Mattheus Anthonius Moons & Anthonia Maria Vergeer
Het ouderlijk huis Bloemendaal 26 te Gouda
Moons 1000 jaar
2
Voorwoord IJsselstein, februari 2008 Waarom deze herinneringen op papier gezet? Op de eerste plaats omdat ik ze nu nog kan boven halen. Bij het schrijven van deze herinneringen ben ik nog 75 en is de jongste broer André 56 jaren oud; alle broers en zussen zijn nog in leven en gezond. Daarnaast lijkt me de wetenschap, dat hoe we nu leven niet zomaar tot stand is gekomen, voor ons nageslacht nuttig om te weten.De generatie(s?) na ons moet/moeten van het groeiproces dat we hebben doorgemaakt, weet hebben om het (op zijn minst) te kunnen begrijpen en misschien zelfs het wel te gaan waarderen; achteraf gezien ben ik met deze ervaringen nu heel blij. Familieverbanden zijn voor mij erg belangrijk. Ik vergelijk het wel eens met de taal van de kraaien. Deze is heel ingewikkeld; elk gekras heeft een bepaalde betekenis. Hieruit blijkt hoe intelligent deze dieren zijn. Met zeer trouwe en sterke familiebanden eren zij hun voorouders die hen die taal en gewoonten doorgaven. Zij dragen zielen vanuit het duister naar het licht. Het is de kunst om er de tekens in te zien die voor ons leven belangrijk kunnen zijn. Op 17 mei 2008 gedenken wij dat wij, de vijftien kinderen van Mattheus Anthonius Moons en Anthonia Maria Moons-Vergeer, met elkaar 1000 jaar werden. Dat gegeven moeten we niet zomaar voorbij laten gaan. Daar is het in mijn ogen te uniek voor. Ik vind het heel bijzonder dat je, met het gezin waar je uit voortkomt, in compleetheid zoiets mag meemaken.Ik vind het zó bijzonder, dat ik eens driftig ben gaan zitten pennen; om in onze tijd terug te blikken hoe we geworden
geworden zijn, wie we nu zijn. Ik vind het belangrijk dat we ons realiseren dat daar veel energie, werklust, ondernemingsvisie, vertrouwen in de toekomst, doorzicht en idealen van onze voorouders aan ten grondslag heeft gelegen en hebben bijgedragen tot de vorming van onze persoon. Natuurlijk weten wij dat ook zíj zoekende waren naar de juiste wijze van leven. Zolang wij en onze nakomelingen de moed hebben om van de geschiedenis te leren, zijn de inspanningen van onze voorouders (die onder veel moeilijkere omstandigheden leefden) niet tevergeefs geweest. Wij hebben de plicht om de opgedane kennis en de krachten van onze voorouders te gebruiken om de samenleving op deze aardkloot op een hoger plan te brengen. Want dat is toch het doel van ons bestaan voordat wij van de aardbol verdwijnen? Dus hoog tijd om ons af te vragen wie onze voorouders waren en waar zij leefden. Ik moet wel heel diep nadenken en er zijn nog maar zeer weinig mensen over aan wie ik het kan vragen. Maar ze zijn er wel!! Van de verworven kennis opgedaan in gesprekken met hen, maak ik dan ook graag gebruik. Ik denk dat het voor de huidige (en de volgende) generatie zeer belangrijk is om te weten waar de wortels van hun stamboom lagen, in welke grond die boom stond, wie die grond bewerkt hebben voordat deze boom tot volle wasdom kwam. Want wat is een familie zonder roots? Ik denk gelijk een boom zonder wortels! MATTHÉ
Moons 1000 jaar
3
Onze grootouders Moons
Moons 1000 jaar
4
1000 jaren Maar waar te beginnen? Ik dacht bij onze overgrootouders. Voor wie verder terug wil, is het mogelijk de stamboom te bestuderen. Onze overgrootvader was Mattheus Moons geboren op 10 juli 1819 in Broek. Dit was een buurtschap tussen Waddinxveen en Moordrecht. De geografen zijn over de exacte plaats niet duidelijk. Hij trouwde met Grietje Verkley in 1846, hertrouwde in 1855 met Maria Boere en voor de derdemaal in 1866 met Adriana Overmars. Om in die tijd een getrouwde vrouw te zijn, was blijkbaar niet ongevaarlijk. Gebrek aan kennis over hygiëne en ziektes waren veel voorkomende doodsoorzaken. Overleven was het devies! Onze overgrootvader overleed in 1888 in Waddinxveen.
theologe uit de jaren 1960-1970. Zij gaf les op universiteiten, schreef boeken, had zeer veel aanhang en genoot grote naamsbekendheid bij hoger opgeleide mensen. Onze kleinkinderen die gaan studeren komen haar naam en werk zeker tegen, al was het alleen maar de naam die zij meegaf aan het fonds dat zij heeft opgericht. Dit fonds vecht voor het waarborgen van de erkenning van de vrouw, met name op theologisch gebied. Het elfde kind was Janus. Hij was een halfbroer van Theew, waarvan de erven vele jaren onze buren waren. De laatste was Truus die op hoge leeftijd in 2005 overleden is en in Gouda is begraven.
Zij (de drie vrouwen en Mattheus) kregen 14 kinderen; onze grootvader was het vijfde kind en ook zijn naam was Mattheus. Zijn roepnaam was Theew; ook hij is geboren in Broek en wel op 30 maart 1852.
Theew trouwde met Maria Catharina Verkley op 20 november 1877. Zij was toen slechts 18 jaar. Wat een onderneming moet dat zijn geweest. Als echtgenoot van een zeer vooruitstrevende boer moest je flink wat kwaliteiten in huis hebben;het was hard werken, een gezin vormen en helpen het bedrijf te organiseren.
De oudste broer van Theew was Andries. Een zoon van hem, genaamd lange Thijs, heeft vooraan in Bloemendaal geboerd op een boerderij die later overging in handen van Cor Nederend.
Zij was geboren in de Snelrewaard op 15 augustus 1858, Maria ten Hemel opneming; toen vast en zeker nog een uitbundig gevierde katholieke zondag.
De oudste zus van Theew was Rens. Die trouwde met N. Kester. Een dochter uit dit stel is getrouwd met E. Halkes. Daar uit voortgekomen is Tine Halkes. Zij is een bekende feministische
Na het huwelijk gingen zij boeren op een bedrijf aan de Steinsedijk in Haastrecht. Dit duurde echter niet lang want zij vestigden zich al snel in de Bloemendaalse polder.
Moons 1000 jaar
5
Foto bij opa Moons thuis. Onze vader Matthé in
het midden tussen vader en moeder in en links tante Geert
Onze opa en oma kregen hier negentien kinderen. Er mochten er echter maar negen van groot worden.
De kinderen stierven op verschillende leeftijden; Er waren er die jong stierven (vlak na de geboorte) maar ook een van 16 jaar. Epidemieën (Spaanse griep) maar ook een longontsteking waren toen nog zeer moeilijk te keren en te genezen.
Wat moet dat in een mens teweeg brengen? Tien keer je kind, je eigen vlees en bloed, begraven? We zouden het willen weten! Het zal ongetwijfeld een zware stempel op het leven hebben gedrukt. Ook zij zullen op zulke momenten zich afgevraagd hebben: "Waar zijn we eigenlijk voor op deze aarde?"
Dood en leven stonden toen heel dicht bij elkaar. Onze opa overleed in Gouda in 1940, op Jozephdag (19 maart). Oma overleed op 12 oktober 1950 in Gouda.
Moons 1000 jaar
6
Overal ter wereld, zelfs in de verste uithoeken, zoeken mensen een verklaring voor hun geboorte en hun sterven als leidraad voor hun leven. En komt het antwoord altijd van boven? Wij moeten toch heel blij zijn dat ze door zijn gegaan, voor de negen levenden; dat gaf/was hun hoop en vertrouwen in de toekomst. Menigeen zou er het bijltje bij neergooien. Onze oma moet bepaald geen eenvoudig leven hebben gehad met een man met zeer veel ambitie met als belangrijkste het verhandelen van kaas en vee. Daarvoor was opa veel van huis met als gevolg dat oma met het gezin en haar medewerkers, thuis de boel draaiende moest houden. Theew sprak drie talen, te weten: Frans, Duits, en Engels. Van de laatste was hij echter geen grote fan. Maar om zaken te kunnen doen was het wel een vereiste, want hij wilde verder en meer in de beschaafde wereld. Het was bepaald niet een man die zijn talenten ging begraven. Hij probeerde van de kwartjes, guldens te maken om in de kosten, voor onderhoud van zijn gezin, te voorzien. De handel was een mogelijkheid voor hem om dat te realiseren. Voor die handel reisde hij door het hele land en delen van Europa. Zoekend naar afzetgebied voor de kaas en alles wat hij zoal tegen kwam. Want Theew beperkte zich niet tot kaas en vee alleen; hij had een bijzondere neus voor díe handel waar wat aan te winnen was. Reizen was in die tijd bepaald niet zonder risico’s. Onderweg kwam je van alles tegen: mensen die in de ellende zaten, slechte opbrengsten, ziekten, etc. Er waren ook handelslui die pochten dat ze het zo goed deden. Dus alert zijn was zijn devies.
Oren en ogen goed open houden, want er gebeurde altijd wel iets wat het onthouden waard was. Dan is het je tijd afwachten; als de wind door omstandigheden draaide, kwamen de mogelijkheden. Ik denk dat het ook een beetje zijn sport was. Die Theeuw was me er een. Ik denk dat hij niet altijd voor iedereen gezellig was. In de handel moet je namelijk soms ook hard zijn. Als iemand wat weet te bereiken, wordt dat niet altijd in dank afgenomen. Dat is op alle gebied zo; als je je kop boven het maaiveld uitsteekt loop je de kans dat die wordt afgemaaid. Theew was ambitieus en ambieerde veel meer dan stekels trekken in het Bloemendaalse polderland. Daarvoor was hij te veel ondernemer en hier had hij zijn mensen voor. Het vrije leven, zijn sport dus, trok hem meer. Café "De Zalm" in Gouda was vaak de plaats waar zaken gedaan werden.Als het al te gezellig was en de klok niet in de gaten gehouden werd, moest er een seintje naar huis. Matthé jr. kon dan het paard inspannen om even later als taxi voor te rijden. Het zal natuurlijk niet altijd gemakkelijk geweest zijn om het nuttige met het aangename op de juiste manier te combineren. Maar geleefd heeft hij zeker. Zakelijk gezien is hij zeker niet onverdienstelijk bezig geweest; een goed lopend kaasbedrijf, waar brood te verdienen was voor twee van zijn zoons en boerderijen voor de anderen. Voor Theet, Dré en onze vader Matthé (en wellicht voor zijn dochters) zal hij (mede) financiers geweest zijn.
Moons 1000 jaar
7
Bekend is dat hij bij huiselijke feesten en kleine partijen accordeon speelde. Hoe sociaal was deze levensgenieter verder? In die tijd zal het woord "levensgenieter" nog wel een beetje een vreemd woord zijn geweest. Over het algemeen was het goed als je je aan de door de kerk voorgeschreven regels hield. De kerk kende toen vooral geboden en verboden; er (te veel) over nadenken werd lang niet altijd op prijs gesteld, want dat werd voor je gedaan door mensen die ervoor geleerd hadden. In het licht van die tijd was dat misschien ook wel goed. Men vertrouwde volledig op die kennis en wijsheid. Ik denk dat de opkomst van het socialisme in die tijd, een gevolg hiervan was. Men was ontevreden en de verschillen in eigendommen tussen de mensen waren groot. Zoals in ieder groeiproces zal ook dat wel met veel barensweeën gepaard zijn gegaan. Veel hebben wij hier niet van meegekregen. Wat we wel merkten was dat, wat we nu voor normaal gehouden wordt, toen in die tijd als een geweldige aantasting van bezit en zekerheden en zeker als het begin van de ondergang van het proletariaat werd ervaren. Nu, ruim 100 jaar later, is dit voor veel mensen nog steeds moeilijk te verteren. De zelfverzekerdheid en het niet willen begrijpen (hebzucht of armoede, zo u wilt), niet alleen in onze naaste omgeving maar ook wereldwijd, brengen nog steeds veel narigheid en onvrede. Ook nu zijn dit nog steeds grote obstakels voor de wereldvrede waar we allemaal zo graag aan willen, nee moeten, meewerken.
Achteraf is die conclusie wel gemakkelijk, maar we zien iedere dag dat het heel lang kan duren, voordat er iets positiefs van de grond komt, wat een goed leven moet bevorderen. Onze nicht Annie, die mij van heel wat informatie heeft voorzien (foto's, bidprentjes, etc.) ben ik zeer dankbaar, ook voor de fijne contacten. Zij heeft bijzondere warme gevoelens voor onze grootouders. Zij, als laatste sterveling, heeft ze bewust persoonlijk gekend dus zij kan het weten. Samen met haar moeder, tante Geert, heeft zij onze voorouders, in hun werkzame leven bijgestaan en later ook bij het ouder worden tot het laatst toe verzorgd. Zij is bij heel veel dingen (gewild of ongewild) aanwezig geweest en kan dus heerlijk verhalen en ons vertellen hoe dat ook alweer zat. Zij was toch heel erg met onze grootouders verbondenen. Ik denk dat ik ook namens onze ouders en iedereen spreek als ik Annie hartelijk dank voor de inzet en zorg. De oudste zoon van Theew, oom Thijs, werd geboren in 1878 en trouwde in 1902 met Wilhelmina Houdijk. Zij zetten de reeds opgezette kaashandel voort. Ook zijn broer Cor, die trouwde met Lies van Kats, werd "kaaskledder" en compagnon van Thijs. Van 1891 tot 1900 zijn er bij opa en oma wel acht kinderen geboren die niet groot mochten worden. In 1901 kwam Dré en die bleef! Vader (Mattheus Anthonius) werd in dit gezin geboren op 1 maart 1904. Bij oom Thijs was in januari van dat zelfde jaar dochter Lena geboren. Bij zijn geboorte was vader dus al oom! Wat zal vader in zijn jonge jaren verwend zijn geweest. Hij groeide op tot een
Moons 1000 jaar
8
stoere boerenzoon, die voor de paarden zorgde als er weer een vrijer voor een van zijn zusters kwam. Ook een manier om aan je zakgeld te komen! Voor oom Theet had grootvader al een boerderij. Deze stond aan de Steinsedijk waar hij zelf een korte tijd aan het begin van zijn huwelijk had geboerd. Dit bedrijf moet in de tussentijd wel meer dan 25 jaren zijn verpacht. Toen Theet met trouwplannen liep met Jaantje de Kruif was het snel klaar. Op naar de Steinsedijk! Theet speelde viool, die zal dus wel mee gegaan zijn voor het opluisteren van de buuravonden. Zijn zus Grie werd gevraagd door Hannes de Wit. Zijn werden buren van Theet; twee boerderijen verder, op Hekendorp aan. Zus Marie was gezwicht voor de aanhoudende avances van oom IJs de Jong uit de Waver bij Abcoude. Daar leidde mijn eerste treinreis heen voor een vakantie. Mijn neven uit de Waver hebben me zwemmen geleerd door me in het water van de put achter in het land, de Botshol geheten, te gooien. Dat moet ongeveer halverwege de oorlog zijn geweest. Jan de Jong ging met Kee aan de haal. Zij huurden een spul van P. Vergeer in Bloemendaal, totdat Leen het nodig had en Jan en Kee moesten verkassen naar Nieuwerkerk. Ook daar heb ik goede vakantieherinneringen. Ik was 14 jaar oud en kon wel als invaller voor het melken fungeren. Neef Theo had toen een ongeluk met een grijper gehad. Geert werd verliefd op Cees Streng en trouwde in 1920. Zij gingen boeren aan de Rijndijk in Hazerswoude. Lang mocht dat echter niet duren.
