in plaats van het klassiekeis als puur grafisch fenomeen uit te leggen. In het Oud Latijn wordt /kw/ meestal door , weergegeven. o De uitgang wordt later tot ī overeenkomstig de normale ontwikkeling van /oi/, dus Med Hier geldt hetzelfde als in de Fibula Praenestina. Accusatief van het persoonlijk voornaamwoord.
50
De oude Latijnse inscripties tonen mēd zowel in de accusatief als in de ablatief enkelvoud maar de [-d] laat zich alleen in de ablatief uitleggen < PIE *med met volgende klinkerrekking o me kan enkel accusatief zijn Waarom verdwijnt [-d]? Omdat in het Latijn d > Ø / V(lang)_# Mitat Waarschijnlijk is dit een indicatief uit *mitare < PIE *mei- (uitwisselen: cf. Gr. ἀμείβω; lat. mutare). Dus mita- < *meit-eh2 = geven (uitwisseling) Nei
Zal tot nī worden. Vooral in het archaïsche Latijn wordt nei met de betekenis van ne gebruikt. Hier staat het als negatief voegwoord om de eed in te leiden (dat niet + conj. sied)
Ted Zelfde verklaring als MED Endo Het gaat waarschijnlijk om een voorzetsel met dezelfde betekenis als in, dat soms als indu optreedt (PIE *h1(e)n-do > PIT (e)ndo) Het verschijnt ook bijvoorbeeld in de composita endogredior, endoperator (= ingredior, imperator) Hier staat het na het woord > "nazetsel": tēd endo = in tē Cosmis "Aangenaam"; geen verbinding met comes (uit com-eo: begeleider) Cf. Festus (p.55 Lindsay): comptus id est ornatus... qui apos nos comis: et comae dicuntur capilli cum aliqua cura compositi Vertaling: versierd/opgemaakt.. wat we "comis" noemen: en "comae" worden de haren genoemd, die met een bepaalde zorg verpleegd worden. PIT kom-smi (?) > cosmis > comis met compensatorische vocaalrekking, volgens VsC > V(lang)C Virco Grafeembestond nog niet in de tijd in het Latijnse alfabet, dus schreef men een c. Het werd pas ingevoerd in de 3° E.VC (ruim twee eeuwen na deze inscriptie). Het gebruik van i.p.v. is er aan te wijten, dat pas in de 3e eeuw v.C. in het Latijnse alfabet ingevoerd werd Sied Komt met het klassieke sit overeen. Het gaat om een oorspronkelijke optatief, die ook bij velim en edim overleeft. Karakteristiek voor deze vervoeging was de afwisseling i̯eh1 (enkelv.) – ih1- (meerv.), overeenkomstig het schema: *h1s-i̯eh1 (siēm, siēs, siēd of siēt), *h1s-ih1 (sīmus, sītis, sint). Let op: de drie vormen van het enkelvoud zijn nog bij Plautus en Terentius geattesteerd Oorspronkelijke korte e wordt lang via de laryngaal (voorafgaande klinker wordt dan lang) In de derde pers. enkelv. vond de ontwikkeling plaats: *h1s-i̯eh1-t > siēt (met SU van de aorist) > siēd overeenkomstig de wet: PIE *t > d / _# Van ie tot i is geen regelmatige verandering Belangrijk: 1) De uitgangen van de conjunctief praesens volgen de SU van de aorist: vgl. -m (i.p.v. -ō) en -d (< *-t) 2) De /ē/ van de 1e en 3e pers. ev. wordt in een latere periode kort: waarom? Aan het einde van veellettergrepige woorden worden lange klinkers die zich voor -r, l, -m, -t bevinden, kort Addendum: als het woord met -m of -t eindigt gebeurt de verkorting ook bij eenlettergrepige woorden!
