Lost
and
Found
OPWARMER
■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Stoelen in een kring zetten.
Je vormt met stoelen een kring. Er staat één persoon in het midden, voor deze persoon is er geen stoel voorzien. De vraag die de persoon in het midden moet beantwoorden is: “wat heb jij ooit verloren?”.
■ TIJDENS Doel werkvorm Door in dit actieve spel in te gaan op dingen ‘die je kan verliezen’ willen we in eerste instantie het thema ‘verlies’ bespreekbaar maken. Door op een speelse manier het thema aan te snijden verhoog je het gevoel van veiligheid en maak je het thema laagdrempelig. (meer informatie over veiligheid, zie bijsluiter: ‘ruggensteun voor een gesprek’)
■ BENODIGDHEDEN ➔ Een ruim lokaal ➔ Voor ieder een stoel
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 40 minuten
De persoon zegt iets wat hij/zij ooit verloren heeft, en vervolgens moeten alle mensen die op een stoel zitten en die dit herkennen of ooit meegemaakt hebben van plaats verwisselen. Als je het hebt meegemaakt mag je niet blijven zitten. De bedoeling is dat de persoon die in het midden staat een stoel verovert, en dat er dus een nieuwe leerling in het midden van de cirkel komt te staan en het woord moet nemen. Voorbeelden: “Ik heb ooit ... verloren”: een huisdier, een vriend, een ouder, een lief, mijn portefeuille, mijn agenda...
■ ACHTERAF (NABESPREKING) Het kan eventjes duren eer de jongeren in het spel zitten, maar eens ze het competitie-element voelen hebben we de ervaring dat dit vlot zou moeten verlopen. Het voordeel van deze spelvorm is dat de jongeren zaken aan het opsommen zijn zonder dat het formeel aanvoelt. Wanneer je het gevoel hebt dat alle zaken gezegd zijn, kan je het spel afronden. Vervolgens kan je samen met de klasgroep alle opgesomde zaken opschrijven op het bord, om zo terug wat overzicht te verkrijgen.
Lost
and
Found
WERKVORM 1
EMOTIES ■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Schrijf voor deel 1 op elke post-it een emotie (zie lijst in bijsluiter). Voorzie 1 post-it per leerling...
DEEL 1: De jongeren krijgen een post-it op het voorhoofd geplakt met daarop emoties beschreven. Ze mogen gesloten vragen (met ‘ja’ of ‘neen’ als antwoord) stellen aan de rest van de klas. We doen een rondje in de cirkel, en de jongeren mogen één vraag per keer stellen. Het is de bedoeling om te raden welke emotie ze op hun voorhoofd hebben hangen. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld volgende vragen stellen: Zou ik lachen bij deze emotie? Zou ik tranen laten bij deze emotie? Zou ik gelukkig zijn met deze emotie? Zouden mijn ouders het appreciëren als ik elke dag zo rondliep? Zou deze emotie invloed hebben op mijn functioneren?
■ TIJDENS Doel werkvorm Jongeren kunnen zich niet alleen verdrietig, maar ook angstig, opgelucht, jaloers, schuldig of boos voelen. Ze kunnen bij het meemaken van een verlies – vaak uit pure zelfbescherming – helemaal niks voelen. Dit alles is enorm verwarrend voor jongeren. Een eerste stap bij het bespreekbaar maken van rouw- en verlieservaringen, is het bespreekbaar maken van emoties en van manieren om deze te uiten. In deze werkvorm willen we hier ruimte voor maken.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Post-its. ➔ Lijst van emoties (zie bijlage p.9) ➔ Pen en papier
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 55 minuten
Eventuele uitbreiding: de jongeren mogen uitbeelden hoe ze er zouden kunnen uitzien als ze een bepaalde emotie ervaren. De vraag die bij het uitbeelden hoort is dan: past mijn gelaatsuitdrukking bij de emotie op mijn voorhoofd? (En dan beeldt de jongere een emotie uit.) Op deze manier kunnen we aandacht besteden aan het nonverbale aspect van emoties. DEEL 2: Laat de leerlingen nadenken over gebeurtenissen waarbij ze de emotie die op hun post-it staat hebben gevoeld. Ze kunnen deze gebeurtenissen individueel opschrijven om ze daarna te vertellen aan de rest van de groep. Het is niet aan te raden om iemand te verplichten om iets te vertellen, dat kan de vertrouwensband tussen jou en de klas beschadigen
■ ACHTERAF (NABESPREKING) Volgende vragen kunnen leiden naar een klasgesprek: ➔ Hoe is het om over emoties en concrete gebeurtenissen te praten met je klasgenoten? ➔ Waarom horen bepaalde emoties bij bepaalde gebeurtenissen? ➔ Met wie praat je normaal over gevoelens?
