over het instellen van Energiespaarmodus.
Een wachtwoord instellen Volg de onderstaande procedure om een wachtwoord in te stellen.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
C Selecteer van de lijst het apparaat waarvan u de configuratie wilt wijzigen. D Klik in het [Extra] menu op [NIB Setup Tool]. NIB Setup Tool wordt gestart als de netwerkinterfacekaart standaard is.
46
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin
E Klik op [Webbrowser] en vervolgens op [OK]. Er gaat een webbrowser open en het venster verschijnt voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de beheerder van Web Image Monitor.
F Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
2
G Klik op [Configuratie]. H Klik op [Beheerder Programmeren/Wijzigen] in het gebied [Apparaatinstellingen] en wijzig vervolgens de instellingen.
I Klik op [OK]. J Klik op [Uitloggen]. K Web Image Monitor afsluiten. L SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. De apparaatstatus controleren Volg de onderstaande procedure om de apparaatstatus te controleren.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
C Om meer informatie over de status te krijgen, selecteert u het apparaat in de lijst en klikt u vervolgens op [Openen] in het menu [Apparaat]. De apparaatstatus verschijnt in het dialoogvenster.
D Klik op [Systeem] of [Printer]. De apparaatstatus verschijnt in het dialoogvenster.
E Klik op [Sluiten]. F SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Opmerking ❒ Voor meer informatie over ieder onderdeel van het dialoogvenster, zie SmartDeviceMonitor for Admin Help.
47
De printer volgen en configureren
Namen en opmerkingen wijzigen Volg de onderstaande procedure om de naam van en opmerkingen bij het apparaat te wijzigen.
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
2
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
C Selecteer een apparaat in de lijst en klik vervolgens op [NIB Setup Tool] in het menu [Extra]. NIB Setup Tool wordt gestart als de netwerkinterfacekaart standaard is.
D Klik op [Webbrowser] en vervolgens op [OK]. Er gaat een webbrowser open en het venster verschijnt voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de beheerder van Web Image Monitor.
E Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
F Klik op [Configuratie]. G Klik op [Systeem] in het gebied [Apparaatinstellingen] en wijzig vervolgens de instellingen.
H Klik op [OK]. I Klik op [Uitloggen]. J Web Image Monitor afsluiten. K SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Opmerking ❒ Voer in het vak [Naam apparaat:] de naam in van het apparaat, gebruik hiervoor maximaal 31 tekens. ❒ Voer in het vak [Opmerking] de naam in van een opmerking op het apparaat, gebruik hiervoor maximaal 31 tekens.
48
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin
Het faxjournaal inladen
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
2
C Selecteer een apparaat in de lijst en klik vervolgens op [Laad Fax journaal] in
het menu [Extra]. Er gaat een webbrowser open en het venster verschijnt voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de beheerder van Web Image Monitor.
D Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. Het gebied Laad Fax journaal verschijnt in de Web Image Monitor.
E Klik op [Uitloggen]. F Web Image Monitor afsluiten. G SmartDeviceMonitor for Admin afsluiten. Opmerking ❒ Zie voor nadere details de Help in het gebied [Laad Fax journaal].
49
De printer volgen en configureren
Beheren van adresinformatie
A Start SmartDeviceMonitor for Admin. B Wijs in het menu [Groep] naar [Apparaat zoeken] en klik vervolgens op [IPv4],
[IPX/SPX] of [IPv4 SNMPv3]. Er verschijnt een lijst van apparaten die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van het apparaat waarvoor u de configuratie wilt wijzigen. Voer de gebruikersverificatie in als u IPv4 SNMPv3 gebruikt.
2
C Selecteer een apparaat in de lijst en klik vervolgens op [Adres beheer Tool] in
het menu [Extra]. Het dialoogvenster verschijnt voor het invoeren van het wachtwoord en de gebruikersnaam.
D Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [OK]. Adressenbeheerprogramma wordt gestart. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. Opmerking ❒ Zie voor meer informatie de Help voor het Adressenbeheerprogramma.
50
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Client
Het gebruik van SmartDeviceMonitor for Client Om de status van de apparaten te bekijken met SmartDeviceMonitor for Client, moet u vooraf SmartDeviceMonitor for Client configureren.
Printers controleren
2
Volg de onderstaande procedure om de machinestatus met SmartDeviceMonitor for Client te controleren.
A Klik met de rechtermuisknop op het pictogram SmartDeviceMonitor for
Client, wijs naar [Eigenschap] en klik met de rechtermuisknop op [Optie...]. Het dialoogvenster [SmartDeviceMonitor for Client - Opties] wordt weergegeven.
B Selecteer het apparaat dat u wilt volgen en schakel vervolgens het selectie-
vakje [Te controleren] in in het gebied Informatie-instellingen controleren. Om de apparaatstatus in het takenbakje weer te geven met het pictogram SmartDeviceMonitor for Client, moet u het selectievakje [Weergegeven op taakbalk] selecteren.
C Klik op [OK]. Het dialoogvenster wordt gesloten en het geconfigureerde apparaat wordt gevolgd. Opmerking ❒ Voor meer informatie over statuspictogrammen, zie SmartDeviceMonitor for Client Help.
De apparaatstatus controleren Volg de onderstaande procedure om de machinestatus met SmartDeviceMonitor for Client te controleren.
A Voor meer informatie over de status, moet u met de rechter muisknop klikken op het SmartDeviceMonitor for Client pictogram en klik dan op het apparaat. De apparaatstatus verschijnt in het dialoogvenster.
Opmerking ❒ Voor meer informatie over ieder onderdeel van het dialoogvenster, zie SmartDeviceMonitor for Client Help.
51
De printer volgen en configureren
Wanneer u IPP gebruikt met SmartDeviceMonitor for Client Let op het volgende als u IPP met SmartDeviceMonitor for Client gebruikt: • De netwerkprinter kan slechts één afdruktaak tegelijk ontvangen van SmartDeviceMonitor for Client. Wanneer de netwerkprinter bezig is met het afdrukken van een taak, kan een andere gebruiker de netwerkprinter pas gebruiken als deze afdruktaak voltooid is. In dat geval probeert SmartDeviceMonitor for Client toegang te krijgen tot de netwerkprinter totdat de interval is verstreken. • Als SmartDeviceMonitor for Client geen toegang krijgt tot de netwerkprinter en er een time-out plaatsvindt, houdt het op met het verzenden van de afdruktaak. Annuleer in dat geval de pauzestatus in het venster van de afdrukwachtrij. SmartDeviceMonitor for Client zal dan opnieuw proberen om toegang te krijgen tot de netwerkprinter. U kunt de afdruktaak in het venster van de afdrukwachtrij annuleren. Als u echter een afdruktaak annuleert die al is afgedrukt door de netwerkprinter, wordt mogelijk de volgende afdruktaak van een andere gebruiker niet correct afgedrukt. • Als een door SmartDeviceMonitor for Client verzonden afdruktaak wordt onderbroken en de netwerkprinter de taak annuleert omdat er iets is misgegaan, verstuurt u de afdruktaak opnieuw. • Afdruktaken die worden verzonden door een andere computer worden niet weergegeven in het venster van de afdrukwachtrij, ongeacht het protocol. • Indien meerdere gebruikers afdruktaken naar netwerkprinters sturen met SmartDeviceMonitor for Client, dan komt mogelijk de volgorde waarin de taken worden afgedrukt niet overeen met de volgorde waarin ze zijn verzonden. • Een IP-adres kan niet worden gebruikt voor de IPP-poortnaam, omdat het IPadres wordt gebruikt voor de poortnaam van SmartDeviceMonitor for Client. • Wanneer SSL wordt ingesteld (dit is een protocol voor gecodeerde communicatie) in een omgeving waar serververificatie is uitgebracht, voer dan “https://(adres van het apparaat)/” in. Internet Explorer dient geïnstalleerd te zijn op uw computer. Gebruik de hoogste versie. Internet Explorer 6.0 of hoger wordt aanbevolen. • Als het dialoogvenster [Beveiligingsalarm] verschijnt wanneer u tot het apparaat toegang krijgt met IPP ten einde een IPP-poort aan te maken of te configureren, of bij het afdrukken, moet u het certificaat installeren. Om de certificaatopslaglocatie te selecteren met de Certificaat Import Wizard, klikt u op [Zet alle certificaten op de volgende plaats], en klik op [Locale computer] onder [Trusted Root Certification Authorities].
2
Opmerking ❒ Voor meer informatie verwijzen wij naar uw netwerkbeheerder.
52
Printerstatusbericht via e-mail
Printerstatusbericht via e-mail Als een papierlade leeg is of als papier vast komt te zitten, wordt er een waarschuwing per e-mail verzonden naar de geregistreerde adressen om de printerstatus door te geven. Voor deze melding kunt u de instellingen maken voor e-mailmeldingen. U kunt de timing en de inhoud van de e-mailberichten instellen. U kunt uzelf op de hoogte laten stellen van de volgende gebeurtenissen: • Service-oproep. • Toner cartridge is leeg. • Toner cartridge is bijna leeg. • Papier zit vast. • Er staat een deur open. • De papierlade is leeg. • De papierlade is bijna leeg. • Er is een fout opgetreden in de papierlade. • De uitvoerpapierlade is vol. • Nietapparaat heeft geen nietjes. • Logboekfout.
2
Opmerking ❒ Is de service-oproep ingesteld, dan kunnen de volgende oproepresultaten worden verzonden. • Storing automatische oproep gelukt • Storing automatische oproep geen tijd meer • Storing automatische oproep niet gelukt • Verbruiksgoederen automatische oproep gelukt • Controle apparaat op afstand niet gelukt • Bijwerken firmware bevestigd ❒ Afhankelijk van het soort apparaat kunnen er ook andere oproepresultaten worden weergegeven. ❒ Neem contact op met uw leverancier of met de servicedienst voor details over de service-oproep.
A Open een webbrowser en voer vervolgens “http://(adres van het apparaat)/” in op de adresbalk. De Toppagina van Web Image Monitor verschijnt. Wanneer SSL wordt ingesteld (dit is een protocol voor gecodeerde communicatie) in een omgeving waar serververificatie is uitgebracht, voer dan “https://(adres van het apparaat)/” in.
53
De printer volgen en configureren
B Klik op [Inloggen] op Bovenpagina van Web Image Monitor. Het venster voor het invoeren van het wachtwoord en de gebruikersnaam verschijnt.
C Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op Log-in. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de aanmelding verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder.
2
D Klik in het menugebied op [Configuratie]. E Klik op [E-mail] in het gebied [Apparaatinstellingen]. F Stel het volgende in: • Items in de kolom Ontvangst: stel datgene in wat noodzakelijk is voor het zenden en ontvangen van e-mail. • Items in de kolom SMTP: configureer de SMTP-server. Controleer uw mail-omgeving en specificeer vervolgens de noodzakelijke items. U kunt ook mailverificatie uitvoeren voor de SMTP-server. • Items in de kolom POP before SMTP: configureer de POP-server. Controleer uw mail-omgeving en specificeer vervolgens de noodzakelijke items. U kunt ook mailverificatie uitvoeren voor de POP-server. • Items in de kolom POP3/IMAP4: configureer de POP3- of IMAP4-server. Controleer uw mail-omgeving en specificeer vervolgens de noodzakelijke items. • Items in de kolom E-mail communicatiepoort: configureer de poort die moet worden gebruikt voor toegang tot de mailserver. • Items in de kolom Fax E-mailaccount: specificeer internetfaxadressen, gebruikersnamen en wachtwoordinstellingen. • Items in de kolom E-mail meldingaccount: specificeer deze items als u emailmeldingen op verzoek wilt gebruiken.
G Klik op [OK].
54
Printerstatusbericht via e-mail
Autom. E-mailmelding
A Klik op [Configuratie] in het menugebied en klik vervolgens op [Automatische E-mailmelding] in het gebied [Apparaatinstellingen]. Het dialoogvenster voor het maken van meldingsinstellingen verschijnt.
B Stel het volgende in:
2
• Meldingsbericht: u kunt dit naar wens instellen, bijvoorbeeld de plaats van het apparaat en de contactinformatie van de servicedienst. • Items in de kolom Te melden groepen: adressen voor E-mailmelding kunnen zo nodig worden gegroepeerd. • Items in de kolom Groepen/Items selecteren om te melden: kies groepen voor ieder soort melding, zoals status van het apparaat en storing. Klik op [Bewerken] naast [Gedetailleerde instellingen van elk item] om voor deze items gedetailleerde instellingen te maken.
C Klik op [OK]. D Klik op [Uitloggen]. E Web Image Monitor afsluiten. E-mailmelding op verzoek
A Klik op [Configuratie] in het menugebied en klik vervolgens op [E-mailmelding op verzoek] in het gebied [Apparaatinstellingen]. Het dialoogvenster voor het maken van meldingsinstellingen verschijnt.
B Stel het volgende in: • Meldingonderwerp: voer een hoeveelheid tekst in die moet worden ingevoerd op de onderwerpregel van e-mails ter beantwoording. • Items in de kolom Meldingsbericht: u kunt dit naar wens instellen, bijvoorbeeld de plaats van het apparaat en de contactinformatie van de servicedienst. • Items in de kolom Toegang beperking voor informatie: kies of de toegang moet worden beperkt op basis van een bepaalde informatiecategorie. • Items in de kolom Te ontvangen E-mailadres-/Domeinnaaminstellingen: voer een e-mailadres in of een domeinnaam om informatie op te vragen via e-mail en om e-mail ter beantwoording te ontvangen.
C Klik op [OK]. D Klik op [Uitloggen]. E Web Image Monitor afsluiten. 55
De printer volgen en configureren
Mailverificatie U kunt mailverificatie configureren om onrechtmatig gebruik van de mail-server te voorkomen.
❖ SMTP-verificatie Specificeer hier de SMTP-verificatie. Wanneer er mail wordt gestuurd naar de SMTP-server, wordt er geverifieerd via het SMTP AUTH protocol. Degene die de mail stuurt, moet een gebruikersnaam invoeren en een wachtwoord. Dit voorkomt onrechtmatig gebruik van de SMTP-server. A Klik in het menugebied op [E-mail]. B Stel het volgende in: • SMTP-verificatie: hiermee schakelt u de SMTP-verificatie in en uit. • SMTP Verificatie E-mailadres: voer het e-mailadres in. • Gebr. naam SMTP Verific.: voer de SMTP-accountnaam in. • Wachtwoord SMTP Verific.: om het wachtwoord voor SMTP AUTH in te stellen of te wijzigen. • SMTP Verificatiecodering: kies of het wachtwoord moet worden gecodeerd of niet. [Codering]-[Automatisch selecteren]: als PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 wordt gebruikt als verificatiemethode. [Codering]-[Actief ]: als CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 wordt gebruikt als verificatiemethode. [Codering]-[Inactief]: als PLAIN of LOGIN wordt gebruikt als verificatiemethode. C Klik op [OK]. D Klik op [Uitloggen]. E Web Image Monitor afsluiten.
2
❖ POP voor SMTP-verificatie Kies of er moet worden aangemeld op de POP3-server voordat er e-mail wordt verzonden. A Klik in het menugebied op [E-mail]. B Stel het volgende in: • POP voor SMTP: hiermee schakelt u POP voor SMTP in en uit. • POP E-mailadres: voer het e-mailadres in. • POP-gebruikersnaam: voer de POP-accountnaam in. • POP-wachtwoord: om het POP-wachtwoord in te stellen of te wijzigen. • Time-outinstell. na POP Verifica.: voer de tijd in die beschikbaar is voordat er een verbinding tot stand wordt gebracht met de SMTP-server nadat de aanmelding op de POP-server heeft plaatsgevonden. C Klik op [OK]. D Klik op [Uitloggen]. E Web Image Monitor afsluiten. 56
Printerstatusbericht via e-mail
E-mailmelding op verzoek Voer de volgende configuratietaken uit in Web Image Monitor om E-mailmelding op verzoek te gebruiken. A Klik in het menugebied op [E-mail]. B Stel het volgende in: • E-mailmelding e-mailadres: voer hier het adres in met gebruik van alfanumerieke tekens. • Ontvang E-mailmelding: geef hier op of er e-mailmelding op verzoek moet worden gebruikt. • E-mailmelding gebruikersnaam: voer hier de gebruikersnaam van de beheerder in als naam van degene die de e-mail stuurt. • E-mailmelding wachtwoord: voer hier het wachtwoord van de gebruiker van de e-mailmelding in. C Klik op [OK]. D Klik op [Uitloggen]. E Web Image Monitor afsluiten.
2
❖ Indeling van de e-mailberichten op verzoek Om e-mailmelding te gebruiken moet u een e-mailbericht op verzoek sturen naar dit apparaat. Voer het volgende in met gebruik van uw mailsoftware: Onderdeel
Beschrijving
Onderwerp (aangegeven met Onderwerp)
Voer een verzoek in met betrekking tot het apparaat. Zie de onderstaande tabel voor details.
Van (aangegeven met Van)
Geef een geldig mailadres op. De informatie van het apparaat wordt naar het adres gestuurd dat hier wordt opgegeven.
Opmerking ❒ Een mailbericht mag niet groter zijn dan 1 MB. ❒ E-mail kan onvolledig zijn als het direct na het inschakelen wordt verzonden.
❖ Onderwerpveld Indeling: apparaatstatus?parameternaam=parameter[&=parameter][&=parameter]... Opmerking ❒ Het veld Onderwerp is niet hoofdlettergevoelig. ❒ De namen van parameters kunnen in willekeurige volgorde worden geschreven.
