More
nr 95
Nieuwsbrief Stichting Thomas More
juni 2013
Thomas More Lecture, 20 september 2013
Hans Joas over mensenrechten De toonaangevende Duitse socioloog Hans Joas komt naar Nederland. Op 20 september zal hij in ’s-Hertogenbosch de Thomas More Lecture verzorgen. Er zijn op dit moment zeker drie buitenlandse denkers die in hun werken de katholieke traditie op plausibele wijze voor een breder publiek ontsluiten, ieder op hun eigen manier: de Canadees Charles Taylor (geb. 1931), de Fransman Jean-Luc Marion (geb. 1946) en de Duitser Hans Joas (geb. 1948). Met zijn 65 jaar heeft Hans Joas nog altijd een overweldigende intellectuele presentie. Eén van de spannendste aspecten in Joas’ denken is zijn poging om belangrijke waarden niet langer op eenzijdig rationeel-filosofische wijze te rechtvaardigen, maar ze te onderbouwen vanuit de historische en affectieve verankeringen die ze hebben in het leven van culturen en personen. Een concrete uitwerking van zijn kijk op het ontstaan van belangrijke waarden heeft Joas onlangs gegeven door een ‘nieuwe genealogie van de mensenrechten’ te schrijven; een boek dat op pagina 5 van deze nieuwsbrief wordt besproken.
Prof.dr. Hans Joas is een Duits socioloog met een bijzondere aandacht voor sociale filosofie en godsdienstsociologie. Momenteel is hij verbonden aan de universiteiten van Erfurt en Chicago, na eerder in onder meer Tübingen, Berlijn, Wenen, Uppsala en Toronto gedoceerd te hebben. Twee belangrijke boeken van zijn hand zijn Die Enstehung der Werte uit 1997 (ook in het Engels verkrijgbaar als The Genesis of Values) en Die Sakralität der Person. Eine neue Genealogie der Menschenrechte uit 2011 (Engels: The Sacredness of the Person. A New Genealogy of Human Rights).
Programma Vrijdag 20 september 2013 14.45 Ontvangst 15.00 Inleiding 15.15 Lezing door prof.dr. Hans Joas 16.00 Muzikaal intermezzo 16.30 Afsluiting 16.45 Receptie in de foyer Locatie Theater aan de Parade, Parade 23, ’s-Hertogenbosch. Een routebeschrijving vindt u op www.thomasmore.nl Aanmelden U kunt zich aanmelden via www.thomasmore.nl. De lezing kan kosteloos worden bijgewoond, maar let wel: toegang tot de zaal wordt alleen verleend op basis van een tevoren via www.thomasmore.nl aangevraagd plaatsbewijs. Donaties zijn welkom op bankrekeningnummer: 22.51.80.634 t.n.v. Stichting Thomas More.
Prof.dr. Hans Joas
In dit nummer Joas is van huis uit socioloog, en zijn strooptochten door geschiedenis en filosofie worden hem door de beoefenaars van deze vakken niet altijd in dank afgenomen. Door tegenspraak wordt Joas niet in de war gebracht - het maakt hem zo mogelijk nog scherper, nog gevatter in zijn toch al gepassioneerde betogen. Een gesprek met Joas, of een door hem verzorgde lezing, is dan ook een echte belevenis.
Nieuw beurzenprogramma
Opinie
pag 4
Koopman zonder dominee Essay
pag 6
Bewogen concilies Dubbelinterview
Het is Stichting Thomas More een eer en een genoegen, u te mogen uitnodigen voor de Thomas More Lecture die prof.dr. Hans Joas vrijdagmiddag 20 september zal uitspreken in het Theater aan de Parade te ’s-Hertogenbosch. Professor Joas zal in het Engels over het thema van de mensenrechten spreken. De lezing kan kosteloos worden bijgewoond, maar let wel: toegang tot de zaal wordt alleen verleend op basis van een tevoren via www.thomasmore.nl aangevraagd plaatsbewijs.
pag 3
Conversatie in kringverband
pag 10
Palmyre Oomen en Edith Brugmans Nieuws
pag 12
Afscheid Stefan Waanders En verder: Recensies
pag 5
Op locatie
pag 8
Agenda
pag 9
Column
pag 12
1
va n d e d i r e c t i e Beurzenprogramma ‘nieuwe stijl’
Conversatie in kringverband De situatie aan universiteiten verandert, en Stichting Thomas More verandert mee. Het beurzenprogramma heeft een grondige metamorfose ondergaan om nog beter aan te sluiten bij de behoeften van studenten en wetenschappers. Directeur Joost van der Net licht het nieuwe beleid toe. Het Tweede Vaticaans Concilie, zo stond te lezen in het vorige nummer van deze nieuwsbrief (More 94, p. 3), herstelde de katholieke traditie als een open gesprek dat de hele wereld in zich opnemen kan en wil. In dit licht begrijpt Stichting Thomas More zichzelf: als een netwerk van in de katholieke conversatie geëngageerde hoger opgeleiden. Het bestuur van de stichting heeft eind vorig jaar geoordeeld dat voor een effectief en bestendig engagement van zoveel mogelijk hoger opgeleiden in de katholieke conversatie, meerdere kringen nodig zijn: kringen van wetenschappers en van studenten aan de universiteiten, en kringen van reeds afgestudeerde hoger opgeleiden verspreid over het land. Wat dit laatste betreft: reeds afgestudeerde hoger opgeleiden zullen in de nabije toekomst in de gelegenheid worden gesteld om alle mogelijke vragen waarmee zij in hun persoonlijk, professioneel en maatschappelijk leven worden geconfronteerd met elkaar te bespreken, in aan ‘levensreflectie’ gewijde kringen. Meer over deze kringen voor levensreflectie leest u binnenkort op onze website, en in de eerstvolgende More. In dit nummer van onze nieuwsbrief mag ik u vertellen wat de omschakeling naar kringbeleid voor het beurzenprogramma van de stichting betekent.
Studiekringen Het beurzenprogramma zoals dat vijftien jaar heeft bestaan, stelde jonge mannen en vrouwen individueel in staat om na afsluiting van hun reguliere studie een jaar lang een studieprogramma in of de filosofie, of de theologie of de ethiek te volgen. Dit programma is stopgezet. Deze zomer ronden de laatste bursalen ‘oude stijl’ hun studie af. Een nieuw beurzenprogramma is inmiddels gestart, met pilots in Nijmegen en Utrecht. In dit nieuwe beurzenprogramma volgen bursalen niet individueel, maar in kringverband een studieprogramma, en dit niet pas na afsluiting van, maar al tijdens hun reguliere studie. In het nieuwe programma worden gemotiveerde studenten in de gelegenheid gesteld om hun blik te verbreden door colleges te volgen waarin afwisselend en filosofische, en theologische, en ethische thema’s worden uitgediept. Honoursprogramma’s Toen Stichting Thomas More vijftien jaar geleden het oude beurzenprogramma lanceerde, opereerde zij in zekere zin in een ‘gat in de markt’. De brede, vakoverschrijdende vorming die het programma bood,
Utrechtse studenten die zich als kring spontaan voor huiskamercolleges hebben gemeld.
