Technische Universiteit Delft
Meerjarenplan 3mE Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen
2010-2013
Technische Universiteit Delft
Meer jaren plan 3mE 2010-2013
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
1
Inhoud 1. Inleiding 2. Profiel 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
missie visie gewenste competenties ambities en doelstellingen strategie
15 17
18 18 23 24 28
3. Externe/interne ontwikkelingen, 33 trends en positie 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
focus en massa Nederlandse wetenschap maatschappelijke thema’s & economische sterkte studenteninstroom onderzoekskwaliteit & output strategische samenwerking financiële randvoorwaarden (inter)nationale positie SWOT analyse conclusies en uitdagingen
34 34 35 35 38 38 39 40 41 42
4. Aansprekend onderwijs
43
4.1 4.2 4.3 4.4
2
omvang en kwaliteit van de instroom rendement en studieduur na het eerste jaar efficiëntie internationalisering
44 45 46 47
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
5. Grensverleggend onderzoek
51
6. Innovatieve kennisvalorisatie
75
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
81
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
6.1 6.2 6.3 6.4
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
wetenschappelijke disciplines en leerstoelenstrategie onderzoekinstituten onderzoeksamenwerking promovendi kwaliteitszorg consortia en contractonderzoek onderzoekinfrastructuur
technology transfer officer technostarters/spin-offs intellectueel eigendom samenwerking grote- en MKB-bedrijven
governance en bestuurlijke ondersteuning Bedrijfsvoering HRM financiën risicomanagement marketing & communicatie ICT huisvesting
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
52 57 66 67 69 72 73
76 76 77 77
82 83 84 88 89 89 91 94
3
Marco Waas, decaan faculteit 3mE
“Een vooraanstaande rol als kenniseconomie vereist samenwerking”
4
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Samenwerking
sleutel tot succes Marco Waas, decaan van de faculteit 3mE, kijkt vol vertrouwen naar de toekomst. Weliswaar gaat 3mE een aantal zware jaren tegemoet, maar de uitgangspositie is goed. Niet alleen is er veel expertise en jong talent aanwezig, ook de financiële situatie is relatief gunstig. Om alle uitdagingen het hoofd te bieden ziet hij veel in samenwerking.
“A
ls faculteit staan we de komende decennia voor een reeks uitdagingen”, stelt Waas. “Hoe houden we bijvoorbeeld onze onderzoeksfaciliteiten op het gewenste niveau bij een afnemende eerste geldstroom? Hoe bestendigen we als faculteit onze leidende rol in Europa? Op welke manier zorgen we voor continuïteit van het langetermijnonderzoek en hoe kunnen we de kennisvalorisatie bevorderen? Vanzelfsprekend is er niet één antwoord op deze vragen, maar ik zie wel een rode draad, namelijk samenwerking.”
Doorbraken
“Ik ben ervan overtuigd dat samenwerking de sleutel tot succes is. Gezamenlijk onderzoek zorgt bijvoorbeeld voor een efficiënte benutting van onderzoeksfaciliteiten en vergroot je kansen bij het verwerven van fondsen. Los daarvan is samenwerking met anderen noodzakelijk om de steeds complexere vraagstukken te kunnen oplossen. Bovendien zie je dat de meeste doorbraken plaatsvinden op grensgebieden. Daarom hecht ik niet alleen veel waarde aan samenwerking tussen de afdelingen binnen onze faculteit, maar ook aan de samenwerking met andere Delftse faculteiten en met andere universiteiten zoals het Leids Universitair Medisch Centrum en de Erasmus Universiteit.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Met bedrijfsleven in gesprek
“Om als Nederland een vooraanstaande rol te kunnen spelen als kenniseconomie is samenwerking eveneens vereist. Natuurlijk zou het mooi zijn als de overheid het percentage van het bruto binnenlandsproduct voor onderwijs en onderzoek verhoogt van 5,1 naar 6,1 procent zoals in andere kennisintensieve landen. Daarop moeten we echter niet gaan zitten wachten. Ik wil dan ook met het bedrijfsleven in gesprek over structurele samenwerking en financiering van bepaalde langetermijnonderzoeksprogramma’s.”
Bruisende kennisregio
Kennisvalorisatie vraagt ook om samenwerking. Willen we op dit gebied in de Champions League meespelen, dan moeten we niet alleen hoogwaardige kennis ontwikkelen, maar ook samenwerkingsverbanden aangaan met kennisintensieve bedrijven en zorgen dat Delft een bruisende kennisregio wordt. Daarnaast is consistent overheidsbeleid nodig, waarbij universiteiten veel meer dan nu het geval is worden geprikkeld om energie te steken in valorisatie.”
5
6
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Samenvatting
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
7
Missie De faculteit 3mE leidt geëngageerde ingenieurs en promovendi op, en voert grensverleggend wetenschappelijk onderzoek uit op het gebied van werktuigbouwkunde, maritieme techniek en technische materiaalwetenschappen. 3mE is het voorbeeld van een dynamische en innoverende faculteit, met een leidende Europese rol, die een aanwijsbare economische en maatschappelijke bijdrage levert. Om te kunnen blijven concurreren op de kennisgebieden in de wereld is het focusseren en het daarmee bereiken van massa en het effectief en efficiënt omgaan met de beschikbare middelen van uitermate groot belang voor de faculteit. Daarvoor zet de faculteit in op krachtige afdelingen, met een daarbij behorende rol voor de afdelingsvoorzitter. De faculteit 3mE omvat 6 afdelingen, waarvan er vier direct gekoppeld zijn aan toepassingsgebieden (Precision and Microsystems Engineering, Process & Energy, BioMechanical Engineering, en Maritime & Transport Technology) en die aansluiten bij de Nederlandse industriële sterkte, nu en in de toekomst. De twee andere afdelingen richting zich vooral op de ontwikkeling van disciplines (Delft Center for Systems Control en Materials Science and Engineering). De afdelingen zijn samengesteld op basis van bewezen academische excellentie en het feit dat elk van deze afdelingen de kritische massa heeft om op (inter)nationaal niveau te concurreren. Elke afdeling draagt bij aan de opleidingen die door de faculteit worden verzorgd, profileert zich als zelfstandig onderzoeksinstituut en is een sterke partner in nationale en internationale samenwerkingsverbanden. De basis voor het onderwijs wordt gevormd door twee brede aansprekende bachelor opleidingen, met keuzeruimte in de minors gericht op drie type ingenieurs: • specialist / onderzoeker • ontwerper • technisch managers / ondernemer De bachelor wordt gevolgd door zes uitdagende master opleidingen voortkomend uit de onderzoeksgebieden.
8
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Samenvatting Doelstelling en kengetallen voorafgaande periode Voor het bereiken van de missie is een flexibele organisatie en een hoge kwaliteit en motivatie van alle medewerkers noodzakelijk. In oktober 2004 heeft het CvB het meerjarenplan voor 2005-2008 goedgekeurd. De prioriteiten waren: 1) Zorgvuldig, snel en efficiënt uitvoeren van de organisatieveranderingen (besparing M€ 2,4) 2) Het zo snel mogelijk bereiken van de ruimtedoelstellingen (besparing M€ 1,5) 3) Opstellen actieplannen voor • Behalen studentenwervingsdoelstellingen • Zekeren ambities 2de / 3de geldstroom. 4) Opzetten kwaliteitsprogramma’s: • R&O hoogleraren; • Focus op onderwijs, accreditatie; • Nieuw BSc programma 2006, minors. 5) Bepalen nieuwe naam faculteit.
Doelstelling en kengetallen 2010-2013
De facultaire prestatiedoelstellingen zijn: 1) Het jaarlijks afleveren van 50 promovendi, gefinancierd uit de 2de en 3de geldstroom. 2) Het halen van een jaarlijkse onderzoeksoutput ter waarde van 3000 punten, met per afdeling jaarlijks één zeer in het oog springende publicatie 3) Een impactscore van meer dan 1,40 voor de helft van de onderzoeksprogramma’s in de faculteit 3mE, waarbij alle onderzoeksprogramma’s tenminste op het wereldgemiddelde liggen (1,00). 4) Een jaarlijkse instroom van: • 435 BSc studenten • 100 HBO studenten (BSc/MSc) • 75 buitenlandse studenten 5) Een verhoging van het rendement in de BSc van 55% naar 65% 6) In 2013 naar 4 technostarters per jaar 7) In 2013 naar 6 afgesloten licentieovereenkomsten op (of verkoop) octrooien per jaar 8) In 2013 een jaarlijkse ondersteuning van tenminste M€ 1,0 vanuit de industrie voor het in stand houden van het bestaande onderwijs, onderzoek en de infrastructuur; 9) Een facultaire overhead van maximaal 34% 1ste geldstroom, waarvan maximaal 17% voor ruimtebeslag De faculteit stuurt met name op deze kengetallen. Daarnaast zijn het studententevredenheid onderzoek (RISBO), de studentenenquêtes, het arbeidsbelevingsonderzoek onder het personeel (vast en tijdelijk) en een tweejaarlijkse external scan van groot belang bij het invullen van het meerjarenplan en de key strategies.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
9
Jenny Dankelman, hoogleraar medische instrumenten
“Ik hoop dat we voor 2050 met innovatieve instrumenten op alle plekken in het menselijke lichaam kunnen komen”
10
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Slimme instrumenten en hoogwaardige trainingssimulatoren Jenny Dankelman, hoogleraar medische instrumenten, heeft een toekomstdroom. Zij hoopt dat het voor 2050 mogelijk is om met innovatieve instrumenten op alle plekken in het menselijke lichaam te kunnen komen. Dan kan namelijk vrijwel iedere operatie met minimale schade aan gezond weefsel worden uitgevoerd.
“S
teeds meer chirurgische ingrepen worden gedaan via minimaal invasieve chirurgie”, vertelt Dankelman. “Voor het verwijderen van een galblaas hoeft bijvoorbeeld niet meer de hele buikwand open, maar kan de chirurg de operatie met speciale instrumenten via een kleine incisie doen. De voordelen voor de patiënt zijn groot, hij heeft minder pijn en herstelt aanmerkelijk sneller. Daar staat tegenover dat de operaties voor de chirurg moeilijker zijn geworden. Zo moet hij zijn instrumenten op afstand besturen via camerabeelden op een monitor.”
Simpel en betrouwbaar
“Om te zorgen dat in de toekomst alle chirurgische ingrepen via dit soort ‘kijkoperaties’ kunnen worden gedaan, ontwikkelen wij nieuwe instrumenten die lang, dun en goed stuurbaar zijn. Daarbij werken we intensief samen met academische ziekenhuizen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling is dat chirurgen de instrumenten intuïtief kunnen gebruiken. Dat betekent onder meer dat ze simpel en betrouwbaar moeten zijn. Bij de instrumenten ontwikkelen we trainingssystemen zodat artsen zich de technieken in
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
een veilige omgeving eigen kunnen maken. Ook voeren we experimenten uit waarbij we meten in hoeverre artsen met de verschillende instrumenten krachten kunnen doseren en doen we onderzoek naar oog-handcoördinatie.”
Lijm
“Het uitdagende van ons vak is dat je voor iedere toepassing slimme oplossingen moet bedenken. Als je met een instrument bijvoorbeeld ver het lichaam in moet en daarbij om gevoelig weefsel heen moet, zou het mooi zijn als je iets kunt vinden waardoor het instrument als het ware als een slang beweegt en het deel achter de bestuurbare tip dezelfde route volgt als de tip. Bij manipulatie van darmen moet je erg oppassen dat je geen perforatie maakt, wat bij een normale paktang kan gebeuren. Daarom onderzoeken we nu of we als ‘paktang’ een lijm kunnen maken die we naar wens kunnen laten plakken en niet-plakken. Hierbij kijken we ter inspiratie naar zeedieren die onder water over zachte oppervlakken voortbewegen en deze ook weer kunnen loslaten.”
11
Onderstaande tabel geven de interne targets van de afdelingen en de externe targets van de faculteit voor 2013 weer. De genoemde inzet aan fte HL en U(H)D is inclusief de uit de 2de en 3de geldstroom bezoldigde medewerkers, ook indien ze niet op de pay-roll van de TU Delft staan.
M&TT
DCSC
P&E
PME
BMechE
MSE
Tot
3mE
fte HL fte U(H)D Output punten Instroom PhD Uitstroom PhD
6,6 27,8 245 10 5
4,8 11,0 420 9 8
6,3 18,9 750 20 14
6,3 19,0 550 12 8
5,0 6,4 350 8 6
4,0 10,0 740 15 10
33,0 93,1 3055 69 51
3000 65 50
fte onderwijsinzet Instroom MSc Doorstroom MSc Uitstroom MSc Instroom BSc Uitstroom BSc
18,9
8,7
6,4
15,1
8,2
3,3
60,6 175 180 290 435 230
Financiën
De faculteit staat voor de uitdaging om rekening houdend met de onzekerheden ten aanzien van de ontwikkeling van de eerste geldstroom een begroting op te stellen die de toegenomen instroom aan studenten weet te begeleiden en daarnaast voldoende investeert in de kwaliteit van het primaire proces. Binnen de faculteit leeft de vraag of het realistisch is om deze dubbele uitdaging voor de komende planperiode te formuleren. Afdelingen vragen zich daarbij bijvoorbeeld af waarom de opgebouwde reserves op het niveau van afdelingen niet aangewend kunnen worden voor strategische bestedingen en hebben weinig begrip voor het argument dat dit invloed heeft op het exploitatieresultaat van de faculteit, dat aan een nullijn is gebonden. In de planperiode zal worden gewerkt met een begroting die vanaf 2011 een positief resultaat laat zien. Er wordt in 2009 en 2010 ingeteerd op de reserve van de faculteit, in de latere jaren wordt er een neutraal resultaat gerealiseerd, waarbij de reserve op een acceptabel niveau blijft. De faculteit heeft door een jarenlange ervaring met het tijdig opbouwen van de begroting vanaf het afdelingsniveau een goede financiële controle. Ook de monitoring gedurende het jaar is goed waardoor meevallers en tegenvallers tijdig worden gesignaleerd en er in overleg met de afdelingen op basis van deze cijfers de juiste beslissingen worden genomen. Het negatieve resultaat dat voor 2010 is begroot, wordt veroorzaakt door externe invloeden (lagere lumpsum door lagere productvergoedingen in het allocatiemodel en een hogere dan verwachte stijging van de salarislasten). In 2010 betekent dit voor de afdelingen MSE en P&E een extra inspanning om te compenseren voor deze externe invloeden. Dit zal in 2011 leiden tot een sluitende begroting,
12
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Samenvatting uitgaande van instellingsbrede aannames over de inkomsten vanuit OCW en de daarbij behorende doorvertaling in het allocatiemodel. De faculteit wijst de financiële middelen naar de afdelingen zoveel mogelijk toe op basis van input (BSc onderwijs) en output (MSc onderwijs en onderzoek). De kosten voor de infrastructuur (kantoren, laboratoria, ondersteuning) worden centraal bekostigd. De faculteit besteedt de facultaire beleidsruimte aan strategische zaken op basis van discussies binnen de ondersteunende staf en het managementteam. Bij de besteding van de beleidsruimte wordt zoveel mogelijk geprobeerd om geen investeringen te doen die negatieve gevolgen hebben voor de begroting van het jaar daarop.
Beleidsruimte en investeringen
De faculteit besteedt de facultaire beleidsruimte aan strategische zaken op basis van discussies binnen de ondersteunende staf en het managementteam. Bij de besteding van de beleidsruimte wordt zoveel mogelijk geprobeerd om geen investeringen te doen die gevolgen hebben voor de begroting van het jaar daarop. Voor 2010 is de beschikbare ruimte door de financiële krapte met 10% gereduceerd tot M€ 1,0 en is deze ruimte reeds geoormerkt voor strategische wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de afdelingen en op het gebied van de wetenschappelijke loopbaan. De faculteit wil deze ruimte vanaf 2011 weer op het oorspronkelijke niveau brengen en aan een beperkt aantal grotere projecten gaan besteden.
Strategische samenvatting
De faculteit stelt jaarlijks een strategische samenvatting voor het volgende jaar op. Binnen de faculteit wordt gewerkt met een meer gedetailleerde en actiegerichte samenvatting, die zich met name richt op de afdelingen en de ondersteunende diensten. De strategische samenvatting voor 2010 zal instellingsbreed worden afgestemd, waarbij bekeken zal worden of er nog instellingsbrede prioriteiten aan toegevoegd dienen te worden. Het is verder ook mogelijk dat een aantal facultaire prioriteiten instellingsbreed worden uitgerold, zoals dat eerder met PVS is gebeurd. Voor 2010 heeft de faculteit de volgende prioriteiten: • Toewerken naar een sluitende begroting voor 2011; • Bijdragen aan het Climate Knowlede and Innovation Community en de Dutch Climate Delta; • Identificeren van synergie over de grenzen van de faculteit in het kader van de herijking; • Realisatie van tenminste 45 promoties; • Opvullen van ontstane vacatures met toptalent; • Mid-term review onderzoek;
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
13
14
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
1. Inleiding
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
15
1. Inleiding D
e faculteit 3mE is in 2004 begonnen met een ambitieus meerjarenplan. Vrijwel alle doelstellingen in dit plan met een looptijd van 2005-2008 zijn ook in 2008 gerealiseerd. De belangrijkste resultaten in deze periode waren:
• • • • • • •
Hoge kwaliteit onderzoek blijkend uit de onderzoekvisitatie; Een studenteninstroom die de verwachtingen ruimschoots heeft overtroffen; Een omvang van de 2de en 3de geldstroom die de verwachtingen ruimschoots heeft overtroffen; Realiseren van de voorgenomen reductie van het vaste personeelsomvang; Realiseren van de voorgenomen reductie van het ruimtebeslag; Realiseren van kwaliteitsprogramma’s (R&O hoogleraren en onderwijs); Kiezen van een herkenbare en aantrekkelijk naam.
Alleen het afleveren van voldoende promovendi blijft ondanks de aandacht die de faculteit daaraan geeft stagneren. Academisch en financieel gezien ging het de faculteit tot en met 2008 voor de wind, waardoor de reputatie van de faculteit is vergroot en een gezonde reservepositie is opgebouwd. Dit biedt de ruimte om de financiële tegenvallers waarmee de TU Delft als geheel geconfronteerd is tijdelijk op te vangen. De faculteit zal deze buffer gebruiken om veranderingen die in het licht van stijgende studentenaantallen en financiële krapte strategisch op te vangen. Dit plan bevat aan de ene kant ideeën en plannen voor het creëren van een nieuwe stabiele basis voor de faculteit, maar schetst daarnaast de noodzaak voor toekomstige investeringen die noodzakelijk zijn om haar ambities waar te maken. Gedurende het eerste halfjaar van 2009 is in de faculteit door het MT, met de hoogleraren, met de staf en met de medezeggenschapsraad maandelijks gesproken over de gewenste strategische richting van de faculteit en de daarbij behorende noodzakelijke keuzes en focus. Daarbij zijn de ogen niet gesloten voor de externe omgeving. Om de externe omgeving nog meer te betrekken is eind september een goed bezochte stakeholderbijeenkomst gehouden, die heeft bijgedragen aan de scherpte in de gemaakte keuzes. De positieve resultaten van de onderzoekvisitatie en onderwijsaccreditatie geven het vertrouwen dat de faculteit het juiste pad naar boven bewandelt. Het proces van zelfreflectie voorafgaand aan de bezoeken van internationale commissies, gecombineerd met de resulterende aanbevelingen, geven de nodige impuls aan plannen voor verbetering. Dit meerjarenplan vindt zo een balans tussen enerzijds de eigen richting die de faculteit op wil gaan en anderzijds de maatschappelijke trends en externe oordelen. Er wordt daarbij zeer bewust rekening gehouden met de keuzes die de TU Delft op instellingsniveau neemt. De door de TU Delft ingezette herijking zal zijn invloed hebben op de aannames en targets die in dit meerjarenplan worden genoemd. De herijking zal ook de mogelijkheden voor synergie verder concretiseren. De faculteit 3mE geeft met dit meerjarenplan inzicht in de staat en de plannen van de faculteit 3mE en is daarmee in staat om de discussie rond de herijking zo concreet mogelijk te voeren.
16
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
2. Profiel
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
17
2.1 Missie
D
e faculteit 3mE leidt geëngageerde ingenieurs en promovendi op, en voert grensverleggend wetenschappelijk onderzoek uit op het gebied van werktuigbouwkunde, maritieme techniek en technische materiaalwetenschappen. 3mE is het voorbeeld van een dynamische en innoverende faculteit, met een leidende Europese rol, die een aanwijsbare economische en maatschappelijke bijdrage levert.
2.2 Visie
Als de ontwikkeling van onze maatschappij groeit op het niveau van vandaag, dan zijn de resources van onze planeet binnen één generatie onvoldoende om de menselijke bevolking te kunnen voorzien. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat een verwachte bevolking van 9 miljard mensen in 2050 de resources van 6 aardes nodig heeft indien de gehele bevolking dezelfde levenstandaard zou hebben als de huidige Westerse maatschappij. We staan dus voor een enorme ecologische uitdaging, met een enorm economisch belang. Het verkwisten van onze resources dient op wereldschaal met één of twee ordes te worden teruggebracht.
Maatschappelijk
De TU Delft heeft met de Delft Research Centres en de recente focus op de Delft Research Initiatives een duidelijke keuze gemaakt om haar bijdrage aan de technologische ontwikkeling in de wereld met name te richten op het mogelijk maken van economische groei onder duurzame ecologische omstandigheden. Tijdens de Global Summit van de American Society of Mechanical Engineers (ASME) in april 2008 werd het belang van deze keuze onderstreept, waarbij wordt aangemerkt dat de werktuigbouwkunde als discipline in de kern staat van deze technologische ontwikkelingen. De trend naar een meer dynamische, open wereldwijde economie zet door. Bedrijven ervaren een toenemende competitie voor nieuwe producten en diensten die sneller en efficiënter dan ooit tevoren aan de wereldmarkt worden geleverd. Over 10 jaar bestaat een derde van de huidige multinationals in de top 500 niet meer. Nog een derde van deze bedrijven zullen fundamentele veranderingen ondergaan. De competitie wordt nog verder versterkt door het wegvallen van grenzen tussen landen en de toename van mobiele bedrijvigheid. Industriële ontwikkeling concentreert zich in “parks en valleys”. Loonkosten, overheidsbeleid en infrastructuur zullen bepalend zijn voor de locatie waar deze industriële clusters zich zullen concentreren. De aanwezigheid van menselijk potentieel (talent) zal meer en meer bepalend zijn voor de locatie van specifieke industriële clusters. De competenties die van dit talent worden gevraagd zijn wetenschappelijke excellentie en ondernemerschap. Universiteiten zullen in toenemende mate worden beoordeeld op de herkenbare bijdrage aan de maatschappij en de economie, terwijl tegelijkertijd instituten en individuele wetenschappers openlijk zullen worden gerankt op basis van hun internationale wetenschappelijke excellentie. Zowel de 1ste geldstroom als de externe geldstromen zullen meer afhankelijk worden van de wetenschappelijke prestaties en reputatie. Een aanpak waarbij in de wereldwijde vijver van talent over het hele spectrum van BSc studenten tot hoogleraren wordt gevist is daarbij nodig om zo strategische partnerships te onderhouden. De schijnbare paradox is dat deze wereldwijde sterkte alleen kan worden bereikt en behouden met een sterke locale positie.
18
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
2. Profiel De rol van de universiteiten bij de uitdagingen die de wereld ons biedt is om het essentiële belang van relevant lange-termijn onderzoek en de ontwikkeling van talent met wetenschappelijke excellentie en ondernemerschap voor de maatschappij en economie aan te geven. De onafhankelijke positie en lange-termijn visie geeft de universiteiten en de individuele wetenschapper een unieke sleutelrol bij de ontwikkeling van een visie op de noodzakelijke technologische doorbraken en de weg daarnaar toe. Deze onafhankelijke positie en visie zijn de kern van open innovatie consortia die op hun beurt een warm bed vormen voor nieuwe bedrijvigheid. De faculteit 3mE zal mede in het licht van de door de ASME geconstateerde positie van de werktuigbouwkunde hier een bovengemiddelde rol bij spelen.