57
De printer volgen en configureren
❖ Coderingsvoorbeelden van het veld Onderwerp. Coderingsvoorbeeld
Handeling
devicestatus?request=sysconfig&format=text&lang=en
De systeemconfiguratiegegevens van het apparaat worden in een Engelse tekstindeling verzonden.
devicestatus?request=sysconfig
De systeemconfiguratiegegevens van het apparaat worden in een vooraf ingestelde indeling en taal verzonden.
2 ❖ Parameters Parameter
Betekenis
Standaard
verzoek
Informatie die moet worden verkregen
Verplicht
indeling
Mailindeling
Mail wordt verzonden in een vooraf ingestelde indeling voor ieder mailadres.
taal
Taal voor het hoofdbestanddeel van de mail
Mail wordt verzonden in een vooraf ingestelde indeling voor ieder mailadres.
❖ Parameters die de informatie specificeren die moet worden verkregen Informatie die moet worden verkregen
Parameter
Systeemconfiguratie informatie
sysconfig
Netwerkconfiguratie informatie
netconfig
Printerconfiguratie informatie
prtconfig
Leveringsinformatie
supply
Informatie over de status van het apparaat
status
❖ Parameters die de indeling van de mail specificeren Mailindeling
Parameter
Tekst
text
HTML
html
XML
xml
Opmerking ❒ Voor het onderwerpveld kan HTML en XML worden gekozen, maar de uitvoer kan alleen in tekst.
❖ Parameters die de taal van het hoofdbestanddeel van de mail specificeren
58
Taal
Parameter
Japans
ja
Engels
en
Onderhoud op afstand via telnet
Onderhoud op afstand via telnet Belangrijk ❒ Onderhoud op afstand moet beveiligd zijn met een wachtwoord zodat de toegang alleen mogelijk is voor beheerders.
❒ Het wachtwoord is hetzelfde als het wachtwoord van de Web Image Monitor beheerder. Wanneer het wachtwoord wordt gewijzigd met “mshell”, worden andere wachtwoorden ook gewijzigd. ❒ Sommige commando’s kunnen niet worden ingesteld, afhankelijk van het modeltype.
2
Telnet gebruiken Volg de onderstaande procedure om met telnet te werken. Belangrijk ❒ Er kan maar één persoon tegelijk zijn aangemeld om extern onderhoud uit te voeren.
A Gebruik het IP-adres of de hostnaam van het apparaat om telnet te starten. % telnet hostnaam
B Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. Voer voor de gebruikersverificatie een aanmeldgebruikernaam en wachtwoord in. Bij verificatie van de gebruikerscode, voert u een gebruikerscode in in .
C Voer een opdracht in. D Telnet afsluiten. msh> logout De configuratiemelding over het opslaan van de wijzigingen verschijnt.
E Voer “yes” in om de wijzigingen op te slaan en druk vervolgens op de toets {Enter}. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, moet u “no” invoeren en dan op de toets {Enter} drukken. Om verdere wijzigingen uit te voeren, voert u “terug” in op de opdrachtregel en drukt u dan op de toets {Enter}. Opmerking ❒ Als het bericht “Can not write NVRAM information” verschijnt, zijn de wijzigingen niet opgeslagen. Herhaal de bovenstaande procedure. ❒ Wanneer de wijzigingen worden opgeslagen, wordt de netwerkinterfacekaart automatisch met die wijzigingen gereset. ❒ Wanneer de netwerkinterfacekaart wordt gereset, wordt de lopende afdruktaak afgedrukt. De afdruktaken in de wachtrij worden echter geannuleerd.
59
De printer volgen en configureren
access Gebruik de “access”-opdracht om toegangscontrole weer te geven en te configureren. U kunt twee of meer toegangsbereiken opgeven.
❖ De instellingen bekijken msh> access
2
❖ IPv4-configuratie msh> access range “startadres eindadres” • Het sterretje is een doelnummer tussen 1 en 5. (U kunt maximaal vijf toegangsbereiken registreren en selecteren.) Bijvoorbeeld: voor het opgeven van toegankelijke IPv4-adressen tussen 192.168.0.10 en 192.168.0.20: msh> access 1 range 192.168.0.10 192.168.0.20 ❖ IPv6-configuratie msh> access range6 “startadres eindadres” • Het sterretje is een doelnummer tussen 1 en 5. (U kunt maximaal vijf toegangsbereiken registreren en selecteren.) Bijvoorbeeld: voor het opgeven van toegankelijke IPv6-adressen tussen 2001:DB8::100 en 2001:DB8::200: msh> access 1 range6 2001:DB8::100 2001:DB8::200 ❖ Configuratie IPv6-toegangsmasker msh> access mask6 “prefixlen basisadres” • Het sterretje is een doelnummer tussen 1 en 5. (U kunt maximaal vijf toegangsbereiken registreren en selecteren.) Bijvoorbeeld: voor het opgeven van toegankelijke IPv6-adressen tot 2001:DB8::/32: msh> access 1 mask6 2001:DB8:: 32 ❖ Starten van toegangsbeheer msh> access flush • Gebruik de opdracht “flush” om de standaardinstellingen zo te herstellen dat alle toegangsbereiken “0.0.0.0” worden voor IPv4 en “::” voor IPv6. Opmerking ❒ Het toegangsbereik beperkt computers wat betreft gebruik van het apparaat per IP-adres. Als u het afdrukken niet behoeft te beperken, maakt u de instelling “0.0.0.0” voor IPv4 en “::” voor IPv6. ❒ Geldige bereiken moeten lopen van laag (beginadres) to hoog (eindadres). ❒ Als u IPv4 of IPv6 gebruikt, kunt u maximaal vijf toegangsbereiken registreren en selecteren.
60
Onderhoud op afstand via telnet
❒ IPv6 kan het bereik en masker voor elk toegangsbereik registreren en selecteren. ❒ Voor IPv6 kan een maskerbereik tussen 1 - 128 worden geselecteerd. ❒ U kunt maximaal vijf toegangsbereiken opgeven. De ingevoerde waarde is ongeldig als het doelnummer ontbreekt. ❒ U kunt geen afdruktaken verzenden of Web Image Monitor en diprint gebruiken vanaf een beperkt IP-adres.
2
appletalk Gebruik de “appletalk” -opdracht om appletalk-parameters weer te geven en te configureren.
❖ De instellingen bekijken msh> appletalk • [2] betekent “actief” en [0] betekent “inactief”. • De standaardwaarde is [2]. ❖ De PAP timeoutconfiguratie wijzigen msh> appletalk ptimeout value > 0 • De timeoutwaarde wordt effectief. msh> appletalk ptimeout value = 0 • De timeoutwaarde wordt ineffectief.
authfree Gebruik de opdracht “msh> set bonjour” om de instellingen voor verificatie en uitsluiting weer te geven en te configureren.
❖ Instellingen weergeven msh> authfree Als geen verificatie-uitsluiting voor afdruktaken is ingesteld, kunnen de regeling hiervoor niet worden weergegeven. ❖ IPv4-adresinstellingen msh> authfree "ID" range_addr1 range_addr2 ❖ IPv6-adresinstellingen msh> authfree "ID" range6_addr1 range6_addr2 ❖ IPv6-adresmaskerinstellingen msh> authfree "ID" mask6_addr1 masklen
61
De printer volgen en configureren
❖ Instellingen parallel/USB msh> authfree [parallel|usb] [on|off] Als u authfree wilt inschakelen, zet u deze optie op “on”. Als u authfree wilt uitschakelen, zet u deze optie op “off”. Geef altijd de interface op. ❖ Initialisatie van regeling van verificatie-uitsluiting msh> authfree flush
2
Opmerking ❒ Voor IPv4 en IPv6 kunt u maximaal vijf toegangsbereiken registreren en selecteren.
autonet Gebruik de opdracht “autonet” om AutoNet parameters te configureren.
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht worden de huidige AutoNet-instellingen weergegeven. msh> autonet ❖ Configuratie U kunt de AutoNet-instellingen configureren. msh> autonet {on|off} • {on} betekent ingeschakeld (actief) en {off} betekent uitgeschakeld (inactief). ❖ Weergave configuratie huidige interfaceprioriteit msh> autonet priority ❖ Interface-prioriteitconfiguratie msh> autonet priority “interface_naam” • U kunt prioriteit toekennen aan de parameter AutoNet van de interface. • Er zijn prioriteitinstellingen beschikbaar als er meer dan één interface is geïnstalleerd. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
Opmerking ❒ Als er geen interface wordt geselecteerd, blijven de bestaande instellingen voor de interfaceverbinding van kracht.
❒ Raadpleeg de AutoNet parameters voor meer informatie over AutoNet.
62
Onderhoud op afstand via telnet
bonjour(rendezvous) Gebruik de opdracht “bonjour(rendezvous)” om de instellingen die gerelateerd zijn aan bonjour (rendezvous) weer te geven.
❖ De instellingen bekijken De Bonjour-instellingen worden weergegeven. msh> bonjour
2
❖ Instelling naam Bonjour-service U kunt de naam van de Bonjour-service specificeren. msh> bonjour cname “computernaam” • Een computernaam mag maximaal 63 tekens lang zijn. ❖ Instelling informatie Bonjour-installatielocatie U kunt informatie invoeren over de locatie waar de printer geïnstalleerd is. msh> bonjour location “locatie” • De informatie over de locatie mag maximaal 32 tekens lang zijn. ❖ Instellen van de prioriteitsvolgorde voor elk protocol • diprint msh> bonjour diprint [0–99] • lpr msh> bonjour lpr [0–99] • ipp msh> bonjour ipp [0–99] U kunt de volgorde opgeven voor de prioriteit voor “diprint”, “lpr”, and “ipp”. Lagere nummers duiden op een hogere prioriteit. ❖ IP TTL instelling msh> bonjour ip ttl {1-255} U kunt de IP TTL specificeren (het aantal routers dat een packet kan doorlopen). Opmerking ❒ De standaardwaarde is 255.
❖ Resetten van de computernaam en de locatie-informatie U kunt de computernaam en de locatie-informatie resetten. msh> bonjour clear {cname | location} • cname Resetten van de computernaam De standaardcomputernaam wordt weergegeven als de computer opnieuw wordt gestart. • locatie Reset de locatie-informatie. De vorige locatie-informatie wordt verwijderd. 63
De printer volgen en configureren
❖ Interface configuratie msh> bonjour linklocal “interface_naam” • Als er veel typen interfaces geïnstalleerd zijn, moet u de interface configureren die met linklocal-adres communiceert. • Als u geen interface specificeert, wordt de Ethernet-interface automatisch geselecteerd. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is.
2
Interface
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
btconfig Gebruikt de opdracht “btconfig” om de Bluetooth-instellingen te maken.
❖ De instellingen bekijken De Bluetooth-instellingen worden weergegeven. msh> btconfig ❖ Modusinstellingen U kunt de Bluetooth-gebruiksinstelling instellen op {private} of {public}. msh> btconfig {private | public} • De standaardwaarde is {public}.
devicename Gebruik de opdracht “devicename” om de naam van de printer weer te geven en te wijzigen.
❖ De instellingen bekijken msh> devicename ❖ De printernaam configureren msh> devicename name “reeks” • Voer een naam in, waarbij u maximaal 31 alfanumerieke tekens gebruikt. • Geef voor elke printer een enkelvoudige naam op. ❖ Initialisatie van de printernaam msh> devicename clear name • Reset de printernaam op de standaardnaam. 64
Onderhoud op afstand via telnet
dhcp Gebruik de opdracht “dhcp” om de DHCP-instellingen te configureren.
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht worden de huidige DNS-instellingen weergegeven. msh> dhcp
2
❖ Configuratie U kunt DHCP configureren. msh> dhcp “interface_naam” {on|off} • Klik op {on} om dhcp te activeren. Klik op {off} voor het uitschakelen van DHCP. • Als het DNS-serveradres en de domeinnaam worden verkregen van DHCP, moet u klikken op {en}. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11-interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11-interface
❖ Weergave configuratie huidige interfaceprioriteit msh> dhcp priority ❖ Interface-prioriteitconfiguratie msh> dhcp priority “interface_naam” • U kunt selecteren welke interface DHCP-parameterprioriteit heeft. • Er zijn prioriteitinstellingen beschikbaar als er meer dan één interface is geïnstalleerd. ❖ Selectie adres DNS-server msh> dhcp dnsaddr {dhcp | static} • Geef op of het DNS-serveradres moet worden verkregen van de DHCP-server of dat het door een gebruiker ingestelde adres moet worden gebruikt. • Om het DNS-serveradres van de DHCP-server te verkrijgen, moet u “dhcp” opgeven. Om het door een gebruiker ingestelde adres te gebruiken, specificeert u “static”. ❖ Selectie domeinnaam msh> dhcp domainname {dhcp | static} • Geef op of de domeinnaam moet worden verkregen van de DHCP-server of dat de door een gebruiker ingestelde domeinnaam moet worden gebruikt. • Om de domeinnaam van de DHCP-server te verkrijgen, moet u “dhcp” opgeven. Om de door een gebruiker ingestelde domeinnaam te gebruiken, specificeert u “static”. 65
De printer volgen en configureren
Verwijzing Pag.126 “DHCP gebruiken”
Pag.67 “dns” Pag.69 “domainname”
diprint
2
De rechtstreekse afdrukpoort activeert rechtstreeks afdrukken vanaf een op het netwerk aangesloten computer. Gebruik de opdracht “diprint” om de instellingen voor de rechtstreekse afdrukpoort te wijzigen.
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht worden de instellingen van de huidige rechtstreekse afdrukpoort weergegeven: msh> diprint Voorbeeld van uitvoer: port 9100 timeout=300(sec) bidirect on con multi apl async • De “port” specificeert het poortnummer van de rechtstreekse afdrukpoort. • De “bidirect”-instelling geeft aan of de rechtstreekse afdrukpoort al dan niet bidirectioneel is. ❖ De time-out instellen msh> diprint timeout [30~65535] • U kunt het time-out-interval voor de ontvangst van gegevens van het netwerk opgeven. • De standaardinstelling is 300 seconden. ❖ Het aantal gelijktijdige verbindingen opgeven msh> diprint con {multi | single} • De opdracht hierboven geeft het aantal gelijktijdige diprint-verbindingen op. Geef “multi” op voor een aantal verbindingen of “single” voor een enkele verbinding. • Het standaardwachtwoord is “multi”.
66
Onderhoud op afstand via telnet
dns Gebruik de opdracht “dns” om de DNS (Domein Naam Systeem)-instellingen te configureren of weer te geven.
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht worden de huidige DNS-instellingen weergegeven: msh> dns
2
❖ Configuratie van de IPv4 DNS-server Met de volgende opdracht schakelt u het gebruik van het IPv4 DNS-serveradres in en uit: msh> dns “nummer” server “serveradres” Het volgende voorbeeld geeft de configuratie aan van een IP-adres van 192.168.15.16 op de DNS 1-server: msh> dns 1 server 192.168.15.16 • U kunt IPv4 DNS-serveradressen registreren. • U kunt maximaal drie IPv4 DNS-servernummers opgeven. • U kunt “255.255.255.255” niet als het DNS-serveradres gebruiken. ❖ Configuratie van de IPv6 DNS-server Met de volgende opdracht schakelt u het gebruik van het IPv4 DNS-serveradres in en uit: msh> dns “nummer” server6 “serveradres” • U kunt IPv6 DNS-serveradressen registreren. • U kunt maximaal drie IPv6 DNS-servernummers opgeven. ❖ Dynamische DNS-functie-instellingen msh> dns “interface_naam” ddns {on|off} • U kunt de dynamische DNS-functie instellen op “actief” of “inactief”. • {on} betekent “actief” en {off} betekent “inactief”. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
67
De printer volgen en configureren
❖ De recordoverlapbewerking opgeven msh> dns overlap {update|add}|msh> dns overlap {update|add} • U kunt opgeven welke bewerkingen worden verricht wanneer records overlappen. • update Oude records verwijderen en nieuwe records opgeven. • toevoegen Nieuwe records toevoegen en de oude records opslaan. • Als CNAME overlapt, wordt deze altijd gewijzigd, onafhankelijk van de instellingen.
2
❖ CNAME registratie msh> dns cname {on|off} • U kunt opgeven of CNAME geregistreerd moet worden. • {on} betekent ingeschakeld (actief) en {off} betekent uitgeschakeld (inactief). • De geregistreerde CNAME is de standaardnaam die begint met rnp. CNAME kan niet worden gewijzigd. ❖ Registratie van A records msh> dns arecord {dhcp|own} • {dhcp} U kunt de methode voor het registreren van een A record opgeven als de dynamische DNS-functie is ingeschakeld en DHCP wordt gebruikt. • {own} Het registreren van een A record met de printer als DNS-client. Het DNS-serveradres en de domeinnaam zijn al aangeduid als gebruikt voor de registratie. ❖ Intervalinstellingen voor recordbijwerking msh> dns interval “tijd” • U kunt opgeven na welk interval records worden bijgewerkt wanneer de dynamische DNS-functie wordt gebruikt. • Het bijwerkinterval wordt opgegeven in uren. Er kan een waarde tussen 1 en 255 uur worden ingevoerd. • De standaardinstelling is 24 uur.
68
Onderhoud op afstand via telnet
domainname Gebruik de opdracht “domainname” om de instellingen van de domeinnaam weer te geven en te configureren. U kunt de Ethernet-interface of IEEE 802.11b-interface configureren.
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht geeft u de huidige domeinnaam weer: msh> domainname
2
❖ Configuratie van interfacedomein msh> domainname “interface_naam” ❖ De domeinnaam instellen msh> domainname “interface_naam” name “domeinnaam” • Een domeinnaam mag maximaal 63 tekens lang zijn. • The Ethernet-interface en IEEE 802.11b-interface hebben dezelfde domeinnaam. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interface
De ingestelde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
❖ De domeinnaam verwijderen msh> domainname “interface_naam” clear name
help Gebruik de opdracht “help” om de lijst met beschikbare opdrachten weer te geven, en de procedures om die opdrachten te gebruiken.