2
Joost van der Net is directeur van Stichting Thomas More
Het nieuwe beurzen programma stelt studenten in de gelegenheid om in kring verband hun blik te verbreden was aan de Nederlandse universiteiten immers niet of nauwelijks ontwikkeld. In het afgelopen decennium hebben vrijwel alle universiteiten als het om brede vorming gaat een inhaalslag gemaakt. Gemotiveerde studenten kunnen tegenwoordig vrijwel overal tijdens hun studie een verbredend studieprogramma volgen, waarin hoofdthema’s uit de filosofie en de ethiek, en in mindere mate ook uit de theologie een plaats hebben gekregen. Deze verbredende programma’s dragen verschillende namen. Om het overzicht te bewaren, kunnen ze worden samengevat als ‘honours’- (of ‘honoursachtige’-) programma’s. De typische honoursstudent is een man of vrouw die bovengemiddelde punten scoort, en bovenal bijzonder gemotiveerd is om zich te verdiepen in aanvullende, zijn of haar eigenlijke vak overstijgende stof. Blijkbaar bevolken voldoende van dit soort studenten onze universiteiten, want de meeste honoursprogramma’s floreren. Nieuw beurzenprogramma Met name in de laatste paar jaren kwam het voor Stichting Thomas More steeds minder in de rede te liggen om verder te gaan met het oude beurzenprogramma, dat op geen enkele wijze verbonden was met de brede vormingsprogramma’s van de universiteiten zelf. Een nieuw beurzenprogramma, zo oordeelde het stichtingsbestuur vorig jaar, was nodig, een programma dat én aansloot op de honoursprogramma’s van universiteiten, én de katholieke conversatie in het verband van studiekringen mogelijk zou maken. Het beoogde nieuwe programma is inmiddels een feit: in maart van dit jaar zijn in Nijmegen de eerste twee studiekringen van honoursstudenten gestart.
Huiskamercolleges Begin 2013 zijn honoursstudenten van de Nijmeegse Radbouduniversiteit benaderd met de vraag of zij bereid zouden zijn om bovenop hun honourscursus een aantal door Stichting Thomas More aangeboden colleges te volgen. Het gaat bij die aanvullende colleges niet om gewone hoor- of werkcolleges, maar om zogeheten ‘privatissima’: studiesessies voor niet meer en niet minder dan vijf studenten, die worden gehouden op de universiteitskamer van de docent, of bij hem of haar thuis. Een foto bij dit artikel geeft een indruk van het allereerste ‘privatissimum’ oftewel ‘huiskamercollege’ zoals dat door prof.dr. Edith Burgmans voor Nijmeegse bursalen bij haar thuis werd verzorgd. Beurzen In de Nijmeegse pilot van het nieuwe beurzenprogramma volgen inmiddels tien honoursstudenten, verdeeld over twee kringen van elk vijf studenten, verspreid over een jaar drie ‘privatissima’, die ieder uit meerdere bijeenkomsten bestaan. Voor het bijwonen van deze colleges krijgen de studenten geen studiepunten. Wel ontvangen zij van Stichting Thomas More een beurs die hen helpt om tijd vrij te maken voor zowel de privatissima van de stichting als het honoursprogramma waarin zij door hun universiteit zijn opgenomen. Als bursalen van de stichting krijgen de studenten bovendien een studiereis aangeboden. Werving in 2013 en 2014 Het nieuwe beurzenprogramma loopt inmiddels in Nijmegen. De stichting hoopt dit kalenderjaar ook in Tilburg, Groningen, Enschede en Maastricht met succes voor studiekringen binnen het nieuwe programma te gaan werven. Aan andere universiteiten zal in de loop van 2014 met het nieuwe programma worden gestart. Studenten melden zich spontaan De Nijmeegse pilot werd begin dit jaar enigszins in het verborgene opgezet. Het mag daarom bijzonder heten dat een aantal Utrechtse studenten lucht kreeg van de mogelijkheid om via Stichting Thomas More privatissima te volgen. Deze studenten meldden zich, als groep van vijf, bij de stichting met de vraag of zij als Utrechtse studiekring zouden mogen gaan functioneren. Ten behoeve van deze More zijn zij met hun wens bij het Academiegebouw van de Utrechtse universiteit gefotografeerd. De koppeling van gemotiveerde studenten aan wetenschappers die hen, in kringverband,
Huiskamercollege bij prof.dr. Edith Brugmans.
Meerjarenvisie Het nieuwe beurzenprogramma van Stichting Thomas More is een uitwerking van de Meerjarenvisie Thomas More 2013-2018, die door het Algemeen Bestuur van de stichting in zijn vergadering van 26 november 2012 is vastgesteld. Een verkorte versie van de Meerjarenvisie 2013-2018 wordt opgenomen in het Jaarverslag 2012. Dit jaarverslag verschijnt eind juni, en wordt alle abonnees van More kosteloos toegezonden.
willen engageren in de katholieke conversatie: dat is de kern van het nieuwe beurzenprogramma van Stichting Thomas More. Als gemotiveerde studenten zich spontaan met een eigen kring melden om mee te doen, kan de stichting vanzelfsprekend niets anders doen dan hen met open armen verwelkomen. De Utrechtse studenten zijn dan ook inmiddels bursalen, en starten in hun kring binnenkort met het eerste huiskamercollege. Twee soorten kringen Door de spontane actie van studenten van de Utrechtse universiteit is het nu ook voor studenten van andere universiteiten mogelijk om zich collectief, als kring van niet meer, maar ook niet minder dan vijf personen, aan te melden voor deelname aan het nieuwe beurzenprogramma. Bij studenten die zich collectief aanmelden acht Stichting Thomas More het zeer wenselijk dat zij, ieder voor zich, door hun universiteit reeds in een honoursprogramma zijn opgenomen.
Foto’s: William Moore
Enthousiaste reacties De belangstelling van Nijmeegse honoursstudenten voor de twee pilotkringen en de spontane actie van de Utrechtse studenten laten zien, dat Stichting Thomas More met haar nieuwe programma blijkbaar op de goede weg is. Overigens lopen niet alleen studenten er warm voor: ook veel hoogleraren, docenten en andere gepromoveerde wetenschappers omarmen het nieuwe programma enthousiast. Het feit dat de privatissima van de stichting buiten het soms nogal dwingende stelsel van studiepunten om worden georganiseerd, geeft hen namelijk de ruimte om in onderwerpkeuze en aanpak verregaand hun eigen weg te volgen. Nieuwe ontwikkelingen In de komende jaren zal het nieuwe studieprogramma van Stichting Thomas More steeds verder vorm krijgen, zowel in het aanbod aan huiskamercolleges en studiereizen, als in de gehanteerde toelatingsprocedures. We houden u vanzelfsprekend van alle ontwikkelingen op de hoogte! Voor de meest recente stand van het nieuwe studieprogramma kunt u vanaf de zomer op onze dan geheel vernieuwde website terecht. Verder kunt u in komende nummers van deze nieuwsbrief interviews verwachten met betrokkenen, die hun graag hun ervaring met het nieuwe programma willen delen. Voor vragen of opmerkingen over het nieuwe beurzenprogramma mailt u, bij voorkeur onder vermelding van uw telefoonnummer, naar
[email protected].
3
opinie
Koopman zonder dominee Ligt aan de financiële crisis een morele crisis ten grondslag? Nee, concludeert Hans Valkenburg: onze leiders blijken opvallend waardevast. Alleen de kaders van hun waarden zijn vervaagd. Een pleidooi voor leiderschap met diepgang.