Wetenschappelijk
De werktuigbouwkunde vervult de rol van het leggen van verbanden tussen verschillende disciplines en vereist daarmee fundamentele kennis en een breed overzicht. De breedte van het werkgebied brengt met zich mee dat de werktuigbouwkunde te vinden is in toepassingsgebieden als energie, milieu, voeding, huisvesting, water, transport, veiligheid, en gezondheid. Op het meer fundamentele vlak constateert de ASME dat de technologische innovatiekracht zich heeft verschoven van de natuurkunde en telecommunicatie naar de biologie en het milieu, waarbij de biotechnologie en de nanotechnologie in de kern van deze ontwikkeling staan. Voor de werktuigbouwkunde liggen de grootste kansen op de intersectie met de biotechnologie en de nanotechnologie. Deze constateringen zijn voor de faculteit 3mE niet verrassend en zelfs zeer herkenbaar. Wetenschapsgebieden als biotechnologie en nanotechnologie worden ook binnen de faculteit steeds intensiever beoefend, waarbij er een sterke relatie is met de faculteit TNW die deze twee vakgebieden ook tot haar kern van de faculteit rekent. Voor de TU Delft kan een verdere gezamenlijke aanpak van 3mE en TNW op deze vakgebieden bijdragen aan zichtbaarheid en sterkte in de wetenschappelijke wereld. Een andere toekomstvisie die de ASME geeft is de ontwikkeling van steeds complexere systemen. De toenemende complexiteit bestaat daarbij uit het werken aan de extremen van zeer grote en zeer kleine schalen, zowel in afstand als in tijd. Dit vereist een grotere kennis van en coördinatie over meerdere disciplines. Systeem- en regeltechniek is daarbij een nog steeds evoluerend vakgebied dat essentieel is voor het werken aan nieuwe uitdagingen op het gebied van energie, voeding, productie, productontwikkeling, logistiek en communicatie. De TU Delft heeft daar een aantal jaren geleden al op ingespeeld door het clusteren van de systeemen regeltechniek binnen de faculteit 3mE. Het onderwijs en onderzoek van de gehele faculteit 3mE profiteert van de aanwezigheid van deze sterke groep aan de fundamentele kant van de faculteit.
Klimaatonderzoek
De TU Delft heeft succesvol samen met een aantal andere universiteiten en bedrijven een voorstel voor een Knowledge and Innovation Community (KIC) op het gebied van de klimaatproblematiek ingediend. TU Delft is daarbij samen met de Universiteit Utrecht en de WUR de Nederlandse co-locatie in dat voorstel. Deze Climate KIC zet in op vier innovatiegebieden: • Bestuderen van klimaatverandering en beheersen van de oorzaken; • Transitie naar klimaatneutrale steden;
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
19
Erik Offerman, Materiaalkundige
“Als we vuurbestendig staal weten te maken is het falen van gebouwen door oververhitte staalconstructies verleden tijd”
20
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Nooit meer instortende gebouwen door oververhit staal Materiaalkundige Erik Offerman werkt aan de ontwikkeling van vuurbestendig staal. Hij onderzoekt of door het toevoegen van bepaalde ingrediënten kan worden voorkomen dat staal bij verhitting door een brand zijn sterkte verliest.
“D
e dramatische beelden van de instortende Twin Towers, ongeveer een uur nadat twee vliegtuigen zich moedwillig in de gebouwen hadden geboord, waren voor Offerman aanleiding om zijn onderzoek te starten. “Het stalen frame van de gebouwen kon de inslag van de vliegtuigen weerstaan, de daarop volgende brand niet. Voor mij was dat een reden om te onderzoeken of we staal intrinsiek sterker kunnen maken bij hoge temperaturen.”
Kristallen
“Om vuurbestendig staal te kunnen maken moet je exact weten wat er in het staal gebeurt bij hoge temperaturen. Ik heb daarvoor met een extreem sterke röntgenmicroscoop naar het inwendige van staal gekeken dat ik in een speciale oven verhitte. Ik zag dat bij verschillende temperaturen de kristallen in het staal grover worden, wat leidt tot een afname van de draagkracht. Vervolgens ben ik gaan zoeken naar manieren om de kristalgroei tegen te houden.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Piketpaaltje
“De kristalgroei blijkt te kunnen worden gestopt door bepaalde elementen aan het staal toe te voegen. Zo zorgt een niobiumverbinding ervoor dat bij een temperatuur van ongeveer 600 ° Celsius als het ware piketpaaltjes ontstaan die het grensvlak van de kristallen vastleggen. Deze chemische reactie dooft na verloop van tijd uit. Daarom moet je verschillende elementen aan het staal toevoegen om te zorgen dat over het hele temperatuurverloop van 550 tot ongeveer 1.200 ° Celsius - de maximale temperatuur die bij een brand kan optreden - het staal zijn sterkte behoudt. Het ingewikkelde daarvan is dat tussen al die elementen interacties kunnen ontstaan.”
Lastig traject
Weten wat je moet toevoegen is niet genoeg. Je moet ook weten hoe snel de beoogde reacties verlopen. Je hebt er namelijk niets aan als het drie uur duurt voordat de niobiumverbinding de piketpaaltjes vormt. Bovendien moet je uitvinden hoe je het staal moet produceren. Kortom, een lastig traject. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat we binnen afzienbare tijd vuurbestendig staal kunnen maken en het falen van gebouwen door oververhitte staalconstructies verleden tijd is.”
21
• •
Aanpassingen in het waterbeheer; Klimaatneutrale biologische herbruikbare producten.
Binnen deze KIC wordt door de Zuid-Hollandse Delta aandacht besteed aan de volgende Clean Tech Sectoren: • Energie-efficiëntie: • Procesoptimalisatie en intelligente controlesystemen verminderen energiegebruik; • Verhoging van energie-efficiëntie van apparatuur; • Verhoging van energie-efficiëntie van gebouwen. • Duurzame mobiliteit: • Verhoog transportefficiëntie; • Vervoer meer met minder verkeer; • Overstappen op duurzame mobiliteiten. • Duurzame energieopwekking en opslag: • Verminderen emissies uit de verbranding van fossiele brandstoffen; • Vergroot gebruik van duurzame energiebronnen. • Materiaalefficiëntie: • Verhoging van efficiëntie en verbetering van duurzaamheid; • Gebruik van alternatieve materialen en natuurlijke producten. • Duurzame afvalverwerking & recycling: • Voorkomen van afval; • Recycling van afval; • Milieuvriendelijke verwerking van onvermijdbaar en onrecyclebaar afval. De competenties van de faculteit 3mE sluiten naadloos aan bij de competenties die nodig zijn om te werken aan de visie die door het KIC klimaat voorstel wordt verwoord. De faculteit 3mE kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen voor de hiervoor genoemde Clean Tech Sectoren. De komende tijd zal de faculteit de kern van haar onderzoeksprogramma’s meer gaan richten op de onderwerpen die relevant zijn binnen deze Clean Tech Sectoren. De faculteit is ervan overtuigd dat deze onderwerpen de komende 20 jaar relevant blijven en voldoende wetenschappelijk uitdagingen bieden voor de werktuigbouwkunde, de maritieme techniek en de materiaalwetenschappen.
Onderwijs
De maatschappij verandert en daarmee het profiel van onze student ook. De faculteit bereidt zich de komende periode voor op veranderingen, waarvan we de elementen nu al zien. Aan de ene kant zien we een ontwikkeling naar technologische regio’s, waarbij de techniek de dagelijkse leefomgeving stuurt gebruik makend van wereldstandaarden, maar met regionale toepassingen en doorontwikkeling. Aan de andere kant zien we de ontwikkeling van sociale netwerken die meer en meer landelijk en regionaal van invloed zijn op beslissingen van met name de overheid en in mindere mate bedrijven. De faculteit 3mE is van nature gepositioneerd voor een bijdrage aan de ontwikkeling van technologische regio’s, maar onze ingenieurs zullen moeten werken in een omgeving waarin sociale relaties in grote mate de overheid sturen. In ons onderwijs zal de faculteit haar studenten hierop moeten voorbereiden. Naast de technologische en wetenschappelijk argumentatie, is ook de perceptie van de individuele burger van probleemstellingen en oplossingsrichtingen, en de interacties met zijn sociale
22
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
2. Profiel netwerk van groot belang om innovaties en technologische voortgang te realiseren. Een eerste inventarisatie van wensen ten aanzien van de onderwijsstrategie voor de faculteit 3mE heeft de volgende positionering voor 2020 opgeleverd: • De faculteit 3mE van de TU Delft maakt deel uit van een internationale wetenschappelijke gemeenschap, die behalve uit andere technische universiteiten ook bestaat uit toonaangevende bedrijven en regionale hoogwaardige, thematische kennisclusters; • De studenten hebben de ondernemende mentaliteit hervonden: Nederlanders trekken de (wetenschappelijke) wereld in. Zij zien de faculteit 3mE van de TU Delft als een solide en wetenschappelijk goede uitvalsbasis om ook elders hun licht op te doen. Internationale ervaring maakt vast onderdeel uit van het afstudeerprogramma van onze studenten; • Docenten vinden het vanzelfsprekend en inspirerend om in de internationale arena actief mee te draaien in open innovatieve netwerken; • De faculteit 3mE van de TU Delft houdt vast aan wetenschappelijk basiskennis en richt haar onderwijs door aan te sluiten op eigentijdse leermethoden. Deze positionering zal door de faculteit in de loop van 2010 verder worden ontwikkeld tot een heldere visie en strategie, onder meer door interne en externe toetsing hiervan.
2.3 Gewenste competenties
Op basis deze wetenschappelijk trends en de ontwikkelde visie zal de faculteit 3mE, gegeven de aanwezige uitdagingen, haar activiteiten uitvoeren vanuit de kracht en de passie van onze mensen, gebruik makend van de aanwezige sterkte in de faculteit.
Kracht
Onze kracht is het technisch / economisch ontwerpen en construeren van apparaten en systemen: • voor de “Sustainable Process and Energy” industrie, geavanceerde Mechatronica & Microsystemen; Biomedische Technologie, Maritieme Technologie; Transport & Logistieke Technologie; • steunend op de fundamentele / basis gebieden mechanica, thermodynamica, stromingsleer, engineering design, technische materiaalwetenschappen en systems & control; • waarbij elk gebied een kritische massa en kwaliteit aan resources heeft om internationaal te kunnen excelleren, en de vaste staf te bekostigen uit de eerste geldstroom; • waarbij onderzoek plaats vindt door middel van numerieke berekeningen en simulaties, in samenhang met experimenten in een beperkt aantal state of the art laboratoria en opstellingen op en voor onze industriële partners relevante schaal, in belangrijke mate gefinancierd door 2de en 3de geldstroom; • waar het onderwijs aan studenten nauw aansluit bij wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
23
Passie
Onze passie is het opleiden en begeleiden van getalenteerde studenten en promovendi en het doen van grensverleggend wetenschappelijk onderzoek: • met als basis twee zeer aansprekende brede bacheloropleidingen, gericht op goede studenten, met extra stimulansen voor excellente studenten; • met zes uitdagende masteropleidingen voortkomend uit de onderzoeksgebieden, waarbij de experimentele afstudeerprojecten gekoppeld zijn aan lopend onderzoek; • met de mogelijkheid voor een honours track op master niveau; • waarbij studenten en medewerkers worden uitgedaagd om met hun talent een wetenschappelijke carrière op te bouwen of als ondernemer bij te dragen aan de maatschappelijke ontwikkelingen.
Uitdaging
Onze uitdaging is een duidelijk aanwijsbare bijdrage te leveren aan het versterken van de concurrentiepositie van de Nederlandse en Europese economieën op korte en lange termijn: • doordat de faculteit een zeer evenwichtige samenstelling heeft tussen applicatiegerichte en fundamentele gebieden, waarover regelmatig advies wordt ingewonnen bij strategische partners; • waarbij elk van de afdelingen een leidende/sturende rol heeft in een groot consortium (Europees); • waarbij voor onderwijs het beroepenveld zeer betrokken is; • doordat het onderzoek duidelijke resultaten levert in de vorm van de aantrekking van 2de en 3de geldstroom, benutte octrooien en succesvolle start-ups; • doordat het onderwijs BSc’s, MSc’s, en PhD’s aflevert die snel een goede baan in de wetenschap, het bedrijfsleven (inclusief het MKB en startende ondernemers) of bij de overheid kunnen vinden.
Sterkte
Onze sterkte is de kwaliteit en motivatie van onze mensen en de betrokkenheid van onze studenten: • Met een goede bekendheid van en betrokkenheid bij de strategische doelstellingen van de faculteit; • Met heldere en transparante verantwoordelijkheden in het beslismodel; • Met interessante carrière ontwikkelingsmogelijkheden waarbij de verwachtingen omtrent prestaties helder zijn en de positie bij 3mE (TU Delft) wordt gezien als positieve stap in een loopbaan; • Waarbij er ruimte is voor talent, zowel bij studenten als medewerkers; • Waarbij het enthousiasme en de betrokkenheid van onze medewerkers regelmatig wordt gemeten; • Waarbij de kwaliteit van onze medewerkers wordt erkend door prijzen en grants.
2.4 Ambities en doelstellingen
De facultaire prestatiedoelstellingen zijn: 1) het jaarlijks afleveren van 50 promovendi, gefinancierd uit de 2de en 3de geldstroom. 2) het halen van een jaarlijkse onderzoeksoutput ter waarde van 3000 punten, met per afdeling jaarlijks één zeer in het oog springende publicatie
24
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
2. Profiel 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9)
een impactscore van meer dan 1,40 voor de helft van de onderzoeksprogramma’s in de faculteit 3mE, waarbij alle onderzoeksprogramma’s tenminste op het wereldgemiddelde liggen (1,00). een jaarlijkse instroom van: • 435 BSc studenten • 100 HBO studenten (BSc/MSc) • 75 buitenlandse studenten een verhoging van het rendement in de BSc van 55% naar 65% in 2013 naar 4 technostarters per jaar in 2013 naar 6 afgesloten licentieovereenkomsten op (of verkoop van) octrooien per jaar in 2013 een jaarlijkse ondersteuning van tenminste M€ 1,0 vanuit de industrie voor het in stand houden van het bestaande onderwijs, onderzoek en de infrastructuur; een facultaire overhead van maximaal 34% 1ste geldstroom, waarvan maximaal 17% voor ruimtebeslag
De faculteit stuurt met name op deze kengetallen. Daarnaast zijn het studententevredenheid onderzoek (RISBO), de studentenenquêtes, het arbeidsbelevingsonderzoek onder het personeel (vast en tijdelijk) en een tweejaarlijkse external scan van groot belang bij het invullen van het meerjarenplan en de key strategies. Onderstaande tabel geven de interne targets van de afdelingen en de externe targets van de faculteit voor 2013 weer. De genoemde inzet aan fte HL en U(H)D is inclusief de uit de 2de en 3de geldstroom bezoldigde medewerkers, ook indien ze niet op de pay-roll van de TU Delft staan.
M&TT
DCSC
P&E
PME
BMechE
MSE
Tot
3mE
fte HL fte U(H)D Output punten Instroom PhD Uitstroom PhD
6,6 27,8 245 10 5
4,8 11,0 420 9 8
6,3 18,9 750 20 14
6,3 19,0 550 12 8
5,0 6,4 350 8 6
4,0 10,0 740 15 10
33,0 93,1 3055 69 51
3000 65 50
fte onderwijsinzet Instroom MSc Doorstroom MSc Uitstroom MSc Instroom BSc Uitstroom BSc
18,9
8,7
6,4
15,1
8,2
3,3
60,6
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
175 180 290 435 230
25
Urs Staufer, hoogleraar Micro and Nano Engineering
“Werktuigen ontwikkelen waarmee we op nanoschaal kunnen werken” 26
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Geavanceerde fabriek op broodtrommelformaat Hij maakte al een piepkleine microscoop waarmee op Mars bodemstof werd onderzocht. De kennis en ervaring die hij daarbij opdeed wil hoogleraar Urs Staufer gebruiken om zijn droom te verwezenlijken: het ontwikkelen van werktuigen voor productieprocessen op nanoschaal.
D
at Staufer zich met microsystemen bezighoudt is direct duidelijk als hij de atomic force microscoop laat zien die hij ontwikkelde voor de Phoenixmissie naar Mars. Deze microscoop tast met een minuscuul naaldje - je kunt het nauwelijks zien, het is 0,2 millimeter lang en 0,001 millimeter dik en heeft een scherpe punt van silicium - heel nauwkeurig deeltjes af. Op Mars is dit hoogwaardige apparaatje gebruikt bij onderzoek naar het voorkomen van water.
Nanobuisjes
“De kennis en ervaring die ik heb opgedaan bij het ontwikkelen van de microscoop, wil ik gebruiken om werktuigen te maken waarmee we op nanoschaal kunnen werken”, vertelt Staufer. “De mogelijkheden van nanotechnologie zijn enorm, maar tot nu toe zie je dat we er alleen op heel kleine schaal iets mee kunnen. Bij Technische Natuurwetenschappen zijn ze er bijvoorbeeld in geslaagd met nanobuisjes - koolstofbuisjes met een diameter van een miljoenste millimeter en een lengte van een duizendste millimeter - een transistor te maken. Na veel onderzoek kostte het maken van deze transistor ongeveer een uur. Als je weet dat er op een microchip al gauw een miljoen transistoren zitten, begrijp je dat we snellere productiewijzen willen.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Combinatie van werktuigen
“Ik zoek de oplossing hiervoor in een combinatie van vier of vijf verschillende werktuigen op microschaal, die met elkaar kunnen communiceren en met simpele bouwstenen verschillende eindproducten kunnen maken, bijvoorbeeld medicijnen. Daarbij streef ik naar ’fabriekjes’ met tienduizenden exemplaren van elk werktuig, zodat je tot hoge productiesnelheden kunt komen. Zover zijn we nog niet. Er moet bijvoorbeeld speciale regeltechniek worden ontwikkeld, omdat je bij zulke aantallen niet meer elk werktuig apart kunt aansturen.”
Microassemblage
“Zelf werk ik inmiddels aan de ontwikkeling van verschillende werktuigen. Zo breng ik op een oppervlak van een duizendste vierkante millimeter vier werktuigjes aan en onderzoek welke handelingen ik hiermee kan uitvoeren. Denk aan het vastpakken, verplaatsen, verbuigen en verhitten van nanodeeltjes. Ondertussen gaat een collega van me na welke stappen nodig zijn bij diverse microassemblageprocessen. Weer een andere onderzoekt hoe we efficiënte bewegingen op micrometerschaal kunnen genereren.”
27
2.5 Strategie External scan
De faculteit heeft in 2004 stakeholders interview gehouden en een omgevingsanalyse uitgevoerd. De interviews hebben toen de volgende hoofdpunten opgeleverd: • Bedrijven shoppen voor goedkope kennis, universiteiten voor ‘easy money’; • Geen goede basis voor samenwerken en resultaten; • Bedrijven zullen niet zomaar de plaats van de overheid als financier innemen; • 1ste rol van de universiteit is onderwijs, 2de rol is (fundamenteel) onderzoek, 3de rol is het stimuleren van start-ups; • IPR is van de industrie; • Competitie voor de TU Delft ligt in het buitenland, niet bij de TU/e of de UT. In september 2009 is opnieuw een goed bezochte stakeholderbijeenkomst georganiseerd, waarbij stakeholders uit het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen aanwezig waren. Op basis van de door de faculteit geschetste dilemma’s kwamen daar de volgende zaken naar voren: • De stijgende studentenaantallen zijn een compliment voor de faculteit, maar bezorgen wel logistieke problemen, waarbij er waardering is voor de gekozen oplossingen. De volgende aandachtspunten zijn meegegeven: • Projecten en practica zijn weliswaar tijdrovend en kostbaar, maar ook zeer waardevol • Gedifferentieerd aanbieden van lesstof is mogelijk een oplossing, maar het is moeilijk te voorspellen waar studenten voor kiezen; • Het kwaliteitsniveau van de opleiding dient te worden vastgehouden; • Samenwerken met kennisinstituten en bedrijven (delen personeel en faciliteiten) met gesloten beurzen dient verder onderzocht te worden; • Selectie aan de poort mag niet, maar selecteren in het eerste jaar wordt als positief ervaren. • Het maken van inhoudelijke keuzes, waardoor meer focus en massa ontstaat, is een efficiënte manier om kosten te besparen, maar kan ook grote maatschappelijke consequenties hebben. De overheid kan overigens zelf ook consistenter zijn door bij het nemen van beslissingen de het criterium van focus en massa beter toe te passen. Door clustering kan talent makkelijker behouden blijven. • De ontwikkeling van een breder loopbaanbeleid met ook paden tussen universiteit en bedrijfsleven oogst waardering. Belangrijk is om na te gaan of de competenties waar in het bredere loopbaanbeleid op wordt ingezet, voldoende aansluiten bij de behoefte in het bedrijfsleven • Bedrijven kunnen beter gebruik maken van de wervingskracht van de TU Delft op buitenlands talent voor het vervullen van vacatures in Nederland. • De relatie tussen bedrijven en TU Delft mag strategischer van karakter worden. Op basis van deze bijeenkomst is afgesproken dat de groep stakeholders frequenter bijeen zal komen om de faculteit te helpen bij de lange termijn strategie. Op de korte termijn zijn de volgende acties afgesproken: • Bespreken van de onderwijsstrategie met de overheid; • Benchmarken van de overhead met het bedrijfsleven; • Uitbouwen van programmatische samenwerking met het bedrijfsleven; • Wetenschappelijke loopbanen op het snijvlak van de faculteit en bedrijfsleven meer kans geven.
28
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
2. Profiel Internal scan
De faculteit heeft in 2004 interne interviews gehouden. Dit heeft waardevolle informatie opgeleverd voor de beleidsacties. Deze interviews hebben in 2004 de volgende hoofdpunten opgeleverd: • Doel is duidelijk: onderwijs, onderzoek, valorisatie; • Huidige financiële systeem: • Veroorzaakt verwatering van de kwaliteit; • Werkt samenwerking tegen; • Roep om organisatorische professionaliteit – leiderschap; • Individualiteit overheerst gezamenlijkheid; • We discussiëren als vrienden en gaan conflicten uit de weg; • Besluiten die ons niet aanstaan “regelen” we via het informele circuit; • We zijn slecht in het implementeren; • Projectonderwijs duur en onvoldoende gedegen. De faculteit heeft sinds 2005 gewerkt aan verbeteringen in relatie tot deze hoofdpunten. In 2007 is er een nieuwe ronde interviews gehouden die het beeld bevestigen dat er een sterke verbetering heeft plaatsgevonden binnen de faculteit. De volgende trends zijn waarneembaar: • De visie en strategie worden gewaardeerd en hebben een positieve verandering gebracht; • De visie en strategie bieden met name kaders voor het facultaire management; • De indeling van de faculteit in afdelingen wordt gewaardeerd als een eigen onderzoeksomgeving; • Er wordt ervaren dat de kwaliteit van het onderzoek hoog is en verder toeneemt, maar er wordt de behoefte gevoeld om meer aandacht te geven aan fundamenteel onderzoek, om te voorkomen dat de wetenschappelijke basis van de faculteit erodeert; • De MSc programma’s worden gewaardeerd en het eigenaarschap ligt bij de juiste mensen, het eigenaarschap van de BSc programma’s behoeft aandacht; • Binnen de faculteit wordt aan het gehele valorisatiespectrum aandacht besteed, van ‘het afleveren van goede studenten’ tot ‘het bouwen aan consortia met meerdere partijen, waaronder de industrie’; • De financiële situatie van de faculteit is gezond en de afdelingen hebben genoeg vrijheid om de middelen te besteden, waarbij dat op een betrouwbare wijze gebeurt; • Het management team leidt de faculteit professioneel – competent, betrokken, samenwerkend. Alle leden dienen wel eigenaar te zijn van de strategische basis van de faculteit en de daaruit volgende agenda; • De cultuur is van een focus op zichzelf, macht en politiek verandert naar meer gezamenlijkheid met een constructieve dialoog en discussies over de groeiende wetenschappelijke uitdagingen voor de faculteit; • De reorganisatie van de ondersteunende diensten (OOD) wordt gezien als een fte- en budgetgedreven verandering, waarbinnen aan de relatie tussen klant en dienstverlener onvoldoende aandacht heeft gekregen. Door het in 2007 wegvallen van de allocatie vanuit de TU Delft voor het practicum modelbouw en bewerken (PMB) heeft de faculteit besloten om, in lijn met de tijdens de internal scan van 2004 geconstateerde hoge kosten voor delen van het onderwijs, de organisatie van het PMB samen met de faculteit IO aan te pakken en de kosten hiervoor drastisch te reduceren. De faculteit is blij met de evaluatie van de ondersteunende diensten en ondersteunt het besluit
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
29
van het CvB voor het ingezette verbeterprogramma van harte. In het verbeterprogramma dient nadrukkelijk aandacht te worden gegeven aan de concrete ondersteuningsvraag van de faculteiten en dienen faculteiten en ondersteuning een relatie op te bouwen die gericht is op inzicht in de kosten van de dienstverlening in relatie tot de gewenste kwaliteit en omvang hiervan. Voorzien wordt om in het kader van de mid-term review in de loop van 2010 wederom een internal scan te organiseren, waarbij de in 2009 gehouden external scan, alsmede de in het najaar 2009 gehouden tevredenheidsonderzoek onder de medewerkers als input zullen dienen.