➔ Over welke gevoelens is het gemakkelijker te praten? ➔ Als je verdrietig bent, hoe moeten anderen je dan benaderen? ➔ Is er een verschil tussen een emotie die geuit wordt en het gevoel er achter? (Bijvoorbeeld een vriendin die boos/agressief reageert maar eigenlijk zich heel onzeker voelt.) ➔ Hoe voel je je als iemand openlijk verdrietig is? Wat doe je dan? ➔ Zou het makkelijker zijn als we gewoon elkaars gedachten konden lezen? Zou je dat doen? Wat zijn de voor-en nadelen? ➔ Is het makkelijker om je emoties te uiten via internet/SMS? Waarom wel of niet? ➔ Zet je soms hoe je je voelt op Facebook?
Lost
and
Found
STEUNFIGUREN
WERKVORM 2
■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Voor deze werkvorm is er geen extra voorbereiding nodig.
De bedoeling is dat de leerlingen de cirkels individueel invullen met namen van mensen die ze kennen en vertrouwen. Hoe dichter de cirkel bij die van ‘ik’ staat, hoe dichter die persoon ook in het dagelijkse leven bij jou staat. Dit zijn dus mensen die je het vaakst ziet, of naar wie je het snelst zou gaan als je een probleem zou hebben. Hoe verder van de ‘ik-cirkel’ (kan ook buiten de buitenste cirkel), hoe verder die persoon in het echt van jou staat. De namen die er op staan moeten wel namen zijn van mensen die ze vertrouwen en graag hebben.
■ TIJDENS Doel werkvorm We willen er toe komen dat jongeren een beeld hebben van de beschermende factoren in hun omgeving. Enerzijds willen we aandacht besteden aan de mensen in hun omgeving die dienst kunnen doen als steunfiguren. Anderzijds willen we focussen op zaken die jongeren kunnen doen om steun te vinden wanneer het moeilijk gaat.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Pen voor iedereen ➔ Invulblad voor iedereen (zie bijlage p.10, te kopiëren). Je kan eventueel ze dit zelf laten overtekenen op een blad
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 40 minuten
Geef ze hier zoveel tijd als ze daarvoor nodig hebben voor. Ongeveer 10 minuten à een kwartier
■ ACHTERAF (NABESPREKING) Na het invullen van het invulblad kan er een moment ter reflectie plaatsvinden. We willen de jongeren laten nadenken over hun eigen netwerk. We willen dat ze zich bewust worden van het feit dat ze niet alleen staan. Dit doen we door een aantal vragen te stellen waar ze individueel over mogen nadenken. Het is de bedoeling dat ze het antwoord op de vragen opschrijven, om vervolgens in een groepsgesprek op een select aantal vragen terug te komen. Enkele vragen die je kan stellen: ➔ Hoe komt het dat bepaalde mensen dicht bij je staan en andere ver? ➔ Staan familieleden dichter dan vrienden? En waar plaats je professionele hulpverleners? ➔ Wat zijn voor jou belangrijke eigenschappen van mensen die in de “dichte” cirkel staan? ➔ Wat moet iemand doen of zeggen om dichter te komen? ➔ Op welke manier ga je anders om met mensen uit een ‘verdere’ cirkel dan met mensen uit een “dichte” cirkel?
➔ Gaan zij ook anders om met jou? ➔ Doe je met “dichte” mensen andere activiteiten dan met “verre” mensen? ➔ Welke mensen zou je graag dichter/verder hebben dan waar ze nu staan? Waarom? Hoe zou je dat kunnen bereiken? ➔ Kan de verdeling binnen deze cirkel veranderen? ➔ Hoeveel invloed hebben mensen die dicht/ver staan op jou? ➔ Hoeveel invloed heb je zelf op wie dicht/ver staat? ➔ Bij wie kan je terecht met problemen? Bij wie zeker niet? Waarom? ➔ Vind je het belangrijk dat er veel mensen in de ‘dichte’ cirkel staan? Waarom wel/niet? ➔ Gebeurt het soms dat mensen dicht bij jou willen staan, maar dat je ze liever niet in je ‘dichte’ cirkel hebt? Hoe maak je dit duidelijk aan deze mensen?