Door een ongeluk met een koe overleed de man van tante Geert en de vader van Annie in 1922. Tante Geert met dochtertje Annie keerde dus na twee jaar alweer terug naar Bloemendaal. Hoopvol begonnen maar het leven loopt lang niet altijd zoals gepland. De taak van tante Geert lag nu in Bloemendaal met Annie. Dré trouwde met Mina Mourits. Samen gingen zij boeren aan de overkant van de ouderlijke woning. Daar werd een nieuwe woning gebouwd bij de grootste helft van het land. In die tijd moest er negen ha. land verkocht worden aan Rijkswaterstaat voor de aanleg van rijksweg A 12. Maar Theew kocht ook weer een paar bunder land terug om ook zijn jongste zoon nog boer te kunnen maken. Deze had namelijk een oogje op Tonia laten vallen, dochter van Piet Vergeer. Je moest wel van goede huize komen, maar de zoon van Theew Moons moest dat kunnen. Toch werden er nogal wat zakelijke belangen afgewogen en keuzes gemaakt om het geluk van het jonge paar niet in de weg te staan. Zo was het een oud spul aan de Bloemendaalseweg 26, met maar 11 ha. land, terwijl Dré een compleet nieuw bedrijf kreeg met 18 ha. land. Als "compensatie" werd maar een nieuwe stal gebouwd. Matthé en Tonia trouwden op 19 mei in het jaar 1931. In die tijd was Bloemendaalseweg 26 nog knap bevolkt want de nieuwbouw aan de Graaf Florisweg was nog niet klaar. Het was voor de nieuw inkomende niet gemakkelijk. Als jonge
Moons 1000 jaar
9
bruid had zij veel ambities en verschillende andere inzichten. Na enkele weken, ging figuurlijk, de vlag uit toen opa en oma met tante Geert en Annie het nieuwe huis betrokken in de stad. Eindelijk had het jonge paar het rijk alleen. Zo moet het gaan, jezelf kunnen zijn.
aanvankelijk de oorlog een uitkomst. Prijzen stegen; er kon weer wat verdiend worden. We leefden intussen in de oorlog, wat zeker spanningen met zich meebracht. In de strenge winter van '40 werd Antoon geboren. Alles wat warmte verschafte moest aangerukt worden om hem in leven te houden. De onderdrukking door de moffen was echter geen sinecure. Andere regels, die vroegen om ontdoken te worden! Gezocht werd naar mogelijkheden om op de een of andere manier mensen te helpen die in het verzet actief waren, of mensen te helpen die de bezetter niet tot het Arische ras rekende. Voor moeder was het niet eenvoudig. Zo verborg zij eens bij een bezoek van de Duitsers, boter op haar lijf. Ze kleurde heel vlug, werd warm met een te voorspellen gevolg. De kaas (die voor een deel zonder stempel werd bereid) werd op de gekste plekken verstopt. Het militaire vervoer van de Duitsers, wat zich over de nieuwe rijksweg verplaatste, werd regelmatig beschoten door Engelse vliegtuigen. Onze schuilplaats was dan een plek in de groep, althans in de zomer, want dan zijn deze schoon. Als het gevaar geweken was gingen wij de hulzen zoeken op de werf.
To, oma, Matthé Samen bouwen aan de toekomst bleek aanvankelijk erg moeilijk, want in de crisistijd was het zeer slecht tellen met prijzen als 1 cent per liter melk, 10 cent per kilo kaas en 5 cent per pond. boter. Voor velen in de handel leek
Nieuwe Duitse regels omtrent de huisslachting dienden zich aan. Voortaan moest onder controle worden geslacht en gekeurd in Gouda. De volgende dag kon dan alles weer worden opgehaald. Op een keer lag er een dik pak sneeuw; een onbegaanbare weg voor het paard! Dus
Moons 1000 jaar
10
samenwerking gezocht met buur Frans van Vuren. Samen als trekpaarden voor de houtslee. Al zeulende met twee geslachte en gekeurde varkens zwoegden wij op huis aan. Het vroor dat het kraakte zodat een van de "paarden" met een ijspegel aan de neus bij moeder verscheen. Of we toen een (clandestiene) neut kregen, weet ik niet meer. We waren al met een flink gezin, toch kwam er ieder anderhalf jaar weer een kindje bij. Dat gaf problemen met de grootte van de eettafel. Een mooie eettafel werd besteld bij onze nicht Lena Steenkamer. De maten werden opgegeven met de uitschuivende delen uitgeschoven. Dit werd echter verkeerd begrepen. De tafel werd in de gewenste maat afgeleverd maar met de uitschuifdelen in. Het gevolg was een echte, grote gezinstafel. Op dat moment wisten zij niet dat de geleverde maat nog goed van pas zou komen. Tussen de bedrijven door toch weer die onzekerheid, het zal toch weer niet zo zijn hè? Ja hoor, maar dat werd altijd goed verborgen gehouden, door de weeks met een wollen en zondags met het bloemetjes schort. Vroeg in het voorjaar '45 kwam Tonny ter wereld. Zij was de elfde, redelijkerwijs gesproken kon dat toch wel eens de laatste zijn, dus laat ik mijzelf maar vernoemen, moet moeder gedacht hebben met de gedachte dat dat misschien zou helpen. Ik moest dit nieuws wereldkundig gaan maken. De wereld strekte toen tot de Steinsedijk, bij Tante Grie. Op dat moment woonden ook Oma, tante Geert en Annie daar. Die waren tijdelijk in de voorkamer van tante Grie beland omdat het voor hen, vanwege de Engelse bombardementen op station en ziekenhuis, niet meer veilig was in
het huis aan de Graaf Florisweg. Van Annie moest ik later horen, dat ik de boodschap bracht dat spuit elf was geboren en ze spoot bagger. Zou ik er een voorgevoel bij gehad hebben? Zij roert haar mondje nog steeds goed! De moffen huisden in de laatste jaren van de oorlog in de ambachtschool; door een reeks slecht gemikte bommen moesten we ’s morgens naar school zien te komen (en in de namiddag weer terug) over de in puin gegooide huizen. Het was een heel gevaarlijke onderneming en echt niet leuk. Ik weet heel weinig van de tijd dat er veel kleintjes rondliepen. Wat ik wel weet is dat Marietje beeldschoon was met krullen. Ze was watervlug want ze liep binnen de negen maanden onder de tafel door. Volgens mij heeft ze dat record nog steeds op haar naam staan. We hebben haar ook een keer onder de kroos van de stoepsloot vandaan moeten halen. Jeanne was helemaal goed verborgen gehouden. Die vonden we boven in de berg bij het lossen van het laatste hooi. Waarschijnlijk de tweede blijde verwachting zijn, niets heb mee gekregen.snede. Een Godswonder gelijk. Lia en José, allebei in de zomer geboren, ze riepen er mij echt niet bij en ik weet er ook niets meer van. Eigenlijk is het jammer dat ik van het mooie, in Het was toen toch ook een samenbrengen van het product van het beminnen, meewerken aan de
Moons 1000 jaar
11
zes hond. Maar niet voordat ik mijn zakken gevuld had met Legiponds (peren), want je wist niet hoelang dat ging duren. Laat melktijd; toch maar eens gaan kijken! Ja hoor het was zover. De kraamverzorgster zr. Hupkes (en als tweede later zr. Van Leeuwen) was al met paard en wagen opgehaald. Ze haalde het dekentje wat naar beneden en kijk daar lag het wurm, nee zeg, een prachtig mensenkind, in de wieg. De wieg was nog maar eens opnieuw bekleed, want er hadden er ten slotte al 13 in gelegen. Ina lag heel voldaan, dik van de eerste moedermelk, heerlijk te knorren. Voor nummer 15 was het nachtwerk. 's Morgens vroeg onder het melken werd mij even verteld dat ik er weer een broertje bij had gekregen. Dus na het werk maar eens even gaan kijken. Zou de naam Benjamin zijn? Maar dat dacht je toch niet hè? Andreas Bernardus moest het zijn. Oké. Daar alle ooms en tantes al een beurt hadden gehad mocht ik zijn Peter zijn. Uiteindelijk is hij dan toch het jongste jochie gebleven, wat toch ook zo zijn voordelen heeft.
Tonny, Annie, Jeanne schepping, eigelijk het mooiste wat er is in het mensenleven. Er was geen keuze in deze. Het was niet anders. Ina diende zich aan op 18 oktober. Tussen de middag kreeg moeder denk ik al seintjes dat ze die nauwe buik wilde verlaten. Daar had een snotneus als ik niets mee van doen, dus ik moest maar gaan baggeren op de voorste
Door de extra grote tafel hadden we hier toch allemaal nog een plaats. Moeder in het midden tegenover de deur van de voorkamer, vader tegenover haar. Het was niet eenvoudig het dagelijks vullen van zoveel monden. Maar moeder kon goed delen, ook als er een onverwachte gast was. Bij het delen van het vlees was het eerst koppies tellen en iedereen kreeg zijn of haar deel en had voldoende. Ik kan mij eigelijk niet herinneren dat we ooit zelf op mochten scheppen, dat was voorbehouden aan de tafelmeesteres.
Moons 1000 jaar
12
Heel enkel rook je het als we aan tafel geroepen waren, dat er waarschijnlijk tijdens het koken een poepbroek verwisseld of een andere reden van afleiding was geweest. Het eten was in ieder geval te hard gegaan. Je waagde het echter niet om er wat van te zeggen, want dan kreeg je het met pa te doen. Hij duldde geen commentaar of gezeur. Want wat moeder deed was goed. Vandaar waarschijnlijk de uitspraak: "Moeders wil is wet".Later hebben wij er een wat mildere uitspraak van gemaakt: "Moeders bil is vet". Nog later hoorden we nog al eens: "Aangebrand of niet gaar? Mond houden en eten maar!" Was het tafelen eigenlijk wel een sociaal gebeuren? Discussies waren er niet; dat kun je je misschien wel voorstellen. Discipline moest geleerd worden en orde werd gehandhaafd. Een en ander was hard nodig als je als ouders niet in het gekkenhuis terecht wilde komen. Een "culinair-gebeuren" was het volgens mij ook maar zelden, maar dat was ook niet nodig. In die tijd at je om te leven en vooral om te kunnen werken. Als het je niet aanstond: morgen was er weer een dag. Maar er was altijd voldoende, het kon altijd nog aangevuld worden met havermoutse weipap. Of een boterham die op de borst van moeder van het brood gesneden werd. Voor die tijd werd alles goed geregeld! Als uitschieter in het menu noem ik de aardappelen met kaasdoop op vrijdag. Die werd gemaakt van de afgesneden randjes, die vrijkwamen na het persen van de kaas. Dat was smullen om nooit te vergeten! Het paard hadden we samen met "de overkant".
Dat scheelde weer een koe. Het lieve beest moest daardoor op zondag twee keer de rit naar Gouda maken. Eén keer de vroegmis en voor de ander de late kerk. Vaste prik, de ene week vroeg de andere week laat. Na de late of wel de hoogmis gingen we op de koffie bij Opoe, Tante Geert en Annie. Daar zaten we dan allemaal op een rij op de bank voor het raam. We mochten ons nergens mee bemoeien en moesten heel rustig zijn, vooral geen gedonder. Je had geen keus, want het was een uur lopen naar huis. Na het koekje en het glaasje ranja werd het hele spul weer ingeladen en gingen we richting Bloemendaal. Een keer was het paard niet goed vastgezet aan de ring in de muur. Hij was maar vast op huis aan gegaan. Alles ging prima tot dat hij de bocht bij "de draai" moest nemen. Op dat moment miste hij de koetsier en belandde naast de brug. Hoe wij toen thuis zijn gekomen weet ik niet meer. Het zal wel met de benenwagen zijn geweest. Nadat het paard was gered kreeg hij weer de vrijheid en begon voor hem de zondag. Wij gingen ons opmaken voor het diner. Eerst de zondagse kleren uit! De volgende week moest je ze weer aan. Het zondagsmaal was strijk en zet soep en rijst. Helemaal niets mis mee. Onze ouders gingen daarna een poosje plat. Als we dan maar buiten konden spelen was er niet veel aan de hand. Anders moesten we stil zijn! Kan je het voorstellen met al dat kroost? Nu kan ik er wel begrip voor opbrengen, zoveel tijd voor ontspanning was er voor hen niet.
Moons 1000 jaar
13
Even terugtrekken in je eigen kamer (rust en geen geblèr); wie wil dat dan niet. Na het melken en het avondeten was er zondags tijd voor een spelletje kaart. Zwarte Pieten, eenen-twintigen met knopen en later ook pik-pakken (deze woorden niet al te letterlijk nemen; het spelletje heette nu eenmaal zo). Kerk en geloof in die tijd: daarover kun je alleen al enkele bladzijdes vullen. We moeten ons wél realiseren dat ook zij, zonder dat ze het wisten, in een groeiproces zaten. Zij hadden groot geloof en vertrouwen in dát wat ze kregen aangereikt, het enige goede was. Het was geen tijd om je af te vragen wat de Rooms Katholieke kerk allemaal van je verlangde en oplegde, en of dat terecht was. Als je kritische vragen durfde te stellen was je al verdoemd of stond je minimaal als ketter te boek. Dat religie slechts een hulpmiddel is om een juiste levensweg te bewandelen, was en is nog lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. We moeten toch toegeven dat er in het verleden regels en wetten waren waar we ons nu bij afvragen of Jezus deze zo bedoeld heeft? Waarom moesten de katholieken zoveel kinderen krijgen? Was dat om zo toch maar een meerderheid (macht) te behouden of te krijgen? Pasgeborenen moesten zo vlug mogelijk worden gedoopt. Was dat niet een beetje weinig vertrouwen in de grootheid van een barmhartige God? Waarom werd een doodgeboren kindje niet erkend en moest dat kindje in ongewijde aarde begraven worden?
Wat waren dat toch voor onzinnige harde, zelfs soms onmenselijke regels, die bovendien toch niet uit te leggen zijn? Nu in het jaar 2008 hebben mensen het daar nog heel moeilijk mee. Ouderen die dat hebben meegemaakt kunnen er geen goed woord over zeggen. Onlangs is nu erkend door de kerk dat hier mensen onrecht aangedaan is; veel bekendheid is daar echter niet aan gegeven. De kerkgang: De eerste keer naar de kerk na een bevalling moest moeder, meestal na de mis op vrijdag, de kerkgang doen. Hierbij moest zij te biecht gaan en met de hand aan de stola van de kapelaan naar het altaar voor de reinigingsgebeden. Ik vraag mij af: Wat moest er zonodig gereinigd worden? Was het leven al niet zwaar genoeg? Of waren er andere gedachten (die ik hier niet wil noemen)? Veel mensen baden nog wat na, voor zij huiswaarts keerden, daarmee werd de kerkgang een vreselijk vrouwonvriendelijk ritueel. Ik verwacht dat moeder het zo niet gevoeld zal hebben. Zeker ben ik hier echter niet van, want ze moet ook zo haar gevoelens gehad hebben. Dan komen we op een ander heel belangrijk punt: het gevoel. In ons gezin werd dat als moeilijk ervaren en niet goed begrepen hoe belangrijk dat wel is. Daar werd niet over gesproken. Terugkijkend vind ik het erg jammer dat "het tonen van gevoel hebben" in de jaren van mijn (onze?) opvoeding zo weinig erkend en gebruikt is en daarmee zo ondergewaardeerd is gebleven. Nu weten we dat het van groot belang en voor onze karaktervorming erg belangrijk is.
Moons 1000 jaar
14
We weten dat de jaren van onze jeugd soms een moeilijke harde tijd was. Hierdoor stond het werk hoog in het vaandel en werd alle tijd die men niet besteedde aan bidden en werken, beschouwd als verloren tijd. Zondag's even achter de piano, de Petersburger Schlittenfahrt; niet te lang hoor, dan ging de klep weer dicht: "hurry up"!! Ook het lezen van een boek, werd niet direct als nuttig ervaren. Anderzijds (die tijd in gedachten nemend), ik geef het je te doen! Als je zoveel monden moet vullen, iedereen netjes wil kleden (wat dikwijls zelf naaien betekende. Ik denk dat Annie ook de manteltjes die gekeerd zijn niet meer kan tellen, hele pakken met plusfour heeft zij in elkaar geflanst), zorgen dat al het werk gedaan werd, zorgen dat ze op tijd naar school gingen, etc. etc. Het was een bijna onmogelijke opgaaf. De zorg dat je kinderen hun plaats in de maatschappij konden vinden (ze konden toch niet allemaal thuis blijven?) kwam later. Veel zorg hadden ze zeker, iedereen die inzetbaar was moest meehelpen. Ik denk dat ik nog maar een jaar of 7 was toen ik al ‘s morgens en ‘s avonds moest helpen met melken. Als ik dan voor die klus geroepen werd om op te staan, vond vader toch wel dat er wat extra zorg op zijn plaats was. Vader klutste dan vaak een eitje met wat suiker, de brandewijn die er bij hoort, heb ik geloof ik nooit geproefd. Lekker was dat eitje niet echt; het verschafte wel de kracht. Het was elke ochtend een vast ritueel; de smalle schouw met de emmers, teems en bussen lag al klaar. Het kostte nog wel eens moeite om in schemer of donker de koeien te vinden.
