Maandblad voor weergeïnteresseerden uitgegeven door de Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie
weerSPIEGEL Jubileumuitgave Oktober 2014
40 VWK
Hartelijk welkom, ter introductie Helga van Leur is bekend als weerpresentator bij RTL, maar daarnaast is ze ook actief in het begeleiden of geven van lezingen over weer, klimaat, duurzaamheid en gedrag: ‘Het leukste bij die bijeenkomsten is de energie en kennis die vrij komt bij de aanwezigen. Ik verwacht hetzelfde bij het VWK-congres: veel (nieuwe) inzichten en een divers, inspirerend gezelschap met een gedeelde passie: het weer!’
VWK is trots dat zij onze dagvoorzitter wil zijn!
Wiegers Team feliciteert VWK met het 40-jarig bestaan en is vereerd met het in ons gestelde vertrouwen Weerspiegel grafisch te mogen verzorgen.
Ter introductie Ruim 40 jaar geleden schreef ik mijn eerste weerboekjes. Dat wil zeggen, ik maakte als beginnend weeramateur van 7 jaar dagelijks weer-aantekeningen in een klein opschrijfboekje. Ik werd daartoe aangemoedigd door mijn oudste broer Wim, die later ook betrokken zou zijn bij de oprichting van VWK en nog later bij de oprichting van Meteo Consult. Van hobby werd het weer uiteindelijk mijn werk, maar wel via een omweg via de Wageningen Universiteit, toen nog de Landbouwhogeschool. Ik studeerde af in Milieuhygiëne, met als specialisatie Luchtverontreiniging. In het pakket luchtverontreiniging deed ik ook veel meteorologie, en nog voor het behalen van de bul was ik verzekerd van een baan bij Meteo Consult in oprichting. Terug naar de actualiteit. Inmiddels ruim 28 jaar actief als meteoroloog bij Meteogroup, en 25 jaar op de landelijke televisie, ben ik ook heel veel bezig met het aloude thema Milieu. Of eigenlijk, probeer ik zo veel mogelijk te laten zien, dat duurzaamheid de enige optie is. Op 10 oktober ging de tv-zender Ecoland.tv van start, een themakanaal waarvan ik 1 van de 5 initiatiefnemers ben. Onze ambitie is om voor een groot publiek, eerst in Nederland en de komende jaren ook internationaal, te laten zien dat economie en ecologie wel degelijk in harmonie samen kunnen gaan.... een spannend maar heel belangrijk avontuur, maar gelukkig blijft er tijd over om te genieten van het weer. Dat verveelt nooit, en zeker op dagen met extreem weer ben ik nog altijd die weeramateur van vroeger... Groet, Reinier
'Een geweldige amateur-groep' Tekst en beeld Peter Paul Hattinga Verschure
Van werkgroep tot vereniging - het begin van ruim veertig jaar amateurmeteorologie 'Laten we hopen dat we op korte termijn net zo'n geweldige amateur-groep kunnen worden als de Engelse of Belgische'. De slotregel van het redactionele stukje door Harry Geurts op de achterkant van de uit twee gestencilde blaadjes bestaande 'Noodeditie' van Weerspiegel van mei 1974. Vandaag, een half mensenleven en 486 Weerspiegels later, mogen we vaststellen dat deze hoop tot waarheid werd. We gaan terug naar het begin, vierenveertig(!) jaar geleden. Nadat het KNMI in 1966 was gestopt met de jaarlijkse uitgave Onweders, optische verschijnselen, enz. in Nederland (OOV) bestond geen verbindend orgaan meer voor mensen die uit liefhebberij weerkundige waarnemingen deden. Sommige waarnemers van het OOV-netwerk bleven nog wel af en toe meldingskaarten naar het KNMI sturen, maar deze meldingen werden niet meer behandeld. Een oudere generatie waarnemers verdween uit beeld. De Jonge Onderzoekers We schrijven de jaren zestig. Her en der in het land waren jongelieden van schoolleeftijd in hun eentje met hun weer-hobby bezig. Ik herinner mij al mijn verlangen om een waarnemingsnetwerkje op te richten, en zo had ik een tijdje weer-contact met een vriendje in Den Helder. We wisselden temperatuur- en neerslagwaarnemingen uit per post. Dat moet in 1967 zijn geweest. Op school raakte ik bevriend met Bob Schmitz, met wie ik belangstelling voor weer- en sterrenkunde deelde. Hij woonde bij het centrum van Amsterdam en ik in de nieuw-
van start. Die ressorteerde onder de Jongerenwerkgroep (JWG) van de Nederlandse Vereniging voor Weeren Sterrenkunde (NVWS, nu Koninklijk, dus KNVWS), de vereniging die het tijdschrift Hemel en Dampkring uitgaf. In het zomernummer van Hemel en Dampkring in 1970 lezen we dat de Werkgroep Meteorologie dan al 14 aanmeldingen heeft. Een vereniging werd geboren. Bob Schmitz (r) en de auteur in diens kamer met weerinstrumenten en telescoop, voorjaar 1970.
bouwwijk Buitenveldert. Wij hadden in 1968 en 1969 vergelijkende weermetingen gedaan om iets meer te ontdekken van het stadsklimaat. Met ons project wonnen wij een prijs in het project 'De Jonge Onderzoekers' van de VARA in het voorjaar van 1970. Ook rond 1967 was de jonge Frank Nieuwenhuys in Den Haag al bezig met waarnemen van het weer. Eén van Franks vrienden werd de één miljoenste bezoeker van het Zeissplanetarium in Den Haag. Zo kwam het vriendengroepje in contact met de amateurweerkunde en -sterrenkunde. Samen maakten ze rond 1969 een krantje, 'de Avondster', en korte tijd later het 'JEF-nieuws' [Jan, Ed, Frank, red.]. Daarin beschreef Frank zijn eerste waarnemingen van halo's. Werkgroep Meteorologie In het voorjaar van 1970 zocht dezelfde Frank Nieuwenhuys uit Den Haag contact met gelijkgestemde weerhobbyisten. De eerste contacten worden in april en mei gelegd. Harry Geurts, Martin Bosch, Wim van den Berg en ondergetekende hoorden tot de eerste respondenten. Op 1 april van dat jaar ging de 'Werkgroep Meteorologie'
VWK 40 - 1
'De Ruimte' In september van dat jaar kreeg de JWG afdeling Den Haag een eigen ontmoetingsruimte toegewezen dankzij medewerking van de gemeente Den Haag. In deze ontmoetingsruimte, 'De Ruimte' genoemd, vond op 1 november 1970 de eerste bijeenkomst plaats van de Werkgroep Meteorologie. De sfeer daar werd door ondergetekende indertijd als volgt samengevat: 'De zich hier afspelende taferelen getuigden niet van een diepgaande organisatie maar waren wel gezellig; zo kon op straat soep worden gekocht in een toevallig voorbijrijdend volkswagenbusje'. Werkgroepsleider Frank Nieuwenhuys en schrijver dezes hadden inmiddels een uitgebreide briefwisseling over de 'De Ruimte', het nieuwe 'honk' van de Jongerenwerkgroep van de NVWS aan het Weigeliaplein in Den Haag.
Het 'rapen en nieten' van Weerspiegel in januari 1977 ten huize van Wim Brinksma te Den Haag.
Programmapunten van de werkgroep Meteorologie, uitgebracht in de zomer van 1970 door Frank Nieuwenhuys (Hemel en Dampkring jg 68 afl.6, p.184, 1970) a dagelijkse waarnemingen van de belangrijkste meteorologische grootheden, zoals temperatuur, hoeveelheid neerslag, luchtdruk enz. b waarnemingen van luchtvervuiling c klimaatonderzoek d wolkenfotografie e waarnemingen van optische verschijnselen e.d. f onweers- en hagelonderzoek g opstellen van eigen (korte termijn-)weersverwachtingen h zelf tekenen van weerkaarten i uitwisselen van elkaars waarnemingen en ervaringen j verwerking en publikatie van bovengenoemde waarnemingen
halo's die ze hadden gezien. En Harry Geurts typte iedere maand uitstekende overzichten van ingezonden weermetingen uit. De behoefte om die uitwisseling in een structurele vorm te gieten werd gestimuleerd door een aanmoedigende brief van de Belgische professor Hugo Poppe, leider van de toen zeer actieve groep van weeramateurs in België. Poppe schreef verheugd te zijn dat er in zijn buurland weer enthousiaste weeramateurs aan het opstaan waren.
