More
nr
Nieuwsbrief Stichting Thomas More
98
april 2014
Levensreflectie: een open geestelijk gesprek Ongedwongen en vrij van gedachten wisselen: het kan in een nieuw initiatief van Stichting Thomas More voor professionals. Deelnemers reageren enthousiast op deze zogenoemde Levensreflectie, een gespreksmethode met monastieke wortels. Stichting Thomas More is medio vorig jaar met steun van het Skanfonds begonnen aan het ontwikkelen van gespreksvormen voor afgestudeerde professionals: vormen die zij, als zij dat willen, vrij kunnen gebruiken om gesprek en ontmoeting in eigen kring te structureren. Wensen en suggesties van onze alumni vormden het vertrekpunt voor het ontwikkelen van de gespreksvormen. Zo kwam onder meer ‘Levensreflectie’ tot stand: een vorm van gesprek die – zoals het woord al zegt – in het teken staat van reflectie op het eigen leven. ‘Samen-lezen’ In overzichtelijke, tussen de 7 tot 12 leden tellende kringen wordt bij Levensreflectie gesproken over hetgeen de deelnemers persoonlijk, professioneel of maatschappelijk raakt. Levensreflectie is geen discussie of debat, maar een echt vrij gesprek, waarin iedere deelnemer zijn eigen levensperspectief beter leert kennen, in een zogeheten ‘collatie’ van zijn eigen zienswijze met de perspectieven van anderen. Door in een overzichtelijke groep het eigen levensperspectief met de zienswijzen van kringgenoten als het ware aaneen te rijgen ontstaat een bijzondere manier van verdieping, die niet wordt verstoord door gelijkhebberij, het bewijzen van eigen geleerdheid, of het op andere wijze scoren van punten. Levensreflectie opent een ruimte. Het creëert een vrijplaats voor ongedwongen uitwisseling en verdieping. “Je schept met elkaar een ruimte voor uitwisseling waarin even niets moet, waarin je echt naar elkaar kunt luisteren”, zo omschreef een deelnemer aan een bijeenkomst zijn ervaring. Collatie is een gespreksmethode met een uitnodigend karakter, en heeft monastieke wortels. Zo werd collatie in de 14e en 15e eeuw
Foto: William Moore
binnen de beweging van de Moderne Devotie gehanteerd als een vorm voor laagdrempelig geestelijk gesprek waaraan iedereen kon deelnemen. ‘Col-latie’ nodigt uit tot het samenbrengen, letterlijk het ‘samen-lezen’ van bestaansperspectieven. Anders dan in een strijdgesprek of een gesprek dat is gericht op het vinden van één waarheid, gaat het bij collatie om de onderlinge uitwisseling en het scherpen van het eigen perspectief. Het is een gesprek rondom waarheid, waarbij je jezelf beter leert kennen via de perspectieven die anderen inbrengen. Gedachtenwisseling De afgelopen maanden hebben alumni van Stichting Thomas More in vijf pilotbijeenkomsten Levensreflectie geprobeerd. Het enthousiasme voor de gespreksvorm is groot, zo bleek onder meer tijdens twee verdiepingsbijeenkomsten die werden georganiseerd in nauwe samenwerking met het Titus Brandsma Instituut (TBI) te Nijmegen. Wat Levensreflectie voor veel deelnemers aantrekkelijk maakt, is blijkbaar het feit dat het gesprek zo sterk verschilt van wat wij in het normale leven gewend zijn. Staat in bijna alles wat we doen doorgaans het doelgerichte karakter van onze activiteiten voorop, bij Levensreflectie hoeft helemaal niets bereikt te worden. Een Levensreflectie-gesprek is doelloos, nutteloos, in welkom contrast met de wereld van het
dwingende nut. Levensreflectie schept de mogelijkheid om ongedwongen en vrij met elkaar van gedachten te wisselen, zonder ergens uit te hoeven komen. Het blijkt een ruimte te openen, die we normaal niet betreden. Deelnemers aan de pilotbijeenkomsten Levensreflectie kunnen vanaf mei via een nieuwe, door het Skanfonds mogelijk gemaakte ‘kringen-website’ duurzaam hun eigen kringen gaan onderhouden, onder meer in regio’s rondom de steden Nijmegen, Utrecht en Den Haag. Op suggestie van studenten die aan ons nieuwe beurzenprogramma hebben deelgenomen, wordt Levensreflectie via dezelfde website in de loop van het jaar ook voor studenten ontsloten. In samenwerking met het Verband van Katholieke Maatschappelijke Organisaties (VKMO) wordt bovendien onderzocht hoe Levensreflectie in een bredere maatschappelijke context vruchtbaar kan worden gemaakt, speciaal voor de vele professionals die in katholieke organisaties werken. Belangstelling? Levensreflectie staat nadrukkelijk open voor iedereen die van ons netwerk deel wil uitmaken. Belangstellenden melden zich voor een proefbijeenkomst Levensreflectie aan via onze website: www.thomasmore.nl/levensreflectie/.
In dit nummer Afscheid Stefan Waanders
pag 3
Essay: Kloostertijd
pag 6
Gezocht: moderne kloosterlingen
pag 9
Bert Blans (1947-2014)
pag 11
En verder: Interview Palmyre Oomen
pag 2
Herontdekking
pag 8
Kunstmeditatie
pag 10
Brief uit New York
pag 12
1
boeken Interview met Palmyre Oomen
Filosoferen over de vrije wil Sinds een paar jaar staan de media bol van discussies over de vrije wil. Bestaat die nu wel of niet? Het is geen hersenkronkel, stelt emeritus Thomas More-hoogleraar Palmyre Oomen in een recent boek, maar je moet wel helder maken wat je met ‘vrije wil’ bedoelt. alleen ik! - om bruggen te slaan tussen die twee domeinen, bijvoorbeeld tussen hersenwetenschap en filosofie of theologie. Omdat ik geloof dat het heilzaam is om ook in intellectueel opzicht ‘heel’ te blijven.”
