Natuurwaarden Stiphout-zuid Rapportnummer 10-0017 onderdeel A
www.starobv.nl
Natuurwaarden Stiphout-zuid
September 2010
Rapportnummer: P10-0017 Onderdeel A In opdracht van: Gemeente Helmond Uitgevoerd door: Staro Natuur en Buitengebied Lodderdijk 38a 5421 XB Gemert tel. 0492-450161 fax. 0492-450162 www.starobv.nl
Inhoud
1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Gebiedsbeschrijving 1.3 Leeswijzer
2 2 3 3 5
2
Beleidskader 2.1 Ecologische Hoofdstructuur 2.2 Boswet 2.3 Flora- en faunawet 2.4 Rode Lijsten
6 6 7 7 8
3
Methode 3.1 Bronnenonderzoek 3.2 Veldonderzoek
9 9 10
4
Resultaten Flora 4.2 Vlinders en libellen 4.3 Mieren 4.4 Vissen 4.5 Amfibieën & reptielen 4.6 Vogels 4.7 Zoogdieren
4.1
Referenties
13 13 14 15 15 15 16 18
20
Bijlage 1 Toelichtende tabellen Bijlage 2 Wet- en regelgeving Bijlage 3 Themakaarten Flora en fauna
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Gemeente Helmond werkt aan de ontwikkeling en leefbaarheid van Stiphout. Als onderdeel hiervan wordt gewerkt aan: • een nieuwe ontsluitingsweg tussen de Gerwenseweg en Schootensedreef • woningbouwontwikkeling bij de Stilpot en Leemkuilenweg Deze ontwikkelingen hebben een (negatief) effect op de bestaande natuurwaarden van het buitengebied ten zuiden van Stiphout. In het kader van de natuurwetgeving is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden die in het plangebied aanwezig zijn. Hiermee kan worden voorkomen dat in strijd met de geldende natuurwetgeving gehandeld zal worden en kan tijdig gezocht worden naar compenserende of mitigerende maatregelen. Derhalve heeft van maart tot en met juli 2010 een inventarisatie plaatsgevonden van de in het gebied voorkomende flora en fauna.
Figuur 1. Visiekaart Stiphout 2009, uit Structuurvisie Stiphout.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
2
1.2
Doel Doel van het onderliggende onderzoek is te bepalen welke bijzondere en beschermde flora en fauna voorkomen in het plangebied Stiphout-zuid. Deze rapportage beschrijft de resultaten van de inventarisatie van soorten die zijn opgenomen op de Rode Lijst en de lijsten van beschermde flora en fauna in het kader van de Flora- en faunawet en Natura 2000-lijsten in het onderzoeksgebied Stiphoutzuid.
1.3
Gebiedsbeschrijving Het onderzoeksgebied (figuur 1) ligt grotendeels in de geledingszone ten zuiden van Stiphout (Structuurvisie Stiphout, 2009). Deze zone betreft een gebied met hoofdzakelijk een agrarische functie en scheidt de woonkern van Stiphout van bedrijventerrein Groot Schooten. In noordwestelijke richting behoort tevens een strook bosgebied rond de CAV-weg tot het onderzoeksgebied. De oostelijke grens van het onderzoeksgebied behoort tot het oosten van Stiphout-zuid aan de Veedrift, Gasthuisstraat en Stilpot. Deze zone wordt landschappelijk gekarakteriseerd door aanwezigheid van een populierenbos, maïsakker en een paardenwei.
Figuur 2. De grenzen van het onderzoeksgebied
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
3
Habitats Het gebied is op hoofdlijnen te karakteriseren als kleinschalige landbouwgebied met een gevarieerd grondgebruik. Door aanwezigheid van verschillende bosopstanden, enkele grote landbouwsloten, bomenlanen, ruige bermen en verschillende solitaire bomen is een behoorlijk gevarieerd leefgebied voor flora en fauna aanwezig. In onderstaand fotozicht wordt een indruk gegeven van het gebied.
Foto 1. Paardenwei + populierenbos
Foto 2. Sloot langs Veedrift.
Foto 3. Maïsakker met zicht op Schootense dreef.
Foto 4. Roeken foerageren op grasland.
Foto 5. Maïsakker langs Veedrift
Foto 6. Bos langs CAV-weg
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
4
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het beleidskader. De methode van onderzoek is beschreven in hoofdstuk 3. Tot slot worden in hoofdstuk 4 de resultaten weergegeven.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
5
2
Beleidskader
2.1
Ecologische Hoofdstructuur Vanuit het nationaal beleid is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geformuleerd als eenheid van natuurgebieden die met elkaar worden verbonden tot een ruimtelijk netwerk. Dit netwerk van natuurgebieden geniet planologisch bescherming. Op provinciaal niveau is dit netwerk in de Verordening ruimte (juni 2010) opgenomen en uitgewerkt als ‘groene hoofdstructuur’ (GHS). De provincie Noord-Brabant heeft de GHS opgesplitst in verschillende subzones met elk hun eigen karakterisering en beschermingsregime (zie figuur 3).