Afdelingsvorming
De missie van de universiteit om hoog kwalitatief onderzoek en onderwijs te leveren, een belangrijke rol te spelen in internationale consortia, en om efficiënt en effectief om te gaan met de beschikbare middelen maakt een krachtig afdelingsniveau noodzakelijk. Dit maakt de afdelingsvoorzitter een belangrijke spilfunctie als integraal manager en resultaatsverantwoordelijke van zijn afdeling. Het vormen van sterke afdelingen gericht op het primaire proces is daarom van strategisch belang. De afdelingen van de faculteit 3mE worden als volgt gekarakteriseerd: • een eenheid van strategische aansturing en van planning en control binnen de randvoorwaarde van de universitaire c.q. facultaire planning en control cyclus is de afdeling als eenheid verantwoordelijk voor de processen die op basis van wetenschappelijke dialoog leiden tot strategische keuzes binnen de afdeling in het kader van de strategieontwikkeling van de faculteit als geheel. • een eenheid van integraal management verantwoordelijk voor optimale beslissingen in het kader van de uitvoering van taken door de permanente koppeling van taken en middelen. De afdeling is resultaatverantwoordelijk voor de realisatie, waarbij inhoudelijke (kwalitatieve streefdoelen) en financiële en personele doelstellingen (streefcijfers) worden gehaald. • een eenheid van onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie binnen algemene kaders van het instellingsplan, de bestuurlijke agenda en het facultaire meerjarenplan verantwoordelijk voor de inhoudelijke ontwikkeling van deze primaire taken die binnen de afdeling zijn belegd. • een eenheid van personeelsmanagement dat een afdeling binnen de kaders van het facultaire personeelsbeleid en de financierbare formatie initiatief neemt dat leidt tot beslissingen inzake personele aangelegenheden. Hiertoe behoort de verantwoordelijkheid voor het Human Resource Management die binnen de afdeling is belegd. • een eenheid van budget en financieel beheer belast met het operationaliseren van de ambities van de afdeling door middel van effectief financieel beheer en – management en het via managementrapportages regulier monitoren van de realisatie. De afdelingsvoorzitter vervult als leider van de afdeling een belangrijke spilfunctie in de faculteit. Hij wordt daarin ondersteund door de secretaris van de afdeling. Het afgelopen jaar zijn een aantal van de afdelingsvoorzitters gewisseld en voor 2010 en 2011 worden nieuwe wisselingen voorzien. De zwaarte van de functie brengt met zich mee dat bij wisselingen nadrukkelijk aandacht gegeven moet worden aan een goed inwerkprogramma op de bovenstaande aspecten.
30
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
2. Profiel Instroom – doorstroom – uitstroom
Hoewel bijna een derde van de inkomsten van de faculteit ondertussen uit de 2de en de 3de geldstroom komt, vormt de 1ste geldstroom de basis voor het onderwijs en onderzoek. Zonder een goede basis in de 1ste geldstroom is het verder ook niet mogelijk om projecten in de andere geldstromen te ontwikkelen. De instroom – doorstroom – uitstroom van studenten (BSc en MSc) en promovendi (PhD) zijn de belangrijkste parameters die bepalend zijn voor de 1ste geldstroom inkomsten. Daarnaast heeft een goede performance op deze parameters ook een positieve invloed op het kwaliteitsimago van de faculteit. Voor de faculteit zijn deze parameters dan ook de belangrijkste kengetallen om te volgen en daarmee van strategisch belang, meer dan de andere kengetallen. Deze kengetallen zullen op afdelingsniveau en op opleidingsniveau worden gevolgd.
Wetenschappelijke output
De strategie van de faculteit 3mE richt zich op het handhaven van het marktaandeel in de wetenschappelijke output binnen de TU Delft. Kwalitatief wil de faculteit zich meer richten op publicaties in wetenschappelijke tijdschriften met een hoge impactfactor. De afdelingen zullen zich hierop gaan richten. Het aantal outputpunten per hoogleraar zal daardoor licht groeien. Deze strategie is in lijn met de aanbevelingen van de beoordelingscommissie voor het onderzoek.
Financiën
De faculteit staat voor de uitdaging om rekening houdend met de onzekerheden ten aanzien van de ontwikkeling van de eerste geldstroom een begroting op te stellen die de toegenomen instroom aan studenten weet te begeleiden en daarnaast voldoende investeert in de kwaliteit van het primaire proces. Binnen de faculteit leeft de vraag of het realistisch is om deze dubbele uitdaging voor de komende planperiode te formuleren. Afdelingen vragen zich daarbij bijvoorbeeld af waarom de opgebouwde reserves op het niveau van afdelingen niet aangewend kunnen worden voor strategische bestedingen en hebben weinig begrip voor het argument dat dit invloed heeft op het exploitatieresultaat van de faculteit, dat aan een nullijn is gebonden. In de planperiode zal worden gewerkt met een begroting die vanaf 2011 een positief resultaat laat zien. Er wordt in 2009 en 2010 ingeteerd op de reserve van de faculteit, in de latere jaren wordt er een neutraal resultaat gerealiseerd, waarbij de reserve op een acceptabel niveau blijft. De faculteit heeft door een jarenlange ervaring met het tijdig opbouwen van de begroting vanaf het afdelingsniveau een goede financiële controle. Ook de monitoring gedurende het jaar is goed waardoor meevallers en tegenvallers tijdig worden gesignaleerd en er in overleg met de afdelingen op basis van deze cijfers de juiste beslissingen worden genomen.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
31
Het negatieve resultaat dat voor 2010 is begroot, wordt veroorzaakt door externe invloeden (lagere lumpsum door lagere productvergoedingen in het allocatiemodel en hoger dan verwachte stijging van de salarislasten). In 2010 betekent dit voor de afdelingen MSE en P&E een extra inspanning om te compenseren voor deze externe invloeden. Dit zal in 2011 leiden tot een sluitende begroting, uitgaande van instellingsbrede aannames over de inkomsten vanuit OCW en de daarbij behorende doorvertaling in het allocatiemodel. De faculteit wijst de financiële middelen naar de afdelingen zoveel mogelijk toe op basis van input (BSc onderwijs) en output (MSc onderwijs en onderzoek). De kosten voor de infrastructuur (kantoren, laboratoria, ondersteuning) worden centraal bekostigd. De faculteit besteedt de facultaire beleidsruimte aan strategische zaken op basis van discussies binnen de ondersteunende staf en het managementteam. Bij de besteding van de beleidsruimte wordt zoveel mogelijk geprobeerd om geen investeringen te doen die negatieve gevolgen hebben voor de begroting van het jaar daarop.
32
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
3. Externe/interne ontwikkelingen, trends en positie
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
33
3.1 Focus en massa
F
ocus en massa is voor de TU Delft en de faculteit 3mE van uitermate groot belang. Wereldwijd vallen de barrières weg, waarmee er een toenemende concurrentie is op kennisgebied. We boksen niet alleen meer op tegen lage lonen, maar concurreren ook steeds meer op kwaliteit.
In Europa zien we een verdergaande integratie; de Lissabon doelstelling en de Knowledge and Innovation Communities (KIC) in EU verband zijn maar twee goede voorbeelden. Het creëren van voldoende kritische massa in Europees verband met voldoende kwaliteit en focus, is van strategisch belang voor de toekomst. De faculteit 3mE wil niet alleen participeren in deze Europese verbanden, maar is in staat om op enkele gebieden een leidende rol te spelen. Deze leidende rol kan alleen worden verkregen als we in nationaal verband voldoende samenwerken. De onderlinge competitie in Nederland dient te worden omgezet in onderlinge samenwerking. Binnen deze samenwerkingsverbanden kan dan de competitie worden aangegaan, met name binnen Europa. De faculteit 3mE zet daarbinnen in op samenwerkingsverbanden die nader zijn omschreven in paragraaf 3.6. Het feit dat de faculteit 3mE inzet op focus en massa binnen de gekozen sterke en internationaal zichtbare afdelingen werpt zijn vruchten af. Het internationale talent dat de faculteit aan zich heeft weten te binden geeft duidelijk aan dat dit feit een belangrijke drijfveer is om de stap naar de TU Delft maken.
3.2 Nederlandse wetenschap
In opdracht van het innovatieplatform is een SWOT analyse uitgevoerd, waarbij de huidige kennis met betrekking tot de Nederlandse wetenschap wordt vergeleken met een beperkt aantal referentielanden (België, Canada, Denemarken, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland). Op basis hiervan komt het innovatieplatform tot een aantal belangrijke vraagstukken: • Hoe zorgen we voor voldoende internationaal toptalent? • Aantrekken 1000 talentvolle internationale PhD’s; • Zorgen dat wetenschappelijke instellingen aantrekkelijke werkgevers zijn; • Gezamenlijke “front-office” in het buitenland organiseren; • One-on-one matching internationale toptalenten (samen met buitenlandse partners); • Wegnemen praktische barrières internationale kenniswerkers. • Hoe behouden we onze sterktes? • In kaart brengen en stimuleren 30 topgroepen; • Nederland als aantrekkelijke werkplek voor internationale toponderzoekers; • Nederland als aantrekkelijke vestigingsplaats voor buitenlandse R&D; • Synergie tussen private en publieke onderzoeksagenda. • Hoe kunnen we geldstromen (publiek en privaat) organiseren om excellentie te stimuleren en te benutten? • Investeren in excellente groepen; • Structureel M€ 500 extra vanuit het FES in open competitie; • Substantiële investeringen voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten; • Privaat-publieke fondsen voor talent en R&D; • Aanpakken bureaucratie, aanvraagdruk en overhead; • Verhoging ratio 2de versus 1ste geldstroom.
34
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
3. Externe/interne ontwikkelingen, trends en positie
Bovenstaande roadmap naar excellentie geeft richtingen aan om met meer internationaal toptalent mee te spelen op wereldniveau op basis van een lange-termijn strategie voor publieke en private investeringen in talent en R&D. Het innovatieplatform zal daarbij samen met KNAW, NWO, en VSNU het initiatief nemen.
De faculteit 3mE heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld in een richting die nauw aansluit bij de hierboven geformuleerde richting, waarbij de omvang van de 2de geldstroom een achilleshiel is vanwege de ongelijke verdeling van deze inkomstenbron over de verschillende afdelingen. De totale omvang van de 2de geldstroom is daarnaast betrekkelijk gering.
3.3 Maatschappelijke thema’s & economische sterkte
Sinds het uitkomen van het laatste meerjarenplan worden de maatschappelijke onderzoeksthema’s binnen Europa, Nederland, maar ook binnen de TU Delft steeds scherper geformuleerd. Duurzaamheid is daarbij een gemeenschappelijke noemer. De faculteit 3mE ziet voor zichzelf grote kansen binnen deze maatschappelijke thema’s (zorg, klimaat, energie, en transport), gecombineerd met een aantal van de Europese Knowledge and Innovation Communities (klimaat en ICT). Binnen de Europese onderzoeksruimte heeft de TU Delft voor het eerst gekozen voor een collectieve en proactieve opstelling bij het vormen van consortia. Voor de faculteit 3mE biedt dit kansen die met beide handen worden aangegrepen. De faculteit 3mE is bereid om hier substantieel aan bij te dragen en streeft ernaar daar waar mogelijk om penvoerderschappen op zich te nemen.
3.4 Studenteninstroom
De studenteninstroom van de faculteit 3mE maakt voor de tweede keer een sterke sprongbeweging en is voor 2009 gestegen tot ruim boven de 500 nieuwe BSc studenten per jaar. De omvang aan afgestudeerde studenten is echter nog steeds onder het niveau van de industriële behoefte in de werktuigbouwkunde en de maritieme techniek. Het is aan de ene kant de wens van de faculteit om toe te werken naar een uitstroom die aansluit bij een realistische behoefte aan afstudeerders. Aan de andere kant heeft de faculteit ondertussen de fysieke mogelijkheden om nog meer studenten op te vangen ruimschoots bereikt. Er wordt nog steeds vol ingezet op de werving van studenten, maar de eisen die de opleiding stelt aan studie-inzet en studieresultaat in relatie tot loopbaanmogelijkheden, waaronder ondernemerschap of wetenschap, worden nadrukkelijk positief onder de aandacht van aankomende studenten gebracht. De faculteit maakt zich nog steeds zorgen over de kwaliteit van de instroom. Onderzoek wijst uit dat studenten met een laag gemiddeld cijfer voor wiskunde en natuurkunde een grote kans hebben de eindstreep niet te halen. Bij een gemiddeld cijfer van meer dan 6,5 is de kans om de eindstreep te halen significant hoger dan bij zwakkere vooropleidingsresultaten. In 2007 is besloten om voor het eerste jaar te gaan experimenteren met parallelle colleges. Dit is nodig vanwege de grote aantallen studenten die niet meer passen in de aanwezige collegezalen. Ontwikkelingen rond Collegerama hebben er toe bijgedragen dat vanaf 2009 colleges in parallelle zalen verzorgd kunnen worden. In de ene zaal staat de docent live college te geven, terwijl een de andere zaal live streaming plaatsvindt van het college. Alle studenten kunnen in directe interactie
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
35
Jerry Westerweel, voorzitter afdeling Process & Energy
“ We moeten de CO2-uitstoot door energieopwekking met fossiele brandstoffen terugdringen en ons richten op duurzame technologieën.”
36
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Focus op procesoptimalisatie en energiebesparing Een wezenlijke bijdrage leveren aan een duurzame toekomst. Dat is volgens hoogleraar Jerry Westerweel de uitdaging waarvoor hij en zijn collega’s staan. Een uitdaging die hij vol vertrouwen tegemoet ziet.
“H
ét speerpunt voor de komende decennia is het terugdringen van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen“, stelt Westerweel. “Voor onze afdeling betekent dit dat we sterk gaan inzetten op procesoptimalisatie, de ontwikkeling van schone energietechnologie en het verbeteren van de energieefficiency.”
Turbulenties beheersen
“Natuurlijk is dit geen eenvoudige opgave, maar ik ben ervan overtuigd dat we als afdeling uitstekend zijn toegerust om een zinvolle bijdrage te kunnen leveren. Zo verwacht ik dat ons fundamentele onderzoek op het gebied van de stromingsleer kennis zal opleveren die tot forse energiebesparingen zal leiden. Als het ons bijvoorbeeld lukt om turbulenties beter te beheersen - we onderzoeken onder andere of het mogelijk is om turbulenties versneld te laten uitdoven - zullen de energieverliezen bij leidingtransporten sterk verminderen. Ook kunnen we dan het brandstofgebruik van schepen terugdringen door op de juiste plek kleine luchtbelletjes langs de scheepsromp te injecteren die ervoor zorgen dat de weerstand afneemt.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Optimum
“Op het gebied van procesoptimalisatie gaan we niet alleen onderzoeken hoe we afzonderlijke processen kunnen verbeteren, maar kiezen we ook voor een meer integrale benadering. In hoeverre is de restwarmte van een proces bijvoorbeeld voor andere doeleinden te gebruiken? Verder houden we vast aan onze benadering dat het altijd om processen in apparaten gaat. We blijven dan ook kijken naar zowel het proces als het apparaat. Het optimum van een proces ligt namelijk bij een klein apparaat niet op hetzelfde punt als bij een groot apparaat. Dat houdt in dat we bij elke schaal onderzoeken hoe een proces het efficiëntst functioneert.”
Duurzame energietechnologie “Een ander belangrijk onderwerp voor de komende tijd is energietechnologie. Traditioneel houden we ons bezig met grootschalige vormen van energieopwekking waarbij gebruik wordt gemaakt van fossiele brandstoffen. Dat spoor zullen we geleidelijk afbouwen en tegelijkertijd zullen we ons meer gaan richten op duurzame technologieën.”
37
blijven met de docent via stemkastjes, via mobiele telefoons en via wireless laptops. Live streaming is er nog niet via internet, maar wordt voor de toekomst niet uitgesloten. Er zal worden gemeten of dit effect heeft op de kwaliteitsbeleving van de colleges door de studenten. Door deze technologische innovatie wordt het eerder gevreesde effect op de verhoogde werkdruk voor docenten voor een aanzienlijk deel voorkomen. De instroom van HBO (target: 100) en internationale studenten (target 75) in de MSc neemt wel toe, maar ligt nog onder de gestelde targets. De faculteit zal zich verder inzetten om de gestelde doelen te halen, mede omdat deze groep studenten uitstekende rendementscijfers laat zien. De faculteit staat op het standpunt dat zij zich niet kan veroorloven om de instroom van kwalitatief goede studenten te beperken. Door goede voorlichting en het bindend studieadvies in het eerste jaar wordt verwacht dat studenten die zich voor het tweede jaar inschrijven, voldoende kwaliteit en motivatie hebben om efficiënt de rest van hun studie af te ronden.
3.5 Onderzoekskwaliteit & output
De doelstelling van de faculteit is onderzoeksoutput van 3000 punten, een omvang waar de faculteit de laatste jaren steeds tegenaan zit. Binnen de onderzoeksoutput zal in de toekomst de aandacht nog meer naar ISI tijdschriften met een hoge impactfactor gaan. Dit zal tot gevolg hebben dat het totaal aantal publicaties daalt, bij een gelijkblijvend aantal outputpunten. Het onderzoek van de faculteit is in 2008 over de periode 2001-2006 beoordeeld. De beoordelingscommissie vindt dat de faculteit op het gebied van academische kwaliteit, productiviteit, relevantie en uitvoerbaarheid in ieder opzicht ruimt boven het gemiddelde scoort in verhouding tot vergelijkbare internationale instellingen. Het onderzoek van 3mE werd gemiddeld beoordeeld als ‘zeer goed’, een succesvolle beoordeling waaraan alle afdelingen hebben bijgedragen. Voor bijna alle programmaleiders was deze beoordeling de eerste in deze rol, wat de beoordeling extra bijzonder maakt. Vier groepen (30% van de onderzoekscapaciteit): Biomechatronics & Biorobotics, Systems & Control, Aero & Hydromechanics en Microstructural Control in Metals, kregen de hoogste beoordeling ‘excellent’. Aan de beoordeling is in de faculteit een degelijke voorbereiding voorafgegaan, die zeer intensief was door het ontbreken van een mid-term review. De faculteit wil in 2010 een mid-term review organiseren die aan de ene kant bijdraagt aan een degelijke voorbereiding voor de volgende beoordeling, maar aan de andere kant beperkt is in de tijdbesteding die nodig is van de medewerkers.
3.6 Strategische samenwerking
De afgelopen jaren heeft de faculteit een groot aantal partners aan zich gebonden, die van strategisch groot belang zijn. Met de universiteit van Trondheim is er strategische samenwerking gestart op het gebied van onderwijs. Met bedrijven als Shell, DSM, ASML, Damen en Philips, en kennisinstellingen als TNO, ECN en Marin wordt samengewerkt op onze onderzoeksgebieden. De faculteit acht het van strategisch belang dat deze vormen van samenwerking boven het niveau van de individuele wetenschappers wordt uitgetild. Met de universiteiten uit de IDEA League, Tsinghua, Fudan en METU en de bedrijven Shell en Philips gebeurt dit op instellingsniveau. De recente kenniswerkersregeling,
38
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
3. Externe/interne ontwikkelingen, trends en positie
waarin de faculteit succesvol participeert draagt verder bij aan een verdere strategische samenwerking met Nederlandse bedrijven. De faculteit 3mE speelt verder een belangrijke rol bij de programmering van het onderzoek van de technologiestichting STW, waaronder het leiden van een aantal STW perspectief programma’s: • Diagnostic tool for neurological disorders (NeuroSIPE); • Smart Optic Systems. Binnen de door STW gekozen thema’s: Waist to Resources, Generic Fotonic IC’s, Biogeocivil Engineering, Smart Separation en Medical Imaging zijn voor de faculteit 3mE interessant om de komende jaren verder op in te spelen.
De faculteit streeft er naar dat elke afdeling een belangrijke rol speelt in een groot consortium, waarbij de strategische relaties met de eerder genoemde bedrijven kan helpen om onze positie daarbinnen te versterken. Momenteel is de faculteit sterk vertegenwoordigd c.q. leidend in de volgende consortia (in oprichting): • Dutch Separation Technology Institute (DSTI); • MicroNed; • Trauma Related Neuronal Dysfunction (TREND); • Maritiem Innovatie Programma (MIP); • High Tech Automotive Systems (HTAS); • Materials innovation institute (M2i); • Point One; • High Tech Systems & Materials (HTS&M); • Advanced Dutch Energy Materials (ADEM); • Procesintensificatie • Institute for Sustainable Process Technology (ISPT) • Medical Delta; • Dutch Climate Delta; • Climate Knowledge and Innovation Community; • 3TU.IST High Tech Systems; • 3TU.IST Solid and Fluid Mechanics. • 3TU.IST University Research Group on Sustainable Energy Technologies (URGENT).
3.7 Financiële randvoorwaarden
In het meerjarenplan 2008-2011 wordt geconstateerd dat indien de faculteit alle vacatures zou kunnen invullen, dan is de huidige toewijzing uit de 1ste geldstroom onvoldoende om de staande organisatie te bekostigen. De oorzaak werd toen gevonden in het wegvallen van infrastructuurcomponenten uit het allocatiemodel en achterblijvende aantallen promoties. Op dit moment constateert de faculteit dat de achterblijvende 1ste geldstroom niet wordt veroorzaakt door het achterblijven van de prestaties, maar doordat de TU Delft er niet in slaagt om de toekenning per product in het allocatiemodel op pijl te houden. Sinds 2007 is de toekenning voor de onderwijsproducten met 10% gedaald, voor de BaMa diploma’s en de promoties ligt dit rond de 20% terwijl de onderzoeksoutput meer dan 30% minder waard is geworden. De kostenstijging voor de faciliteiten bedroeg in die periode meer dan 5%, terwijl de gemiddelde personeelslast met bijna 15% steeg.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
39
Om haar academische ambities waar te maken herhaalt de faculteit de noodzakelijke financiële randvoorwaarden uit het meerjarenplan 2008-20011: • Een transparante en consistente overheid; • Een transparante en consistente verdeling van de 1ste geldstroom gebaseerd op de inkomsten uit promoties en onderwijs en behoud van het marktaandeel publicaties en infrastructuur; • Een betere vergoeding van het derde geldstroomonderzoek richting het niveau van integrale kosten, waarbij k€ 75 per jaar per promotieplaats als ondergrens geldt; • Een efficiënte en flexibele inzet van de ruimte, zodat de kosten laag blijven en zich aanpassen aan de omvang van de faculteit; • Een flexibel personeelsbestand, deels bestaand uit tijdelijk aangestelde medewerkers, die pieken in de werkzaamheden kunnen opvangen; • Een efficiënte en kwalitatief goede ondersteuning. De faculteit constateert dat momenteel met name het feit dat niet wordt voldaan aan de financiële randvoorwaarden die buiten haar eigen invloedssfeer liggen een negatief effect heeft op de financiële situatie van de faculteit. Dit heeft tot gevolg dat de faculteit noodzakelijkerwijs aan de ene kant activiteiten zal moeten stoppen die passen binnen de facultaire strategie terwijl aan de andere kant de prestaties en werkdruk binnen de faculteit toenemen. Concreet heeft de faculteit de afdelingen MSE en P&E gevraagd hun de activiteiten in overeenstemming te brengen met het budget dat door de faculteit beschikbaar wordt gesteld. Dit zal bij de afdeling MSE leiden tot het stoppen van activiteiten op een aantal gebieden en bij de afdeling P&E zullen scherpere keuzes gemaakt moeten worden in relatie tot het beschikbare budget.