❖ Weergave opdrachtenlijst msh> help ❖ Weergave van de procedure voor het gebruik van de opdrachten msh> help “command_name”
69
De printer volgen en configureren
hostname Gebruik de opdracht “hostname” om de naam van de printer te wijzigen.
❖ De instellingen bekijken msh> hostname
2
❖ IPv4-configuratie msh> hostname “interface_name” “printer_name” • Geef een printernaam van maximaal 63 tekens op. • U kunt geen printernaam gebruiken die begint met “RNP” (in hoofdletters noch kleine letters). • The Ethernet-interface en IEEE 802.11b-interface hebben dezelfde printernaam. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
❖ Initialiseren van de printernaam voor elke interface msh> hostname “interface_naam” clear name
ifconfig Gebruik de opdracht “ifconfig” om TCP/IP (IP-adres, subnetmasker, broadcastadres, standaardgateway-adres) weer te geven en te configureren voor de printer.
❖ De instellingen bekijken msh> ifconfig ❖ IPv4-configuratie msh> ifconfig “interface_naam” “parameter” “adres” • Als u geen interfacenaam heeft ingevoerd, wordt deze automatisch ingesteld op Ethernet-interface. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet Interface
wlan
IEEE 802.11b Interface
Hieronder wordt uiteengezet hoe u een IPv4-adres 192.168.15.16 op de Ethernet-interface configureert. msh> ifconfig ether 192.168.15.16
70
Onderhoud op afstand via telnet
❖ IPv6-configuratie msh> ifconfig ether inet6 “interface_name” “printer_name” Hieronder wordt uitgelegd hoe u op de Ethernet-interface een IPv6-adres configureert als 2001:DB8::100 met 64 als lengte van het voorvoegsel. msh> ifconfig ether inet6 2001:DB8::100 64 ❖ Netmasker-configuratie msh> ifconfig “interface_naam” netmasker “adres” Hieronder wordt uiteengezet hoe een subnetmasker 255.255.255.0 op de Ethernet-interface te configureren. msh> ifconfig ether netmask 255.255.255.0
2
❖ Configuratie broadcastadres msh> ifconfig “interface_naam” broadcast “adres” ❖ De interface wijzigen msh> ifconfig “interface” up • U kunt een Ethernet-interface of IEEE 802.11b-interface specificeren, wanneer u de optionele IEEE 802.11b interface-eenheid gebruikt. Opmerking ❒ Neem voor bovenstaande adressen contact op met uw netwerkbeheerder. ❒ Gebruik de standaardconfiguratie als u geen insteladressen kunt verkrijgen. ❒ Het IP-adres, subnetmasker en broadcastadres zijn dezelfde als die voor de Ethernet-interface en de IEEE 802.11b-interface. ❒ Voor zowel de Ethernet- als de IEEE 802.11b-interface is de TCP/IP-configuratie identiek. Als er een interface wordt gewijzigd, erft de nieuwe interface de configuratie ❒ Gebruik “0x” als de eerste twee letters van een hex adres.
info Gebruik de opdracht “info” om printerinformatie weer te geven, zoals papierlade, uitvoerlade en printertaal.
❖ Weergave printerinformatie msh> info Verwijzing Pag.95 “Printerinformatie verkrijgen via het netwerk”
71
De printer volgen en configureren
ipp Gebruik de opdracht “ipp” om de IPP-instellingen weer te geven en te configureren.
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht worden de huidige IPP-instellingen weergegeven: msh> ipp
2
❖ Configuratie van IPP-time-out Specificeer hoeveel seconden de computer wacht voordat een onderbroken afdruktaak wordt geannuleerd. De tijd kan worden ingesteld van 30 tot 65535 seconden msh> ipp timeout [30 - 65535] ❖ Configuratie van de IPP-gebruikersautorisatie Gebruik de IPP-gebruikersautorisatie om het afdrukken met IPP te beperken tot bepaalde gebruikers. De standaardwaarde is “uit”. msh> ipp auth {basic|digest|off} • Gebruikerverificatie-instellingen zijn “basic” en “digest”. • Als de gebruikersauthorisatie gespecifeerd wordt, moet u een gebruikersnaam registreren. U kunt tot 10 gebruikers registreren. ❖ IPP-gebruikerconfiguratie Configureer IPP-gebruikers aan de hand van de volgende berichten: msh> ipp user Het volgende bericht verschijnt: msh> Input user number (1 tot 10): Voer het nummer, de gebruikersnaam en het wachtwoord in. msh> IPP user name:user1 msh> IPP password:******* Nadat u de configuratie heeft uitgevoerd, verschijnt het volgende bericht: User configuration changed.
ipv6 Gebruik de opdracht “ipv6” om IPv6-instellingen weer te geven en te configureren.
❖ Instelling weergeven msh> ipv6 ❖ Staatloos adres IPv6 msh> ipv6 stateless {on|off}
72
Onderhoud op afstand via telnet
lpr Gebruik de opdracht “lpr” om de LPR-instellingen weer te geven en te configureren.
❖ Instelling weergeven msh> lpr
2
❖ De hostnaam controleren bij het verwijderen van de taak msh> lpr chkhost {on|off}
netware Gebruik de opdracht “netware” om de NetWare-instellingen weer te geven en te configureren, zoals de naam van de printserver of bestandsserver.
❖ Namen voor de Netware-printerserver msh> netware pname character string • Voer de naam van de printserver van NetWare in. Gebruik maximaal 47 tekens voor de naam. ❖ Netware bestandsservernamen msh> netware fname character string • Voer de naam van de bestandsserver van NetWare in. Gebruik maximaal 47 tekens voor de naam. ❖ Encap type msh> netware encap {802.3|802.2|snap|ethernet2|auto} ❖ Nummer van Remote printer msh> netware rnum {0–254} ❖ Time-out msh> netware timeout {3–255} ❖ Printerservermodus msh> netware mode pserver msh> netware mode ps ❖ Remote printer modus msh> netware mode rprinter msh> netware mode rp ❖ NDS context naam msh> netware context character string 73
De printer volgen en configureren
❖ SAP interval msh> netware “sap_interval” ❖ De aanmeldmodus voor de bestandsserver instellen msh> netware login server ❖ De aanmeldmodus voor de NDS-structuur instellen msh> netware login tree
2
❖ De aanmeldmodus voor de NDS-structuurnaam instellen msh> netware tree “NDS naam” ❖ Protocol voor bestandsoverdracht (FTP) msh> netware trans {ipv4pri|ipxpri|ipv4|ipx} • Als u geen protocol specificeert, wordt de huidige instelling weergegeven. Protocol
Protocol instellen
ipv4pri
IPv4+IPX(IPv4)
ipxpri
IPv4+IPX(IPX)
ipv4
IPv4
ipx
IPX
passwd Gebruik de opdracht “passwd” om het wachtwoord voor onderhoud op afstand te wijzigen.
❖ Het wachtwoord wijzigen msh> passwd • Voer het huidige wachtwoord in. • Voer het nieuwe wachtwoord in. • Voer het nieuwe wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen. ❖ Het wachtwoord van de beheerders wijzigen via de Supervisor msh> passwd {Id van beheerder} • Voer het nieuwe wachtwoord in. • Voer het nieuwe wachtwoord opnieuw in om het te bevestigen. Opmerking ❒ Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet of kwijtraakt.
❒ Het wachtwoord mag maximaal 32 tekens lang zijn. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. De “R” wordt bijvoorbeeld als een andere letter gezien dan de “r”.
74
Onderhoud op afstand via telnet
pathmtu Gebruik de opdracht “pathmtu” om de PathMTU-ontdekkingsfunctie weer te geven en te configureren.
❖ De instellingen bekijken msh> pathmtu
2
❖ Configuratie msh> pathmtu {on|off} • Het standaardwachtwoord is “on”. • Wanneer de MTU-omvang van de verzonden gegevens groter is dan de MTU van de router, zal de router het als onoverschrijdbaar verklaren en de communicatie mislukt. Wanneer dit gebeurt, wordt de MTU-omvang geoptimaliseerd door het selecteren van “pathmtu” tot “off” en wordt het mislukken van de gegevensuitvoer voorkomen. • Afhankelijk van de omgeving kan er geen informatie van de router worden verkregen en mislukt en de communicatie. Wanneer dit gebeurt, selecteert u “pathmtu” tot “off”.
prnlog Gebruik de opdracht “prnlog” om printerloginformatie te verkrijgen.
❖ Weergave printlogs msh> prnlog • Weergave van de voorgaande afdruktaken. msh> prnlog “ID-nummer” • Specificeer het ID-nummer van de weergegeven printloginformatie om aanvullende informatie over een afdruktaak weer te geven. Verwijzing Pag.95 “Printerinformatie verkrijgen via het netwerk”.
75
De printer volgen en configureren
route Gebruik de opdracht “route” om de routingtabel weer te geven en te configureren.
❖ Weergave gespecificeerde route-informatie msh> route get “bestemming” • Specificeer het IPv4-adres naar de bestemming. “0.0.0.0” kan niet worden gebruikt als bestemming.
2
❖ De gespecificeerde IPv4-bestemming inschakelen/uitschakelen msh> route active {host|net} “bestemming” {on | off} • U kunt de opgegeven bestemming in- of uitschakelen. Host wordt de standaardinstelling. ❖ IPv4-routingtabel toevoegen msh> route add {host|net} “bestemming” “gateway” • Voegt een host-netwerkroute toe aan “bestemming”, en een gatewayadres aan “gateway” in de tabel. • Specificeer het IPv4-adres naar de bestemming en gateway. • Host wordt de standaardinstelling. ❖ De standaard-IPv4-gateway instellen msh> route add default “gateway” ❖ De gespecificeerde IPv4-bestemming verwijderen uit de routingtabel msh> route delete {host|net} “bestemming” • Host wordt de standaardinstelling. • Het IPv4-adres van de bestemming kan worden gespecificeerd. ❖ De standaard-IPv6-gateway instellen msh> route add6 default gateway ❖ De gespecificeerde IPv6-bestemming toevoegen aan de routingtabel msh> route add6 {bestemming} prefixlen gateway • Specificeer het IPv6-adres naar de bestemming en gateway. ❖ Een gespecificeerde IPv6-bestemming verwijderen uit de routingtabel msh> route delete6 {bestemming} prefixlen • Specificeer het IPv6-adres naar de bestemming en gateway. ❖ Informatie over een gespecificeerde IPv6-route weergeven msh> route get6 {bestemming} • Specificeer het IPv6-adres naar de bestemming en gateway. ❖ Een gespecificeerde IPv6-bestemming inschakelen/uitschakelen msh> route active6 {bestemming} prefixlen {aan | uit} 76
Onderhoud op afstand via telnet
❖ Route initialiseren msh> route flush Opmerking ❒ Het maximumaantal IPv4-routingtabellen bedraagt 16.
❒ ❒ ❒ ❒
Het maximumaantal IPv6-routingtabellen bedraagt 2. Stel een gatewayadres in bij communicatie met apparaten op een extern netwerk. Hetzelfde gateway-adres wordt gedeeld door alle interfaces. “Lengte prefix” is een getal van 1 t/m 128.
2
set Gebruik de opdracht “set” com de weergave van de protocolinformatie in te stellen als “actief” of “inactief”
❖ De instellingen bekijken Met de volgende opdracht wordt de protocolinformatie weergegeven (actief/inactief). msh> set ipv4 msh> set ipv6 msh> set appletalk msh> set netware msh> set smb msh> set protocol • Wanneer het protocol gespecificeerd is, verschijnt er informatie over TCP/IP, AppleTalk, Netware en SMB. msh> set lpr msh> set lpr6 msh> set ftp msh> set ftp6 msh> set rsh msh> set rsh6 msh> set diprint msh> set diprint6 msh> set web msh> set snmp msh> set ssl msh> set ssl6 msh> set nrs msh> set rfu msh> set rfu6 77
De printer volgen en configureren
msh> msh> msh> msh> msh> msh> msh> msh> msh> msh>
2
set set set set set set set set set set
ipp ipp6 http http6 bonjour nbt ssdp ssh sftp sftp6
❖ Configuratie • Voer “up” in ten einde het gebruik van het protocol in te schakelen en voer “down” in om het gebruik van het protocol uit te schakelen. U kunt het protocol instellen op “actief” of “inactief”. msh> set ipv4 {up | down} • Als u IPv4 uitschakelt, kunt u na het afmelden geen toegang op afstand gebruiken. Als dit een vergissing was, dan is toegang op afstand met IPv4 mogelijk via het bedieningspaneel. • Met het uitschakelen van IPv4 worden ook lpr, ftp, rsh, diprint, web, snmp, ssl, ipp, http, bonjour en sftpp uitgeschakeld. msh> set ipv6 {up | down} • Als u IPv6 uitschakelt, kunt u na het afmelden geen toegang op afstand gebruiken. Als dit een vergissing was, dan is toegang op afstand met IPv6 mogelijk via het bedieningspaneel. • Uitschakelen IPv6 schakelt ook lpr6, ftp6, rsh6, diprint6, ssl6, ipp6, http6 en sftp6 uit. msh> set appletalk {up | down} msh> set netware {up | down} msh> set smb {up | down} msh> set lpr {up | down} msh> set lpr6 {up | down} msh> set ftp {up | down} msh> set ftp6 {up | down} msh> set rsh {up | down} msh> set rsh6 {up | down} msh> set diprint {up | down} msh> set diprint6 {up | down} msh> set web {up | down} msh> set snmp {up | down} msh> set ssl {up | down} msh> set ssl6 {up | down} 78
Onderhoud op afstand via telnet
• Als de functie Secured Sockets Layer (SSL, een encryptieprotocol) niet voor de printer beschikbaaar is, kunt u de functie niet gebruiken door het gebruik ervan te activeren. msh> set nrs {up | down} msh> set rfu {up | down} msh> set rfu6 {up | down} msh> set ipp {up | down} msh> set ipp6 {up | down} msh> set http {up | down} msh> set http6 {up | down} msh> set bonjour {up | down} msh> set ssh {up | down} msh> set ssdp {up | down} msh> set nbt {up | down} msh> set sftp {up | down} msh> set sftp6 {up | down}
2
show Gebruik de “show” -opdracht om de configuratie-instellingen van de netwerkinterfacekaart te bekijken.
❖ De instellingen bekijken msh> show • Als er “-p” wordt toegevoegd, kunt u de instellingen één voor één bekijken. Verwijzing Pag.103 “De instellingen voor de netwerkinterfacekaart configureren”
slp Gebruik de opdracht “slp” om de SLP-instellingen weer te geven en te configureren. msh> slp ttl “ttl_val” • U kunt op de NetWare-server zoeken met SLP in de PureIP-omgeving van NetWare 5/5.1. Met de opdracht “slp” kunt u de waarde van TTL configureren, die kan worden gebruikt door het SLP multicast packet. • De standaardwaarde van TTL is 1. Er wordt alleen in een lokaal segment gezocht. Als de router geen ondersteuning biedt voor multicast, dan zijn de instellingen ook niet beschikbaar als de TTL-waarde wordt verhoogd. • De toegestane TTL-waarde is tussen 1 en 255.
79
De printer volgen en configureren
smb Gebruik de opdracht “smb” om de computer- of werkgroep voor SMB te configureren of verwijderen.
❖ Instellingen computernaam msh> smb comp “computernaam” • Stel de computernaam in, gebruik maximaal 15 tekens. Er mogen geen namen worden ingevoerd die beginnen met “RNP” of “rnp”.
2
❖ Instellingen werkgroepnaam msh> smb group “naam werkgroep” • Stel de werkgroepnaam in, gebruik maximaal 15 tekens. ❖ Instellingen opmerkingen msh> smb comment “opmerking” • Stel de opmerking in (maximaal 31 tekens). ❖ Bericht als de afdruktaak is afgerond msh> smb notif {on | off} • Voor een kennisgeving van de voltooiing van afdruktaken, specificeer “on”. Specificeer anders “off” ❖ Een computernaam verwijderen msh> smb clear comp ❖ Een groepsnaam verwijderen msh> smb clear group ❖ Een opmerking verwijderen msh> smb clear comment ❖ Protocol weergeven msh> smb protocol
80
Onderhoud op afstand via telnet
snmp Gebruik de opdracht “snmp” om de SNMP-configuratie-instellingen zoals de gemeenschapsnaam weer te geven en bewerken.
❖ De instellingen bekijken msh> snmp • Standaardtoegangsinstellingen 1 is als volgt: Gemeenschapsnaam:public IPv4-adres: 0.0.0.0 IPv6-adres: :: IPX-adres: 00000000:000000000000 Type toegang: alleen-lezen/trap uit Actief protocol: IPv4/IPv6/IPX • Standaardtoegangsinstellingen 2 is als volgt: Gemeenschapsnaam:admin IPv4-adres: 0.0.0.0 IPv6-adres: :: IPX-adres: 00000000:000000000000 Type toegang: lezen-schrijven Actief protocol: IPv4/IPv6/IPX • Als er “-p” wordt toegevoegd, kunt u de instellingen één voor één bekijken. • Om de huidige gemeenschap weer te geven, moet u het registratienummer ervan specificeren.