Prof.dr. Palmyre Oomen Foto: William Moore
De mens heeft altijd al gefilosofeerd over zichzelf. Ver voor onze jaartelling peinsden dichters en denkers al over de mens, van de Griek Plato tot de bijbelse Prediker. Maar nooit ging die discussie rechtstreeks over de chemie van ons brein. Dat is iets nieuws, met dank aan stormachtige ontwikkelingen in de hersenwetenschappen. “De jaren negentig worden wel de ‘decade of the brain’ genoemd”, zegt Palmyre Oomen. “Dat was spannend. Nieuwe onderzoekstechnieken leidden tot echt nieuwe kennis van de hersenen. In de afgelopen jaren hebben resultaten van dat onderzoek het grote publiek bereikt, dat zie je in de media terug.” Oomen is sterk betrokken bij de discussie rond de hersenwetenschap. Ze organiseerde twee symposia en een masterclass en stelde twee boeken samen over deze thematiek. “We komen dankzij de natuurwetenschappen ontzettend veel te weten over onszelf. Dat kan in eerste instantie zeker een gevoel van vervreemding oproepen”, zegt ze. “De kloof tussen de geesteswetenschappen en de natuurwetenschappen heeft daarmee te maken. Ik doe pogingen - en gelukkig niet
2
Fascinerend Oomen stelde onlangs een boek samen over de vrije wil, in het licht van de hersenwetenschappen: Vrije wil – een hersenkronkel? Het boek behoort tot een genre dat prominent aanwezig is in de boekhandel, met als grote blikvangers de bestsellers van Dick Swaab en Victor Lamme. De markt voor deze boeken is de laatste vijf jaar verveelvoudigd. Waarom eigenlijk kopen zoveel mensen vandaag boeken over onze hersenen? “Het komt erg dichtbij jezelf”, zegt Oomen. “Sinds onderzoekers met behulp van verschillende scantechnieken een beeld kunnen krijgen van de activiteit van levende hersenen, kun je als het ware rechtstreeks zien wat zich afspeelt in je hersenen. Bijvoorbeeld als je emoties ervaart of je beweegt. Op die manier in je eigen brein kijken is natuurlijk heel fascinerend.” Maar de fascinatie van het grote publiek kan niet verhullen dat er nogal eens te simpele conclusies worden getrokken. In gesprek met Palmyre Oomen zijn de conclusies van sommige hersenwetenschappers in een ommezien niet meer zo hard. Bij ‘vrije wil’, betoogt zij, gaat het helemaal niet om totale onafhankelijkheid – die zou maar leiden tot bizarre taferelen. Nee, bij ‘vrije wil’ gaat het vooral om ‘eigenheid’ of ‘zelfbeschik-
Tjerk de Reus is journalist en auteur, gespecialiseerd in theologie en letteren. Website: www.tjerkdereus.nl.
wil stoppen met roken zal kunnen beamen dat dat verre van eenvoudig is. Vrije wil is dan ook niet iets dat je zomaar ‘hebt’!” Snackbar “Vrijheid van willen is in de denktraditie vooral begrepen als vast kunnen houden aan wat je écht wilt: dat je niet door stoorzenders of door dwang van je diepere commitment afgehouden wordt. Die visie wordt weinig of niet in de wielen gereden als er sprake zou zijn van gedetermineerde hersenactiviteit. Neem als voorbeeld dat je door de stad loopt. Het loopt al tegen etenstijd, en door de lucht die in je neus kringelt bij het passeren van een snackbar krijg je een sterk verlangen om een zak patat te kopen. Maar naast dit directe verlangen, is er ook het diepere commitment: bijvoorbeeld voor een gezonde levensstijl. Daar past die vette hap niet bij. Je hebt enkel dàn een ‘vrije wil’, als je wat je concreet wilt en gaat doen weet af te stemmen op wat je écht wilt. Dus als je, in dit voorbeeld, in staat bent om de patat te negeren ten gunste van een gezondere voeding. Die diepe eigen wil kan eventueel volledig gedetermineerd zijn maar ook dan is het, hier en nu, datgene wat jíj echt wilt. En als je jouw tot daden voerende wil daaraan weet aan te passen, is op dat punt je wil vrij.”
Vrije wil is niet iets dat je zomaar ‘hebt’ king’: kan ik zijn wie ik echt zelf wil zijn? kan ik handelen zoals ik echt wil handelen? “Wil er van vrije wil sprake zijn”, zo verduidelijkt ze, “dan moet het je dus allereerst kunnen schélen wat je wilt doen of niet wilt doen, en moet je vervolgens in staat zijn om datgene te doen wat je écht wilt doen, en te laten wat daarmee in strijd is. Iedere roker die eigenlijk
Palmyre Oomen (red.), Vrije wil – een hersenkronkel? Wetenschappers en filosofen over een fascinerende vraag, Klement, Zoetermeer, € 24,50. Dit is een verkorte versie van een artikel dat op 31 augustus 2013 verscheen in het Friesch Dagblad.
actueel Symposium Utrecht
Afscheidsgroet aan Stefan Waanders Onder grote publieke belangstelling nam Stichting Thomas More op 11 december afscheid van voormalig directeur Stefan Waanders. In een volle aula van de Universiteit Utrecht reflecteerden de sprekers Ernst Hirsch Ballin, Ciano Aydin, Marius Buiting en benedictijn Benoît Standaert (zie ook blz.10) op het thema ‘Tekenen van de Tijd, Christelijk leven na het Tweede Vaticaans Concilie’. Waanders werd
daarnaast nog toegesproken door voormalig bisschoppelijk referent mgr. Ad van Luyn, waarnemend voorzitter Maarten van den Oord en diverse (oud-)scholars van de stichting. Eén van hen, schrijfster Beitske Bouwman, eerde hem met een gedicht (zie kader).
Stil waait de wind Stil waait de wind brengt lucht in beweging laat adem ontstaan brengt een bos tot leven dat haar takken wuift Stil waait de wind laat woorden vrij ontvouwt zich in leven en ziet schittering in al wat is Stil waait de wind het leven nog wat verder blaast hier en daar wat blad rust in het er zijn in de veelkleurigheid van licht Beitske Bouwman, december 2013
Van linksbovenaan, met de klok mee: Stefan Waanders en zijn gezin; Stefan Waanders en Beitske Bouwman; dagvoorzitter Jozef Wissink begroet genodigden van religieuze ordes; Stefan Waanders met echtgenote. Foto’s: William Moore. Voor een uitgebreidere foto-impressie zie: www.thomasmore.nl/fotoreportage-afscheid-stefan-waanders/.
3
ao b c te u kee nl
Wetenschappers: pioniers van nieuwe religies Hebben de moderne wetenschappen de religie inderdaad gemarginaliseerd? Op die veelgehoorde stelling valt veel af te dingen, schrijft Kocku von Stuckrad. Het waren juist wetenschappers die in de vorige eeuw nieuwe vormen van religiositeit propageerden. Het is een bekend verhaal: toen het verlichtingsdenken in de achttiende eeuw de rede als de enige maatstaf voor betrouwbare kennis beschouwde, werd een proces in gang gezet dat de ‘moderne’ wereld heeft doen ontstaan. Religie zou daarin een nogal ondergeschikte rol spelen of zelfs helemaal verdwijnen. Recentelijk is deze zogenoemde ‘secularisatiethese’ onder druk komen te staan. Vandaag de dag speelt religie nog steeds een belangrijke rol. Wetenschappers als Talal Asad en Charles Taylor stellen dat ‘het seculiere’ alleen kan bestaan als ook ‘het religieuze’ wordt gedefinieerd. ‘Secularisatie’ betekent dan eigenlijk de transformatie en niet het verdwijnen van religie. Dit is een goed uitgangspunt voor een nieuwe interpretatie van de rol van religie in de hedendaagse samenleving. Maar hoe gaat dit proces dan precies in zijn werk? Hier is nog weinig over bekend. In mijn nieuwe boek met als titel The Scientification of Religion: An Historical Study of Discursive Change, 1800-2000 (Berlin & Boston: De Gruyter 2014) probeer ik erachter te komen hoe we de blijvende invloed van religie in Europa kunnen verklaren. Ik ga nog een stap verder en stel dat het juist de seculiere context is die nieuwe vormen van religie heeft voortgebracht. Het secularisme als religieus productieve kracht dus. Hoe kan dat? Pioniers Uit mijn onderzoek blijkt dat de periode tussen rond 1870 en 1930 een belangrijke rol heeft gespeeld bij wat ik de scientification, oftewel de ‘verwetenschappelijking’ van religie noem. In de tweede helft van de negentiende eeuw zijn veel nieuwe disciplines ontstaan, die vervolgens als universitaire vakken een vaste plek in de institutionele organisatie van kennis hebben gekregen. Denk aan vergelijkende godsdienstwetenschap, indologie, antropologie, volkenkunde, psychologie, iets later ook de sociologie. Al deze disciplines hebben religie als een belangrijk onderwerp. Het gaat uiteindelijk om een proces van professionalisering van kennis over religie, omdat de bestudering van religie nu in een niet-confessionele of seculiere context terecht is gekomen en niet meer het monopolie was van de (christelijke) theologie. Rond 1900 hebben wetenschappers theorieën over religie ontwikkeld die vervolgens door veel mensen buiten academische kringen werden opgepikt. Deze wetenschappers zijn de pioniers van nieuwe religies in de
4
Prof.dr. Kocku von Stuckrad is hoogleraar religiewetenschap en decaan van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen.