51
3) De klassieke vormen sim, sīs, sit zijn analoog aan het meervoud (dus geen gewone fonetische ontwikkeling) b) as(t) tēd noisioppetoitesiāi pācā riuois Paca waarschijnlijk imperatief uit pacare: “Breng tot rust”; Riuois Ablatief van riuos. Zal tot riuīs worden overeenkomstig de gewone ontwikkeling van /oi/, dus riuois > *riueis > *riuēs > riuīs De andere woorden van deze regel zijn niet duidelijk en er zijn alleen maar hypothese c) Duenos mēd fēced en mānōm einom duenōi nē mēd malos tatōd Duenos Vormt het bekendste woord van de hele tekst en geeft ook de naam aan het opschrift. Het gaat om een adjectief (geen naam!) die overeenkomt met het klassieke bonus. De ontwikkeling duenos > bonus veronderstelt drie veranderingen: 1. Initiële medeklinker: du > b / #_ (de verandering gebeurt in de 3e eeuw v.C.; vgl. de archaïsme in Plautus arte duellica [Epid. 450]) => In interne positie vindt de verandering niet plaats: vgl. perduellio 2. Interne klinker De wijziging e > o is aan de volgende wet te wijten: (in interne positie) ĕ > o / u̯ _C(C)V (V = achterklinker) => duenos > *duonos > bonos maar *duenēd > *benēd > benē 3. Uitgang: -os > -us Med Zie hierboven Feced Wordt fecit in het Klassieke Latijn (perfectum). Oude SU van het perfect -e- + oude SU van de aorist -t die later tot -d zal evolueren volgens de wet t > d/_# o Verschil met de uitgang -eit (< *-ei-ti) > -it > it) En Het is uit *h1en afkomstig. Voor nasaal wordt PIE *e vaak naar korte i Regelmatige evolutie in de taal: * korte e > korte i /_nasaal (*ĕ > ĭ / _ŋ ) Gebruik van voorzetsel in is frappant: daarnet zelfde semantische functie in het nazetsel endo gezien! Manom Het gaat om een adjectief dat goed betekent en heeft helemaal geen verbinding met het substantief manus (geschreven met korte a); dit is een substantief met lange a dus er kan geen relatie zijn. Het woord overleeft niet in de latere taal, behalve n het adjectief immanis (> in-manis) en betekent 'verschrikkelijk, enorm'. Cf. Varro ling. lat. 6,2,4 Diei principium «mane», quod tum manat dies ab oriente, nisi potius quod bonum antiqui dicebant manum; ad cuiusmodi religionem Graeci quoque cum lumen affertur, solent dicere “φῶς ἀγαθόν” => Diei: lange e (accent-dragend) => Over het begin van de dag en de bijhorende etymologie: verklaring van mane. Het wordt met iets goed verbonden.
52
Einom De verklaring van het woord is onzeker. Het is waarschijnlijk een substantief dat met de wortel *ei ("gaan") zou kunnen verbonden zijn. De betekenis van en manom einom zou dus kunnen zijn: "voor een goede uitgang". Andere mogelijkheid: en mano(m) einom Meinom zou met munus verbonden zijn, dus en mono(m) meinom < *méi-no gift Duenoi > duenos in de datief: bono. Drie al bekende verschijnselen: du > b; e > o (tussen halfklinker en velare vocaal) ; oi > o (datief) a) du > b / #_ b) ĕ > o / u̯ _C(C)V (V = a o u): duenos > *duonos > bonos > bonus c) Datiefuitgang -ōi > -ō (3ος αι.) Ne Zoals in de klassieke taal Med Zie hierboven Malos > Malus Tatod Werkwoord uit de wortel *ta : "stelen" Om welke vorm gaat het hier? In het Klassiek Latijn kan je een conjunctief verwachten, maar hier kan dat niet. Hier is het een imperatief futurum met de oude uitgang -od (vb. dicito, facito): eind -d is verdwenen omdat de letter verdwijnt na een lange klinker (d> Ø/ V̄ _#). Regel 2 en 3 zijn ook op andere manieren geïnterpreteerd Geselecteerde bibliografie Eichner (H.), Reklameiamben aus Roms Königszeit, in Die Sprache, 34 (1988-90), pp.207-238. Hardarson (Jón Axel), The 2nd line of the Duenos Inscription, in Alessandria. Rivista di glottologia, 5 (2011), pp.153-163. Radke (Gerhard), Archaisches Latein. Historische und sprachgeschichtliche Untersuchungen, Darmstadt, 1981. Vine (Brent), Studies in archaic Latin inscriptions (Innsbrucker Beiträge zur Sprachwissenschaft, 75), Innsbruck, 1993. Vine (Brent), A note on the duenos-inscription, in UCLA Indo-European Studies (vol. 1), ed. V. Ivanov and B. Vine, 1999, pp.293-305 (http://linguistica.unicas.it/lorenzetti/LM_2009/Vine_duenos.pdf).
