Les Geluid
Regiecursus Gent
Microfoons
Dynamische microfoon
Dynamische microfoon
Een dynamische microfoon is een microfoon waarvan de werking berust op het bewegen van een spoel in een magneetveld. De spoel is verbonden met een dun membraan dat geluidstrillingen opvangt waarmee door middel van inductie een elektrisch signaal opgewekt wordt.
Dynamische microfoon gebruikt voor:
• • • •
Vocalen Slagwerk Spreker Akoestische en elektrische gitaren • Akoestische piano • Basgitaar
Condensator microfoon
Condensator microfoon Een condensatormicrofoon is een microfoon waarvan het omzettingsmechanisme berust op capaciteitsveranderingen ten gevolge van luchtdrukveranderingen van een condensator. Om deze capaciteitsverandering vervolgens te kunnen gebruiken moet deze worden omgezet in een spanningsverandering. Hiertoe heeft een condensatormicrofoon voorspanning (meestal in de vorm van 48 Volt fantoomvoeding) en een speciaal soort voorversterker nodig.
Condensator microfoon
• •
•
•
Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen grootmembraan condensatormicrofoons (met een membraan groter dan 1 inch) en kleinmembraan condensatormicrofoons. Grootmembraancondensatormicrofoons worden meestal gebruikt voor het opnemen van zang, akoestische gitaar, koren en omgevingsgeluid. Omwille van hun kwetsbaarheid en kostbaarheid worden deze microfoons voornamelijk in de studio gebruikt. Kleinmembraancondensatormicrofoons worden meestal gebruikt als drumoverheads, voor het opnemen van hi-hat (sporadisch ook andere percussie) en voor de snaren van een akoestische gitaar. Ook violen worden meestal opgenomen of versterkt met condensatormicrofoons. Om hun hoge gevoeligheid zijn condensatormicrofoons ook uitstekend geschikt als "dasspeld"-microfoon of vergadermicrofoon. Kleinmembraancondensatormicrofoons worden zowel in de studio als op het podium gebruikt.
Microfoons : richtingsgevoeligheid Omni Directional De makkelijkste om voor te stellen is de microfoon met omni directionale richtingskarakteristiek en is niet richting gevoelig. De allereerste microfoons ooit waren van dit type aangezien betere techniek nog niet voor handen was. De gevoeligheid van deze microfoon is rondom even hoog waardoor deze type microfoon veelal gebruikt word om omgevings geluiden op te nemen. Dit type microfoon is niet geschikt om te gebruiken bij de meeste opnamen. Behalve datgene wat je wilt opnemen, neem je ook nog heel veel omgevings geluid op.
Microfoons : richtingsgevoeligheid Bi-Directional Dit type Bi-Directional microfoon is gevoeliger voor geluiden aan de voor- en achterkant terwijl geluiden van de zijkant niet of nauwelijks worden opgenomen. Een goede bi-directional microfoon dempt op 90º zo'n 90dB. De Bi-Directional microfoon volgde de omni directionale variant in de 1930s op. De bi-directional karakteristiek wordt ook wel acht vormig genoemd of Figure 8. Tegenwoordig wordt dit type microfoon niet veel meer gebruikt, de Cardioide heeft zijn plaats ingenomen.
Microfoons : richtingsgevoeligheid Cardioid De meest voorkomende richtingskarakteristiek is de Cardioide. De vorm van deze karakteristiek heeft een hart vorm en is sterk richting gevoelig. Bij dit type microfoon worden geluiden die recht van voren worden harder opgevangen dan geluiden aan de achterkant. Dit soort microfoons gebruik je meestal voor (live) zang of spraak. De meest bekende Cardioide microfoon is waarschijnlijk wel Shure's SM-58 waarmee je iedere rocker tevreden maakt
Microfoons : richtingsgevoeligheid Super Cardioide Een weinig gebruikte karakteristiek is de Super Cardioid. Dit is een soort van Cardioid. microfoon die nog meer richting gevoelig is. Microfoons die deze vorm karakteristiek hebben word ook wel 'Shot Gun' microfoons genoemd. Een Super Cardioid microfoon wordt veel gebruikt om een enkel instrument op te nemen zonder te veel overspraak te hebben op naburige geluiden. Denk aan een drumstel.