twintigste eeuw. De term ‘joodse mystiek’ bijvoorbeeld werd door de wetenschapper Gershom Scholem geïntroduceerd als een programmatisch concept dat de ‘ware kern’ van het jodendom en de zionistische vernieuwing in de mystieke ervaring van het goddelijke projecteert. Vandaag de dag is Kabbalah een globaal verschijnsel dat zich niet beperkt tot joodse aanhangers. Of denk aan het idee dat er een ‘Grote Godin’ is die sinds de oudheid continu vereerd werd in Europa, al dan niet in het geheim omdat de katholieke kerk dit als ketterij beschouwde. Rond 1900 hebben vooraanstaande wetenschappers dit idee gepopulariseerd en gesteld dat de heksenvervolging een bewijs is voor het bestaan van deze godinverering. Een ander ‘bewijs’ was onderzoek naar religieuze praktijken van heksen in Italië rond 1900; deze heksen zouden dezelfde rituelen en liturgieën gebruiken als de oude Romeinse Dianaculten. De huidige heksenbeweging, met Wicca als de grootste vereniging, was ondenkbaar geweest zonder deze wetenschappelijke, ‘seculiere’ theorieën. Natuurverering Je kunt de ‘verwetenschappelijking’ van religie ook vanuit een ander perspectief analyseren, namelijk de natuurwetenschappelijke kant. In mijn boek ga ik na hoe onderdelen van een religieuze traditie – ik noem dit een religieus ‘discours’ – nieuwe vormen krijgen in natuurwetenschappelijke context. Een voorbeeld hiervan is het ‘monisme’ dat vooral door Ernst Haeckel en Wilhelm Ostwald, allebei winnaars van de Nobelprijs, aan het begin van de twintigFoto: Dedda71/Wikimedia Commons ste eeuw gepropageerd werd. Haeckel keert zich radicaal af van het christendom of andere theïstische religies en schuift de verering van de natuur naar voren als de enige religie die compatibel is met een strikt empirische en seculiere wetenschap. Verering van de natuur werd in die tijd bijna iets van een ‘religie voor natuurwetenschappers’, met Albert Einstein als misschien bekendste vertegenwoordiger. Wetenschappers en filosofen waren op zoek naar de vereniging van geesteswetenschap en natuurwetenschap, van metafysica en rationaliteit, van religie en wetenschap. Ze schreven tevens voor een breed publiek, zodat hun ideeën in een algemeen discours terecht kwamen. Wat Bron Taylor dark green religion noemt, namelijk de verering van ‘Gaia’ en de natuur als een enorm invloedrijk globaal verschijnsel, heeft zijn oorsprong in de periode rond 1900.
actueel
Fotoverslag Romereis online Onderdeel van het nieuwe beurzenprogramma van Stichting Thomas More is een studiereis naar Rome. In de Heilige Stad krijgen studenten het perspectief van de wereldkerk aangereikt. In januari 2014 vond de eerste Romereis plaats. De deelnemers bezochten plaatsen waar toeristen meestal niet komen: de Curia van de jezuïeten, de stamtafel van de beweging Sant’Egidio in de wijk Trastevere, en de kapel ‘Redemptoris Mater’ in het hart van het Vaticaan. Eén van de deelnemende studenten, Hannah Andringa, maakte een fotoreportage, die te zien is op www.thomasmore.nl/studiereis-naar-rome/.
Summerschool 2014: vriendschap Vriendschap is zonder twijfel één van de belangrijkste elementen van een gelukkig leven. Enerzijds lijkt vriendschap een alledaagse werkelijkheid: iedereen heeft immers vrienden; anderzijds blijkt zij vaak een opgave en een ideaal, dat maar zelden echt gerealiseerd wordt. Pascal kon daarom schrijven: “Als alle mensen wisten wat de een over de ander zegt, zouden er op de hele wereld nog geen vier vrienden zijn.” In de geschiedenis van het denken over vriendschap zijn de toon van lofrede en melancholische beschouwing vrijwel steeds met elkaar vermengd. Het lijkt alsof de realiteit van onze ervaringen met vriendschap over zichzelf heen verwijst naar een ideaal dat blijft uitdagen. Religieuze denkers hebben die verwijzing in verband gebracht met God, maar ook seculiere denkers erkennen de transcenderende kracht van de vriendschap. In de summerschool 2014 verkennen we met de hoogleraren Paul van Tongeren, Wim Kremer, Rudi te Velde, Wil Derkse en Edith Brugmans diverse duidingen die denkers door de eeuwen heen aan het fascinerende verschijnsel hebben gegeven. De summerschool wordt o.l.v. prof.dr. Paul van Tongeren gehouden van 30 juni t/m 4 juli te Utrecht. Ze staat open voor studenten (B3 en master) van alle universiteiten en studierichtingen, en voor belangstellende afgestudeerden. Geboden wordt een intellectueel uitdagend vijfdaags programma met hoorcolleges, tekstlezingen in kleinere groepen, en gedachtenwisselingen over de verbeelding van vriendschap en het vermoeden van transcendentie in film, poëzie en beeldende kunst. Voor meer informatie en aanmelding: www.thomasmore.nl/actueel/inschrijven/.
Marko Rupnik s.j. (3e van rechts) verzorgt een rondleiding in het Vaticaan.