Het opschrift van Castor en Pollux
R komt niet vaak voor 53
De inscriptie werd in 1958 teruggevonden ca. 30 km van Rome en wordt in de 6e eeuw v.C. gedateerd. De tekst is op een bronzen plak geschreven. Het gaat om de dedicatie aan de Diskouren Castor en Pollux (Κάστωρ, Πολυδευκής). De tekst is van rechts naar links geschreven, van boven naar beneden. Een specifiek element van de tekst is het gebruik van de Ϙ, de zogenaamde koppa. Deze letter werd in het Oudgriekse alfabet gehanteerd om /k/ weer te geven en werd later doorvervangen. In het Latijnse alfabet wordt het grafeem oorspronkelijk meestal gebruikt voor geronde klinkers (/o/; /u/) en zal later als >q> overleven. Tekst: CASTOREI PODLOUQUEIQUE QUROIS Transcriptie: Castori Pollucique iuuenibus Vertaling: aan de jongens Castor en Pollux Linguïstische elementen: Castorei De vorm presenteert de oorspronkelijke datiefuitgang enkelvoud van de 3e verbuiging. Hieronder de evolutie van de uitgangen van de 3e verbuiging. UITGANGEN van de Latijnse 3° verbuiging: thema op consonant
54
Rex, nox: <x>, [ks]: andere uitspraak dan schrijfwijze! -os en -us: beide geattesteerd in de archaïsche tijd, maar in niet-literaire bronnen De ontwikkeling in de accusatief mag als normaal beschouwd worden! Oude locatief: bv. domi, romae UITGANGEN van de Latijnse 3° verbuiging: thema op /i/
Mors: zie vroeger (assimilatie, syncope) Verkorting van i en e in de accusatief: verkorting voor de n in meerlettergrepige woorden Korte e in de ablatief: afkomstig van medeklinker-thema (zie hierboven) => Gelijklopende verbuigingen > verwarringen in de taal (bv. substantieven die medeklinker-thema's volgen en omgekeerd!) Podlouqueique > poluqui (dat. enk 3° verbuiging) De vorm komt van het Griekse Πολυδεύκης Vertaling: "aan de jongens Castor en Pollux" Vijf verschillende veranderingen: Syncope van [u]: Poludeucei => *Poldeukei Korte vocaal, syncope vormt geen probleem Metathesis van de twee interne medeklinkers: ld > dl: *Poldeukei => *Podleukei Metathesis: twee klanken wisselen van plaats dl > ll : assimilatie; dit gebeurt vrij regelmatig in de Latijnse taal Vergelijk met *sedla (wortel *sed-) > sella eu => ou (> lange u) -ei > lange e > lange i DUS: *Poludeucei *Poldeukei *Podleukei *Podloukei > *Polloucei > Pollūcī Van puur grafische interesse is het gebruik vanom /k/ weer te geven In Oudlatijn wordt meestal voor /a/, voor geronde klinkers,voor andere klanken gebruikt Qurois Niet verenigbaar met iuvenis. Het is een Grieks woord:κοῦροις (< *κόρϜο-). In het Gr. is hier <ου> geen oorspronkelijke tweeklank maar geeft een lang gesloten /o/ weer. Daarom hebben wij in de Lat. transcriptie geen diftong! -ois kan ofwel als oorspronkelijke Latijnse datiefuitgang ofwel als transcriptie van het Griekse -οις verklaard worden. 55
Lapis Satricanus Opschrift gegraveerd op een gele steen uit de 6° eeuw voor Christus. Hij werd gevonden tussen de ruïnes van de oude stad Satricum (vandaag Campoverde), ten zuiden van Rome. De tekst is fragmentarisch en is van links naar rechts geschreven.