2
❖ Weergave msh> snmp ? ❖ Configuratie gemeenschapsnaam msh> snmp “nummer” name “community_name” • U kunt tien SNMP-toegangsinstellingen, genummerd van 1 - 10, configureren. • Tot de printer kan geen toegang worden gekregen vanaf SmartDeviceMonitor for Admin of SmartDeviceMonitor for Client wanneer “public” niet is geregistreerd in nummer 1 - 10. Gebruik bij het wijzigen van de gemeenschapsnaam SmartDeviceMonitor for Admin en het SNMP installatieprogramma ten einde te beantwoorden aan de printerinstellingen. • De ingevoerde gemeenschapsnaam mag maximaal 15 tekens lang zijn. ❖ Een gemeenschapsnaam verwijderen msh> snmp “nummer” clear name
81
De printer volgen en configureren
❖ Configuratie toegangstype msh> snmp “nummer” type “access_type”
2
Toegangstype
Toegangstype dat is toegestaan
no
niet toegankelijk
read
alleen lezen
write
lezen en schrijven
trap
de gebruiker wordt gewaarschuwd bij trap-berichten
❖ Configuratie van protocollen msh> snmp {ipv4|ipv6|ipx} {on|off} • Gebruik de volgende opdracht om protocollen in te stellen op “actief” of “inactief”: als u een protocol als “inactief” instelt, worden alle toegangsinstellingen voor dat protocol uitgeschakeld. • Specificeer “ipv4” voor IPv4, “ipv6” voor IPv6 of “ipx” voor IPX/SPX. • {on} betekent ingeschakeld (actief) en {off} betekent uitgeschakeld (inactief). • Het is niet mogelijk om alle protocollen tegelijk uit te schakelen. ❖ Configuratie van het protocol voor elk registratienummer msh> snmp “nummer” active {ipv4|ipv6|ipx} {on|off} • Gebruik de onderstaande opdracht om de toegangsprotocolinstellingen te wijzigen. Als u echter een protocol heeft uitgeschakeld met bovenstaande opdracht, dan heeft de inschakeling hier geen effect. ❖ Configuratie van de toegang msh> snmp “nummer” {ipv4|ipv6|ipx} “adres” • U kunt in overeenstemming met de gebruikte protocollen, een hostadres configureren. • De netwerkinterfacekaart accepteert alleen verzoeken van hosts die een IPv4-, IPv6- of IPX-adres bezitten van het toegangstype “alleen lezen” of “lezen-schrijven”. Voer “0” in zodat de netwerkinterfacekaart verzoeken accepteert van alle hosts, zonder dat er een specifieke soort toegang is vereist. • Voer een hostadres in waaraan informatie van het toegangstype “trap” wordt geleverd. • Om IPv4 of IPv6 te selecteren voert u “ipv4” of “ipv6” in, gevolgd door een spatie en dan het IPv4- of IPv6-adres. • Om IPX/SPX op te geven typt u “ipx” gevolgd door een spatie, het IPXadres gevolgd door een decimaal en vervolgens het MAC-adres van de netwerkinterfacekaart.
82
Onderhoud op afstand via telnet
❖ Configuratie sysLocation msh> snmp location ❖ Verwijderen sysLocation msh> snmp clear location ❖ Instelling sysContact msh> snmp contact
2
❖ Verwijderen sysContact msh> snmp clear contact ❖ Configuratie SNMP v1v2-functie msh> snmp v1v2 {on|off} • Specificeer “on” voor het inschakelen en “off” voor het uitschakelen. ❖ Configuratie SNMP v3 functie msh> snmp v3 {on|off} • Specificeer “on” voor het inschakelen en “off” voor het uitschakelen. ❖ Configuratie SNMP TRAP msh> snmp trap {v1|v2|v3} {on|off} • Specificeer “on” voor het inschakelen en “off” voor het uitschakelen. ❖ Configuratie authorisatie remote configuratie msh> snmp remote {on|off} • Specificeer “on” voor het inschakelen en “off” voor het uitschakelen van de instelling SNMP v1v2. ❖ Weergave configuratie SNMP v3 TRAP msh> snmp v3trap msh> snmp v3trap {1-5} • Als er een nummer van 1 - 5 wordt ingevoerd, worden er instellingen weergegeven voor alleen dat nummer. ❖ Configureren van een verzendadres voor SNMP v3 TRAP msh> snmp v3trap {1-5} {ipv4|ipv6|ipx} “adres” ❖ Configureren van een verzendprotocol voor SNMP v3 TRAP msh> snmp v3trap {1-5} actief {ipv4|ipv6|ipx} {on|off} ❖ Configureren van een gebruikersaccount voor SNMP v3 TRAP msh> snmp v3trap {1-5} account “account_naam” • Voer een accountnaam in, waarbij u maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruikt. ❖ Een SNMP v3 TRAP gebruikersaccount verwijderen msh> snmp v3trap {1-5} clear account 83
De printer volgen en configureren
❖ Een SNMP v3 encryptie-algorithme configureren msh> snmp v3auth {md5|sha1} ❖ SNMP v3 encryptie configureren msh> snmp v3priv {auto|on} • Stel “auto” in voor automatische encryptieconfiguratie • Stel “on” in voor verplichte encryptieconfiguratie
2
sntp De printerklok kan worden gesynchroniseerd met een NTP-serverklok middels Simple Network Time Protocol (SNTP). Gebruik de opdracht “sntp” om de SNTP-instellingen te wijzigen.
❖ De instellingen bekijken msh> sntp ❖ Configuratie adres van NTP-server U kunt het IP-adres van de NTP-server opgeven. msh> sntp server “IP_adres” ❖ Configuratie van het interval msh> sntp interval “polling_time” • U kunt opgeven na welk interval de printer wordt gesynchroniseerd met de door de operator opgegeven NTP-server. De standaardwaarde is 60 minuten • Voor het interval kan een waarde vanaf 0 of tussen 16 en 10080 minuten worden ingevoerd. • Als u 0 opgeeft, wordt de printer pas met de NTP-server gesynchroniseerd als u de printer aanzet. Daarna wordt de printer niet met de NTP-server gesynchroniseerd. ❖ Configuratie tijdzone msh> sntp timezone “+/-hour_time” • U kunt het tijdverschil tussen de printerklok en de NTP-serverklok opgeven. De waarden liggen tussen –12:00 en +13:00.
84
Onderhoud op afstand via telnet
spoolsw Gebruik de opdracht “spoolsw” om de Job Spool-instellingen weer te geven en te configureren. U kunt alleen diprint-, trap-, lpr-, ipp-, ftp-, sftp- en smb(TCP/IP)-protocol opgeven. • De opdracht “spoolsw” voor het configureren van de Spoolafdrukken-instellingen is alleen beschikbaar wanneer de optionele harde schijf geïnstalleerd is.
2
❖ De instellingen bekijken De Spoolafdrukken-instelling wordt weergegeven. msh> spoolsw ❖ Spoolafdrukken-instelling msh> spoolsw spool {on|off} Geef “on” op om Spoolafdrukken in te schakelen, of “off” om het uit te schakelen. ❖ Spoolafdrukken-instelling resetten msh> spoolsw clear job {on|off} • Wanneer de spanning naar de printer wordt onderbroken tijdens Spoolafdrukken, bepaalt dit of de taak in de wachtrij opnieuw wordt afgedrukt. ❖ Configuratie van protocollen msh> spoolsw diprint {on|off} msh> spoolsw lpr {on|off} msh> spoolsw ipp {on|off} msh> spoolsw smb {on|off} msh> spoolsw ftp {on|off} msh> spoolsw sftp {on|off} • U kunt de instellingen opgeven voor diprint, lpr, ipp, ftp, sftp en smb.
ssdp Gebruik de opdracht “ssdp” om de SSDP-instellingen weer te geven en te configureren.
❖ De instellingen bekijken msh> ssdp ❖ Actieve tijd instellen msh> ssdp profile {1801–86400} De standaardinstelling is 10800 seconden. ❖ Pakket-TTL-instellingen bekendmaken msh> ssdp ttl {1–255} De standaardwaarde is 4. 85
De printer volgen en configureren
ssh Gebruik de opdracht “ssh” om de SSH-instellingen weer te geven en te configureren.
❖ De instellingen bekijken msh> ssh
2
❖ Communicatie-instellingen voor gegevenscompressie msh> ssh compression {on|off} De standaardwaarde is “on”. ❖ Instelling poort voor SSH/SFTP-communicatie msh> ssh port {22, 1024–65535} De standaardwaarde is 22. ❖ Instelling time-out voor SSH/SFTP-communicatie msh> ssh timeout {0–65535} De standaardwaarde is 300. ❖ Instelling aanmeldingstime-out voor SSH/SFTP-communicatie msh> ssh logintimeout {0–65535} De standaardwaarde is 300. ❖ Een open sleutel instellen voor SSH/SFTP msh> ssh genkey {512|768|1024} “tekenreeks” Maak een open sleutel voor SSH/SFTP-communicatie. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes), behalve “0”. De sleutellengte is standaard 1024. De tekenreeks is leeg. ❖ Een open sleutel voor SSH/SFTP-communicatie verwijderen msh> ssh delkey Opmerking ❒ Als u geen tekenreeks specificeert, wordt de huidige instelling weergegeven.
status Gebruik de opdracht “status” om de printerstatus weer te geven.
❖ meldingen bekijken msh> status Verwijzing Pag.95 “De huidige printerstatus”
86
Onderhoud op afstand via telnet
syslog Gebruik de opdracht “syslog” om de informatie weer te geven die is opgeslagen in het printersysteemlogboek.
❖ De melding bekijken msh> syslog
2
Verwijzing Pag.109 “Systeemlogboekinformatie”
upnp Gebruik de opdracht “upnp” om de universele plug and play weer te geven en te configureren.
❖ Public URL weergave msh> upnp url ❖ Public URL configuratie msh> upnp url “reeks” • Voer de URL-string in in de tekenreeks. ❖ Public URL verwijderen msh> upnp clear url
87
De printer volgen en configureren
web Gebruik de “web” opdracht om de parameters weer te geven en te configureren.Web Image Monitor.
❖ Instellingen weergeven msh> web
2
❖ URL-configuratie U kunt de URL’s instellen die gekoppeld zijn door op [URL] te klikken op Web Image Monitor. Specificeer “1” of “2” voor x als het nummer dat met de URL overeenkomt. Er kunnen maximaal twee URL’s worden geregistreerd en gespecificeerd. msh> web url http://“De URL of het IP-adres dat u wilt registreren”/ ❖ URL’s resetten die zijn geregistreerd als linkbestemmingen. msh> web x clear url Specificeer “1” of “2” voor x als het nummer dat met de URL overeenkomt. ❖ Configuratie koppelingsnaam U kunt de naam invoeren voor de URL die wordt weergegeven in Web Image Monitor. Specificeer “1” of “2” voor x als het overeenkomstige cijfer met de linknaam. msh> web name “De naam die u wilt weergeven” ❖ URL-namen resetten die zijn geregistreerd als linkbestemmingen msh> web x clear name Specificeer “1” of “2” voor x als het nummer dat met de linknaam overeenkomt. ❖ Configuratie van de Help URL U kunt instellen dat URL’s zijn gekoppeld door [Help] aan te klikken of [?] op Web Image Monitor. msh> web help http://“Help-URL of IP-adres”/help/ ❖ Help URL resetten msh> web clear help
88
Onderhoud op afstand via telnet
wiconfig Gebruik de opdracht “wiconfig” om de IEEE 802.11b-instellingen uit te voeren.
❖ De instellingen bekijken msh> wiconfig
2
❖ De IEEE 802.11b instellingen bekijken msh> wiconfig cardinfo • Als IEEE 802.11b niet correct werkt, wordt de informatie niet weergegeven. ❖ Configuratie msh> wiconfig “parameter” Parameter
Geconfigureerde waarde
mode [ap|adhoc|802.11adhoc]
U kunt de infrastructuur-modus (ap), de 802.11 Ad hoc modus (802.11adhoc) of de ad hoc modus (adhoc) instellen. De standaardinstelling is de ad hoc-modus.
ssid “ID value”
U kunt voor de SSID instellingen maken in de infrastructuurmodus. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes). Als geen waarde is ingesteld, wordt de SSIDwaarde altijd ingesteld op het dichtstbijzijnde aansluitpunt. Als de modus 802.11 Ad hoc niet is ingesteld, wordt automatisch dezelfde waarde ingesteld als voor de infrastructuur-modus of een ASSID-waarde. Leeg is standaard.
channel frequency “kanaal nr.”
U kunt de WEP-functie in- of uitschakelen. Om de WEP-functie in te schakelen, selecteert u [aan]; om het uit te schakelen, selecteert u [uit]. Voer de juiste WEP-sleutel in om de WEP-functie te activeren. De standaardwaarde is “11”.
89
De printer volgen en configureren Parameter
Geconfigureerde waarde
key [“sleutelwaarde”] val [1|2|3|4]
U kunt de WEP-sleutel specificeren wanneer u invoert in hexadecimaal. Bij 64-bits WEP kunt u 10-cijferige hexadecimalen gebruiken. Bij 128-bits WEP kunt u 26cijferige hexadecimalen gebruiken. Er kunnen maximaal vier WEP-sleutels geregistreerd worden Specificeer het te registreren nummer met “val”.
2
Als er een WEP per sleutel wordt gespecificeerd, wordt de per sleutelfrase gespecificeerde WEP overschreven. Voor gebruik van deze functie moet u hetzelfde sleutelnummer en dezelfde WEPsleutel instellen voor alle poorten waartussen gegevensoverdracht bestaat. Plaats “0x” voor de WEP-sleutel. U kunt de nummers met “val” weglaten. Het sleutelnummer wordt bij het verrichten van deze weglatingen ingesteld op 1. Leeg is standaard. keyphrase [“frase”] val [1|2|3|4]
U kunt de WEP-sleutel specificeren wanneer u invoert in ASCII. Bij 64-bits WEP kunt u 10-cijferige hexadecimalen gebruiken. Bij 128-bits WEP kunt u 26cijferige hexadecimalen gebruiken. Er kunnen maximaal vier WEP-sleutels geregistreerd worden Specificeer het te registreren nummer met “val”. Als er een WEP per sleutelfrase wordt gespecificeerd, wordt de per sleutel gespecificeerde WEP overschreven. Voor gebruik van deze functie moet u hetzelfde sleutelnummer en dezelfde WEPsleutel instellen voor alle poorten waartussen gegevensoverdracht bestaat. U kunt de nummers met “val” weglaten. Het sleutelnummer wordt bij het verrichten van deze weglatingen ingesteld op 1. Leeg is standaard.
encval [1|2|3|4]
U kunt specificeren welk van de vier WEPsleutels wordt gebruikt voor de codering. “1” wordt ingesteld als er geen nummer wordt gespecificeerd.
wepauth [open|shared]
U kunt bij gebruik van WEP de geautoriseerde modus instellen. Dit zijn de opgegeven waarde en de geautoriseerde modus: openen: systeem openen met autorisatie (standaard) gedeeld: gedeelde sleutel authorized rate
90
Onderhoud op afstand via telnet Parameter
Geconfigureerde waarde
rate [auto|11 m|5,5 m|2 m|1 m]
U kunt de overdrachtsnelheid voor IEEE 802.11b instellen. De overdrachtsnelheid die u hier kunt opgeven, is de snelheid waarmee gegevens worden verzonden. U kunt gegevens met elke gewenste snelheid ontvangen. auto: automatisch ingesteld (standaard)
2
11 m: 11 Mbps fixed 5,5 m: 5,5 Mbps fixed 2 m: 2 Mbps fixed 1 m: 1 Mbps fixed security {none|wep|wpa}
U kunt de beveiligingsmodus specificeren. geen: geen codering (standaard) wep: WEP-codering wpa: WPA-codering
wpaenc {tkip|ccmp}
Wanneer u WPA-codering gebruikt, kunt u de WPA-sleutel specificeren. tkip: TKIP (standaard) ccmp: CCMP (AES)
wpaauth {wpapsk|wpa}
Wanneer u WPA-codering gebruikt, kunt u de WPA-verificatiemodus specificeren. wpapsk: WPA-PSK-verificatie (standaard) wpa: WPA(802.1X)-verificatie
psk“tekenreeks”
U kunt de vooraf gedeelde sleutel specificeren. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (8 tot 63 bytes). Leeg is standaard.
eap {tls|ttls|leap|peap} {chap|mschap|mschapv2|pap|md5|tls}
U kunt het EAP-verificatietype specificeren. tls: EAP-TLS (standaard) ttls: EAP-TTLS leap: LEAP peap: PEAP chap, mschap, mschapv2, pap, md5 en tls zijn instellingen voor de Fase 2 Methode en moeten worden ingesteld bij gebruik van EAP-TTLS of PEAP. Gebruik deze instellingen niet wanneer u andere EAP-verificatietypen gebruikt. Als u EAP-TTLS selecteert, kunt u chap, mschap, mschapv2, pap en md5 gebruiken. Als u PEAP selecteert, kunt u mschapv2 en tls gebruiken.
91
De printer volgen en configureren Parameter
Geconfigureerde waarde
username“tekenreeks”
U kunt de gebruikersnaam voor aanmelding bij de Radius-server specificeren. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (31 bytes), behalve “@”. Leeg is standaard.
username2“tekenreeks”
2
U kunt de gebruikersnaam voor de Fase 2-verificatie van EAP-TTLS/PEAP specificeren. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (31 bytes), behalve “@”. Leeg is standaard.
domain“tekenreeks”
U kunt de domeinnaam voor aanmelding bij de Radius-server specificeren. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (31 bytes), behalve “@”. Leeg is standaard.
password“tekenreeks”
U kunt het wachtwoord voor aanmelding bij de Radius-server specificeren. De te gebruiken tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (128 bytes). Leeg is standaard.