Het mengpaneel
• Powered of • Non powered
Ingangskanalen 1. DIR: Directe uitgang. De eerste 8 kanalen hebben elk een eigen Direct Output om bijvoorbeeld een 8 sporen tapedeck mee aan te sturen. Deze aansluiting wordt voor zaalversterkingstoepassingen (P.A.[1][6]) niet gebruikt. 2. MIC: XLR-ingang ten behoeve van microfoons (gebalanceerd). Hierop sluit je de microfoons aan (via de multikabel). 3. LINE: Jack lijn ingang. Ingang voor signalen van lijnniveau. Wanneer op een kanaal een geluidsbron wordt aangesloten, die een aanmerkelijk hoger signaalniveau afgeeft, als een microfoon (bijvoorbeeld een keyboard, piano of de line-out van een (bas)gitaarversterker), wordt dit op deze minder gevoelige ingang aangesloten. 4. INS: Effecten-lus. Hierop kan per kanaal een effect apparaat aangesloten worden. 5. SENS: Met deze sensivity (of gain) regelaar wordt de gevoeligheid van elk kanaal aangepast op de geluidsbron. Deze regelaar maakt het mogelijk om zwakke signalen meer te versterken als de oorspronkelijk al sterkere. Je kunt je voorstellen dat een zangstem in het algemeen veel zwakker is dan een blaasinstrument. Wordt voor beide een zelfde microfoon geplaatst, dan zal de zangstem veel meer versterkt moeten worden. 6. 100Hz: Zogenaamd ‘laag-af’ filter. Wanneer ingeschakeld worden de laagste frequenties, welke in de meeste gevallen alleen maar troebelheid van het geluid veroorzaken, verzwakt. Men denke hierbij aan het gerommel van een microfoon welke in de hand wordt gehouden. Bij voorkeur inschakelen, behalve (soms) bij basgitaar en basdrum. 7. Toonregeling/equalizer. HF: Hoge tonen regelaar. Hiermee bepaal je de helderheid en scherpte van het geluid. Regelt frequenties boven de 12 kHz. MID: Middentonen regelaar. Deze heeft twee regelaars: de onderste regelt de mate waarin middentonen benadrukt (versterkt) dan wel onderdrukt (verzwakt) worden. De frequentie waarop deze regelaar het sterkst werkt wordt ingesteld met behulp van de erboven gelegen knop de mid-sweep. Men kan deze frequentie instellen tussen 240 Hz en 6 kHz. In de middenstand is de regelfrequentie 1,2 kHz, hetgeen voor de meeste toepassingen een goede instelling is. LF: Lage tonen regelaar. Hiermee bepaal je de ‘warmte’ van het geluid. Regelt frequenties beneden de 150 Hz.
8.
Aux sends: Aux 1: Hiermee kan per kanaal een signaal ‘afgetapt’ worden ten behoeve van effect-apparatuur of monitoring. Aux 1 tapt het signaal af vóór de faders (pre-fade), m.a.w. de stand van de faders heeft geen invloed op de sterkte van het Aux 1 signaal. Alle Aux 1 signalen worden gemengd en via de Aux 1 master-regelaar (zie nummer 34 van de master sectie) naar aansluiting Aux 1, welke zich recht boven de ingangsconnectors van kanaal 12 bevindt. Aux 1 kan gebruikt worden voor de eerste (of enige) monitor mix. Aux 2: Deze regelaar heeft dezelfde functie als Aux 1. Hierbij is echter naar keuze in te stellen of er vóór of na de faders wordt afgetapt (pre- of post-fade), m.a.w. of de stand van de faders geen of wel invloed op de sterkte van het Aux 2 signaal heeft. Alle Aux 2 signalen worden gemengd en via de Aux 2 master-regelaar (zie nummer 34 van de master sectie) naar aansluiting Aux 2, welke zich recht boven de ingangsconnectors van kanaal 13/14 en 15/16 bevindt. Aux 2 kan eventueel voor een tweede monitor mix gebruikt worden.