foto: STOCK.XCNG
Faillissementen, kapitaalinjecties, nationalisaties: banken en verzekeraars verkeren ook in ons land in een diepe crisis. Niet alleen zadelt de financiële wereld de burger op met problemen die niemand meer weet op te lossen, de bankencrisis toont vooral het gebrek aan moreel leiderschap. Zakenlieden, politici, bestuurders, toezichthouders en de media stonden er met hun neus bovenop, en toch kon het drama zich ontvouwen. Een moreel kader, laat staan de morele wil om het drama te doorzien en te doorbreken ontbrak. Hoe kan dit, juist in ons land van de koopman en de dominee? Ingrijpende beslissingen Leiderschap is een vies woord in ons land. Wij houden niet van campagnes en applausmachines zoals de Amerikanen. “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”, zeggen wij. Anderzijds neemt de roep om leiderschap in deze tijden van crises snel toe. We voelen blijkbaar dat iets ontembaars, groots en anoniem, ons opslokt. De EU? De gevolgen van het hyperkapitalisme? De roep om leiderschap is daarom niet onterecht. Juist in moeilijke, complexe situaties is leiderschap cruciaal. Onze leiders, politici en bestuurders moeten immers steeds ingrijpender besluiten nemen. Besluiten die zij, vanwege hun enorme maatschappelijke impact, in toenemende mate proberen te rationaliseren, om te verklaren waarom ze doen wat ze doen. Waarschijnlijk in de verwachting dat het publiek dit wil of om een uitweg te hebben voor als het misgaat. Denk aan de commissie-De Wit inzake de kredietcrisis, waarvoor menig bestuurder verklaarde dat hij zich netjes aan de regels gehouden had. Maar zulke rationalisaties komen niet meer geloofwaardig over als het systeem ondertussen instort. Rational reasoning en regels zijn immers niet bepalend als het echt belangrijk wordt. Juist als grote, complexe of ingrijpende beslissingen genomen moeten worden, grijpt een leider eerst terug op zijn diep gewortelde basiswaarden, zijn principes. Het is eigenlijk net als in ons eigen leven: als we een moeilijk besluit moeten nemen gaan we te rade bij ons ‘binnenste’, onze waardenset. Christelijk-humanistisch Voor het boek Koopman en dominee interviewden Theo van Stuijvenberg en ik een twintigtal leiders uit alle geledingen van de samenleving.
4
Hans Valkenburg is oud-scholar. Hij is interimmanager en freelance journalist met politiek, economie, ondernemer schap en armoede problematiek als specialisme.
Gevraagd naar ‘typisch Nederlandse’ waarden, noemen deze leiders ijver, pragmatisme, gelijkheid, integriteit, en daarnaast moed, feitelijkheid en waarheid. Niet verbazingwekkend. Het zijn kenmerkende waarden voor ons land van de koopman die ook dominee is. Daarnaast zijn de waarden als christelijk-humanistisch te kwalificeren. Waarden als gelijkheid, waarheid en integriteit staan immers ook centraal in de Evangeliën en in christelijke en humanistische teksten. Ze vertonen een duidelijke overeenkomst met de waarden uit de klassieke deugdenleer van de filosoof Aristoteles: wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid, die in het Noord-Europese christendom en het humanisme zo’n belangrijke rol hebben gespeeld, en die in het christendom werden aangevuld met de christelijke deugden geloof, hoop en liefde. Ons land kent dus een herkenbare, heldere en consistente waardeset, die diep verankerd zit. Groot verhaal Dat brengt ons bij een merkwaardige paradox. Bovengenoemde waarden worden nog steeds gewaardeerd door onze leiders. Niks morele crisis dus. Onze leiders blijken waardevast. Deze waardeset wordt echter niet meer gekoppeld aan een ‘groot verhaal’. Op enkele geïnterviewden na wil niemand zijn waarden expliciet ophangen aan een geïntegreerd humanistisch waardesysteem als bijvoorbeeld het socialisme of het liberalisme, laat staan aan een allesomvattende religie als het christendom. Men is al snel bang ervan verdacht te worden in een ‘groot verhaal’ te geloven. De algemene, klassieke deugden of waarden worden nog wel met de mond beleden, maar de geloofsdeugden geloof, hoop en liefde, of enig ander omvattend kader voor die deugden, is vervaagd. De moderne leider knutselt eclectisch een eigen referentiekader in elkaar. Maar kan dat wel: de waarden hanteren van een bron waaruit je niet meer drinkt? Zijn zonder dat grote verhaal, het transcendente, die christelijk-humanistische waarden nog wel houdbaar? Kunnen dergelijke waarden zonder de hoop ons welzijn brengen? Herkennen wij zonder het grote verhaal nog wel het kwaad als zodanig en zijn wij bereid in te grijpen, als wij niet meer ingebed zijn in een groter geheel waaraan wij verantwoording schuldig zijn? Of sprak Nietzsche profetisch toen hij vaststelde dat wij moreel ronddolen sinds we God dood verklaard hebben? Vijf voor twaalf voor de theologie en filosofie om het ontembare, anonieme met liefde en redelijkheid opnieuw met overtuiging te bestrijden en leiderschap in diepgang te vergrendelen. Hans Valkenburg en Theo van Stuijvenberg, Koopman en dominee. Onze leiders over zichzelf en onze samenleving, Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2012, € 15,-. Verkrijgbaar via de boekhandel.
p u B l i c at i e s
Universele mensenrechten? In hun zoektocht naar een democratisch gelegitimeerde, normatieve grondslag van de hedendaagse samenleving grijpen nogal wat sociaal filosofen terug op de mensenrechten. Een belangrijke vraag die daarbij rijst is in hoeverre die grondslag werkelijk universeel is. Met dit boek beoogt Joas een bijdrage aan dit debat te leveren. Daarbij is de sacraliteit van de persoon de leidende gedachte. Aan de hand van een aantal zeer relevante casestudies neemt de auteur de lezer mee in zijn zoektocht naar de idee van de menselijke waardigheid als een gemeenschappelijke, normatieve grond voor de mensenrechten, een grond die aanspraak maakt op een geldigheid over de grenzen van de verschillende culturen en de religieuze en seculiere levensbeschouwingen heen. Hij neemt daarbij afstand van de in onze tijd populaire stelling dat de idee van de menselijke waardigheid niets anders zou zijn dan een sociale constructie, evenals van de gedachte dat deze idee een transcendente, ahistorische realiteit zou zijn. Positief geformuleerd beschouwt hij de oorspronkelijk vanuit de christelijke traditie afkomstige gedachte van de sacraliteit van de menselijke persoon als een noodzakelijk vertrekpunt voor de communi-
catie met andere religies en culturen. Die communicatie moet uiteindelijk resulteren in een Peter Jonkers is hoogwaarachtige univerleraar filosofie en decaan a.i. van de Tilburg School saliteit van menseof Catholic Theology. lijke en maatschappelijke waarden. Sociaalwetenschappelijk geïnteresseerde lezers zullen van mening zijn dat de selectie van de in dit boek besproken casestudies te zeer is bepaald door de filosofische hoofdthese van de auteur; filosofisch geïnteresseerde lezers zullen dan weer vinden dat deze casestudies ontoereikend zijn voor een werkelijk transcendentale fundering van de idee van menselijke waardigheid. Dit laat mijns inziens onverlet dat Joas met dit boek een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de beantwoording van een van de grote vragen van onze tijd, namelijk hoe te komen tot een werkelijk universele, normatieve fundering van de mensenrechten. Dit is een verkorte versie van een bespreking in het Tijdschrift voor Filosofie, met toestemming overgenomen; voor de volle dige versie: zie Tijdschrift voor Filosofie 75(2013). Hans Joas, Die Sakralität der Person. Eine neue Genealogie der Menschenrechte, Suhrkamp, Berlijn, 2011, € 26,90.