92
srvcert {on|off}
U kunt het servercertificaat instellen. De standaardwaarde is “off”.
imca {on|off}
U kunt het certificaat in- of uitschakelen wanneer de bemiddelende certificaatinstantie aanwezig is. De standaardwaarde is “off”.
srvid“tekenreeks”
U kunt de server-ID en het subdomein van de certificaatserver instellen.
Onderhoud op afstand via telnet
wins Gebruik de opdracht “wins” om de instellingen voor de WINS-server te maken.
❖ De instellingen bekijken msh> wins • Als het van de DHCP-server verkregen IPv4-adres afwijkt van het IPv4adres van de WINS-server, dan is het DHCP-adres het geldige adres.
2
❖ Configuratie msh> wins “interface_naam” {on | off} • {on} betekent ingeschakeld (actief) en {off} betekent uitgeschakeld (inactief). • Zorg dat u de interface specificeert. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
❖ Adresconfiguratie Gebruik de volgende opdracht om een WINS-server IP-adres te configureren: msh> wins “interface_naam” {primary|secondary} “IP-adres” • Gebruik de opdracht “primary” om een WINS-server IP-adres te configureren. • Gebruik de opdracht “secondary” om een secundair WINS-server IP-adres te configureren. • U kunt “255.255.255.255” niet als het IP-adres gebruiken. ❖ Selectie NBT (NetBIOS over TCP/IP) Scope ID U kunt de NBT scope ID specificeren. msh> wins “interface_naam” scope “bereik-ID” • De scope ID mag maximaal 31 alfanumerieke tekens lang zijn. • Zorg dat u de interface specificeert. • wlan kan alleen worden gespecificeerd als de IEEE 802.11b interface geïnstalleerd is. Interfacenaam
Geconfigureerde interface
ether
Ethernet-interface
wlan
IEEE 802.11b-interface
93
De printer volgen en configureren
SNMP TDe SNMP agent die werkt onder UDP en IPX is opgenomen in de ingebouwde Ethernet-kaart en optionele IEEE 802.11b interface-eenheid van deze printer. Via de SNMP-manager krijgt u informatie over de printer. Belangrijk ❒ Als u de gemeenschapsnaam van het apparaat heeft gewijzigd, verander dan ook de configuratie van de aangesloten computer met het SNMP-installatieprogramma. Zie voor meer informatie de Help voor het SNMP installatieprogramma.
2
De standaard gemeenschapsnamen zijn [public] en [admin]. Via deze gemeenschapsnamen krijgt u MIB-informatie.
❖ Starten van het SNMP installatieprogramma • Windows 95/98/Me, Windows 2000, Windows NT 4.0: Klik op de [Start] knop. Ga naar [SmartDeviceMonitor for Admin] in het menu [Programs]. Klik op [SNMP Setup Tool]. • Windows XP: Klik op de [Start] knop. Ga naar [SmartDeviceMonitor for Admin] in het menu [Alle programma’s]. Klik op [SNMP Setup Tool]. ❖ Ondersteunde MIBs (SNMPv1/v2) • MIB-II • PrinterMIB • HostResourceMIB • RicohPrivateMIB ❖ Ondersteunde MIBs (SNMPv3) • MIB-II • PrinterMIB • HostResourceMIB • RicohPrivateMIB • SNMP-FRAMEWORK-MIB • SNMP-TARGET-MIB • SNMP-NOTIFICATION-MIB • SNMP-USER-BASED-SM-MIB • SNMP-VIEW-BASED-ACM-MIB
94
Printerinformatie verkrijgen via het netwerk
Printerinformatie verkrijgen via het netwerk Dit gedeelte geeft meer informatie over elk onderdeel van de weergegeven printerstatus en informatie. Deze handleiding behandelt alle modellen, en bevat daarom functies en instellingen die voor uw model wellicht niet beschikbaar zijn.
2 De huidige printerstatus De printerstatus kan met de volgende opdrachten worden gecontroleerd: • UNIX: Gebruik de opdracht “lpq” en de parameters “rsh”, “rcp”, “ftp” en “sftp”. • mshell: Gebruik de opdracht “status”. Berichten
Beschrijving
Access Restricted
De taak is geannuleerd omdat de gebruiker niet bevoegd was.
Adjusting...
Het apparaat is aan het initialiseren of kalibreren.
Alert at Printer: Yellow LED
Er is een fout opgetreden.
Call Service Center
Er is een storing in het apparaat.
Canceled
De taak is gereset.
Canceling Job...
De taak wordt gereset
Configuring...
De instelling wordt gewijzigd.
Cooling Down Fusing Unit...
De fixeereenheid koelt af.
Cover Open: ADF
De documenttoevoer is open.
Cover Open: Duplex Unit
Het deksel van de duplex eenheid is open.
Cover Open: Finisher Front
Het voorpaneel van de finsher is open.
Cover Open:Finisher Upper Cover
Het deksel aan de bovenzijde van de finisher is open.
Cover Open: Front Cover
Het voorpaneel is open.
Cover Open: Lower Right Cover
Het rechter voorpaneel is open
Cover Open: Right Cover
Het rechter paneel is open.
Cover Open: Upper Exit Cover
Het deksel aan de bovenzijde is open.
Data Size Error
Er heeft zich een data size-fout voorgedaan.
Empty: Black Toner
De cartridge met zwarte toner is bijna leeg.
Energy Saver Mode
De machine is in energiespaarmodus.
Envelope Setting Error: None
Wanneer de hefboom B2 naar beneden staat, moet worden afgedrukt op ander papier dan enveloppen.
Envelope Setting Error: Others
Wanneer de hefboom B2 naar beneden staat, moet worden afgedrukt op enveloppen.
95
De printer volgen en configureren Berichten
2
96
Beschrijving
Error
Er is een fout opgetreden.
Error at Printer: Red LED
Er is een fout opgetreden.
Error in Printer
Er is een fout opgetreden.
Error: Address Book
Er is een fout opgetreden in de gegevens van het adresboek.
Error: Command Transmission
Er is een fout ontstaan in het apparaat.
Error: DIMM Value
Er is een geheugenfout ontstaan.
Error: Ethernet Board
Er is een fout geweest in de Ethernetkaart.
Error: Memory Switch
Er is een geheugenschakelfout ontstaan.
Error: Optional Font
Er is een fout ontstaan in het lettertypebestand van het apparaat.
Error: Optional RAM
Er is een fout ontstaan op de optionele geheugenkaart.
Error: Parallel I/F Board
Er is een fout ontstaan op de parallelle interface.
Error: PDL
Er is een fout ontstaan in de paginabeschrijvingstaal.
Error: Rem. Certificate Renewal
Er is een fout opgetreden in de vernieuwing van de server op afstand.
Error: USB Board
Er is een fout opgetreden in het USB interfacekaart.
Error: USB Interface
Er is een fout ontstaan op de USB interface.
Error: Wireless Card
De draadloze kaart is bij het opstarten niet opgestart, of de IEEE 802.11b interface-eenheid of de draadloze kaart is na het opstarten verwijderd.
Error: Wireless Board
Er is een fout ontstaan op de IEEE 802.11b-interface.
Full: Finisher Shift Tray
Staffeluitvoer van de finisher is vol.
Full: Internal Tray 1
Interne lade 1 is vol.
Full: Waste Toner
Afvaltoner is vol.
Hex Dump Mode
Het is een hex-dumpmodus.
Immed. Trans. not connected
Er kwam geen rechtstreekse verbinding met de andere partij van de transmissie.
Immediate Transmission Failed
Er was een fout tijdens de rechtstreekse transmissie.
In Use: Copier
Het kopieerapparaat wordt gebruikt.
In Use: Fax
Het faxapparaat wordt gebruikt.
In Use: Finisher
Andere functies die gebruikt worden door de finisher.
In Use: Input Tray
Andere functies gebruiken de invoerlade.
Independent-supplier Toner
Er is andere toner ingesteld dan geadviseerd.
Key Card not inserted
De machine wacht totdat de sleutelkaart wordt ingevoerd.
Key Card/Counter not inserted
De machine wacht totdat de sleutelkaart of sleutelteller is ingevoerd.
Printerinformatie verkrijgen via het netwerk Berichten
Beschrijving
Key Counter not inserted
De machine wacht totdat de sleutelkaart erin wordt gelaten.
Loading Toner...
Er wordt toner toegevoerd.
Low: Black Toner
De cartridge met zwarte toner is niet goed aangebracht, of de toner is bijna op.
Low: Toner
De cartridge is niet goed aangebracht, of de toner is bijna op.
Malfunction: Duplex Unit
Er is een probleem met de duplexeenheid.
Malfunction: Finisher
Er is een probleem met de finisher.
Malfunction: Ext. Charge Unit
Er is een probleem met de externe betaaleenheid.
Malfunction: Tray 1
Er is een probleem met lade 1.
Malfunction: Tray 2
Er is een probleem met lade 2.
Malfunction: Tray 3
Er is een probleem met lade 3.
Malfunction: Tray 4
Er is een probleem met lade 4.
Memory Low: Copy
Te weinig geheugen tijdens het kopiëren.
Memory Low: Data Storage
Te weinig geheugen tijdens het verzamelen van het document.
Memory Low: Fax Scanning
Te weinig geheugen tijdens het faxen.
Memory Low: Scanning
Te weinig geheugen tijdens het scannen.
Miscellaneous Error
Er is een fout opgetreden.
Mismatch: Paper Size
De aangegeven papierlade bevat geen papier van het opgegeven formaat.
Mismatch: Paper Size and Type
De aangegeven papierlade bevat geen papier van het opgegeven formaat en soort.
Mismatch: Paper Type
De aangegeven papierlade bevat geen papier van de opgegeven soort.
Near Replacing: Black PCU
Maak de nieuwe zwarte fotogeleidereenheid gereed.
Near Replacing: Develop. Unit K
Maak de nieuwe ontwikkeleenheid (zwart) gereed.
Near Replacing: Fusing Unit
Maak de nieuwe fixeereenheid gereed.
Nearly Full: Waste Toner
De afvaltonerfles is bijna vol.
No Paper: Selected Tray
Er is geen papier in de opgegeven lade aanwezig.
No Paper: Tray 1
Er is geen papier in lade 1 aanwezig.
No Paper: Tray 2
Er is geen papier in lade 2 aanwezig.
No Paper: Tray 3
Er is geen papier in lade 3 aanwezig.
No Paper: Tray 4
Er is geen papier in lade 4 aanwezig.
Not Detected: B2 Lever
De hefboom B2 staat verkeerd.
Not Detected: Black Toner
De zwarte toner is verkeerd ingesteld.
2
97
De printer volgen en configureren Berichten
2
98
Beschrijving
Not Detected: Develop. Unit (K)
De ontwikkelingseenheid (zwart) is verkeerd ingesteld.
Not Detected: Duplex Feed Unit
De duplexeenheid is verkeerd geplaatst.
Not Detected: Duplex Unit
De duplex toevoereenheid is verkeerd ingesteld.
Not Detected: Finisher
De finisher is verkeerd ingesteld.
Not Detected: Fusing Unit
De fixeereenheid is verkeerd ingesteld.
Not Detected: Input Tray
De papiertoevoerlade is verkeerd ingesteld.
Not Detected: PCU
De fotogeleidereenheid is verkeerd geplaatst.
Not Detected: Tray 1
Lade 1 is onjuist ingesteld.
Not Detected: Tray 2
Lade 2 is onjuist ingesteld.
Not Detected: Tray 3
Lade 3 is onjuist ingesteld.
Not Detected: Tray 4
Lade 4 is onjuist ingesteld.
Not Detected: WasteToner Bottle
De afvaltonerfles is onjuist ingesteld.
Not Reached, Data Deleted
Een nog niet bereikte taak is verwijderd.
Offline
De printer is off-line.
Original on Exposure Glass
Het origineel ligt nog op glasplaat.
Operating Thermo-range Error
De machine werkt buiten de toegestane temperaturen.
Panel Off Mode
De machine is in display-uit-modus.
Panel Off Mode>>Printing ava.
De machine is in bedieningspaneel-uit-modus.
Paper in Duplex Unit
Het papier blijft zitten in de duplex-eenheid.
Paper Misfeed: ADF
Er is papier in de documenttoevoer vastgelopen
Paper Misfeed: Duplex Unit
Er is papier vastgelopen in de duplex-eenheid.
Paper Misfeed: Input Tray
Er is papier vastgelopen in de invoerlade.
Paper Misfeed: Internal/Output
Er is papier binnenin het apparaat vastgelopen.
Print Complete
De afdruk is voltooid.
Printing...
Bezig met afdrukken.
Processing
Bezig met gegevensverwerking.
Proxy Address/Port Incorrect
Het proxy-adres en de poortinstellingen zijn onjuist.
Proxy User/Password Incorrect
De gebruikersnaam en het wachtwoord voor de proxy zijn onjuist.
Ready
De machine is klaar om af te drukken.
Renewing Remote Certificate
Het remote certificaat wordt vernieuwd.
Replace Cleaning Web
Het is tijd om het cleaningweb te vervangen.
Replace Develop. Unit
Het is tijd om de ontwikkeleenheid te vervangen.
Replace Fusing Unit
Het is tijd om de fuseereenheid te vervangen.
Printerinformatie verkrijgen via het netwerk Berichten
Beschrijving
Replace Transfer Cleaning Unit
Het is tijd om de overdracht-reinigingseenheid te vervangen.
Retarding...
Het afdrukken is tijdelijk onderbroken om de afdrukken te laten drogen.
SD Card Authentication failed
Verificatie SD-kaart niet succesvol
Setting Remotely
De RDS-instelling wordt verwerkt
Skipped due to Error
De fout is overgeslagen.
Storage Complete
Opslag succesvol.
Storage Failed
Opslag niet succesvol.
Supplies Order Call failed
Order-call om levering niet succesvol.
Transmission Aborted
Transmissie onderbroken.
Transmission Complete
Transmissie gereed.
Transmission Failed
Transmissie niet succesvol.
Tray Error: Chaptering
Er was een specificatiefout in de papiertoevoerlade omdat zowel de chaptering als het normale papierfunctie afdrukken vanuit dezelfde lade.
Tray Error: Duplex Printing
De geselecteerde papierlade kan niet worden gebruikt voor duplex-afdrukken.
Unit Left Open: ADF
De documenttoevoer is geopend.
Waiting for Job Suspension
De machine wacht op taakuitstelling.
Warming Up...
De apparaat is aan het opwarmen.
2
Opmerking ❒ Raadpleeg het UNIX Supplement voor meer informatie over UNIX-opdrachten. ❒ Controleer de foutinhoud die op de configuratiepagina afgedrukt kan worden. Raadpleeg de Printerhandleiding voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
99
De printer volgen en configureren
Printerconfiguratie U kunt de printerconfiguratie controleren via telnet. Dit gedeelte zet de controleprocedure uiteen voor de invoer/uitvoerlade en de printertaal. • UNIX: Gebruik de opdracht “info” en de parameters “rsh”, “rcp”, “ftp” en “sftp”. • mshell: Gebruik de “info” opdracht.
2
❖ Invoerlade Onderdeel
Beschrijving
Nr.
ID-nummer van de papierlade
Naam
Naam van de papierlade
Papierformaat
Formaat van het in de papierlade geladen papier
Status
Huidige status van de papierlade • Normaal: Normaal • NoInputTray: geen lade • PaperEnd: geen papier
❖ Uitvoerlade Onderdeel
Beschrijving
Nr.
ID-nummer van de uitvoerlade
Naam
Naam van de uitvoerlade
Status
Huidige status van de uitvoerlade • Normaal: Normaal • PaperExist: er is papier aanwezig • OverFlow: papier is vol • Error: andere fouten
❖ Printertaal Onderdeel
Beschrijving
Nr.
ID-nummer van de door de printertaal gebruikte printer
Naam
Naam van de in de printer gebruikte printertaal
Versie
Versie van de printertaal
Opmerking ❒ Raadpleeg het UNIX Supplement voor meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters.
100
Lezen van de weergegeven informatie
Lezen van de weergegeven informatie In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe de statusinformatie van de netwerkinterfacekaart te lezen.
Afdruktaakinformatie
2
Gebruik de volgende opdracht om de afdruktaakinformatie weer te geven: • UNIX: Gebruik de opdracht “info” en de parameters “rsh”, “rcp”, “ftp” en “sftp”. • mshell: Gebruik de “info” opdracht. Onderdeel
Beschrijving
Rang
Status van de afdruktaak: • Actief Wordt afgedrukt of wordt voorbereid om af te drukken • Bezig met wachten Wacht op verzending naar de printer
Eigenaar
Gebruikersnaam van afdrukverzoek.
Taak
Nummer van afdrukverzoek.
Bestanden
De naam van het document.
Totale omvang
De omvang van de gegevens (gespooled). De standaardwaarde is 0 bytes.
Opmerking ❒ Raadpleeg het UNIX Supplement voor meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters.
101
De printer volgen en configureren
Afdrukloginformatie Dit is een logboek van de laatste taken die zijn afgedrukt. Gebruik de volgende opdracht om de afdrukloginformatie weer te geven: • UNIX: Gebruik de opdracht “prnlog” en de parameters “rsh”, “rcp”, “ftp” en “sftp”. • telnet: Gebruik de “prnlog” opdracht.
2
Onderdeel
Beschrijving
ID
ID van afdrukverzoek.
Gebruiker
Gebruikersnaam van afdrukverzoek.
Pagina
Aantal afgedrukte pagina’s
Resultaat
Resultaat van het afdrukverzoek Resultaat van de communicatie • OK De afdruk is normaal voltooid. De afdruk is echter wellicht niet conform, vanwege printerproblemen. • NG De afdruk is niet normaal afgerond. • Geannuleerd Er is een afdrukverzoek met een opdracht van het type “rcp”, “rsh” of “lpr” geannuleerd, mogelijk vanwege de afdruktoepassing. Niet van toepassing op de opdracht “ftp” of “rprinter”.