Tekst: VIEI STETERAI POPLIOSIO VALESIOSIO SVODALES MAMARTEI Transcriptie: --- steterunt Publii Valerii sodales Marti Vertaling: De vrienden/kameraden van Publius Valerius hebben [het] voor/aan Mars opgesteld. De inscriptie is belangrijk zowel op het linguïstische als op het historische vlak. De hier benoemde Publius Valerius zou de man zijn die met Lucius Iunius Brutus in 509 VC de eerste consul was. De identificatie is echter niet zeker Steterai Het gaat hier niet om het werkwoord sto, maar om sisto wat "opstellen, bouwen" betekent. Het werkwoord is ook in de klassieke taal geattesteerd. Perfectum, 3° persoon meervoud; subject staat ook in het meervoud. Het morfeem komt echter niet met het besproken schema van het perfectum overeen: a) *-eh1-ri > -ēre, b) *-is-ont > -ĕront > -ĕrunt, γ) –ērunt De verklaring is onzeker, maar de eind -ai zou kunnen ontstaan zijn door analogie met de 1° en 2° persoon enkelvoud (-ai, -is-tai)
56
Popliosio komt met klassieke Publii overeen. Het gaat dus om een genitief enkelvoud: -osi ̯o > -oi ̯i ̯o > -oi ̯o (zal later verdwijnen) Let op: a> b is te wijten aan de wet: si ̯ > i ̯i ̯ / V_V Hetzelfde morfeem treedt op in de Faliskische types Votenosio, Kaisiosio en is in het Latijn tot de 3e eeuw v.C. geattesteerd (b.v. Titoio). De klassieke uitgang -ī is vanaf de 3e eeuw geattesteerd en heeft zeer waarschijnlijk geen relatie met -osio. Valesiosio Valerii. Hoeveel en welke veranderingen moeten we veronderstellen? 1) Oude uitgang -osio 2) Rhotacisme Suodales sodales, overeenkomstig de ontwikkeling *suedha- > suodales > sodales Er vinden drie wijzingen plaats: (1) ĕ > o / u̯ _C(C)V (V = velare klinker) (2) *dh > d (in interne positie) (3) u > Ø / _ŏ,ō,ŭ,ū Mamartei Komt met het klassieke Marti overeen. Waarschijnlijk moeten we de volgende ontwikkeling aannemen: 1) Interne lettergrepen: a. Māmart- > Māu̯ art- door dissimilatie b. Māu̯ art- > Māart volgens de wet: u̯ > Ø /V1_V1 (bij de identiteit V1-V1 speelt de duur geen rol!). Vgl. de bekende wet: a) ou̯ ūC > ou̯oC > ōC c. Māart- > Mārt (vereenvouding) In andere bronnen vinden we de vorm Mauors (< *Mauort-is) die ook Mars betekent maar een verschillende ontwikkeling moet ondergaan hebben (2) Uitgang: gewone datiefuitgang
Basis van Tibur Het gaat om een stenen basis uit de 6° eeuw VC die 40 km ten zuiden van Rome gevonden werd. Geen foto. De tekst gaat van rechts naar links. Tekst: HOI MED MITAT KAVIOS [---]MONIOS QETIOS D[o]NOM PRO FILEOD Transcriptie: hic me donat Gaius (?) … donum pro filio Vertaling: Hier geeft me Gaius … [als] geschenk voor de zoon Hoi Zal tot hīc worden, d.w.z. het lokale adverbium van het aanwijzend voornaamwoord hic, haec, hoc. Welk is het semantische onderscheid tussen de vier bijwoorden: hīc, hĭnc, hūc en hāc? hīc: hier (status) hĭnc: vanaf hier (startpunt) hūc: naar hier toe (eindpunt) hāc: hierlangs (doorgang) Cf. ook verschil hic - ille - iste.
57
Hetzelfde onderscheid geldt voor andere pronomina en adverbia, b.v.