Aux 3: Deze regelaar heeft dezelfde functie als Aux 1. Aux 3 tapt het signaal af na de faders (post-fade), m.a.w. de stand van de faders heeft wel invloed op de sterkte van het Aux 3 signaal. Alle Aux 3 signalen worden gemengd en via de Aux 3 master-regelaar (zie nummer 34 van de master sectie) naar aansluiting Aux 3, welke zich recht boven de ingangsconnectors van kanaal 17/18 en 19/20 bevindt. Aux 3 kan worden gebruikt voor de cassetteopname. 9. PAN: Panoramaregelaar. Hiermee wordt de mate, waarin het mono signaal naar het linker en het rechter kanaal wordt gestuurd, bepaald. Wanneer er stereo gewerkt wordt, kan, door de verschillende signalen een eigen plaats te geven, een ruimtelijk geluidsbeeld gecreëerd worden. Men dient zich er echter van bewust te zijn, dat de meeste mensen in de zaal maar één luidsprekerbox horen. 10. ON: Hiermee kan een kanaal als geheel in (ingedrukt) of uitgeschakeld worden. Erg handig om van kanalen welke op een bepaald moment niet gebruikt worden alle functies in één keer uit te schakelen zonder de instellingen te hoeven aan tasten. 11. MIX/SUB: Wanneer deze knop omhoog staat wordt het signaal rechtstreeks aangeboden aan de master-faders (MIX). Dit is de aanbevolen stand. Wordt deze knop ingedrukt, dan wordt het signaal via een zogenaamde sub-mix gestuurd, waar het signaal via de rode regelaars (SUB-MIX, nummer 36) geregeld wordt en desgewenst – aldus voorgemixt – doorgestuurd naar de master-faders (MIX, nummer 36). Dit is een erg handige optie als er met veel inkomende signalen gewerkt wordt, welke men graag als één signaal zou willen kunnen regelen, zoals bij drums. Dan zouden bijvoorbeeld 6 microfoons onderling geregeld kunnen worden en via de submix met de rode regelaars als één geheel kunnen in de hoofdmix geregeld kunnen worden, in plaats van het moeten regelen van de 6 afzonderlijke kanalen, wanneer men het volume van de drums als geheel zou willen aanpassen. Dit is een mooie optie, maar voor een beperkte bezetting niet erg zinvol. 12. FADER: De bekendste van de regelaars, waarmee het volume van een kanaal in het geheel van de mix (zaal) of sub-mix bepaald wordt. 13. DIRECT PRE/POST: Hiermee worden de directe uitgangen van de eerste 8 kanalen (zie nummer 1. DIR: Directe uitgang. De eerste 8 kanalen hebben elk een eigen Direct Output om bijvoorbeeld een 8 sporen tapedeck mee aan te sturen. Deze aansluiting wordt voor zaalversterkingstoepassingen (P.A.[6]) niet gebruikt.) en bloc omgeschakeld van pre- naar post-fade of vice-versa. 14. PFL. De pre-fade-listening stelt je in staat om een kanaal via de hoofdtelefoon af te luisteren, zonder dat het kanaal op AUX 1-3 of de fader aan hoeft te staan. Ideaal om te testen of er signaal binnen komt, voor het opsporen van storingen (bijvoorbeeld brom of ruis), en het instellen van de gain (SENS, zie nummer 5. SENS: Met deze sensivity (of gain) regelaar wordt de gevoeligheid van elk kanaal aangepast op de geluidsbron. Deze regelaar maakt het mogelijk om zwakke signalen meer te versterken als de oorspronkelijk al sterkere. Je kunt je voorstellen dat een zangstem in het algemeen veel zwakker is dan een blaasinstrument. Wordt voor beide een zelfde microfoon geplaatst, dan zal de zangstem veel meer versterkt moeten worden.), want op deze mengtafel worden de LED-meters gekoppeld aan het kanaal waarvan de PFL of AFL (zie later) is ingeschakeld. Bij een juiste instelling lichten de gele LED’s af en toe op, de rode blijven echter uit!