Tijd
Het tijdstip waarop de aangevraagde afdruk is ontvangen. Tijdstip van ontvangst van het afdrukverzoek
Gebruiker-ID
Driver-geconfigureerde gebruikers-ID voor de printer. Verschijnt wanneer de afdrukverzoek-ID wordt opgegeven.
JobName
De naam van het af te drukken document Verschijnt wanneer de afdrukverzoek-ID wordt opgegeven.
Opmerking ❒ Raadpleeg het UNIX Supplement voor meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters.
102
Lezen van de weergegeven informatie
De instellingen voor de netwerkinterfacekaart configureren Gebruik de volgende opdracht om de configuratie-instellingen van de netwerkinterfacekaart te bekijken: • telnet: Gebruik de “show” opdracht. Onderdeel
Beschrijving
2
Gemeenschappelijk Modus Protocol Omhoog/Omlaag
Protocolinstellingen
AppleTalk IPv4 IPv6 TCP/IP NetWare SMB Apparaat Omhoog/omlaag
Apparaatinstellingen
Parallel USB Bluetooth Ethernet-interface Syslog prioriteit NVRAM versie Apparaatnaam Commentaar Plaats Contact Soft switch AppleTalk
AppleTalk-instellingen
Modus Net Object Type Zone
103
De printer volgen en configureren Onderdeel
Beschrijving
TCP/IP
TCP/IP-instellingen
Mode(IPv4) Mode(IPv6) ftp lpr
2
rsh diprint web http ftpc snmp ipp autonet Bonjour ssl nrs rfu nbt ssdp ssh sftp IPv4 DHCP Adres Netmasker Broadcast Gateway IPv6 Stateless Manual Gateway EncapType Hostnaam
104
Lezen van de weergegeven informatie Onderdeel
Beschrijving
DNS Domein Toegangscontrole IPv4
Toegangscontrole-instellingen X kan een waarde zijn tussen 1 en 5.
AccessEntry[X] IPv6 AccessEntry[X] Tijdserver
2
X kan een waarde zijn tussen 1 en 5. Tijdinstellingen
Tijdzone Tijdserver-pollingtijd SYSLOG server
Websys-instellingen
Home page URL1 Home page link name1 Home page URL2 Home page link name2 Help page URL NetWare EncapType RPRINTER nummer Naam van printserver naam bestandsserver Contextnaam Switch Modus NDS/Bindery Packet onderhandeling Log-in modus Timeout afdruktaak Protocol SAP intervaltijd NDS structuurnaam Transfer Protocol
105
De printer volgen en configureren Onderdeel
Beschrijving
SMB
SMB-instellingen
Switch Modus Directprint Bericht
2
Werkgroepnaam Computernaam Commentaar Deelnaam[1] Protocol IEEE 802.11b
Instellingen voor IEEE 802.11b
Hostnaam Communicatiemodus SSID Kanaalbereik Kanaal TX Rate Security WEP Authentication WEP Encryption key number WEP Encryptionkeys [X] WPA Encryption WPA Authentication Pre-Shared Key User name Domeinnaam EAP Type Wachtwoord Phase 2 username Phase 2 Method TTLS Phase 2 Method PEAP Server cert IntermediateCA Server ID
106
X kan een waarde zijn tussen 1 en 5.
Lezen van de weergegeven informatie Onderdeel
Beschrijving
DNS
DNS-instellingen
IPv4 Server[X]
X kan een waarde zijn tussen 1 en 3.
Selected IPv4 DNS Server IPv6 Server[X]
2
X kan een waarde zijn tussen 1 en 3.
Domeinnaam ether wlan DDNS ether wlan WINS
WINS-instellingen
ether Primaire WINS Secondaire WINS wlan Primaire WINS Secondaire WINS Bluetooth Bluetooth modus SSDP
Bluetooth-instellingen Bluetooth verbindingsmodus SSDP-instellingen
UUID Profiel TTL UPnP
UPnP-instellingen
URL Bonjour
Bonjour-instellingen (Rendezvous)
Computer Name (cname) Plaatselijke hostnaam (ether) Plaatselijke hostnaam (wlan) Plaats Prioriteit (diprint) Prioriteit (lpr)
107
De printer volgen en configureren Onderdeel
Beschrijving
Prioriteit (ipp) IP TTL LinkLocal Route voor Multi I/F SNMP
SNMP-instellingen
SNMPv1v2
2
SNMPv3 protocol v1Trap v2Trap v3Trap SNMPv1v2 Remote instelling SNMPv3 Privacy ssh
ssh-instellingen
Compressie Poort TimeOut Login TimeOut AuthFree
Authfree-instellingen
IPv4 AuthFreeEntry[X]
X kan een waarde zijn tussen 1 en 5.
IPv6 AuthFreeEntry[X]
X kan een waarde zijn tussen 1 en 5.
Parallel USB LPR lprm check host Certificate Verification Shell modus
108
Onderhoud-op-afstandmodus
Berichtenlijst
Berichtenlijst Dit is een lijst van berichten die verschijnen in het systeemlogboek van het apparaat. Met behulp van de opdracht “syslog” kunt u het systeemlogboek bekijken.
Systeemlogboekinformatie
2
Gebruik de volgende opdracht om de systeemloginformatie weer te geven: • UNIX: Gebruik de opdracht “syslog” en de parameters “rsh”, “rcp”, “ftp” en “sftp”. • telnet: Gebruik de “syslog” opdracht. Bericht
Probleem en oplossingen
Access to NetWare server
denied. Either there is no account for this print server on the NetWare server or the password was incorrect.
(In printservermodus) Aanmelding op de bestandsserver niet succesvol. Controleer of de printserver is geregistreerd op de bestandsserver. Als een wachtwoord voor de printserver wordt gegeven, verwijdert u dit.
account is unavailable:
De gebruikeraccount is uitgeschakeld. Dit kan komen daardat dezelfde account wordt gebruikt als de beheerderaccount.
Same account name be used. account is unavailable: The authentication password is not set up.
account is unavailable: encryption is impossible.
De gebruikeraccount is uitgeschakeld. Dit kan komen doordat het verificatiewachtwoord niet is opgegeven, maar alleen de encryptieaccount is opgegeven. Encryptie is niet mogelijk en de account is uitgeschakeld. De oorzaak hiervan kan zijn: • Beveiligingsoptie niet geïnstalleerd. • Encryptiewachtwoord niet geïnstalleerd.
add_sess_IPv4: bad trap community
Het IPv4-adres (0.0.0.0.) is niet beschikbaar als TRAP het toegangstype van de gemeenschap is. Geef het host-IPv4-adres voor de TRAP-bestemming op.
add_sess_IPv6: bad trap community
Het IPv6-adres [::] is niet beschikbaar als TRAP het toegangstype van de gemeenschap is. Geef het host-IPv6-adres voor de TRAP-bestemming op.
add_sess_IPv4: community already defined.
Deze gemeenschapsnaam bestaat al. Gebruik een andere gemeenschapsnaam.
add_sess_IPv6: community already defined.
Deze gemeenschapsnaam bestaat al. Gebruik een andere gemeenschapsnaam.
add_sess_IPX: bad trapcommuni- Het IPX-adres (00:00:00:00:00:00) is niet bety schikbar als TRAP het toegangstype van de gemeenschap is. Geef het host-IPX-adres voor de TRAP-bestemming op.
109
De printer volgen en configureren Bericht
Probleem en oplossingen
add_sess_ipx: community already defined.
Deze gemeenschapsnaam bestaat al. Gebruik een andere gemeenschapsnaam.
Attach FileServer=
De verbinding is tot stand gebracht met de bestandsserver als de dichtstbijzijnde server.
Attach to print queue (In printservermodus) Aangesloten op de afdrukwachtrij.
2
authenticating
De computer voert WPA-verificatie uit via het aansluitpunt.
authentication mode mismatch
De verificatiemodi van de computer en het aansluitpunt komen niet overeen.
Authentication mode mismatch<SSID>
De verificatiemodus wijkt af van die van het toegangspunt. De benodigde SSID is de SSID van het toegangspunt waarmee er verbinding is in de infrastructuurmodus.
btd is disabled.
Communicatie via Bluetooth is niet beschikbaar omdat btd is uitgeschakeld in de modus Beveiliging. Schakel de btd in in de modus Beveiliging.
cipher suite mismatch
De cijferverzameling (TKIP/AES/WEP) van de computer en die van het aansluitpunt komen niet overeen.
centrod is disabled.
Communicatie via een parallelle verbinding is niet beschikbaar omdat centrod is uitgeschakeld in de modus Beveiliging. Schakel centrod in in de modus Beveiliging.
110
Cannot create service connection
(In de remote-printermodus) De verbinding met de bestandsserver is niet tot stand gebracht. Het aantal bestandsservergebruikers kan groter zijn dan de maximum capaciteit van de bestandsserver.
Cannot find rprinter (/<printernummer>)
De printer met het op de printserver weergegeven nummer bestaat niet. Controleer of het nummer van de printer is geregistreerd op de printserver.
Change IP address from DHCP Server.
Het IP-adres wordt gewijzigd als de DHCPlease wordt vernieuwd. Als u altijd hetzelfde IP-adres wilt toekennen, stelt u een statisch IPadres in voor de DHCP-server.
Client password rejected
Het wachtwoord van de client is afgewezen. Controleer het wachtwoord van de client.
Client tls certificate rejected
Het TLS-certificaat van de client is afgewezen. Controleer het certificaat.
Connected DHCP Server().
Het IP-adres is ontvangen van de DHCP-server.
Berichtenlijst Bericht
Probleem en oplossingen
Could not attach to File Server (In de remote-printermodus) De verbinding met de bestandsserver is niet tot stand gebracht. De bestandsserver heeft de verbinding geweigerd. Controleer de configuratie van de bestandsserver. Could not attach to P Server<printserver>
(In de remote-printermodus) De verbinding met de printserver is niet tot stand gebracht. De printserver heeft de verbinding geweigerd. Controleer de configuratie van de printserver.
Current Interface Speed: xxx Mbps
De snelheid van het netwerk (10 Mbps, 100 Mbps of 1 Gbps)
Current IP address
Huidig IPv4-adres.
Current IPX address
Huidig IPX-adres
DHCP lease time expired.
De leaseperiode van de DHCP is verstreken. De printer probeert de DHCP-server opnieuw te vinden. Het tot nu toe gebruikte IP-adres wordt ongeldig.
DHCP server not found.
De DHCP-server is niet gevonden. Controleer of de DHCP-server op het netwerk zit.
dhcpcd start.
De DHCPCD service (dhcp client service) is gestart.
dpsd is disabled.
Communicatie via PictBridge is niet beschikbaar omdat PictBridge is uitgeschakeld in de beveiligingsmodus. Schakel PictBridge in de beveiligingsmodus in.
Duplicate IP=(van <MAC-adres>).
Hetzelfde IP-adres (IPv4 of IPv6) is gebruikt. Elk IP-adres moet uniek zijn (IPv4 of IPv6). Controleer het adres van het apparaat dat is aangeduid in [MAC adres].
Established SPX Connection with PServer, (RPSocket=<socket nummer>, connID=)
(In de remote-printermodus) De verbinding met de printserver is tot stand gebracht.
exiting
De lpd-service is beëindigd en het systeem sluit het proces af.
Exit pserver
(In printserver-modus) De printserverfunctie wordt uitgeschakeld omdat de vereiste printserverinstellingen niet zijn gemaakt.
Frametype =
De naam frametype wordt geconfigureerd voor gebruik in NetWare.
httpd start.
De httpd-service is gestart.
IEEE 802.11b mode
Toont de IEEE 802.11b-communicatiemodus.
IEEE 802.11b current channel IEEE 802.11b current channel
Toont het IEEE 802.11b-kanaalnummer.
2
111
De printer volgen en configureren
2
Bericht
Probleem en oplossingen
IEEE 802.11b interface up
De IEEE 802.11b-koppeling is tot stand gebracht.
IEEE 802.11b interface down
De IEEE 802.11b-koppeling is verbroken.
IEEE 802.11b card removed
De IEEE 802.11b-kaart is niet correct geïnstalleerd.
inetd start.
De inetd-service is gestart.
Interface (interfacenaam): Duplicate IP Address (IP-adres).
Hetzelfde IP-adres (IPv4 of IPv6) is gebruikt. Elk IP-adres moet uniek zijn. Controleer het adres van het apparaat dat is aangeduid in [IPadres].
: Subnet overlap.
Hetzelfde IP-adres (IPv4- of IPv6-adres) en subnetmasker wordt gebruikt met een ander apparaat.
IPP cancel-job: permission denied.
De printer heeft de naam van de gebruiker die de taak probeerde te annuleren niet herkend.
IPP job canceled. jobid=%d.
De gespoolde taak is geannuleerd als gevolg van een fout of op verzoek van de gebruiker.
LEAP challenge to access point failed
LEAP-verificatie is mislukt.
LeaseTime=(sec), RenewTime=(sec).
De leaseperiode van de bron die is ontvangen van de DHCP-server is [leaseperiode] in seconden. De verlengperiode is weergeven ook [verlengperiode] in seconden.
Login to fileserver (, )
(In de printservermodus) De aanmelding op de bestandsserver gebeurt in de NDS of BINDERY modus.
Memory allocate error.
Er kunnen geen gegevens worden verkregen. Maak de USB-kabel los en vervolgens weer vast.
112
MIC failure TKIP counter measures started
Er is een aanval waargenomen tijdens TKIPbedrijf en de computer heeft tegenmaatregelen getroffen.
MIC failure TKIP counter measures stopped
Na de aanval tijdens TKIP-bedrijf heeft de computer de aanvalstegenmaatregelen na 60 seconden gestopt.
Name registration success. WINS Server=<WINS-serveradres> NetBIOS Name=
Naamregistratie van naar <WINS-server-adres> is gelukt.
Name registration success in Broadcast name=
Naamregistratie door Broadcast-naam van is gelukt.
Name registration failed. name=
Naamregistratie van is mislukt. Wijzig in andere NetBIOS-naam.
nbtd start.
De nbtd-service is gestart.
no RADIUS/authentication server
Er is geen RADIUS-server gevonden.
Berichtenlijst Bericht
Probleem en oplossingen
no smart card detected on device
Er is geen smartcard waargenomen op de computer tijdens GTC-verificatie.
nprinter start(NetWare)
(In modus printer op afstand) NetWare-service is opgestart.
nwstart start.(NetWare)
De service voor de stack-instelling van het NetWare-protocol is opgestart.
Open log file
(In printservermodus) Het opgegeven logbestand is geopend.
Print queue cannot be serviced by printer 0,
(In printservermodus) De naam van de afdrukwachtrij kan niet worden vastgesteld. Zorg ervoor dat de afdrukwachtrij op de aangegeven bestandserver staat.
2
Print server has no printer. (In printservermodus) De printer is niet toegekend aan de printserver. Ken de printer toe in NWAdmin en start de printer opnieuw op. print session full
Er kunnen geen afdruktaken worden geaccepteerd.
Printer <printernaam> has no queue
(In printservermodus) De afdrukwachtrij is niet toegekend aan de printer. Ken de afdrukwachtrij aan de printer toe in NWAdmin en start de printer opnieuw op.
pserver start.(NetWare)
(In printserver modus) NetWare-service is opgestart.
Required file server() not found
De benodigde bestandsserver is niet gevonden.
received EAP Failure
EAP-ontvangst is mislukt.
restarted.
De lpd-service is gestart.
sap enable, saptype=<SAP-type>, sapname=<SAP-naam>
De SAP-functie is opgestart. Het SAP-pakket is uitgegeven om de service bekend te maken op de SAP-tabel op de NetWare-server.
server identity invalid
De server-ID is uitgeschakeld. Controleer de serververificatie.
session IPv4 not defined. De gevraagde gemeenschapsnaam is niet opgegeven. session IPv6 not defined. De gevraagde gemeenschapsnaam is niet opgegeven. session_ipx not defined.
De gevraagde gemeenschapsnaam is niet opgegeven.
server not trusted
De status van de RADIUS-server geeft aan dat de server niet betrouwbaar is.
server certificate invalid
Het servercertificaat is ongeldig.
Set context to
Er is een NDS-contextnaam ingesteld.
113
De printer volgen en configureren Bericht
Probleem en oplossingen
shutdown signal received. network service re- De netwerkservice start opnieuw op. booting... smbd start.(NETBIOS)
De smbd-service is gestart.
SMTPC: failed to get smtp server ip-address.
Het SMTP server IP-adres kon niet gevonden worden. De oorzaak hiervan kan zijn: • De opgegeven DNS-server kon niet worden gevonden.
2
• Er is geen verbinding met het netwerk tot stand gebracht. • De opgegeven DNS-server kon niet worden gevonden. • Foutieve DNS-server opgegeven. • Het opgegeven SMTP-server IP-adres kon niet in de DNS-server worden gevonden.
114
SMTPC: failed to connect smtp server. timeout.
Verbinding maken met SMTP-server is mislukt vanwege time-out. Dit kan komen doordat de opgegeven SMTP-servernaam niet klopt, doordat er geen verbinding met het netwerk tot stand is gebracht of doordat de netwerkconfiguratie niet klopt, waardoor er geen reactie komt van de SMTP-server. Controleer de naam van de SMTP-server of de netwerkverbinding en -configuratie.
SMTPC: refused connect by smtp server.