Algemene Ledenvergadering van de Werkgroep Weeramateurs op 20 januari 1979 in de kleine vergaderzaal van het KNMI.
schijnselen en onweer, maar in het maartnummer werd ook al een klimatologisch overzicht opgenomen zodat die editie al 9 pagina's telde. Vanaf het aprilnummer verscheen het blad onder de naam Mededelingenblad van de Werkgroep Meteorologie in Nederland. Per mei 1972 werd de redactie gedeeld: Harry Geurts ging het klimatologisch overzicht doen en ondergetekende de redactie optische verschijnselen. Frank bleef eindredacteur en deed de redactie onweer. Het blad bleef tot in begin 1973 uitkomen, zij het met toenemende vertraging. Het meinummer van 1973 telde 46 pagina's. Door een teveel aan werk en kosten voor een te kleine groep mensen, en een plotselinge ernstige ziekte van Frank, hield het Mededelingenblad daarna op te bestaan. Kopjes van de eerste uitgaven van de Werkgroep Meteorologie in 1972.
Mededelingenblad Het streven naar een eigen publicatie vond een eerste vorm in het in januari 1972 door Frank in het leven geroepen Waarnemingen van optische verschijnselen, onweders enz. in Nederland. De werkgroep telde inmiddels circa dertig leden, waarvan enkelen maandelijks hun waarnemingen opstuurden aan Frank. Die produceerde met eigen middelen een verslag. Het ging toen nog vooral om optische ver-
VWK 40 - 2
De eerste Weerspiegel, maart 1974
'Weerspiegel' In die laatste aflevering van het Mededelingenblad stond een oproep om suggesties voor een nieuwe naam voor een voort te zetten blad van de Werkgroep Meteorologie. In december 1973 kwam hiermee de naam 'Weerspiegel' uit de bus. Het lukte Frank om in samenwerking met de Stichting Ontspanningscentrum Gehandicapte Jongeren in Den Haag, die een weerstation had in het Haagse Zuiderpark dat ook meedeed met de werkgroep, een aflevering van de nieuwe Weerspiegel te laten verschijnen in maart 1974. Het was een stencil van 4 pagina's, maar het begin was er. De start was moeilijk: een aprilnummer bleef uit en in mei kwam er een 'Noodeditie'. Inmiddels waren Rob Smit en Klaas Bijker als zeer actieve leden bij het blad betrokken geraakt. Vanaf dat mei-nummer, waaraan het citaat aan het begin van dit artikel is ontleend, ging Weerspiegel maandelijks verschijnen en begon een gestage groei in oplage en kwaliteit. Het met de hand 'rapen en nieten' van het blad werd een maandelijks terugkerende klus die de eerste jaren door leden zelf in Den Haag werd gedaan.
Sonnenborgh De bijeenkomsten waren overigens al vrij snel verplaatst naar het meer centraal gelegen Utrecht. Gedurende enkele jaren zouden die nu plaatsvinden in het oude houten collegezaaltje van sterrenwacht Sonnenborgh. Ik herinner mij nog goed dat we dan verzamelden in de hal van het (toen nog oude) Centraal Station van Utrecht, en dan te voet, onder druk gepraat en gelach, naar de sterrenwacht gingen. De bijeenkomsten kenmerkten zich nog door een weinig gestructureerde agenda (zo die er al was), maar een diavertoning was er altijd bij. Door toenemende contacten met het KNMI, waarin de sinds kort niet meer onder ons zijnde Baltus Zwart een hoofdrol speelde, kon de vergaderlocatie naar het KNMI in De Bilt worden verplaatst. We konden daar terecht in de kleine vergaderzaal, het zaaltje met de onder oudere leden nog wel bekende half rood geschilderde muren en de vitrine met oude weerinstrumenten. Op 6 november 1976 vond daar de eerste Algemene ledenvergadering plaats. Sedertdien is het KNMI onze vaste vergaderlocatie. 'Weercijfer' De verschijningsvorm van Weerspiegel maakte tussen 1974 en 1978 een grote verbetering door. Aanvankelijk werd het blad in stencil uitgevoerd. De redacteuren typten hun bijdragen op stencils en stuurden die naar de eindredacteur. Het nadeel van stencil was dat het plaatsen van afbeeldingen nauwelijks mogelijk was. Vanaf oktober 1975 werd het blad in fotokopie uitgevoerd, en per januari 1976 werd het formaat verkleind van A4 naar (aanvankelijk iets groter dan) A5. Dat formaat zou bijna dertig jaar
Schets van de stand van de Werkgroep weeramateurs op de beurs Techniek in vrije tijd in de Jaarbeurs in Utrecht in februari 1979 (tekening Geert Crijns).
gehandhaafd blijven, tot en met 2004. De oplaag was in het begin ongeveer 45 exemplaren, maar liep snel op 250 stuks in 1978 en bereikte een top van 1000 exemplaren in de late jaren '90. In 1975, bij de nieuwe 'richtlijnen' voor waarnemers, lanceerde Harry Geurts het door hemzelf ontwikkelde 'weercijfer', dat het oude 'karaktergetal' moest gaan vervangen. Dit weercijfer heeft tot op de dag van vandaag bewezen een uitstekende parameter te zijn. Samenwerking 'De weeramateurs' deden van zich horen. Enkele leden hielden roulerend een weerpraatje in het VARAradioprogramma Ochtendhumeur van Felix Meurders, dinsdagochtends op Hilversum I. Schrijver dezes is nog eens in een praatprogramma van een uur in debat geweest met Bert Garthoff, de weerman uit het radioprogramma Weer of geen weer, de voorloper van Vroege vogels. Ook deed de werkgroep mee aan grote manifestaties als Techniek in vrije tijd, met een eigen stand met weerinstrumenten. De weeramateurs ijverden echter nog wel het meest om meer samenwer-
Presentatie van het D1-project op 26 april 1980 in de colloqiumzaal van het KNMI
king met het KNMI. Met het instituut werd een lijst van mogelijke samenwerkingsprojecten opgesteld, die categorisch waren genummerd. Daaruit werd het project 'D1' gekozen voor daadwerkelijke uitvoering. In dit project werd de betrouwbaarheid en perceptie van het KNMI-weerbericht in met name de randen van ons land onderzocht aan de hand van amateurwaarnemingen. De werkgroep Weeramateurs beleefde een hoogtepunt in haar bestaan met de overhandiging van het eerste exemplaar van de rapportage van dit onderzoek aan de heer dr. H. C. Bijvoet, hoofddirecteur van het KNMI, in april 1980. Digitaal De ontwikkelingen stonden -en staanniet stil. In 1989 zien we voor het eerst bijdragen met de tekstverwerker in Weerspiegel verschijnen. In de tien daaropvolgende jaren verdween de vertrouwde typeletter geleidelijk helemaal uit beeld. Het plaatsen van foto's deed zijn intrede. Tegelijkertijd liep het ledenaantal wat terug, en werd de oplage van Weerspiegel verlaagd. Op 1 januari 1998 ging de Werkgroep Weeramateurs over in de nieuwe Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie, de VWK. In 2005 werd het formaat van het blad veranderd van A5 naar A4, terug naar het formaat van het allereerste begin! Er kon ook in kleuren worden gedrukt. De produktie van het blad bracht evenwel steeds hogere kosten met zich mee. Nu, veertig jaar na de eerste Weerspiegel, heeft de VWK een uitgebreide website en wordt het blad ook digitaal uitgegeven. Hoe lang zal de vertrouwde papieren Weerspiegel nog bestaan?