Foto: H. Andringa
5
essay
Ruim baan voor flexibele kloostertijd Het kloosterleven is van oudsher een kwestie van alles of niets. In onze tijd van deeltijdbanen en flexibel werken kunnen echter nieuwe, veelbelovende vormen van monastiek leven ontstaan. Een pleidooi voor kloostertijd met een open einde. De tijd van het klooster lijkt voorbij. Gemeenschappen worden almaar kleiner, bijna niemand brengt het meer op om zich te committeren aan de afgesloten ruimte, het claustrum. Tegelijk lijkt voor anderen de tijd van het klooster ook gekomen. Onder studenten zijn kloosterweekenden populair, maar ook veel andere mensen zoeken en vinden er rust en inspiratie. Juist kloosters kunnen in onze samenleving plekken zijn die tijd geven, letterlijk en figuurlijk kloostertijd. Letterlijk biedt het klooster de mogelijkheid om er tijd in door te brengen. Het is echt een verblijf waar je tijd krijgt. Maar figuurlijk maakt het klooster dat mensen erbij stilstaan wat hun levenstijd is, wat ze met hun tijd willen en hoe ze deze willen besteden. Dat geldt voor degene die intreedt in de kerngemeenschap net zo als voor studenten die er een weekend of langer verblijven. Op het eerste gezicht maakt dat de situatie er niet gemakkelijker op. Wie hoort dan bij een gemeenschap en wie heeft er tijd voor? Kan het klooster een verblijf zijn voor al die verschillende mensen? Het kan in ieder geval voor attitude- en karaktervorming een belangrijke rol spelen.
Kloostertijd draag je altijd met je mee Er leeft bij veel mensen de behoefte om hun levenstijd zinvol vorm te geven. Daarvoor moet je soms tegen de stroom in zwemmen: verandering brengen in een soms hectische gang der dingen zodat je werkelijk aan de existentiële zoektocht toekomt waar het ook in kloosters om gaat. Want in een klooster komt ruimte vrij om de momenten te koesteren die er echt toe doen. Die momenten waar mensen iets van begeestering en bezieling zouden kunnen ervaren nemen ze anders vaak niet waar. Kloostertijd is broodnodig, in menig menselijk leerproces. Levenstijd Tot enkele decennia geleden was een keuze voor het kloosterleven volstrekt helder en
6
normaal: je begon aan een religieus leven, koos voor een bepaalde traditie. Dat was plausibel, en de maatschappelijke structuren boden daar een kader voor. Tegenwoordig is dit drastisch veranderd. De kaders zijn er niet meer: als je je ouders echt wil laten schrikken deel je ze mede dat je in een klooster intreedt. Maar het is ook een kwestie van de veranderde identiteit van mensen. Ook in de zoekers zelf, jonge mensen die hun weg trachten te vinden, is de eenduidigheid verdwenen. Op alle gebieden van het leven blijken definitieve, exclusieve keuzes niet populair te zijn. Wat dan te denken van de functie van kloosters voor de levenstijd? Het lijkt evident dat deze niet hetzelfde kan zijn als bij degenen die in het verleden intraden. Wie vandaag met een klooster in aanraking komt, brengt zichzelf mee. Dat hoeft niet slecht te zijn. Maar is dan alles louter vrijblijvend? Dat is het andere uiterste. Binnen hun kloostertijd zouden mensen balans kunnen zoeken tussen verschillende fragmenten van hun leven en dat ene ideaal, die ene zoektocht die je in het klooster met anderen kan delen. Daar tijd voor te maken is een uitdaging en een kans tegelijk, en een weekend is daarvoor vaak niet genoeg, alhoewel het een eyeopener kan zijn. In veel kloosters is het tegenwoordig ook mogelijk om een langere tijd mee te leven. Doel daarvan is echter vaak uitsluitend om erachter te komen of het klassieke kloosterleven wel of niet iets voor de bezoeker is. Hoe begrij-
Thomas Quartier (1972) doceert liturgische en rituele studies in Nijmegen en monastieke studies in Leuven en Rome. Hij is tevens verbonden aan het Titus Brandsma Instituut en is oblaat van de Willibrords abdij in Doetinchem.
pelijk ook, deze manier van denken werpt soms een onnodige drempel op. Sommige mensen die vol enthousiasme intreden verlaten het klooster na een tijd weer, vaak ook nog eens met het gevoel mislukt te zijn. Anderen zien uit vrees te mislukken liever van het experiment af. Dat is jammer voor de kloosterlijke gemeenschappen, maar het is vooral jammer voor de levenstijd van de zoekers. Zou kloostertijd idealiter niet een flexibele periode kunnen zijn die je voor altijd met je meedraagt, welke kant je leven ook uit gaat? Wanneer mensen
bijvoorbeeld de mogelijkheid krijgen één of twee jaar met een open einde in een kloostergemeenschap mee te leven, zou iedereen daarvan kunnen profiteren. Parttime engagement Als iemand zich door een spiritualiteit en een gemeenschap aangetrokken voelt, dan is het klassieke model: alles of niets. Je leidt een religieus leven, volgt de evangelische raden van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede of je hoort er niet bij. Daar heb je per definitie een ‘fulltime baan’ aan. Maar tegelijk zien we in de laatste decennia pogingen ontstaan om een soort vita mixta tot stand te brengen. Mensen willen best een deel van hun tijd tot kloostertijd maken, maar hebben daarnaast ook gewoon hun baan, hun sociale leven. Ze staan voor de uitdaging van een goede tijdverdeling. Deze uitdaging is in de huidige samenleving van deeltijdbanen en flexibele werkuren heel herkenbaar. Concreet betekent dit dat kloosters, naast afgebakende momen-
ten met een open einde, ook een parttime engagement mogelijk zouden kunnen maken. Betekent dat dan dat iedereen kan komen en gaan wanneer hij of zij wil? Dat zou weer het andere uiterste zijn. Natuurlijk moet er een herkenbaar en betrouwbaar engagement zijn, wil een kloostergemeenschap verrijkt en versterkt worden door mensen die hun tijd verdelen. Maar al te vaak blijft voor laatstgenoemden alleen maar een rol als vrijwilliger die per definitie aan de buitenkant staat. Dat kan frustrerend zijn en past soms niet bij de context waarin we tegenwoordig leven. Het bieden van ruimte aan mensen die structureel een deel van hun tijd in het klooster willen doorbrengen, een paar dagen per week of per maand, zou een verrijking kunnen zijn voor het leven en de continuïteit binnen de muren.