Aldus gingen we te veld om het witte vocht te verzamelen, die moeder dan later die dag kon verkazen. Vele jaren was dat Joodse kaas, gecontroleerd en begeleid door een rechtschapen Jood. Voor 2 cent per kilo meer moest je wel het een en ander accepteren. Kazen van ongeveer 4 kilo, die koosjer bereid moesten worden. Maar dat was van voorbijgaande aard, want voor deze mensen werd het leven onmogelijk gemaakt door de bezetter. Naar school moesten we ongeveer 1 uur lopen. Later gingen we op een fiets met massieve banden naar de Spieringstraat bij Juf Jorink. Ik was een middelmatige leerling maar ging altijd wel over. Op één van mijn verjaardagen leek het of we alles tegelijk kregen: een koe dood, een inval van een leger moffen voor het graven van een tankval en een koppel paarden van die "losers" op het lage land die hun maag aan ons gras vol kwamen vreten. Je kunt je indenken dat dit voldoende was voor mijn ouders om mijn verjaardag te vergeten. Ik kon al dat onrecht (en het vergeten van mijn verjaardag) niet zonder slag of stoot laten gebeuren en wilde die gasten een hak zetten. Gevolg was dat deze jongen door moeder opgeborgen werd. Zij realiseerde zich dat het niet handig was om de moffen tegen ons in het harnas te jagen. In de regel waren ze rap met strafmaatregelen wat ging van kwaad tot erger. Ik vergeet die verjaardag dus nimmer meer. In de laatste oorlogsjaren werd het eten ook steeds krapper. Bieten (voer voor de koeien)
Moons 1000 jaar
15
werden gekookt om stroop te maken voor beleg op brood. In die tijd had ik een heus bokkenspan, waar we ons prima mee vermaakten. Deze kwam ook goed van pas voor het smokkelen van boter en kaas. Door deze producten te ruilen voor tarwe in de Zuidplaspolder. Deze jongen moest daarvoor de hefbrug in Waddinxveen over. Dit was niet zonder gevaar omdat daar vrijwel altijd bewaking was. Maar zo’n jochie met een bokkenwagen glipte er nog wel eens doorheen. Spannend was het wel. Moeder zal tussen haar werk door wel gebeden hebben voor een behouden thuiskomst. Ik herinner me nog goed de Franciscaner Pater Pompe. Hij was een echte navolger van Franciscus. Hij handelde in tarwe waarvan hij de helft duur verkocht, om met de andere helft, mensen die het niet betalen konden, te helpen met overleven. Hij was altijd onderweg in zijn pij, op zoek naar de plaats waar nog wat te halen was. De man had een redelijke omvang en kon dus goed wat verbergen op een plaats waar de moffen niet zo gemakkelijk wilden zoeken. Hij had de volle overtuiging dat hij door zijn schepper was uitverkoren om er te zijn voor mensen die hem nodig hadden. Ook Pater Groen was een vaste bezoeker van ons boerenbedrijf. Hij wist niet dat ik turf had staan steken in de tankval, met de zon op mijn blote bast. Ik was daarbij flink verbrand. Hij had dat pas in de gaten, toen hij mij met een ferme klap op mijn schouder begroette. Ik weet het niet meer zeker, maar het zal vast geen gebed geweest zijn wat er op dat moment uit mijn mond kwam.
Tabaksplanten kweken was in de oorlogstijd een aardige vorm van een zakcentje verdienen. We oogsten ze en hingen ze te drogen in de kapberg. Waar het nu de hennepplanten zijn, was dat toen het tabaksblad. Wie mijn belangrijkste afnemer was weet ik niet meer. De Duitsers hadden de achtste klas bedacht voor degenen die niet naar de mulo zouden gaan. Wij, Wim van der Laan, Jan Vergeer en ik (toen nog Theo) kwamen niet voor de Mulo in aanmerking, dat vond men niet zo nodig. Onze ouders werden dringend verzocht naar iets anders voor ons uit te zien. Dat werd de landbouwschool in Montfoort. Anderhalf uur op de fiets heen en in de middag weer terug, om net voor het melken weer thuis te zijn. Daar moet je vandaag eens mee komen! Meester Lieshout staat me nog bijzonder goed bij! Hij was een man die voor die tijd datgene vertelde waar in de boerenfamilies niet zo gemakkelijk over gepraat werd. Zo werden we klaar gestoomd voor het echte leven, waar dat dan ook uit mocht bestaan. Een turbulente tijd met veel vragen, hoop en onzekerheden volgde. Ook boer worden? Hoeveel jaar moest ik dan wachten? Emigratie was een optie die ik overwoog; ik ging dus maar op Engelse les. Omdat ik slecht was in grammatica (tob ik nog steeds mee) heeft dit niet zolang geduurd. Daarmee werd deze optie afgesloten.
Moons 1000 jaar
16
Onze ouders voor de boerderij. achteraan staand van l. n. r. Truus, Bertha, Piet, To
Voorste rij: v.l.n.r. Leo, Marja, Vader, Jeanne, moeder, Tonny, Anton, Matthé, Cees
De opbrengsten afkomstig van het houden van konijnen en een paar geiten en een baantje als mollenvanger zette weinig zoden aan de dijk, voor de vorming van een startkapitaal. Ofschoon het vangen van mollen voor het bontje een leuk centje opleverde (villen en drogen van het huidje door ze op een plank te spijkeren voor zeven stuivers per velletje), zag ik dit niet echt als toekomstideaal.
maar vond het een geweldige ervaring en kon het niet laten. Moeder begreep dat heel goed, maar ze moest toch een oud gezegde roepen: "vroeg rijp, vroeg rot". Wat ze er precies mee bedoelde, wil ik tot op heden nog niet weten.
Toch moest er over de toekomst nagedacht worden want er kwamen in die tijd nogal wat van die vreemde gevoelens naar boven borrelen. De danslessen in Boskoop waren hier wellicht debet aan. Ik was nog wat aan de jonge kant,
Na het dansen bracht ik blonde Anny thuis. Echt bezorgd hoefde men toen nog niet te zijn; we moesten het doen met een hand en een zoen! Verder kwam je niet. Omdat we een paar stalraampjes te kort kwamen moest die verkering worden beëindigd. Op de Willems-hoeve, waar maar één dochter was, woog dat gegeven nou eenmaal heel zwaar. Dus over en uit, nou ja?
Moons 1000 jaar
17
Ik moest er even doorheen, maar zo was het wel. Op 17 jarige leeftijd werd me toevertrouwd om met een vracht kaas naar de markt te gaan. Vader was ziek. Hij had longontsteking. Het was dus aan mij om de kaas goed te verkopen. Oom Cor bood geld maar van kaashandelaar W. van Es kreeg ik een betere prijs. Ik sloot dus met hem de koop. Oom Cor heeft me lang dit niet in dank afgenomen. Degenen die niet verder leerden moesten thuis een bijdrage leveren, om al die monden te vullen. Ik schrijf bewust "degene die niet verder leerden". Want ondanks dat dit "dubbele kosten" waren, kregen de broers en zussen die wilden, de gelegenheid om verder te leren. Volgens mij waren onze ouders er toen al achter dat er meer en vooral betere beroepen waren. Door bij de buren alle voorkomende werkzaamheden te verrichten voor 1 gulden per uur leverde ik m'n bijdrage. Een van mijn werkgevers van iets later in die tijd was de Sint Cathrien. Die hadden een trekker aangeschaft voor het grote werk bij hun leden. Met neef Jan heb ik met veel plezier dit werk een poos gedaan. Soms was dit wel enerverend want niet iedere boer had toen een behoorlijke oprit naar het werkterrein voor dit soort zware machines. Zo moesten we met een geïmproviseerde brug, met behulp van een paar brede schouwen, overvaren. Een hachelijke belevenis die z'n weerga niet kent. Bij mooi weer was het geen verkeerd baantje. In het najaar en winter was er niet veel te doen.
Mensenkennis deden we in ieder geval genoeg op. Het waren allemaal boeren waar we werkten, maar we zagen dat ze ook zeer verschillend waren. Toen ik op een dag thuiskwam lag daar een brief met de oproep voor het vervullen van mijn militaire dienstplicht. Ik was ingedeeld bij de geneeskundige troepen in Amersfoort. Lichting 52-2. Voor 18 maanden was ik de klos; opzitten en pootjes geven. Met de eigenzinnige aard die aangeboren was (of die ik me aangeleerd had) was dat niet eenvoudig. Ofschoon het wel een mooie en goede tijd was, was het zeker voor mij geen hobby. Bij thuiskomst werd "m'n kloffie" zeer snel verwisseld voor een overal. Na de grote oefening op de Lüneburger Heide en als hospik (geneeskundige verzorging) gediend te hebben bij verschillende onderdelen van de krijgsmacht, was ik heel blij met het laatste commando dat ik kreeg: "inrukken en wegwezen". Zo kon ik weer aan mijn toekomst gaan werken. Na het afzwaaien ben ik, zij het kort, nog even met trekkers in de weer geweest. Met het naderende slechte weer van de herfst viel mijn oog op een advertentie voor een hulp bij een kruidenier in Voorschoten. Ofschoon dit heel iets anders was, leek me dit het onderzoeken waard. Een van mijn eerste werkjes was suiker afwegen en professioneel zo'n zakje dicht vouwen. Het bezorgen van de kruidenierswaren bij de elite van Voorschoten, ging me ook niet verkeerd af. Al met al een zeer goede leerschool. Vooral dat laatste moest ik me wel iedere dag voorhouden! Iedere dag dacht ik: "Je moet er van leren!"
Moons 1000 jaar
18
Het was namelijk niet bijzonder leuk om als plattelandsjongen, met een baas die geen hoge verwachtingen van een roomse jongen had, 6 dagen met gepaste interesse te werken. Mijn leermeester deed het volgens mij erom want die brave borst wist altijd nog wel iets te verzinnen dat ik net niet de trein van 6 uur kon halen. In het voorjaar wist ik wat ik weten wilde. Doordat mijn verdiensten, althans wat ik kreeg, minder was dan het reisgeld bedroeg, was mijn keuze snel gemaakt. Terug naar de polder, maar mijn gevoel zei me al, niet voor lang. Intussen was ik de liefde van mijn leven in Bodegraven tegen gekomen, een boerendochter uit de Meije. Zij werkte in de winkel van de dames Niekerk. Het winkelwerk was haar dus bekend. Het dansen in het parochiehuis en in de kersentuin van Jan de Jood, niet denigrerend bedoeld maar hij was wel slim, waren leuke dingen voor de mensen. Voorjaar 1956 stond een advertentie in de Bodegraafse Courant. In Utrecht werd een winkel aangeboden waar boter, kaas en eieren werden verkocht. Met een oppervlakte van 25 vierkante meter voor een huur van fl 36,50 per maand. Na eens de winkel bekeken te hebben leek ons dit wel wat. De oude eigenaren wilden ons wel inwerken. Na overname van inventaris en goederen ter waarde van 7.000 gulden (konden we betalen met geleend geld van vader) zijn we op 7 mei 1956 met veel enthousiasme begonnen. De trouwdatum werd vastgesteld op 8 augustus dat jaar. In de tussenliggende periode werd ons niet veel tijd samen gegund; broer Piet werd door
moeder als chaperonne op ons dak gestuurd. Waarvoor eigenlijk? Ik zou het echt niet weten. Corry moest uiteraard 's avonds naar huis anders werd het te gezellig. Na ons trouwen volgde een matige start. Hierbij heb ik nog even buiten de deur bij de grossier gewerkt. Al snel verwachtte we onze eerste. Vrij vlot daarna volgden er nog drie. Inmiddels waren we van achter de winkel verhuisd naar een ander huis in de Duifstraat. In 1972 volgde Gregor nog die ook zijn brood meebracht en waren we compleet. Na de grote verbouwing van het aangekochte pand Weerdsingel 52, ging het zeer goed met de omzet. Ook de jaren daarna, met de opkomst van veel concurrerende grote supermarkten, werden met succes doorstaan. In 1991 konden we Utrecht vaarwel zeggen en ons op andere, vooral leuke, dingen richten. In die jaren dat je vooral veel bezig bent met je zaak, je gezin en alles wat daarmee te maken had, gingen de ontwikkelingen in het Bloemendaalse ook door. Broer André was als bedrijfsopvolger gekroond. Vanwege een geplande stadsuitbreiding van Gouda, werden eerst grote delen van het land verkocht. Met lede ogen zagen we aan hoe de veranderingen werden doorgevoerd. En de boerderij overging in handen van de stad. De boerderij werd een manege. Onze ouders kochten een huis aan de Hulkenstein 49 in Gouda. Omdat Cees en André nog thuis woonden, verhuisden zij mee. Nu nog een paar letters hoe ik ervaren heb, dat hebben beleefd.
Moons 1000 jaar
19
Ze genoten van hun samen zijn, kinderen op hun plaats, huisje op De Geer, heerlijk rustig allemaal. Ze waardeerden zeer dat ze nog wat leuke dingen konden doen, voor zichzelf, de kinderen en voor iedereen die hun hulp nodig had.
Na hun 60 jarig huwelijks feest ging het minder. Moeder werd ziek, dat was heel moeilijk. Ze heeft gevochten tot het laatst, maar ze kon het niet winnen van de kanker, die er voor zorgde dat haar hart het op moest geven. Bijna zeven jaar heeft vader daarna nog, met wat huishoudelijke hulp, zijn eigen potje gekookt en voor zichzelf gezorgd. Op 94 jarige leeftijd voelde hij dat ook zijn einde naderde. Hij kreeg steeds moeilijker voldoende lucht, maar schikte zich er in. Op de laatste avond vroeg hij mij of ik de dokter wilde bellen om hem wat verlichting te geven. De dokter gaf aan dat hij moest kiezen, wat goed was voor de longen, was minder goed voor het hart. Later op de avond vroeg vader mij of het toegediende medicijn diende om hem beter te maken of om hem dood te laten gaan. Ik antwoordde hem: "We gaan uit van het eerste maar als het tweede de feitelijke situatie beter weergeeft, dan zit moeder toch op je te wachten?" Na wat denkwerk en stilte, keek hij mij aan, maar met slechts één oog open vroeg hij: "Zou het waar zijn?"
Vader en moeder 50 jaar getrouwd Wetend dat het wel steeds een stapje terug werd, maar blij zijn met wat je nog kon, was hun devies. Ik kan dat steeds beter begrijpen nu ik zelf langzamerhand in die fase terecht kom. Maar een goed voorbeeld doet goed volgen, toch?
Hij wist dat ik het met veel punten in het geloof moeilijk had, zou hij het daarom mij gevraagd hebben? Wat is dat toch? Zo oud mogen worden, zo’n groot geloof en vertrouwen hebben en toch op het laatste moment die eeuwige twijfel. Hij stierf zo als hij had geleefd wel overwogen, rustig en tevreden. Een prachtige boom met zeer goede en stevige wortels was geveld. MATTHÉ
Moons 1000 jaar
20
Vader en moeder op Hulkenstein
Vier generaties Moons
Op kraamvisite bij Henk en Tonny
Moons 1000 jaar
21
“Het zomerhuis” Op de boerderij , Bloemendaal 26, waar allen van ons gezin zijn geboren, daar was eens een knus zomerhuisje. En het was een mooie gelegenheid om in de zomer daar te vertoeven, en te genieten in de voorste kamer. Er werd zoals gebruikelijk, ook daar wel gewerkt, Want er stond een oven om brood te bakken en ook kon daar, als het nodig was, kaas gemaakt worden. En dat gebeurde dus ook toen de stal en het wringhuis werden vernieuwd. Anny Erbeveld, onze lieve nicht, kan zich nog goed herinneren, dat ze er met poppen aan het spelen was. Later werd het zomerhuis bouwvallig en het werd in het jaar 1940 afgebroken. Toen kwam de muur van de wagenschuur en de stal te voorschijn en er is toen klimop geplant, het welk een mooie plek maakt voor de bank en zo kon je dan buiten heerlijk genieten van de rust met een kop koffie of thee. Toen der tijd gingen we dus meestal op vakantie op onze eigen werf en genoten van het zomers weer. Tijden veranderen en nu vliegen of varen de mensen op vakantie overal heen om van God’s wereld te genieten. Wees dankbaar en blij als je dat mag ervaren. BERTHA
Moons 1000 jaar
22
Voor CATO Geboren zonder te weten Gestorven na tien weken Hoe was je hoe zou je zijn Krullend haar en blauwe ogen Hoe zou je het zijn vergaan als je nog had bestaan?
Het tweelingzusje van Bertha, To, is gestorven Op 12 juli 1933. Zij was dus 10 weken oud. Ze woog 2 pond en 4 ons. Te weinig in die tijd om het te halen…..