Theepauze in de vroegere kantine van het KNMI, 26 april 1980
VWK 40 - 3
De nieuwe KNMI’14-klimaatscenario’s voor Nederland Albert Klein Tank, KNMI, De Bilt
De aarde warmt op door de uitstoot van broeikasgassen door de mens. Die wereldwijde opwarming beïnvloedt ook het Nederlandse klimaat, inclusief de zeespiegel. De veranderingen zijn nu al merkbaar ondanks de grilligheid die zo kenmerkend is voor het Nederlandse klimaat. Het KNMI heeft vier nieuwe scenario’s gemaakt voor de klimaatverandering in Nederland (Figuur 1). Ze laten zien wat de
wereldwijde opwarming die ons nog te wachten staat betekent voor o.a. de temperatuur, neerslag, onweer, wind, straling, mist en
zeespiegel rond 2050 en 2085. De scenario’s zijn gemaakt in overleg met verschillende sectoren van de samenleving (Figuur 2). Volgens de vier scenario’s worden de winters merkbaar zachter (Figuur 3) en de zomers merkbaar warmer. De mate waarin dit gebeurt verschilt per scenario. Die verschillen geven een indicatie van de onzekerheid.
Figuur 1. Schematische weergave van de vier nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI (www.klimaatscenarios.nl).
Naast opwarming geven de scenario’s ook aan dat de sterke stijging van de neerslaghoeveelheid in de winter die over de afgelopen eeuw is gemeten doorzet in de toekomst.
De kans op langdurige zomerdroogte neemt naar het einde van de eeuw eveneens toe. Maar op momenten dat het regent zal de intensiteit van zomerse buien in de toekomst volgens alle scenarioberekeningen fors hoger zijn. Ook hagel en onweer worden in alle scenario’s heviger. Om een betere indruk te krijgen van ons toekomstig klimaat is voor temperatuur en neerslag tezamen nagegaan waar in Europa het klimaat nu al lijkt op ons toekomstige klimaat (Figuur 4).
Figuur 2. Sectoren die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van de klimaatverandering en relevante klimaatvariabelen per sector.
Figuur 3. Maat voor de stookkosten als indicator voor de opwarming van het klimaat. Ieder streepje is een 30-jaar gemiddelde; blauw voor het klimaat sinds 1921 en gekleurd volgens de scenario’s. Ter vergelijking is de uitzonderlijk zachte winter van 2013/14 aangegeven met een ster. Volgens de grafiek wordt die uitzonderlijke winter heel normaal bij het warmste scenario voor het einde van de eeuw.
VWK 40 - 4
.
Volgens de nieuwe klimaatscenario’s neemt het tempo van zeespiegelstijging aan de Noordzeekust toe (Figuur 5). Het verschil tussen de scenario’s is vooral afhankelijk van het verschil in wereldwijde opwarming.
Figuur 4. Plaatsen waar het winterklimaat nu sterk lijkt op ons toekomstig klimaat volgens de vier scenario’s voor 2050. Figuur 5. Zeespiegel aan de Noordzeekust zoals waargenomen (blauw) en volgens de scenario’s. Rekening is gehouden met het uitzetten van warmer zeewater, het smelten van gletsjers en het verdwijnen van ijs van Groenland en Antarctica.
De nieuwe KNMI’14-klimaatscenario’s worden gebruikt voor het in kaart brengen van de gevolgen van klimaatverandering om het belang en de urgentie van aanpassingen aan een veranderend klimaat te kunnen duiden. Hiermee helpen de scenario’s bij het nemen van besluiten voor een veilig en leefbaar Nederland.
———————————————
VWK 40 - 5
Van enkele weeramateurs tot miljoenen volgers Harry Geurts
Een persoonlijk verhaal over de geschiedenis van de weeramateurs “Hier zijn de Mededelingen voor Land- en Tuinbouw. Eerst het weeroverzicht……” Zo klonk het in de jaren zestig iedere middag om vier voor half één op de radio, op Hilversum 1. Denkend aan de begintijd van de weeramateurs kwamen de herinneringen weer boven. Hoe ik indertijd, ik was een jaar of zeven, met het oor op de luidspreker lag. “We moesten allemaal stil zijn als mijn jongste broertje naar de radio luisterde”, vertelde mijn zus onlangs nog. Op Friese doorlopers door de winter van ‘63 1959, het regende nooit en de zon bleef maar schijnen. Zoiets vergeet je niet meer als het weer nummer één staat. Daarna ging het in een stroomversnelling met mijn weerhobby vooral toen de winter van ’63 toesloeg. In de ijzige kou op mijn Friese doorlopers over de Hatertse vennen met mijn ouders naar de dichtgevroren Waal in Nijmegen. In het weerpraatje werd gemeld dat de luchtdruk in De Bilt tot bijna 1050 millibar was gestegen, heel vreemd en ik wilde precies weten hoe dat nou zat met zo’n hogedrukgebied. Die nieuwsgierigheid bracht me tot het meten, luchtdruk, temperatuur, vochtigheid, neerslag….en niet te vergeten de wind, afgeleid uit de enorme berk in onze achtertuin. Aan de blaadjes en bewegende takken kon je zien uit welke hoek de wind kwam en of de wind aan het draaien was. Die boom hield het weer voor mij dag en nacht in de gaten en bij storm en ijzel had ik het vreselijk te doen met mijn weermaatje achter in de tuin. Bij het ijzeloffensief in 1966 hingen de takken onder de enorme ijslast tot op de grond. Doodse angsten stond ik uit door het geluid van die krakende takken… en de Mededelingen voor Land- en tuinbouw hadden het over “opnieuw
ijzel overgaand in sneeuw bij een harde tot stormachtige noordoostenwind”. Maar het ergste speelde zich af in Friesland en Drenthe en mijn berk ging weer in vol ornaat het voorjaar in.
leden voor ons clubje van weeramateurs. Het gerucht gaat zelfs dat Peter Paul aanbelde als hij een windmeter op het dak zag staan. Daar zou zo maar een weeramateur kunnen wonen.
Ook in het weer geïnteresseerd Die weerextremen en de steeds weer terugkerende seizoenen vond ik heel bijzonder. Ik probeerde er zoveel mogelijk over te lezen. Het hek was van de dam toen de Sint het boek Weer of geen weer van Jan Buisman cadeau gaf. De restanten die nog altijd in mijn boekenkast pronken spreken boekdelen. Ik heb het boek letterlijk stukgelezen. Achter in dat boek stond een lijst met “tijdschriften en periodieken” en zo kwam ik in contact met de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkundige (NVWS).
Aan tafel bomen over nieuwe leden We deden er alles aan om weeramateurs op te sporen en die vonden we! Voor we het wisten zaten we met zijn tienen aan tafel. De soep was vervangen door een enorme pan lasagna die de moeder van Frank vol liefde voor het weergezelschap maakte. Het tafelgesprek ging natuurlijk over het weer maar ook het werven van nieuwe leden. Naar ons idee was eigenlijk iedereen geïnteresseerd in het weer en zouden we met een beetje goede wil miljoenen leden kunnen krijgen. Ook over het mededelingenblad in wording waarin we onze waarnemingen en weerervaringen konden uitwisselen.