Het profetische appèl van kloosters klinkt luider dan ooit Sommige ‘deeltijders’ zullen trouwens volgens de evangelische raden leven, anderen op het eerste gezicht niet. Maar juist de nadruk die sinds het Tweede Vaticaans Concilie (Pefectae Caritatis) op een creatieve herontdekking van deze deugden wordt gelegd, geeft positief te denken. Kan gehoorzaamheid in de zin van verantwoordelijkheid niet voor iedereen heilzaam zijn? Kan kuisheid in de zin van zedelijkheid niet iedereen verrijken? En kan armoede in de zin van een bewuste omgang met goederen niet de hele samenleving wakker schudden? Karaktervorming Kloosters hebben wel degelijk een functie in de samenleving, hun tijd
kan komen. Alleen is het daarvoor van belang ruimte aan innovatieve en flexibele kloostertijd te geven. Als dat niet gebeurt, kan de tijd van de kloosters soms ook voorbij zijn. Want wat missen we niet allemaal, als engagement alleen maar op één manier mogelijk is? Het profetische appèl van de kloosters klinkt vandaag luider dan ooit. Om dit waar te kunnen maken, zouden twee dingen behulpzaam kunnen zijn. Ten eerste zou een kloostergemeenschap zich af kunnen vragen welke momenten zij zou kunnen aanbieden en welke tijdverdeling zij zou kunnen ondersteunen zonder de eigen identiteit op te geven. Maar een klooster kan nooit op zichzelf staan, zeker niet als het om jonge mensen gaat. Er zijn, ten tweede, ook structuren buiten het klooster nodig. Kloostertijd in de breedte is zinvol. Dat zijn de weekenden waardoor mensen een kijkje kunnen nemen - weekenden die op veel plaatsen al worden aangeboden. Daarnaast, en dan begint pas de echte kloostertijd, is ook quality time in opleidingsprogramma’s vereist. Opleidingsinstanties kunnen bijvoorbeeld paden uitstippelen die jonge mensen helpen om naar de kloostertijd toe te groeien. Door aanspreekpartners met jonge mensen in contact te brengen, door impulsen te geven en echt attitudeonderwijs te faciliteren. Daar ligt allicht een belangrijke taak voor Stichting Thomas More, naast andere instituties uiteraard. Het gaat daarbij niet om de grote aantallen, maar om hen die hun karakter willen vormen en daarbij gaandeweg kenbaar maken, een periode kloostertijd wel te zien zitten. Het zal niet meteen stormlopen, maar toch zou dit één van de belangrijkste bijdragen van kloosters in de huidige samenleving kunnen zijn. Kloostertijd is in de geschiedenis vaak heilzaam voor velen geweest. Wie weet wat er ook vandaag de dag uit voort kan komen.
Ontmoetingsdag ordes en congregaties 2014: Kloostertijd Op woensdag 4 juni organiseert Stichting Thomas More de jaarlijkse ontmoetingsdag voor ordes en congregaties. De locatie van deze bijeenkomst is dit jaar het ontmoetingscentrum St. Joseph op het Glorieuxpark in Eindhoven, de oorspronkelijke woonplaats van de zusters van Barmhartigheid van Ronse en inmiddels van de Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes. (Zie ook p. 9.) Het programma van deze dag is gewijd aan het thema ‘kloostertijd’. Sprekers over dit onderwerp zijn Thomas Quartier, Esther van de Vate o.carm. en Ed Smolders, bestuurder van Erfgoed Glorieux. Aansluitend op zijn lezing verzorgt dhr. Smolders een rondleiding over het Glorieuxpark. Het programma begint om 12.00 uur met een lunch en eindigt om 17.00 uur. Leden van ordes en congregaties ontvangen persoonlijk een uitnodiging. Aanmelden voor deze middag kan tot woensdag 29 mei via
[email protected]. Illustratie: Len Munnik
7
herontdekkingen
Profetische woorden over de crisis In de nieuwe rubriek ‘Herontdekkingen’ stoft More oude boeken af, die het herlezen waard zijn. Econoom Roy Zagers bijt het spits af met Capitalisme contre capitalisme van Michel Albert. “Wij Europeanen worden, meer dan wie ook ter wereld, geconfronteerd met de vraag welke offers we willen brengen voor wat we willen bereiken. De Europese gemeenschap is de arena waarin het conflict tussen verschillende vormen van kapitalisme wordt uitgevochten.” Deze indringende uitspraak zou vandaag opgeschreven kunnen zijn. Ze sluit naadloos aan bij de Europese bankencrisis en ons naarstig zoeken naar oplossingen, waarbij staten vaak lijnrecht tegenover de vrije markt worden geplaatst. Toch schreef de econoom Michel Albert deze zin reeds vijftien jaar vóór het uitbreken van de crisis op in zijn baanbrekende boek Capitalisme contre capitalisme (1993).
Roy Zagers studeerde in 2012 af aan de Universiteit van Tilburg als econoom, en volgde daarna een jaar filosofie in Leuven met een beurs van Stichting Thomas More.
Herwaardering Twee decennia later kunnen we Alberts voorspellingen controleren. Het faillissement van de bankensector vond in 2008 inderdaad plaats, en banken werden zoals voorspeld met overheidsgeld overeind gehouden. Dit gebeurde echter niet alleen in de VS, maar óók in de Europese financiële sector die naar Angelsaksisch model was gedereguleerd. De sociale ongelijkheid is daarnaast eveneens toegenomen – met name in de VS. Net als het aantal onverzekerde Amerikanen. In januari kondigde president Obama een nieuw offensief tegen de inkomensongelijkheid aan, waarbij hij bijval kreeg van het voorheen zo neoliberale World Economic Al in 1993 voorzag Albert de Forum. Het failliet van de Amerikaanse Voorspellingen bankencrisis en het verdwijnen maakindustrie bleek in 2009, toen de autofaAlberts profetische woorden verdienen het brikant General Motors met overheidssteun van de middenklasse herlezen te worden. Ze hebben niets aan werd gered van de ondergang. actualiteitswaarde ingeboet. In zijn boek laat De interne Europese markt is vanaf de hij zien dat de neoliberaal gekleurde politiek van Reagan en Thatcher jaren negentig volgens Albert op Angelsaksische leest geschoeid. Om te vanaf de jaren tachtig de boventoon ging voeren. Dit leidde – versneld voorkomen dat Europa verder door de aantoonbare tekortkomingen van door de val van het communisme – tot een kapitalisme waarbij privahet Angelsaksische kapitalisme wordt aangetast, bepleit Albert een tiseringen, financiële markten en kortetermijndenken richtinggevend herwaardering van het Rijnlandse kapitalisme. Juist door de mens als werden. Ook op het Europese continent raakten velen overtuigd van doel te nemen in plaats van de winst genereert het Rijnlandse model op de vermeende economische baten van dit Angelsaksische kapitalisme. lange termijn meer groei dan haar Angelsaksische equivalent. Het op het continent vertrouwde ‘Rijnlandse’ kapitalisme werd daarDeze herwaardering komt in de praktijk neer op het terugdrindoor meer en meer beschouwd als ouderwets. Gevolg was een verongen van financiële markten die speculatie op korte termijn bevordeachtzaming van de eigen wortels, waarmee woorden als ‘stabiliteit’, ren ten koste van reële economische groei op lange termijn. Albert ‘gemeenschap’, ‘overleg’, ‘overheid’ en ‘langetermijnvisie’ op een ziet hierin een cruciale rol weggelegd voor de Europese Unie. zijspoor kwamen te staan. Natiestaten zijn in een globaliserende economie te klein om het Onterecht, zei Albert al in 1993. Hij wees daarbij op drie problemen Angelsaksische kapitalisme te temmen. Om te voorkomen dat de die de Amerikaanse economie in de jaren tachtig had ontwikkeld en de gemeenschappelijke Europese markt zich nog verder in gevolgen daarvan. De focus op de korte termijn en op individueel succes Angelsaksische richting ontwikkelt moet de Europese Unie zich hadden volgens hem geleid tot het maken van schulden, enorme sociale gaan ontwikkelen in de richting van een politieke unie die ook belasongelijkheid en de teloorgang van de maakindustrie. tingen kan heffen om de sociale gevolgen van een efficiënte Europese Ten aanzien van deze problemen deed Albert markt te kunnen opvangen. Verder bepleit Albert een financieelde volgende voorspellingen. Overkreditering economische structuur, die aandeelhouders aanzet tot langetermijnzou volgens hem leiden tot een faillissedenken, door loyale aandeelhouders ment van de bankensector. Een sector fiscaal te belonen. Ook moeten die – ironisch genoeg – met overaandeelhouders en management heidsingrijpen zou moeten worden aandacht hebben voor de andere opgelost. De sociale ongelijkheid stakeholders. zou daarnaast leiden tot het Het zijn woorden die verdwijnen van de middenAlbert meer dan twintig jaar klasse, waarbij veel geleden opschreef, en toch als Amerikanen door het leven nieuw klinken. Capitalisme zouden moeten als contre capitalisme is het waard werkende armen omdat een om herlezen te worden, gezinsinkomen niet toereikend meer bijvoorbeeld in de Engelse zou zijn. Het wegbezuinigen van sociale voorzievertaling (Capitalism ningen zou de positie van de zwakkeren in de samenleagainst capitalism) die ving verder ondermijnen. Het verdwijnen van de maakindustrie makkelijk verkrijgbaar zou daarnaast leiden tot het wegkwijnen van de middenklasse. is.