3.8 (Inter)nationale positie
De faculteit heeft een zichtbare internationale positie op het gebied van de werktuigbouwkunde, maritieme techniek en de materiaalwetenschappen. De faculteit weet talentvolle internationale wetenschappers aan zicht te binden. Het feit dat de faculteit haar afdelingen (als dragers van de vakgebieden) internationaal weet te profileren draagt daar in belangrijke mate aan bij. Het is de ambitie van de faculteit om op enkele gebieden (zoals procesintensificatie) internationaal een erkend leidende rol te verwerven. Door middel van deze profilering draagt de faculteit bij aan het internationale profiel van de TU Delft. De faculteit brengt deze profilering tot stand via de leidende positie, vanuit haar sterke afdelingen, die ze heeft in een aantal nationale consortia. Deze consortia zijn de opstap naar Europa, waarbij deelname in de Knowledge and Innovation Communities van strategisch belang is. Voorwaarde hiervoor is dat in Nederland verder wordt ingezet op gerichte samenwerking in plaats van onderlinge concurrentie . De samenwerking in 3TU-verband is daarbij een belangrijke motor. Ook in 3TU-verband dienen echter keuzes te worden gemaakt en de beschikbare middelen niet over teveel schijven te worden verdeeld.
40
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
3.9 SWOT analyse Strengths • • • • • • • • •
Moderne laboratoriuminfrastructuur Organisatie in afdelingen Financiële buffer Grote instroom van talent (studenten, promovendi, medewerkers) Internationaal netwerk wetenschappelijke staf Goede balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek Samenwerking en financiering door industriële partners Leiderschap in onderzoekscholen en consortia Publiceren in high-impact tijdschriften
Weaknesses • • • • • •
Organiseren van internationale conferenties Gebruik maken van de bestaande laboratoriuminfrastructuur voor het onderzoek ICT ondersteuning voor het onderzoek Gastvrijheid naar internationale collega’s Marketing van ons onderzoek Internationale zichtbaarheid als leider in het publieke debat
Opportunities
Threats
• • • • • • • • • • • •
• • • • • • • • •
Meer samenwerking tussen afdelingen en binnen een aantal van deze afdelingen Expliciete link tussen onderwijs en onderzoek 7x24 uur openstelling Mobiliteit en sabbaticals wetenschappelijke staf Vacatures opvullen met talent Ontwikkelen HRM strategie Ontwikkelen faculteitsbrede onderzoekstrategie Deelname in regie- en beoordelingsorganen op het gebied van onderzoek Gebruik maken van de reputatie van de TU Delft Zichtbaarheid vergroten Gebruik maken van onze technostarters Gebruik maken van de internationale samenstelling van de wetenschappelijke staf
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Reductie van de 1ste geldstroom Beschikbare middelen om de laboratoriuminfrastructuur in stand te houden Administratieve inzet die nodig is om deel te nemen in door de overheid gesponsorde programma’s Vinden van voldoende talent op alle niveaus in een krappe markt Loopbaanmogelijkheden voor onze getalenteerde medewerkers Gevraagde matching bij deelname in overheidsprogramma’s beperkt de mogelijkheid om een eigen onderzoeksagenda op te zetten Een te grote invloed van de politiek op het onderzoek in de strijd om de schaarse middelen Een aantal basisvakken in het 3mE curriculum hebben geen wetenschappelijke uitdaging meer, maar zijn geen onderdeel van het lespakket op de middelbare school De kwaliteit van het wiskunde- en natuurkundeonderwijs gaat achteruit, terwijl de vereiste eindtermen op de universiteit omhoog gaan om de gewenste kwaliteit van het curriculum te borgen
41
3.10 Conclusies en uitdagingen
Geconcludeerd kan worden dat de faculteit 3mE voor zichzelf een sterke uitgangspositie heeft gecreëerd gericht de toekomst. Dit is te danken aan de juiste keuzes die de afgelopen jaren in gezamenlijkheid zijn gemaakt. De faculteit wordt gezien als preferred partner op het gebied van onderwijs, onderzoek, en kennisvalorisatie. Meer en meer wordt de faculteit ook als preferred employer gezien door wetenschappelijk talent. De komende jaren blijft het een uitdaging om deze positie op de arbeidsmarkt verder te versterken, waarbij de lat hoog gelegd kan worden. De solide financiële basis van de faculteit 3mE staat onder druk vanwege de financiële crisis, verminderde inkomsten van de overheid en doordat de financiën van de TU Delft als geheel onder druk staan. De faculteit ziet de volgende uitdagingen voor zich: • De penvoerderschappen van en deelname in grote consortia gebruiken om internationaal de positie van de faculteit verder te versterken op het gebied van onderzoek; • Het creëren van vrij besteedbare inkomsten uit onderzoek dat gezamenlijk met onze partners wordt gedaan en uit licentieovereenkomsten, zodat de faculteit blijven kan investeren in de ontwikkeling van haar kennisbasis; • Elke afdeling een leidende/sturende rol te laten spelen in tenminste één groot onderzoeksconsortium; • Consolideren van de strategisch investeringen die de faculteit vanuit de gezamenlijke visie heeft gepleegd en het op niveau houden van onze laboratoriuminfrastructuur; • Verhoging van het studierendement binnen een efficiënt georganiseerd opleidingsprogramma; • Opvang van een steeds groter aantal studenten, dat straks in de bachelor eindfase en in de master een grote druk zal leggen op de faciliteiten, die op deze groei zullen moeten worden afgestemd; • Vorm en invulling geven aan een innovatief HR beleid, dat leidt tot een flexibele organisatie van hoge kwaliteit; • Zichtbaar bijdragen aan de reputatie van de TU Delft, door het verspreiden van wetenschappelijke kennis, bijdragen aan het wetenschappelijk debat en het afleveren van hoogwaardige ingenieurs, die voorbereid zijn op de toekomst.
42
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
4. Aansprekend onderwijs
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
43
D
e trends in het onderwijs zijn: grotere flexibilisering, internationalisering en competitie tussen studenten en opleidingen. (Internationale) werving van studenten en erkenning van de kwaliteit zijn belangrijke elementen geworden bij het voortbestaan van een opleiding.
De faculteit stelt de volgende prioriteiten: • • • •
omvang en kwaliteit van de instroom rendement en studieduur na het eerste jaar efficiëntie internationalisering
4.1 Omvang en kwaliteit van de instroom
In 2004 is gekeken naar de studenteninstroom die minimaal nodig is om de staf te bekostigen. Hieruit zijn wenselijke instroomcijfers gedestilleerd. Deze targets zijn voor de MSc instroom in 2009 nader aangescherpt. Dit leidt tot de volgende doelstellingen voor 2013: • Het vasthouden van een jaarlijkse instroom van minimaal 435 eerstejaars; • Het aantrekken van 100 HBO-studenten in de Masters per jaar; • Het aantrekken van 75 buitenlandse studenten per jaar. Voor de bacheloropleidingen overtreft de instroom deze targets momenteel. De instroom van buitenlandse studenten en HBO’ers ligt op het niveau van rond de 50 per jaar, hier is de wens om nog te groeien. Voor wat betreft de meeste masters opleidingen is het huidige totale aantal masterstudenten bevredigend. Voor de MSc opleidingen Materials Science and Engineering (MSE) zijn extra wervingsactiviteiten nodig. De afdeling MSE heeft hiervoor ondertussen een project gedefinieerd, waarbij ze zich meer dan voorheen wil richten op studenten werktuigbouwkunde. Dit kan tot gevolg hebben dat het karakter van de MSE opleiding en van de materiaalkundevakken in de BSc werktuigbouwkunde veranderen. De faculteit heeft de afgelopen jaren intern gespeeld met het idee om een numerus fixus in te voeren voor de BSc werktuigbouwkunde. Deze ideeën zijn telkenmale verworpen met het argument dat een numerus fixus op de korte termijn wellicht de instroom kan reguleren, maar dat het op de lange termijn een te groot negatief effect kan hebben op leerlingen die voor werktuigbouwkunde aan de TU Delft zullen kiezen. De faculteit zal daarom inzetten op regulering van het onderwijs in het eerste jaar door: • betere voorlichting en begeleiding van eerstejaars waaronder het feit dat het eerste jaar een selectiejaar is; • colleges meer interactief maken (stemkastjes); • collegezalen koppelen van collegezalen (efficiëntie); • stimuleren van gebruik van collegerama als onderwijs- en studiemiddel; • de onderwijsinzet beter over de verschillende afdelingen te verdelen. Verwacht wordt dat het bindend studieadvies (BSA) meer dan voorheen ervoor zal zorgen dat het eerste jaar een selecterend karakter krijgt. De studieadviseurs en docenten zullen in dat eerste jaar studenten indringend aanspreken op hun voortgang en hebben door afspraken met het HBO alternatieven beschikbaar voor die studenten die het naar onze verwachting niet zullen redden. Studenten met een matige score voor wiskunde en natuurkunde op het VWO hebben een hoge kans
44
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
4. Aansprekend onderwijs
op uitval en zullen extra worden gecoacht om ze zo snel mogelijk het juiste opleidingspad te wijzen. Aan de positieve kant zal de faculteit meer smoel geven aan studenten die hun P-in-1 behalen. Daarnaast zullen de initiatieven ten aanzien van de beste studenten worden gecontinueerd binnen het door OCW gesubsidieerde Challent programma. De verwachting is dat de activiteiten gericht op de beste studenten ook een aanzuigende werking zal hebben op de groep direct daaronder. Vanaf 2010 wil de faculteit de wervingsactiviteiten voor internationale studenten weer intensiveren in de hoop dat het huidige huisvestingsprobleem dan is beheerst. De faculteit zal zich daarbij vooral richten op Europa. Zie voor een verdere beschrijving paragraaf 4.4 De faculteit zal de projectactiviteiten, mede gefinancierd uit WO-sprint, op het gebied van stimulering van de kwaliteit in de BSc, zoals “toptrack”, “young professional” en “wetenschappelijke loopbaan” continueren. De gedachte is om deze activiteiten verder uit te breiden naar de MSc, waarbij de Graduate Schools een interessante ontwikkeling zijn. De faculteit ziet daarbij de onderzoekscholen waar zij in participeert uitgroeien naar Graduate Schools op basis van het NWO-model. De onderzoekschool DISC heeft hiervoor reeds een aanvraag ingediend. Dit was in 2009 niet succesvol, maar in 2010 zal opnieuw een poging worden gewaagd. De onderzoekschool JMBC wil deze stap ook graag zetten, maar dan dient er een MSc opleiding Fluid & Solid Mechanics te worden opgetuigd. Het JMBC zou een dergelijke ontwikkeling in 3TU.verband van harte toejuichen. Ook de onderzoekschool TRAIL is wat betreft de faculteit 3mE in combinatie met de MSc TIL een prima kandidaat voor een Graduate School. De faculteit is niet van plan om Graduate Schools te creëren die los staan van de huidige onderzoekscholen.
4.2 Rendement en studieduur na het eerste jaar
Jarenlang heeft de faculteit een beleid gevoerd dat streeft naar een zo laag mogelijke uitval van studenten na het eerste jaar. De gemiddelde studieduur was daaraan ondergeschikt. Veranderingen in het bekostigingsmodel en de wens om de totale studentenpopulatie te beperken door het realiseren van een sneller doorstroom hebben daar ondertussen verandering in aangebracht. Als eerste concrete doelstelling om de studieduur te verminderen is de gedachte dat 1/3 van de studenten zijn P-in-1 kan halen en 1/3 de propedeuse in twee jaar moet afronden. De overige 1/3 van de instroom valt dan naar verwachting af, waarbij die uitval vooral in het eerste jaar dient plaats te vinden. Het maximaal haalbare rendement ligt in de BSc nu zo rond de 60%, we willen dat verhogen naar 65% in 2011 en naar 70% in 2013. Het maximaal haalbare rendement voor de MSc dient boven de 90% te liggen. Voor de gemiddelde studieduur zal de faculteit op basis van een nog uit te voeren inventarisatie concrete doelstellingen formuleren, die gedurende de planperiode een verbetering zullen laten zien. Deze doelstellingen zullen we behalen door voldoende docenten beschikbaar te hebben, waarbij het invullen van de vacatures bij de afdeling M&TT een belangrijke randvoorwaarde is voor de BSc maritieme techniek. De historie leert dat veranderingen op vak- en curriculumniveau weinig invloed hebben gehad op het uiteindelijk rendement. Daarom besteedt de faculteit nu extra aandacht aan de rol van de student zelf. Via “Young Professional” proberen we de studieattitude in positieve zin te veranderen. Het
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
45
Peter Wieringa, onderwijsdirecteur van 3mE
“Studenten opleiden die
goed zijn in hun vak, verantwoordelijkheid durven nemen, initiatiefrijk zijn en over de grenzen van vakgebieden heen kunnen kijken”
“
46
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
“
Excellent onderwijs wordt steeds belangrijker Inspirerende docenten, uitdagende masterclasses en een voortdurend streven om studenten op te leiden die niet alleen goed zijn in hun vak, maar ook initiatiefrijk zijn, verantwoordelijkheid durven nemen en over de grenzen van vakgebieden heen kunnen kijken. Dat is het ideaalbeeld van hoogleraar Peter Wieringa, onderwijsdirecteur van 3mE.
“A
ls we willen dat bedrijven wereldwijd ook in de toekomst voor Delftse ingenieurs kiezen, zullen we de komende decennia fors moeten investeren in de kwaliteit van het onderwijs”, zegt Wieringa. “Academische vorming staat daarbij voorop. We moeten zorgen dat we mensen opleiden die niet alleen hun vakgebied beheersen, maar ook in staat zijn om dit vakgebied te relateren aan andere vakgebieden en het vermogen hebben om de maatschappelijke consequenties en de grenzen van wetenschapsbeoefening te doorzien.”
Talenten ontplooien
“Aan onze onderwijsgevers stelt dat specifieke eisen. Zij moeten geen collegedictaten oplepelen en studenten ‘kunstjes’ aanleren, maar hen uitdagen om hun talenten te ontplooien. Tijdens colleges moeten ze hoofdzaken en structuren aangeven, de relatie schetsen met de wereld om ons heen en laten zien waar de ontwikkelingen binnen hun vakgebied toe leiden. Verder ben ik er voor dat we contacturen veel meer invullen met masterclasses, waar goed voorbereide studenten met docenten in discussie gaan en waarbij meningsvorming een belangrijke plaats inneemt.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Van last naar lust
“Om deze cultuurverandering mogelijk te maken gaan we veel energie steken in het opleiden van onze onderwijsgevers. Nu al letten we bij sollicitaties op aantoonbare didactische vaardigheden en stimuleren we de huidige medewerkers om onderwijskwalificaties te halen uitgaande van hun onderwijsportfolio. Ook gaan we een traject ‘senior qualification’ voor ervaren docenten aanbieden. We willen bevorderen dat onderwijs niet als een last, maar als een lust wordt gezien.”
Enthousiast team
“Zelf ben ik ervan overtuigd dat investeren in de kwaliteit van ons onderwijs uiterst zinvol is. Je ziet nu al dat studenten wereldwijd toegang krijgen tot de basiskennis van universiteiten via applicaties als ‘Open Courseware’ en dat zal alleen maar toenemen. Je zult ze dus op een andere manier aan je moeten binden. Een enthousiast team docenten dat garant staat voor excellent onderwijs, is daarvoor essentieel.”
47
bewust maken van de factoren die succes of falen in de studie bepalen is belangrijk, maar is ook het actief begeleiden van de student is noodzakelijk. Eén van de manieren die wordt ingezet is het eerder en duidelijker terugkoppelen van de individuele studieresultaten aan de student, met daarbij een vergelijking van de resultaten van zijn cohort en een passende analyse van de te verwachten studievoortgang. Daarnaast verwachten wij dat de activiteiten in het kader van het project “Ruimte voor Talent” zijn vruchten gaat afwerpen in de vorm van rolmodellen, waarmee duidelijk gemaakt zal worden dat studenten voordeel hebben bij een snellere afronding van de studie. Docenten, studentcoaches en studieadviseurs zijn belangrijke actoren om dit voor het voetlicht van studenten te brengen. De kwaliteit van de docent is daarnaast een belangrijke parameter in goed onderwijs en de faculteit zal haar activiteiten op het gebied van scholing van docenten (Engels, BasisKwalificatie Onderwijs) voortzetten. De ervaringen leren wel dat de tijd die docenten moeten besteden aan de BKO, soms een drempel oplevert. Hier zal een oplossing voor gevonden moeten worden.
4.3 Efficiëntie Governance
De faculteit kent 2 BSc opleidingen en 6 MSc opleidingen. Aan deze opleidingen is een groot aantal examencommissies en opleidingscommissies verbonden. De TU Delft heeft met het creëren van de functie directeur onderwijs de keuze gemaakt voor een duidelijk bestuurlijk leiderschap in de faculteiten. Dit wordt door de faculteit 3mE onderschreven en er is momenteel een discussie gaande om de governance van de opleidingen op een zo efficiënt mogelijke manier te organiseren, waarbij het eigenaarschap van de opleidingen binnen de afdelingen waar mogelijk blijft geborgd. Dit zal leiden tot een zekere mate van clustering van examencommissies en opleidingscommissies, waarbij deze geclusterde commissies zich zullen beperken tot hun wettelijke (advies)taken. De inhoudelijke ontwikkeling van de opleidingen blijft het primaat van de afdelingen.
Practica
Practica zijn naast projectonderwijs een kostbare wijze van onderwijs geven. Voor een ontwerpende faculteit die 3mE is, zijn practica echter onlosmakelijk verbonden met het afleveren van kwalitatief goede ingenieurs. De faculteit heeft echter het idee dat op een aantal plekken door het slimmer organiseren van roosters en het delen van instrumenten effectiever met de beschikbare ruimte kan worden omgegaan. We denken daarbij aan het Practicum Modelbouw en Bewerken (PMB), waar een grote reductie van gebruikte ruimtes en machines is voorzien. Daarnaast bestaat het gevoel dat het benutten van de Meetshop verder vergroot kan worden. Ten aanzien van het practicum Materiaalkunde vraagt de faculteit zich af of het financieel haalbaar is om dit practicum in de lucht te houden, doordat de participatie van andere faculteiten tegenvalt. Bij een aantal andere practica zal onderzocht worden of er door een betere roostering ruimtes gedeeld kunnen worden.
48
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Minors
4. Aansprekend onderwijs
De faculteit 3mE heeft het idee dat de introductie van minors een positieve ontwikkeling is voor de studenten. Ze kunnen zich door middel van de minors verbreden of verdiepen in de BSc fase. Op dit moment zijn we echter wat te ver doorgeslagen in de differentiatie van alle minors. Dat is kostbaar en niet efficiënt voor docenten en ook niet voor het ruimtegebruik. De faculteit 3mE is er voorstander van om de minimale deelname aan minoren strikt op 20 studenten te handhaven. Het aantal en de aard van de minors die de faculteit aanbiedt zijn punten van doorlopende zorgvuldige overwegingen.
ICT
De faculteit heeft gemerkt dat ICT verbeteringen in het onderwijs kan helpen realiseren die een aantal jaren geleden niet voor mogelijk werden gehouden. Met name het in twee richtingen koppelen van meerdere collegezalen, zodat parallel colleges gevolgd kunnen worden en verder als referentie op het web kunnen worden gezet (collegerama) levert efficiëntievoordelen op ten aanzien van ruimte en personeel in het eerste voorbeeld en ruimte in het tweede voorbeeld. Daarnaast zijn de mogelijkheden voor interactie tussen docenten en studenten in de collegezalen sterk uitgebreid. Er wordt daar al goed gebruik van gemaakt, maar er zijn zeker mogelijkheden tot verdere verbeteringen. De faculteit zal veel aandacht besteden aan het verder optimaliseren en uitbouwen van doceer- en leermogelijkheden die ICT biedt voor het onderwijs.
Roostering
De faculteit denkt dat door een intensiever gebruik van de collegezalen en het opnemen van alle collegezalen in de zalenpool een efficiëntere roostering kan worden bewerkstelligd. Daarnaast wil de faculteit graag afspreken dat de roostering tijdig beschikbaar is voor alle docenten. Daar waar docenten in gebreke blijven in het aanleveren van gegevens zou met default gegevens gewerkt moeten worden, zodat de goeden niet onder de slechten lijden. Tenslotte is het van belang dat overal dezelfde spelregels gelden ten aanzien van de zalenpool. Het is bijvoorbeeld niet uit te leggen dat de faculteit zelf voor het facilitair management van de zalen in 3mE moet opdraaien, terwijl faculteiten die van bijvoorbeeld de aula gebruik maken dat niet hoeven te doen. Dergelijke ongelijkheden leiden op den duur tot keuzes die op instellingsniveau inefficiënt zijn.
ODV
Onderwijsdienstverlening levert een grote kostenpost voor de faculteit omdat er meer studenten van de faculteit onderwijs elders volgen dan dat er studenten van andere opleidingen bij onze faculteit. Met name de minors zijn hier de oorzaak van. Er zal worden gezocht naar mogelijkheden om meer serviceonderwijs te leveren en de afname van onderwijs beter af te stemmen op de behoefte.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
49
4.4 Internationalisering
De kwaliteit van het onderwijs, inhoudelijk en didactisch, vormt een belangrijk uithangbord voor de werving van internationale studenten. Zoals genoemd zal hier veel aandacht aan worden besteed en ook bij de werving van internationale studenten worden gebruikt. De huidige beperkte huisvestingmogelijkheden blijven vooralsnog een remmend effect hebben op de wervingsactiviteiten van de internationale studenten en vormen een rem op de mogelijkheden tot het aangaan van strategische onderwijssamenwerking met buitenlandse universiteiten. Internationalisering wordt vormgegeven met behulp van het IDEA league netwerk en de contacten met enkele preferred universities, zoals NTNU Trondheim. Met NTNU (Marine Technology) is er een joint MSc programma opgezet en wordt gewerkt aan uitbreiding op andere gebieden. Met onze IDEA league partners worden afspraken gemaakt over benchmarking, o.a. via uitwisseling van afstudeerrapporten en tentamens. Speciale aandacht zal worden besteed aan het goed organiseren van de voorlichting (intern naar eigen studenten, extern naar internationale studenten) en begeleiding van studenten door hun programma. Voor uitwisselingsstudenten is hier ondertussen een goede werkwijze voor ontwikkeld. Voor het werven van MSc-studenten heeft de faculteit de visie dat werving en voorlichting het beste kan plaatsvinden binnen het Europese netwerk van de hoogleraren, met behulp van voorlichtingsmateriaal dat zij in hun netwerk kunnen gebruiken. Vanaf 2010 zal het Europese netwerk dat de hoogleraren willen aanboren worden geïnventariseerd, waarna het benodigde voorlichtingsmateriaal zal worden ontwikkeld, rekening houdend met het karakter van de universiteiten waar deze materialen worden uitgezet. De studeerbaarheid en de zichtbaarheid van onze master opleidingen zal vergroot worden door geselecteerde onderwijsonderdelen (Offshore Engineering en BioMedical Engineering) aan te bieden via distant learning programma’s en/of open courseware (OpenER). De websites van de masters zullen beter toegankelijk worden gemaakt. De faculteit wil de master-instroom mede stimuleren via scholarships; hiervoor zullen bedrijven worden benaderd om in een scholarship programma te participeren. Voor exchange studenten zullen speciale labstages worden gecreëerd.