Zouden er meer weeramateurs actief zijn? Op een brief naar de tegenwoordig koninklijke vereniging leverde een enigszins teleurstellend antwoord op van voorzitter Bert van Sprang van de Jongerenwerkgroep van de vereniging: het was de voorzitter niet bekend dat iemand in het weer geïnteresseerd was….. Maar de brief bevatte een P.S.: zojuist vernomen dat een zekere Frank Nieuwenhuys in Den Haag ook in het weer geïnteresseerd was. Zijn adres had Bert er bij geschreven. Een dag later liep ik met mijn brief aan Frank naar de brievenbus en dat was het begin van het contact waaruit de VWK uiteindelijk is voortgekomen. We zochten elkaar op in Den Haag en Nijmegen, waar Frank tijdens de soep die mijn moeder voor ons had gemaakt naar buiten liep om halo’s waar te nemen. Later nam hij ook Peter Paul Hattinga Verschure mee en samen gingen we op zoek naar
VWK 40 - 6
Uit dat gestencilde blad is de Weerspiegel voortgekomen. Het aantal metende leden groeide als kool en het maken van de tabellen voor het maandoverzicht dat ik als redacteur klimaat op me had genomen, kostte me steeds meer tijd en typex om tikfoutjes die je met de schrijfmachine snel had gemaakt te verbeteren. Ondertussen was het een feest om dat klimatologisch weeroverzicht te maken en de begeleidende tekst, gebaseerd op al die waarnemingen, te schrijven. Ook in mijn historische rubriek “Het weer door de eeuwen heen” kon ik me uitleven. Aan onderwerpen bepaald geen gebrek en bij bijzonder weer was het leuk om een vergelijkbare situatie uit het verleden op te sporen en er een Weer door de eeuwen heen aan te wijden.
Eerste kennismaking met het KNMI Probleem was wel dat alle informatie over het weer in het verleden bij het KNMI vandaan moest komen maar bij de KNMIbibliotheek kon ik alles aanvragen. Dat hadden ze me verteld toen ik ergens begin jaren zestig voor het eerst bij het KNMI op bezoek was. Indertijd bood het KNMI de mogelijkheid om je aan te sluiten bij een groep die rondleiding kreeg. Mijn zus ging mee, samen met de trein van Nijmegen naar Utrecht en de bus naar De Bilt. De KNMI-er die ons ontving reageerde enigszins verontwaardigd: “ik had niet verteld dat ik mijn vriendin zou meenemen”. Het “probleem” was echter snel opgelost en de ontvangst was geweldig, heel hartelijk. Ook de bibliotheek mochten we bekijken. De hoofdbibliothecaris vertelde dat je de boeken ook kon aanvragen en lenen. Dat had ze beter niet kunnen zeggen. Ik vroeg zo vaak boeken aan dat de regels werden gewijzigd en de boeken en tijdschriften alleen nog in De Bilt waren in te zien. Een hele teleurstelling. Gelukkig had ik indertijd al veel persoonlijke contacten met KNMI-ers zoals onze nestor Baltus Zwart, TV-weerman Joop den Tonkelaar en klimaatonderzoeker Cor Schuurmans, die heel wat brieven van me hebben beantwoord. Uitvoerige antwoorden kreeg ik over zonnevlekken of het klimaat. Ze adviseerden me over de studies die ik het beste kon volgen om later een baan te krijgen bij het KNMI, mijn hartewens. KNMI nodigt weeramateurs uit Indertijd waren er spanningen tussen het KNMI en weeramateurs. De populaire weerpraatjes waarmee weerman Jan Pelleboer zoveel succes had waren de Biltse weermannen een doorn in het oog. De KNMI-directie koos echter wijselijk voor de dialoog en probeerde juist de contacten aan te halen met weeramateurs. Voor de VWK is dat van grote betekenis geweest.
Aan toenmalig hoofddirecteur Herman Bijvoet, zelf ook als weeramateur begonnen, hebben we te danken dat de VWK nu nog altijd zijn landelijke bijeenkomsten bij het KNMI kan houden. Hij was de man die de samenwerking tussen het KNMI en de weeramateurs nieuw leven inblies door middel van samenwerkingsprojecten. Zo is het D1–project over de regionale kwaliteit van de KNMIweersverwachting van de grond gekomen waarvan ik de projectleider mocht zijn. Op zaterdag 26 april 1980 mocht ik de eindresultaten toelichten in de collegezaal van het KNMI. De directie zat op de eerste rij, doodeng was dat maar heel bijzonder zeker op de vrije zaterdag. Gelukkig viel de presentatie in goede aarde en haalde ik er zelfs het journaal mee. Het werd mijn eerste tv-optreden waarna het actualiteitenprogramma TROS Actua als tweede volgde. Opeens werd ik herkend op straat en moest ik bij de bakker en de slager het weer voorspellen. Enkele maanden daarna nodigde Herman Bijvoet me uit: er was subsidie voor een Europees project om historische meetreeksen uit de periode vóór de oprichting van het KNMI op te sporen. Dat had alles te maken met de opkomende belangstelling voor het broeikaseffect en de zorg over het klimaat. Nederland was pionier op het gebied van weermetingen en binnen de internationale klimaatwereld was grote belangstelling voor onze historische reeksen. Ik dacht dat ik dat gesprek en zijn uitnodiging om bij het KNMI te komen werken had gedroomd, zo mooi vond ik dat aanbod. Het project van de Europese Unie, dat resulteerde in een serie publicaties was het begin van mijn plezierige loopbaan bij het KNMI. Waarom vertel ik dit? Omdat het alles te maken heeft met de veertig jaar VWK die we nu vieren. Zonder de inzet van KNMI-ers als Herman Bijvoet, Baltus Zwart , Joop den Tonkelaar en veel andere KNMI-ers,
VWK 40 - 7
de contacten die we indertijd hadden en de intiatieven die zijn genomen waren we nooit zo ver gekomen met de weeramateurs. Rijke toekomst voor VWK Intussen is de berichtgeving over het weer in de media drastisch veranderd. De eenmaal daagse Mededelingen voor Land – en Tuinbouw bestaan al lang niet meer en tegenwoordig hoef je bepaald niet een dag te wachten op het weerbericht. Dankzij internet, de social media en de weerfora worden we van minuut tot minuut op de hoogte gehouden van alle druppels, bliksemschichten en sneeuwvlokken. De weerbedrijven proberen zich in de media zoveel mogelijk te profileren door in te spelen op de actualiteit. Dagrecords, naderende weersomslagen of extreme weersverschijnselen zijn voor de media dankbare onderwerpen die een groot publiek trekken. De “eenzame” weeramateur uit de jaren zestig heeft gezelschap gekregen van miljoenen weergeïnteresseerden die het weer veel beter volgen dan iemand ooit kon. Neem alleen al de digitale fotografie en de webcams die een schat aan waarnemingen opleveren. Ook het KNMI speelt in op deze ontwikkelingen, zodat ook de professionele meteorologen voor hun weersverwachtingen en waarschuwingen gebruik kunnen maken van die enorme rijkdom aan weerinformatie die vandaag de dag beschikbaar is. De komende jaren zullen er ongetwijfeld nieuwe technieken komen om het weer te volgen en initiatieven worden genomen om gegevens uit te wisselen. Werk aan de winkel voor de VWK die trots kan zijn op zijn rijke verleden maar aan het begin staat van een nog veel rijkere toekomst.