Verbinding maken met SMTP-server wordt geweigerd. Dit kan komen doordat een andere server dan de SMTP-server is opgegeven of doordat het opgegeven poortnummer van de SMTP-server niet klopt. Controleer de naam van de SMTP-server, het poortnummer of het poortnummer van de SMTP-server.
SMTPC: no smtp server. connection close.
Verbinding maken met SMTP-server is mislukt vanwege geen reactie van de SMTP. Dit kan komen doordat een andere server dan de SMTP-server is opgegeven of doordat het opgegeven poortnummer van de SMTP-server niet klopt. Controleer de naam van de SMTPserver, het poortnummer of het poortnummer van de SMTP-server.
Berichtenlijst Bericht
Probleem en oplossingen
SMTPC: failed to connect smtp server.
Verbinding maken met SMTP-server wordt geweigerd. Dit kan komen doordat er geen verbinding met het netwerk tot stand is gebracht of doordat de netwerkconfiguratie niet klopt, waardoor er geen reactie komt van de SMTPserver, of doordat de opgegeven SMTP-servernaam niet klopt of doordat het opgegeven IPadres van de SMTP-server niet is gevonden in de DNS-server of een andere server dan de SMTPserver is opgegeven, of het opgegeven poortnummer van de SMTP-server klopt niet. Controleer het IP-adres van de DNS-server en dat van de SMTP-server, of de naam van de SMTP-server en het SMTP-poortnummer, of het SMTPpoortnummer van de SMTP-server, of de netwerkverbinding en -configuratie.
SMTPC: username or password wasn’t correct. [reactiecode] (informatie)
De verbinding met de SMTP-server is mislukt, doordat de opgegeven SMTP-gebruikersnaam of het opgegeven SMTP-wachtwoord niet klopt. Controleer de gebruikernaam en wachtwoord van de SMTP.
Snmp over IPv4 is ready
Communicatie via IPv4 met SNMP is beschikbaar.
Snmp over IPv6 is ready.
Communicatie via IPv6 met SNMP is beschikbaar.
Snmp over ipx is ready.
Communicatie via IPX met SNMP is beschikbaar.
snmpd start.
De snmpd-service is gestart.
started.
De rechtstreekse afdrukservice is gestart.
Started.
De Bonjour-functie (Rendezvous) is ingeschakeld.
success but invalid key
De computer heeft een bericht ontvangen over de geslaagde EAP-verificatie, maar de EAPOL-code is ongeldig.
terminated.
De Bonjour-functie (Rendezvous) is uitgeschakeld.
The print server received error during attempt to log in to the network. Access to the network was denied. Verify that the print server name and password are correct.
Inloggen op de bestandsserver is mislukt. De printserver is niet geregistreerd of het wachtwoord is niet opgegeven. Registreer de printserver zonder een wachtwoord op te geven.
trap account is unavailable.
v3Trap kan niet verzonden worden. Dit kan komen doordat de Trap bestemmingsaccount verschilt van de door de printer gespecificeerde account.
unauthenticated
Verificatie tussen de computer en het aansluitpunt is mislukt.
usbd is disable.
De functie Plug and Play en afdrukken zijn uitgeschakeld omdat usbd is uitgeschakeld in de modus Beveiliging.
2
Schakel usbd in in de modus Beveiliging.
115
De printer volgen en configureren
2
Bericht
Probleem en oplossingen
WINS name registration: No response to server<WINS-serveradres>
Er was geen antwoord van de WINS-server. Controleer of het juiste WINS-serveradres is ingevoerd. Controleer ook of de WINS-server naar behoren functioneert.
WINS wrong scopeID=
Er is een ongeldige bereik-ID gebruikt. Gebruik een geldige bereik-ID.
unauthenticated
WPA-verificatie mislukt. Controleer de WPAconfiguratie.
WPA supplicant unbound
WPA-verificatie gestart.
connecting
WPA maakt verbinding met de verificator.
no WPA information element in probe respon- WPA-testreactie heeft geen IE. se,rescanning authenticated
WPA-verificatie gelukt.
wpa success key received
WPA-sleutelontvangst gelukt.
waiting for keys
Wachten op WPA-sleutel.
WPA supplicant started
wpasupd gestart.
stopped
wpasupd beëindigd.
Opmerking ❒ Raadpleeg het UNIX Supplement voor meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters.
116
3. Speciale bewerkingen onder Windows Bestanden rechtstreeks uit Windows afdrukken U kunt bestanden rechtstreeks met Windows afdrukken. U kunt bijv. PostScript bestanden voor PostScript 3 afdrukken.
❖ Windows 95/98/Me U kunt bestanden rechtstreeks afdrukken met de opdracht ftp of sftp. ❖ Windows 2000/XP, Windows Server 2003, Windows NT 4.0 U kunt bestanden rechtstreeks afdrukken met de opdracht lpr, rcp ftp of sftp.
Installatie Volg de onderstaande procedure om netwerkomgeving-instellingen te maken.
A Activeer TCP/IP met het bedieningspaneel en installeer dan de printernetwerkomgeving rondom TCP/IP inclusief IP-adressen. TCP/IP is de standaardinstelling voor de printer.
B Installeer een TCP/IP onder Windows ten einde de netwerkomgeving te installeren. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor informatie over de lokale instelling.
C Om af te drukken onder Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 moet u de “afdrukservice for UNIX” instellen als netwerkapplicatie. Om af te drukken onder Windows NT 4.0 moet u “afdrukken met Microsoft TCP/IP” instellen als netwerkapplicatie. Verwijzing Pag.126 “DHCP gebruiken”
117
Speciale bewerkingen onder Windows
Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPv4-adres Als er een hostnaam gedefinieerd is, kunt u een printer opgeven aan de hand van de hostnaam in plaats van het IP-adres. De hostnamen variëren, afhankelijk van de netwerkomgeving.
Als u DNS gebruikt Gebruik de hostnaam die is opgegeven als het gegevensbestand op de DNS server.
3
Als u het IPv4-adres instelt van een printer die DHCP gebruikt Gebruik de printernaam op de configuratiepagina als de hostnaam. Opmerking ❒ Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
In andere gevallen Voeg het IP-adres en de hostnaam van de netwerkprinter toe aan het hosts-bestand op de voor het afdrukken gebruikte computer. De toevoegmethoden variëren afhankelijk van het besturingssysteem.
Windows 95/98/Me
A Kopieer \WINDOWS\HOSTS.SAM naar dezelfde directory en noem het “HOSTS” zonder extensie.
B Open het “\WINDOWS\HOSTS” bestand dat is aangemaakt, met bijv. memoblokbestanden.
C Voeg aan het hosts-bestand een IP-adres en hostnaam toe met het volgende
formaat: 192.168.15.16 host # NP “192.168.15.16” is het IP-adres, “host” is de hostnaam van de printer en “#NP” wordt vervangen door opmerkingen. Voeg een spatie of tab in tussen “192.168.15.16” en “host”, tussen “host” resp. “#NP”, waarbij voor dit formaat één lijn wordt gebruikt.
D Het bestand opslaan.
118
Bestanden rechtstreeks uit Windows afdrukken
Windows 2000/XP, Windows Server 2003, Windows NT 4.0
A Open het hosts-bestand bijv. met memoblokbestanden. Het hosts-bestand bevindt zich in de volgend map: \WINNT\SYSTEM32\DRIVERS\ETC\HOSTS “\WINNT” is de directory van de installatiedestination voor Windows 2000/XP, Windows Server 2003, en Windows NT 4.0.
B Voeg aan het hosts-bestand een IPv4- of IPv6-adres en hostnaam toe met
het volgende formaat: 192.168.15.16 host # NP “192.168.15.16” is het IPv4-adres, “host” is de hostnaam van de printer en “#NP” wordt vervangen door opmerkingen. Voeg een spatie of tab in tussen “192.168.15.16” en “host”, tussen “host” resp. “#NP”, waarbij voor dit formaat één lijn wordt gebruikt. 2001:DB::100 host # NP “2001:DB::100” is het IPv6-adres, “host” is de hostnaam van de printer en “#NP” wordt vervangen door opmerkingen. Voeg een spatie of tab in tussen “2001:DB::100” en “host”, tussen “host” resp. “#NP”, waarbij voor dit formaat één lijn wordt gebruikt.
3
C Het bestand opslaan. Opmerking ❒ Gebruik omzetting van de hostnaam met een externe DNS-server wanneer u onder Windows Server 2003 een hostnaam gebruikt met het IPv6-protocol. Het hostbestand kan niet worden gebruikt.
Afdrukopdrachten Hieronder volgt de uitleg over de afdrukhandelingen die gebruik maken van de opdrachten “lpr”, “rcp”, and “ftp”. Voer opdrachten in met behulp van het opdrachtpromptvenster. De locatie van de opdrachtprompts varieert, afhankelijk van het besturingssysteem: • Windows 95/98 [Start] - [Programma’s] - [MS-DOS Prompt] • Windows Me [Start] - [Programma’s] - [Accessories] - [MS-DOS Prompt] • Windows 2000 [Start] - [Programma’s] - [Accessories] - [Opdrachtprompt] • Windows XP, Windows Server 2003 [Start] - [Alle Programma’s] - [Accessories] - [Opdrachtprompt] • Windows NT 4.0 [Start] - [Programma’s] - [Opdrachtprompt]
119
Speciale bewerkingen onder Windows
❒ ❒
❒
3
❒
Opmerking Stem het gegevensformaat van het af te drukken bestand af op de emulatiemodus van de printer. Als de melding “afdrukverzoeken vol” verschijnt, kunnen er geen afdruktaken geaccepteerd worden. Probeer het opnieuw wanneer de sessie eindigt. Voor elke opdracht wordt de hoeveelheid mogelijke sessie als volgt opgegeven: • lpr: 5 • rcp, rsh: 5 • ftp: 3 • sftp: 3 Voer de bestandsnaam in in een formaat inclusief het pad vanaf de directory waar de opdrachten worden uitgevoerd. De “optie” in een opdracht opgegeven is een intrinsieke printeroptie waarvan de syntax lijkt op die van het afdrukken vanuit UNIX. Raadpleeg het UNIX Supplement voor meer informatie.
lpr ❖ Wanneer u een printer opgeeft aan de hand van het IP-adres c:> lpr -SIP-adres van printer [-Poptie] [-ol] \pasnaam\bestandsnaam ❖ Als u een hostnaam gebruikt in plaats van een IP-adres c:> lpr -Shostnaam van printer [-Poptie] [-ol] \pasnaam\bestandsnaam Als u een binair bestand afdrukt, moet u de “-ol” optie toevoegen (kleine O, en kleine L). Als u een printer met de hostnaam “host” wilt gebruiken voor het afdrukken van een PostScript bestand genaamd “bestand 1” dat zich bevindt in de “C:\PRINT” directory, is de opdrachtregel als volgt: c:> lpr -Shost -Pfiletype=RPS -ol C:\PRINT\bestand1 rcp Registreer eerst de hostnaam van de printer in het hosts-bestand. c:> rcp [-b] \pasnaam\bestandsnaam [pasnaam\bestandsnaam...] hostnaam van printer:[optie] Opmerking ❒ In de bestandsnamen kunnen “*” en “?” als wildcards gebruikt worden. ❒ Bij het afdrukken van een binair bestand, moet u de “-b” optie toevoegen. Als u een printer met de hostnaam “host” wilt gebruiken voor het afdrukken van een PostScript bestand genaamd “bestand 1” of “bestand 2” dat zich bevindt in de “C:\PRINT” directory, is de opdrachtregel als volgt: c:> rcp -b C:\PRINT\bestand 1 C:\PRINT\bestand2 host:filetype=RPS Verwijzing Pag.118 “Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPv4-adres”
120
Bestanden rechtstreeks uit Windows afdrukken
ftp/sftp Gebruik de opdracht “put” of “mput” volgens het aantal af te drukken bestanden.
❖ Als er één bestand wordt afgedrukt ftp> put \pasnaam\bestandsnaam [optie] ❖ Als er meer dan één bestand wordt afgedrukt ftp> mput \pasnaam\bestandsnaam [\pasnaam\bestandsnaam...] [optie] Volg de onderstaande procedure om af te drukken met de opdracht “ftp”.
3
A Formuleer het IP-adres van de printer of de hostnaam van de hosts-bestandprinter als argument en gebruik de opdracht “ftp” of “sftp”. % ftp IP-adres van printer
B Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in en druk dan op de {# Enter} toets. Voor meer informatie over de gebruikersnaam en het wachtwoord verwijzen wij u naar uw netwerkbeheerder. Gebruiker: wachtwoord: Als de gebruikerauthenticatie is opgegeven, moet u een aanmeldgebruikernaam en wachtwoord invoeren.
C Bij het afdrukken van een binair bestand, moet u de bestandsmodus op binair zetten. ftp> bin Bij het afdrukken van een binair bestand in ASCII-modus, is de afdruk wellicht niet correct.
D Geef de af te drukken bestanden op Hieronder staan voorbeelden van het afdrukken van een PostScript bestand genaamd “bestand 1” in the “C:\PRINT” directory en het afdrukken van bestand 1 en bestand 2. ftp> put C:\PRINT\bestand1 filetype=RPS ftp> mput C:\PRINT\file1 C:\PRINT\bestand2
E Afsluiten ftp ftp> bye Opmerking ❒ “=”, “,”, “_” en “;” kunnen niet worden gebruikt als bestandsnaam. De bestandsnamen worden gelezen als optie-reeksen. ❒ Voor de “mput” opdracht, kan de optie niet gedefinieerd worden. ❒ Voor de “mput” opdracht, “*” en “?” kunnen in de bestandsnamen als wildcards gebruikt worden. ❒ Bij het afdrukken van een binair bestand in ASCII-modus, is de afdruk wellicht niet correct.
121
Speciale bewerkingen onder Windows
3
122
4. Aanhangsel Bij gebruik van Windows Terminal Service/MetaFrame Hieronder wordt uiteengezet hoe Windows Terminal Service en Onderhoud te gebruiken.
Besturingsomgeving De volgende besturingssystemen en MetaFrame-versies worden ondersteund.
❖ Windows NT Server 4.0 Terminal Server Edition • MetaFrame 1.8 SP3/FR1+SP3/SP4 • MetaFrame XP 1.0 SP1/SP2/FR1 ❖ Windows 2000 Server /Advanced Server • MetaFrame 1.8 SP3/FR1+SP3/SP4 • MetaFrame XP 1.0 SP1/SP2/SP3/FR1/FR2/FR3 • MetaFrame Presentatieserver 3.0 • Citrix Presentation Server 4.0 ❖ Windows 2003 Server • MetaFrame XP 1.0 FR3 • MetaFrame Presentatieserver 3.0 • Citrix Presentation Server 4.0
Ondersteunde printerstuurprogramma’s ❖ Bij gebruik van Windows Terminal Service • PCL stuurprogramma’s • PostScript 3 • RPCS-stuurprogramma’s Opmerking ❒ Sommige RPCS printerstuurprogrammafuncties werkt niet als Windows Terminal Service geïnstalleerd is.
123
Aanhangsel
Beperkingen Onderstaande beperkingen gelden voor de Windows Terminal Service-omgeving. Deze beperkingen zijn ingebouwd in Windows Terminal Service of MetaFrame.
❖ Windows Terminal Service n de Windows Terminal Service omgeving zijn sommige van de functies van het printerstuurprogramma niet beschikbaar. In een omgeving waarin de Windows Terminal Service geïnstalleerd is, zijn sommige functies van het printerstuurprogramma niet beschikbaar, ook niet als er een functie van Windows Terminal Service niet gebruikt wordt. Als u SmartDeviceMonitor for Client installeert in een omgeving waarin de Terminal Service draait op een Windows NT Server 4.0 Terminal Server Edition of een computer van de Windows 2000 Server-familie, moet u zorgen dat u deze installeert met de installatiemodus. Hieronder volgen de twee installatiemethoden met de installatiemodus: A Gebruik [Toevoegen/verwijderen van programma’s] in [bedieningspaneel] voor het installeren van SmartDeviceMonitor for Client. B Voer de volgende opdracht in na de MS-DOS opdrachtprompt: Om de installatiemodus af te sluiten, moet u de volgende opdracht na de MSDOS opdrachtprompt invoeren.
4
❖ [Auto-creating client printers van MetaFrame] Met [Auto-creating client printers] kunt u een logische printer selecteren die aangemaakt is door de gegevens van de lokale printer van de client te kopiëren naar de MetaFrame-server. Wij bevelen sterk aan deze functie in uw netwerkomgeving te testen, voordat u deze op feitelijk werk toe gaat passen. • De instellingen voor optionele apparatuur worden niet in de server opgeslagen nadat de verbinding ermee is verbroken. Telkens wanneer u de clientcomputer aanmeldt bij de server, worden de instellingen voor de optionele apparatuur weer afgesteld op de standaardwaarden. • Wanneer u grote hoeveelheden bitmap-afbeeldingen afdrukt of de server gebruikt in een WAN-omgeving met inbellijnen zoals ISDN, kan het afdrukken onmogelijk zijn of kan er een fout optreden. Dit hangt af van de snelheid van de gegevensoverdracht. • Wanneer u MetaFrame XP 1.0 gebruikt of een hogere versie, raden wij u aan instellingen te maken in de [Client Printer bandwidth] onder [Citrix Management Console] afhankelijk van de omgeving.. • Indien er een fout optreedt op de server u kunt de afdruktaak of een printer die is aangemaakt in [Auto-creating client printers] niet verwijderen, ga dan als volgt te werk: • MetaFrame 1.8 SP3, MetaFrame XP 1.0 SP1/FR1 Maak instellingen in [Verwijderen van afgebroken afdruktaken] in het systeemregistry. Raadpleeg het Leesme-bestand voor MetaFrame voor meer informatie. • MetaFrame XP 1.0 FR2 Maak instellingen in [Verwijderen van afdruktaken in de wachtrij tijdens het afmelden] onder [Printer Properties Management] van Citrix Management Console. 124
Bij gebruik van Windows Terminal Service/MetaFrame
❖ [Printer driver replication van Metaframe] Met [Printer driver replication] kunnen printerstuurprogramma’s worden verdeeld over alle servers van een servergemeenschap. Wij bevelen sterk aan deze functie in uw netwerkomgeving te testen, voordat u deze op feitelijk werk toe gaat passen. • Indien de printerstuurprogramma’s niet correct zijn gekopieerd, kunt u ze beter direct op iedere server installeren.