8
netwerk Erfgoed Glorieux start woongroep voor jonge vrouwen
Gezocht: moderne kloosterlingen Op het Glorieuxpark in Eindhoven start een bijzonder experiment: zeven jonge, idealistische vrouwen krijgen de gelegenheid om tijdelijk te leven en werken in de geest van de oorspronkelijke bewoners: de Zusters van Barmhartigheid. Bestuurder Ed Smolders: “Wij zijn niet alleen de materiële, maar ook de immateriële erfgenamen van hun werk.”
Huize De Burgh, hoofdgebouw Glorieuxpark
Ed Smolders is een praktisch man. Nuchter. Hij werd in 2008 ook aangetrokken om een praktisch doel te verwezenlijken: nieuwe gebouwen neerzetten voor bewonersgroepen in het sprookjesachtige Glorieuxpark in Eindhoven, om de zorg te organiseren. Een taak waar hij, met zijn achtergrond in de logistiek van de gezondheidszorg, wel raad mee wist. Maar, zo vertelt Smolders in zijn kantoor in de monumentale Burgh, hij realiseerde zich gaandeweg dat zijn taak méér behelsde dan praktische organisatiekwesties. Lachend: “Ik ben inmiddels wat minder nuchter dan toen ik hier binnenkwam.” Erfgenaam Smolders (1955), bestuurder van Erfgoed Glorieux, raakte danig onder de indruk van het werk van de Zusters van Barmhartigheid, voor wie hij kwam te werken. Ook zij zijn altijd doeners geweest, nuchter en praktisch. Maar vanuit een duidelijk idealistische drijfveer. De congregatie was medio negentiende eeuw in het leven geroepen door Stefaan Glorieux, een jonge Belgische priester in de uiterst armoedige textielstad Ronse. Vanuit hun zorg voor de allerarmsten ontwikkelden zich gaandeweg drie hoofdactiviteiten van de Zusters van Barmhartigheid: ouderenzorg, psychiatrie en onderwijs. Smolders: “Halverwege de vorige eeuw zijn die taken door de overheid overgenomen. Wat deze zusters sindsdien nog rest, is een overwegend contemplatief leven. Uiteindelijk zal deze groep religieuzen verdwijnen, dat is al aan het gebeuren. De zusters zijn gemiddeld 84, de laatste is in 1965 ingetreden. Ik besefte daarom: mijn werk gaat niet alleen over centen beheren
en verzorgingshuizen bouwen. Je neemt veel meer over. We komen in hun positie. Wij zijn de directe erfgenaam. Niet alleen de materiële erfgenaam, maar ook de immateriële.” Gedreven door dezelfde idealen, zet de Kerkelijke Instelling Erfgoed Glorieux zich daarom in op alle drie de terreinen waar de zusters actief waren. “Ouderenzorg doen we zelf, hier op het Glorieuxpark. We bieden zorg en onderdak aan de Zusters van Barmhartigheid, de eveneens door Glorieux gestichte Broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, maar ook aan andere, in principe alleenstaande ouderen – denk aan weduwen, aan priesters emeriti. In de lijn van de psychiatrie bieden we ook onderdak aan mensen met een verstandelijke beperking. Maar we hoeven niet alles zelf te doen, dat kan ook niet. We ondersteunen daarom een aantal andere instellingen die zich hiermee bezig houden, door financiële bijdragen of door onroerend goed voor een nette prijs ter beschikking te stellen. De inzet voor het onderwijs vertaalt zich eveneens op verschillende manieren, onder meer in onze structurele steun aan Stichting Thomas More. Als ik de lijn van het werk van de zusters doortrek, lijkt mij dat niet meer dan logisch.”
dan snel carrière maken en geld verdienen. Ze krijgen hier dan een eigen kamer, en daarnaast leveren zij een bijdrage aan onze missie. Dat kan direct gericht zijn op de bewoners, in de zin van: ik ga met zuster Annie naar de stad, of ik lees de krant voor. Maar ik hoop ook dat sommigen willen meedenken over de ontwikkeling van de zorg. Hoe kunnen we vernieuwende concepten opzetten om dit te blijven doen? Zo kan ieder vanuit haar eigen talenten en idealen iets bijdragen. Op vrijwillige basis, dus naast het werk of de studie, als een soort moderne kloosterlingen zonder eeuwige gelofte. Ze moeten gezamenlijk hun eigen leefregel opstellen. En we vragen wel een commitment voor een bepaalde tijd, bijvoorbeeld een jaar. Daarna kijken we hoe het verder gaat, of er bijvoorbeeld een vaste baan uit voort kan komen. Op deze manier geven we een nieuwe, eigentijdse draai aan het kloosterleven. Ik denk niet, dat de zusters het voor mogelijk hielden!” Anton de Wit
Belangstelling? Voel jij je geroepen of uitgedaagd om aan dit woongroepexperiment deel te nemen? Stuur dan een reac-
Woonexperiment Waar veel ordes en congregaties bezig zijn het licht uit te doen, is de religieuze beweging die Stefaan Glorieux ooit op gang bracht dus voornemens het licht tot in lengte van dagen te laten branden. “Wij willen het ook een levende gemeenschap houden”, voegt Smolders daar aan toe. “Een terrein met alleen maar oude mensen is daarom niet goed.” Erfgoed Glorieux realiseert momenteel vier groepswoningen – volledig energieneutraal, want duurzaamheid is ook een speerpunt in alle projecten – waarvan er één gereserveerd wordt voor een bijzonder woonexperiment, dat in september van start moet gaan. “Wij zijn op zoek naar zeven jonge vrouwen van hooguit 50 jaar, die vanuit hun eigen maatschappelijke betrokkenheid in een nieuw model een beetje hetzelfde gaan doen als de zusters vroeger deden. Verstandige vrouwen, die ergens over nadenken, die iets willen maken van hun leven, maar weten dat er meer bestaat
tie met motivatie naar het bestuurssecretariaat van Erfgoed Glorieux, via
[email protected]. Meer informatie: tel. 040 - 294 75 38 of www.glorieuxpark.nl.