Weerliefhebber en stormchaser Michel Brands maakt documentaire over zware windhozen van 25 juni 1967
De dag van de tornado´s Het beeld op de facebookpagina van SevereWeather.nl op 25 juni jl. zei véél meer dan duizend woorden. Op die zwartwitfoto was een volledig in puin liggende straat in Tricht te zien. De foto is genomen in de dagen nadat op 25 juni 1967 daar een tornado op vernietigende wijze toesloeg, met onder meer vijf doden en tientallen gewonden. Beelden die je vaak alleen in Tornado Alley ziet na de passage van een EF3-tornado (of meer) of in oorlogsgebieden. De wetenschappelijke kant van die zware windhoos, die ook op een camping in het Brabantse Chaam huishield (twee doden), is door het KNMI goed belicht en zeker ook bij de lezer van Weerspiegel bekend, maar wat ik me afvroeg was hoe het daadwerkelijk was om die windhozen van dichtbij te hebben meegemaakt en ook wat de gevolgen zijn geweest voor de direct getroffenen. Dat is een natuurlijke interesse, door mijn nieuwsgierige aard als journalist, mijn persoonlijke interesse in mensen en mijn verregaande interesse in het weer, extreme weersomstandigheden in Nederland in het bijzonder. Ik maak als gevolg van mijn liefde voor extreem weer nu ruim tweeënhalf jaar video´s over het weer in Nederland. Ten bate van de door mij geïnitieerde Nederlandse Stormchase Conferentie op 11 mei jongstleden heb ik een interview gehouden met de Amerikaanse stormchaser Skip Talbot. Dit over de beruchte 'El Renotornado' van 31 mei 2013, die onder andere de beroemde stormchasers Tim Samaras, zoon Paul Samaras en Carl Young het leven kostte. In zekere zin was die El Reno-tornado tevens het wrange bewijs dat tornado's nog steeds voor een grootste gedeelte onvoorspelbaar zijn, want Tim Samaras stond bekend als een deskundige meteoroloog én als een voorzichtige stormchaser. Dat tornado's van zo'n vernietigende aard ook in Nederland voor kunnen komen, werd aan het eind van een zwoele zondagmiddag 25 juni 1967 ernstig bewaarheid. Het leek me interessant, nuttig en ook leerzaam om daarom eens wat getuigen van destijds op te zoeken. Een half uur later kwam het volgende idee opborrelen: een documentaire, nu genaamd 'De dag van de tornado's'. Dat die tornado's ruim 47 jaar na dato nog steeds niet vergeten zijn in Chaam en in Tricht bleek in de afgelopen twee maanden, waarin ik wat onderzoek heb gedaan en ook alvast wat opnames heb gemaakt in beide dorpen. Zo was ik begin juli in een kerk in Tricht aanwezig bij een concert - van
een mannenkoor en een orkest - ten bate van het windhoosmonument in Tricht. Dat monument is begin 2012 helaas ontvreemd door een stel dieven, die het bronzen beeld ter nagedachtenis aan die verschrikkelijke (weer)dag bij het voetstuk hebben afgezaagd. Alleen de steen staat er nog. In een poging tot herstel van dat monument is mede door giften tijdens het concert inmiddels ruim 6.000 euro ingezameld, maar dat is bij lange na nog niet het benodigde bedrag om het monument te laten herrijzen (20.000 euro). Op die avond raakte ik trouwens ook in gesprek met twee broers afkomstig uit Tricht, van wie hun gezin tot de zwaarste getroffenen behoorde. Ze raakten op die dag hun moeder en hun zusje kwijt. De ene broer werd zelf letterlijk vanuit het ouderlijk huis de tuin in geslingerd, waarbij de schoorsteen maar nét naast hem terecht kwam, de andere broer heeft sindsdien een uitgebreid archief bijgehouden over de tornado om zíjn verdriet te verwerken. Het interview neem ik in de komende weken (eind september) op, maar dat het een indrukwekkend gesprek met de gebroeders gaat worden staat vrijwel vast. Eind augustus had ik in het Brabantse Chaam de eerste opnamedag, waarop ik een paar getuigen heb geïnterviewd. Dit onder andere met een toenmalige campingbezoeker uit Rotterdam, Peet
VWK 40 - 8
van Ettekoven, destijds zeven jaar oud. Zijn oom overleed ter plekke aan een hartstilstand bij het aanzien van de tornado. Hij werd zelf vanuit de tent ruim 300 meter weggeslingerd en werd bewusteloos gevonden naast een dode koe, om een week later in een ziekenhuis in Breda helemaal geradbraakt wakker te worden. Zijn broer redde net voor en tijdens de passage van de windhozen twee pleegkinderen van de campingeigenaar van Klein Paradijs van een wisse dood, door net voordat de kantine instortte de deur van de kantine open te wrikken, de kinderen uit de box te halen en samen met hen onder de bar te gaan zitten. Een heldendaad die later door toenmalig Koningin Juliana met de Willems Orde werd beloond. '25 juni 1967 was een dag van vreugde en verdriet tegelijk,' omschreef Van Ettekoven. 'Heel onwezenlijk'. De komende weken ga ik verder met de opnames. Het is mijn bedoeling om uiteindelijk zeker vijftien tot 20 getuigen te spreken, liefst nog meer. Om de verhalen over die dag verder goed en professioneel op te nemen, ben ik op dit moment bezig om crowdfunding op te zetten. Tegenover een kleine bijdrage/donatie staan leuke 'verdiensten', zoals de credits, de DVD of download, en zelfs een kaartje voor de première. U steunt er bovendien de totstandkoming mee van een documentaire van verhalen die eens goed verteld moeten worden, ook om te
waarschuwen dat zo'n 'tornadodag' zeker nog eens in Nederland kán voorkomen. En wat dan? Is iedereen in Nederland daar wel goed op voorbereid? Denkt u daar maar eens over na... Op de 40-jarige jubileumdag van het
VWK op zaterdag 25 oktober aanstaande vertel ik u graag meer over de documentaire en ook hoe u 'De dag van de tornado's', waarvan een deel van de opbrengsten direct naar het herstel van het windhoosmonument gaat, kunt ondersteunen.
Tot die tijd ben ik waarschijnlijk onder de indruk van de verhalen die ik over die even historische als vreselijke (weer)dag te horen krijg. Ik ben één en al oor... Michel Brands
Veertig jaar verder… waar staat de VWK in 2054? In deze speciale uitgave van Weerspiegel blikken we veel terug over de laatste veertig jaar. Met bereiken van deze bijzondere mijlpijl is het namelijk mooi om terug te kijken naar wat we allemaal hebben bereikt. Echter, is het misschien nog wel mooier om vooruit te blikken naar wat de komende decennia ons zullen brengen op VWK-gebied. Hiervoor hebben we de jongere VWK-generatie gevraagd te reageren op de vraag waar wij als vereniging staan in het jaar 2054? Tim van Dalen: “Binnen de meteorologie hebben de ontwikkelingen op het gebied van techniek en communicatie in de afgelopen veertig jaar een enorme vooruitgang geboekt. Zeker de laatste jaren is het hard gegaan met de opkomst van steeds mooiere websites en de vele vormen van sociale media, maar ook zijn er steeds betere observatiemiddelen en modeluitvoeren.
Arthur S. Kappetijn: “Of ik een stukje wilde schrijven over 40 jaar VWK. Tja, een schrijver ben ik niet. Maar dit thema, een blik in de toekomst, spreekt mij enorm aan. De komende 40 jaar zit namelijk vol met kansen en bedreigingen. Zowel voor mij als individu als voor de vereniging en de maatschappij. De vergrijzing zet door, het ledenbestand gaat er anders uitzien. Er zullen meer mensen in de stad wonen, de weerbeleving verandert.
De komende vier decennia zullen de ontwikkelingen waarschijnlijk doorzetten. Hierdoor verwacht ik een groeiende behoefte om kennis en ervaringen te delen. Daarom denk ik dat VWK ook in 2054 een belangrijke sleutelrol zal verrichten tussen professioneel en amateuristisch weer- en klimaatactief Nederland.
Tegelijkertijd blijven we kwetsbaar voor extreem weer. Het broeikaseffect zorgt voor een verandering in weer en klimaat. De individuele weerbeleving ondergaat een ontwikkeling in de tijd. Het VWK werd opgericht door weeramateurs en meteorologen, nu zijn er ook stormchasers.
Binnen een steeds groter digitaal netwerk zullen fysieke bijeenkomsten steeds belangrijker worden, zodat de huidige WhatsApp-generatie ook over veertig jaar regelmatig VWK-bijeenkomsten zal bijwonen.”
In de toekomst zal een nieuwe groep weerliefhebbers opstaan. Het maakt niet uit welke naam zij zichzelf geven. Want in hun hart voelen zij dezelfde passie, een passie die zij kunnen delen met anderen bij het VWK.”