Was je met Bertha identiek In die tijd geen foto’s; die hadden ze niet Je begon het leven, je was te licht Je had het gehaald met wat meer gewicht Misschien blond of het Vergeren type Hoe zou je het zijn vergaan Als je nog had bestaan? Deze bladzijden is voor jou je naam staat opgetekend Je was een feit.. je bent er geweest weinig overgepraat; een enkel geween. een nieuw kind help je er meest overheen Je kent iemand pas als je haar ziet Gezien hebben we je niet dus jammer genoeg kennen we je niet Misschien eigenzinnig of meegaand Vrolijk, lief, op je standpunt staand Hierbij een teken, één bladzijde maar Dat je er bij was… ooit, een herinnering We vieren nu samen; alleen jij viel af Maar we willen niet vergeten dat je er was. Tonny.
Moons 1000 jaar
23
Brief. Ik schrijf u deze zinnen als een brief; en zo wil ik beginnen: Vaderlief! Ik weet geen enkele reden dat ik schrijf, dan dat ik graag eens even bij u blijf
Weet ik, dat ik U even schrijven moet: wat u me hebt gegeven is heel goed: De bloemen op de landen, in de wei de bloemen in de anderen en in mij. P. Pennings de Vries S.J.
U moet geen nieuws verwachten of bericht; Alleen, dat mijn gedachten staan gericht Naar U, die met uw handen alles schiep; De waters en de landen hoog en diep; U liet de bomen zingen en het graan; U kleurde alle dingen die bestaan; U bent ze komen leggen overal; Wat ik U daarom zeggen, schrijven zal? Stil langs de dingen lopend, die ik vind en met de mond wijd open als een kind Moons 1000 jaar
24
Moons 1000 jaar
25
TO.
De foto’s spreken voor zich! Moons 1000 jaar
26
Een paar jaar na het einde van de oorlog We schrijven 1948. Van de duizend jaar waar we nu over praten waren er pas zo’n 50 om. Ik was 12 jaar en stond op het punt de school te verlaten. De keuze van hoe nu verder was al wat eerder gemaakt. Ik zou op studie gaan, zo heette dat. Intern, nog wel bij de Franciscanen in Megen. In Gouda hadden ze twee parochies, op de Gouwe en in de Korte Akkeren. Dat was het netwerk, waar de aspirant studenten uit voortkwamen. De pastoor van de parochies, waaronder wij vielen hadden het voorwerk gedaan. Nu kwam de rector op bezoek voor kennismaking en toestemming van de ouders; een belangrijk moment, want zo’n jungske van 12 jaar voor het eerst van huis voor langere tijd; dat was voor ouders ook een hele stap. In het dorpje aan de Maas, Megen, daar stond dat Gym. Flink afgelegen, een kerk, een klooster en een enkele winkel; nog een klooster van de Clarissen waar Theresia (zus To) is ingetreden en nog bidt en werkt; maar verder een dorpje zoals in het lied van Wim Sonneveld: “een bakker J. v/d Ven” en “een boerenkar die ratelt op de keien.” Daar ben ik de studie begonnen: Latijn, Grieks, Frans van Cyrilles en Duits van Fredigand, die ook de sport onder zijn hoede had; de ballen repareerde.
Zo’n 10 Franciscanen verzorgden die lessen en begeleidden die jonge gasten op het pad van de humaniora. Lesgeven, tijdens studie-uren surveilleren, ook ’s avonds door de straten, kijken of de jongelui zonder veel lawaai naar bed toe gingen. De huisvesting hadden ze op een aparte manier georganiseerd. “Kosthuizen” in elk huis waren alle de klassen, alle leeftijden vertegenwoordigd en een 6 klasser zat aan het hoofd van de tafel; was de verantwoordelijke. Het was een poging om een gezinssituatie te benaderen. In ieder huis woonde ook een ouder stel man/vrouw of vaak twee oudere vrouwen die voor het huishouden zorgden en voor het dagelijkse eten. Niet voor de was van die gasten; die ging naar huis! Ja, dat hadden ze anders moeten regelen! Met zo’n 15 man(nekes) woonden en aten we samen; ieder had een kastplank voor wat eigen spulletjes en een vaste plek aan tafel. Dat was ‘t! ’s Avonds na het eten nog even wat studeren en dan gingen de lagere klassen al naar boven. Daar waren enkele slaapkamers met van die ijzeren ziekenhuisbedden. Een rij wasbakken op de gang; geen douche in huis. Die waren in het hoofdgebouw. Douchen, dat was geen dagelijks gebeuren. Andere tijden!!!
Moons 1000 jaar
27
Een overzichtelijk, vrij sober leven met dagelijks wat sport; dat wel. Een paar voetbalvelden, volleybal en een soort tennisspel, met vier man- geen bal en racketmaar een rubberen ring, later nooit ergens meer gezien. Er werd ook gevoetbald tegen andere colleges in de buurt. De witte Paters zaten dichtbij in Uden, onder Oss.
Ik heb die bruine pij weer gewisseld met het pak –dat hing er nog- en vanuit Hoogcruts de trein genomen richting Bloemendaalseweg 26 . Daar kreeg ik de ruimte en de tijd om het leven een andere richting te geven. We schrijven het jaar 1956/1957, en we gaan op zoek in die andere wereld. PIET
Met de hele groep wandelen deden we regelmatig;eens in de twee/drie weken; onverwacht een middag vrij voor een wandeling van toch zeker 2 à 3 uur naar dorpen als Batenburg, , Ravenstein of Maasbommel. Niet onvermeld mag blijven: het muziekonderwijs waaronder het Gregoriaans natuurlijk, voor de eredienst; en het toneelspelen dat was ook in. Feesten werden opgeluisterd met stevige toneelstukken zoals “de gelaarsde kat”, en “Joseph in Dotan”van Vondel.De man van de muziek was ook de toneelman, regisseur en decorbouwer. Zo liep dat beschermde leventje bij de Franciscanen. Ze hielpen de pubers van 12 naar de volwassenheid en hoopten dat ze na de studie ook die de stap naar het noviciaat wilden maken en daarna de studie vervolgen. We begonnen met een man of 15 denk ;en in de de 6 was de helft nog over.
Dames Burgers tussen studenten (Piet achteraan rechts)
Het noviciaat is een voorbereidend jaar op de vervolgstudie.Ik ben er aan begonnen, maar al na een half jaar bleek dat leven niet voor mij bedoeld . Moons 1000 jaar
28
Het verleden , herbeleven. Onze ouders Matheus Anthonius hoe moeder A.M. vader graag noemde.
Allen aan de Bloemendaalseweg 26 geboren en opgegroeid.
1932 1933 1934 1936 1937 1938 1939 1940
1942 1943 1945 1947 1948 1949 1951
En nu met elkaar 1000 jaar. Dat gaan we vieren.
Dan het lopen naar school om 7.30 uur al weg als het soms nog donker was. Wat ik niet leuk vond die lange kousen. Ik deed ze dan halverwege in het graskantje dubbel naar binnen met een elastiekje er tussen. En dan die jongens schoenen , ja dat heb je als je tussen de jongens zit.
Wat mij het meest is bij gebleven: Het varen in de schuit op zondag onder de tunnel door even de echo laten galmen. Naar het stuk land dat de Geer genoemd werd en de kinderwagen ging ook mee. Het tikkertje spelen met het transformatorhuisje als buut plaats, boompje verruilen in de boomgaard. In de hooiberg spelen ,in het gat springen en je klomp kwijt raken, dat was dan even zoeken. Dat de jongens zomers in de stal sliepen, kaas op de deel. Dat vader een keer Matthé achterna zat en hij vluchtte de stal uit. Moeder piano spelen en wij zingen in koor. Dat we met mooi weer buiten koffie zaten te drinken en er twee gemist werden, doordat ze witte schortjes aan hadden zagen we ze ver in het land lopen, waren het Lia en José ? Dat van der Linden met lappen langs de deur kwam,vond ik erg leuk. Nicht Annie hielp moeder bij het naaien en later de kinderen. Bij oma koffie drinken; schoven dan op de bank van hout en stil zitten!
Moons 1000 jaar
Lia, Tonny, José, Marja 29
Wat een hele leuke tijd was de mater Amabilis school. Op vakantie met elkaar naar Valkenburg en Lourdes nu 50 jaar geleden.
De brug aan de Peperstraat
Het werken en naaien bij andere , ik mocht de centjes zelf op sparen. Wat zat ik ze vaak te tellen op mijn bed. Van die centjes heb ik een naaimachine gekocht en wat zei vader : ik had er liever een koetje van gekocht.
niet want je had broertjes en zusjes genoeg zei moeder. Toen kwamen de vriendjes om de hoek kijken. Nou, moeder hield ons vanuit het wringhuis goed in de gaten, als het kleedje op ging moest ik binnen komen. Toen de trouwerij, 2 zussen tegelijk in de koetsjes wat hadden we een bekijks en wat was het een feest. Die voor bruiloft in de stal, de muziek verzorgd door achterneef Mathe Moons uit de Achterwilles. Ja, en neef Piet verzorgde de muziek op de bruiloft. Het was een gezellige boel 3 families bij elkaar. Vader en moeder die best nogal eens op de fiets naar Zoetermeer gefietst zijn voor de verjaardagen van de kinderen.
Toen de danslessen bij Visser, het praatje maken met Greet over de sloot, bij elkaar spelen mocht
Laten we het gevoel niet kwijt raken dat we bij elkaar horen!!!!!!!
TRUUS Moons 1000 jaar
30
Samen duizend jaar Mijn leven begon bewust 6 april 1938 als een klein mannetje op de boerderij. Ik was nr. 6 in de rij. Ik groeide op aan de Bloemendaalseweg 26, toen Waddinxveen. Ik begin bij mijn 6 jaar, daarvoor weet je niets. We sliepen op zolder, in de winter boven de koeien; er zal wel een luchtje aan hoor! ’s Zomers op de groep, afgezet met rietmatten. Ik weet nog dat we daar sliepen met 5 jongens en dat er ’s nachts kaas werd gestolen uit de stal. Ik hoorde wel wat, wat niet klopte maar dorst mijn bed niet uit te gaan. De deur achter was open gemaakt en daar werd kaas gestolen naar de rijksweg die toen nog heel rustig was. De A12 is klaar gekomen in 1938; 70 jaar geleden. Nu gaan er ongeveer 120.000 auto’s per etmaal over. Dat is een heel groot verschil. De weg is verdubbeld in 1981. Ik heb nog een druivenstruik staan die ik heb gekocht op de markt in het aquaduct t.g.v. de opening van de weg. De andere dag maandag, werd hij open gesteld voor het verkeer. Dat was wel bijzonder. Hoe de uitgraving toen ging…dat ging met een hele grote boormachine die alles los maakte en het tien meter diep weg haalde en het afvoerde naar de Vettebroekse polder. Het zand kwam terug met die pijp er naast om het weer op te vullen tot 15 meter. Ik ben toen wezen kijken en vroeg: “Wat doen jullie met de heipalen in de grond? Antwoord was: “Ach meneer, dat zijn luciferhoutjes voor deze machine; dat heeft enkele jaren gezeten om in te klinken.
Dat was een heel bijzondere tijd voor allen, in het bijzonder vader, André, Cees en ik later. Ik spreek nu nog weleens mensen, die dat nog weten van dat huis dat verplaatst moest worden op binten over een sloot met twee schouwen er onder; dat heeft de hele winter geduurd. Het meeste werk heeft vader met André gedaan. Dat was een hele prestatie hoor.
Joop, Arie, Anton en Ina bekijken de tekening Joop en Marja woonden er enkele jaren in. Er zullen weinig mensen zijn dat durven en kunnen doen. Cees had de fundering gemaakt voor de plaatsing van het huis er op. Toen de muur er om heen en daar stond het te pronken! Iedereen kon het huisje gebruiken maar niemand heeft er in gewoond. Het heeft er
Moons 1000 jaar
31
ongeveer 15 jaar gestaan, tot dat wij er kwamen wonen, nu al weer 20 jaar! Genoeg er over. Wie weet nog dat ik van de trap ben gevallen en met mijn hoofd tegen de muur kwam. Ik was toen 6 jaar en heb er een hersenschudding aan over gehouden. Later moest ik daar voor naar het ziekenhuis. Ome Dré lag toen ook in het ziekenhuis. Ik weet niet waarvoor maar ik ben toen wel op bezoek geweest.
klein kastje erop, en ik erop, en daar gingen we naar Haastrecht: voor dag en nacht. En één keer in de veertien dagen een vrije dag!!!!! To werkte er al een paar jaar, dus dat werd mijn tweede moeder toen; dat scheelde wel. Tante Ina was toen in verwachting van Mariëtte. Het was gelijk de laatste van het stel.