Groene Hoofdstructuur (GHS)
GHS-natuur
GHS-landbouw
Natuurparel Overig bos- en natuurgebied Ecologische verbindingszone Leefgebied kwetsbare soorten Leefgebied struweelvogels Natuurontwikkelingsgebied
Figuur 3. Schematische weergave indeling Groene Hoofdstructuur
Figuur 4. GHS (grijze vlakken), GHS-natuur (groene arcering) en GHS-landbouw (oranje arcering)
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
6
Ontwikkelingen binnen de EHS moeten getoetst worden aan het “Nee, tenzij-principe”. Indien sprake is van mogelijke significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied is bestemmingswijziging alleen mogelijk als er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Wanneer een ingreep onvermijdelijk blijkt, dan is in dat geval de initiatiefnemer van het plan verantwoordelijk voor realisatie van mitigerende maatregelen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen en waar dit niet volstaat, de resterende effecten te compenseren. Het bevoegd gezag dat verantwoordelijk is voor het opleggen van compensatieverplichtingen ziet er op toe dat de initiatiefnemer daadwerkelijk compenseert. Leefgebied struweelvogels Een deel van het onderzoeksgebied is in het Streekplan ‘Brabant in Balans’ aangewezen als leefgebied struweelvogels. Dit betreft landbouwgronden waarop struweelvogels zoals de roodborsttapuit en geelgors (potentieel) goed kunnen gedijen. Deze vogels hebben wel rust en ruimte nodig, maar zijn minder gevoelig voor ruimtelijke ingrepen door de landbouw, de recreatie en andere in het buitengebied voorkomende functies dan de kwetsbare planten- en diersoorten. In het leefgebied struweelvogels moeten activiteiten worden uitgeoefend met voldoende respect voor de bestaansvoorwaarden van de betreffende diersoorten. Het gaat dan met name om de handhaving van een besloten of halfopen landschapsstructuur met een kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten, overhoekjes, solitaire bomen, dijken en onverharde wegen en paden. Streefbeeld leefgebied struweelvogels Het streefbeeld bestaat uit een netwerk van goed ontwikkelde hagen en houtwallen in combinatie met perceelsranden met een ruige vegetatie. De dichtheid en lengte van landschapselementen in het agrarisch gebied dienen gehandhaafd te blijven of worden uitgebreid. Extensieve landbouwvormen en overhoekjes met onkruiden bieden goede foerageer-mogelijkheden.
2.2
Boswet Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan. Alleen bos dat buiten de bebouwde kom ligt valt onder de Boswet. De Boswet heeft tot doel om bossen te beschermen. In het kort zegt de Boswet: wat bos is, moet bos blijven. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet kan op dezelfde plaats, dan wel ergens anders (compensatie). Alleen bij een groot maatschappelijk belang wijkt de Boswet.
2.3
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet beschermt dieren en planten, ongeacht of ze in een natuurgebied leven of niet. Alle inheemse soorten vogels, zoogdieren, reptielen en amfibieën zijn beschermd. Daarnaast is ook een lijst van beschermde planten, insecten en vissen opgenomen. De soorten zijn onderverdeeld in drie tabellen met elk
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
7
een eigen beschermingsregime. Bijzonder aan de Flora- en faunawet is de wettelijke zorgplicht. Hiermee wordt iedereen verplicht voldoende zorg in acht te nemen voor alle wilde planten en dieren in zijn eigen leefomgeving.
2.4
Rode Lijsten De Rode Lijsten omvatten verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige planten en dieren in Nederland en zijn vastgesteld op grond van de artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern. Voor het Ministerie van LNV zijn de Rode Lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Er zijn geen wettelijke bepalingen van toepassing op soorten die op de Rode Lijsten voorkomen.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
8
3
Methode In dit onderzoek zijn alle beschikbare literatuurgegevens over het voorkomen van soorten in Stiphout-zuid samengebracht. Daarnaast is een uitgebreide veldinventarisatie uitgevoerd naar de soortgroepen vaatplanten, libellen en dagvlinders, amfibieën en reptielen, vogels en zoogdieren. Grond in particulier bezit is uitgesloten van onderzoek. De erven van boerderijen, en privétuinen zijn niet volledig onderzocht vanwege de ontoegankelijkheid of vanwege het niet verkrijgen van toestemming. Vanaf een afstand is wel getracht een en ander waar te nemen, zoals vleermuisactiviteit en de aanwezigheid van uilen.