50
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
5. Grensverleggend onderzoek
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
51
5.1 Wetenschappelijke disciplines en leerstoelenstrategie
D • • • • • • •
e facultaire leerstoelenstrategie biedt de nodige focus binnen de breedte die werktuigbouwkunde, maritieme techniek en technische materiaalwetenschappen hebben. Bij de formulering is gebruik gemaakt van: de onderzoeksportfolio; de onderzoeksvisitatie; de onderwijsvisitatie; externe stakeholder interviews; de door de overheid gedefinieerde sleutelgebieden en maatschappelijke thema’s; de industriebrief van het ministerie van Economische Zaken; Het TU Delft instellingsplan.
De facultaire leerstoelenstrategie geeft de transitie aan van de invulling van de leerstoelen op facultair niveau met een visie op de toekomst. De faculteit 3mE bestaat uit 6 afdelingen, waarvan er 4 direct gekoppeld zijn aan toepassingsgebieden (PME, P&E, BMechE, en M&TT), aansluitend bij de Nederlandse industriële sterkte, nu en in de toekomst. De twee andere afdelingen richten zich vooral op de ontwikkeling van de fundamentele wetenschap (DCSC en MSE). De afdelingen zijn samengesteld op basis van bewezen academische excellentie en het feit dat elk van deze afdelingen de kritische massa heeft om op (inter)nationaal niveau te concurreren. Elke afdeling is een sterke partner in nationale en internationale samenwerkingsverbanden. In de bijlage zijn voor elk van de afdelingen de belangrijkste externe links aangegeven. De facultaire leerstoelenstrategie geeft de gewenste samenhang tussen de toepassingsgebieden en de disciplines (naast de twee genoemde afdelingen zijn dit mechanica en ontwerpen). In de bijgevoegde matrix zijn de leerstoelen met hun leeropdracht weergegeven. Leerstoelen met een link tussen discipline en toepassing zijn in de matrix opgenomen, terwijl leerstoelen die zich met name richten op alleen de toepassing of alleen de discipline zijn opgenomen bij de afdeling. Elke afdeling heeft een eigen kleur gekregen. Er is bewust gekozen om de leerstoelen slechts één keer in de matrix op te nemen, op de plek die daarvoor het meest in aanmerking komt. Het resultaat is een matrix die de huidige relatie tussen toepassing en discipline aangeeft voor de faculteit 3mE binnen de huidige capaciteit. De matrix geeft op dit moment aan dat voor een groot deel van de afdelingen er dwarsverbanden bestaan die invulling geven aan de synergie tussen de afdelingen. Aan de synergie tussen de afdeling MSE en de andere afdelingen dient verder invulling te worden gegeven. Hierover bestaan ideeën die nog niet hebben geleid tot concrete invulling. De afgelopen jaren is bij de profielschetsen voor de leerstoelen nadrukkelijk aandacht geweest voor de onderlinge synergie tussen de afdelingen. In de leerstoelenstrategie zijn de hoogleraren met een tijdelijke aanstelling bewust niet opgenomen. Het karakter van deze aanstellingen is zodanig dat ze ondersteunend zijn aan de strategie op een kortere termijn.
52
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
PME
Micro and Nano Engineering
BMechE Minimally Invasive Techniques Man-Machine Systems
DCSC
P&E
M&TT
Engineering Thermodynamics
Transport and Logistic Technology
Energy Technology
Dredging Engineering
Process Intensification
Offshore Engineering
Systems and Control Theory Control Engineering Intelligent Control & Robotics Model-based Measurement & Control Hybrid Control & Intell. Transportation
MSE Microstructural Control in Metals
Bio: Surface & Interfaces
Joining and Mechanical Behaviour
Mechanics
Energy: Structure & Change
Strength of Materials
Biomechatronics
Comp. Multiscale Turbulence Dynamics
Ship Hydromechanics
Fluid Mechanics
Dynamics Structural Optimazation Reliability of Structures & Processing
Design
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Mechatronics Design
Vision-based Robotic Systems
Equipment For Process Industry
Ship Design
Life Cycle Engineering
53
Gabriël Lodewijks, Voorzitter afdeling Maritime and Transport Technology
“Innovaties door strengere milieueisen”
54
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Milieu wordt bepalende factor Dat stelt hoogleraar Gabriël Lodewijks. Volgens hem zullen in de toekomst milieunormen bepalen wat wel en niet mogelijk is. Of het nu gaat om personenvervoer, om de overslag van bulkgoederen of om transport in binnensteden.
“Z
orgen dat we in de toekomst als individu van A naar B kunnen gaan op het moment dat we dat zelf willen”, zegt Lodewijks. “Dat is de grote uitdaging waarvoor we staan. Straks zijn de capaciteitsvraag en - behoefte namelijk niet meer maatgevend, maar de milieuvervuiling die we maatschappelijk nog accepteren. Als we de milieubelasting van onze verkeer- en transportsystemen niet reduceren, zal de overheid op bepaalde dagen onze mobiliteit - maar bijvoorbeeld ook bepaalde productieprocessen - fors inperken om overschrijding van de milieunormen te voorkomen.”
Innovaties
“Aangezien niemand op zulke maatregelen zit te wachten, ben ik ervan overtuigd dat de strengere milieueisen tot innovaties zullen leiden. Denk aan minder milieubelastende aandrijfsystemen en technieken om individuele voertuigen in een ‘treintje’ te laten rijden met een continue snelheid. Hierbij neemt het voorste voertuig de leiding en volgen de andere op de automatische piloot op korte afstand. Deze manier van geautomatiseerd vervoer, ‘platoonen’ genoemd, kan voor een forse energiebesparing en vergroting van de wegcapaciteit zorgen. De kunst is technieken te ontwikkelen die dit platoonen op het hele wegennet mogelijk maakt.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Rolpaden
“In binnensteden zullen strengere normen voor luchtkwaliteit en geluidshinder een stimulans zijn voor innovatieve vervoersystemen. Ik verwacht bijvoorbeeld veel van versnellende rolpaden op de belangrijkste vervoersassen. Dit zijn lange loopbanden waarvan de snelheid in het middendeel hoog is, terwijl de snelheid aan het begin en einde geleidelijk toe - dan wel afneemt. Dit soort continue systemen kan op middellange afstanden de concurrentie met bijvoorbeeld een stadsbus, die steeds moet optrekken en stoppen, uitstekend aan en verbetert ook nog eens de leefbaarheid.”
Opruimkosten
“Ook bij de overslag van bulkgoederen zullen milieueisen tot innovaties leiden. Als een kraan nu kolen schept uit een schip, verwaait een klein deel of komt in het water terecht. Worden bedrijven verplicht om dit deel op te ruimen, dan zullen ze vanwege de opruimkosten om oplossingen vragen waarmee de verspilling kan worden vermeden.”
55
Voor de volledigheid zijn in onderstaande tabel de leerstoelhouders en de namen van de leerstoelen weergegeven op basis van de situatie in 2013:
Afdeling BioMechanical Engineering Van der Helm Dankelman Tomiyama Wieringa Jonker
1.0 1.0 1.0 1.0 1 0.8
Biomechatronics Minimally Invasive Techniques Life Cycle Engineering Man - Machine Systems Vision-based Robotic Systems
2025 2026 2022 2019 2016
Afdeling Delft Center for Systems and Control Van den Hof Babuska vacant Verhaegen De Schutter 2
1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
Model-based Measurement & Control 2022 Intelligent Control & Robotics 2032 Systems & Control Theory Control Engineering 2024 Hybrid Control and Intelligent Transportation 2033
Afdeling Marine and Transport Technology Lodewijks Huijsmans Van Rhee Willemse Hopman
1.0 1.0 0.7 0.5 1.0
Transport and Logistic Technology Ship Hydromechanics Dredging Engineering Offshore Engineering Ship Design
2034 2017 2024 2021 2022
Afdeling Materials Science and Engineering Sietsma Richardson Thijsse Janssen
1.0 1.0 1.0 1.0
Microstructural Control in Metals Joining and Mechanical Behaviour Structure & Change Materials Science of Surfaces and Interfaces
2021 2024 2015 2019
Fluid Mechanics Equipment for Process Industry Energy Technology Engineering Thermodynamics Process Intensification
2029 2026 2034
Afdeling Process and Energy Westerweel Witkamp Boersma vacant Stankiewicz
1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
2019
Afdeling Precision Micro-systems Engineering Van Keulen Ernst Rixen Staufer Munnig Schmidt Gutierrez
56
1
wordt momenteel voor 0,3 ingevuld
2
samen met de afdeling M&TT
1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0
Structural Optimization Strength of Materials Dynamics Micro and Nano Engineering Mechatronics Design Reliability of Structures and Processing
2027 2015 2032 2025 2017 2033
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
5. Grensverleggend onderzoek
5.2 Onderzoekinstituten
In het kader van de onderzoeksbeoordeling die in maart 2008 heeft plaatsgevonden zijn de afdelingen als zelfstandige onderzoeksinstituten gepresenteerd. Daarnaast zijn de afdelingen ook zichtbare eenheden voor het uitvoeren van onderwijs en kennisvalorisatie. Hieronder is een overzicht van de afdelingen, hun missie en de belangrijkste aandachtspunten op het gebied van onderzoek, onderwijs, en kennisvalorisatie weergegeven.
Process and Energy (P&E)
The mission-statement of the P&E-department is to conduct world-class research & education focusing on process & energy technology for sustainable development. De afdeling speelt een leidende rol binnen het DSTI, het 3TU.IST Solids and Fluids, het J.M. Burgerscentrum, en DCSIP. Op het gebied van de procesintensificatie wordt gewerkt aan een Europees voorstel voor het 7de kaderprogramma met als doel de leidende rol op dit gebied internationaal te verstevigen. De afdeling zet in op de volgende key strategies: • Onderzoek: • Financieren van tenure track uit personal grants (VENI, VIDI, ERC); • Zichtbare interactie en synergie tussen fundamenteel (fluid dynamics, thermodynamics) en toegepast (process intensification, process equipment, energy technology) onderzoek binnen de afdeling; • Inbedden leerstoel Energy Technology; • Invullen leerstoel Engineering Thermodynamics; • Gebruiken synergie met TNW afdeling Multi Scale Physics. • Onderwijs: • Groei naar 60 afstudeerders per jaar in 2013, waaronder afgestudeerden met een TNW BSc; • Herziening en heroriëntatie MSc variant Sustainable Processes & Energy Technology; • Bijdragen aan een 3TU opleiding Fluid and Solid Mechanics onder de paraplu van het J.M. Burgerscentrum. • Valorisatie: • Gebruiken van de synergie met TNO instituut Olie & Gas (voorheen scheidingstechnologie) • Vergroten van de geldstromen uit Europese projecten • Leidende rol spelen bij het opzetten van het Institute for Sustainable Process Technology • Succes maken van EFC BV • Infrastructuur: • Onderzoekinfrastructuur betaalbaar houden door efficiëntie en doorberekenen aan projecten.
Delft Center for Systems and Control (DCSC)
The mission-statement of DCSC is to provide education and to perform research in systems and control, both on an internationally recognised high level, from within a TU Delft-wide centre that has a solid foundation in 3mE and a recognised position in the international community.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
57
Bendiks Jan Boersma, hoogleraar Energietechnologie
“We moeten sterk inzetten op de ontwikkeling van een schone aardgasvervanger, zodat we over twintig jaar nog steeds op gas kunnen koken.”
58
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Duurzaam, kleinschalig en flexibel Volgens de kersverse hoogleraar Energietechnologie Bendiks Jan Boersma zijn dat de kenmerken van de toekomstige energievoorziening. Hij wil de nadruk van het onderzoek van zijn groep - die nu vooral ligt op de grootschalige toepassing van fossiele brandstoffen - dan ook gaan verleggen.
“T
ot nu toe houden wij ons vooral bezig met thermische energieconversie”, vertelt Boersma. “In de praktijk betreft het vooral traditionele grootschalige technieken waarbij met fossiele brandstoffen elektriciteit wordt geproduceerd. Deze technieken zijn vanwege de enorme CO2-uitstoot waarmee ze gepaard gaan niet geschikt voor de langere termijn. Om een bijdrage te leveren aan de toekomstige energievoorziening zullen we dus onderzoek moeten gaan doen naar schone alternatieven.”
Aardgasvervanger
“Als aardgasland heeft Nederland enorm veel geïnvesteerd in een hoogwaardige gasinfrastructuur. Om kapitaalvernietiging te voorkomen ben ik er voorstander van dat we sterk inzetten op het ontwikkelen van een schone aardgasvervanger, zodat we over twintig jaar nog steeds op gas kunnen koken. Dat gas komt dan alleen niet uit Slochteren, maar wordt lokaal geproduceerd door afval of biomassa te vergassen.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Brandstofcel
Boersma vervolgt: “Een dergelijke schone aardgasvervanger is een uitstekende brandstof voor een brandstofcel. Als je hiermee elektriciteit produceert en de warme uitlaatgassen slim benut, zijn rendementen van meer dan zeventig procent mogelijk. Dat is fors hoger dan het rendement van traditionele verbrandingsprocessen. Onderzoek naar brandstofcellen moet dan ook op onze onderzoeksagenda komen, evenals onderzoek naar mogelijkheden om laagwaardige restwarmte van bijvoorbeeld de industrie te benutten. Verder moeten we ons onderzoek toespitsen op kleinschalige vormen van energieopwekking, omdat die allerlei voordelen hebben. Zo zit je met lokale opwekking dichtbij de afnemers, waardoor je minder netverliezen hebt. Bovendien kun je laagwaardige restwarmte in de directe omgeving gebruiken en ben je veel flexibeler.
Efficiëntie
“Naast deze nieuwe onderzoekslijnen blijft ons bestaande onderzoek voorlopig uiterst relevant. Het duurt namelijk nog jaren voordat onze energievoorziening duurzaam is. Tot die tijd kunnen we niet zonder het gebruik van fossiele brandstoffen. We zullen daarom technieken moeten ontwikkelen waarmee we de milieugevolgen van traditionele energiecentrales zo veel mogelijk kunnen beperken en de efficiëntie ervan kunnen verbeteren.”
59
De afdeling speelt een leidende rol binnen het 3TU.IST High Tech Systems en de landelijke onderzoekschool DISC. Kenmerkend voor de afdeling is het feit dat zij in een zeer groot aantal consortia participeert waar geavanceerde kennis op het gebied van systems en control nodig is. De bundeling van deze expertise in één afdeling binnen de TU Delft draagt daar in belangrijke mate aan bij. De afdeling zet in op de volgende key strategies: • Onderzoek: • Uitbouw van de roboticagerelateerde activiteiten in een leerstoel Intelligent Control and Robotics, in relatie met de activiteiten van BMechE en het 3TU RoboNed initiatief, waarbij ook een tenuretrack positie wordt ingericht; • Vergroten van de instroom van promovendi uit de eigen omgeving; • Onderwijs: • Verhogen van het aantal MSc studenten van circa 35 tot 50 per jaar; • Uitbouwen van de onderwijsactiviteiten binnen de faculteit EWI (MSc variant Systems and Signals). • Valorisatie: • Succes maken van de regierol die DCSC heeft in programma’s als STW perspectief “Smart Optics Systems”, en STREP “Hierarchical and Distributed Model Predictive Control”. • Infrastructuur: • Laboratoriumactiviteiten uitbouwen en de infrastructuur hiervoor – zowel in personeel als in ruimte – realiseren.
BioMechanical Engineering (BMechE)
The mission-statement of BMechE is to offer world-class education and innovative research to the highest international standards in the field of mechanical engineering techniques, like modelling and design, to analyse the interaction between biological and technical systems. De afdeling speelt een leidende rol binnen het BSIK programma TREND. De afdeling zet in op de volgende key strategies: • Onderzoek: • Ontwikkelen van een onderzoeklijn “Tissue Mechanics” in samenwerking met de biomaterialen groep bij MSE; • Vanuit het robotica laboratorium samenwerking in 3TU verband zoeken in RoboNed, en binnen de faculteit met Babusca (DCSC), ESA (Space Robotics); • Versterken van de integratie van het automotive onderzoek binnen de afdeling, de faculteit en samenwerking zoeken met CiTG; • Zichtbaar maken en uitbreiden van het onderzoek op het gebied van sport in samenwerking met Innosport gericht op Olympisch zichtbaarheid; • Organisatie van een tweejaarlijks congres voor de Nederlandse onderzoekgroepen op het gebied van biomechanical engineering. • Onderwijs: • Vergroten van de rol bij het ontwerponderwijs in de BSc Werktuigbouwkunde; • Ontwikkelen van een track “Biomechanics & Implants”; • Binnen de track Biomechanical Design ontwikkelen van specialisaties “Sports Engineering” en “Space Robotics”.
60
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
•
•
5. Grensverleggend onderzoek
Valorisatie: • Leiden van drie clusters binnen FES voorstel “Nieuwe instrumenten in de gezondheidszorg” • Leiden van TREND II • Leiden van het STW programma NeuroSIPE • Deelname Point One, HTAS, en Medical Delta • Leiden van twee nog in te dienen EU programma’s Infrastructuur: • Samenwerking met DEMO zoeken voor de intstrumentenmakerijk en de inloopwerkplaats; • Uitbreiding technisch OBP met twee constructeurs, vanwege de groei van de afdeling
Precision and Microsystems Engineering (PME)
The mission-statement of PME is to offer high quality education and research in the field of precision and Microsystems engineering, which is acknowledged world-wide in academia (beyond state-ofthe-art, solving scientific bottlenecks), society (supporting the search for a sustainable world), and industry (feeding innovation and expanding the unique competence of the high-tech society). De afdeling speelt een leidende rol binnen MicroNed en DCMM. Bij de voorstellen rond HTS&M speelt de afdeling een initiërende en coördinerende rol. De afdeling zet in op de volgende key strategies: • Onderzoek: • Verhogen van de impact van het PME onderzoek, waaronder het publiceren in hoge impact tijdschriften en het reduceren van de conference proceeding : journal paper verhouding; • Grotere focus op de internationale zichtbaarheid van het onderzoek in de kern van de afdeling; • Samenwerking met TNW en EWI vergroten binnen het Micro-Nano Platform Delft • Onderwijs: • Ontwikkelen van specialisatie “Micro-Nano Engineering”; • Inbedden en ontwikkelen van het ontwerponderwijs in de BSc Werktuigbouwkunde; • Ontwikkelen van een minor “Ontwerpen”. • Valorisatie • Ontwikkelen van een IP beleid binnen de afdeling; • Zoeken van strategische partners voor het indienen van EU programmavoorstellen; • Leiden van MicroNed en leiderschap bij opvolgers MicroNed; • Leiderschap bij het HTS&M FES programma. • Infrastructuur: • Verder ontwikkeling van het Micro-Nano Lab met een toegankelijke basisvoorziening voor micro-nano processing • Verbeteren van en gebruik maken van de samenwerking met de naburige laboratoria
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
61
Maritime and Transport Technology (M&TT)
The mission-statement of M&TT is to educate committed students capable to develop, design, build and operate marine, offshore, dredging, and transport systems and their equipment and to carry out cutting edge research based on the technology and management of systems and processes involved. M&TT offers to this end high quality worldwide acknowledged research and education and contributes to the competitive position of the Dutch and European marine and transport sector in a global context. De afdeling speelt een leidende rol binnen het Maritieme Innovatie Programma (MIP). De afdeling zet in op de volgende key strategies: • Onderzoek: • Vergroten van de wetenschappelijke zichtbaarheid door meer te publiceren in wetenschappelijke (ISI) tijdschriften; • Bijdragen aan het succes van DRI Energy en DRI Infrastructures • Focus op teamwork binnen de luchtvaart en maritieme clusters; • MSc projecten beter linken aan PhD projecten. • Onderwijs: • Aanpassen curricula BSc en MSc maritieme techniek, rekening houdend met het toegenomen aantal studenten en verminderde financiële middelen; • Aantrekken van tenminste 10 Belgische MSc studenten per jaar; • Ontwikkelen van richtlijnen voor de beoordeling van BSc en MSc projecten; • Opvullen van een groot aantal vacatures, rekening houdend met de tenure-track afspraken binnen de faculteit; • Ontwikkelen open-course ware. • Valorisatie: • Verder versterken van het postacademisch onderwijs; • Ondernemerschap, innovatie en valorisatie in het onderwijsprogramma opnemen. • Ontwikkelen van een afdelingsbeleid rond valorisatie. • Infrastructuur: • Opzetten en uitvoeren van een onderhoudsprogramma voor de aanwezige grote onderzoeksfaciliteiten; De afdeling zet verder in op het creëren van synergie tussen de onderzoeksprogramma’s binnen de afdeling vanuit de thema’s: • Intelligent Marine, Transport and Production Processes (Lodewijks, Hopman); • Design for Service (Huijsmans, Hopman, Lodewijks); • Offshore and Dredging (Willemse, Van Rhee, Huijsmans); • Innovative Design of Marine and Transport Concepts (Hopman, Lodewijks).
62
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
5. Grensverleggend onderzoek
Materials Science and Engineering (MSE)
The mission-statement of MSE is to focus on materials science and engineering, involving research of relevance to industry and society in the medium and long term. Our scope on materials ranges from fundamental understanding to implementation of technology, based on research from atoms to applications. The department provides high quality academic education in a research led environment. It strives for a leading role in materials research. De afdeling speelt een belangrijke en soms leidende rol binnen M2i. De afdeling zal zich in 2010 heroriënteren op de onderwerpen “Metalen”, “Biomaterialen”, en “Energiematerialen”. Deze heroriëntatie levert focus op, die de afdeling in staat zal stellen om een tussen en kwart en een derde te besparen op de personele kosten die worden gefinancierd uit de eerste geldstroom. Daarnaast biedt deze heroriëntatie een uitgelezen kans om met de onderwerpen “Biomaterialen” en “Energiematerialen” verbindingen te leggen met de afdelingen BMechE respectievelijk P&E. Het onderwerp “Metalen” vormt een sterk bruggenhoofd naar de faculteit TNW. Over de lange termijn levensvatbaarheid en eventuele verdere scope zal een open overleg met de achterban worden gevoerd. De afdeling zet in op de volgende key strategies: • Onderzoek • Opzetten van drie nieuwe onderzoekprogramma’s rond de onderwerpen “Metalen”, “Biomaterialen”, en “Energiematerialen” en deze in het kader van de mid-term review goed beschrijven; • Blijven inzetten op het aantrekken en stimuleren van wetenschappelijk excellentie, waaronder de aandacht voor persoonsgebonden grants (vernieuwingsimpuls, ERC). • Onderwijs • Ontwikkelen van een voor 3mE studenten aantrekkelijk onderwijsprogramma, waarbij de huidige MSc-opleiding zal worden vervangen door een MSc-track binnen de MSc-opleiding Mechanical Engineering. Deze track heeft een jaarlijkse instroom heeft van tenminste 25 studenten per jaar en een gewenste omvang van 40 studenten per jaar; • Zichtbaar bijdragen aan de ontwerpwedstrijd. • Valorisatie • Zich maximaal inzetten om een succes maken van M2i, maar tegelijk door gerichte voorstellen in de 2de en 3de geldstroom een te grote afhankelijkheid van één grote financier (M2i) verminderen; • Gebruik maken van nieuwe relaties uit de kenniswerkersregeling. • Infrastructuur • Opbouwen en onderhouden van een unieke onderzoekinfrastructuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van infrastructuur die elders aanwezig is en niet op dagelijkse basis wordt gebruikt; • Afstoten van dure apparatuur met een geringe impact op de kwaliteit en innovatie van het onderzoek en het daarmee vrijmaken van één van de huidige laboratoriumhallen.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
63
Martijn Wisse universitair hoofddocent
“In ieder huis een ‘personal’ robot die helpt met de huishouding”
64
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Soepel bewegende robots In ieder huis een ‘personal’ robot die helpt met de huishouding. Dat is de droom van Martijn Wisse van het Biorobotica-laboratorium. Daarbij denkt hij niet aan logge energievretende kolossen, maar aan robots die vloeiend en efficiënt bewegen en uitstekend in staat zijn om allerlei voorwerpen op te pakken.