Toen naar de Lagere School in de Spieringstraat op klompen. De groten namen de kleintjes mee en moesten er voor zorgen; nou, dat viel ook wel eens niet mee. We gingen om 6.45 uur of 7.30 uur lopen , drie kwartier op klompen; eerst naar de kerk en dan naar school. ’s Avonds waren we 4.45 uur weer thuis; dat waren dagen! In de vijfde klas kreeg ik een oude damesfiets die ik moest delen met Cees. Om de beurten naar school met de nodige ruzies. Anderen in de klas hadden hun fietsen voor zichzelf; dat prikte wel erg hoor! Piet, Truus, Tante Ina, To, Jan de Wit (bij Cees) Later naar de Landbouwschool in Bodegraven bij Meneer v. Schaik. Aan de Noordzijde, waar hij in een groot herenhuis woonde. Een leuke anekdote: We moesten buiten plassen, met een klein schotje er tussen. Ik weet nog dat W. Sluis er onderdoor plaste in mijn klompen; het werd in eens warm bij je voeten. Op mijn veertiende verjaardag ging ik bij Ome Adriaan in Haastrecht werken (De Hofkamp). In januari kwam hij me met de brik halen. Het was zaterdagmiddag, dat was bijzonder. Ik wist er niet van, daar werd je niet in gemoeid; je ging gewoon. Een
Bij het overlijden van Piet was zij er ook toen wij kwamen condoleren. We hebben het er nog over gehad. Jij bent 55 jaar, zei ik.Klopt dat? Daar stond ze van te kijken dat ik dat wist. Het was een tragische dood van Piet en zo jong nog. Het was mooi dat hij donor was voor het gebeurde. Nu zijn er mensen die weer verder kunnen leven. Toen ik achttien was, ben ik weer thuis gekomen. Ik moest het andere jaar in Militaire Dienst. Dat begon in Amersfoort, voor ingewijden lichting 573, 4 maanden. Daarna Utrecht, 2 maanden, en toen
Moons 1000 jaar
32
12 maanden Gorkum. M.G.D. werk in een klein hospitaal één dokter, één sergeant en drie hospikken. Na de dienst ging ik werken bij de Sierkan in Den Haag. Op mijn drie en twintigste ben ik kleine zelfstandige geworden in de melkhandel. In Stolwijkersluis, dat was een voorstad van Gouda. Dat heb ik 34 jaar gedaan. De hele dag omgaan met vrouwen, dat was wel even wennen; maar dat is nu wel aardig over, hoor! Samen met Alie woon ik nu al 20 jaar met plezier op de Geer. Altijd leven, binnen en buiten de deur. Mijn grootste hobby is zingen, kaarten en bouwen; dat is de laatste jaren ook heel wat gebeurd. Het mooiste is niets vragen, maar gewoon doen en geen ruzie met je buren, dat is heel belangrijk. Nog even over het huis: het huis is gebouwd, maar onze ouders hadden er nog niet veel zin in om er te gaan wonen, ver van de stad. Dat was in 1965-66. Joop vroeg toen aan Marja: kunnen wij er niet in wonen. Dat was goed. Ze trouwden in april 1967 en hebben er enkele jaren gewoond. Roos is aan het Neptunispad geboren. Dat was in 1975. Rijkswaterstaat eiste de plek op en het huis moest daar weg. Later is het verzet, zoals beschreven. LEO
Bloemendaalseweg achter de tunnel
Moons 1000 jaar
33
Alie schrijft over vroeger; haar ontmoeting op 26. De kennismaking met de familie moons. Vanuit Hoenkoop gingen we op de fiets dansen in Reeuwijk. ’s Middags gingen we dan naar de familie Kemp in Oud-Reeuwijk Later fietsten we langs de Bloemendaalseweg en het dansen als Leo gevraagd had om me thuis te brengen, gingen we weer bij hem thuis aan. Vader en moeder lagen al op bed. De slaapkamer deur stond open. Moeder riep uit de slaapkamer: Leo, ben jij het? Ja, met Alie, moeder. Er is nog well een stukje cake hoor! Dat smaakte lekker en gingen daarna verder. Voor het eerste bezoek, zaten alle zussen op de stoel in de rondte van de kamer. Ik von het wel een grote familie. De sinterklaasavond met veel pakjes en ’n speculaaspop voor iedereen. Het was gezellig. Aan het eind van de avond gingen de stoelen aan de kant en de pick-up aangezet (van Rooie Tinus) om een dansje te maken. De muziek van Wilifred Atwell was erg populair. Moeder greep in wanneer we te dicht bij de kachel kwamen. Slapen op de grote zolder met veel bedden, alleen voor de meisjes. Ik mocht naast Truus slapen. Aan de achtermuur een fonteintje om je te wassen met koud water. De jongens sliepen op de achterzolder. Het was koud en veel herrie van het verkeer van de grote weg. Met elkaar eten aan de grote tafel in de kamer. Grote pannen voor het eten. Moeder schepte meestal eten voor ons op. De pudding met bessensap er omheen smaakte lekker. Er kwamen steeds meer vrienden en vriendinnen bij. Tot ze gingen trouwen en het huis gingen verlaten of op zichzelf gingen wonen. Maar nog steeds één grote familie mogen zijn! ALIE
Moons 1000 jaar
Sinterklaasfeest op nr. 26
Met z’n allen aan de grote tafel
34
Bloemendaalse herinneringen t.g.v. het 1000 jarige gezin M.A. Moons-Vergeer
Het lijkt me wel aardig om aan de hand van het thema water in gedachte eens terug te gaan naar ons leventje vroeger op de boerderij, waar we met elkaar opgegroeid zijn. e
Als 7 boreling mocht ik gaan doorleren, zoals dat heette; eerst de HBS, daarna op de HTS de studierichting weg -en waterbouw. Na 10 jaar scholing (en een ‘verloren’ jaar dienst) ben ik gaan werken, o.a. bij constructiebureaus. Het studeren thuis moest vaak op een koude stalzolder, overdag bij het licht van een klein dakraampje. Hoewel de studie voor ging, wilde ik thuis altijd als het maar even kon graag meehelpen op de boerderij; ik vond het spannend die bedrijvigheid, zeker als het hooibouw was. En er was altijd werk aan de winkel, vaak bij of op het water. De mestafvoer van de koeien ging b.v. met de brede schouw, het melken van de koeien op het te natte land, ging vaak met de melkschuit., ook het vervoer van wortelen, hooi of een pas geboren kalfje. Zo werd er soms noodgedwongen vaak gebruik gemaakt van het water. Dan heb ik het nog niet over het erin zwemmen zomers als het heet was. Het water werd ook gebruikt als koelwater voor de melkbussen (als het te warm was werd de regenput gebruikt), maar het water was ook een constant gevaar. Mijn zusje Marie (Marja) riep een keer zittend in de zandbak:’in de water, in de water’ waardoor Sjaantje nog net door onze altijd attente
Vruchtbomen in bloei in de boomgaard
moeder onder het kroos vandaan gehaald kon worden. Vreemd dat vader toch nooit heeft kunnen zwemmen! We leerden met het water omgaan en wisten niet beter. Je leefde in de vrije natuur, je was eigen baas, dat was het aantrekkelijke van boer zijn. Thuis waren we altijd heel zuinig met water; moeder lette daar wel op! Voor het douchen werd ook niet veel water gebruikt; die hadden we niet! Alleen met strontboenen werd er flink met water
Moons 1000 jaar
35
gesmeten, tegen de zolder aan, waarbij we natuurlijk nooit droog bleven. Op de middenzolder, waar de meisjes sliepen, stond een grote bak met drinkwater voor de koeien, die ook een keer is overgelopen. Omdat de houten zoldervloer flink doorhing liep het water langs de lamp op tafel beneden. Veel later pas toen ook het rieten dak door pannen was vervangen, is er op de vloer boven een stalen balk aangebracht, waardoor de overspanning ’maar’ 10 m. werd en we boven niet meer zo voorzichtig hoefden te lopen. De melk werd met heet water uit het fornuis precies op de juiste temperatuur gebracht, voor de kaasbereiding. Er werd pas echt genoten van het water als we ‘s avonds of zondags gingen zwemmen in de Put bij Frans van Vuren. En bij strenge winters natuurlijk als we over de brede sloten zo naar de Reeuwijkse Plassen konden schaatsen. Maar die strenge winters zijn tegenwoordig heel zeldzaam. Om zich later in terug te trekken heeft vader op de Geer een bungalow laten bouwen, aangevraagd e als 2 bedrijfswoning. Anton was de architect en Joop en Mar, die daar hun eerste jaren ingetrokken zijn, vonden groene dakpannen maar niks! Dat ging goed tot het Rijk bij vader kwam overleggen om ¾ van de Geer te onteigenen voor de wegverbreding van de A12. Vader accepteerde toentertijd een meterprijs van 2.5 gulden, waar ome Anton van de Werf het helemaal niet mee eens was. Het nieuwe huis mocht voor niks worden meegenomen, dat spaarde de overheid weer sloopkosten.
Het huis werd over de sloot gerold
Dat werd dus zonder de stenen buitenspouw en de pannen, 5.0 meter korter, als een bouwpakket van 7.0 m in het vierkant op rolletjes over de sloot met twee brede schouwen heen vervoerd en op de door mij op het overblijvende stukje Geer volgens rijksgebouwendienstregels berekende en ook gemaakte betonfundering met 11 houten palen geplaatst. Een mooi klusje voor de waterbouwkundige in de familie. Van dat buitenhuis hebben onze ouders vooral zomers toen ze op Hulkestein woonden veel kunnen genieten. Wij trouwens ook, want er kon net een tennistafel staan. Tegenwoordig wonen Leo en Alie daar al 20 jaar in hun geheel nieuw gebouwde bungalow en genieten er ook elke dag weer van de laatste 7000 meter weiland van vader. CEES
Moons 1000 jaar
36
Uit het gezin van 15 kinderen ben ik als nummer 8 ter wereld gekomen. Het was een hele koude winter (1940); daar vandaan nog steeds dooie vingers. Van mijn jonge jaren kan ik me weinig herinneren; we speelden in de stroberg, schommelden op de deel, boompje verwisselen in de voortuin of waren aan het knutselen in de wagenschuur. Daarna werden we al gauw ingeschakeld bij het werk op de boerderij…
Ik kan me herinneren dat ik twee dagen op de kleuterschool aan de Hoge Gouwe (zusters) gezeten heb; door het poortje in de Peperstraat naar het schoolplein. De lagere school op de Spieringstraat bij juffrouw Joring en meester Weck en Steenwinkel ( ik hoor de laatste nog roepen “Ik sla je kop van je romp”) ste De 8 klas hebben we in de Voorschool doorlopen. (Een brug verder).
Een rustig moment op een zondagmorgen Achter de bank de wagenschuur en rechts de paardenstal. Na de koffie aan tafel 2,50 m lang) met soms wel 20 mensen. Moeder schepte op!! Vader als eerste!!! En precies de juiste hoeveelheid natuurlijk. o-o-o-o-o-o-o-o
Moons 1000 jaar
37
Thuis was er nog geen TV dus we moesten het met radio doen Spannende series als “Paul Vlaanderen”en “Sprong in het heelal” enz. We sliepen boven de koeienstal (jongens) met z’n tweeën in een bed. Wassen deden we in de bijkeuken achter een uitstortgootsteen.. ’s Winters stond je te glijen omdat de vloer bevroren was.
Als we uit school kwamen was het: -overall aanen aan het werk.. was het niet bij ons dan wel bij ome Dré, waarmee we ook het paard deelden, (Corry), een hete merrie, die ons ’s zondags ook naar de kerk bracht, en waar moeder menig schietgebed over uitgesproken heeft als hij met de koets over de brug reed…..
Zondags gingen we naar Boere, Verkleij, of v. Teilingen melken om een centje bij te verdienen. Ik zeg bij te verdienen maar zakgeld hebben we nooit gehad, dus dit was de enige bron van inkomsten!
17 jaar Op de foto achter de tafel mijn ouders en die van Anny, Freek & Klazien.
67 jaar
In het weekend gingen we dansen in ReeuwijkBodegraven of Woerden. De heer Castelein heeft ons de fijne kneepjes aangeleerd van de Foxtrot enz. Daar heb ik ook Anny Bisschop leren kennen, waarmee ik, na 9 jaar verkering, mee getrouwd ben; op 1 februari 1965 was de heugelijke dag… We zijn gaan wonen in de Graaf v. Bloisstraat 56 te Gouda. Moons 1000 jaar
38
Moons 1000 jaar
39
Moons 1000 jaar
40
Moons 1000 jaar
41
ANTOON Moons 1000 jaar
42
MARJA Moons 1000 jaar
43
"Ik ben Sjaan , ik ben 3 jaar en ik woon in 't zandhok" Kan ik het mij nog echt herinneren? Of zijn het toch de verhalen… Vanuit het boenhok kon moeder ons goed in de gaten houden zo tussen de waterput en het bussenrek in. Alleen de stoep, die kon ze niet zien…… Ja, de STOEP; daar mochten we niet spelen. Maar toch gingen we wel eens op onze buik liggend vissies kijken… zó helder water!! Wat er dan kan gebeuren laat zich raden…. "Marietje inne water "!!! Wat een schrik: op tijd werd mijn grote zus weer uit de sloot gevist. Later werd de stoep voor mij een veel belopen plek: het schouwtje werd er ingeladen: de melkbussen gekoeld
de was gespoeld de klompen geboend emmers water gehaald door vader de W.C. put leeg geschept: Wat een stank!!
Jeanne, toen Sjaantje
Moons 1000 jaar
44
Ik ben vernoemd naar mijn peettante tante Jaantje die in Nieuwerkerk a.d. IJssel woonde.In mijn jonge jaren gingen we daar in de grote vakantie logeren met één of twee zusjes. Ook mijn tante maakte kaas samen met oom Johan. Er waren ook veel kinderen, toch was het altijd een beetje spannend… Achter het huis liep een treinspoor, iets wat we niet kenden. Op het erf stond een grote ijzeren ring waar koeien in liepen, niet wetende waar dat nou voor nodig was. Een bezoekje aan tante Kee, die op hetzelfde erf woonde, stond ook altijd op het programma; die waren in mijn ogen al héél oud… maar ook.. heel aardig! Het was altijd een opluchting als we weer naar huis gingen en er was niets "ernstigs "gebeurd….
Op de lagere school in de Peperstraat: het was een leuke tijd! ( als je de klompen even vergeet ) De bel; de lange gang; het fonteintje achterin: Naar de gymzaal: het snoepwinkeltje om de hoek: overblijven, je wist niet beter; de schooltandarts; op weg naar huis; de ijscokar bij de Kleiwegbrug: dan thuis, een kopje thee met een kaakje; en daarna; ouwe kleren aan en buiten spelen.. In de vierde klas bij juffrouw Janssen ging ik mijn naam anders schrijven, op z'n Frans: Jeanne. het duurde lang eer dat voor iedereen wende…
Leo, Cees, Anton, Tonny en Lia, Jeanne, Marja, Truus
Moons 1000 jaar
45
De V.G.L.O.school stond in Gouda noord. Daar kregen we gerichter onderwijs op huishoudelijk gebied. Maar ook frans en engels leren was daar mogelijk. Mijn voorkeur ging uit naar het naaivak en later ging ik nog een jaar naar Zr. Alowyse. Die gaf les in het hoge kamertje van de kleuterschool ( met daktuin ) Met al die vergaarde kennis dacht ik wat te gaan verdienen: toch eerst maar een poosje thuis werken, met vader mee melken en bij moeder in huis was ook wel wat te doen…. Met zo hier en daar wat naaien en werken kreeg je toch je uitzet bij elkaar gespaard.
Er werd ons nieuwbouw in het vooruitzicht gesteld. Vlak achter ons huis zou de latere "Bleschewick "komen. Een scholencomplex voor voortgezet onderwijs met de uitgang naast onze woning. Dus pakten we onze biezen en belandden op de Kruisweg. Een huis waar het een en ander aan te doen was, maar wel helemaal vrijstaand! We hebben hier een prachtige stek gekregen de kinderen zijn uitgevlogen en bij tijd en wijle komen ze EVEN terug met hun kroost…. vijf in getal…
JEANNE Het leukste in die tijd was natuurlijk de dansles met vriendinnen naar Gouda op zondagmiddag…. Toen kwamen de jongens om de hoek kijken, één ervan, Adrianus Gijsbertus Bunnik voer me in 1966 mee naar Bleiswijk, waar het goed wonen was. Op de Hoekeindseweg kregen we de kinderen, Ingrid in 1967 en Wim in 1969 een gezond stel kinderen die goed met elkaar door de bocht kunnen. 20 jaar hebben we daar gewoond dichtbij school, kerk en winkels; vrienden en sportclubs, etc.
Jara, Nina, Pippa, Wim, Ingrid, Mirèl, Gijs
Moons 1000 jaar
46
Terugblik op onze jeugd Als nummer 11 ben ik geboren; het was net nog oorlog in maart 1945. Ik was er bij, maar weet er niets van. Gek! Mijn eerste herinneringen zijn Bertha, die mij naar de overkant bracht omdat Ria jarig was. Ze hadden daar een pomp in het achterhuis en slaapkamertjes, wat ik niet kende. Wij sliepen met z’n allen op de middelzolder boven de gang en huiskamer In twee persoonsbedden. Bertha en Truus, Marja en Jeanne en Lia en Tonny, José en Ina. Bertha was toen moeders hulp en ze was zeer zorgzaam. Ze zocht spullen op als we het kwijt waren ’s morgens voor we naar de kerk en school gingen lopen. Van Ome Dré kwamen ze ons dan ophalen en dan liepen we naar Boere, Verkley, Koot, Nobel, Pouw en Nederend en dan gingen we met elkaar verder. We werden met onze neus op de feiten gedrukt toen bij Pouw, Cor, overleed. Dat was mijn eerste contact met de dood. Ook Willy Gouka uit onze klas is gestorven. Toen liepen we met de hele klas achter de baar naar het kerkhof. De winter van 1956 was zeer koud. Er werd op het IJsselmeer met auto’s gereden.
Het was ijzig weer om naar school te lopen met een straffe noordenwind. De beschermende arm van Marja kan ik nog voelen. Tweemaal in de week gingen we nuchter naar school!!! Op dinsdag en vrijdag. Kwart over 7 de deur uit en we aten dan op de kleuterschool voor we naar de Lagere School gingen. Ria kon nooit goed eten; ze werd altijd vies van die snotterbellen van de kinderen. Hoogstens twee sneetjes ontbijtkoek. We waren allemaal goede eters. Op het hoogtepunt nam mijn moeder 14 broden in het weekend om al die monden te voeden. Zondag aten we altijd soep en pudding. Moeder kon goed vlees braden en ook heel goed verdelen onder 17 personen of meer. Het vlees stond zachtjes te pruttelen op het petroleumlichtje. Misschien was ik al tien, maar eens ben ik uit de perenboom gevallen met klompen aan. Dat was mijn redding. Ik bleef hangen tussen twee takken in. Ik had al heel wat visioenen gehad. Mijn leven was afgelopen, maar ik had geluk; ze wilde me daar nog niet. We speelden graag buiten; de afwas ontliepen we om met elkaar te volleyballen of met de overkant te voetballen.
Moons 1000 jaar
47
Cees kon lekker hoog schieten, maar dan was de bal weer een tijd weg. Vroeger deden we turfje stapelen, hoepelen, knikkeren, enz. Ruimte genoeg en speelkameraadjes genoeg. Er kwam een keer een vrachtwagen zand lossen en toen de bak weer zakte kwam die man er met zijn hoofd tussen. Veel bloed aan zijn hoofd. Bij bakker Steenland hadden we van een zilverpapiertje een soort muntje gemaakt om te kijken of het in de snoepautomaat zou lukken. Warempel, hij deed het en daar stonden we dan. Toch maar opeten met z’n allen.
hooi. Dat was niet zo handig, want hij kwam in haar scheenbeen terecht! Nog een stommiteit en dan hou ik er mee op! André was op het grind aan het fietsen, toen ik hem voor de grap achteruit trok. Vandaag de dag wordt ik er nog herinnerd door een kale plek op zijn achterhoofd. Ina heeft nog een keer acute krup gehad. Dat was heel eng, want ze kon weinig lucht krijgen. Moeder moest stomen met ketels.