4
125
Aanhangsel
DHCP gebruiken U kunt de printer in een DHCP-omgeving gebruiken. U kunt de NetBIOS-naam van de printer bovendien aanmelden bij een WINS-server wanneer deze actief is. Opmerking ❒ Printers die de NetBIOS-naam aanmelden op een WINS-server, moeten geconfigureerd zijn voor de WINS-server. ❒ De DHCP-servers die worden ondersteund zijn Microsoft DHCP Server bij Windows 2000 Server, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0, en de DHCP-server bij NetWare en UNIX. ❒ Als u de WINS-server niet gebruikt, reserveert u het IP-adres van de printer in de DHCP-server, zodat iedere keer hetzelfde IP-adres wordt toegekend. ❒ Voor het gebruik van de WINS-server, verandert u in het Configuratiescherm de WINS-serverinstelling in “active”. ❒ Wanneer u de WINS server gebruikt, kunt u de hostname configureren via de externe netwerkprinterpoort. ❒ DHCP relay-agent wordt niet ondersteund. Het gebruik van een DHCP relayagent op een netwerk via ISDN leidt tot hogere telefoonkosten. Dit komt doordat de computer bij iedere verzending van een pakket van de printer verbinding maakt met de ISDN-lijn. ❒ Indien u met meerdere DHCP-servers werkt, gebruikt u dezelfde instelling voor alle servers. Het apparaat gebruikt de gegevens van de DHCP-server die het eerst reageert.
4
AutoNet gebruiken Als het IPv4-adres van de printer niet automatisch door een DHCP-server wordt toegekend, dan kan een tijdelijk IP-adres dat begint met 169.254 en dat niet op het netwerk wordt gebruikt, automatisch door de printer worden geselecteerd. Opmerking ❒ Het IP-adres dat is toegekend door de DHCP-server heeft voorrang boven het adres dat door AutoNet is gekozen.
❒ U kunt het huidige IPv4-adres op de configuratiepagina controleren. Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over de configuratiepagina. ❒ Als AutoNet actief is, wordt de NetBIOS-naam niet aangemeld bij de WINSserver. ❒ Het apparaat kan niet communiceren met apparaten die niet over de AutoNet-functie beschikken. Deze machine kan echter communiceren met Macintosh computers die Mac OS X 10.2.3. of hoger draaien.
126
Voorzorgsmaatregelen
Voorzorgsmaatregelen Let bij het gebruik van de netwerkinterfacekaart op de volgende zaken. Volg de bijpassende procedure hieronder als configuratie vereist is.
Een inbelrouter op een netwerk aansluiten Bij gebruik van NetWare (Bestandserver) Als de NetWare-bestandserver en de printer zich aan de andere kant van een router bevinden, worden voortdurend pakketten heen en weer gezonden. Dit kan leiden tot grotere kosten m.b.t. het communicatieverkeer. Omdat de pakketverzending een specificatie van NetWare is, moet u de configuratie van de router wijzigen. Als u op uw netwerk geen routers kunt configureren, configureert u in plaats daarvan het apparaat.
4
❖ De router configureren Filter de pakketten zodat ze de inbelrouter niet passeren. Opmerking ❒ Het MAC-adres van de printer dat het filteren uitvoert, wordt afgedrukt op de configuratiepagina van de printer. Voor meer informatie over het printen van een configuratiepagina, zie de Printerhandleiding. ❒ Raadpleeg onderstaande aanwijzingen voor meer informatie over het configureren van de printer als configuratie van de router niet mogelijk is.
De printer met NetWare configureren
A Configureer de bestandserver aan de hand van de installatieprocedure die eerder in deze handleiding is behandeld.
B Stel het frametype voor een NetWare-omgeving in. Verwijzing Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het selecteren van een type frame.
De printer zonder NetWare configureren
A Wanneer u niet afdrukt, zendt de netwerkinterfacekaart pakketten over het netwerk. Zet NetWare op “inactive”.
Verwijzing Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het selecteren van een protocol.
127
Aanhangsel
Bij gebruik van netwerkhulpprogramma’s Wanneer het apparaat is aangesloten op een netwerk, neemt u dan het volgende in acht wanneer u het apparaat instelt of de instellingen wijzigt: Raadpleeg de handleiding en de Help voor ScanRouter V2 Professional en DeskTopBinder Lite/Professional voor meer informatie.
❖ Wanneer u een inbelrouter heeft aangesloten in een netwerkomgeving Voor het aansluiten van de bezorgingsserver dient u de juiste instellingen voor het apparaat aan te maken met ScanRouter V2 Professional, Auto Document Link, of DeskTopBinder Lite/Professional. Stel daarnaast mogelijk andere aangesloten apparaten in met de I/O-instellingen van ScanRouter V2 Administration Utility. Indien de netwerkomgeving verandert, pas de bezorgingsserver hierop aan met het apparaat, het beheerderhulpprogramma van de client computers, Auto Document Link en DeskTopBinder Lite/Professional. Stel daarnaast de informatie voor mogelijk andere aangesloten apparaten in met de I/O-instellingen van ScanRouter V2 Administration Utility.
4
Belangrijk ❒ Wanneer het apparaat is ingesteld op het aansluiten op de bezorgingsserver via een inbelrouter, dan belt de router en gaat iedere keer online wanneer een verbinding met de bezorgingsserver wordt aangemaakt. Dit kan leiden tot hogere telefoonkosten.
❖ Wanneer u bent aangesloten op een computer waarvoor u de inbeloptie gebruikt • Installeer ScanRouter V2 Professional niet op een computer waarvoor u de inbeloptie moet gebruiken. • Wanneer u ScanRouter V2 Professional, DeskTopBinder Lite/Professional, Auto Document Link of een TWAIN-hulpprogramma gebruikt op een computer met de inbeloptie, dan wordt, afhankelijk van de installatie, een inbelverbinding uitgevoerd wanneer u zich aanmeldt bij de bezorgingsserver en andere apparatuur. Indien uw computer automatisch de verbinding maakt met internet, dan krijgt u het bevestingsvenster niet te zien en de telefoonkosten kunnen oplopen zonder dat u zich daarvan bewust bent. Ter voorkoming van onnodige verbindingen, stelt u de computer zodanig in dat het bevestigingsvenster altijd verschijnt voordat de verbinding wordt gemaakt. Vermijd het maken van onnodige verbindingen wanneer u bovenstaande software gebruikt.
128
Voorzorgsmaatregelen
Afdrukken met NetWare Form feed (Papierinvoer) Configureer form feed niet op NetWare. Dit wordt beheerd door het printerstuurprogramma op Windows. Indien form feed wordt ingesteld in NetWare, werkt de printer mogelijk niet goed. Pas de form feed-instellingen altijd aan in Windows. • In Windows 95/98/Me verwijdert u het vinkje bij [Form feed] op het tabblad [Printerinstellingen] in het dialoogvenster met printereigenschappen. • In Windows 2000/XP en Windows Server 2003, verwijdert u de markering uit het selectievakje [Form feed] op het tabblad [NetWare-instellingen] in het eigenschappenvenster van de printer. • In Windows NT 4.0 verwijdert u het kruisje bij [Form feed] op het tabblad [NetWareinstellingen] in het dialoogvenster met printereigenschappen.
4
Banner page (Scheidingspagina) Stel in NetWare geen scheidingspagina in. Pas de instelling van de scheidingspagina altijd aan in Windows. • In Windows 95/98/Me verwijdert u het kruisje bij [Scheidingspagina instellen] op het tabblad [Printerinstellingen] in het dialoogvenster met printereigenschappen. • In Windows 2000/XP en Windows Server 2003 verwijdert u de markering uit het selectievakje [Scheidingspagina instellen] op het tabblad [NetWare-instellingen] in het eigenschappenvenster van de printer. • In Windows NT 4.0 verwijdert u het kruisje bij [Scheidingspagina instellen] op het tabblad [NetWare-instellingen] in het dialoogvenster met printereigenschappen.
Afdrukken nadat het apparaat is gereset Nadat de printer op afstand is gereset, wordt de verbinding met de printserver gedurende 30 - 40 seconden verbroken en daarna weer hersteld. Als gevolg van de NetWare-specificatie worden afdruktaken tijdens deze interval mogelijk wel geaccepteerd maar niet afgedrukt. Als u het apparaat als printer op afstand gebruikt, wacht u ongeveer 2 minuten na het resetten voordat u het afdrukken hervat.
129
Aanhangsel
Wanneer de optionele IEEE 802.11b interface-eenheid is geïnstalleerd. Als u de draadloze LAN-interface op het netwerk gebruikt, dient u op het volgende te letten:
❖ Bij verplaatsing van het apparaat Maak de antennes los wanneer u het apparaat verplaatst. Maak de antennes weer vast als het apparaat verplaatst is. Let er daarbij op dat: • Plaats de antennes uit de buurt van obstakels. • Houd een afstand van 40 tot 60 mm tussen de antennes zodat ze elkaar niet raken. • Zorg ervoor dat het glazen beschermingsdeksel en de automatische papierinvoer (ADF = Automatic Document Feeder) de antennes niet raken.
4
❖ Indien radio-ontvangst slecht is door interferentie van het netwerkgebied Wanneer radio-ontvangst slecht is, kan dit storingen opleveren in het netwerk doordat verbindingen onderbroken worden of niet mogelijk zijn. Tijdens het controleren van het signaal van de draadloze LAN-kaart en het aansluitpunt, gaat u als volgt te werk om de situatie te verbeteren: • Plaats het aansluitpunt dichter bij het apparaat. • Zorg dat er geen storende obstakels staan tussen het aansluitpunt en het apparaat. • Houd apparaten die werken met radiogolven, zoals magnetrons, uit de buurt van het apparaat en het aansluitpunt. Opmerking ❒ Raadpleeg de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over het controleren van radiogolven in de omgeving.
❒ Voor meer informatie over radiogolven in verband met het aansluitpunt, raadpleeg de betreffende handleiding.
130
Informatie over geïnstalleerd apllicaties
Informatie over geïnstalleerd apllicaties RSA® BSAFE
• Dit product bevat RSA® BSAFE cryptografisch of beveiligingsprotocol software van RSA Security Inc. • RSA is een gedeponeerd handelsmerk en BSAFE is een geregistreerd handelsmerk van RSA Security Inc. in de Verenigde Staten en/of andere landen. • RSA Security Inc. Alle rechten voorbehouden.
4
131
Aanhangsel
Specificaties Interface
100BASE-TX, 10BASE-T, IEEE 802.11b
Type frame
EthernetII, IEEE 802.2, IEEE 802.3, SNAP
Printer (LAN-Fax)
IPv4 LPR RSH RCP DIPRINT FTP IPP IPX/SPX (NetWare)
4
AppleTalk SMB Internet Fax
IPv4 SMTP POP3 IMAP4
Netwerkscanner
IPv4 RSH FTP SMTP POP3 SMB NCP
Beheerderfunctie
IPv4 RSH RCP FTP SNMP HTTP TELNET (mshell) NBT DHCP DNS LDAP
132
SNMP v1/v2
MIB-II, PrinterMIB, HostResourceMIB, RicohPrivateMIB
SNMP v3
MIB-II, PrinterMIB, HostResourceMIB, RicohPrivateMIB, SNMPFRAMEWORK-MIB, SNMP-TARGET-MIB, SNMP-NOTIFICATION-MIB, SNMP-USER-BASED-SM-MIB, SNMP-VIEW-BASED-ACM-MIB
Specificaties
Voor IPP en SMB gebruikt u de SmartDeviceMonitor for Client-poort. Om in Windows XP/Vista, Windows Server 2003 met IPP te werken, gebruikt u de standaard IPP-poort. Voor IPP onder Windows 98, Windows 2000, Windows NT gebruikt u SmartDeviceMonitor for Client. AppleTalk kan worden gebruikt als de PostScript 3-module is geïnstalleerd.
4
133
INDEX A Afdrukopdrachten, 119 appletalk, 61 authfree, 61 Autom. E-mailmelding, 55 AutoNet, 126 Autonet, 62
B Beheer van gebruikersinformatie, 43 bericht, 109 Bestanden rechtstreeks uit Windows afdrukken, 117 Bluetooth, 64 Bonjour, 63
D De configuratie van de netwerkinterfacekaart wijzigen, 40 De Energiespaarstand configureren, 46 DHCP, 65, 126 DNS, 67 dns, 67 Domeinnaam, 69
E Een hostnaam gebruiken in plaats van een IP-adres, 118 Een wachtwoord instellen, 46 E-mailmelding op verzoek, 57
F Functie Melden via e-mail, 53
G Ga naar de Toppagina, 33
H Het papiertype wijzigen, 42 Hostnaam, 70
I IEEE 802.11b, 89 ifconfig, 70 inbelrouter, 127 info, 71 informatie, 79, 101, 102, 103, 109 Installatie, 117 Installatie als printserver, 19, 21, 22 Installeren van, 39 instellen, 77 Instellen als printer op afstand, 24, 27 IPP, 72 ipv6, 72
L lpr, 73
M Mailverificatie, 56 Menu’s vastzetten op het bedieningspaneel van het apparaat, 41 MIB, 94
N netware, 73 NetWare 5/5.1, 21, 22 NetWare 6/6.5, 21, 22
O Over menu en modus, 35
P pathmtu, 75 Printerinformatie verkrijgen via het netwerk, 95 Printerstatusbericht via e-mail, 53 prnlog, 75 Pure IP, 22
R remote printer, setup, 27 route, 76
134
S show, 79 slp, 79 SmartDeviceMonitor voor beheer, 39 smb, 80 SNMP, 94 snmp, 81 sntp, 84 specificaties, 132 spoolsw, 85 status, 86 syslog, 87
T TCP/IP address, 70 telnet, 59, 62, 93 Toegangscontrole, 60
V Verklaring van symbolen in deze handleiding, 1 voorzorgsmaatregelen, 127
W wachtw, 74 Wachtwoord, 74 Web Image Monitor, 31 Weergeven van Web Image Monitor Help, 37 WINS, 93
135
136
DU
NL
D327-7981
Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Apple, AppleTalk, EtherTalk, Macintosh, Mac OS en TrueType zijn handelsmerken van Apple Inc, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. BonjourTM is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. Netscape en Netscape Navigator zijn geregistreerde handelsmerken van Netscape Communications Corporation. Novell, Netware, NDS en NDPS zijn geregistreerde handelsmerken van Novell, Inc. Adobe, Acrobat, PostScript and Reader are either registered trademarks or trademarks of Adobe Systems Incorporated in the United States and/or other countries. UNIX is een geregistreerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen, met een exclusief licentiegebruik door X/Open Company Limited. Citrix® en MetaFrame® zijn geregistreerde handelsmerken van Citrix Systems, Inc. Het woordmerk Bluetooth® en de bijbehorende logo’s zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. Het gebruik ervan door Ricoh Company, Ltd. gebeurt in overeenstemming met een licentie. UPnP is een handelsmerk van UPnP Implementers Corporation. Andere productnamen die in deze handleiding worden gebruikt, dienen uitsluitend ter identificatie en zijn mogelijk handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren. Wij maken geen aanspraak op enig recht op deze merken. De eigennamen van de Windows-besturingssystemen zijn: • De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows 95. • De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows 98. • De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows Millennium Edition (Windows Me). • De productnamen van Windows 2000 zijn: Microsoft® Windows® 2000 Professional Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server • De productnamen van Windows XP zijn: Microsoft® Windows® XP Home Edition Microsoft® Windows® 2000 Professional • De productnamen van Windows XP zijn: Microsoft® Windows VistaTM Ultimate Microsoft® Windows VistaTM Enterprise Microsoft® Windows VistaTM Business Microsoft® Windows VistaTM Home Premium Microsoft® Windows VistaTM Home Basic • De productnamen van Windows Server 2003 zijn: Microsoft® Windows Server® 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Web Edition • De productnamen van Windows NT 4.0 zijn: Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0 Microsoft® Windows NT® Server 4.0 RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm Copyright© 1991-2, RSA Data Security, Inc. Created 1991. Alle rechten voorbehouden. U heeft toestemming om deze software te kopiëren en te gebruiken, op voorwaarde dat deze in materialen waarin deze software of deze functie genoemd wordt of ernaar wordt verwezen geïdentificeerd wordt als “RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm”. U heeft ook toestemming om afgeleide producten te creëren en te gebruiken, op voorwaarde dat in alle materialen waarin de afgeleide producten worden genoemd of waarin ernaar wordt verwezen, deze afgeleide producten worden als geïdentificeerd “derived from the RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm”. RSA Data Security, Inc. geeft geen garanties met betrekking tot de verkoopbaarheid van deze software of de geschiktheid ervan voor enig bepaald doel. De software wordt geleverd “as is”, zonder uitdrukkelijke of gesuggereerde garantie van welke soort dan ook. Deze opmerkingen dienen voor te komen in alle kopieën van welke soort dan ook van deze documentatie en/of software. Copyright © 2007
Netwerkhandleiding
D327-7981
NL
DU