Lost
and
Found
STEUNPILAREN ■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT Voor deze werkvorm is er geen extra voorbereiding nodig.
■ TIJDENS Doel werkvorm In de vorige werkvorm ‘Steunfiguren’ denken de jongeren na over de mensen die hen ondersteunen en waarop ze kunnen vertrouwen. Maar niet alleen mensen kunnen je steunen, ook andere dingen, zoals sport, muziek, jeugdbeweging, enz., kunnen een grote bron van steun zijn wanneer het moeilijk gaat. In deze werkvorm krijgen de leerlingen de kans om concreet na te denken wat dat voor hen persoonlijk kan zijn.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Pen en papier voor iedereen
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 40 minuten
■ UITLEG Geef de jongeren de opdracht om individueel na te denken over wat hen allemaal gelukkig kan maken, welke dingen een grote steun kunnen zijn als ze zich niet zo goed voelen, wat voor hen belangrijk is in hun leven. Laat ze dit opschrijven op een blad. Een handige en visuele manier om dit aan te pakken is door hen een piramide te laten tekenen, met zoveel verdiepingen als ze zelf willen. Onderaan, in de basis, schrijven ze wat ze het meest belangrijk vinden, waar ze het meeste steun uit putten en zo bouwen ze de piramide op tot aan de top. Sommige verdiepingen kunnen natuurlijk ook uit meerdere blokken bestaan. Geef ze voldoende vrijheid om er van te maken wat ze zelf willen. Om hen te inspireren kan je wat voorbeelden geven: ➔ Sport ➔ Muziek/film/cultuur ➔ Jeugdbeweging
WERKVORM 3
➔ Lezen ➔ Je klas ➔ Materiële zaken (GSM, knuffel, een fotoalbum...) ➔ Eten ➔ Creativiteit ➔ .... Maar laat hen vooral ook zelf dingen bedenken die voor hen van toepassing zijn.
■ ACHTERAF (NABESPREKING) Je kan kiezen om deze na te bespreken in grote groep, in carousselgesprek of in kleine groepjes. Je kan het eventueel ook laten bij de uitgewerkte individuele denkoefening. In geval van een nabespreking in grote groep kunnen volgende richtvragen gebruikt worden: ➔ Hoe was het om die dingen te rangschikken? Wat maakte dat je de blokken in die volgorde hebt gelegd? Hangt dat ook af van de situatie? ➔ Hoe kunnen de dingen die je hebt opgeschreven je helpen als je je niet goed voelt? ➔ Is je piramide hoog genoeg? Is het hoe hoger hoe beter? ➔ Wat is het verschil tussen wegvluchten in iets en steun vinden in iets? ➔ Wat zou er gebeuren mocht één van die dingen in je leven plots wegvallen? ➔ Zou je piramide binnen 5 jaar er hetzelfde uitzien? Bij de nabespreking raden we aan om te benadrukken dat het voor iedereen verschillend is waar je steun in vindt, en dat dat prima is zo. Zo lang de jongeren zich bewust worden van de verschillende mogelijkheden om zich uit te leven, om op terug te vallen, enz. is het doel van deze werkvorm bereikt.
Lost
and
Found
WERKVORM 4
RITUELEN EN ROUW ■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Verzamel zoveel mogelijk tijdschriften/kranten met verschillende inhoud/stijl.
Laat de jongeren twee collages maken. Indien je grote posters hebt om de afbeeldingen op te plakken kan je iedereen het op één blad laten plakken. Anders in kleine groepjes op een A4.
■ TIJDENS Doel werkvorm We gaan eerst in op de verschillende rituelen in ons dagdagelijkse leven. Daarnaast gaan we in op rituelen en gebruiken die voorkomen bij rouw- en verlieservaringen. De verschillende rituelen kunnen erg divers zijn. Sommige zaken liggen voor de hand, andere zaken hadden we misschien niet zelf kunnen bedenken. Dat zingeving op erg uiteenlopende manieren plaats kan vinden spreekt voor zich en dit willen we extra in de verf zetten naar jongeren toe.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Magazines, plakstiften, scharen, grote papieren, bladen, stiften. (Eventueel computers met internet en printer.)