Stereo kanalen De Spirit Folio SX is uitgerust met 4 stereo kanalen: twee ten behoeve van cassettedeck of CD speler (13/14 en 17/18) en twee ten behoeve van stereo lijnsignalen van bijvoorbeeld piano of keyboard (15/16 en 19/20). 15. Inputs 13 L/14 R en 17 L/18 R: Op deze aansluitingen kunnen HiFi componenten worden aangesloten ten behoeve van weergave via de MIX of SUB regelaars. Deze signalen kunnen niet via de AUX 1-3 uitgangen gerouteerd worden en zijn derhalve niet beschikbaar voor monitoring of het toevoegen van effecten. Evenmin is er toonregeling voor deze kanalen beschikbaar; het signaal wordt dus ‘recht’ doorgegeven. 16. LEVEL: Regelt het niveau van de stereo inputs 13/14 of 17/18. 17. MIX/SUB: Keuze of het signaal van de stereo inputs rechtstreeks naar de gele MIX faders wordt gezonden (knop omhoog) of via de rode SUB mix regelaars (knop ingedrukt). 18. Inputs 15 L/16 R en 19 L/20 R: Op deze aansluitingen kunnen bronnen met lijnsignaal niveau, zoals keyboards, etc. aangesloten worden. Het voordeel is dat op deze wijze met slechts één set regelaars in plaats van twee een dergelijk stereo signaal geregeld kan worden. Dit is handiger en spaart een ingangskanaal uit. 19. GAIN: Deze regelaar heeft dezelfde functie als regelaar 5 (SENS) voor de microfoon kanalen. Instellen met behulp van de PFL knop! 20. Equalizer: HF: Hoge tonen regelaar. Werkt op frequenties boven 12 kHz. LF: Lage tonen regelaar. Werkt op frequenties beneden 150 Hz. 21. Aux sends: zie regelaars 8. 22. BAL: hiermee bepaal je de balans van het stereo signaal in het algehele stereo beeld. Het verschil met de PAN regelaar van een microfoonkanaal is, dat daarmee een monosignaal verdeeld wordt over het linker en rechter kanaal. Deze regelaar bepaalt de verhouding in geluidssterkte van het aangeboden linker en rechter kanaal van het stereo signaal. 23. ON: Zie knop 10. ON: Hiermee kan een kanaal als geheel in (ingedrukt) of uitgeschakeld worden. Erg handig om van kanalen welke op een bepaald moment niet gebruikt worden alle functies in één keer uit te schakelen zonder de instellingen te hoeven aan tasten.. 24. MIX/SUB: zie knop 11. MIX/SUB: Wanneer deze knop omhoog staat wordt het signaal rechtstreeks aangeboden aan de master-faders (MIX). Dit is de aanbevolen stand. Wordt deze knop ingedrukt, dan wordt het signaal via een zogenaamde sub-mix gestuurd, waar het signaal via de rode regelaars (SUB-MIX, nummer 36) geregeld wordt en desgewenst – aldus voorgemixt – doorgestuurd naar de master-faders (MIX, nummer 36). Dit is een erg handige optie als er met veel inkomende signalen gewerkt wordt, welke men graag als één signaal zou willen kunnen regelen, zoals bij drums. Dan zouden bijvoorbeeld 6 microfoons onderling geregeld kunnen worden en via de submix met de rode regelaars als één geheel kunnen in de hoofdmix geregeld kunnen worden, in plaats van het moeten regelen van de 6 afzonderlijke kanalen, wanneer men het volume van de drums als geheel zou willen aanpassen. Dit is een mooie optie, maar voor een beperkte bezetting niet erg zinvol.. 25. Fader: zie regelaar 12. FADER: De bekendste van de regelaars, waarmee het volume van een kanaal in het geheel van de mix (zaal) of sub-mix bepaald wordt.. 26. PFL: zie knop 14. PFL. De pre-fade-listening stelt je in staat om een kanaal via de hoofdtelefoon af te luisteren, zonder dat het kanaal op AUX 1-3 of de fader aan hoeft te staan. Ideaal om te testen of er signaal binnen komt, voor het opsporen van storingen (bijvoorbeeld brom of ruis), en het instellen van de gain (SENS, zie nummer 5. SENS: Met deze sensivity (of gain) regelaar wordt de gevoeligheid van elk kanaal aangepast op de geluidsbron. Deze regelaar maakt het mogelijk om zwakke signalen meer te versterken als de oorspronkelijk al sterkere. Je kunt je voorstellen dat een zangstem in het algemeen veel zwakker is dan een blaasinstrument. Wordt voor beide een zelfde microfoon geplaatst, dan zal de zangstem veel meer versterkt moeten worden.), want op deze mengtafel worden de LED-meters gekoppeld aan het kanaal waarvan de PFL of AFL (zie later) is ingeschakeld. Bij een juiste instelling lichten de gele LED’s af en toe op, de rode blijven echter uit!.