In de Peperstraat stond Jeanne op de brug en vroeg om haar gymschoenen. Ik gooide ze naar haar toe. Maar natuurlijk het water in! Nooit meer gevonden. In 1952, na de overstroming, herinner ik me nog de morgenlucht die helder roze en blauw kleurde. Er waren zandzakken langs de Hollandse IJssel geplaatst. Het was ’s nachts spannend geweest, maar gelukkig hield de dijk stand. Soms mochten we de klas uit om kleren te kopen. Moeder tikte op de deur, de juffrouw liep naar de deur en ze gaf toestemming om even weg te gaan. Mijn moeder had in die tijd nog een rolletje in haar nek. Later, ik denk rond haar vijftigste, heeft ze het af laten knippen. De hooibouw was een begrip. Dan moest er veel werk worden verzet. Het hele gezin werd in geschakeld bij het op ruiter zetten.Bij zo’n wiers vroeg Marja om een vork; ik gooide hem over het Marja, Tonny, Jeanne
Moons 1000 jaar
48
En hoe is het me verder vergaan… Na de ULO heb ik twee jaar op kantoor gezeten bij meubelfabriek v. Stijn in Waddinxveen. Op zaterdagochtend ook bij zuster Alouise leren patroon tekenen en naaien. Altijd handig. Daarna ging ik een Sociaal jaar doen in Utrecht. en maakte ik kennis met de gezinsverzorging. In die Utrechtse tijd is Silvia van Matthe en Corrie geboren. In Den Haag, op het Ledeganckplein, was een opleiding met een praktijkkant. Nog even overwogen om naar Arnhem te gaan. Vanuit Utrecht was dat een logische stap; maar ik ben toch weer richting huis gegaan. ste
In Gouda en omgeving heb ik tot mijn 22 gewerkt. Toen kwam ik Henk tegen en ben in oktober 1967 getrouwd. In die tijd bleef je (nog net) niet werken als je getrouwd was. Nu kon ik me goed vermaken in de kwekerij en al snel kregen we vier kinderen, drie meisjes en een jongen en we hebben nu vier kleinkinderen: Drie meisjes en één jongen! We genieten erg van ze en we zijn nog volop vrijwillig verplicht bezig. En hopelijk blijven we nog lang gezond! TONNY
Moons 1000 jaar
49
Kinderzegen? Nu wij zo duizend jaar zijn denken we na over de tijden van vroeger en nu Was het wel een kinderzegen?. Het was beslist geen verstandshuwelijk. De kinderen werden met graagte ontvangen.Voor haar dood zei ze nog dat ze haar allen even lief waren en even gewild, maar dat was achteraf. Dan zijn de scherpe randjes eraf. Maar toen er eenmaal een tiental was werd het aanvaarden van weer een zwangerschap als onontkoombaar feit gezien. De kerk sprak dan zo mooi over kinderzegen. Misschien bedoelden ze “kinderregen” Als het hard regent, is het gauw droog, was een van moeders uitspraken. Met de hulp van Boven zouden ze het wel redden. In ons geval en veel andere gevallen hebben ze het gered. Natuurlijk, je gaat ervoor, bent gezond en sterk en onafhankelijk. Het gebed was een grote steun bij een grote opgave. De tijd was zo, ook de buurvrouw en de zussen kregen veel kinderen; door de kerk gedicteerd, en als gelovige gelaten aangenomen. Elke tijd heeft zijn tijd.Het grote kindertal was ook een garantie voor een verzorgde oude dag, ofschoon dat in die tijd al achterhaald was De pil bracht de grote ommezwaai. Nu kon je het kindertal in eigen hand nemen. Naast het werk had je nog tijd over voor wat ontspanning.
Er is veel te zeggen over het aantal kinderen. De oudsten hielpen alweer mee. Nadeel was dat ze geen ander plan konden trekken. De oudste neemt de leiding en dat is nog zo. De jongeren tellen gevoelsmatig, minder mee. Er wordt over hen heen beslist. Maar de jongeren krijgen meer aandacht, mogen meer en kunnen hun verplichtingen ontlopen. De beste plaats in het gezin is er niet.
Voor Piet op studie ging werd deze foto gemaakt 1956? Ouders waren bijna 25 jaargetrouwd.
Mijn moeders ontspanning was om naar tante Marie te gaan, die het ook niet makkelijk had, om haar een uurtje te bezoeken Wat hebben wij een geluk gehad dat wij allemaal gezond waren. Dat hoor ik ze nog steeds zeggen. Als je toch steeds naar een ziekenhuis moet……
Moons 1000 jaar
TONNY
50
Mijn vroegste herinnering is toch wel: met z’n allen rond de piano. Moeder speelt en zingt en wij zingen met haar mee.Weet nog dat iemand me van tafel oppakte en me er bij zette, hoera, ik mocht ook meedoen. Samen zingen rond de piano was een regelmatig terugkerend ritueel bij de familie Moons. Zingen werd er met de paplepel ingegoten.
Het moet trouwens wel even schrikken voor moeder geweest zijn, dat ze weer in verwachting was. Tussen Tonny en mij zit twee jaar en vier maanden. Ze moet toch een poos gedacht hebben dat het bij een elftal zou blijven. Maar néé: nummer twaalf was op komst. En na mij kwamen er nog drie koters bij. Op zaterdagmiddag werd het fornuis opgestookt. Daarna werd er een grote teil met warm water gevuld, waarin de kleinste kinderen om de beurt gewassen werden. Eerst zette moeder ons in onze blote gat op het aanrecht. Zo werden we ingezeept en dan hopla in de teil om af te spoelen. Daarna er weer naast gezet om afgedroogd te worden. Klaar, de volgende was aan de beurt. En denk maar niet dat het water tussendoor verschoond werd. Een grotere zus hielp met aankleden. In een mum van tijd was het hele stelletje weer schoon, en kon het zondag worden.
Jose, Lia, André, Ina Ja die pap, daar schijn ik mee groot geworden te zijn. Was blijkbaar een slechte eter. Maar pap ging er altijd wel in. Vooral Bertha zal menig uurtje met mij op schoot gezeten hebben Ben haar nog altijd dankbaar. Ze werd niet voor niets onze tweede moeder genoemd. Op een boerderij, met een groot gezin en ook nog iedere dag kaas maken, kon moeder wel een paar extra handen gebruiken.
We gingen met z’n allen lopend naar de vroege mis. Er zat een hele rij Moonsjes in de kerk. Onderweg liepen we de Kleiwegkerk voorbij. Heel vreemd, maar we hoorden onder de Gouwekerk, dus daar gingen we meestal heen. Mijn eerste Communie heb ik daar ook gedaan. En ben er ook gevormd door de bisschop. Tante Kee en ome Jan kwamen op visite. Ik kreeg van hen een kop en schotel.
Moons 1000 jaar
51
Ik heb hem al die jaren bewaard, en hij is ook nog heel. Niet vaak gebruikt dus.
moest ook zachtjes, anders hoorden vader en moeder het beneden al. Het moest wel een verrassing blijven. Nou dat was het ook. Ze deed het geweldig en iedereen lag in een deuk. We hebben natuurlijk ook gedanst. Vóór die tijd een beetje geoefend met broers en zussen. En liedjes ingestudeerd. Het was ons eerste feest. We mochten het helemaal tot het eind meemaken.
Lia in vol ornaat met Sjoerd op de achtergrond 19 Mei 1956 waren vader en moeder vijfentwintig jaar getrouwd.Het feest werd thuis gevierd. De stal werd met rietmatten langs de deel omgetoverd tot een feestzaal. Er werden mensen om te koken ingehuurd. En natuurlijk ook een muzikant. Dat was een achterneef van ons. José en ik hadden allebei een lichtgroen jurkje aan, gemaakt van dezelfde stof. Het allerleukste was de act van Bertha: ik ben Jan Steen, fiederal, fiedeldeen, met mijn derde been.Ik weet nog goed hoe ze boven aan het oefenen was. Het zag er ingewikkeld uit. Het
Mijn plechtige Communie met José, Ina, André en Cora en Anton
Begin augustus van hetzelfde jaar trouwden Matthé en Corrie in Bodegraven. Ze gingen in de Duifstraat in Utrecht, achter de kruidenierswinkel wonen.
Moons 1000 jaar
52
Heel klein, maar je moet tenslotte klein beginnen om groter te kunnen worden. Achter in de zaak was een trap naar beneden, op de helft een keuken, en nog lager een woonkamer en een slaapkamer. We hebben er nog wel eens gelogeerd. Het jaar daarna, op 16 mei, werd hun eerste dochter, Cora geboren. Ik was voor het eerst tante geworden, nog geen tien jaar oud.
Bij de polonaise er na zakten deze steeds verder naar beneden, tot ze uiteindelijk uitgeschopt werden. Grote hilariteit. Truus ging bij Henk op de boerderij wonen. Korte tijd later volgde Bertha haar Piet naar Canada. Ze gingen emigreren. Het afscheid was best moeilijk. Voorlopig zagen we haar niet terug. Ze beloofde vaak te schrijven. En dat heeft ze gedaan. Honderden brieven moeten het onderhand zijn.
Eind jaren vijftig kwam Piet weer thuis wonen. Dat was wat zeg. Hij had zware hoofdpijn en de dokter vond het beter dat hij naar huis ging om beter te worden. Het moet Piet veel moeite gekost hebben om weer aan het “normale leven” te wennen. Piet had vanaf z’n twaalfde jaar intern op het klein - en groot seminarie gewoond. Hij heeft nog lange tijd hoofdpijn gehouden. In 1960 gingen er twee tegelijk trouwen. Een dubbele bruiloft. Bertha met Piet en Truus met Henk. We gingen met koetsen naar de kerk Het was groot feest in Concordia. Drie families zetten hun beste beentje voor. Broers en zussen de Groot deden een toneelstuk in lange wijde broeken. Vertrek van Bertha naar Canada
Polonaise op de bruiloft 1960
Op 2 februari 1963 gingen we To naar Megen brengen. Het was een koude dag. Arie zijn volkswagen bus werd vol zussen en broers gestouwd. Ook vader en moeder gingen mee. Ze wilde intreden bij de zusters Clarissen, een hele strenge orde. Het betekende toen, dat we haar erna, alleen achter tralies zouden zien. Er was daar een klein glazen raampje, dat ging open en dan kon je To tussen de tralies door en hand geven. Een hele grote stap voor To. Moons 1000 jaar
53
Een groot gezin dus, en ook gezellig. Er was altijd wel iemand om mee te spelen of iets leuks mee te doen. Een enkele keer gingen we aan de overkant spelen. Maar doorgaans hadden we aan onze broers en zussen genoeg. In de zomervakantie werden de nichten en neven onderling uitgewisseld. Zo leerden we weer nieuwe spelletjes zoals: bussie-trap. Wat deden we allemaal nog meer. Verstoppertje, boompje verwisselen, knikkeren, een twee drie plof, voetballen en volleyballen. Er was ruimte genoeg op het erf. Als we wilden voetballen, zei vader meestal: gaan jullie maar achter, of in het land voetballen. Er sneuvelde nogal eens een stalraampje. ‘s Winters schommelden we in de stal. Lekker warm bij de koeien. Niks (rubber matten). En schaatsen natuurlijk. Vader ging eerst de sloot heen en terug lopen om te kijken of het sterk genoeg was. En zo ja; dan gingen we. Moeder kwam af en toe wat te drinken brengen. Wij schaatsten door, zelfs als het al een beetje donker werd. Met etenstijd had ze moeite om ons binnen te krijgen. En hoe fijn was het niet om je koude handen onder moeders armen te warmen.Dan gingen ze niet zo tintelen. ’s Avonds zaten we met rode wangen en rillend na te genieten. Wat een dag; misschien morgen weer. Vanaf vijf jaar gingen we met de hele club mee naar school. Iedere ochtend vroeg opstaan, een boterham eten, en om zeven uur gingen we op weg naar kerk en school. We haalden veel kinderen op dus het duurde wel een uur voor we om acht uur in de kerk zaten. Om half negen begon de school. De kleuterschool stond naast de pastorie.
De lagere school was in de Peperstraat “ over de brug”.
Lia in het midden. De klas van Juffrouw Vergeer In de eerste klas kreeg ik juf Vergeer. Daarna zuster Clothilde. De derde klas was het juffrouw Jansen. De vijfde juffrouw Quant; daar brachten we vaak eieren, zorgvuldig door moeder ingepakt, in oude kranten De zesde klas was voor het hoofd van de school: zuster Adolorata. Zij stoomde ons klaar voor het middelbare onderwijs.Dat was in die tijd nog niet zo gewoon. Marja was bij ons het eerste meisje dat verder ging leren. Zij ging naar de M.M.S. en later werd dat de H.B.S. Daarna ging ze voor onderwijzeres studeren. Tonny was de tweede en ik de derde. Wij gingen naar de Mulo. De meesten gingen naar de huishoudschool. José ging daarna de verpleegopleiding doen. Ina ging in een winkel werken.
Moons 1000 jaar
54
Tussen de middag bleven we over. Meestal op het binnenplein achter de kleuterschool. Er was een stuk overdekt, zodat we ook met minder goed weer, buiten onze boterham konden opeten. In de vijfde en zesde klas kregen degenen die verder gingen leren, twee keer in de week, een uurtje franse les. Dan was het dus half vijf voor je op huis aan ging. Nog drie kwartier lopen en dan zat de schooldag er pas op.
Matthé is ooit, als loonwerker, een stuk vinger kwijtgeraakt in de maaimachine bij een van de buren. Maar zelfs gebroken armen of benen kan ik me niet herinneren. Zelf sloeg ik eens met mijn hand door het raampje van de deur naar de stal. Was ik aan de beurt om te schommelen misschien? Het bloedde vreselijk. Iemand legde een stevig verband aan; en ik moest hem een poosje omhoog houden. Het is weer mooi genezen, zoals alles meestal wel goed kwam.
Begin jaren vijftig was de familie van Dijk de enige in de omgeving die een televisie bezat. Alle buurtkinderen mochten daar op zaterdagmiddag het kinderprogramma komen kijken. We moesten bij de keukendeur de schoenen of klompen uittrekken. Daar stond dan een heel rijtje. We gingen in een halve kring om de t.v. zitten. En dan kon de pret beginnen. Cornelia ging altijd rond met een snoepje voor iedereen. Volgens mij had ze er zelf ook lol in. Aan het eind zwaaide “tante Hannie” alle kinderen gedag. Ook wij trokken ons schoeisel weer aan en gingen vol verhalen op huis aan. Voor zo’n groot gezin zijn er weinig nare dingen gebeurd. Natuurlijk vielen we wel eens onze knieën stuk en schaafden we een elleboog. Soms viel er eentje in het water. De sloten om de boerderij waren een voortdurende zorg voor vader en moeder. We kregen pas in de vierde klas zwemles. Ina kreeg acute kroep toen ze nog heel klein was. Ze moest naar het ziekenhuis. José, Ina, Lia
Moons 1000 jaar
55
Ooit waren ze me kwijt. Was denk een jaar of vijf? Iedereen zoeken. Opeens zag moeder iets wits achter in het land. En ja hoor, was ik op mijn dooie gemak bloemetjes aan het plukken. Het zat er al vroeg in. Wat had ik ze laten schrikken. Of er toen ook koeien in het land liepen vertelt het verhaal niet.
Ze zat zelf ook achter die goeie ouwe trap naaimachine maar er was zoveel naaiwerk, dat kon ze echt niet alleen af. Vroeg in het voorjaar werd er grote schoonmaak gehouden Het begon met de stal. De koeien mochten weer het land in. Ze maakten de gekste bokkensprongen. Hierna kon het “stal boenen” beginnen. Eerst met emmers water het ergste vuil van de muren en de vloer af spoelen. Er stonden grote teilen met water op de deel, waaruit geschept kon worden. Eens stapte ik achteruit en plonsde pardoes in het water. Dan ook echt alles boenen en afspoelen. Hierna werden de muren opnieuw gewit, en konden de spullen voor het kaas maken er weer in gezet worden.
Op de bovenverdieping achter de kleuterschool was ook de naaischool gehuisvest waar Truus en later ook Jeanne, de opleiding voor coupeuse gevolgd hebben. Beiden hebben heel veel kleren voor ons gemaakt. Vaak van oud weer iets nieuws maken. Of kleiner, of helemaal omkeren. Dat betekende alles lostornen, persen en dan weer in elkaar zetten. Wat een werk zeg. En dan werkbroeken verstellen.Hoeveel zullen er door jullie handen gegaan zijn? Ze gingen ook bij andere mensen thuis naaien. Er waren nog meer grote gezinnen, die wel een goede naaister konden gebruiken. Mede door de aanwijzingen van Jeanne heb ik leren naaien. Mijn eerste werkstuk was een donkerblauwe gerende rok, weet je ’t nog? Hij was erg goed gelukt, ik heb hem heel veel gedragen. Het was de aanzet tot vele andere creaties. Ook voor moeder waren jullie een grote hulp.
Daarna kwam de zolder aan de beurt. Alle peluws gingen naar buiten om te luchten. Als we ’s middags uit school kwamen, waren ze warm gestoofd door de zon en ploften we er heerlijk bovenop. Geen haar op ons hoofd dacht eraan om eens een handje te gaan helpen. Misschien deed moeder het vlugger alleen, maar toch, een beetje hulp was, denk ik, welkom geweest. Dan beneden, de kamer. De kolenkachel werd schoongemaakt en daarna ging hij vast niet meer aan, hoe koud het soms ook nog was. Het vloerkleed naar buiten, en kloppen, alles nat afnemen, soms ook nog opnieuw behangen. Het duurde wel even eer alles weer op orde was. Vader kon weer opgelucht ademhalen. Gelukkig. Het zat er weer op voor een jaar.