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 50 minuten
COLLAGE 1: Op een eerste flap willen we alle gewoontes en rituelen uit het dagdagelijkse leven verzamelen. Wat zijn kleine zaken die jongeren elke dag doen? Waar vinden ze rust in, wat doen ze elke avond om te kunnen slapen? Wat doen ze elke ochtend, zijn er zaken waardoor ze slechte dag zouden hebben als ze het niet kunnen doen? Enkele voorbeelden: tanden poetsen voor het slapen gaan, een theetje in de avond, nog wat lezen, rustig ontbijten met mama, zich opmaken en uitgebreid douchen ‘s morgens, enz. Enkele vragen ter ondersteuning van deze werkvorm: ➔ Wat doe je elke ochtend? ➔ Zijn er zaken die je elke avond doet? Zou je minder goed slapen als je dit niet zou kunnen doen? ➔ Heb je gekke gewoontes? Waarom denk je dat ze gek zijn? ➔ Denk je dat er binnen je gezin gekke gewoontes zijn? Welke? Waarom denk je dat ze gek zijn? ➔ Heb je andere gewoontes in het weekend dan tijdens de week? Waarin zitten de verschillen? ➔ Heb je een activiteit die je rustig maakt wanneer je zenuwachtig bent? Of wanneer je stress ervaart? COLLAGE 2: Op een tweede flap willen we vervolgens handelingen verzamelen die te maken hebben met verlies. Wat herkennen jongeren als ze bijvoorbeeld hun lief verliezen? Luisteren ze naar muziek, eten ze snoep? Alcohol, drugs? En wat als er iemand overlijdt in hun omgeving? Waar vinden ze steun in?
Eventueel zouden we de mogelijkheid meegeven om zaken op te zoeken op internet (afbeeldingen, gedichtjes, enz.), om deze vervolgens mee te nemen in de collage. ➔ Waarin zou je steun vinden als je iets emotioneels meemaakt? ➔ Wat kan je troosten als je heel droevig bent? ➔ Vind je dat feesten, alcohol (en eventueel drugs) kunnen helpen bij een verlieservaring? ➔ Praten is één manier om om te gaan met verlies, actieve dingen of helemaal niets doen kan ook. ➔ Wat is voor jullie nu het verschil tussen ‘handelingen’ en ‘rituelen’ die je zou uitvoeren bij verlies? Wanneer wordt een handeling een ritueel?
■ ACHTERAF (NABESPREKING) Zie richtvragen hierboven. Best na elke collage.
Lost
and
Found
WERKVORM 5
MICHELLE ■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT Het is aangewezen om de filmpjes die gebruikt zullen worden in deze werkvorm op voorhand al eens te bekijken.
■ TIJDENS Doel werkvorm De jongeren krijgen de kans om stil te staan bij het verlies van een naaste. Ook onderwerpen zoals ‘de manier waarop je reageert wanneer iemand een naaste verloren heeft’, worden bespreekbaar gemaakt. We doen dit aan hand van getuigenissen van Michelle Geudens. Michelle is 21 jaar en heeft mucoviscidose. Ze maakt deel uit van een drieling. Haar drielingzus Claire had ook mucoviscidose en stierf drie jaar geleden aan deze ziekte. Michelle zelf vecht nog altijd tegen de ziekte en probeert zo veel mogelijk uit het leven te halen. In dit luik van ons educatief pakket getuigt Michelle over wat ze heeft meegemaakt. We vertrekken hierbij sterk vanuit het normale en het positieve. Door de herkenbaarheid van Michelles verhaal (leeftijdsgenoot) kan deze werkvorm hard aankomen. We benadrukken hierbij dan ook het belang van een uitgebreide nabespreking.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Computer en beamer ➔ Pen en papier voor iedereen ➔ Post-its ➔ Bord en krijt ➔ DVD van Michelle (toegevoegd aan dit pakket. We willen u met nadruk vragen om dit filmmateriaal niet te verspreiden. Het gaat om persoonlijke getuigenissen van een 21-jarig meisje; we rekenen dan ook op uw respect en discretie.)