De doorwerking van Vaticanum II Dit jaar vieren we de vijftigste verjaardag van het Tweede Vaticaans Concilie. Het onderwerp is ‘in’. Links en rechts zijn er studiedagen en symposia, en er verschijnen artikelen en boeken. Sommige bisschoppen doen aan brochures en lezingen. In de theologenwereld wordt druk nagedacht over het concilie. Ook Stichting Thomas More laat van zich horen, met vorig jaar een studiedag voor religieuzen, en nu een bescheiden bundel met de lezingen van die studiedag. Het voorwoord is geschreven door bisschop Bluyssen, die zelf aan het concilie deelnam. In de inleiding is er ruimte voor (onder andere) het leven van Johannes XXIII, beschreven als een soort icoon van het programma van het concilie. Verder is de bundel opgezet volgens de klassieke trias vieren, leren, dienen. Maria ter Steeg denkt na over bidden, Jozef Wissink stelt voor dat orthodoxie niet zo saai is als je zou kunnen denken, en Stefan Waanders legt een verband tussen een lezing over diaconie door Laetitia Aernink en de monniken in Tibhirine (bekend van de film Des Hommes et des Dieux). Dan volgen kortere bijdragen van Andries Govaart (liturgie), Erik Borgman (religieus leven) en Jan van der Zandt (woonwagenpastoraat). Joost van der Net, directeur van Thomas More, sluit af met enkele gedachten over de stichting en Vaticanum II. In de bundel doet Stichting Thomas More waar ze goed in is: vanuit de katholieke traditie in gesprek gaan met de vragen van de tijd en van de praktijk. In (bijna) elke tekst staan verwijzingen naar het concilie, en die worden in gesprek gebracht met de praktijk, maar zonder geleerdheid. Dat maakt het een frisse bundel, en een
welkome aanvulling op de studie van het concilie. Zeker, er zijn geleerde Jos Moons SJ, jezuïet, is promovendus systeverhandelingen matische theologie en nodig over hermestudentenpastor aan de Tilburg School of Catholic neutiek, geschiedeTheology. nis, theologie, en receptie. Maar dat is maar het begin. Het concilie was bedoeld om het licht van het geloof aantrekkelijk te laten zijn in de praktijk. Deze bundel probeert precies dat. Elke tekst heeft wel iets dat het aantrekkelijk of uitdagend maakt. Drie voorbeelden. Ter Steeg nodigt uit om stilte te cultiveren, liefst gemeenschappelijk. Dat hebben we nodig, stelt ze. Luchtig, zelfs vermakelijk geformuleerd schrijft Wissink diepzinnige gedachten over orthodoxie. Als geloof niet gaat over ‘waarheden’, maar over de ene waarheid van de Godsontmoeting, dan is orthodoxie niet saai maar rijk. Govaarts pleidooi dat het niet alleen gaat over rubrieken, maar ook over voorgaan als ‘kunst’, is kort maar krachtig. Kortom, de bundel is een goed voorbeeld van hoe het concilie bedoeld is – om door te werken. Stefan Waanders (red.), Het Tweede Vaticaans Concilie. Een tussenstand na vijftig jaar, Valkhof Pers, Nijmegen, 2013, € 12,50.
5
e s s ay
Concilie en collatio: een voortgaand gesprek Kerkvergaderingen brengen vaak diepe meningsverschillen boven tafel, die decennia, ja zelfs eeuwen voort blijven slepen. Juist in die nooit voltooide discussie ontwaart Inigo Bocken een diepe religieuze significantie. Een prikkelend essay over chaotische concilies, Cusanus, de Moderne Devotie en Jan Van Eyck. De talloze publicaties rondom de vijftigste verjaardag van het Tweede Vaticaans Concilie laten zien dat de verhouding tussen het christelijk geloof en het project van de moderniteit nog steeds niet geheel is uitgeklaard. In de afgelopen vijftig jaar doorliep het geloof in zijn katholieke variant het hele spectrum van aggiornamento tot en met de angst voor de ‘dictatuur van het relativisme’. De kerk worstelt met de moderniteit, maar ook het omgekeerde is het geval. Een gemeenschap die zich in het teken van de waarheid begrijpt, lijkt haaks te staan op de voorwaarden van de liberale samenleving, waarin juist de autonomie van het vrije subject voorop staat. Wanneer Vaticanum II zo nadrukkelijk de rol van de leek op de agenda heeft gezet, had dit precies met deze autonomie te maken – met het recht van eenieder om de eigen weg van het geloof te gaan en zich niet te laten gezeggen door de specialisten hoe het heil van de ziel verworven kan worden. Daarmee wordt het idee van een gemeenschap in het teken van de waarheid evenwel tot probleem. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de postconciliaire kerk zich met steeds meer nadruk is gaan richten op de vraag naar de begrenzing – wat zijn de voorwaarden om nog tot deze waarheidsgemeenschap te behoren? Hoe kan er nog sprake zijn van een waarheidsgemeenschap wanneer ieder de eigen weg van het geloof kan en zelfs moet gaan? Overeenstemming Nu is dit probleem niet nieuw. Het is waarschijnlijk zo oud als de moderne tijd zelf. Ook in de 15e eeuw – die door sommigen als de wieg van de moderniteit, door anderen als het ‘herfsttij der Middeleeuwen’ wordt beschouwd – vond een belangrijk concilie plaats, waarop deze spanning tussen waarheid en de eigen weg van het geloof centraal stond. Het Concilie van Basel werd in 1431 door paus Martinus V bijeengeroepen en stond geheel in het teken van de strijd met het conciliarisme, dat het gezag binnen de kerk aan het conciliaire gesprek toekende. De paus was in de ogen van deze hervormers meer een soort gespreksleider, een primus inter pares.
6
Dit concilie behoort tot de meest bewogen kerkvergaderingen uit de geschiedenis en is ook in chaos geëindigd. Het werd zelfs nooit officieel afgesloten, wat tot de speculatie zou kunnen verleiden dat de discussies die toen op de agenda stonden ook vandaag de dag nog open liggen. Hoe dan ook stond in Basel een probleem op het spel dat de grenzen van louter kerkelijke discussies ver te boven ging. Het was de beroemde filosoof en latere kardinaal Nicolaus Cusanus (14011464) die de explosiviteit van de discussie al in een vroeg stadium onderkende. Nog tijdens het concilie, waaraan hij zelf deelnam, schreef Cusanus zijn eerste grote werk, dat de geschiedenis zou ingaan als een voorloper van de moderne politieke theorie, De concor dantia catholica (De Algemene Overeenstemming, 1431-1432). Hij vergelijkt daarin verschillende autoriteitsmodellen uit
Het Concilie van Basel behoort tot de meest bewogen kerkvergaderingen uit de geschiedenis en is in chaos geëindigd de geschiedenis met elkaar en komt tot de conclusie dat datgene “wat allen betreft, ook de instemming van allen moet hebben”. Tijdens het concilie moeten, aldus Cusanus, niet alleen gezag aan paus en bisschoppen, maar ook (zij het in beperkte mate) aan leken worden toegekend. Een uitgebreid netwerk van grote en kleine concilies en synodes moet garanderen dat het gesprek gaande blijft. Want het belangrijkste criterium is dat van de concordantia, de overeenstemming die nooit van bovenaf afgedwongen kan worden. Want, zo zegt Cusanus in De concordantia catholica, waar overeenstemming is, daar is God. Niemand kan dus de discussie beslechten in naam van God, maar God wordt zichtbaar in het moeizame zoeken naar overeenstemming, dat wel door procedures begeleid en ondersteund kan worden.
Inigo Bocken is wetenschappelijk directeur van het Titus Brandsma Instituut en universitair docent cultuur- en religietheorie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.