3.1
Bronnenonderzoek Het Natuurloket Het Natuurloket verstrekt informatie over het voorkomen van soorten per kilometerhok (kmhok). Het plangebied bevindt zich in kmhokken 170-387, 170-388 en 171-387. De beschikbare gegevens zijn afkomstig uit de onderzoeksperiode 1980 t/m 2008. Binnen deze periode zijn de bewuste kmhokken onderzocht op het voorkomen van soorten. Er is onderscheid gemaakt tussen niet, slecht, matig, redelijk en goed onderzocht. De beschikbare gegevens zijn in tabelvorm weergegeven in bijlage 1. Provincie Noord-Brabant Bij Bureau Natuurverkenningen van de provincie Noord-Brabant zijn gegevens opgevraagd voor de groepen broedvogels, flora en herpetofauna. De provincie heeft het plangebied in 2005 geïnventariseerd op aanwezigheid van broedvogels. De broedvogelinventarisaties zoals die door de provincie Noord-Brabant worden uitgevoerd zijn zogenaamde territoriumkarteringen. Dit betekent dat de stippen op de verspreidingskaartjes niet per definitie de exacte nestlocaties weergeven. Aangezien een vogelsoort een territorium verdedigt met de intentie om daar te gaan broeden, geeft het aantal territoriumstippen een goede indicatie van het aantal vogels dat daadwerkelijk gebroed heeft of daar tenminste een poging toe heeft ondernomen. Algemene en generalistische soorten zoals merel, houtduif, koolmees of roodborst zijn door de provincie niet geïnventariseerd. De provinciale vegetatiekartering van dit gebied stamt uit 1999. Deze data zijn dermate oud dat ze weinig zeggen over de huidige floristische waarde binnen het gebied. De gegevens worden als referentie meegenomen in het floristisch veldwerk dat in het kader van dit onderzoek wordt uitgevoerd. Provinciale gegevens over het voorkomen van herpetofauna (amfibieën + reptielen) in het gebied dateren uit 1992. Gezien de ouderdom van deze data zullen deze, vergelijkbaar als de gegevens over flora, slechts als referentie worden gebruikt bij het veldonderzoek dat in het kader van dit onderzoek is uitgevoerd. Overige bronnen Naast de bovenstaande bronnen zijn tevens gegevens bestudeerd die afkomstig zijn van verschillende verspreidingsatlassen, het beschermingsplan vleermuizen NoordBrabant en de websites Waarneming.nl en Telmee.nl. Op basis van de informatie uit
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
9
deze bronnen is een verwachtingswaarde bepaald voor het belang dat het gebied voor verschillende soortgroepen vertegenwoordigt.
3.2
Veldonderzoek Verspreid in de periode maart – juni 2010 is specialistisch veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde flora en fauna binnen het onderzoeksgebied. Het onderzoek heeft zich specifiek gericht op de soortgroepen flora, broedvogels, vleermuizen, vissen, amfibieën, reptielen, dagvlinders, libellen en mieren. De periode en methode van onderzoek is per soortgroep afgestemd op de specifieke levenswijze. Hierna is per soortgroep de onderzoeksmethode beschreven.
Periode van onderzoek Soortgroep
Maart
Flora Mieren Dagvlinders & libellen Vissen Amfibieën Reptielen
x
Broedvogels Uilen Vleermuizen
x
April
Mei
Juni
Juli
x
x x x
x x
x x x
x x x
x
x
x
x
x x x x x x
x x
Flora Vanwege de lage verwachtingswaarden en het ontbreken van goed ontwikkelde habitats door overmatige bemesting zijn in de aanwezige biotopen geen volledige vegetatiekarteringen uitgevoerd. Tijdens de veldbezoeken zijn alle in het onderzoeksgebied voorkomende plantensoorten genoteerd. Het gebied Stiphout-zuid is door de provincie Noord-Brabant in 1999 en 2001 volledig gekarteerd. Dagvlinders en libellen Voor het inventariseren van dagvlinders en libellen zijn op verschillende dagen in mei en juli met zonnig weer en hooguit zachte wind verspreid door het gebied de aanwezige vlinders en libellen geteld. Mieren Beschermde mierensoorten komen vooral aan zonbeschenen bosranden en open stukken in het bos voor. De inventarisatie van deze soorten heeft zich dan ook toegespitst op de deelgebieden waar dergelijk habitat aanwezig is.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
10