De master-sectie 27. 48V: Hiermee schakel je de phantom-power (nodig voor condensatormicrofoons, zoals de dasspeldmicrofoon) op alle kanalen in. Zorg dat de output faders DICHT staan bij het inschakelen! 28. POWER: Wanneer de LED aan is, is de phantom-power ingeschakeld. 29. REF +4dBu: Drie kleuren LEDs, welke het signaal niveau aangeven. Wanneer géén van de PFL of AFL knoppen is ingeschakeld, is dit het MIX uitgangsniveau (dat je dus naar de eindversterker van de zaalboxen stuurt), anders het niveau van het signaal dat je op dat moment via de betreffende PFL of AFL knop selecteert. 30. 2TK LEVEL: Regelt het niveau van de 2TK ingang, waarop een cassettedeck of CD-speler voor weergave kan worden aangesloten. Hierop kan men het uitgangssignaal van het opnamecassettedeck aansluiten, waardoor met één druk op knop 32 kunt omgeschakeld kan worden naar het afluisteren van de bandopname en er dus geen aparte hoofdtelefoon op het cassettedeck hoeft te worden aangesloten. 31. MIX/SUB: Hiermee wordt de weergavefunctie van de drie kleuren LED’s en de hoofdtelefoon bepaald. Er wordt gekozen tussen het signaal van de MIX (gele regelaars) of SUB mix (rode regelaars). 32. 2TK: Wanneer ingedrukt, wordt het signaal van aansluiting 30 aan de drie kleuren LED’s en de hoofdtelefoon doorgegeven. Normaliter staat deze knop OMHOOG! 33. PHONES: Regelt het volume van de hoofdtelefoon en van de monitor aansluiting, welke zich vlak naast de hoofdtelefoonaansluitingen bevindt (niet in de afbeeldingen). 34. AUX master regelaars: Met deze regelaars wordt het algehele niveau van de AUX 1-3 signalen (zie regelaars 8. Aux sends:) bepaald. De PRE/POST knop bepaalt het gedrag van de AUX 2 regelaars (8. Aux sends:) bij de kanalen: aftappen vóór of na de kanaal-fader. 35. MONO SUM: Het signaal van de gele master regelaars L en R wordt bij elkaar gemengd tot een mono signaal, waarvan het totaal volume met deze draaiknop kan worden geregeld. 36. Master faders: De rode faders bepalen het totaal volume voor links en rechts van het SUB output signaal. Dit signaal wordt aangeboden op aansluiting 39. Door knop 37 in te drukken wordt het SUB mix signaal doorgegeven aan de gele MIX faders, welke het totaal volume voor links en rechts van het main output signaal bepalen, ofwel het zaalvolume. 37. SUB TO MIX: Door deze knop in te drukken, wordt het SUB mix signaal doorgegeven aan de gele hoofd MIX regelaars. Wanneer deze knop niet is ingedrukt wordt het signaal alleen doorgegeven aan de aansluitingen 38.
Luidsprekers en speakers
• Een speaker is het component wat het geluid produceert (magneet, basket en conus). • Een luidspreker is de kast waar een speaker in zit (met speaker).
Overeenkomsten met Microfoon
Een microfoon en een luidspreker lijken erg verschillend maar de basis van beide is eigenlijk hetzelfde maar dan tegenovergesteld. Een microfoon zet akoestische energie om in elektronische energie terwijl een luidspreker juist elektronische energie omzet in akoestische energie (geluid). Deze schematische afbeelding zou dan ook een speaker voor kunnen stellen die geluid geeft. Alleen in plaats van een diafragma gebruikt een die een conus. Het grote verschil is dat een microfoon heel gevoelig is en niet geschikt is om lucht te verplaatsen, probeer deze dus NIET als speaker te gebruiken. Een luidspreker is daarintegen wel redelijk te gebruiken als microfoon. In geval van nood kan je hoofdtelefoon gebruikt worden als microfoon als je echt iets om moet roepen. Dit zal nooit echt fantastisch klinken, maar kan handig zijn om te weten in geval van nood.
Hoe werkt een speaker Een speaker doet precies het tegenovergestelde van een microfoon en zet elektrische energie om in akoestische energie. De luidspreker is uitgevonden en gepatenteerd door Alexander Graham Bell als onderdeel van zijn telefoon in 1878 en is nadien door velen verbetert. In 1924 is het eerste patent verleent op het systeem met bewegende spoel zoals het vandaag nog wordt toegepast.