VWK 40 - 9
Hans Nienhuis: “Veertig jaar vooruit kijken is veel langer dan jongeren terug kunnen kijken. En zelfs in de korte tijd die wij hier nu zijn is er al veel veranderd in de wereld. De vraag is dan ook of er iets zinnigs te zeggen is over een toekomst zo ver weg als 2054. Wat houdt ons tegen die tijd bezig? Zullen we er in 2054 überhaupt nog wel zijn? Verlangen we terug naar 2014, de tijd die we nu hoofdschuddend aanzien? Of zullen we lachen om onze zorgen van nu? Wat de techniek ook zal brengen, het zal altijd zo blijven dat mensen sociale wezens zijn en dat het weer zelf niet te digitaliseren is. Uiteindelijk komt alles neer op wat we eigenlijk altijd al gedaan hebben: het samen beleven van weerkunde als hobby of professie, om het daarmee verder te brengen dan op individuele basis mogelijk is. Een vereniging zijn we voor elkaar en maken we met elkaar. Daaraan zal de tijd, hoe lang ook, niets veranderen.”
■ Luchtige kost Hans Nienhuis
Het begrip ‘luchtmassa’ en de toepassing ervan in de moderne meteorologie We kunnen de term dromen. Nauwelijks valt hij nog op in de guidance, in het studiemateriaal of in het lijstje met meteorologische termen. Al veel langer dan de VWK bestaat, valt het begrip luchtmassa in dezelfde categorie als elektriciteit, riool en waterleiding: ongezien, ondergewaardeerd en vanzelfsprekend, maar toch ook onmisbaar en ooit eens uitgevonden, benoemd en aangewend door mensen. Die onverschilligheid doet eigenlijk geen recht aan het begrip. Het onderkennen van verschillende luchtmassa’s is één van de hoekstenen van de hedendaagse meteorologie. Het vormt de basis van de Noorse School (depressies en fronten), maar ook van de opvolger daarvan (conceptuele modellen). Een korte uiteenzetting over luchtmassa’s. Wat zijn het? Wie bedacht wat? En hoe vormen ze de basis onder de meteorologie van vandaag? Waarom luchtmassa’s? Dat klinkt als een redelijk zinloze opmerking. Ze zijn er toch? In zekere zin klopt dat: luchtmassa’s zelf zijn niet door mensen bedacht. Het zijn grote volumes lucht die een aantal kenmerken bezitten en daarmee bepaalde eigenschappen hebben, waarmee ze zich onderscheiden van andere luchtmassa’s. Maar het onderkennen en benoemen van deze kenmerken, doorgronden van de gevolgen en het classificeren van de verschillende luchtmassa’s is toch echt mensenwerk geweest. Stiekem al heel lang bekend Weerkunde kenmerkt zich door een buitengewoon goed ontwikkeld jargon. Eén van de bekendste voorbeelden van weerjargon is de term front. De uitvinding van het concept front wordt vaak toegeschreven aan de Noorse School, onder leiding van meteoroloog Vilhelm Bjerknes. Het door hen ontwikkelde depressiemodel bestaat bij de gratie van de (on)mogelijkheid tot het grootschalig mengen van twee luchtmassa’s met een verschillende temperatuur. Waar deze twee luchtmassa’s aan elkaar grenzen, kunnen we het polaire front vinden, welke kan gaan golven. In die zin zijn luchtmassa’s en fronten in 1919 pas werkelijk ‘in gebruik genomen’. Maar zoals we kunnen lezen in Meteorologica nummer 2 van 2014 (Huug van den Dool): het idee van fronten is waarschijnlijk al wat ouder dan de Noorse School. En ook het besef van verschillende luchtmassa’s is wellicht ouder dan we denken. Reeds in de late middeleeuwen was er al één en ander bekend over verschillend gedrag van lucht. Destijds wisten heel wat mensen de lucht (en wat daarin kwam en ging) te duiden. Het probleem was dat je je leven riskeerde als je het waagde openlijk een conclusie te trekken op basis van wetmatigheden die aan het zwerk voorbij trokken. Het weer was het domein van de goden. Weerspreuken weerspiegelen dit. In die zin heeft de kerk de opkomst van weerkunde deerlijk vertraagd. Men besefte dat er verschillende soorten lucht met verschillende eigenschappen waren. Oostenwind was geliefd en gevreesd, zuid hield het ’s zomers nooit lang vol voor het op onweer uitdraaide en noordwest kan twee heel verschillende gezichten hebben. Men wist het en handelde ernaar. Iedere middeleeuwse boer, molenaar, zeeman, brouwer en timmerman had destijds prima door wat het betekende als de cirrus optrok vanuit het westen en de wind kromp.
Figuur 1. Op een temperatuurkaart (hier 850 hPa) is te zien dat er tongen, lobben en grote stabiele blokken van verschillende temperaturen zijn. Maar wanneer behoort een luchtmassa tot een bepaalde categorie? Daar zijn harde grenzen en scherpere definities voor nodig. Alleen het mechanisme erachter, of het benoemen ervan, strandde op een gebrek aan kennis of het liep dood op een ban van de kerk. Kijk maar eens door een aantal delen van de monumentale reeks van Jan Buisman heen, naar de geciteerde verslagen. Het idee van luchtsoorten en hun overgangen is al honderden jaren in zekere zin bekend. Variatie in landschap Lucht heeft in grote lijnen altijd min of meer dezelfde samenstelling. Driekwart stikstof, 21% zuurstof, wat sporengassen… Het lijkt te overzien. Toch is de werkelijkheid complexer. De belangrijkste reden is dat de planeet een keur aan geografisch verschillende landschappen biedt. Je hebt niet slechts land en water, ook daarbinnen is de variatie enorm. Er is droog land, begroeid land en landijs. Er zijn gebergten, laagvlakten en wouden, steppes, toendra’s en eilandenrijken. Land is willekeurig verdeeld. Maar ook de zee is nergens gelijk: vloeibaar zeewater is verkrijgbaar in temperaturen tussen -1°C tot net over 30°C, het kan stilstaan of stromen (soms zelfs hard) en het kan ook nog bevriezen. En altijd geldt dat de grenzen tussen het ene landschap en het andere grillig zijn: soms geleidelijk, soms abrupt en soms zelfs per seizoen op een andere plek. Er is dag en nacht. En omdat de planeet een draaiende bol is waarvan de as niet haaks staat op de zon, hebben we ook nog zoiets als seizoenen, een pooldag- en nacht en verschillen in zonnehoek. Het gevolg is dat de planeet een bijna oneindige variatie in tijd en ruimte aan landschappen tentoonspreidt. De temperatuur en het vochtgehalte van deze landschappen variëren, en dat heeft effect op de lucht erboven.