Ed Smolders (r.) met een potentiële bewoner en de architect van de nieuwbouw.
9
ae b c et lude m e le d i t a t i e
Stralen van onstuitbaar licht Een icoon is een spiegelbeeld van de ziel, zo vertelde benedictijn Benoît Standaert op het afscheidssymposium van Stefan Waanders (zie ook p. 3). Een fragment uit zijn overweging. In de Kluis waar ik vaak verblijf, staat tegenover mij dit 17e-eeuwse Russische icoon van de Transfiguratie. Een icoon is als een mandala en een mandala is als een spiegelbeeld van de ziel. Alle stadia van wat een ziel door te maken heeft, vind je terug in één synthetisch beeld. Als we blijven
10
kijken vinden we onszelf terug, als individu, als gemeenschap, als cultuur. Waar staan we? Rechtsonder een figuur die we zelf ooit waren, en steeds zijn als we beginnen of herbeginnen. In foetushouding, geen zicht, geen woord: hand voor ogen en mond.
Benoît Standaert OSB is benedictijn van de Sint-Andriesabdij in Zevenkerken-Brugge, en auteur van onder meer De Jezusruimte.
Onmondig en onbekwaam op te kijken naar het ware licht. De tweede figuur wroet zich kruipend door het bestaan, graaft zich een weg, als door een tunnel, haast zich, bezige bij, op handen en voeten, maar met de rug naar het licht, en het hoofd zwaar, denkend maar zonder iets te overzien tenzij de onmiddellijke volgende stap. Samen drukken ze de twee polen van een eerste vorm van bestaan uit: zeer actief en zeer passief, maar puur gedreven door het voortbestaan. Ze zijn met de aarde verbonden, bijna aan de aarde gebonden… Vermoeden ze iets van het Andere? En zo komen we bij de derde figuur, die zich opricht en zich ook omdraait, al blijft hij geknield aan die aardse aarde trouw. Hij kijkt in de goede richting, hij stelt het gebaar van de redenaar: hij spreekt, is mondig, overziet ook waar het naartoe zou kunnen gaan, hij kijkt van ver toe… Maar hij is er niet, bij lange nog niet. Hij is gescheiden van het grote Licht. Die bevreemdende, kale bergwand met enkel kloven, zelfs geen pad. Zo naderen we het geheime centrum van die indrukwekkende cirkel die in feite doorbroken wordt, wel tien keren, dus langs alle kanten, met stralen die verder reiken. De donkere cirkel is doorzeefd met stralen van onstuitbaar licht. Let op de ene verticale straal, één in oorsprong, drie in zijn manifestatie. De centrale figuur valt samen met die straal, die wit is en groen, en donker in zijn kern. Groen is de kleur van het goddelijke… Rood is de kleur van de liefde, in zes richtingen, overwegend horizontaal. Ook in die straal is er diepte, een witte rand en een steeds donkerder rood aan de binnenkant… Waar moet het naartoe? Naar die laatste centrale witte figuur: tenger en sterk, broos en vrij, naderend en overmenselijk. Ontwapenend nabij. Ligt daar niet onze toekomst?
in memoriam Prof. dr. Bert Blans (1947-2014)
Een bedachtzaam denker in de lijn van Augustinus Op 11 januari 2014 overleed prof. dr. Bert Blans. Hij was nog maar kort met emeritaat, na van 1990 tot en met 2012 vanwege Stichting Thomas More (voorheen de Radboudstichting) als bijzonder hoogleraar aan de Wageningen Universiteit verbonden te zijn geweest. Bert Blans (1947-2014) studeerde theologie bij de Augustijnen te Nijmegen en Eindhoven. De augustijnse spiritualiteit bleef zijn leven lang een bron van inspiratie die hij graag met anderen deelde, in het bijzonder ook met studenten. Van 1969 tot 1972 studeerde Bert Blans filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte te Leuven, waar hij in 1975 bij prof. IJsseling zou promoveren op een proefschrift over ‘de taal in de filosofie van Schelling’. In 1973 werd hij docent aan de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht. Als geboren docent verzorgde hij in de loop der jaren naast zijn werkzaamheden aan de Utrechtse hogeschool talloze cursussen, onder meer voor verpleegkundigen en godsdienstleraren. In 1990 volgde de roep naar Wageningen: vanwege de toenmalige Radboudstichting werd dr. Blans er bijzonder hoogleraar wijsbegeerte. Hij genoot als docent grote populariteit in Wageningen en trok met zijn inleidingen in de filosofie steevast veel studenten. Ook het College van Bestuur van de universiteit roemde zijn verdiensten en kende hem op basis van evaluaties van studenten het zeldzame predicaat van ‘excellent docent’ toe. In al zijn bescheidenheid verklaarde Blans die Bert Blans bij zijn afscheid in 2012, met zijn karakteristieke gulle lach. Foto: Arnaud Mooij populariteit zelf door de “andere manier van denken” die zijn vakgebied bood. De belangstelling voor filosofie aan deze in natuur en techniek uitblinkende More, gewijd aan Augustinus en ‘de ontdekking van het innerlijk’, in universiteit is daarom ook opvallend groot, zo zei hij in een interview de zomer van 2011. met deze nieuwsbrief (nr. 79, feb. 2009). “De studenten hier hebben In oktober 2012 werd Blans gehuldigd met een inhoudelijk rijk een heel diverse achtergrond – van celbiologen tot landschapsarchitecafscheidssymposium in aanwezigheid van collega’s, studenten, vrienten. Zij waarderen het bredere perspectief dat de filosofie hen biedt. den en familie. Drs. Ada van der Velden van de Faculteit Katholieke Dus dat ze naast het tellen van fruitvliegjes ook nog bezig kunnen zijn Theologie roemde zijn menselijkheid. Prof.dr. Michiel Korthals van met de grote denkers en grote vragen van onze geschiedenis.” Wageningen vulde aan dat zijn standvastig en gedreven collegegeven bij studenten ongelofelijk veel teweeg bracht. Ook sprak Korthals over Aandacht het bewonderenswaardige gevecht tegen zijn ziekte, waar Blans In zijn oratie ‘De natuur van de aandacht’ wees prof. dr. Blans zijn enorme spirituele kracht uit ontwikkeld had. De strijd tegen deze Wagenings gehoor op het belang van de contemplatieve geesteshouziekte verloor Bert Blans op zaterdagmorgen 11 januari 2014, in het ding; op de noodzaak van rust, ontvankelijkheid, aandacht. “Ik begin bijzijn van zijn naaste familie, 66 jaar oud. dus met aandacht te vragen voor de aandacht”, zo zei hij, om dit uit te werken aan de hand van vele literaire, filosofische en religieuze auteurs. Wij herinneren ons prof. dr. Bert Blans als een bedachtzaam, In later jaren hield prof. Blans studenten nadrukkelijk het belang pedagogisch zeer begaafd filosoof: een man die de grote op van gebed en meditatie voor. Hij wilde bij jongeren een weg openen Augustinus stoelende traditie op overtuigende en inspirerende wijze niet alleen naar de waarheid, maar nadrukkelijk ook naar hun eigen aan generaties studenten over wist te dragen. Stichting Thomas innerlijk. Passend genoeg verzorgde prof. Blans vlak voor zijn emeriMore is dankbaar dat hij vele jaren voor haar te Wageningen taat één van de meest geslaagde masterclasses van Stichting Thomas werkzaam wilde zijn.