Vissen De waterhoudende sloten in het onderzoeksgebied zijn met behulp van een schepnet om de 50 meter steekproefsgewijs onderzocht op het voorkomen van verschillende soorten vis. Amfibieën en reptielen In maart, de voortplantingsperiode, is in het onderzoeksgebied een avondbezoek uitgevoerd naar het voorkomen van volwassen amfibieën. Met behulp van een sterke zaklamp zijn de sloten afgezocht naar salamanders. Op zicht is het gebied onderzocht op het voorkomen van padden en kikkers. Op 23 april, 7 mei en 16 juli zijn de geschikte sloten in het gebied bemonsterd met een schepnet, hierbij is gezocht naar larven en volwassen individuen. Op geschikte plekken in de bosranden en op open plekken dieper in het bos zijn reptielenplaatjes neergelegd om de aanwezigheid van levendbarende hagedis in het gebied aan te tonen. De plaatjes zijn gedurende de maanden april, mei en juni op vijf verschillende warme dagen gecontroleerd op aanwezigheid van reptielen. Vogels In het kader van het broedvogelonderzoek zijn meerdere broedvogeltellingen uitgevoerd in het gebied. Vroeg in het voorjaar is begonnen met de onderzoeken naar kerkuil, bosuil, ransuil en steenuil. Op 11 en 18 maart 2010 is door middel van het afspelen van geluiden van bosuil, kerkuil en steenuil het gehele onderzoeksgebied geïnventariseerd op het voorkomen van deze uilensoorten. Omdat in deze periode de loofbomen nog niet zijn uitgelopen tijdens deze bezoeken tevens gezocht naar oude kraaien- en roofvogelnesten. Op 23 april, 7 mei, 4 juni en 22 juni onderzoek uitgevoerd naar broedvogels in het onderzoeksgebied. De onderzoeken op 23 april, 7 mei en 22 juni zijn rond zonsopkomst uitgevoerd. Het onderzoek op 4 juni betreft een avondbezoek. In de resultaten van dit onderzoek zijn ook de gegevens van de broedvogelkartering van de provincie Noord-Brabant (2005) en vogelwaarnemingen van de website Waarneming.nl. in de resultaten van dit onderzoek verwerkt. Vleermuizen Ten behoeve van de inventarisatie van vleermuizen zijn twee inventarisatieronden uitgevoerd op 4 en 22 juni 2010. Het eerste onderzoek is in de uren na zonsondergang uitgevoerd. Het tweede onderzoek in de uren voor zonsopkomst. Vanwege het beschikbare tijdstraject is er geen onderzoek uitgevoerd naar aanwezigheid van paar- of winterverblijfplaatsen. Dit onderzoek kan alleen in het najaar worden uitgevoerd. Vleermuizen zijn geïnventariseerd met behulp van batdetectoronderzoek (Petterson D200). Met de batdetector worden de, voor mensen onhoorbare, ultrasone geluiden van vleermuizen omgezet naar de voor het menselijk oor hoorbare geluiden. Soorten kunnen door de geluiden (frequentie, ritme en klank) en zichtbeelden worden onderscheiden. Door interpretatie van waargenomen geluiden kunnen onder andere foerageerplaatsen, vliegroutes en kolonies worden opgespoord. Er is in de avond gelet op de aanwezigheid van vliegroutes en foerageerplaatsen. Tijdens het
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
11
ochtendbezoek is gelet op zwermende dieren die een indicatie vormen voor kolonieplaatsen.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
12
4
Resultaten 4.1
Flora Het gebied Stiphout-zuid is door de provincie in 1999 en 2001 volledig gekarteerd. Naast algemeen voorkomende planten zijn toen de korenbloem (rode lijst gevoelig), brede wespenorchis en akkerklokje (beide FFlijst 1) waargenomen. De korenbloem is indertijd aangetroffen langs de Krommeweg. Brede wespenorchis is waargenomen in het bos rond de CAV-weg en in de Venstraat. Ook het akkerklokje is indertijd waargenomen in de Venstraat. Dit betrof naar alle waarschijnlijkheid een verwilderd exemplaar. Ook Het Natuurloket bevestigt dat in het verleden twee soorten van FFlijst 1 in het gebied zijn waargenomen. Tevens wordt melding gemaakt van een oude waarneming (voor 1990) van een soort die vermeld staat op FFlijst 2/3. Welke soort dit betreft is echter onbekend. Gedurende het veldonderzoek zijn geen beschermde planten binnen het onderzoeksgebied waargenomen. Bijzondere aandacht is besteed aan de standplaatsen waar in het verleden beschermde planten zijn waargenomen. Geen van deze ‘oude’ waarnemingen uit de literatuur hebben wij in 2010 nog kunnen bevestigen. Dit duidt erop dat de omstandigheden voor verschillende beschermde plantensoorten in de afgelopen decennia zijn verslechterd. Dit beeld komt overeen met de landelijke trend en kan onder andere veroorzaakt zijn door een toenemende intensiteit van het landgebruik en het gevoerde beheer. Deze bevindingen worden bevestigd door het actuele floristische beeld van wegbermen in het onderzoeksgebied. Deze zijn verruigd en zeer voedselrijk door het laten liggen van maaisel. De groei wordt door de voedselrijke omstandigheden gedomineerd door ruigte van algemene soorten als brandnetel, gewoon duizendblad en braam. Aan de slootkanten staat onder andere haagwinde, grote kattenstaart en pinksterbloem deze soorten komen voor op natte tot vochtige, voedselrijke grond in rietlanden en ruigten. Richting de sloot staat op veel plaatsen wijfjesvaren. Wijfjesvaren komt voor op vochtige, matig voedselrijke grond in loofbossen, aan beeken greppelkanten. In de sloten langs de Veedrift was onder andere kikkerbeet aanwezig. Dit duidt op aanwezigheid van voedselrijk water. Veel slootkanten zijn door het laten liggen van maaisel en bagger voedselrijk. Dit komt de floristische waarde van het gebied niet ten goede.