W
isse werkt al jaren aan robots. Hij werd bekend met robot Denise. Deze tweebenige robot met een plastic emmertje als hoofd, twee slanke aluminium benen en een minimale hoeveelheid regeltechniek kan op een menselijke, dynamische manier lopen. Daarmee verschilt zij sterk van de complexe en kostbare robots die onder meer in Japan worden gemaakt en zijn gebaseerd op volledige controle van alle bewegingen. Door deze controle bewegen deze robots onnatuurlijk en statisch.
Doorgronden
“Ik ben gefascineerd door het menselijke bewegingsapparaat”, vertelt Wisse, “en probeer dat in mijn robots na te bootsen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat deze wijze van bewegen energetisch uiterst efficiënt is. Als je menselijke bewegingen wilt nabootsen moet je de fundamentele principes van deze bewegingen doorgronden. Dat is niet mijn specialisme, maar gelukkig heb ik binnen de afdeling Biomedical Engineering collega’s die heel nauwgezet het menselijke bewegingsapparaat analyseren.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Rauw ei
Wisse vervolgt: “De kennis die zij ontwikkelen pas ik toe in mijn robots. Zo heb ik samen met een collega een robothand gemaakt die allerlei voorwerpen kan beetpakken, of ze nu kwetsbaar zijn zoals een rauw ei of kerstbal of een vreemde vorm hebben. Bij de ontwikkeling van deze hand hebben we gebruik gemaakt van de inzichten in de complexe bewegingen van mensenhanden. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een robothand die met slechts één motortje wordt aangedreven en net als onze handen pezen heeft die over de vingerkootjes lopen.”
Voetballen
“Of het nu een lopende robot is of een robothand, steeds richt ik me eerst op het hoofddoel. Als dat doel bereikt is kijk ik wat er extra nodig is. Bij Denise was het hoofddoel efficiënt lopen. Toen ze dat kon ben ik gaan kijken met welke modules ik kon voorkomen dat ze zou omvallen bij een ongelijkmatig oppervlak. Door deze aanpak te blijven volgen hoop ik op termijn robots te kunnen maken die bij allerlei taken in en om het huis goed kunnen assisteren.”
65
Delft Research Initiatives Health Infrastructures Energy Environment Delft Research Centres Transport RCD DRC Sustainable Industrial Processes DRC Mechatronics and Microsystems DRC Materials DRC Next Generation Infrastructures DRC Computational Science and Engineering 3TU Centres of Competence 3TU.IST High Tech Systems 3TU.IST Fluid and Solid Mechanics 3TU.IST Technologies for Sustainable Energy Onderzoekscholen Onderzoekschool DISC JM Burgers Centrum voor de Stromingsleer Onderzoekschool voor de Procestechnologie Onderzoekschool MBTI Onderzoekschool TRAIL Onderzoekschool Engineering Mechanics Onderzoekschool IPV
MSE
PME
!
!
!
P&E
! !
M&TT
BMechE
DCSC
!
! ! ! !
! !
! !
! ! !
!
"
" " ! ! !
! !
!
! " !
" " !
! ! ! !
!
! !
5.3 Onderzoeksamenwerking
Bovenstaand tabel geeft de participatie van de verschillende afdelingen weer in de Delft Research Initiativers, Delft Research Centres, 3TU.Centres of Competence en onderzoekscholen. Bullets geven aan dat het penvoerderschap binnen de afdeling ligt, vinkjes geven aan dat sprake is van significante participatie.
66
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Instroom PhD Bezetting PhD Uitstroom PhD
M&TT 10
DCSC 9
P&E 20
PME 12
BMechE 8
MSE 15
Tot 69
3mE 65
40 5
35 8
80 14
45 8
30 6
60 10
290 51
250 50
5.4 Promovendi
Bovenstaand tabel geven de interne targets van de afdelingen en de externe targets van de faculteit voor 2013 weer. Hierbij heeft de faculteit de ambitie om tenminste de helft van de promotieplaatsen te laten bezetten door Nederlandse promovendi. De afdelingen hebben diverse rekenregels waarmee zij de targets aangeven met betrekking tot promovendi en promoties. Dit leidt tot vergelijkbare targets voor elk van de afdelingen. Voorbeelden hiervan zijn: • 2 promoties per hoogleraar per jaar; • een instroom van 2 promoties per hoogleraar; • elk staflid begeleidt gemiddeld 2 promovendi. De bezetting en de instroom van de promovendi ligt momenteel rond de targets die de afdelingen aangeven. Het aantal promoties blijf echter al jaren schrikbarend achter bij de targets die hier zijn genoemd en ligt momenteel rond de 30 per jaar, met een uitschieter van ongeveer 40 in 2008. Ondanks de niet aflatende aandacht aan het tijdig promoveren besteed, waaronder het initiatief voor het promotievolgsysteem (PVS), slaagt de faculteit niet om dit belangrijke proces onder controle te krijgen. In 2008 is besloten om de bijdrage voor de promovendus voor het proefschrift en de afdeling voor het uitnodigen van gasten afhankelijk te maken van de promotieduur. Ook wordt er tijdens de R&O gesprekken met hoogleraren aandacht gevraagd voor dit probleem. De faculteit zal pro-actief het PVS gebruiken om de oorzaak van de achterblijvende promoties op te sporen en is bereid om verregaande maatregelen te nemen die er aan bij zullen dragen om de reeds in 2005 geformuleerde target van 50 promoties per jaar te realiseren. De instroom van de laatste jaren geeft voldoende aanleiding om te verwachten dat dit bij een realistisch rendement gehaald kan worden. Eerdere gedachten zoals een bonus/malus op de promotievergoeding bij de allocatie van de middelen naar de afdelingen en eventueel maatregelen in de vorm van bewust belonen - zowel op het niveau van personen als groepen - staan daarbij nog steeds open. Eventuele maatregelen in het kader van bewust belonen zullen worden vervat in een regeling die de instemming van de onderdeelcommissie nodig heeft. In 2006 heeft de faculteit een promovendibeleid vastgesteld, gericht op een kwalitatief goede begeleiding van de promovendi. Doel van dit beleid is om de gemiddelde promotieduur te reduceren, de uitval van promovendi zoveel mogelijk te reduceren (zeker na het eerste jaar), en de kwaliteit van de gepromoveerde en het proefschrift op het hoogst mogelijk niveau te houden. Er is gebleken dat de afspraken en maatregelen die in het beleid zijn beschreven nog niet op alle niveaus in de organisatie bekend zijn. Hier zal in de komende periode verder aandacht aan worden gegeven.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
67
Portfolio model
Seeds Strategische relevantie
• • •
+
2-5 jaar
“Star”
Research imago Student aantrekkelijkheid Maatschappelijk imago
0
0
-
cash generator
STOP -
0
+
Prestatie € (studenten, output, 2e/3e geldstroom)
68
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
5. Grensverleggend onderzoek
5.5 Kwaliteitszorg
De faculteit heeft in 2005 Prof.ir. O.H. Bosgra als onderzoeksadviseur benoemd, waarvan de taak is verankerd in het faculteitsreglement. De onderzoeksadviseur speelt een belangrijke rol bij het debat over de onderzoekprogrammering en de kwaliteit van het onderzoek. Bosgra speelt bij de voorbereiding van de onderzoeksbeoordeling een essentiële en onafhankelijke rol. De onderzoeksbeoordeling over de periode 2001-2006 heeft plaatsgevonden in april 2008, waarbij de faculteit samen met de werktuigbouwkunde programma’s van de TU Eindhoven en de Universiteit Twente in zijn geheel is beoordeeld door één commissie. De afdelingen zijn als zelfstandige onderzoeksinstituten gepresenteerd en naast de onderzoeksprogramma’s ter beoordeling aangeboden. Ook over de faculteit als geheel is een oordeel gevraagd. De faculteit onderschrijft de doelstelling van de TU Delft om gemiddeld een 4 (very good) te scoren op elk van de programma’s en instituten. Hoewel in het laatste meerjarenplan een voorbehoud is gemaakt ten aanzien van het realiseren van de doelstelling vanwege het grote aantal net startende hoogleraren als programmaleider voldoet de faculteit ruimschoots aan de TU Delft doelstelling en overtreft dit de eigen verwachtingen. De faculteit heeft een follow-up plan op hoofdlijnen met de het College van Bestuur besproken en daar het groene licht voor gekregen. De essenties uit het follow-up plan zijn: • Behoud van de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek binnen de beschikbare financiële kaders uit de eerste geldstroom; • Voor de afdeling MSE betekent dit een heroriëntatie met een gericht focus op “Metalen”, “Biomaterialen” en “Energiematerialen”, waarbij over de lange termijn levensvatbaarheid en eventuele verdere scope een open overleg met de achterban zal worden gevoerd; • Voor de afdeling P&E betekent dit een behoud van de vijf gekozen onderzoekprogramma’s door verbetering van de financiering uit met name de derde geldstroom; • Het identificeren van synergie over de grenzen van de faculteit heen, mede in het kader van de door het CvB ingezette instellingsbrede herijking, met name met de faculteiten TNW, CiTG, EWI, en TBM; • Continuering van het excellent beoordeelde brede onderzoekprogramma Systems & Control; • Continuering van het programma Mechatronics, waarbij de nieuwe programmaleider budget beschikbaar heeft gekregen om het onderzoek meer een eigen richting te geven onder de nieuwe naam Mechatronics System Design; • Overwegen om het programma Offshore & Dredging Engineering in twee programma’s op te splitsen. In 2010 zal een mid-term review worden gehouden over de periode 2007-2009. Deze mid-term review heeft als doel om de teksten in de zelfstudie aan te passen aan de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, alsmede om er voor te zorgen dat de getallen over de afgelopen drie jaar worden geconsolideerd. Het karakter van de mid-term review zal ergens liggen tussen dat van een proefvisitatie en een internationale beoordeling. Een citatieanalyse zal onderdeel uitmaken van de midterm review.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
69
Barend Thijsse, hoogleraar materiaalkunde
“Materialen vanaf ‘scratch’ kunnen ontwerpen”
70
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Doelgericht sturen op specifieke eigenschappen Materialen kunnen maken met ieder gewenste eigenschap. Dat is volgens hoogleraar Barend Thijsse de ultieme uitdaging voor materiaalwetenschappers. Om dat doel te bereiken moet nog een lange weg worden afgelegd, maar de eerste stappen zijn gezet.
“D
e materiaalkunde heeft lang een ambachtelijk karakter gehad”, vertelt Thijsse, “waarbij soms zelfs hogere machten werden aangeroepen. Zo sprak een smid die een zwaard maakte een ander gebed uit dan wanneer hij een hoefijzer smeedde. Op die manier hoopte hij producten met de gewenste eigenschappen te krijgen. En soms leek het ook nog te werken. Nu weten we dat dit niet aan de inhoud van de gebeden lag, maar aan de lengte ervan.”
Vanaf ‘scratch’
“Inmiddels is onze kennis van materialen gigantisch toegenomen. We weten nu bijvoorbeeld wat er op het niveau van de kwantummechanica in materialen gebeurt. Wat niet is veranderd is de behoefte om materialen helemaal naar wens te kunnen maken en zo een positieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het leven. Het ultieme doel daarbij is materialen vanaf ‘scratch’ te kunnen ontwerpen. Zover zijn we nog lang niet, maar we zijn al wel in staat materialen gericht specifieke eigenschappen te geven. Zo kunnen we zelfherstellende materialen maken zoals verf die ‘geneest’ van beschadigingen en beton dat scheurtjes zelf dicht.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Extreme omstandigheden
“Ik denk dat deze stapsgewijze aanpak, waarbij we meer en meer kunnen sturen op gewenste eigenschappen, ons steeds dichter bij het ultieme doel zal brengen. Als afdeling richten we ons onder andere op de ontwikkeling van materialen die goed functioneren onder extreme omstandigheden. Denk aan coatings voor turbinebladen die bestand moeten zijn tegen extreem hoge temperaturen, maar ook aan materialen die geschikt zijn om als implantaat langdurig in de agressieve omgeving van een menselijk lichaam te functioneren.”
Creatief laboratorium
“Bij de ontwikkeling van zulke materialen neemt de rol van computersimulaties toe. Door materialen te modelleren beschik je als het ware over een creatief laboratorium, waarin je kunt testen wat er met materialen gebeurt als je aan de ‘knoppen draait’. Je kunt bijvoorbeeld zien welk effect een extreme temperatuurverhoging heeft, zonder dat je meteen ingewikkelde en vaak kostbare experimenten hoeft te doen.”
71
5.6 Consortia en contractonderzoek
De faculteit heeft als doelstelling om op een aantal onderzoeksgebieden een leidende internationale rol te willen spelen, ook wat betreft de internationale onderzoeksprogrammering. Het onderzoeksgebied procesintensificatie biedt daarbij op de korte termijn te beste kansen, waarbij wordt ingezet op een leidende rol in het Europese kaderprogramma. De huidige nationale samenwerkingsverbanden en consortia bieden in de visie van de faculteit de beste mogelijkheid om naar een internationaal leidende rol toe te groeien. De volgende consortia bieden kansen op de daaronder vallende (deel)gebieden een internationaal leidende rol te nemen: • Dutch Separation Technology Institute (DSTI); • MicroNed; • Trauma Related Neuronal Dysfunction (TREND); • Maritiem Innovatie Programma (MIP); • High Tech Automotive Systems (HTAS); • Materials innovation institute (M2i); • Point One; • High Tech Systems & Materials (HTS&M); • Advanced Dutch Energy Materials (ADEM); • Procesintensificatie • Institute for Sustainable Process Technology (ISPT) • Medical Delta; • Dutch Climate Delta; • Climate Knowledge and Innovation Community; Vanuit de faculteit zal prioriteit worden gegeven om vanuit de beleidsruimte middelen ter beschikking te stellen die tot doel hebben om de regierol van de betrokken afdelingen en hoogleraren in deze consortia te ondersteunen en te versterken.
72
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
5. Grensverleggend onderzoek
5.7 Onderzoeksinfrastructuur
Door de druk op de financiële middelen zal de faculteit in de komende planperiode de doelmatigheid van de laboratoriuminfrastructuur zorgvuldig onder de loep nemen. Een construerende faculteit als 3mE kan niet zonder kwalitatief goede laboratoria, maar de hoge kosten die deze laboratoria met zich meebrengen eist van de faculteit dat zij bereid is om de juiste keuzes te maken.
Mechanica laboratoria
De afdelingen BMechE, DCSC, en PME breiden momenteel hun experimenteel onderzoek steeds verder uit. Het experimenteel onderzoek ontwikkelt zich daarbij meer en meer tot een belangrijke sterkte van deze afdelingen en van de faculteit 3mE. De drie afdelingen hebben hun experimentele faciliteiten dicht bij elkaar en er is in dit gebied weinig mogelijkheid tot expansie van de faciliteiten zonder grote investeringen. De komende planperiode zullen de afdelingen in onderling overleg de juiste beslissingen moeten nemen over het gebruik van de beschikbare ruimte, waarbij alle betrokkenen de bereidheid zullen moeten hebben om prioriteiten te stellen.
Materiaalkunde laboratoria
De afdeling MSE is financieel in zwaar weer gekomen en de laboratoriuminfrastructuur, dat grotendeels eigendom is van M2i lijkt qua onderhoud en bediening moeilijk te handhaven. De afdeling heeft de opdracht om de laboratoriuminfrastructuur in overeenstemming te brengen met het beschikbare budget en de onderzoeksstrategie van de afdeling. Eventuele vrijgekomen ruimte kan mogelijk ingezet worden voor de practica van 3mE. Dit geldt ook voor het Practicum Modelbouw en Bewerken als dit financieel aantrekkelijker mocht zijn, dan de andere alternatieven.
Efficiënt gebruik
De faculteit beseft dat ze haar experimentele onderzoek alleen kan blijven doen, indien efficiënt met de experimentele faciliteiten van de TU Delft wordt omgegaan. Doubleren van dure infrastructuur binnen de TU Delft moet worden voorkomen. De faculteit maakt bijvoorbeeld gebruik van de faciliteiten bij de faculteit TNW en zal in de toekomst ook beter gebruik willen maken van de DIMES faciliteiten van EWI. De faculteit 3mE heeft zelf faciliteiten op het gebied van de procestechnologie (synergie met TNO en afdeling MSP van de faculteit TNW) en faciliteiten op het gebied van de vloeistofmechanica, inclusief de sleeptank, beschikbaar die ook in samenwerking met andere partijen binnen en buiten de TU Delft gebruikt kunnen worden. Tenslotte staan de faciliteiten van M2i, die in beheer zijn bij de afdeling MSE, ter beschikking van de gehele M2i community. We zullen overigens als TU Delft wel beter moeten kijken hoe we de rekening om deze infrastructuur in stand te houden kunnen verdelen tussen de partijen buiten de TU Delft die profiteren van de infrastructuur en de faculteiten die gebruik maken van deze faciliteiten. Voorkomen moet worden dat interne verrekeningen het gebruik van elkaars apparatuur ontmoedigd.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
73
74
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
6. Innovatieve kennisvalorisatie
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
75
H
et begrip kennisvaloristie wordt door het innovatieplatform kernachtig geformuleerd en is in het meerjarenplan van het Valorisation Centre (ValC) op dezelfde manier overgenomen:
“Valorisatie is een breed begrip. Goed onderzoek verlegt uiteraard de grenzen van onze wetenschappelijke kennis. Dat is op zich een grote maatschappelijke en culturele waarde. Maar valorisatie van kennis is meer. Daar is pas sprake van als de kennis niet alleen bruikbaar is voor eigen vakgenoten, maar ook voor andere belanghebbenden, of dat nu bedrijven, overheden of maatschappelijke organisaties zijn. In alle wetenschapsterreinen is kennis te valoriseren, niet alleen in de beta- maar ook de alfa- en gammawetenschappen. Valorisatie van kennis beperkt zich niet alleen tot de economische benutting, er kunnen ook maatschappelijke of culturele waarden gecreëerd worden”
Dit begrip wordt door de faculteit 3mE volledig onderschreven. De faculteit zal verder actief bijdragen aan de doelstellingen, inclusief de kwantitatieve targets genoemd in het meerjarenplan van het ValC. De afgelopen jaren is door de faculteit actief met de stofkam door de octrooien- en kennisportefeuille heengelopen. Dit heeft in tegenstelling tot eerdere verwachtingen weinig bruikbare kennis voor businessplannen opgeleverd. Wel heeft deze actie de bewustwording van kennisvalorisatie onder de medewerkers versterkt. Dit heeft geleidt tot een groter aantal octrooiaanvragen en een toenemende kwaliteit van en bewustwording rond businessplannen voor start-ups of licentiëring van kennis.
6.1 Technology transfer officer
Begin 2009 heeft een trainee op basis van een onderzoek in de faculteit en de TU Delft een gewenst profiel opgesteld voor de technology transfer officer (TTO) van de faculteit 3mE. Dit profiel is in het MT besproken en er is afgesproken om zodra budget beschikbaar is een TTO voor 2 jaar aan te stellen, met een evaluatie na anderhalf jaar. De TTO is een spil in de technology transfer die pro-actief de afdelingen opzoekt en toegevoegde waarde aflevert om zo de onderzoeker te ontlasten. De TTO is niet enkel een tussenpersoon of controller van andere functies. De TTO zal worden aangesteld bij het ValC en worden gedetacheerd bij de faculteit 3mE. De operationele aansturing vindt plaats door de faculteitssecretaris. De TTO zelf geeft leiding aan de contractmanager.
76
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
6. Innovatieve kennisvalorisatie
6.2 Technostarters/spin-offs
Als bijdrage aan het target van de TU Delft stelt de faculteit 3mE zich ten doel om in 2013 op een jaarlijks aantal van 4 technostarters onder haar afgestudeerden te hebben. We gaan ervan uit dat deze met name zullen voortkomen uit de toepassingsgerichte afdelingen. Momenteel zien we dat met name terug bij de afdeling BMechE, maar ook uit de afdelingen M&TT, P&E en PME worden initiatieven genomen. Dit neemt niet weg dat ook de fundamenteel gerichte afdelingen bij zullen dragen aan de doelstellingen. De activiteiten in 2009 laten zien dat dit een ambitieuze doelstelling is, waarbij goede afspraken rondom het in licentie geven van intellectueel eigendom bijdraagt een goede en serieuze relatie met technostarters essentieel is. De faculteit heeft op dit moment met de volgende bedrijven afspraken of staat op het punt afspraken te maken: • DEAM; • Intespring; • DelltaTech; • Holland Container Innovation (HCI); • DelftShip; • Zr-Hf-Ti Metallurgie BV; • TIME; • EFC BV. De faculteit huisvest verder nog een aantal bedrijven, waarmee geen contractuele afspraken bestaan. In de komende planperiode zullen ook met deze bedrijven nadere afspraken worden gemaakt, gericht op een ontwikkeling naar grotere zelfstandigheid en met aandacht voor de onderlinge synergie.
6.3 Intellectueel eigendom De • • •
TU Delft onderscheidt tenminste drie redenen om kennis te willen octrooieren, en wel: Bescherming van kennis voor basisonderzoek; Opstarten onderneming door studenten en/of (wetenschappelijk) personeel; Licentie verstrekken of octrooi verkopen.
De faculteit is terughoudend met betrekking tot het beschermen van kennis voor basisonderzoek, tenzij deze bescherming extern gefinancierd wordt of er uitzicht is op een businesscase, wat langer dan gebruikelijk duurt om te ontwikkelen. In dat laatste geval is het gebruikelijk dat de kosten niet door het ValC worden gedragen maar voor rekening komt van de afdeling. De faculteit kan besluiten een deel van de kosten van de afdeling voor zijn rekening te nemen. Bij de andere twee gevallen is er altijd sprake van een licentieovereenkomst. De onderhandelingen over de licentieovereenkomst worden gevoerd door de TTO. De ervaring heeft geleerd dat het karakter van het octrooi en het bedrijf dat de licentie wil gebruiken van grote invloed kan zijn op de voorwaarden die aan de licentie worden gesteld. In de voorwaarden zullen zaken als risico voor de TU Delft en de bijdrage van de TU Delft in de vorm van intensieve samenwerking verdisconteerd worden in afspraken over opbrengsten. De faculteit streeft ernaar om voorafgaand aan het afsluiten van licentieovereenkomsten de volledige handelingsbevoegdheid over het octrooi te verwerven. Opbrengsten uit de licentieovereenkomst kunnen eventueel worden gedeeld met andere partijen.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
77
Paul Van den Hof, Delft Center for Systems and Control
“Zelflerende regelsystemen die zich aan veranderende omstandigheden kunnen aanpassen”
78
“
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
“
Meet- en regeltechniek onmisbaar in toekomst Hoogleraar Paul Van den Hof van het Delft Center for Systems and Control verwacht dat de meet- en regeltechniek op steeds meer terreinen een belangrijke rol gaat spelen. Daarbij verschuift de inbreng van het vakgebied meer en meer naar het begin van ontwerpprocessen.
“O
f het nu gaat om het aansturen van productiemachines voor microchips, het bedienen van een modern jachtvliegtuig of de exploitatie van een olieveld. Op al deze terreinen is meet- en regeltechniek onontbeerlijk”, zegt Van den Hof. “Neem een jachtvliegtuig. Anders dan een groot passagiersvliegtuig is het van zichzelf niet stabiel. Daarvoor is bewust gekozen om het heel beweeglijk te maken. Geavanceerde meet- en regeltechniek zorgt vervolgens voor voldoende stabiliteit.”