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 2 uur
■ UITLEG Deze werkvorm hebben we opgedeeld in 4 blokken. In een eerste luik introduceren we Michelle. Ze vertelt wie ze is, en waarom we met haar samenwerken. Het is de bedoeling dat u nog niet vertelt aan de jongeren dat Michelle ziek is. In blok 2 gaan we in op transplantatie, en op het ‘verliezen van een orgaan’ als extreem voorbeeld van een verlieservaring. Ook proberen we jongeren bewust te maken van de mogelijkheid tot orgaandonatie. In blok 3 bespreekt Michelle haar identiteit aan de hand van een aantal tegenstellingen. In blok 4 tot slot, gaan we in op verlies en op de verwerking er van. Het lijkt ons aangewezen elke blok even na te bespreken in grote groep. Enkele richtvragen die hiervoor gebruikt kunnen worden vind je onder de titel: ‘Achteraf (Nabespreking)’. BLOK 1: INTRODUCTIE Michelle stelt zichzelf voor. We gaan in op haar leeftijd, haar broer en zus, haar lievelingseten, favoriete acteur, lievelingsseizoen, enz. Vervolgens voorzien we een zwart scherm met daarop de vraag ‘Wat is jullie eerste indruk van Michelle?’. Hierbij is het de bedoeling dat u het filmpje op pauze zet, zodat de jongeren in de groep hun ideeën ter sprake kunnen brengen. Eventueel kan u de eerste indrukken op het bord noteren om er vervolgens later op terug te komen. Vervolgens vertelt Michelle dat ze mucoviscidose heeft. Ze vraagt aan de groep of ze al ooit van deze ziekte gehoord hebben. Opnieuw is het de bedoeling dat u de groep even laat bespreken wat ze weten over muco.
Als u vervolgens het filmpje terug opzet legt Michelle uitgebreid uit wat mucoviscidose juist is (erfelijke component – aantallen in België – invloed van de ziekte op de longen – invloed op de spijsvertering). Ook gaat ze in op de medicatie die ze moet nemen om haar levenskwaliteit te verbeteren. BLOK 2: TRANSPLANTATIE Michelle vertelt over het feit dat zij een longtransplantatie gekregen heeft om haar leven te verlengen en over het verlies dat ze toen ervaren heeft. Na deze introductie waarin Michelle vertelt over het toegeven aan verlies en het vragen aan hulp, voorzien we een scherm met [PAUZE] op; dit om ruimte voor een groepsgesprek te creëren: Waar denken de leerlingen aan als ze dit horen? Hoe zouden ze zelf omgaan met zo’n situatie? Bij wie zouden ze terecht kunnen wanneer ze zich zo slecht zouden voelen? Daarna kan je het filmpje terug opzetten en wordt er ingegaan op het praktische verloop van een longtransplantatie, hoe dat voelt zo’n orgaan van iemand anders in je lichaam en waarom iedereen zich zou moeten registreren als orgaandonor. BLOK 3: IDENTITEIT Michelle bespreekt haar identiteit aan de hand van een aantal tegenstellingen. Na het filmpje kan je de leerlingen uitdagen om na te denken over hun eigen tegenstellingen in hun leven. Je kan ze deze tegenstellingen meteen laten opschrijven op het bord, het is echter laagdrempeliger om dit eerst op een post-it te laten schrijven die daarna op het bord kan geplakt worden. Je kan ofwel een aantal tegenstellingen die ze hebben opgeschreven bespreken in grote groep of je kan dit per twee doen, bijvoorbeeld in speed-date vorm. Een echte nabespreking is na deze werkvorm niet noodzakelijk. BLOK 4: VERLIES EN VERWERKING In dit filmpje gaat Michelle in op wat het verlies van haar zus Claire voor haar betekent. Ze vertelt hoe ze daar mee omgegaan is en hoe het is om altijd weer je verhaal te doen. Bij deze werkvorm zouden we expliciet willen aanraden om elke keer, tussen de stukjes film, ruimte te maken voor een groepsgesprek. Voor richtvragen, zie “Achteraf (nabespreking)