11
brief uit new york
colofon More is een uitgave van Stichting Thomas More en wordt toegezonden aan donateurs en belangstellenden. Voor het aanvragen een gratis abonnement kunt u een bericht sturen naar het secretariaat;
[email protected].
Father Andrews boekenkast
Wilco Versteeg, oud-scholar van Stichting Thomas More, verblijft voor onderzoek in het buitenland en schrijft voor More over zijn bevindingen.
Stichting Thomas More, voorheen Radboudstichting, vormt een netwerk van op mens en maatschappij betrokken hoger opgeleiden: kritisch reflecterende mannen en vrouwen die boven de horizon van hun studie
440 Grand Street. Opgeslokt door sociale hoogbouw (‘the projects’) bevindt zich in de New Yorkse Lower East Side één van de eerste kerken in ‘the city of sin’ die gewijd is aan de Moeder Gods: St. Mary’s. Deze kerk in een bonte migrantenwijk is van oorsprong Iers. Maar wat is oorspronkelijk in een stad die zijn dynamiek ontleent aan creatieve destructie en heruitvinding? Ik ben te gast bij Father Andrew More O’Connor. Kortgeleden heeft hij het roer overgenomen. Dit is zijn eerste eigen parochie. Afkomstig uit The Mid-West, en een paar generaties her uit Ierland, is father Andrew een actieve aanwezigheid in New York. In elk stadsdeel lijkt hij een project te hebben. Zo kweekt hij kruiden die in The Bronx gebruikt worden voor het stoken van een plaatselijke whiskey, en probeert hij in een kledingproject authentieke kleding uit Guatemala zo aan te passen dat Amerikanen er meer in gaan zien dan een leuk souvenir. Father Andrew is kunstenaar, schrijver en literatuurkenner. ‘Work and serious play’, is zijn aan Sir Thomas More ontleende motto. St. Mary’s zit elke zondag drie keer vol voor de mis. De laat-19e-eeuwse kerk is van Behalve het geloof is er voor tot achter en van onder tot boven in St. Mary’s geen versierd met Noord- en Zuid-Amerikaanse gemeenschappelijke deler vlaggen, en sommige bezoekers dragen traditionele kleding. De priester preekt in het Engels en het Spaans. Op zijn uitspraken in het Spaans komt duidelijke reactie uit de kerk, variërend van diepe stilte tot stormachtige bijval. Opeens schiet mij een opmerking van Frans Kellendonk te binnen. In een interview in de jaren ‘80 zei hij over de multiculturele samenleving: “Een straat waar men op de ene hoek een katholieke kerk probeert te handhaven, op de andere een moskee en nog een hindoetempeltje ergens in het midden, is een straat waar binnen de kortste keren helemaal geen godsdienst en helemaal geen gemeenschap meer zullen zijn.” New York kent veel van dit soort straten. Zelfs binnen de gemeenschap van St. Mary’s is er behalve het geloof geen gemeenschappelijke deler in nationaliteit en politieke voorkeur aan te wijzen. Dit is New York, dit zijn de Verenigde Staten: dat absurde project dat je niet zou verzinnen als het niet al zou bestaan. Father Andrew staat in een puinhoop die iets moet worden. Hij richt ‘the rectory’ opnieuw in en heeft bij het wegbreken van wanden een oude bibliotheek teruggevonden. Van vloer tot plafond kwamen half lege stellages aan het licht. Hij gaat ze opnieuw vullen, met boeken die er volgens hem toe doen. Als afgestudeerd literatuurwetenschapper in de hermeneutische traditie, lijkt father Andrew zich bewust van de grote verantwoordelijkheid die op hem rust. En dan kijkt uit een fotolijstje aan de muur ook nog Ezra Pound mee, een dichter die wij beiden waarderen. Geconfronteerd met de fragmenten van wat eens een samenleving was, beschreef Pound de Westerse cultuur als “an old bitch gone in the teeth”. De besten van zijn generatie stierven volgens Pound voor niet meer dan “two gross of broken statues”, voor “a few thousand battered books”. Toch – zou dat genoeg kunnen zijn? Hier in de pastorie van St. Mary’s is een bibliotheek die met fragmenten uit onze cultuur gevuld wil worden. Father Andrew verzamelt fragmenten, hij zet enkele ervan in een teruggevonden kast, in de hoop en verwachting dat ze zijn gefragmenteerde gemeenschap zullen dienen. Op het einde van iedere mis klinkt God Bless America, uit volle borst gezongen. En waarom ook niet.
12
en beroep weten uit te stijgen. Zij zijn in staat om na te denken over het grotere geheel en hun plaats daarin. Zo kunnen zij in onze maatschappij het verschil maken: kunnen zij ‘More’ zijn. Velen in het netwerk weten zich gesteund door de rijke en veelkleurige katholieke traditie, die hen helpt bij het scherp stellen van de fundamentele vragen waarmee zij in hun persoonlijk, professioneel en maatschappelijk leven worden geconfronteerd. Stichting Thomas More heeft de ANBI-status, d.w.z. is een Algemeen Nut Beogende Instelling. Voor haar activiteiten is zij geheel afhankelijk van bijdragen
en
schenkingen
van
particulieren
en
organisaties. Ook u kunt ons helpen, op een voor u fiscaal aantrekkelijke manier. Kijk voor meer informatie op www.thomasmore.nl/uw-steun/. Adres
Walpoort 10, 5211 DK ’s-Hertogenbosch
Telefoon
073 - 657 90 17
Internetadres
www.thomasmore.nl
E-mail
[email protected]
Bankrekening
22.51.80.634, ten name van
Stichting Thomas More,
’s-Hertogenbosch
IBAN
NL18FVLB0225180634
BIC code
FVLBNL22
Redactieraad
Liesbeth Eugelink, Joan Hemels, Ben Spekman
Redactie
Joost van der Net, Anton de Wit (eindredacteur)
Dianne Dekker (redactieassistente)
Druk & lay-out
Drukkerij Dekkers van Gerwen,
’s-Hertogenbosch
ISSN 2210-7312