Moderne devotie Het vinden van overeenstemming in het gesprek herinnert aan een religieuze hervormingsbeweging die in de jaren van het Concilie een grote bloei kende, vooral in de Nederlanden en Duitsland – de Moderne Devotie, waarmee Cusanus een intense band onderhield. De Moderne Devotie was in eerste instantie een lekenbeweging. Zij ontstond in de steden en was uitdrukking van het emancipatorische verlangen van de stedelingen om zelf een eigen geestelijke weg te kunnen gaan. Het is de innerlijke overtuiging van de Devoten dat de imitatio Christi een weg is die bij ieder individu, of hij nu een ambachtsman, handelaar of geleerde filosoof is, opnieuw moet beginnen. Imitatio Christi is, zoals de Moderne-Devotie-kenner Rudolf Van Dijk steeds opnieuw benadrukt, niet alleen ‘navolging’, maar ook en vooral ‘uitbeelding’ van Christus. Het eigen concrete leven, de eigen concrete praktijk, is de eigenlijke bühne waarop het Evangelie gestalte kan (en moet) krijgen. ‘Leek’ wordt in dit verband niet zozeer de aanduiding voor een sociale of kerkelijke status, maar wijst op een ideaal waarbij het er op aankomt zelf de weg van het Evangelie te gaan en zich daarbij niet te verbergen achter uiterlijke kennis of machtsposities. Toch staat de Moderne Devotie geen religieus individualisme voor – het gaat niet zozeer om het ideaal van de authenticiteit zoals we dit in de moderne tijd kennen. De zusters en broeders van het ‘Gemene Leven’ cultiveren juist de praktijk van het geestelijk gesprek, de collatio, en vitaliseren daarmee een oude praktijk uit het contemplatieve leven. Voor de Moderne Devotie is tenslotte, zoals Erasmus dit treffend uitdrukte, de hele wereld een klooster. De collatio behelst een kring van gespreksdeelnemers die bij elkaar komen rondom het Evangelie of een geestelijke tekst, zonder een echte gespreksleider die meer inzicht kan claimen dan de deelnemers. De betekenis van de tekst ontvouwt zich in het over en weer van het gesprek. De deelnemers laten zich door elkaar aanspreken en komen zo tot verdiept inzicht in het
Evangelie. De ‘waarheid’ van de tekst wordt juist zichtbaar in deze uitwisseling, zonder dat iemand van de deelnemers, ook de gespreksleider niet, haar voor zich mag opeisen. Ieder perspectief heeft zijn recht en is ook onherleidbaar. Maar ieder perspectief wordt verrijkt door de confrontatie met de andere perspectieven. Jan van Eyck De betekenis van deze praktijk kan nauwelijks overschat worden. In de 14e en 15e eeuw ontstonden honderden gemeenschapshuizen en ook vele intellectuelen werden door het ideaal van de Moderne Devotie aangetrokken. Enigszins speculatief zou men zelfs kunnen denken aan de ontwikkeling van de polyfonie in dezelfde tijd, ook in de Nederlanden, waarbij verschillende stemmen tot eenheid komen zonder één dragende stem. Minder speculatief, want historisch aantoonbaar, keert de grondintuïtie van de collatio terug in de revolutionaire innovaties in de schilderkunst van de zuidelijke Nederlanden en met name bij Jan Van Eyck. Tot enkele jaren geleden behoorde het tot de algemeen aanvaarde vooroordelen dat de uitbundige kleurenwereld en de luxueuze schittering van edelstenen die bij Van Eyck te vinden zijn, juist de grote distantie lieten zien van de schilder tot de Moderne Devotie. Recenter onderzoek heeft aangetoond dat Jan Van Eyck nauw betrokken was bij de beweging. Zijn eigen dochter behoorde tot een communauteit van Windesheim in de buurt van Maaseik. Ook is aangetoond dat Van Eyck als geheim diplomaat van Philips de Goede met aan zeker-
heid grenzende waarschijnlijkheid aan het Concilie van Basel heeft deelgenomen. Er is tenminste één opvallende en steeds terugkerende karakteristiek in het werk van Van Eyck die herinnert aan de gedachte dat de geestelijke weg bij ieder opnieuw begint. Steeds opnieuw speelt Van Eyck met de toeschouwer die voor het beeld staat. In sommige gevallen, zoals de beroemde Bruiloft van Arnolfini, is de toeschouwer ook daadwerkelijk in beeld. In de beroemde spiegel van het Arnolfini-portret zien we de schilder zelf present, als was het om te benadrukken dat ook de schilder zelf een toeschouwer van het gebeuren is. Achter de schilder bevindt zich nog een geheimzinnig personage – de toeschouwer van de scène die zich afspeelt. Wie naar het schilderij kijkt, ziet niets minder dan zichzelf afgebeeld. De ‘waarheid’ van het schilderij speelt zich met andere woorden niet op het tweedimensionale doek af, maar in het spel tussen de toeschouwer en het beeld. Ook in het beroemde Lam Gods speelt Van Eyck een spel met de toeschouwer. Wie deze scène bekijkt, ziet niet alleen het Hemelse Jeruzalem uit de Apokalyps, maar treedt zelf ook in deze wereld binnen. De waarheid van het Hemelse Jeruzalem wordt slechts gerealiseerd in de dynamiek tussen het beeld en de verschillende toeschouwers voor het beeld. Er is geen gefixeerd centraal
Illustratie: Len Munnik
De waarheid van Van Eycks schilderij begint bij iedere toeschouwer opnieuw punt in het schilderij, maar de waarheid van het schilderij begint bij iedere toeschouwer opnieuw. De waarheid van het schilderij behelst alle mogelijke concrete toeschouwers die zich met het werk inlaten en het meditatief tot zich nemen. Het goddelijke gebeuren heeft pas zin vanuit dit concrete perspectief. De presentie van de toeschouwer in het beeld is te prominent om toevallig te zijn. Ook Van Eyck lijkt gegrepen te zijn door de geest van de collatio, waarbij ieder concreet perspectief het uitgangspunt is van het goddelijke gebeuren. De definitieve waarheid van het schilderij kan nooit vastgelegd worden, maar moet steeds opnieuw gevonden worden. Dit is een riskant gebeuren, want er zijn geen ultimatief vastgelegde procedures denkbaar die deze concrete, levende relatie garanderen. Het is niet toevallig dat de latere moderniteit, angstig geworden voor zoveel afgrondelijke uitdaging, de weg van de absolute zekerheid zou kiezen. Waar voor Van Eyck, Cusanus en de Moderne Devotie deze onzekerheid nog een bron van vreugde was, want uitdrukking van een overvloedig mysterie, daar zou deze later in een gevoel van angst omslaan. Het Concilie van Basel is in vele opzichten mislukt. Men kan ook zeggen dat het concilie niet afgesloten is, omdat het proces van de collatio noodzakelijk onvoltooid moet blijven. Het is waar dat een constructief gesprek met dit conciliair proces geen concrete oplossingen kan bieden voor de problemen waarmee een waarheidsgemeenschap te kampen heeft. Maar misschien opent een dergelijk gesprek nieuwe perspectieven, waarin problemen tot vreugdevolle uitdagingen worden.
7
o p l o c at i e
De meester van de Uilenburg Wandelend door Den Bosch herinnert Wil Derkse zich een dierbare vriend: de ijverige filosoof Cornelis Verhoeven. Wie het station van ’s-Hertogenbosch verlaat in de richting van het stadscentrum overbrugt eerst de rivier de Dommel. Na een voormalig bankgebouw is er rechtsaf de Molenstraat, opstapplaats van de populaire boottochten over de Binnendieze. Na het voorbijwandelen van de intensieve horeca gaat de Molenstraat over in de Uilenburg. Halverwege is er een jeu-de-boulesveldje, met een bronzen borstbeeld van iemand met een grotendeels kaal hoofd. De sokkel draagt enkele woorden: Cornelis Verhoeven, Filosoof, 19282001. De laatste twee decennia daarvan woonde Cornelis Verhoeven op Uilenburg 30, boven het water van de Binnendieze. Weinig voorbijgangers en jeu-de-boulesspelers zullen weten dat het gaat om “de
Wil Derkse was jarenlang als bijzonder hoogleraar aan Stichting Thomas More verbonden.
meest vruchtbare en oorspronkelijke wijsgeer die het Nederlands taalgebied tot dusverre heeft voortgebracht”. Woorden die Jacques De Visscher in 1985 als typering van Verhoeven gebruikte. Toen moesten er nog zestien ijverige en vruchtbare jaren van zijn filosofenleven volgen. Verhoeven schreef zo’n 3700 publicaties: van boekformaat (een vijftigtal) tot kleine boekrecensies. “Zijn hoofd had nooit vrij”, zo typeerde Kees Fens hem eens. Verhoeven was niet alleen een deskundige kenner van de filosofie, maar vooral ook zelf filosoof. Hij dacht zelf, en wel zo aanstekelijk dat je verleid werd om dat ook maar eens te gaan doen. Ik ben lang niet de enige die door zijn wekelijkse column in een aantal provinciale dagbladen, ontdekte wat helder denken is. Wanneer in onze slagerij thuis op zaterdag De Gelderlander werd bezorgd, kreeg ik permissie om even de column van Dr. Corn. Verhoeven te lezen. In drie alinea’s werd een enkel ideetje zorgvuldig uitgepakt en tegen het licht gehouden. Ik kreeg er een wat helderder kop van. Wist ik veel dat dat ‘filosofie’ heette. Ik werd later zijn collega scheikunde op de school in Den Bosch waar hij leraar klassieke talen was. We werden goede vrienden. Hij had een bij uitstek beschouwelijke geest, die eigenlijk maar om één centrale gedachte cirkelde. Opnieuw Kees Fens: “Voor de contemplatieve mens is het beschouwde altijd groter dan hijzelf.” En er was maar één soort mensen tegen wie hij in zijn denken opponeerde: wie dat grotere en wonderlijke juist kleiner en vanzelfsprekender maakte. Zijn eerste grotere essay, Rondom de leegte (1965), is gericht tegen een oppervlakkige gebabbel ‘over’ de Allerhoogste als vanzelfsprekend gegeven. Zijn laatste essaybundel Het alziend oog (1999) is juist geprikkeld door het triomfantelijke schrijven ‘tegen’ een karikatuur van het godsvertrouwen.