■ ACHTERAF (NABESPREKING) BLOK 1: Bespreking van de ervaring: wat dachten de leerlingen toen ze Michelle eerst zagen? Welke antwoorden kwamen er toen? Welk gevoel hebben ze hier nu bij? Een aantal leerlingen zullen vooroordelen gehad hebben toen ze Michelle voor het eerst zagen, zullen niet gedacht hebben dat ze een ziekte heeft. Je kan ingaan op het snel oordelen als je mensen voor het eerst ziet, terwijl er vaak een heel verhaal achter de façade schuilt. Bordgesprek over ziektes: welke ziektes ken je zoal, ken je veel mensen die ziek zijn? Ziek zijn bij jongeren is een thema dat wel eens onderbelicht blijft, hoe voelen de leerlingen in de klas zich hier bij? Herkennen ze dit? BLOK 2: Bespreking van het idee om orgaandonor te worden. Waren leerlingen zich bewust van deze mogelijkheid? Vinden leerlingen het moeilijk om hier over te praten, omdat dat impliceert dat je praat over iets wat er gebeurt nadat je gestorven bent? Vinden leerlingen dat er een verschil is tussen bijvoorbeeld een longtransplantatie, of het gebruik van een donorpees bij bijvoorbeeld een operatie aan de kruisbanden? Vinden jullie het gepast om organen van een overleden persoon te hergebruiken? Doet dit wel respect aan de persoon die gestorven is? BLOK 4: Wat vinden de jongeren van deze getuigenis? Herkennen ze dit? Als ze iemand kennen die een verlies heeft meegemaakt, wat doen ze dan? Vragen ze er naar of net niet? Proberen ze zo normaal mogelijk te doen, of durven ze er naar te vragen? Ervaren ze de angst om foute dingen te zeggen? Wat zou volgens jongeren ‘fout’ zijn om op zo’n moment te zeggen? Wat zouden ze zelf willen horen wanneer ze iets ernstigs hebben meegemaakt? In wat voor uitspraken zouden ze steun vinden? Of waarin net niet? Bij welke mensen zouden de jongeren steun vinden? We verwijzen hierbij naar het magazine van Michelle, op p. 15. Hier vertelt Gaëlle over verschillende reacties op verlies.
Lost
and
Found
WERKVORM 6
MEDIA EN VERLIES ■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Op voorhand kan je best de gebruikte artikels en de bijbehorende vragen al eens doornemen.
Verdeel de klas in kleine groepjes en deel de artikels uit. Laat ze de artikels samen lezen en de bijbehorende vragen oplossen. Daarna kan je de antwoorden terug in grote groep overlopen. Geeft iedereen dezelfde antwoorden of zijn er toch verschillen in mening te vinden?
■ TIJDENS Doel werkvorm De jongeren stil laten staan bij de manier waarop de media omgaan met verlies en rouw. Ook willen we de jongeren bewust maken van het feit dat verlieservaringen constant in de media gebracht worden: we kunnen er als het ware niet aan ontsnappen.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Artikels en bijbehorende vragen (zie bijlage, p11) (als je een grote groep hebt, kan je de artikels eventueel een aantal keer kopiëren) ➔ Schrijfgerief voor iedereen
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 40 minuten
■ ACHTERAF (NABESPREKING) Eventueel kan je nog enkele kritische vragen stellen na het overlopen van de antwoorden. Je kan hen vragen hun mening op te schrijven of de antwoorden mondeling overlopen in grote groep: ➔ Wat vind je van de manier waarop de media deze boodschappen in verband met verlies communiceren? Herken je een drang tot sensatie vanuit de media, of vind je dat dit in België/Vlaanderen nog wel meevalt? Hoe zou je je zelf voelen, moest er over iemand die je kent of over jezelf geschreven worden in de media? Hoe zou je dan willen dat er naar de buitenwereld toe over de situatie gecommuniceerd wordt? Lees je zelf graag over zulke dingen? Waarom? Of heb je het gevoel dat dit ons wordt opgedrongen door de media, zonder dat we dit zelf willen?
Lost
and
Found
SOCIALE MEDIA EN VERLIES
WERKVORM 7
■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Kopiëren van invulblad (zie bijlage p.14).
Als introductie en om te polsen naar de meningen van de jongeren kan je een aantal stellingen in de groep gooien. Wat vinden zij er van? Je kan dit zowel in grote groep als in kleine groepjes laten uitvoeren.