VWK 40 - 10
Lucht, zee en land. Bodem, water, atmosfeer. Samen met de zon vormen ze een complex systeem waarbij alle componenten op elkaar reageren, maar per component niet met dezelfde snelheid of sterkte. Op de aarde is lucht het medium dat letterlijk en figuurlijk het meest fluïde is: lucht kan relatief snel van karakter veranderen. en zich zeer snel verplaatsen – tot boven 400 km/h tijdens een stevige straalstroom. Maar lucht is ook het minst vormvast: lucht kan veel sneller opwarmen en afkoelen dan water. En de opslagcapaciteit voor thermische energie is relatief klein. Hoe ontstaat een luchtmassa? Wanneer een partij lucht boven een bepaald geografisch gebied wordt stil gehangen, zullen lucht en grond naar elkaar toe neigen te groeien in hun eigenschappen. Nu kan lucht zich veel sneller aanpassen aan de ondergrond dan andersom. De grond zou bij wijze van spreke meerdere weken tot een heel seizoen nodig zou hebben gehad om zich aan een (hypothetische) constant blijvende luchtmassa aan te passen, terwijl andersom een verblijf van enkele dagen tot een week voor een luchtmassa voldoende is voor een volledige naturalisatiecursus. Het gevolg is dat de lucht flink tegemoet zal komen aan de grond, terwijl de grond nauwelijks tegemoet komt aan de lucht. De lucht zal daardoor eigenschappen aannemen die bij dat landschap en bij het seizoen passen. Een luchtmassa zal tijdens zijn vorming eigenschappen opdoen die te maken hebben met transparantie (stof- en fijnstofgehalte,rook, stuifmeel), opbouw (stabiliteit) en chemie (smog, zeezout, of zelfs
sproken circuatiepatroon. De hele atmosfeer heeft tot in de wijde omtrek weinig boeiends te bieden. Maar de zee is nog koud van de afgelopen winter. Vanuit het westen strijkt met lage snelheid een van origine warme,vochtige luchtsoort over het zeewater, afkomstig uit een brongebied in de subtropen. Wat gebeurt er? Eigenlijk hetzelfde als wanneer je uitademt tegen een raam. De lucht (je adem) is warmer dan het water (de ruit), waardoor de onderste luchtlagen afkoelen door contact met het water. Als de lucht vochtig genoeg is, zal het dauwpunt bereikt worden en zal er condensatie plaatsvinden. Het resultaat bestaat uit grote mistvelden. Vanaf zee trekken die traag het land op en als de zon niet voldoende kracht heeft om ze weg te branden, zitten we enkele dagen achter elkaar in vijftig tinten grijs met het hele land. Koude massa is een relatief koude luchtsoort die over een warmer oppervlak strijkt. Een koude massa warmt op aan de onderzijde en dat kan uitdraaien op onstabiliteit. Figuur 2. Welke luchtsoorten kunnen ons bereiken? Kees Floor heeft het uitstekend uitgelegd in het boekje Meteorologie voor Iedereen. Merk op dat er continentale en maritieme luchtsoorten bestaan en dat het karakter per seizoen kan verschillen. De termen km en wm slaan op koude massa en warme massa, zoals uitgelegd verderop in dit artikel. gifdampen in industrie- en vulkaan-gebieden). Maar de belangrijkste twee eigenschappen die de lucht opdoet zijn de temperatuur en het vochtgehalte. Als je lucht maar lang genoeg met rust laat, zal deze in de meeste gevallen neigen naar wat we als normaal zien voor een bepaalde klimaatzone tijdens een periode van droog, zonnig weer.
naturaliseren: in feite is dat gebied dan een nieuw brongebied.
Lucht verplaatsen Maar we weten allemaal dat er geen enkele plek op de planeet is waar de lucht altijd stilstaat. Zeker bij ons op de gematigde breedten is het een komen en gaan van lucht: als het een keer een week niet waait zijn we grotelijks verbaasd. Altijd is er wel een aanleiding om een luchtmassa na een korter of langer verblijf van plek te laten veranderen. En dan komt het tweede proces om de hoek kijken: transformatie.
Kouder of warmer dan de ondergrond? Een luchtmassa die vanuit het brongebied naar een andere streek wordt getransporteerd, kan te maken krijgen met een ander vochtgehalte van de ondergrond, maar vooral met een andere landschapstemperatuur. Dat blijft niet zonder natuurkundige gevolgen. Een aantal daarvan werden al in de tijd van de Noorse School onderkend. De lucht kan kouder of warmer blijken te zijn dan de ondergrond. Men noemt dit een warme of een koude massa. En beide verschillen sterk in hun gedragingen.
Het gebied waarvan de luchtmassa de eigenschappen van heeft aangenomen heet het brongebied. De lucht heeft daar enige tijd rondgehangen en wordt nu verplaatst naar een ander gebied met andere geografische kenmerken. De lucht begint daardoor af te wijken van wat de grond in principe voorschrijft. De grond is ook op de plek waar de lucht overheen stroomt slechts traag van karakter te veranderen. De lucht blijft al stromend continu proberen om de eigenschappen van de grond te volgen. Nu hangt het ervan af of de lucht dat snel genoeg kan. Wanneer de stroomsnelheid laag is en het verschil met het brongebied is maar klein, dan kan het gebeuren dat de lucht de verandering inderdaad kan bijhouden. In feite verandert er dan weinig, omdat het gebied waar de lucht overheen stroomt dan opnieuw in een soort brongebied verandert. Maar wanneer de ondergrond sneller van karakter verandert dan de lucht zich eraan kan aanpassen, vervreemdt de lucht steeds verder van wat de ondergrond voorschrijft. Lucht blijft de titel getransformeerd dragen, net zolang totdat het ergens opnieuw ergens enige tijd verblijft zodat het kan
In de praktijk spelen ook dingen als menging en verticaal transport een rol, want een luchtmassa is geen afgesloten geheel. Het vochtgehalte kan toe- of afnemen en uitwisseling aan de randen vindt wel plaats.
Warme massa is een relatief warme luchtsoort die over een kouder oppervlak strijkt. Een warme massa koelt aan de onderzijde af en neigt dus naar stabilisatie.
Tijd om opnieuw onze oude vertrouwde Noordzee er even bij te halen. Het water heeft ook op een late novemberdag (de zee is dan nog relatief warm) altijd twee dingen te bieden: een temperatuur en een onbeperkt vochtleverend vermogen. Vanuit het noordwesten valt er een koude luchtsoort binnen. De lucht strijkt over het zeewater, raakt onstabiel en pikt vocht op. Als het goed is gaat er nu een belletje rinkelen, genaamd convectie. Een Noordzee vol met honderden gure buien met zo hier en daar een spontane klap onweer is het gevolg. Continentaal of oceanisch? Het oorspronkelijke concept van de Noorse School uit 1919 ging uit van vier luchtsoorten die op twee eigenschappen gestoeld zijn. Men onderkende dat er in de gematigde breedten in hoofdzaak vier soorten luchtmassa’s voorkwamen. Lucht van een tropische of polaire oorsprong (tropische en polaire lucht) en ook kon lucht zijn brongebied boven zee of boven land hebben: maritieme of continentale lucht. Dat resulteerde in vier combinaties: Maritiem tropisch Continentaal tropisch Maritiem polair Continentaal polair
(mTl) (cTl) (mPl) (cPl)
Voorbeelden van karakteristiek warmmassagedrag zijn er voldoende, maar een zeer duidelijk exemplaar is aan het einde van de winter in ons land vaak zichtbaar. We nemen een koude dag in maart met een weinig uitge-
Alle vier luchtsoorten hadden hun eigen karakteristieke kenmerken en wanneer een luchtsoort vanuit zijn brongebied naar een andere omgeving werd verplaatst, reageerde elk van de vier luchtsoorten daar op verschillende wijze op. Zo werd een maritiem
Figuur 3. Warme massa koelt af aan de onderzijde en neigt meestal naar stabilisatie.
Figuur 4. Koude massa warmt aan de onderzijde op en neigt meestal naar onstabiel gedrag.
VWK 40 - 11
vrij van de gebreken die zouden ontstaan wanneer star zou zijn vastgehouden aan de Noorse School, maar tevens een concept dat nog steeds gestoeld is op hetzelfde fundament, namelijk luchtmassa’s en hun gedrag. Voor de eeuwigheid Iedereen die iets met weerkunde heeft kent fronten en de klassieke Noorse Schooldepressie. Maar de werkelijke atmosfeer bleek de afgelopen eeuw (en zeker de laatste dertig jaar) complexer te zijn dan de Noorse School ooit kon voorzien. De basis onder dit alles, luchtmassa-analyse, is sindsdien alleen maar relevanter en belangrijker geworden. De Noorse School is veranderd in een complex speelveld van in meer of mindere mate getransformeerde luchtsoorten die tevens meer kenmerken hebben dan slechts maritiem of continentaal.