Uilenburg, ’s-Hertogenbosch.
8
Een zo’n auteur schreef een ‘Atheïstisch Manifest’. De inleiding daarvan eindigt met de dagtekening: Princeton, 15 januari 1995. Verhoeven maakte daar op een terras aan de nabije Bossche markt ooit een kleine opmerking over: “Zou hij het ook vermeld hebben als zijn essay in zeg maar Cromvoirt of Udenhout geschreven was?” Udenhout was Verhoevens geboorteplaats. Hij was dus een ‘meester uit Udenhout’. Maar voor mij ook ‘de meester van de Uilenburg’.
agenda 19 juni, 13.00-17 uur, Aula Radboud Universiteit Nijmegen
Vrije wil - van hersenwetenschap tot theologie Afscheidsymposium prof.dr. Palmyre Oomen
Het afscheid van prof. Oomen staat in het teken van de onlangs verschenen bundel Vrije wil - een hersenkronkel? Wetenschappers en filosofen over een fascinerende vraag. Het boek is de vrucht van de door haar in 2012 georganiseerde Thomas More Masterclass. Sprekers zijn: em.prof.dr. Herman Kolk, dr. Krist Vaesen, prof. dr. Ciano Aydin en prof.dr. Palmyre Oomen. Toegang gratis. Aanmeldingen via: www.ru.nl/afscheidOomen 27 juni, 13.30-18 uur, Collegezaal SP2 Universiteit Nijmegen
Vergiffenis en het recht
Afscheidsymposium prof.dr. Edith Brugmans Vergiffenis staat op gespannen voet met het recht: enerzijds zet vergiffenis het recht buitenspel, anderzijds past het bij het recht. Hoe werkt deze relatie precies, en: wat is vergiffenis eigenlijk? Kunnen filosofie en literatuur ons hier iets over leren? Over deze vragen buigen zich als sprekers: prof.dr. Thomas Mertens, prof. mr. Ernst Hirsch Ballin, prof. mr. Sebastiaan Roes, prof.dr. Renée van Riessen en prof. dr. Edith Brugmans. Toegang gratis. Aanmeldingen via: www.ru/rechten/ afscheidbrugmans
’Is dit alles?’ – De band Doe Maar wist het jaren geleden al: leven is een kunst, maar het verzandt al te makkelijk in een opstaan en naar bed gaan ‘omdat het moet’. Met enkele oud scholars hebben we het initiatief genomen een kloosterweekend te organiseren, om weer eventjes de tijd te nemen stil te staan bij het leven. De stichting helpt ons met de organisatie. Paul van Tongeren komt praten over levenskunst en we gaan in gesprek met professionals over verschillende vragen: wat betekent levenskunst voor een kunstenaar; voor iemand met een handicap? Is er nog plek voor levenskunst als het je maar net lukt de opvoeding van vier kinderen te combineren met een zware baan? Kan een kloosterritme iets voor ons betekenen; heeft meditatie toegevoegde waarde misschien? Over deze en andere vragen gaan we graag in gesprek met onze gasten en andere oud scholars. Verblijf in het klooster (kost en inwoning) zijn voor eigen rekening; de stichting draagt de overige kosten. Aanmelding en nadere informatie via Clarie Kiel:
[email protected] 16 november, Aula, Radboud Universiteit Nijmegen
Europa - op zoek naar nieuw elan
Symposium Adelbert, Thijm en Thomas More De Adelbertvereniging, het Thijmgenootschap en de Stichting Thomas More willen op hun jaarlijks symposium niet alleen signaleren dat de oude ‘Europese gedachte’ blijkbaar verdwenen is, maar ook en vooral op zoek gaan naar een nieuw elan. Nadere informatie en de gelegenheid tot aanmelding eind augustus via: www.thomasmore.nl
20 sept., 14.00-17 uur, Theater aan de Parade, ’s-Hertogenbosch
Mensenrechten
22 november, Erasmus Universiteit, Rotterdam
Hans Joas spreekt naar aanleiding van zijn boek ‘Die Sakralität der Person’ over mensenrechten. Nadere informatie over de lezing vindt u op pagina 1 van deze nieuwsbrief; een bespreking van Joas’ boek op blz. 5. Toegang gratis op vertoon van een geldig toegangsbewijs, te verkrijgen via: www.thomasmore.nl
Afscheidsymposium prof.dr. Donald Loose
Thomas More Lezing
8-11 november, Dominicanenklooster, Huissen
Kloosterweekend voor alumni
Europa’s hoogste goed / The Highest Good of Europe
Het ‘hoogste goed’ van Europa wordt verkend door sprekers prof.dr. Jos de Mul, prof.dr. Willem Schinkel, prof.dr. Liesbeth Noordergraaf, drs Joost Hengstmengel en prof.dr. Donald Loose. In de middag spreekt prof.dr. Rémi Brague (Paris Sorbonne-München) over de vraag: “Why are the Europeans in need of a strong conception of the Good?” Daarna krijgt Brague het eerste exemplaar overhandigd van Europa- de Romeinse weg: de Nederlandse vertaling van zijn boek Europe, la voie romaine. Nadere informatie volgt in het komende nummer van More en op: www.thomasmore.nl 11 december
Tekenen van de tijd. Christelijk leven na het Tweede Vaticaans Concilie Afscheidssymposium drs. Stefan Waanders
Op veler verzoek een kloosterweekend van en voor alumni. Oud-scholar en oud-columnist van deze nieuwsbrief Anne Roelofsen stelt het weekend aldus voor:
Zoals u kunt lezen op p. 12 van deze nieuwsbrief vertrekt Stefan Waanders bij Stichting Thomas More. Te zijner ere wordt op 11 december een afscheidssymposium georganiseerd. Nadere informatie volgt in het komende nummer van More en op: www.thomasmore.nl
9
ac c o tl u leg e le s Afscheid bijzonder hoogleraren
De schatkamer toegankelijk houden Binnenkort neemt Stichting Thomas More afscheid van twee bijzonder hoogleraren van formaat: Palmyre Oomen (Eindhoven) en Edith Brugmans (Leiden). More sprak met hen over hun ervaring met en visie op de leerstoelen. “Wij blijven aandacht vragen voor klassieke vragen.” Palmyre Oomen: “Ik vond laatst een fietskaart die ik vorig jaar met mijn verjaardag had gekregen, en die ik welgeteld één keer had gebruikt. Ik zei tegen mijn echtgenoot: wat heerlijk, straks kunnen we gaan fietsen. Maar tegelijkertijd vind ik mijn werk inhoudelijk zo leuk, dat ik eigenlijk helemaal nog niet moet denken aan stoppen. Ik had nog best vijf jaar door kunnen gaan.” Edith Brugmans: “Dat herken ik wel. We hebben de mooiste baan van de wereld, nietwaar? Toch ligt het bij mij iets anders: ik stop immers tien jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd. Niet omdat ik het werk niet leuk meer vind. Maar ik heb de laatste jaren zo veel onderwijs gegeven dat ik weinig aan schrijven toe ben gekomen. Daar wil ik me de komende jaren op toe gaan leggen. Eerst wil ik nog iets filosofisch schrijven, een essay. Daarna misschien iets literairs, wie weet.” Dreigende blikvernauwing Brugmans: “Er worden hoge eisen gesteld aan onderwijs en onderzoek aan de universiteit, en dat is een goede zaak. Aan de andere kant is er daardoor minder ruimte voor de eigen ontplooiing. Alles moet aan een bepaald format voldoen – de zogenaamde
‘bedrijfsmatige aanpak’ waar je vaak over hoort. Aanvankelijk vond ik dat een onjuiste term: het blijft een academie, en de idealen van de universiteit worden door iedereen hooggehouden. Maar toch: de manier waarop daar invulling aan wordt gegeven, is inderdaad in toenemende mate bedrijfsmatig. Dat gaat met een bepaalde blikvernauwing gepaard. Zo heb ik de indruk dat binnen de filosofie de focus toch steeds meer komt te liggen op de discussies zoals die in het Engelse taalgebied worden gevoerd. Hele tradities raken daardoor buiten beeld; de Franse en Duitse tradities gaan nog wel, maar zeker wat er in andere landen gaande is, daar weten we helemaal niks van. Daarbij denk ik dat door de bedrijfsmatige aanpak een zekere intellectuele vrijheid verloren gaat. De universiteit hoort een geestelijke vrijplaats te zijn.” Oomen: “Ja, inderdaad. En de ruimte daarvoor zie je steeds in het gedrang komen. Persoonlijk heb ik echter wat dat betreft toch niet te klagen gehad. In Nijmegen werkte ik op het snijvlak van theologie en natuurwetenschappen, en omdat dat redelijk onverkend terrein was, was dat echt een vrijplaats. En mijn leerstoel in Eindhoven was dat al helemaal. Ik was daar aangesteld voor alge-
Anton de Wit, freelance publicist, is eindredacteur van More.