Foto 7. Kikkerbeet langs Veedrift
Foto 8. Wilde kamperfoelie op locatie Venstraat
In de Stiphoutse bossen staan grove den en loofbomen met een ondergroei van onder andere vuilboom en lijsterbes. Langs de bosranden komt veelvuldig wilde
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
13
kamperfoelie voor. Een plantensoort die belangrijk is voor de kleine ijsvogelvlinder, een soort van de Rode Lijst. Ook langs het bos aan de Venstraat en de Leemkuilenweg komt wilde kamperfoelie voor. In het hele gebied komt veel Jacobs kruiskruid voor en op enkele plaatsen, waaronder aan de Leemkuilenweg komt reuzen berenklauw veelvuldig voor.
4.2
Vlinders en libellen De groep dagvlinders is volgens Het Natuurloket goed onderzocht in de betreffende kmhokken en de groep libellen matig. Er wordt melding gemaakt één dagvlindersoort van de Rode Lijst in het onderzoeksgebied. De aangetroffen Rode Lijst-soort betreft hoogstwaarschijnlijk het bruin blauwtje dat zwervend in het gebied voorkomt. Op de website Waarneming.nl worden in de omgeving van Stiphout waarnemingen gemeld van de soorten oranjetipje, citroenvlinder, klein koolwitje, dagpauwoog, kleine vos, gehakkelde aurelia, atalanta, distelvlinder voor Stiphout. In het plangebied zijn tijdens de inventarisatierondes op 23 april, 7 mei, 4 juni en 16 juli verschillende soorten algemeen voorkomende vlinders waargenomen, waaronder groot koolwitje, zwartsprietdikkopje, oranjetipje, dagpauwoog en oranje zandoogje. Uit het veldonderzoek blijkt tevens dat er geen typische biotopen aanwezig zijn die het gebied van waarde maken voor beschermde vlinders en libellen. Tijdens onze inventarisatierondes zijn geen wettelijk beschermde soorten of soorten van de Rode Lijst waargenomen. In de bermen langs de Veedrift zijn de libelsoorten watersnuffel en een mannetje gewone oeverlibel waargenomen. Voor wettelijk beschermde libellensoorten zijn in het onderzoeksgebied geen geschikte voortplantingswateren, zoals water met krabbenscheer en andere bijzondere waterplantenvegetaties, aangetroffen. In bijlage drie zijn op de themakaart Vlinders & Libellen de veldwaarnemingen uit 2010 op kaart weergegeven.
Foto 9. Zwartsprietdikkopje
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
Foto 10. Oranjetipje
14
4.3
Mieren Langs de bosrand in het plangebied zouden rode bosmieren voor kunnen komen. De zwartrugbosmier vormt samen met kale rode bosmier en behaarde rode bosmier een groep van drie algemene Nederlandse soorten rode bosmieren die vallen onder het beschermingsregime van FFlijst 1. Uit de literatuurbronnen blijkt dat deze soorten alle drie in de omgeving van het onderzoeksgebied voorkomen. De rode bosmieren zijn de bouwers van de bekende grote koepelnesten in open bossen en bosranden. Tijdens het veldonderzoek zijn langs de bosrand en op open gedeelten van het bos geen (sporen van) de beschermde mierensoorten aangetroffen. Overige delen van het bos rond de CAV-weg zijn te donker voor het voorkomen van deze mieren. Voor mieren is voldoende lichtinval op de bosbodem noodzakelijk om de nesten op de juiste temperatuur te brengen. Het voorkomen van deze soorten in de omgeving van Stiphout is gekoppeld aan delen van omliggende bosgebieden met een meer open structuur.
4.4
Vissen Stiphout zuid is dooraderd met vooral landbouwsloten. De meeste sloten zijn niet het gehele jaar waterhoudend, maar vallen in droge perioden geheel of gedeeltelijk droog. In de periode van het onderzoek zijn drie maal de op dat moment voldoende waterhoudende sloten met een schepnet bemonsterd op het voorkomen van vis. Hierbij zijn alleen waarnemingen gedaan van de driedoornige stekelbaars. Deze vissoort stelt niet veel eisen aan zowel waterkwaliteit, stroomsnelheid of aanwezige vegetatiestructuur. Door de periodiek lage waterstanden in de sloten en slecht ontwikkelde watervegetaties worden kan de aanwezigheid van meer kritische vissoorten binnen het plangebied niet worden verwacht. In bijlage drie zijn op de themakaart Amfibieën & Vissen de veldwaarnemingen uit 2010 op kaart weergegeven.