Chassis Een speaker bestaat eigenlijk uit een zo stevig en stijf mogelijk chassis waar een paar basis onderdelen op worden bevestigd. Als een chassis stevig is dan trilt en/of veert het niet mee tijdens gebruik. Het chassis is de basis waarom de magneet en conus met spoel op gemonteerd worden. In theorie hoeft de vorm niet rond te zijn, maar deze vorm wordt in de praktijk wel het meest gebruikt. Cone of Conus De conus is het element wat voor de daadwerkelijke lucht verplaatsing zorgt en kan gemaakt worden van eigenlijk alles zolang het maar stijf en licht is. Het oppervlakte van de conus bepaald mede de maximale geluidsdruk die een speaker kan opwekken. Als er meer oppervlakte in beweging gezet kan worden kunnen er grotere geluidsgolven worden opgewekt. Vaak zit er aan de conus van een subwoofer een tweede ring van veerkrachtig materiaal vast (zoals ik de afbeelding hierboven) die de conus extra veerkracht geeft. Veerkrachtige Ophanging De Conus wordt op zijn plaats gehouden in het chassis met een flexibele veerkrachtige verbinding. Deze ring zorg ervoor dat de conus gecentreerd blijft tijdens de bewegingen. Coil of Spoel De spoel zit vast aan de conus en beweegt mee met de bewegingen die hij opwekt. De uiteinden van de spoel zitten met flexibele draadjes vast aan terminals. Op die termi-nals worden de draden aangesloten die naar de aansluitplaat gaan die achter op een box zit. Magnet of Magneet De spoel zit zo bevestigd dat hij in een magneet hangt in rust. De stroom in de spoel wekt een magnetisch veld op en de bewegingen van de conus wekken geluidsgolven op en er is geluid.
Speakers voor iedere Frequentie Speakers zijn gemaakt om een bepaald deel van het frequentie spectrum weer te geven. Grofweg is dit in te delen in de volgende 3 hoofdgroepen. Natuurlijk zijn er genoeg luidspreker systemen die een andere indeling geven, maar het principe van frequenties verdelen voor specifieke speakers blijft hetzelfde. Het materiaal waar woofers en midrange speakers traditioneel van gemaakt werden is gelaagd papier. Tegenwoordig worden de meest moderne materialen gebruikt die voldoen aan de specificaties zoals koolstofvezel, Kevlar en Titanium. Het doel is steeds hetzelfde gebleven : lucht verplaatsen op de aangeboden frequentie.
Tweeter Voor de hoge Frequenties boven de 10kHz wordt vaak een iets ander principe gebruikt. Een papieren conus reageert te langzaam om de hoge frequenties zuiver weer te geven. Daar wordt vaak een membraam voor gebruikt. Zie het als het verschil tussen een dynamische microfoon en een condensator microfoon. Mid-Range Speaker Voor de midden frequenties van ongeveer 100-10kHz worden vaak speakers gebruikt tot 12''. Een kleinere conus kan sneller reageren doordat hij minder weerstand heeft van de lucht dan een grote speaker en daardoor de frequenties beter weergeven. (Sub) Woofers Grote speakersconussen zijn geschikt om lage tonen weer te geven, je kunt er dan veel vermogen op zetten om zo de langzame bewegingen te krijgen van lage tonen. Woofers zijn vaak 10'' of groter en kunnen frequenties weergeven tot zo'n 150Hz. Een woofer heeft een stevig frame nodig om de langen en krachtige slagen op te vangen en is van een erg solide materiaal gemaakt.
Actieve en Passieve Luidspreker Als er gesproken wordt over een Actieve Luidspreker wordt daarmee bedoeld dat deze een ingebouwde (actieve) versterker heeft. Aangezien de meeste actieve luidsprekers full-range zijn, zijn deze meestal opgebouwd uit een woofer en een tweeter. Er zijn in zo'n geval dus twee versterkers per speaker nodig, een voor de hoge tonen (naar tweeter) en een voor de lage tonen (naar woofer). Als een fabrikant een versterker ontwerpt specifiek voor een bepaalde speaker systeem kun je ervan uitgaan dat je daarmee het maximale rendement uit de luidspreker haalt. Een Passieve Luidspreker heeft geen ingebouwde versterker en bestaat alleen uit een kast en speakers.
Connectoren
Cinch to mini-Jack
Male sterio Jack
3x male cinch
Male mono Jack
Connectoren
Speakon Male en Female
Male mini-jack tot female cinch
XLR Female en Male
XLR Male to jack
Geluidsformaten • • • • • • • • •
MP3 - MPEG-1 Layer III WMA - Windows Media Audio OGG mp3PRO AAC - Advanced Audio Coding MP4 WAV FLAC MIDI
Geluidsmontage en bewerking
Freeware programma’s voor montage en mixage : • Audacity® is vrije, open source software om geluid op te nemen en te bewerken. Audacity is beschikbaar voor Mac OS X, Microsoft Windows, GNU/Linux en andere besturingssystemen. • Switch Audio File Converter 2.01 Switch is a audio file converter for Windows.