Flexibiliteit
“Deze manier van procesregeling, waarbij flexibiliteit voorop staat, zal steeds gebruikelijker worden. Bijvoorbeeld in de chemische industrie. Nu zijn chemische processen vaak ontworpen op statisch gedrag, bulkhoeveelheden en een stabiele bedrijfsvoering. In de toekomst zullen chemische processen veel flexibeler, kleinschaliger en energieefficiënter worden. Zo zullen er reactoren komen waarmee je vandaag product A en morgen product B kunt maken. De ontwikkeling van dergelijke reactoren vereist dat bij het ontwerp vanaf het begin de mogelijkheden van de meet- en regeltechniek worden meegenomen. Dat is overigens bij veel meer toepassingen noodzakelijk. De tijd is voorbij dat een werktuigbouwer een installatie ontwerpt en vervolgens kijkt welke meet - en regeltechniek nodig is.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Samenspel
“Een duidelijke trend is dat we voor steeds complexere situaties regelsystemen moeten ontwikkelen, zoals samenwerkende deelsystemen die met elkaar communiceren. Denk aan een aantal ruimtetelescopen die in formatie vliegen en samen een supertelescoop vormen of een verzameling automatisch geleide voertuigen op een containerterminal, waarbij elk voertuig flexibel zijn route kiest. Dan gaat het niet meer om de regeling van één voertuig, maar ook om het samenspel tussen de voertuigen.”
Zelflerende systemen
“Wat ik een spannende uitdaging vind is de ontwikkeling van zelflerende regelsystemen. Als nu bij het besturen van een productiemachine of een chemisch proces de omstandigheden onvoorzien wijzigen, moet een operator ingrijpen in het proces. In de toekomst moet het regelsysteem zich zelf aan veranderende omstandigheden kunnen aanpassen, weten welke experimenten er eventueel moet worden gedaan of aangeven waar de fout zit, en daar vervolgens autonoom op bijsturen.”
79
6.4 Samenwerking grote en MKB-bedrijven
Dat er sprake is van een hechte samenwerking met het MKB aan de ene kant en grote bedrijven aan de andere kant blijkt goed uit de hoeveelheid bedrijven die de weg hebben gevonden naar de afdelingen in het kader van de kenniswerkerregeling van SenterNovem. In korte tijd zijn bestaande relaties versterkt en nieuwe banden ontdekt. Zowel voor het bedrijfsleven als voor de faculteit 3mE geeft dit nieuwe kansen die na het economisch herstel zeker zullen worden benut. Vanuit de faculteit 3mE wordt invulling gegeven aan het accountouderschap van de relatie die de TU Delft heeft met Shell. Hierbij wordt zorgvuldig gekeken naar de belangen van alle bij de TU Delft aanwezige groepen die met Shell samenwerken. In de komende periode zal uitvoering worden gegeven aan het Sustainable Mobility Programme. Shell werkt op bepaalde gebieden samen met de TU Delft (slimme olievelden) en op andere gebieden met Imperial College (CO2). In de komende periode zal worden bekeken of deze twee lijnen van samenwerking van Shell met universiteiten in IDEA-league verband kunnen worden geïntegreerd. Tot slot zal een inventarisatie worden gemaakt van de voorwaarden waaronder bilaterale contracten tussen onderzoeksgroepen en Shell worden afgesloten. Deze inventarisatie kan aanleiding geven voor een grotere regie op het afsluiten van deze contracten. In het kader van het beleidsexperiment zijn met een aantal grote bedrijven contacten gelegd op instellingsniveau. Binnen dit beleidsexperiment zijn met name de contacten met de Port of Rotterdam geïntensiveerd. Daarnaast zijn de banden met DSM, Phillips, ASML en TNO verder aangehaald. De faculteit zal zich toeleggen op het verder versterken van deze relaties. Dit levert meer effect op voor de faculteit dan het opstarten van parallelle initiatieven. De samenwerking met het midden- en kleinbedrijf richt zich met name op het gebruik van kennisvouchers, die door de faculteit werden verdubbeld. De afdelingen zal vanaf 2010 worden gevraagd dit beleid te continueren, maar dan ten laste van hun eigen reserves.
80
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
81
7.1 Governance en bestuurlijke ondersteuning
I
n 2004 zijn de rollen van de diverse gremia en personen binnen de faculteit duidelijk beschreven. In 2005 zijn de belangrijkste elementen daaruit in het faculteitsreglement 3mE en de mandaatregeling vastgelegd. Sinds 2006 wordt gewerkt conform te afgesproken werkwijze en spreken de medewerkers elkaar aan op deze afspraken. Onderdeel van de werkwijze is een duidelijk besluitvormingsproces, dat hieronder is weergegeven:
Beslisprocedure (voor MT en Afdelingen) Doel
Stappen
Alle teamleden:
•
Unaniem Iedereen eens
•
Gezond debat, iedereen wordt volledig gehoord
• •
Consensus Gezond debat meerderheid beslist; minderheid zegt “We zijn gehoord. Hoewel we het niet eens zijn kunnen en zullen we de meerder heid steunen; 60% eens, en 100% gebonden aan besluit”
•
Stop het debat bij herhalingen
•
Beslissing is beslissing; niet op terugkomen na de meeting
•
Debatteer in team en na beslissing één stem naar buiten
•
Geen consensus Minderheid zegt: “We zijn gehoord doch we kunnen niet instemmen en de meer derheid niet steunen.” In dit geval beslist de leider
•
Ieder lid implemen-teert de beslissing als overeenge komen
•
Bij nieuwe informatie kan het team besluiten het debat te heropenen
•
Begrip
•
Eigenaar
• •
Gebonden aan Verantwoording Aanspreekbaar
•
Beslissingen en implementatie
Clausules •
Vervanging: alleen met vol mandaat
•
Geen acceptatie: Als iemand niet met de beslissing kan leven wordt er gezamenlijk hogerop gegaan
Principes
Het besluitvormingsproces en de mandaatregeling worden bestuurlijk ondersteund door de functiedomeinen BO (faculteitssecretaris en afdelingssecretarissen), P&O en F&C. De lijnen naar deze functiegebieden zijn kort, mede door de participatie in het Management Team van de faculteit. In het managementteam van de faculteit wordt het domein O&S vertegenwoordigd door de directeur onderwijs. De domeinen FMVG, M&C, en ICT worden in het MT vertegenwoordigd door de faculteitssecretaris.
Actieplannen / P&C cyclus
Binnen de faculteit vormt de strategische samenvatting de basis voor meer gedetailleerde actieplannen. Deze wordt samengesteld uit een aantal iteraties van een bottom up/top down proces. In 2005 is voor het eerst gewerkt met de strategische samenvatting voor de faculteit. In 2007 zijn ook de afdelingen dit instrument gaan gebruiken. Dit eenvoudige instrument wordt door iedereen als
82
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
prettig ervaren en geeft de mogelijkheid om op elk moment een thermometer in de faculteit of de afdeling te houden, waarbij dit helpt om mensen aan te spreken op gezamenlijke doelstellingen en afspraken. De procesbewaking vindt als onderdeel van de P&C cyclus plaats in het managementteam, het stafoverleg en het secretarissenoverleg. Wijzigingen worden besproken in het managementteam.
7.2 Bedrijfsvoering
Uit de evaluatie van de ondersteunende diensten blijkt dat de verwachtingen van de afdelingen ten aanzien van de bedrijfsvoering hoger zijn dan wat er geleverd wordt. Hoewel de instelling ervoor gekozen heeft om de omvangen van de ondersteunende diensten significant te verminderen, is daarbij nooit helder aangegeven welke gevolgen dit heeft voor de werkzaamheden van de gemiddelde medewerker. Communicatie tussen Universiteitsdienst en faculteiten dienen verbeterd te worden (in beide richtingen) en vooral persoonlijker worden. In de faculteit 3mE spelen secretarissen en secretariaten een cruciale rol bij het coördineren van de bedrijfsprocessen. We zullen deze rol beter gaan beschrijven, zodat de lijnen van vraag en aanbod, klacht en respons helderder worden.
Vraag en aanbod
De faculteit draagt graag bij aan ontwikkelingen die de bedrijfsvoering kunnen verbeteren, waaronder bijvoorbeeld de introductie van het promotievolgsysteem (PVS). We nemen echter waar dat onze faculteit met grote regelmaat wordt geconfronteerd met kostbare zelfstandige ontwikkelingen waar medewerkers in onze afdelingen geen behoefte aan hebben en dat zaken waar juist wel behoefte aan is, lange tijd op zich laten wachten. Ontwikkelingen in de faculteit vertegenwoordigen de secretaris en de voorzitter van de afdelingen de vraagkant en ontwikkelingen waar afdelingen twijfels bij zetten worden in het MT van de faculteit besproken. Zo vertegenwoordigen decaan en secretaris van de faculteit de vraagkant in de dialoog met de Universiteitsdienst. Door deze dialoog in de TU Delft goed te voeren zal er bij de huidige financiële situatie een duidelijke focus van de vraag optreden. Dit is goed voor het vermogen om ontwikkelingen op te kunnen nemen en de kosten te beheersen.
Kwartaalrapportages
De faculteit is in 2009 op bescheiden schaal gestart met het introduceren van kwartaalrapportages. Deze zijn bedoeld om meer mensen bewust te maken van de stuurparameters die van belang zijn voor de TU Delft en waarmee ook de werkvloer regelmatig geconfronteerd moet worden, wil er sprake kunnen zijn van mogelijkheid tot sturing. In 2010 zullen deze kwartaalrapportages een meer definitieve vorm krijgen en een standaard onderdeel vormen bij gesprekken over de bedrijfsvoering in de faculteit. De kwartaalrapportages worden gemaakt op het niveau van afdelingen, de kleinste eenheden van integraal management.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
83
7.3 HRM
Het HRM beleid richt zich de komende jaren op: • Talentscouting en vacaturebeleid; • WP loopbaanbeleid; • R&O cyclus; • Tevredenheid medewerkers; • Opleidingen. Verder levert het P&O domein belangrijke ondersteuning bij het uitvoeren van de strategische keuzes van de faculteit 3mE, met name de werving en selectie van de vacante leerstoelen en herbenoemingen van deeltijdhoogleraren, de professionalisering van docenten en promovendi op het gebied van onderwijs, en de afdelingsvorming.
Talent scouting en vacaturebeleid
De faculteit hecht verder veel waarde aan wetenschappers die op basis van hun persoonlijke prestaties grants binnen halen, bijvoorbeeld in het kader van de vernieuwingsimpuls of vanuit de European Research Council (ERC). In 2007 is de groep wetenschappers die een persoonlijke grant hebben ontvangen gevraagd om een bijdrage te leveren aan het werven en behouden van wetenschappelijk talent. Deze groep (3ve) is met de volgende ideeën gekomen: • 3ve als adviesorgaan voor vernieuwingsimpuls voorstellen laten fungeren; • budget voor de inspiratie, haalbaarheidsstudies en toepassing; • duidelijke loopbaan standaarden voor laureaten; • career coach voor laureaten; • uitnodigen van externe laureaten voor colloquia om zo samenwerking en scouting te faciliteren; Deze ideeën hebben tot doel om in 2011 het aantal aanvragen ten opzichte van 2007 te hebben verdubbeld. Ondertussen is door de activiteiten van deze groep de bewustwording dat wetenschappelijk talent ruimte en ondersteuning nodig heeft vergroot. De groep laureaten is zichtbaarder geworden en het is een groep die door de faculteit regelmatig om advies wordt gevraagd. In 2009 heeft dit geresulteerd in een zeer groot aantal aanvragen voor de vernieuwingsimpuls, met een behoorlijke score van medewerkers die door zijn naar de tweede ronde. Voor 2013 wil de faculteit op een regelmatige basis scoren in de categorieën VENI en VIDI, tevens moet het tot de mogelijkheden behoren om een VICI grant binnen te halen. De faculteit is de afgelopen twee jaar succesvol in het naar de TU Delft halen van wetenschappelijk talent op alle niveaus binnen de wetenschappelijke staf (UD, UHD, HL). Inhoudelijk denkt de faculteit dat dit mede is te danken aan een sterke profilering van de afdelingen met een grote interne als ook onderlinge synergie. De faculteit wil dit koesteren en verder extern profileren. Daarnaast zijn voor de vervulling van cruciale posities headhunters ingeschakeld. De faculteit heeft het gevoel dat door het werken met headhunters beter informeel contact kan worden gelegd met talenten die we naar de TU Delft willen halen. De komende jaren zullen we deze praktijk verder uitbreiden om het grote aantal vacatures door wetenschappelijk talent te laten vervullen. Daarnaast blijkt dat een duidelijkheid en snelheid in het selectieproces door kandidaten op prijs wordt gesteld. Het HRM domein bewaakt dit proces, dat zich over het algemeen in de afdelingen plaatsvindt. De komende periode zal worden bekeken of vanuit het HRM domein een impuls kan worden gegeven aan de kwaliteit van het selectieproces door een intensievere begeleiding.
84
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
WP loopbaanbeleid
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
Op de basis van de instellingsbrede discussie over het WP loopbaanbeleid heeft de faculteit in 2007 besloten om aandacht te gaan geven aan een gerichte loopbaanontwikkeling van (talentvol) wetenschappelijk personeel. Dit heeft in eerste instantie geresulteerd in een regelingen voor de aanstelling van UD’s op basis van tenure track en de bevordering naar UHD. Deze regelingen gelden faculteitsbreed en geven medewerkers duidelijkheid rondom hun loopbaanmogelijkheden. In 2010 zal aan de reeds aangestelde UD’s in het kader van de R&O gesprekken duidelijkheid worden gegeven over hun loopbaanperspectief.
Verder is door de faculteit in samenwerking met de faculteiten LR en CiTG gestart met een project dat aantrekkelijkheid van de wetenschappelijke loopbaan dient te vergroten waaronder het identificeren van rolmodellen en het aanbieden van instrumenten voor loopbaanontwikkeling. Dit project is onderdeel van een instellingsbreed project rondom de wetenschappelijke loopbaan.
R&O cyclus
De afgelopen jaren is de R&O cyclus verder geprofessionaliseerd en wordt toegepast op alle categorieën medewerkers. Binnen alle afdelingen vinden voorbereidingsgesprekken en evaluatiegesprekken plaats. Door dit systeem ontstaat er een grotere uniformiteit in de beoordelingen. Met de onderdeelcommissie is constructief overleg over de correcte uitvoering van de R&O cyclus binnen de regelgeving van de TU Delft. In 2009 zijn de R&O gesprekken voor het wetenschappelijk personeel gevoerd langs 4 dimensies: • Onderwijs: kwaliteit, vernieuwing en productiviteit; • Onderzoek: kwaliteit, vernieuwing en productiviteit; • Valorisatie: omvang 2de en 3de geldstroom en het vermarkten van kennis; • Organisatie en leiderschap: bijdragen aan organisatieverbetering, inspireren, sturen, en coachen. Op basis van de evaluatiegesprekken zijn talentvolle medewerkers geïdentificeerd, waarmee nadrukkelijk loopbaanafspraken worden geïnitieerd. Voor de OBP functies worden de binnen de UFO omschreven taken en criteria gebruikt. Met ingang van 2010 zal meer aandacht gegeven worden aan een goede balans in de R&O gesprekken tussen resultaten en competenties, waarbij het nadrukkelijk de bedoeling is om hierbij de ontwikkeling van de medewerker te relateren aan de persoonlijke competenties die nodig zijn voor een goede invulling van de functie.
Tevredenheid medewerkers
In 2007 heeft er een risico inventarisatie en evaluatie (RI&E) plaatsgevonden. De inventarisatie bestond uit twee delen: een enquête onder alle medewerkers, gericht op de werkbeleving en interviews met een geselecteerde groep medewerkers gericht op veiligheidsrisico’s binnen de faculteit. De inventarisatie gaf op een groot aantal aspecten aan dat medewerkers tevreden zijn over de werkbeleving binnen de faculteit. Er is in 2008 en 2009 gewerkt aan verbeteracties die uit de RI&E naar voren kwamen. Eind 2009 is met behulp van een verkorte vragenlijst nagegaan welke veranderingen zich hebben voorgedaan sinds begin 2007. Naar aanleiding van de resultaten zal opnieuw een plan van aanpak worden opgesteld.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
85
Rob Munnig Schmidt, Voorzitter afdeling Precision and Microsystems Engineering
“Microsystemen met overlevingskunst ontwikkelen”
86
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Echte innovaties vergen samenwerking Eén van de ambities van hoogleraar Rob Munnig Schmidt is het steeds verder verleggen van de grenzen naar kleinere afmetingen. Verder droomt hij over hoogstaand universitair onderwijs en intensieve samenwerkingsverbanden om de continuïteit van onderzoek te garanderen.
“D
e trend op het gebied van halfgeleiders naar steeds kleinere afmetingen zal voorlopig onverminderd doorgaan. Dat betekent dat de benodigde lithografische technieken steeds beter moeten worden. Daarvoor heeft de industrie middelen nodig waarvan we ons nu nog geen voorstelling kunnen maken. Aan die middelen moeten en kunnen wij een bijdrage leveren.”
Overlevingskunst
“Op het gebied van de microsystemen realiseren we nieuwe functies op een schaal die vroeger niet mogelijk was met productieprocessen uit de halfgeleider industrie. Het probleem is dat microsystemen heel kwetsbaar zijn en alleen in een beschermde omgeving kunnen functioneren. Ik zie het als uitdaging om microsystemen te ontwikkelen met overlevingskunst die zich als het ware kunnen aanpassen aan de omstandigheden. Neem een gekko die door zijn speciale poten op een gladde ruit kan lopen, terwijl hij geen vuile voeten krijgt als hij door droog zand loopt.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Dialoog
“Om dit soort vernieuwingen mogelijk te maken moeten we samenwerken. In de eerste plaats met wetenschappers uit andere vakgebieden, omdat je elkaars kennis nodig hebt en in dialoog met elkaar tot betere oplossingen komt. Daarnaast ben ik voorstander van structurele samenwerking met intermediaire organisaties zoals TNO en met de industrie. Dergelijke samenwerking zorgt voor continuïteit van fundamenteel onderzoek, wat van groot belang is voor de noodzakelijke innovaties.”
Perfect onderwijs
“Het bedrijfsleven ziet de universiteit in mijn ogen heel terecht primair als opleidingsinstituut. Willen we bedrijven interesseren in samenwerking met ons - en daarmee in het financieren van ons onderzoek - dan moeten we dus perfect onderwijs gaan leveren. Bij dat hoogwaardige onderwijs hoort onlosmakelijk even hoogwaardig onderzoek. Zelf vind ik dat we op onderwijsgebied moeten streven naar een plaats in de top tien van de wereld. Daarmee trek je de beste studenten aan, waardoor de kwaliteit van je onderzoek vanzelf ook omhoog gaat. En dat zorgt er weer voor dat het bedrijfsleven in dat onderzoek wil investeren.”
87
Opleidingen
Een goede werkgever investeert in de opleiding van haar medewerkers. Het afgelopen jaar is mede door de impulsen vanuit het rugzakje voor de postdocs, de graduate school voor de promovendi en de aantrekkelijkheid van de wetenschappelijke carrière meer aandacht gegeven aan de opleidingsfaciliteiten die de faculteit aanbiedt en centraal financiert. Het komende jaar wordt de bestaande opleidingsregeling aangepast en onder de aandacht gebracht van de medewerkers en zal nadrukkelijk onderdeel uitmaken van de R&O cyclus. De faculteit zal in de regeling onderscheid maken tussen studieopdrachten en studiefaciliteiten. Studieopdrachten zijn opleidingen gericht op het functioneren van de medewerker in de huidige functie en worden over het algemeen volledig vergoed. Studiefaciliteiten zijn gericht op de loopbaan van de medewerker en daarbij zal er sprake zijn van een evenwichtige verdeling van de investering tussen faculteit en medewerker.
7.4 Financiën
Het domein F&C heeft zich de afgelopen tijd gericht op het verbeteren van een aantal transactiesystemen en de werkprocessen die daarbij horen. Dit werpt aan de ene kant zijn vruchten af, aan de andere kant merken we des te meer dat er nog te veel verschillende werkwijzen bestaan voor de gewenste efficiëntie. Om medewerking te krijgen van de afdelingen voor verdergaande efficiëntie is het nodig dat dit gepaard gaat met vergroting van de kwaliteit van de dienstverlening. Het domein F&C zal zich daarom binnen de faculteit 3mE de komende tijd richten op: • Betere en meer frequente rapportages • Heldere richtlijnen voor projecten • Betere grip op bestelprocessen • Contractmanagement
Betere en meer frequente rapportages
Zo snel mogelijk na afsluiting van elk kwartaal zal een reviewgesprek tussen afdelingssecretaris, controller en projectadministrateur plaatsvinden. Deze reviewgesprekken hebben een operationeel karakter waarbij de cijfers tussen afdeling en het F&C domein worden afgestemd. Tijdens de reviewgesprekken dienen de door de afdelingen gewenste uitputtingsoverzichten van de projecten beschikbaar te zijn. Als direct vervolg op het reviewgesprek vindt er een kwartaalgesprek plaats met de afdelingsvoorzitter, waarbij een interpretatie wordt gegeven aan de afdelingscijfers. Deze kwartaalgesprekken zijn meer tactisch van aard en zijn bedoeld om te bespreken welke ruimte en risico’s er zijn in relatie tot het afgesproken afdelingsresultaat. Een goede urenregistratie door de afdeling, conform de facultaire regeling, is daarbij een noodzakelijke randvoorwaarde. Dit proces zal naar verwachting bijdragen aan een verbering in de relatie tussen afdelingen en het domein F&C, waaronder een grotere mate van begrip over en weer.
88
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Heldere richtlijnen voor projecten
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
Binnen de faculteit wordt op een zeer verschillende, haast individuele manier omgegaan met het afsluiten van 2de en 3de geldstroomprojecten. Projectleiders voelen zich haast eigenaar van het budget dat aan de faculteit ter beschikking is gesteld voor het uitvoeren van afgesproken werkzaamheden. Om te borgen dat de gewenste verhoging van de PhD-tarieven ook daadwerkelijk leidt tot een verbetering van het exploitatieresultaat van de afdelingen en daarmee de faculteit is het noodzakelijk om te komen tot heldere afspraken hoe wordt omgegaan met het openen en afsluiten van projecten en de besteding van een eventueel ‘surplus’ dat overblijft. De te maken afspraken dienen in lijn te zijn met de geldende accountantsregels die toegepast dienen te worden met een gevoel voor het wetenschappelijk bedrijf.
Betere grip op bestelprocessen
Het bestelproces krijgt op instellingniveau een steeds grotere aandacht. Aan de ene kant is dit nodig vanwege het naleven van de Europese regelgeving ten aanzien van openbare aanbestedingen; aan de andere kant staat het bestelproces aan de basis van het grootste deel van de financiële transacties binnen de TU Delft. Voor de medewerker dient het weinig uit te maken of hij de bestelling via het F&C domein verricht of rechtstreeks bij een leverancier. In het vervolgproces dient hij de voordelen daarvan zelfs te merken. Een betere grip op de bestelprocessen lukt alleen bij de gratie van medewerking in de afdelingen. Medewerkers zullen dus goed voorgelicht moeten worden en de voordelen daadwerkelijk zelf ook gaan ervaren. De invoering van Basware heeft na de eerste kinderziektes geleid tot deze positieve ervaringen.
Contractmanagement
Het contractmanagement speelt zich af op het snijvlak van de domeinen F&C, BO en het ValC. Met de komst van een nieuwe contractmanager bij 3mE in augustus 2009 is reeds voorgesorteerd op de instellingsbrede afspraak om deze functionarissen bij het ValC onder te brengen. De faculteit 3mE heeft als visie dat de contractmanager direct wordt aangestuurd door de TTO van de faculteit, waarbij de TTO onder de faculteitssecretaris valt. Essentieel blijft data de persoon van de contractmanager in de fysieke nabijheid van de projectadministratie is gehuisvest zodat de informatie-uitwisseling tussen deze functies wordt gewaarborgd.