■ TIJDENS Doel werkvorm We willen de jongeren inzicht brengen in de mogelijkheden van sociale media enerzijds als hulpmiddel om met verlies en rouw om te gaan. We willen echter ook aandacht besteden aan het risico en de kwetsbaarheid die jongeren toch zouden moeten ervaren bij het gebruik van sociale media.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Invulblad (zie bijlage p.14), een à tweemaal te kopiëren (2 maal per persoon in een groep groter dan 15 mensen)
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ 40 minuten
Enkele stellingen: ➔ Er worden zeer persoonlijke foto’s van een overleden persoon op Facebook gepost, nadat deze persoon al gestorven is. Vind je dit kunnen? Hoe reageer je er op? ➔ Er worden filmpjes van een overleden persoon gepost op Facebook nadat hij/zij gestorven is. Wat doet dit met je? Hoe reageer je er op? Zou je het zelf ook doen? ➔ De verjaardag van een overleden vriend verschijnt in je nieuwsoverzicht. Hoe reageer je? ➔ Mensen posten verschillende zaken op Facebook/ andere sociale websites. Vind je alles wat er gepost wordt altijd even aanvaardbaar? Waar ligt de grens? ➔ Heb je soms het gevoel dat jongeren/ leeftijdsgenoten gepest worden via sociale media? Waar leid je dit uit af? ➔ Wanneer ga je je zorgen maken over vrienden, op basis van hun Facebookberichten? Spreek je hen aan op extreme uitspraken/statusupdates/reacties? Hoe doe je dit dan? Vind je dat leerkrachten of volwassenen zich hierin zouden mogen moeien? (Waarom, waarom niet?) ➔ Er zijn anonieme fora om over rouw en verlies te babbelen. Hier kunnen mensen zaken posten zonder hun eigen identiteit mee te geven, onder een nickname. Vind je dat het gemakkelijker praat wanneer je anoniem bent? (voorbeelden van websites: www. inmemoriam.be/nl/; www.mattiasvds.be)
➔ Op Facebook kan je een bloemetje posten voor iemand die overleden is. Doen jullie dit soms? Wat vinden jullie hier van? Na deze opwarmer geef je de leerlingen de opdracht om zich voor te stellen dat een vriend/vriendin op Facebook heeft gepost dat een van zijn/haar nauwe familieleden (ouder, grootouder) overleden is. Je geeft hen de opdracht om eens na te denken wat ze precies op de Facebookpagina van de persoon zouden plaatsen en ze mogen dat ook effectief op het invulblad invullen (lege Facebookpagina). De bedoeling is dat iedereen iets schrijft en het blad daarna doorgeeft. Daarna kan je de pagina overlopen in grote groep.
■ ACHTERAF (NABESPREKING) ➔ Heb je het al eens meegemaakt dat je iets las op Facebook (en andere sociale media) zaken waarvan je dacht: “‘whaow, moet dit nu online staan?”? ➔ Vind je dat je op sociale media kan vertellen hoe je je voelt? Doe je dat zelf soms? ➔ Wat plaats je wel op Facebook en wat beter niet? ➔ Merk je hierbij een verschil op tussen jongens en meisjes? Wat is dit verschil dan? ➔ Heb je het al eens meegemaakt dat iemand iets zeer serieus op Facebook zet en dat veel mensen ‘vind ik leuk’ hebben geklikt ? Wat vind je daar van? Is dat soms ongepast? ➔ Vind je soms steun in sociale media? Hoe? ➔ Hoe zouden we dit kunnen versterken? Hoe kunnen we anderen begeleiden in het vinden van meer steun, eventueel door middel van sociale media?
Lost
and
Found
WERKVORM 8
DE DOOD EN DAARNA ■ VOORBEREIDING VOOR DE LEERKRACHT
■ UITLEG
Deze werkvorm maakt gebruik van een aantal filmpjes over het thema. Het is handig om op voorhand deze al eens te bekijken en te selecteren welke je wil gebruiken.
Het is de bedoeling dat je samen met de jongeren de filmpjes (of één er van) bekijkt. We geven hieronder kort de insteek en inhoud van de verschillende filmpjes weer, zodat u een keuze kan maken alvorens u het beeldmateriaal bekijkt met de jongeren. In elk filmpje wordt het beroep van de persoon in kwestie zorgvuldig en zeer respectvol in beeld gebracht. De manier waarop alles in beeld gebracht wordt is zeer toegankelijk en laagdrempelig. Na het bekijken van de filmpjes volgt een nabespreking.