Foto 11. Driedoornige stekelbaars(man in paaikleed) Foto 12. Gewone padden in amplex (verkeersslachtoffer)
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
15
4.5
Amfibieën & reptielen Het Natuurloket beschikt niet over verspreidingsgegevens van amfibieën of reptielen in de omgeving van het onderzoeksgebied. Uit de gegevens van het RAVON blijkt dat de amfibiesoorten kleine watersalamander, Alpenwatersalamander, heikikker, gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker en het groene kikker-complex voorkomen in de omgeving van het plangebied. Daarnaast komt in de buurt van het plangebied de levendbarende hagedis (FFlijst 2) voor. Van de website Waarneming.nl is een waarneming bekend van levendbarende hagedis in de Stiphoutse bossen bij het Kamerven. Verder zijn weinig gegevens bekend van in Stiphout voorkomende amfibieënsoorten. Uit gegevens van de provincie blijkt dat tijdens een inventarisatie in 1992 de gewone pad en bruine kikker zijn waargenomen. Tijdens een avondinventarisatie op 18 maart zijn meerdere levende en overreden exemplaren van de bruine kikker en gewone pad aangetroffen op Ruwe putten. Dit duidt op erop dat deze weg een barrière vormt tussen het overwinteringgebied (bos) en de voortplantingswateren voor deze dieren. Bij het bemonsteren van de sloten rond Stiphout zuid met het schepnet op verschillende plaatsen larven van gewone pad en bruine kikker waargenomen. Op basis van het aantal aangetroffen larven kan worden vastgesteld dat de gewone pad en bruine kikker in de sloten langs de Veedrift zeer algemeen voorkomen. Bijzondere of beschermde soorten amfibieën zijn in het onderzoeksgebied niet aangetroffen. Het onderzoek naar aanwezigheid van levendbarende hagedis heeft zich toegespitst op het bosgebied rond de CAV-weg. Er zijn echter geen levenbarende hagedissen aangetroffen. Vergelijkbaar als bij het ontbreken van verschillende soorten mieren, kan geconcludeerd worden dat het grootste deel van het bos op deze locatie te donker is voor het voorkomen van deze koudbloedige dieren. Er dringt onvoldoende zonlicht door tot op de bosbodem waaraan de dieren zich kunnen opwarmen. Het voorkomen van de levenbarende hagedis in de omgeving van stiphout zal daarom gekoppeld zijn aan meer structuurrijke bosgebieden en open bosranden. In bijlage drie zijn op de themakaart Amfibieën & Vissen de veldwaarnemingen uit 2010 op kaart weergegeven.
Foto 13. Bosopstand met roekenkolonie
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
Foto 14. Patrijs op grasland
16
4.6
Vogels In het door de Provincie Noord-Brabant uitgevoerde territoriumonderzoek (2005) is de aanwezigheid van 21 verschillende broedvogels vastgesteld. Alle overige waarnemingen betroffen vrij algemeen voorkomende soorten. Op Waarneming.nl wordt melding gemaakt van kleine bonte specht, zwarte specht en ringmus in de buurt van het onderzoeksgebied. Binnen het onderzoeksgebied zijn verschillende habitats aanwezig die ook voor verschillende vogelsoorten van belang zijn. Grofweg kun je de volgende habitat onderscheiden: bos, agrarisch gebied en verspreid aanwezige bebouwing met erven. Over het algemeen geldt dat in het agrarische gebied lage dichtheden aan weidevogels zijn aangetroffen. Dit betreft alleen individuen van de soorten kievit en patrijs. De verschillende struwelen en bossen worden als broedgelegenheid benut door een grote groep van meer algemene vogels zoals zwartkop, fitis, tjiftjaf, tuinfluiter, koolmees, roodborst en pimpelmees. Er zijn een overvliegende sperwer en grote bonte specht waargenomen. Er zijn echter geen nestlocaties van deze vogels binnen het onderzoeksgebied aangetroffen. In het bosperceel aan de Venweg (particulier bezit) is een viertal jonge bosuilen gehoord, wat duidt op een nestlocatie ter plaatse. De beschutting, gebouwen en beplanting op verschillende boeren erven in het gebied worden onder andere gebruikt door kolonies van huismussen. In een eikenboom langs de Venweg is een verlaten kraaiennest aangetroffen. In het populierenbos in het oosten van het onderzoeksgebied, in de buurt van Stilpot, zijn ongeveer 100 roekennesten geteld. Een aantal broedvogelsoorten dat in 2010 is aangetroffen in het onderzoeksgebied verdient extra aandacht bij de bescherming omdat ze bij besluit van 4 november 2004 (Staatscourant 218) op de Rode Lijst staan vermeld. Dit betreft de soorten koekoek (kwetsbaar), groene specht (kwetsbaar), patrijs (kwetsbaar), huismus (gevoelig), spotvogel (gevoelig), ringmus (gevoelig) en matkop (gevoelig).