7.5 Risicomanagement Bedrijfshulpverlening Zie hiervoor paragraaf 7.8
Financiën
Zie hiervoor paragraaf 7.4.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
89
7.6 Marketing & communicatie
Tussen verwachting en aanbod van dienstverlening vanuit het M&C domein is begin 2009 gebleken dat de verwachtingen over en weer behoorlijk uiteen lopen. Op het gebied van interne communicatie is een aantal activiteiten gestart, waaronder een introductie voor nieuwe medewerkers die positief wordt gewaardeerd. Met name zaken die onder centrale regie staan krijgen deze waardering niet. Het domein M&C zal de komende jaren inzetten op de volgende zaken • Interne communicatie • Dienstverleningspakket voor de afdelingen • Onderwijsvoorlichting Daarnaast draagt M&C bij aan faculteitsbrede projecten waaronder het project rondom de wetenschappelijke loopbaan en internationalisering.
Interne communicatie
De interne communicatie kent ondertussen een vast programma, waaronder de organisatie van een aantal activiteiten gericht op de medewerkers en het verspreiden van nieuws, jaarverslagen en meerjarenplannen. Het karakter van de 3mE nieuwsbrief is veranderd, waarbij nieuwsberichten niet meer worden opgespaard voor het tweewekelijkse e-mailbericht, maar het nieuws wordt nu direct op de 3mE website geplaatst. De medewerkers krijgen regelmatig een samenvatting van deze berichten in hun mailbox. De komende periode zal verder onderzocht worden welke communicatiemiddelen het beste bereik opleveren. De RI&E levert daar doorgaans een goede inspiratie voor. De interne communicatie binnen 3mE zal zich de komende tijd verder professionaliseren en zich daarbij richten op: • Informeren: nieuwsvoorziening richting medewerkers en studenten, waarbij gebruik gemaakt wordt van een zo optimaal mogelijke mix aan communicatiemiddelen; • Betrekken: adviseren over initiatieven die gericht zijn op betrokkenheid, trots en verbondenheid van medewerkers en studenten in onze organisatie.
Dienstverlening voor de afdelingen
Gebleken is dat de behoefte aan communicatiemiddelen en communicatieadvies enorm verschilt per afdeling. Gemeenschappelijk is de behoefte aan een facultaire standaardpresentatie, maar daarnaast verschilt de behoefte van een simpele loketfunctie naar de mediamedewerkers op instellingsniveau tot het ontwikkelen van een presentatieportefeuille voor de gehele afdeling. De komende periode zal worden ingezet op het matchen van de afdelingswensen met de capaciteit en expertise die beschikbaar is op facultair niveau. Veel klachten blijven er over de website van de TU Delft. De klachten richten zich vooral op het CMS en zijn tweeledig. Aan de ene kant is het CMS beperkend en onvriendelijk in het gebruik en aan de andere kant is er geen overleg met de gebruikers van het CMS indien er wijzigingen zijn in het CMS
90
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
zelf of in de style sheets die het CMS gebruikt. Hierover is de ontevredenheid zo groot dat er stemmen opgaan om delen van de facultaire websites extern te hosten. Dit laatste is ongewenst en er dient dus op korte termijn uitzicht gegeven worden op verbeteringen rond het CMS. De faculteit 3mE wil hier met het domein M&C concrete afspraken over gaan maken.
Onderwijsvoorlichting
Werving en voorlichting aan potentiële studenten wordt door de faculteit enorm belangrijk gevonden. De faculteit wenst daarbij een wervende uitstraling te communiceren, dat een reëel beeld geeft van wat een student mag verwachten. De faculteit heeft daarbij de wens om zo af en toe uit het instellingsbrede keurslijf te kunnen stappen. Hier is intensief contact over met het domein M&C en O&S en we hopen dat hierover afspraken gemaakt kunnen worden die recht doen aan de wens van faculteit met behoud van de uniforme communicatiekracht, zonder daarbij dogmatisch te zijn.
7.7 ICT
In 2008 zijn de ICT systemen in de faculteit gemigreerd. Voor de Windows systemen is dit op een goede manier gegaan, hoewel er met de laptops hier en daar wel wat hick-ups te melden waren. Bij het Macintosh systeem was de impact slechts gering, met uitzondering van wat speciale wensen. De migratie van de Linux systemen leverde grote problemen op en dient nog te worden afgerond. Nadat de kinderziektes zijn weggewerkt is de tevredenheid over de extra functionaliteit groot. Ook de responstijd van het servicepunt is significant afgenomen. Het afronden van de migratie stelt ICT nu in staat om verder te werken aan de kwaliteit van de dienstverlening en invulling te geven aan de gedachte van partner in het primaire proces. Het domein ICT zal zich daarbij richten op: • Communicatie • Netwerk • Hosting van rekenclusters • Ondersteuning van het facultaire onderwijs en onderzoek
Communicatie
De ICT systemen hebben op dit moment een zodanige mate van betrouwbaarheid, dat het mogelijk is om met behulp van goede communicatie over plannen en veranderingen in te spelen op verwachtingen die leven bij de afdelingen. Het gaat daarbij om ideeën voor de toekomst die in dialoog met docenten en onderzoeker besproken worden, maar ook daar waar het gaat om de status van incidenten, waarbij het niet uitmaakt of het een individu treft of de gehele faculteit. Bij communicatie over incidenten speelt het servicepunt een belangrijke rol en voor de dialoog is de FIM de ingang naar ICT. De FIM speelt daarnaast een belangrijke rol als vertegenwoordiger van de faculteit in gesprekken die gaan over het functioneren van het servicepunt. Deze constructie werkt naar grote tevredenheid.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
91
Hans Hopman, hoogleraar Scheepsontwerpen
“Milieuaspecten worden ook in scheepsbouw steeds belangrijker”
92
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Interview
Slimme ontwerptools hebben de toekomst Hans Hopman, hoogleraar Scheepsontwerpen, is daarvan overtuigd. Volgens hem kan de Nederlandse scheepsbouw - die zich sterk richt op gespecialiseerde schepen - met dit soort hulpmiddelen de komende decennia zijn koppositie behouden.
D
e schepen die in Nederland worden gebouwd, zijn vooral de zogeheten ‘complex specials’. Denk aan baggerschepen, patrouilleschepen en werkschepen zoals schepen voor het leggen van onderzeese kabels, boorschepen en schepen voor het plaatsen en onderhouden van offshore windturbines. Het ontwerpen van deze schepen vraagt een andere aanpak dan bij ‘gewone’ schepen, omdat ‘complex specials’ meer een groot en complex stuk gereedschap zijn dan een transportmiddel. Bij het ontwerpen moet je daarom vanuit functies en taken redeneren. Hoe plaats je bijvoorbeeld voor de gebruiker de verschillende installaties op de slimste plek en hoe kun je de inzetbaarheid maximaliseren?
Virtueel laboratorium
“Doordat de schepen steeds complexer worden, wordt het beantwoorden van deze vragen alsmaar moeilijker. Daarom ontwikkelen we allerlei software voor ontwerpers. Op termijn moet dat leiden tot het ‘Delft Ship Design Lab’, een virtueel laboratorium waar alle ontwerptools die we ontwikkelen kunnen worden gecombineerd en waar actuele kennis van andere kennispartijen toegankelijk is. Dat laatste is belangrijk omdat het ontwerpproces in de toekomst een netwerkactiviteit zal zijn, waarbij je diverse kennisvelden bij elkaar moet brengen.”
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Tijdwinst
“Het aantrekkelijke van ontwerpsoftware is dat je hiermee heel snel alternatieven kunt genereren, waarbij de computer ook nog eens berekent welk effect elk alternatief heeft op aspecten als kosten en zeewaardigheid. Daardoor heb je tijdens het ontwerpproces meer tijd voor het bedenken van slimme oplossingen voor specifieke vraagstukken en het optimaliseren van het ontwerp. Verder zorgt de tijdwinst ervoor dat je in de ontwerpfase al veel meer kunt detailleren, waardoor het ontwerp exacter wordt en de risico’s afnemen. En dat leidt weer tot een nauwkeuriger begroting en daarmee tot een concurrerende offerte.”
Ketenoptimalisatie
Hopman vervolgt: “Een trend die ik voor de hele scheepsbouw voorzie is een grotere aandacht voor milieuaspecten van schepen. We zullen alternatieven voor stookolie moeten ontwikkelen, schepen reëler moeten ontwerpen - dus niet uitgaan van de ideale omstandigheden, maar van de meest voorkomende - en werken aan ketenoptimalisatie. Is een containerschip met 11.000 containers wel slim als je die containers niet direct via de weg kunt afvoeren?
93
Netwerk
Met name het draadloze netwerk heeft veel te verduren door niet alleen de nog steeds groeiende populatie medewerkers en studenten in de faculteit, maar ook doordat applicaties op laptops en mobiele telefoons een steeds groter beslag leggen op de beschikbare bandbreedte. Momenteel zitten we in een fase waarin het draadloze netwerk beter functioneert dan bijvoorbeeld begin 2009. Het is van belang dat door middel van monitoring en het ontwikkelen van scenario’s in wordt gespeeld op de groeiende behoefte aan bandbreedte voordat er sprake is van overbelasting. Een voorstel voor het flexibel gebruik van het vaste netwerk ten behoeve van laptops in het onderwijs en onderzoek maakt daar onderdeel van uit.
Hosting van rekenclusters en software
Op diverse plekken is de behoefte aan rekenkracht voor het onderzoek enorm, maar door parallelle technieken en snelle verbindingen tussen PC’s is deze rekenkracht financieel toegankelijk geworden voor grotere groepen onderzoekers. In eerste instantie was het gebruikelijk om PC’s locaal te clusteren en te beheren. ICT heeft sinds het in gebruik nemen van het nieuwe datacentre de beschikking over ruimte en expertise om deze rekenclusters te hosten en te beheren. Onderzoekers kunnen zich daardoor richten op hun primaire taak: het verrichten van wetenschap. De eerste ervaringen van onderzoeksgroepen zijn positief en de extra investeringen voor de zogenaamde modulaire blade servers die hiervoor noodzakelijk zijn lijken op te wegen tegen het wegvallen van beheerskosten. Ook software kan op deze manier worden aangeboden via zogenaamde distributietieservers, waar in het onderwijs veel gebruik van wordt gemaakt. Voordeel voor de afdelingen en het onderwijs is dat nieuwe aanvragen voor software zeer snel kunnen worden verwerkt. Er wordt gekeken naar het virtualiseren van de software. Voordeel daarvan voor de afdelingen is dat vaak met minder licenties gewerkt kan worden, de software vrijwel overal beschikbaar is, met minimale onderhoudsinspanning.
Ondersteunen van het facultaire onderwijs en onderzoek
Al lange tijd heeft ICT de ambitie om ICT expertise opgedaan in de ene groep te delen met andere groepen in de TU Delft. Hoewel er ondertussen veel expertise is vergaard, is het weer ter beschikking stellen van deze expertise tot op heden onderbelicht gebleven. De komende jaren gaat hier verandering in komen, waarbij de FIM een belangrijke intermediaire rol zal spelen tussen onderzoekers en docenten enerzijds en ICT-specialisten anderzijds. Het bovenstaande initiatief is aanvullend op de activiteiten die reeds projectmatig rond ICT in het onderwijs worden gerealiseerd en over het algemeen uit WO-Sprint middelen worden gefinancierd.
94
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
7.8 Huisvesting
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
Huisvesting heeft de afgelopen jaren een grote prioriteit toegekend gekregen. De afdelingen P&E, MSE, en PME hebben hiervan geprofiteerd, terwijl ook de onderwijsruimtes van de faculteit in overleg met de studentenraad in die jaren zijn aangepakt. Tenslotte heeft de faculteit in 2009 een nieuwe multifunctionele ruimte in gebruik genomen. De eerste investeringen zijn op instellingsniveau bekostigd, terwijl de investeringen in 2008 en 2009 geheel voor rekening van de faculteit zijn gekomen. De komende jaren worden nog enkele projecten voorzien, waaronder het opknappen van de collegezalen in bouwdeel 6, het teruggeven van de begane grond van bouwdeel 8D en het verhuizen van de maritieme groepen uit bouwdeel 7 naar bouwdeel 8B om zodoende plaats te maken voor het Learning Centre. Tegelijk met projecten die onder de noemer herhuisvesting en efficiëntie gekarakteriseerd kunnen worden is de afgelopen jaren geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering van de leefbaarheid en toegankelijkheid. Denk daarbij aan de bewegwijzering, de 7x24 uur openstelling en het aanbrengen van Collegerama faciliteiten.
De faculteit heeft de tijd van financiële voorspoed gebruikt om deze grote investeringen te doen en daarbij is niet overal de tijd genomen om deze zodanig te consolideren, dat de medewerkers en studenten in de faculteit volledig kunnen profiteren van de aangebrachte voorzieningen. De komende jaren zullen in dat teken staan, waarbij de faculteit niet zal schuwen om projecten op te starten die noodzakelijke efficiëntie tot stand brengen, zoals de herinrichting van het PMB. De volgende onderwerpen zullen de komende vier jaar de agenda voor de huisvesting beheersen: • Zichtbaarheid • Beleving • Logisch en efficiënt gebruik onderwijsruimtes • Onderhoud • Dienstverlening • Bewustwording medewerkers en studenten
Zichtbaarheid
Het domein FM van de faculteit zal nauw betrokken worden bij het initiëren van nieuwe projecten in het primaire proces om een bijdrage te leveren aan de zichtbaarheid van deze projecten voor de medewerkers, studenten en bezoekers van onze faculteit. Het gaat daarbij om de fysieke locatie, het geven van ruchtbaarheid hieraan en de organisatorische inbedding van dit proces.
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
95
Beleving
De faculteit heeft de afgelopen jaren gestreefd naar een beleving van toenemende transparantie en communicatie bij het inrichten van de werkplekken. Bij de laatste grote aanpassing, het herhuisvesten van de afdeling PME, is intensief met de afdeling samengewerkt. Hierdoor is een grote mate van efficiëntie in het ruimtegebruik gerealiseerd, terwijl medewerkers zeer tevreden zijn over de beleving van hun werkplek. Op andere locaties is dit slechts ten dele gelukt. Belangrijk bij de beleving is dat de werkruimtes niet te groot worden (maximaal 8-10 werkplekken in een (semi-)afgesloten ruimte) en dat door deze ruimtes geen verkeerspad loopt. Het gebruik van veel glas wordt na een eerste aarzeling als positief ervaren en helpt de onderlinge communicatie en toegankelijkheid. Deze ervaringen zullen gebruikt worden bij de inrichting van toekomstige werkplekken.
Logisch en efficiënt gebruik onderwijsruimten
De ontwikkelingen rond het Learning Centre worden door de faculteit soms met gemengde gevoelens gadegeslagen. Op andere momenten leiden de plannen tot enthousiasme en wordt er ongeduldig gewacht op het moment dat de eerste activiteiten starten. De plannen die momenteel voorliggen, waarbij de collegezalen in bouwdeel 6 worden opgeknapt en in bouwdeel 7 een aantal vlakke zalen worden gerealiseerd in combinatie met het creëren van onderwijsfaciliteiten en een amfitheaterzaal rond de faculteit IO zal bijdragen aan een logische inrichting van de onderwijsruimten voor de faculteiten 3mE, IO, en TBM. De faculteit wil graag met O&S in contact blijven over een logische roostering van deze ruimten, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met onze wens om studenten in onze nabijheid te houden.
Onderhoud
Bij het verhuurderonderhoud van het complex is door de financiële krapte meer sprake van prioriteiten schrappen dan prioriteiten stellen. Een aantal incidenten, waaronder de laatste lekkage bij de afdeling MSE laat zien dat we op de grens van penny-wise maar pound-foolish zijn aangeland. De faculteit heeft de afgelopen jaren zelf veel geïnvesteerd aan de binnenkant van het gebouw en wil zich daarbij committeren aan het gewenste niveau van huurderonderhoud, maar verwacht van de verhuurder een vergelijkbaar commitment. De faculteit stelt zich voor om samen met het domein FMVG een meerjaren onderhoudsbegroting op te stellen dat recht doet aan het jonge monument, waar beide partijen zich samen met het CvB aan verbinden.
96
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Dienstverlening
7. Excellente organisatie & inspirerende faciliteiten
De dienstverlening naar de medewerkers toe is de afgelopen jaren gestegen, door een betere afstemming met het servicepunt en goede samenwerking met het ICT domein. Er zijn nog steeds zaken die te wensen overlaten, waarbij het soms aankomt op onvoldoende communicatie tussen afdelingen en het FM domein, andere keren doordat het domein teveel hooi op de vork heeft. Frustrerend is de afhankelijkheid van externe partijen die als leverancier van de TU Delft verwachtingen niet waarmaken of wanneer interne afspraken binnen het domein niet nagekomen kunnen worden.
Het domein FMVG heeft zich voorgenomen om met betrekking tot de schoonmaak een kwaliteitsmeting te doen, waar de faculteit de noodzaak van inziet. De introductie van de productenen dienstencatalogus op het web in samenwerking met ICT zal bijdragen naar meer duidelijkheid rondom de verwachtingen tussen klant en leverancier.
Bewustwording
Het domein FM is in de faculteit verantwoordelijk voor een behoorlijk aantal operationele aspecten op het gebied van milieu en veiligheid. Deze verantwoordelijkheid kan het domein alleen waarmaken indien medewerkers en studenten zich bewust zijn van de afspraken die er gelden rond bijvoorbeeld chemicaliën, afvalstoffen, en energie. Veiligheid is een ander onderwerp dat meer bewustwording vraagt. Meer medewerkers zullen zich moeten inzetten voor de BHV organisatie en het faciliteren van een ruime openstelling vraagt discipline van degenen die daar gebruik van willen maken. Met het domein M&C zal de komende periode veel aandacht worden besteed aan zaken die medewerkers en studenten nogal eens “for granted” nemen. Degenen die zich al lange tijd inzetten voor de BHV kunnen erop rekenen dat ze positief aandacht gaan krijgen
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
97
Op weg naar een beter begrip van complexe modellen Alessandro Abate is onderzoeker bij het Delft Center for Systems & Control. Dit centrum houdt zich bezig meet- en regelsystemen waarvoor wiskundige modellen de basis vormen. Tot nu toe worden met deze modellen vooral continue processen beschreven. Er zijn echter ook tal van technische en biologische systemen die zich kenmerken door een combinatie van continue en discontinue processen. Neem biologische celdeling. Onder normale omstandigheden verloopt dit proces continu maar als er bijvoorbeeld een voedseltekort is, kan een groeiende cel tijdelijke in een rustfase komen of zelfs tot zelfmoord ‘besluiten’. Met gangbare modellen kan dit niet goed worden
beschreven. Dat kan wel met zogeheten stochastische hybride modellen. Deze zijn breed toepasbaar en uiterst complex. Daardoor is het moeilijk vast te stellen hoe je zo’n model moet ‘aanpassen’ om het betreffende systeem goed te kunnen weergeven. Abate onderzoekt of het mogelijk is om een complex model te abstraheren zodanig dat het simpeler wordt, maar kwalitatief niet verandert. Het versimpelde model wil hij vervolgens analyseren en controleren en de uitkomsten hiervan terugvertalen naar het complexe model. Voor zijn onderzoek heeft hij in 2009 een Venisubsidie ontvangen.
Shared control maakt stuurtaken invoelbaar Ongevallen zijn vaak te wijten aan menselijke fouten. Om deze fouten terug te dringen zijn twee aanpakken gangbaar: het volledig automatiseren van de menselijke taak of het ondersteunen van de mens met waarschuwingssystemen. Beide aanpakken hebben hun beperkingen. David Abbink van de afdeling BioMechanical Engineering doet met een Veni-subsidie onderzoek naar een alternatieve aanpak, shared control genoemd. Hierbij werken mens en machine intuïtief samen om de benodigde stuurkrachten te leveren. Abbinks idee is om taken invoelbaar te maken. Neem het besturen van een auto. Een auto die is uitgerust met snelle sensoren kan via subtiele
krachten op het stuurwiel aangeven hoe hij door een bocht zou willen sturen. De bestuurder voelt deze krachten en kan kiezen om de krachten te volgen of er weerstand tegen te bieden. Hij blijft dus met al zijn inzicht en creativiteit betrokken bij de taak en wordt niet weggeautomatiseerd. Abbink gaat ervan uit dat een dergelijk systeem alleen goed werkt als de juiste krachten worden ‘aangeboden’. Daarom bestaat een groot deel van zijn onderzoek uit zogeheten neuromusculaire experimenten en modelvorming om inzicht te krijgen hoe mensen op krachten reageren
Verkeersongevallen gaan gepaard met hoge maatschappelijke kosten. Opvallend is dat jonge mannelijke autobestuurders veel vaker bij verkeersincidenten betrokken zijn dan andere categorieën bestuurders. Joost de Winter van de afdeling BioMechanical Engineering onderzoekt met een Veni-subsidie of de kans dat een bestuurder een incident veroorzaakt kan worden voorspeld. Daarvoor
Veni’s
Met rijsimulator kans op ongeval voorspellen brengt hij eerst in kaart welke kenmerken - denk aan leeftijd, geslacht, rijervaring - en gedragingen de belangrijkste risicofactoren zijn. Vervolgens gaat hij na of testen in een rijsimulator, in combinatie met andere testen, geschikt zijn om risicovol gedrag aan te tonen. De Winter gaat ook onderzoeken of met trainingen in een rijsimulator een bijdrage kan worden geleverd aan een veiliger gedrag op de weg.
Onderzoek naar kristallisatieprocessen beneden het vriespunt Elif Genceli scoort goed met haar onderzoek. Zo is ze onlangs gelauwerd met de DOW-KNAW Energie Dissertatieprijs 2009 en won ze de Junior Chamber International-TOYP 2009. Bovendien ontving ze afgelopen jaar een NWO Veni-subsidie voor onderzoek naar ijs- en zoutvorming bij temperaturen onder nul. Over de vorming van ijs en zoutmineralen onder deze omstandigheden is tot nu verrassend weinig bekend, onder andere omdat onderzoek bij lage temperaturen lastig is en geschikte onderzoeksfaciliteiten vaak ontbreken. De plannen van Genceli - die bij de vakgroep Apparatenbouw Procesindustrie werkt - zijn ambitieus en veelomvattend. Ze reiken van onomkeerbare thermodynamische processen, arctisch
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
onderzoek tot proces- en apparatuurontwerp. De verwachting is dat de onderzoeksresultaten op allerlei gebieden toepasbaar zullen zijn. Denk aan energieefficiënte scheiding van complexe zoutoplossingen in zeer zuivere componenten en het voorkomen van ijs- en zoutaankorsting bij processen in de industrie en de mijnbouw. Daarnaast kan het onderzoek leiden tot de ontdekking van nieuwe mineralen in koude gebieden op aarde en planeten als Mars en een bijdrage leveren aan het klimaatonderzoek door een beter begrip van het gedrag van ijs en gashydraten. Voor haar onderzoek werkt Genceli samen met onderzoekspartners in binnen- en buitenland.
99
100
Meerjarenplan 3mE 2010-2013
Colofon Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) TU Delft Mekelweg 2 2628 CD Delft Telefoon +31 (0) 15 27 86666 Fax +31 (0) 15 2 85602 Email:
[email protected] Website www.3me.tudelft.nl
Vormgeving Paul Bos, VeelBomen.nl
Tekst Peter Juijn, Peter Juijn teksten
Fotografie Dik Nicolai, Diknicolai.com
Druk Edauw+Johannissen Uitgave: faculteit 3mE, februari 2010 De electronische versie van dit meerjarenplan kunt u vinden op: www.3me.tudelft.nl/meerjarenplan3mE