mene wijsbegeerte, met het verzoek me niet specifiek te richten op techniekfilosofie. Niet dat ik daar niets over mocht zeggen, maar daar hadden ze al colleges voor. Dus ik kon naar eigen inzicht de grote thema’s van de wijsbegeerte aan de orde stellen.” Klassieke vragen Oomen: “Studenten aan een technische universiteit zijn vaak nog vrij onbekend met de filosofie, maar kunnen wel heel scherp nadenken. Ik probeer ze te laten ontdekken dat de meest eenvoudige begrippen krochten en afgronden hebben die ze nooit vermoed hadden. Dat bijvoorbeeld denken in termen van oorzaak en gevolg helemaal niet zo vanzelfsprekend is, dat er ook historische verschuivingen zijn geweest in het denken over causaliteit. Poten onder de stoel uitzagen, dat vind ik wel een leuke bezigheid. Dat beschrijf ik altijd als een van de kerntaken van de filosofie. Aan het begin van het college denk je dat je op een stoel met vier stevige poten zit, aan het einde van het college merk je dat het wat wiebelt, of dat er helemaal geen poten meer zijn. Maar daar is dan wel wat voor in de plaats gekomen: je hebt kennisgemaakt met in een diversiteit aan inzichten en de samenhang daarin, en je hebt geleerd verschillende perspectieven in te nemen.” Brugmans: “Het ‘bijzondere’ van de bijzonder hoogleraar is daarbij volgens mij dat hij of zij probeert een bepaald soort vragen erin te houden. Wij brengen niet alleen maar hedendaagse debatten over een problematiek in kaart, maar blijven ook aandacht vragen voor klassieke vragen,
Prof.dr. Palmyre Oomen (1948) studeerde wiskundige biologie, theologie en filosofie. Sinds 2002 was zij bijzonder hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven. Daarnaast was zij senior onderzoeker theologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Palmyre Oomen (r)
10
bijvoorbeeld over goed en kwaad, over God, transcendentie. Christelijke vragen, als ik ze zo mag aanduiden, die je op allerlei manieren aan de orde kunt stellen.” Oomen: “Dat probeer ik ook altijd te doen. In de masterclass die ik vorig jaar organiseerde over de vrije wil, vond ik het nu net zo boeiend dat daar niet alleen het hedendaagse debat geschetst werd, maar ook verder teruggekeken werd naar grote denkers als Thomas van Aquino, Luther en Erasmus. Zo verbreed je het onderwerp en geef je achtergronden waar in het huidige debat nauwelijks over gesproken wordt.” Christelijke inbreng Brugmans: “Wat alle Thomas Morehoogleraren gemeen hebben is een behoorlijke kennis van en belangstelling voor de religieuze traditie. Op een of andere manier komt dat in onze colleges naar voren. Maar vervolgens merk je dat de leerstoel wordt ingekleurd door de persoonlijke interesses van de hoogleraar, plus – dat is ook niet uit te vlakken – de eigenheid van de verschillende universiteiten. Een technische universiteit als in Eindhoven is natuurlijk een heel andere omgeving dan de universiteit van Leiden. De vragen en verlangens zijn er anders, en daar moet je ook rekening mee houden, dat je binnen het curriculum past en er iets zinnigs aan toe kan voegen.” Oomen: “Wat ik zelf in elk geval niet had, was een soort missionair gevoel. Zo van: via de algemene filosofie breng ik toch wat christendom bij. Ik heb het wel over religie en over God, maar niet vanuit een verborgen agenda om studenten gelovig te maken, helemaal niet. Wel om een bepaalde platte manier van denken over geloven open te breken, om al te gemakkelijke sjablonen weg te nemen.” Brugmans: “Ik denk dat een bijzonder hoogleraar in de reformatorische wijsbegeerte het wat geloof betreft makkelijk heeft; die werkt vanuit een heel duidelijke leer stelligheid. Vanuit katholieke hoek wordt vaak gezegd: er is geen specifiek katholieke filosofie, er is alleen goede en slechte filosofie. Toch vind ik die zienswijze ook niet helemaal bevredigend. Als je kijkt naar de geschiedenis van de filosofie zie je dat er toch een heel specifiek christelijke inbreng is geweest. Een heel dogmatische benadering zoals je bij reformatorische filosofen aantreft gaat misschien te ver, maar aan de andere kant is een al te vage benadering van wat katholiek is ook niet goed. In het eerste geval scheid je je radicaal af van de alge-
Edith Brugmans
Prof.dr. Edith Brugmans (1956) studeerde rechten en filosofie. Zij was sinds 1998 bijzonder hoogleraar wijsbegeerte aan de Universiteit Leiden. Ook was zij universitair hoofddocent rechtsfilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en van 2005 tot 2013 voorzitter van de Wetenschappelijke raad van het Thijmgenootschap.