■ TIJDENS Doel werkvorm In onze samenleving is het vrij ongebruikelijk om te praten over de dood. De Nederlandse zender BNN heeft een serie gemaakt over het sterven van jonge mensen, ‘Over mijn lijk’ genaamd. Deze serie kan u volledig online herbekijken: overmijnlijk.bnn.nl/. In deze werkvorm willen we echter niet focussen op de serie op zich, maar op de extra filmpjes die de makers van de reeks online gezet hebben. Het gaat over de web serie ‘na de dood’, en u vindt de filmpjes die hier bij horen rechts onder op de startpagina van ‘Over mijn lijk’, op bovenstaande link. De makers van deze minidocumentaires hebben mensen die de dood als beroep hebben geïnterviewd en er een treffend filmpje van gemaakt.
■ BENODIGDHEDEN ➔ Computer met internetverbinding ➔ Beamer en projectiescherm
■ MINIMUM TIJD NODIG ➔ Afhankelijk van hoeveel filmpjes je samen bekijkt. Tussen 35 minuten en 1,5 uur.
OVERLEDENZORG In dit filmpje wordt er een man geïnterviewd die lichamen van overledenen opbaart als beroep. Hij praat vol respect over de verschillende manieren om lichamen op te baren, over de trucjes die hij hiervoor in de loop van de jaren ontdekt heeft, over de zaken die hem in de loop van de jaren het meest bijgebleven zijn. HET CREMATORIUM In dit filmpje laten de makers het crematorium zien, van binnenuit. Er wordt verteld over de ovens die gebruikt worden, over de verschillende zalen die het crematorium heeft, over wat er gebeurt in een crematorium, enz. Een duidelijk en verhelderend filmpje, dat een duidelijk beeld geeft van wat er gebeurt, zonder eng of afschrikwekkend te zijn. ARTS ANATOOM De arts anatoom werkt aan de universiteit en onderzoekt lichamen van overledenen. Door deze te onderzoeken vergaart hij kennis van de menselijke autonomie. FORENSISCH PATHOLOOG De forensisch patholoog onderzoekt het lichaam van de overledene, om een beter zicht te krijgen van de doodsoorzaken en van eventuele afwijkingen/ziektes die de overledene had. De forensisch patholoog zou zaken naar voren moeten brengen waar niemand op het eerste
gezicht aan denkt: het aantonen van de doodsoorzaak enerzijds, maar anderzijds het uitsluiten van zaken die géén rol gespeeld hebben bij het overlijden. ASBESTEMMING In dit filmpje gaat het over de verschillende mogelijkheden voor de assen van de overledene: enerzijds de keuze van de urne, anderzijds de mogelijkheid tot uitstrooiing, enz. UITVAARTBEGELEIDING In dit filmpje vertellen twee uitvaartbegeleiders over hun job en over de rol die ze (kunnen) spelen bij de uitvaart van mensen. DE GRAFKISTENMAKER Filmpje waarin de grafkistenmaker vertelt over zijn beroep. Hij vertelt hoe hij hiermee begonnen is, wat hij zelf belangrijk vindt en wat mensen belangrijk vinden wanneer ze een kist kopen. Indrukwekkend filmpje over een man die vol passie zijn beroep uitoefent.
■ ACHTERAF (NABESPREKING) ➔ Dachten jullie al eerder na over deze beroepen? ➔ Hoe vinden jullie het om op deze manier naar de dood te kijken? Vinden jullie deze beroepen eng? ➔ Denk je vaak na over de dood? ➔ Wanneer denk je er wel of niet aan? ➔ Wat denk je dat er dan met je gebeurd? ➔ Praat je daar met anderen over? ➔ Zijn er nog andere zaken die verbonden zijn met de dood, waar je nu aan denkt? Andere beroepen, zaken die bij overlijden horen waar we niet elke dag bij stilstaan? ➔ Wat zou je zelf belangrijk vinden bij een uitvaartplechtigheid? ➔ Ben je zelf al eens geconfronteerd geweest met iemand die zo’n beroep uitoefent? ➔ Zou je je zelf zoiets zien doen? Waarom wel of niet?