Moons 1000 jaar
56
Wij, de jongeren, hoefden sowieso niet veel meer te helpen in het huishouden. Zaterdags was mijn taak: de gang schoon maken en koper poetsen. Dat was het wel zo’n beetje. Dat was vroeger wel anders denk.
In het begin ging dat makkelijk. Vader stond op de wagen om het hooi, dat hem van alle kanten aangereikt werd, goed te verdelen zodat het vast lag.
Als moeder me echt nodig had, moest ze ook wel hard roepen. Ik zat graag met een boekje in een hoekje. Helemaal weg van de wereld. Maandag was het wasdag. Daar was moeder de hele dag zoet mee. Eerst de witte was opkoken in het fornuis. Dan spoelen, zomers met ijskoud water uit de put. Daarna werden de lakens op de bleek gelegd. Later moest dan al het gras er weer uitgespoeld worden. Dan ging het door de wringer en pas daarna kon het opgehangen worden. We hadden daar grote houten rekken voor. En natuurlijk ook waslijnen. Strijken deed moeder op tafel met een molton onderlegger. Een strijkplank vond ze maar niks. Als het tijd voor de hooibouw was, moest iedereen aan de bak. Eerst werd het gras, meestal door een loonwerker, gemaaid. Wanneer het een dag of wat gedroogd was, door zon en wind, gingen we het keren. Ook de kleinsten hielpen al een handje mee. Daarna kon vader het, met de machine, en ons paard Corrie ervoor, gaan schudden en er daarna wiersen van maken. Wanneer de weersvoorspelling minder gunstig was moest het op hopen gezet worden, of op een ruiter, als het slechte weer langer ging duren. Maar meestal reed vader met paard en wagen vol kinderen naar het land, om het hooi binnen te halen.
Vader op de wagen met Corrie, het paard Degene die op de bok zat leidde het paard steeds en klein stukje vooruit zodat er steeds hooi voorhanden was. Maar de wagen werd steeds hoger, dus moest het hooi met lange vorken omhoog gestoken worden en voorzichtig aangepakt door vader, anders greep hij in de vork. De achtergebleven resten hooi werden met de rijf bijeengeharkt. Dat was werk voor de jongste kinderen. Als de wagen vol genoeg was, werden we er bovenop
Moons 1000 jaar
57
getrokken; vanonder kregen we een zetje. En heerlijk liggend in het hooi gingen we richting huis. Op het erf aangekomen werd Corrie aan een lange lijn van staaldraad gespannen. Deze was via een dubbele katrol, die aan een roei van de berg bevestigd was, verbonden met een grijper. Vader stak de vier stalen haken van de grijper in het hooi en moeder liep met het paard een stukje vooruit. Zo werd er iedere keer een flinke hap hooi de berg in gehesen. Soms liep Corrie wel eens iets te hard. Dan klonk het van boven: ho,ho,ho, rustig aan. In de berg stonden vier of vijf mensen klaar om het hooi goed te verdelen. Dat was een heel belangrijk en stoffig werkje. Eerst de buitenkanten hoger en dan naar de binnenkant toewerken. Als de wagen leeg was klommen ze uit de hooiberg, en moesten eerst hun gezicht wassen, en hun neuzen snuiten. Alles was zwart. Dan het paard weer voor de wagen spannen en terug naar het land, de volgende vracht hooi wachtte. Zo ging het door tot het hele stuk leeg was en hopelijk de hooiberg vol.
Ons jaarlijkse uitje was naar de dierentuin Blijdorp in Rotterdam. Dat was altijd weer een feest. Eten en drinken mee, en genieten maar. Op een keer zouden we met zijn allen naar het strand gaan. De oudsten gingen op de fiets en moeder, met de jongste kinderen, met de trein en de bus naar: “De Wassenaarse Slag”. Het was een hele reis met zo’n stel en natuurlijk de nodige bagage. Uit de bus moesten we nog een heel eind lopen, voor we de zee zagen. Toen wij om twee uur bij het strand aankwamen, wilden de fietsers al weer op huis aan gaan. Ze moesten tenslotte nog een paar uur rijden. Wat een mop was dat. Ze zijn nog wel even mee terug gegaan, om wat te eten denk. Ook wij zijn er toen niet zo lang meer gebleven, de terugreis zou weer even veel tijd vergen.
Meestal deden we er een paar dagen over. Maar het is ook zat gebeurd dat er een donkere lucht op kwam zetten. Dan ging het als een speer naar het land om het laatste hooi in ieder geval alvast op de wagen te hebben, desnoods een wagen er bij lenen. Het kon dan afgedekt worden met zeilen, en niet meer nat worden. De geur van hooi brengt nog altijd goede herinneringen bij mij naar boven.
Een dagje bij Corrie in de Meije; in het midden achter José, Tonny, Lia, rechts Ans Veelenturf
Moons 1000 jaar
58
Na de lagere school ging ik naar de “Petrus Canisius” Mulo, in de John Mottstraat. Dat was een hele verandering. Jongens en meisjes in één klas en steeds naar een ander lokaal verkassen. Ik ging altijd vooraan zitten. Anders zag ik niets op het bord. Dat begon op te vallen, en ik kreeg een bril aangemeten. Maar dat betekende nog niet dat ik hem ook op zette. Steeds weer zei een leraar: Lia haal je bril uit je tas, of: zet je bril eens op. Het is nog een hele strijd geweest, voor ik hem altijd op deed. Wie gaven er allemaal les? Straver, het hoofd van de school. Obbeek, v.d. Pouw, v.d. Steenhoven, Boelhouwer, de Bolster, pater Cramer en Stukart. De heren staan me nog levendig voor de geest. Tot nu toe was ik juist dames gewend. De gymles was favoriet. We fietsten dan naar de Korte Akkeren gymzaal. Dat was een uitje. Ik kreeg er ook altijd een hoog cijfer voor. Was nogal lenig. Toen zijn ons ook de eerste beginselen van het volleybal bijgebracht. Doe het nu nog steeds met veel plezier. De Bolster kon prachtig op het bord schrijven. Hij had weinig kracht in zijn rechterarm en bracht zijn rechterhand met hulp van de linker met een zwaai omhoog. En daar ging hij, heel secuur op en neer. Zie het nog voor me.De eerste jaren gingen we ook zaterdagmorgen naar school. Ik was geen uitblinker maar wel een ijverige leerling denk. Meestal fietste ik in mijn uppie naar huis. Er waren wel enkele jongens uit Waddinxveen in de klas. Maar ja, je ging niet met een jongen op huis aan. Ik niet tenminste. Wat was ik toen nog verlegen. In het laatste jaar gingen we op typeles.
Altijd handig voor later niet? En toen kwam het eindexamen in zicht. In die tijd werd het schriftelijke examen nog op de eigen school afgenomen. Alleen voor het mondelinge examen moesten we naar Rotterdam. Heel spannend. Maar gelukkig. Geslaagd! Op cultureel gebied waren we op Reeuwijk gericht, daar had je de K.P.J., en daar waren we lid van. Ze organiseerden dansavonden en ook allerlei gezellige (en leerzame) bijeenkomsten. Er was ook een volleybalclubje. Gijs, onze trainer heeft ons nog heel wat bijgeleerd. We zijn één keer tweede geworden.
Jeanne, Ria, Gijs, Greet, Lia, Ricky,Tonny, en?
Moons 1000 jaar
59
Op de terugweg van één zo’n dansavond kwam ik met mijn stuur tegen dat van Cees aan, en viel op de grond, op mijn slaap. Helemaal buiten westen. Hersenschudding. Weet echt niet hoe ik thuis gekomen ben. Moest een week plat liggen van de dokter. Dat viel niet mee. Het moet in november 1963 geweest zijn, want ik herinner me nog dat iemand boven kwam vertellen dat Kennedy vermoord was. Ieder jaar werd uitgebreid sinterklaas gevierd. We trokken lootjes en dan gingen we aan de slag. Ieder voor zich natuurlijk. De kadootjes zelf mochten niet te veel kosten. Het ging om de surprises. De gekste dingen werden er verzonnen. En ook héle vieze. De meeste van ons konden ook goed rijmen. Dus moest je soms geweldige en ook lange gedichten voorlezen. Dikke pret dus, want iedereen werd flink op de hak genomen.
Met veel plezier denk ik terug aan de discussies ‘s avonds. Wat wil je met zo’n stel kinderen tussen de twaalf en twintig jaar. Van alles kwam er ter sprake. Het was in het begin van de zestiger jaren. Er veranderde nogal wat in die tijd, in de maatschappij. Ieder van ons deed op zijn tijd een duit in het zakje. Soms waren we het eens. Vaker niet. De één was vóór dit en de ander tégen dat. Af en toe werd je smadelijk uitgelachen om je malle ideeën. Ik denk wel dat we er later allemaal voordeel van gehad hebben. Rond de klok van tien uur, half elf kwam moeder met fruit aan zetten. Na het schillen van een appel of peer werd er toch wel van ons verwacht dat ieder zijn bed ging opzoeken. Vaak moest er dan nog wat gestudeerd of nagekeken worden. Als moeder om half twaalf nog licht onder de opkamerdeur door zag schijnen was het: moet je nog niet eens naar bed, er is morgen weer een dag. De kinderen sliepen allemaal op zolder. In de keuken was rechts de trap naar de kelder en links de trap naar boven. Op de helft rechts had je een kleine overloop naar de “opkamer”, die lag boven de kelder. Verder naar boven kwam je op de voorzolder. Daar stonden een paar grote kasten en hij diende als opslag en voorraadkamer voor fruit. Ook werd de was er gedroogd. Eén gedeelte lag wat hoger, vanwege de opkamer. Marja heeft er nog een poosje geslapen. Dan de middenzolder.Er stonden vier, soms vijf tweepersoons bedden. Daar sliepen alle meiden. In een hoek bij het dakraam was een wasbak. Er hing een gordijn aan een rail, dat we dicht konden
Moons 1000 jaar
60
trekken. Er achter konden we ons dan om de beurt (met koud water) wassen. Zo hadden we nog een klein beetje privacy. Pas veel later kregen we beneden een douche.
Heb daar niet lang gewerkt. Voor kantoorwerk was ik niet in de wieg gelegd. De sfeer onderling was prima, maar ik ging toch naar iets anders uitkijken. Bij Wim Jansen werd iemand in de bloemenzaak gezocht. Ik trok de stoute schoenen aan, solliciteerde en werd aangenomen. Wel moest ik de twééjarige avond tuinbouwschool gaan volgen. En tijdens het tweede jaar één dag in de week naar de opleiding voor de bloemsierkunst in Den Haag. Daarna mocht ik me bloembindster noemen. Heb tot mijn tweeëntwintigste bij Wim gewerkt. Mag nu ook nog graag een bloemetje schikken. Joop koopt ze veel, en kweekt ze ook zelf. Daarbij zit ik nog in de bloemengroep van de kerk. Ook daar kan ik me uitleven.
Een foto boven op de middelzolder Dan had je nog de achterzolder. Daar sliepen de jongens. Later is er een klein deel afgeschot. In die tijd waren alleen Cees en André nog thuis en was de achterzolder wel héél groot voor twee personen. Hier was ook de trap naar beneden, deze kwam in de stal en later in het “wringhuis” uit. We konden dus rondjes lopen. Hebben we ook veel gedaan, vooral als we kwaad op elkaar waren. Na de Mulo ging ik op het kantoor van de firma “Carl Heinrich” in Rotterdam werken. Een groothandel in petroleumkachels en haarden. Ook wat vakantieartikelen zoals een primus. Heen en weer met de trein. ‘s Avonds om kwart voor zeven stond m’n warme prakje klaar. Later gingen we allemaal ‘s avonds warm eten. Moons 1000 jaar
Lia en Alie bloemenschikken voor de kerk
61
Op een dansavond in Woerden heb ik Joop Faay leren kennen. Hij komt ook uit een groot gezin. Toen hij me vertelde met hoeveel kinderen ze thuis waren verbaasde het hem dat ik er niet van op keek. Wij hebben er vijftien, was mijn antwoord.
Op het strand van Bakkum Op onze eerste echte vakantie, gingen Tonny, Ria, Wil, José en ik op de fiets naar Castricum. We sliepen in jeugdherberg “De Mantelmeeuw”. Het was schitterend weer. We haalden het op ons gemakkie. Onderweg was er nog even een klein probleempje: hoe moeten we nu onder het Noordzee kanaal door. Maar dat viel reuze mee, er was gewoon een fietspad naast de autoweg. Wat hebben we een lol gehad die week en wat zijn we verbrand. Wisten wij veel dat je om het half uur moest smeren. Onze huid was nog niets gewend, en de zon op al dat zand en het zoute water, dat wilde wel. Als we zo rood als een kroot terug fietsten, kwamen we langs een automaat met chocomel. Dat was nieuw voor ons… en lekker!!! We konden er niet voorbij, zonder er eentje te nemen. Hoeveel zullen we er die week gedronken hebben José, weet je nog, hoe we genoten van de laatste zonnestralen, leunend tegen de hooiberg.
Zijn jongste zusje Astrid was toen net geboren. Ze had een ernstige hartafwijking en het Syndroom van Down. Ze is een half jaar geworden. Haar begrafenis was de eerste officiële gebeurtenis die ik bij de familie Faay mee maakte. Eerder dat jaar was zijn broer Peter overleden. Hij was met een tangverlossing ter wereld gekomen, en had daar een waterhoofd aan overgehouden. In die tijd konden ze daar nog niet veel aan doen. Mede door de goede zorgen en ieders aandacht is hij negentien jaar geworden. Terwijl de artsen hem bij z’n geboorte hoogstens twee á drie jaar gegeven hadden. Ondanks het verdriet was iedereen blij, dat moe niet weer jaren voor een gehandicapt kind zou moeten zorgen. Moe was toen al zevenenveertig. Ze hadden in die familie dus al het een en ander meegemaakt. Er waren daar toen nog elf kinderen over. Vier er van hadden verkering, dus ook daar zaten we zondags met z’n zeventienen aan tafel. Ook Joop z’n vriend Piet was vaak van de partij. Moe Faay kon heerlijk koken en één meer of minder maakte niet uit.
Moons 1000 jaar
62
gingen kijken, moesten we achter glas blijven staan. Er lagen vijf baby’s op een rij, en dan maar zien welke Eric was. Wat een verschil met nu. Toen hij vijf pond woog, mocht hij naar huis. Pas toen konden we een band met hem gaan opbouwen. Om de drie uur een fles. En steeds weer viel hij tijdens het drinken in slaap. Als de fles eindelijk leeg was, hadden we amper een uurtje rust en dan was het al weer tijd voor de volgende fles. De gemiste uren van de weken ervoor hebben we toen ruimschoots ingehaald.
Twee jaar later hebben we een flat in Waddinxveen gekocht. Ik hoor pa Faay nog zeggen: “de muren zijn van de buren, er is niks van je zelf” . Maar, we hebben het toch gedaan, en dankzij die flat konden we drie jaar later in Gouda, een éénsgezinswoning kopen. 24 september 1969 zijn we getrouwd. Al heel snel werd onze zoon Eric geboren. Hij kondigde zich zes weken te vroeg aan. We waren die dag nog met de trein naar de bloemententoonstelling in Bovenkarspel geweest. Al dat gehobbel heeft er vast aan meegewerkt denk. Achteraf maar goed ook. Want ik bleek een fikse zwangerschapsvergiftiging te hebben. Hij had het niet lang meer volgehouden bij me. Eric woog nog geen vier pond, en heeft zes weken in de couveuse gelegen. Als we bij hem
Drie en een half jaar later werd Sandra geboren, in het ziekenhuis dit keer. Ze mocht gelukkig, na de toen normale negen dagen, met me mee naar huis. Sandra heb ik een paar maanden zelf kunnen voeden, wat toch een ervaring is die ik niet graag gemist had. Ze groeide er goed op. In december 1973 zijn we naar de Kastanjestraat 3, in Gouda verhuisd. Een zogenaamde doorzonwoning. Net voor de Kerst kregen we de sleutel en konden we gaan verhuizen. Dat was nog een heel gedoe, vanaf de tweede verdieping alles naar beneden sjouwen. We hadden totaal geen ervaring, maar de halve familie Faay hielp mee, dus het is goed gekomen. Het huis stond in een nieuwe wijk, wat als voordeel had, dat alle buren er ongeveer gelijktijdig introkken. Iedereen kwam dezelfde problemen tegen. Als er wat moest gebeuren hielpen we elkaar een handje. Tuintjes aanplanten, tegels ophogen enz. We bestelden met z’n allen zand, en dan… kruien maar!