Figuur 5. Roekenkolonies in het onderzoeksgebied (bron: www.brabant.nl)
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
17
In bijlage drie zijn op de themakaart Vogels de territoria weergegeven welke op basis van het veldonderzoek in 2010 zijn vastgesteld.
4.7
Zoogdieren Grondgebonden zoogdieren In het algemeen zijn weinig gegevens bekend over het voorkomen van zoogdieren in Stiphout. Op basis van bekende waarnemingen uit verschillende bronnen kan aangenomen worden dat de mol, haas, konijn, egel, vos en ree algemeen verspreid voorkomen. In de Stiphoutse bossen zijn tijdens het veldbezoek vraatsporen van ree aangetroffen op verschillende locaties. Onder de plaatjes van het onderzoek naar levendbarende hagedis zijn verschillende exemplaren van de bosmuis aangetroffen. Verder zijn de egel, konijn, konijnenholen en molshopen waargenomen. Op Waarneming.nl staan meldingen van eekhoorns in de buurt van het plangebied. Met name het bos rond de CAV-weg oogt als geschikt leefgebied voor deze dieren. Er zijn echter geen nesten of (vraat)sporen van eekhoorns binnen het plangebied waargenomen. Vermoedelijk zal het gebied wel regelmatig bezocht worden door foeragerende of zwervende exemplaren uit omliggende gebieden. Vleermuizen Uit de Atlas van de Nederlandse Vleermuizen en het soortbeschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant blijkt dat de soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, baardvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger voorkomen in de omgeving van het onderzoeksgebied. Tijdens de nachtelijke inventarisaties zijn drie soorten vleermuizen foeragerend en passerend in Stiphout-zuid waargenomen, namelijk de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Deze soorten zijn elk gebonden aan verschillende landschapstypen. De laatvlieger is een soort die vooral in open landschappen jaagt. In Stiphout is deze soort ook jagend aan de bosrand van de Stiphoutse bossen waargenomen. Rosse vleermuizen jagen ook vooral in open terrein en kunnen tientallen kilometers overbruggen tussen hun verblijfplaats en foerageergebieden. Tijdens deze tochten vliegen ze op enkele tientallen meters hoogte. De gewone dwergvleermuis komt in zeer uiteenlopende landschaptypen voor, maar foerageert vooral rond boomkruinen of rond de beschutting van gebouwen. Op de CAV-weg en verschillende overganglocaties de woonkern Stiphout naar het landelijk gebied zijn vaste vliegroutes van gewone dwergvleermuizen waargenomen. Hoewel verspreid door het gebied overal foeragerende vleermuizen kunnen worden aangetroffen zijn op verschillende locaties duidelijke concentraties waargenomen. Dit indiceert dat dit de meest geschikte gebieden zijn voor de vleermuizen om te foerageren. Dit zal komen door een combinatie van het aanwezige landschap en voedseldichtheid (insecten) ter plaatse. Meest opvallend was de hoge concentratie van foeragerende gewone dwergvleermuizen in het populierenbos. Er is geen zwermgedrag waargenomen dat wijst op aanwezigheid van kolonieplaatsen. Gezien de beperkt beschikbare onderzoeksperiode heeft geen onderzoek kunnen plaatsvinden naar eventuele aanwezigheid van paar- of winterverblijfplaatsen.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
18
In bijlage drie zijn op de themakaart Vleermuizen de waarnemingen van vleermuizen op kaart weergegeven.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
19
Referenties Literatuurlijst: •
• • • •
• • •
Creemers. R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. – Nederlandse fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. Limpens, H. et al, Atlas van de Nederlandse vleermuizen, onderzoek naar verspreiding en ecologie, KNNV Uitgeverij, Utrecht, 1997. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Brochure: Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten, 22 februari 2005. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen, Den Haag 26 augustus 2009. Twist, P. en H. Limpens, Een thuis voor de vleermuis, beschermingsplan voor vleermuizen in Noord-Brabant, Provincie Noord-Brabant, ’s Hertogenbosch, december 2006. Van Loon, A.J. 2004. Zwartrugbosmier Fromica pratensis Retzius, 1783. – EIS – Nederland, www.naturalis.nl/eis Van Loon, A.J. 2004. Kale bosmier Fromica polyctena Förster, 1850. – EIS – Nederland, www.naturalis.nl/eis Loon, A.J. van 2004.Mieren Formicidae. In:M. Reemer,A.J.vanLoon&T.M.J.Peeters (redactie), De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata), Nederlandse Fauna 6, Nationaal Natuurhistorisch Museum, KNNV Uitgeverij & EIS Nederland, Leiden, pp. 227-263.