Figuur 5. Het zogeheten Airmass-RGB composiet (een ware nachtmerrie voor kleurenblinden) is een relatief nieuw stuk gereedschap. Voor de wereld van conceptuele modellen is het een onmisbare informatiebron. Met satellietsensors worden parameters opgemeten, daaraan worden definities en grenzen toegekend en het samengevoegde geheel wordt ingedeeld door middel van een kleurenschaal. Op die manier zien we niet alleen de fronten en depressies, maar ook de verschillende lucht massa’s op de kaart rondkolken. Rood is droge, polaire of arctische lucht, terwijl de groene luchtsoorten vochtiger zijn en meer neigen naar tropisch of zelfs equatoriaal. polaire luchtmassa die naar het zuiden werd verplaatst, geacht als een koude massa te reageren. Blijft deze lucht boven open water, dan raakt de zaak onstabiel en vormen zich buien. Op die manier leek de atmosfeer een logisch setje van oorzaken en gevolgen te hebben. Als beide luchtsoorten elkaar tegenkomen, gaan verschillen in dichtheid opspelen. De koude lucht duikt onder de warmere lucht. Dat gaat sneller dan andersom, zodat koude lucht sneller kan oprukken dan warme lucht. Daardoor ontstaat een verschil in looptijd. Samen met de corioliskracht, gradiëntkracht, wrijving en nog wat andere meteorologische hoogstandjes, draait dat uit op wat een ‘Noorse School-depressie’ is gaan heten. Tot zover niets aan de hand. Wat Bjerknes niet kon weten Maar wat de Noorse School niet wist, was het bestaan van dingen als de straalstroom en intrusies vanuit de Stratosfeer. Andere verschijnselen, zoals comma’s, squall-lines en bijna alle mesoschaalverschijnselen die binnen één en dezelfde luchtmassa plaatsvinden konden er niet mee verklaard worden. Saphiro-Keyser-depressies en ex-orkanen pasten er niet in. En evenmin werd er rekening gehouden met equatoriale lucht of met het feit dat luchtmassa’s soms geen scherpe frontale grens hoeven te hebben. Kortom, met het vorderen van de meteorologische kennis bleek de Noorse School in toenemende mate incompleet te zijn en niet goed toe te passen buiten de directe omgeving van het polaire front.
processen zijn nog steeds het fundament. Maar de fronten zijn op de schop gegaan. De theorie achter conceptuele modellen is bewust zo geformuleerd dat het hele systeem andersom werkt aan hoe de Noorse School ooit hun weersverschijnselen definieerde. Niet de theorie resulteert in een verschijnsel, maar een waargenomen verschijnsel wordt onderkend en benoemd voordat de theorie omtrent zijn bestaan voltooid hoeft te zijn. Dat lijkt bijna politieke draaikonterij, maar in de praktijk werkt dit theoretisch uitgangspunt bijzonder aangenaam. Koudbloedige depressies, niet berustend op het polaire front, kunnen op deze wijze worden benoemd en meegenomen worden in de operationele meteorologie, zonder dat de natuurkunde achter deze verschijnselen dichtgetimmerd hoeft te zijn. zijn. Een gouden combinatie. Dit beginsel geeft de operationele sector de handvatten die nodig zijn om met de werkelijke atmosfeer om te gaan in een productieomgeving, terwijl de wetenschap met dezelfde handvatten aan de slag kan om de theorieën sluitend te krijgen. De term conceptuele modellen is dus precies wat het woord zegt: er is een concept (model) van een bepaald weersysteem – een concept
Dit zal in de toekomst onverminderd doorgaan. Nieuwe definities en grenzen, concepten, theorieën, benamingen en methoden zullen komen en zullen blijven gaan. Maar het idee van luchtmassa’s zal voorgoed overeind blijven. Want verschillen in de eigenschappen van lucht vormen de basis van het weer. ______________________________________ Brongebieden: R.Stull – Meteorology for Scientists and Engineers. Brooks, 2000 K. Floor – Weerkunde, meteorologie voor iedereen. Elmar, 2004 H. van den Dool – ‘Een front in 1905’ Meteorologica, jaargang 23 nr.2 Afbeeldingen: Figuur 1: www.wetterzentrale.de Figuur 2: K.Floor, Meteorologie voor Iedereen, p. 140 Figuur 3 en 4: auteur Figuur 5: EUMeTrain.org Figuur 6: KNMI, archief auteur ______________________________________
Figuur 6. Typisch iets voor conceptuele modellen: leg dat maar eens uit. Toch komt de dienstmeteoroloog hier prima mee weg. Met de introductie van conceptuele modellen zou je kunnen zeggen dat het fundament van luchtmassa-analyse een heel nieuwe bovenbouw heeft verkregen. Een weerkaart met conceptuele modellen is beter te plotten op een satellietfoto dan op een traditionele frontenkaart. De symbolen zijn vaak door afkortingen vervangen: OCC, Det WF, etc.
Conceptuele modellen Sinds enkele decennia is de Noorse School langzaam maar zeker opgevolgd door een complexere, ruimere theorie: gevat in de zogeheten conceptuele modellen. In principe gebruikt deze theorie dezelfde basis: luchtmassa’s. De aloude luchtsoorten en hun brongebieden, hun interne gedrag en hun onderlinge
VWK 40 - 12
DUIZEND JAAR WEER, WIND EN WATER IN DE LAGE LANDEN Door Drs. Jan Buisman
Hét grote standaardwerk over de geschiedenis van ons weer Het is een van de intrigerendste historische projecten van de afgelopen decennia: de serie Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen van Jan Buisman. Vijf delen zijn verschenen, het zesde moet voor het eind van het jaar in de boekwinkel liggen. Daarmee is een zeer betrouwbaar, zeer verhelderend en bovenal zeer leesbaar historisch document tot stand gebracht dat ook internationaal zijn ‘weer’ga niet kent. In Duizend jaar weer, wind, en water in de Lage Landen geeft Jan Buisman een indrukwekkend en zeer gedetailleerd overzicht van het weer in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden vanaf het jaar 763. Op grond van een enorme hoeveelheid zeer verschillende bronnen reconstrueert hij het weer van jaar tot jaar. Daarmee levert hij niet alleen het KNMI (dat het project wetenschappelijk begeleidt) belangrijke informatie, maar hij geeft iedere historisch geïnteresseerde een totaal nieuwe kijk op de geschiedenis. Er is immers niets dat het dagelijkse leven zo bepaalt en kleurt als het weer. Maar ook grote historische gebeurtenissen als de Slag bij Nieuwpoort en de Franse Revolutie zouden anders verlopen zijn bij ander weer. Van de acht geplande delen zijn er vijf verschenen: Deel Deel Deel Deel Deel
1: 2: 3: 4: 5:
tot 1300 + een uitvoerige inleiding, 656 blz. 1300-1450, 690 blz. 1450-1575, 808 blz. 1575-1675, 768 blz. 1675-1750, 998 blz.
J. Buisman
Eind 2014 staat deel 6 gepland, dat de tweede helft van de 18de eeuw bestrijkt: 1750-1800. Dramatische tijden, met veel overstromingen, de prille ontwikkelingen van metereolgische waarnemingen en meetreeksen (waarin Nederland een vooraanstaande rol speelde), en een onvoorstelbare hoeveelheid gedetailleerde gegevens, groot en klein leed, en plaatselijke en regionale geschiedenis naast Europese ontwikkelingen. Heerlijke dikke leesboeken boordevol historische feiten over het weer en de geschiedenis er omheen. Verteld door een rasverteller: Jan Buisman. "Een magistraal werk - generaties historici zullen er veel plezier van hebben, dat weet ik zeker. Enige tijd geleden mocht ik tijdens een dinertje naast de grote Emmanuel Le Roy Ladurie zitten, en er was maar één Nederlander waar hij het voortdurend over had: Jan Buisman - Buuiiismaan zei hij!" (Geert Mak) Eerder schreef Le Roy Ladurie al: "Ik raad iedereen aan Nederlands te leren, om het werk van Buisman te kunnen lezen."Alle zes delen zijn in elke boekhandel verkrijgbaar, alsook bij de historische Verzendboekhandel Wever Van Wijnen.
DUIZEND JAAR WEER, WIND EN WATER IN DE LAGE LANDEN Onder redactie van A.F.V. van Engelen
1751-1800 NEGEN ERNSTIGE WATERSNODEN
DEEL
6
FRANSE REVOLUTIE EERSTE GRONDWET
■
VWK in Beeld: 40 jaar weervrouwen en -mannen
Thieu Smeets
ISSN 0167-7160