Moons 1000 jaar
63
Ook de kinderen groeiden met elkaar op. We hebben wat afgekletst bij de zandbak. Fietsen leren in de poort. Oppassen met de babyfoon. Om de beurt de kids naar school brengen. Ook nu nog, met inmiddels diverse nieuwe buren er bij, hebben we een heel gezellig straatje. Iedere zomer is er een gezamenlijke barbecue. Dan worden de vakantieverhalen uitgewisseld, en horen we hoe het met de inmiddels volwassen kinderen gaat.
Toen ze deze baan aangeboden kreeg, was ze net een jaar bezig met een studie wiskunde. Deze heeft ze nu even op een laag pitje gezet. Wie weet komt ze ooit nog voor de klas te staan als ze die studie afmaakt. Allebei de banen voor twee dagen zou Celesta het leukste vinden. Celesta zit op voetbal. Zij hebben samen al heel wat afgereisd: naar Australië, Nieuw Zeeland, Indonesië Tanzania, Marokko enz. Van wie hebben ze dat toch?
Ook de kinderen onderling houden contact. De kinderen van onze achterburen en die van ons zijn nog steeds bevriend met elkaar. Dat is toch wel apart denk. We wonen er nu al vierendertig jaar, met veel plezier, en hopen dat we hier nog lang kunnen blijven. Onze kinderen hebben alle twee de liefde van hun leven gevonden. Eric woont al 15 jaar samen met Celesta Stockmann. Ze zaten samen op de H.B.O. Logistiek in Amsterdam. Hebben op diverse adressen gewoond. Nu op een eigen etage in “Bos en Lommer” samen met hun twee poezen. Eric werkt als planner op de logistieke afdeling van Xerox in Breukelen, en heeft het daar erg naar zijn zin. Hij houd van snookeren en ze tennissen. Zij behartigen de belangen (boekhouding/ jaarrekening enz.) van bedrijven die alleen in Nederland gevestigd zijn, om de belastingwetgeving.
Moons 1000 jaar
Eric en Celesta op vakantie
64
Sandra is net als haar moeder begonnen op de Petrus Canisius Mavo en uiteindelijk met stapjes doorgegroeid naar het post-academisch onderwijs. Ze is werkzaam geweest in verschillende functies op kinderpsychiatrische afdelingen en werkt nu als GZ-psycholoog op de polikliniek Jeugd in Doetinchem.
Met andere woorden: een levensgevaarlijke rocker die zijn rechten kent en een levensgenietende Galliër. Het gaat ons allen goed. Houden zo! LIA.
Na haar opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening is ze een jaar Down under gegaan en reizen zit nog steeds in haar bloed. Na tien jaar in het “dorpse” Utrecht vertoefd te hebben, woont ze sinds enige tijd in een echt dorp in het oosten des lands en hebben zij en haar vriend Nico een gemoedelijk plekje in Steenderen gevonden om samen met hun twee katten en agapornis een geheel eigen stek te betrekken. Nico, een ”Happy Achterhooker” en een voetballende “Galliër” met slechte knieën. Geboren in Hengelo (Gld.) en is verder de Achterhoek niet uitgeweest, op enkele uitstapjes na. Na zijn middelbare schooltijd in Doetinchem is hij naar de M.T.S. gegaan, want hij wilde architect worden. Echter, de ziekte van Pfeifer zorgde er voor dat hij vervroegd in militaire dienst ging. Dat vond hij toen zo leuk dat hij er vijf jaar Corps Mariniers aan vast geplakt heeft. Uiteindelijk is hij terechtgekomen bij de politie. De recherche om wel te verstaan, om echte boeven te vangen. In zijn vrije tijd ging hij toeren met de band “Jovink and de Voederbietels”, waarmee hij de rock”roll wereld ging verkennen.
Moons 1000 jaar
Nico en Sandra in Australie
65
Moonsen 1000 jaar Bij de taak eieren garen, hoort ook kippen voeren. Je steekt je hand in de bus en ontdekt pas geboren muizen. Dat is wel even veel schrikken!
Hallo lezer, e
Een nieuwe baby geboren, 13 (levende) in de rij. Zus To hield me ten Doop in de St. Jozefkerk en ik werd, omdat nog niemand naar St. Jozef was vernoemd, naar hem vernoemd; Jozefa Agnes Maria. Broer Theo en zus Bertha, toen 15 en 16 jaar, zijn mijn Peter en Meter. Zij werkten thuis, hielpen vader en moeder buiten en binnen, dus waren ze in de buurt voor mij.
Op zaterdag kwam de groenteman en stond ik met de fiets, (waarschijnlijk in de weg) op ‘de draai.’ Ineens viel ik met de fiets achterover in de sloot. Wat een beleving! Je hóórt daar niet. Er werd altijd gezegd: ‘Pas op voor de sloot!’ En die modder aan mijn benen en de stank toen ik eruit gehesen werd… Dat werd wassen en naar bed. Daar kon ik bijkomen van de schrik…
Een nieuwe pon…die kan ik me nog goed herinneren. Na vaak vragen: ‘Kan ik hem al aan? was ‘t zover en kon die beneden geshowd worden. Heerlijke geur van nieuw flannel en de ogen op me gericht. Daar was ik blij mee, en ik wat voelde ik mij er mooi in… Het paard Corrie, dat wel eens los brak/was en de benen nam, gaf altijd schrik. De grond voelde je bewegen als ze over de werft ging… Het schaatsen rijden dichtbij het huis was erg gezellig. Vader maakte ijverig het leertje vast aan de houten schaats, om weer mee te kunnen doen met schaatsen. ‘Baanveger, baanveger’ hup, hup... In de winter werden we goed ingepakt en met de handen om m’n hoofd zei moeder: ‘Je kan wel naar Siberië!’ Lia, Tonny, José Moons 1000 jaar
66
Op zaterdagmiddag, vroeg moeder me, naar de de Meneer van de Starre te gaan om 2 3 soort bloemkool te halen. De goede, oude man strompelde naar de kas en zocht ze op. Hij hielp altijd heel vriendelijk, met weinig woorden. Buiten verstoppertje spelen met elkaar, soms de buut het transformatorhuisje, maar de staldeur beviel toch beter, wachten tot je gevonden werd, achter de stroberg, regenput of in de paardenstal. Met het terugkijken, om dit stukje te schrijven, merk ik hoe ‘n diepe indruk de kindertijd maakt. Alle plekken staan helder voor de geest, en dat er eigenlijk geen narigheid was. Een keer wél, toen een motorrijder boos op een fietser ons erf opkwam en, dichtbij de sloot, waar de grote schouw lag, het uitvochten. Dat was angstig en ongewoon, ‘t was rond 5 uur, ieder van ons kwam naar buiten om te kijken,en ik voelde me, met jullie, beschermd bij…hoe zal dit aflopen?
waren, bij het opgroeien in huize BLOEMENDAAL nr.26. Als één van de kleintjes, heb ik wel gedacht, ik kan het zelf wel, ik wil jullie niet nodig hebben. Ja een domme en trotse gedachte. Harstikke bedankt Theo-Bertha-To-Piet-TruusLeo-Kees-Antoon-Marja-Sjaan-Tonnie-Lia- InaAndré. Tantes en Ooms van onze kinderen, HannieMatthé-Niels-MarieJosé-Agnes, Bedankt, voor jullie aandacht, meeleven, meezorgen. Jullie zijn van onschatbare waarde. (Kees en) José Uijttewaal–Moons.
Opa Moons 1940†, Oma Moons 1950† heb ik niet gekend. Tante Geert was voor mij als een Oma, en ben haar dankbaar. En nu wij ons ouders gedenken, wat 77 jaar geleden begon, en… broers en zussen samen 1000 jaar vieren, ben ik vader en moeder dankbaar voor hun voorbeeld, liefdevolle zorg aan mij gegeven, en heb ik spijt dat ik vaak zo erg lastig voor hen was. Het is me vergeven God zij dank! Broers en zussen, met dit terugkijken in de geschiedenis, met behulp van fotoboeken, besef ik dat het ontzettend belangrijk was dat jullie er Moons 1000 jaar
JOSÉ 67
Moons 1000 jaar
68
Schooltijd zo’n beetje rond ‘54 Lopend naar school was gewoon; Aan de Gouwe en Peperstraat; Thuis schommelen in de stal; De koeien leken vroeger heel groot; Lopend naar de kerk in de sneeuw; Tijdens kerstnacht, weer thuis komend Stond de broodtafel klaar. Met sinterklaastijd mocht je nergens komen. Fietsen leren (op de werf) met een tweedehands fiets!!
Op de brug 1967 Soms uit logeren bij een tante; In schooltijd fietsend staand op de trappers en loshandje dat ging dus niet. Vervolgens school en cursussen Bruidmeisje bij Corrie en Matthé Elke jaar daarna trouwde er wel iemand en feest op de deel. Bertha met van der Steen met het derde been onder bed en ging toen emigreren naar Canada. Veel bij anderen gewerkt en in dienst geweest. In 1972 zelf getrouwd en we gingen in Harmelen wonen en later Lopik Waar ik nog steeds woon! Groeten van INA Bruidsmeisje bij Matthé en Corrie 1956
Moons 1000 jaar
69
Bijdrage André aan het Herinneringenboek ter gelegenheid van het als gezinsleden bereiken van de leeftijd van 1000 jaar Nadat de eerste signalen kwamen van het gaan vieren van duizend jaren bekroop mij het gevoel “alweer een feest”. Met zo’n groot gezin en ieders eigen werk, gezin en contacten is er al zoveel te vieren. Zo ook met dit boek; wie is daarin geinterresseerd. Nadat de tijd verscheidt toch maar aangegeven er tijd voor te reserveren en een bijdrage te leveren. Een verantwoording omtrent een periode zo ver in het verleden betekent mijns inziens wel dat slechts bijzondere voorvallen zijn “blijven hangen”, dan wel dat met de huidige “bril” gekeken wordt. Wat zeker van waarde blijft is het gelovige, arbeidzame en bescheiden houding die onze ouders ons hebben voorgeleefd en die ons tot voorbeeld strekt.
opvolger voor de boerderij. Van een bewuste keuze is minder sprake geweest. Ondanks dat er broers en zussen naar het “hoger” onderwijs gingen is het voor mij de lágere landbouwschool geworden. Vóór de eerste schooldag van de landbouwschool op zondagmiddag de weg leren fietsen naar de Noordzijde in Bodegraven. Bij de hr. de Wit en de hr. van Schaik werd geleerd over scheikunde, grassen enz. Praktijkonderwijs in Oenkerk (veeteelt) en Schoondijke (landbouw) betekende een weekje van huis.
Betreffende de lagere schoolperiode komt de opening eind jaren ‘50 van de Regina Mundischool naar boven tegenover de noodkerk aan het Aalberseplein. Misdienaar bij pater Bertels in de nieuw gebouwde St. Joseph kerk ging onder schooltijd. Naar school lopend haalde ik André de Vos en Kees v.d. Pouw op. Tijdens de hooibouw langs de Rijksweg, liep je direct door om de schouw met hooi naar huis te helpen trekken. Later met de fiets meer vrijheid. Eerst hielp Jeanne nog met melken maar al gauw kwam de melkmachine. Met zes zussen boven je was je automatisch de
Moons 1000 jaar
Vader op de hooiwagen
70
Logeren bij tante Naatje (Ina) en tante Jaantje (Sjaan) was erg leuk. Versneld naar huis als er stro gelost moest worden. Om 15.30 uur snel uit school naar huis want de melktijd was, na half uur fietsen, weer aangebroken.
werd aan de Eerste Tochtweg in Nieuwerkerk gezelschap opgehaald.
De hooibouw samen met (Frans van) ome Dré. Dat zorgde voor de noodzakelijke afstemming van de werkzaamheden; zo ook het paard delen en kaas markten. Áchter op de platte wagen de een en vóórop de ander. Het paard werd dan gestald; eerst bij Houdijk later bij Erberveld aan de Tiendeweg.
Door zo mee te helpen kon vader boer blijven tot ste zijn 65 jaar en werd in 1969 het bedrijf overgedragen.
Ook het puin laden bij de “Blauwe Haan” samen met van Wissen van de Gouderaksedijk. Dat was mooie en goedkope verharding. Met het “bakkie” werd de mest over het land gesleept. Eens sloeg Corrie op hol nadat de zweng op de hakken was gekomen. Bij Jan de Jong aan de Kerkweg konden wij het paard weer ophalen. Nadat bij Frans de tractor zijn intrede had gedaan is Corrie, naar slager van Vliet gebracht; hij (of beter zij) was inmiddels op leeftijd van bijna 20 jaar.
Door al vroeg de gelegenheid te krijgen om kalfjes te mesten en varkens te verzorgen kreeg ik gevoel van geldwaarde.
In 1973 verhuisden we naar Hulkestein. Wat was moeder blij met een makkelijk schoon te houden huis, zonder muizen en lekker droog. Vader en moeder nu meer tussen de mensen en dichter bij de kerk. Moeder deed nog vele jaren “Zonnebloem” werk. Ze deed dat met veel plezier. Ze had echter moeite met mensen die niet altijd dankbaar waren om het vele dat ons mensen gegeven is; de natuur, aanspraak van mensen, genoeg eten etc. Vader kon net zo vaak als gewenst naar het huisje op de Geer. Stekels trekken of gewoon maar even zitten. Moeder kwam dan soms om thee of koffie te zetten. Ze kwamen uit de vrijdagmorgen kerk vaak even aanfietsen om ’n krop andijvie te brengen of te vragen hoe het ging. Natuurlijk ook even kijken hoe het met de jeugd gesteld was.
Totdat we zelf telefoon hadden kwamen ze van “de overkant” roepen als er telefoon voor ons was. Televisie kijken deden we bij “tante” Cornelia en keken daar naar Kapitein King met “Zeefie, waar ben je gebleven” en “Pipo de clown een Mamaloe”. De vakschool veehouderij in Montfoort werd met de bromfiets gedaan; voor het eerste schoolfeest
Moons 1000 jaar
71
De kleurentelevisie, dat was toch wel een voorwerp van prettige tijdsbesteding en ontwikkeling (Lingo). Zo hebben zij daar een 20 jaar met plezier samen gewoond. Onze ouders waren gesteld op orde en regel. Pratende moeders en door het huis hollende kinderen dat was geen plezier voor hen. Het poffertjesfeest met de kleinkinderen werd dan ook op de Geer gevierd; dan had je geen lucht in huis en bleef ’t netjes. Alles is voor hen zeker niet voor de wind gegaan; er staan mij nog diverse voorvallen bij die bedroefden. In hun gelovige houding droegen zij hun leed op aan Maria. Toen moeder ziek werd lag er een briefje van vader bij ons op de mat. Of Lyda, als verpleegkundige, moeder wilde wassen voor zij voor onderzoek naar het ziekenhuis ging. Door het zó te vragen had ze even de tijd om erover na te denken. Zoiets blijft je bij. Ook bij vaders verzorging later kon Lyda haar kwaliteiten benutten; ogen zalven, hoe doe je dat eigenlijk?
aanvullende studie was de bredere grondslag niet meer in te halen. Inmiddels is een nieuw tijdperk aangebroken waarin we ook aan andere dingen tijd kunnen besteden; in juni hopen wij naar Lourdes te gaan. Ter afsluiting hopen wij dat het de lezer dezes goed mag gaan. Dankbaar ben ik voor de opvoeding die ik van onze ouders heb mogen ontvangen. Mogen het ons allen meer en meer gelukken onze roeping te ontwaren en daarnaar te leven.
ANDRÉ
Wij hebben steeds een fijn contact gehad met “thuis”. Naar ons idee was dat wederzijds. Hoe is het met mij gegaan? Tijdens het dansen in Houtrust (Den Haag) Lyda van Vliet ontmoet en haar uitgenodigd voor koperen huwelijksfeest van ste Truus en Henk. Bij gelegenheid van zijn 70 verjaardag schreef vader een leuk briefje naar Lyda dat zij natuurlijk ook welkom was. Veel gaan studeren naast werken bij net gefuseerde Rabobank. Na het trouwen in ’75 een gelukkig bestaan opgebouwd aan de Vasco da Gamalaan. Lyda heeft haar werk opgegeven en de zorg voor kinderen, huis en immer studerende man op zich genomen. Ondanks de jarenlange Moons 1000 jaar
Koeien halen van de hurk naar huis
72
Deze plaquette werd bevestigd aan de muur van de boerderjj in aanwezigheid van alle broers en
zussen en onthuld door de jongste André op Zaterdag 17 mei 2008
Moons 1000 jaar
73
Moons 1000 jaar
74