Geraadpleegde internetsites:
• • • • • • • • • •
www.biodiversiteitbrabant.nl www.brabant.nl www.minlnv.nl www.naturalis.nl/eis www.natuurloket.nl www.ravon.nl www.telmee.nl www.vlinderstichting.nl waarneming.nl www.zoogdiervereniging.nl
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
20
Bijlage 1:
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
Gegevens Natuurloket
21
Toelichtende tabellen soorten per kilometerhok
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
22
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
23
Bijlage 2:
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
Wet en regelgeving
24
Flora- en faunawet (Bron: Ministerie van LNV) De soortbescherming is in Nederland vastgelegd in de Flora- en faunawet (FFwet). Los van de zorgplicht (Art. 2), die inhoudt dat zorgvuldig moet worden omgesprongen met alle dieren en planten, zijn ongeveer 500 soorten specifiek door de FFwet beschermd. Dat is circa anderhalf procent van de soorten die in Nederland voorkomen. Doel van de wet is er zorg voor te dragen dat de gunstige staat van instandhouding van soorten niet in gevaar komt. In de Flora- en faunawet zijn lijsten samengesteld van soorten die binnen de Nederlandse wet- en regelgeving een beschermde status genieten. Met name de artikelen 2, 8, 9, 10 en 11 van deze wet hebben directe gevolgen voor de wijze waarop en de mate waarin planologische ingrepen, maatregelen en feitelijke werkzaamheden invloed mogen hebben op de beschermde soorten. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB Art. 75 van de FFwet in februari 2005 is het niet meer altijd nodig een ontheffing te hebben voor het uitvoeren van werkzaamheden. Of dat nodig is hangt af van de soorten die het betreft en de mate van bescherming die zij genieten. De zorgplicht uit artikel twee blijft echter altijd van toepassing op alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Voor de soorten van FFlijst 1 is geen ontheffing nodig. Voor de soorten van FFlijst 2 geldt dat moet worden gewerkt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Indien er geen goedgekeurde gedragscode voorhanden is zijn ook de soorten uit FFlijst 2 ontheffingsplichtig. Voor soorten van FFlijst 3 moet altijd ontheffing worden aangevraagd. Behalve voor beschermde soorten, geldt deze indeling ook voor hun vaste rust- en verblijfsplaatsen. Door een recente wijziging in de wetgeving (augustus 2009) is het voor soorten van de Habitatrichtlijn (b.v. vleermuizen en rugstreeppad) en voor vogels niet meer mogelijk een ontheffing te verkrijgen voor ruimtelijke inrichting of ontwikkelingen. Daarnaast geldt voor vogels dat een ontheffing in het kader van belang “dwingende reden groot openbaar belang” eveneens niet meer mogelijk is. Natuurbeschermingswet 1998 (Bron: Ministerie van LNV) De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die als staats- of beschermd natuurmonument zijn aangewezen. Deze juridische status geeft extra bescherming aan bijzonder waardevolle en kwetsbare natuurgebieden. Het belangrijkste onderdeel van de wet is dat er een aparte vergunning nodig is voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor het natuurmonument. Het maakt daarbij niet uit waar die activiteiten plaatsvinden, dat kan zowel binnen als buiten het natuurgebied zijn (de zogenaamde 'externe werking'). Op dit moment is ongeveer 300.000 ha natuurgebied aangewezen als staats- of beschermd natuurmonument. Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet (Nb) 1998 in werking getreden. Daarmee voldoet Nederland aan de eisen van de Europese natuurwetgeving. De wet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen de aangewezen beschermde gebieden, de zogenaamde Natura-2000 gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe Nb-wet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet. Het bevoegd gezag (in de meeste gevallen is dat
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
25
Gedeputeerde Staten) dient aan de hand van deze beoordeling zekerheid te verkrijgen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Kan die zekerheid niet verkregen worden, dan mag er geen vergunning verleend worden.
Ecologische Hoofdstructuur (Bron: Ministerie van LNV) De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur (plant en dier) in feite voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS bestaat uit: • Bestaande natuurgebieden, reservaten en natuurontwikkelingsgebieden en robuuste verbindingen. • Landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden). • Grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee). De EHS moet in 2018 klaar zijn. Kleinere natuurgebieden, kleine bosjes, sloten, rietkragen et cetera maken geen deel uit van de EHS, maar dragen uiteraard wel bij aan de natuurkwaliteit van stad en platteland. Het Rijk gaat ervan uit dat deze in voldoende mate door andere partijen (gemeente, waterschappen, grondeigenaren e.d.) worden beschermd. Het Rijk heeft hiervoor een kwaliteitsimpuls voor het landschap opgezet.
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
26
Bijlage 3:
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
Themakaarten Flora en fauna
27
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
1
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
2
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
3
Natuurwaarden Stiphout-zuid, september 2010
4