mene filosofie, in het tweede ga je erin op. Daar een midden in vinden heb ik wel lastig gevonden. Ik denk dat wij er in onze jaarlijkse masterclasses het best in zijn geslaagd die gulden middenweg te vinden. Die hadden een academisch gedegen programma, waarin tevens heel vanzelf sprekend de levensbeschouwelijke thema’s aan de orde kwamen.” Degelijk en volhardend Brugmans: “Het bijzondere aan de leerstoelen van Stichting Thomas More, vind ik ook wat de hoogleraren samen voor elkaar hebben gekregen. De genoemde masterclasses, maar ook verschillende boeken die we samen hebben geschreven. Dat alles verliep steeds in een heel collegiale en constructieve sfeer, en ik heb dat zeer inspirerend gevonden. Wat de toekomst van de leerstoelen ook zal zijn, ik hoop dat die gezamenlijkheid belangrijk blijft. Natuurlijk zijn de leerstoelen op de eerste plaats van belang op de locaties zelf, voor de studenten aan de verschillende universiteiten. Maar minstens zo
Foto’s: William Moore
belangrijk is toch de groep die je hebt, dat je iets met elkaar deelt, expertises samenbrengt.” Oomen: “De stichting hinkt wat op twee gedachten: vanouds wilde ze als katholieke stichting present zijn aan de openbare universiteiten, nu wordt ook ingezet op het versterken van de katholiciteit van de katholieke universiteiten. Dat hoeft elkaar natuurlijk niet te bijten, maar goed, het geld kan maar één keer uitgegeven worden. Ik hoop toch dat we de presentie aan de openbare instellingen kunnen volhouden. Want ik vind het een groot goed dat wij present kunnen zijn op plekken waar dit soort vragen nauwelijks aan de orde worden gesteld. Niet om daar zieltjes te winnen, maar om te voorkomen dat een bepaalde vorm van denken verloren gaat. De christelijke denktraditie is een enorme schatkamer, met een veelheid aan perspectieven en finesses, en deze stichting kan er voor zorgen dat die schatkamer toegankelijk blijft voor iedereen.” Brugmans: “Daar ben ik het helemaal mee eens, en de hoogleraren spelen daar een belangrijke rol bij. Hun statuur is belangrijk voor het netwerk dat Stichting Thomas More is. Dat je mensen hebt die dieper over bepaalde thema’s nadenken. Iedereen kan bij Pauw & Witteman of De Wereld Draait Door komen als ‘ie maar een populaire of juist tegendraadse mening in een paar oneliners kan verkondigen. Maar een degelijke, onderbouwde en volhardende manier van omgaan met vragen, dat is veel schaarser. Dat grote goed moeten we koesteren.”
11
column
colofon
Inspiratie
More is een uitgave van Stichting Thomas More en wordt toegezonden aan donateurs en belangstellenden. Voor
Mijn collega’s zijn snel geïnspireerd. Dat zeggen ze in ieder geval te pas en te onpas. Het viel me meteen op toen ik afgelopen najaar de overstap naar het hbo maakte. Ze spreken over ‘inspirerend gezag’, ‘inspirerend leiderschap’, ‘inspirerend vergaderen’. Vaak in combinatie met andere enthousiasmerende woorden als ‘speels’, ‘innovatief’ en ‘uitdagend’. Het hbo – daar moet je zijn, krijg je de indruk. Maar hoe vaker ik deze mooie woorden hoor, hoe meer ik eraan twijfel. Wordt men niet iets te snel geïnspireerd? De zomer van 2011. Dat was de laatste keer dat ik echt geïnspireerd was. Ik was met een twintigtal promovendi op een summerschool ergens in de Achterhoek. Het was warm, iedereen had zich op de eerste avond verzameld op het terras van het conferentieoord. Na verloop van tijd stapte een jongeman het terras op, strak t-shirt over gespierde torso, blauwgeverfd haar. Ik dacht dat hij wellicht bij een andere groep hoorde die van dezelfde accommodatie gebruik maakte, en schonk verder geen aandacht aan hem. De volgende ochtend bleek hij een van hoofdsprekers, een hoogleraar filosofie uit New York.
het aanvragen een gratis abonnement kunt u een bericht sturen naar het secretariaat;
[email protected]. Stichting Thomas More, voorheen Radboudstichting, vormt een netwerk van op mens en maatschappij betrokken hoger opgeleiden: kritisch reflecterende mannen en vrouwen die boven de horizon van hun studie en beroep weten uit te stijgen. Zij zijn in staat om na te denken over het grotere geheel en hun plaats daarin. Zo kunnen zij in onze maatschappij het verschil maken: kunnen zij ‘More’ zijn. Velen in het netwerk weten zich gesteund door de rijke en veelkleurige katholieke traditie, die hen helpt bij het scherp stellen van de fundamentele vragen waarmee zij in hun persoonlijk, professioneel en maatschappelijk leven worden geconfronteerd. Stichting Thomas More heeft de ANBI-status, d.w.z. is een Algemeen Nut Beogende Instelling.
Voor de presentaties die dag leek hij weinig interesse te hebben. Hij had vooral oog voor de schone dames uit het publiek, die hij prachtig met potlood natekende. Maar tijdens de discussies bleek uit zijn scherpe vragen dat zijn aandacht voor het verhaal daar geen moment onder geleden had. Toen ik later de kans kreeg om wat langer met hem te praten, leverde het gesprek zo’n goed idee op dat ik in de twee weken na de summerschool in één ruk een artikel schreef, dat bovendien meteen werd geaccepteerd. De ontmoeting leverde twee weken onversneden energie op. Voor mij was deze man inspirerend vanwege zijn non-conformistische houding, waarmee hij trouwens niet te koop liep. Hij had zijn haar niet geverfd omdat hij ergens bij wilde horen. Of juist omdat hij zich ergens tegen afzette. Hij was gewoon zichzelf. Met die instelling belichaamde hij perfect wat een filosoof volgens mij hoort te zijn: een enigszins vreemd maar volstrekt integer figuur, die anderen aan het denken zet, niet alleen door wat hij zegt en schrijft, maar ook door wie hij is en wat hij doet. Omdat ik ‘inspiratie’ associeer met uitzonderlijk getalenteerde en opvallende mensen, raak ik geïrriteerd door mensen die het veelvuldig gebruiken. Laten we eerlijk zijn: zoveel genieën lopen er toch ook weer niet rond? Aan de andere kant: het mooie is dat men in het hbo blijkbaar aan het denken gezet wil worden, dat men bij anderen iets van het vuur herkent dat men ook in zichzelf wil laten branden. Dat verlangen naar inspiratie kunnen we maar beter blijven aanwakkeren. Want we weten allemaal hoe erg het is om zonder te zitten. Wouter Sanderse oud-scholar, lector beroepsethiek aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg.
Voor haar activiteiten is zij geheel afhankelijk van bijdragen
en
schenkingen
van
particulieren
en
organisaties. Ook u kunt ons helpen, op een voor u fiscaal aantrekkelijke manier. Kijk voor meer informatie op onze website. Adres
Walpoort 10, 5211 DK ’s-Hertogenbosch
Telefoon
073 - 657 90 17
Internetadres
www.thomasmore.nl
E-mail
[email protected]
Bankrekening
22.51.80.634, ten name van
Stichting Thomas More,
’s-Hertogenbosch
IBAN
NL18FVLB0225180634
BIC code
FVLBNL22
Redactieraad
Liesbeth Eugelink, Joan Hemels, Ben Spekman
Redactie
Joost van der Net, Stefan Waanders, Anton de Wit (eindredacteur)
Dianne Dekker (redactieassistente)
Cartoon
Len Munnik
Druk & lay-out
Drukkerij Dekkers van Gerwen,
’s-Hertogenbosch
ISSN 2210-7312
Stichting Thomas More neemt afscheid van Stefan Waanders Stefan Waanders vertrekt bij Stichting Thomas More. In verband met een nieuwe koers van de stichting is in onderling overleg zijn functie van wetenschappelijk medewerker beëindigd. Stefan Waanders was ruim zestien jaar werkzaam voor de stichting, waarvan negen jaar als directeur. Waanders heeft veel betekend voor de Stichting Thomas More. Zo gaf hij vorm aan het beurzenprogramma, dat studenten de gelegenheid bood een aanvullend jaar filosofie, ethiek of theologie te studeren. Inmiddels
12
hebben 340 studenten zo’n beurs ontvangen. Ook speelde Stefan Waanders een sleutelrol bij de (her-)bezetting van de bijzondere leerstoelen van Stichting Thomas More aan openbare universiteiten, en bij de organisatie
van talloze symposia, seminars, lezingen en masterclasses rond actuele thema’s (o.a. Europa, menselijke waardigheid, globali sering en religie in het publieke domein) en daaruit voortkomende publicaties. Ter gelegenheid van Waanders’ vertrek organiseert Stichting Thomas More op 11 december een afscheidssymposium en receptie.