Het bijwoord hic ontstaat uit *hoj-k(e) > hoi-c. De eind-c is een aanwijzend partikel dat in de verbuiging van hic, haec, hoc meermaals optreedt (nominatief ev, accusatief ev. enw.) In het archaische Latijn is het gebruik van dit partikel vrijer dan in de klassieke taal. Med Mitat Zie opschrift Duenos Kavios Lijkt de oude vorm van Gaius te zijn, die de volgende wijzingen veronderstelt: (1) Wegvallen van - -. Het fenomeen is niet aan de bekende fonetische wetten te wijten, (2) KV in eindlettergreep Hoe isi.p.v. te verklaren? Puur grafische reden: was er oorspronkelijk niet in het Latijnse alfabet. /g/ werd weergegeven door of , wat o.a. de afkorting CN voor Gnaeus uitlegt werd pas in de 3e eeuw v.C. ingevoerd.
Het opschrift van Vendia Is een van de oudste Latijnse inscripties (7°-6° eeuw VC) en werd zeer waarschijnlijk in Rome gegraveerd. Schrift gaat van links naar rechts.
58
Etruskisch alfabet
Men vermoedt een sterke invloed van het Etruskisch (archaïsch) alfabet. Tekst: ECO VRNA TITA(S) VENDIAS MAMAR[COS M]ED VH[ECED] Er zijn wel verschillende opvattingen over de tekst die op de vaas staat > verschillede interpretaties; Geen s na Tita, maar men neemt het wel aan. Vertaling: Ik ben de urn van Tita Vendia. Mamarcos heeft me gemaakt. ECO Puur grafisch te verklaren > ego TITAS VENDIAS Oorspronkelijke genitiefuitgang van de eerste verbuiging (-as; ook in een aantal Italische talen; cf. pater familias). Dus: Tita is een schrijffout voor titas => Wel opletten met dit soort interpretaties! Maar het is best mogelijk. Sommige geleerden: tita als bijstelling bij urna (cf. vaas Duenos) oof "Gruppenflexion": wanneer twee woorden nauw bij elkaar en die twee in een afhankelijke naamval staan, krijgt maar één van de twee woorden (meestal het belangrijkste) de uitgang (dat woord wordt dus verbogen) > Etruskische invloed. Voorbeeld: mi mlaχ mlakas larθus elaivana araθia numasianas Arathia numasianas > enkel laatste woord heeft uitgang 6° E: zeer uitzonderlijk dat een vrouw met voornaam én familienaam wordt aangeduid; zeker in het Latijn waar er later niet veel vrouwelijke familienamen meer zijn. De Latijnse verbuiging: zie schema vroeger ook! Oorspronkelijk behoorde zij tot het athematische type: geen thema-vocaal, consonantverbuiging
Opm.-ae (datief): -a kan uit. Voorbeeld was te vinden bij het Faliskisch.
59
In de vocatief enkelvoud is er de uitgang -a (kort) als variante van -a (lang); misschien aan het einde van zinnen. Deze uitgang heeft zich dan naar de nominatief uitgebreid. De uitgangen -ai (genitief enkelvoud), -ad (ablatief enkelvoud) en -ais (datief/ablatief meervoud) zijn aan de invloed van de tweede verbuiging te wijten De uitgangen -ai (nominatief meervoud) en -asom (genitief meervoud) zijn van de pronominale verbuiging afkomstig. -asom zal zich later naar de tweede verbuiging uitbreiden. MAMARCOS (of MAMERCE) Mamarce is een typisch Etruskische voornaam. Verdubbeling mama is ook te vinden in andere teksten. MED VHECED Twee kenmerken 1.is een labiodentale fricatief, die met latere >f> overeenkomt. Werd in het Etruskisch gebruikt. (FH =wh > transcriberen als vh) 2. De uitgang vertoont de oude SU (vgl. vhevhaked, sied)
Garigliano-drinkschaal Opschrift op een beker of drinkschaal, gevonden in een heiligdom tussen Lazio en Campania (grens tussen Latijns en Oskisch taalgebied) uit de 5° E. VC. De tekst bestaat uit 2 delen: 1° deel = naam 2° deel = uitgebreidere tekst
Po 51: Ahvdiú; Po 8: Avdiis Bekende naam in Pompeï: Audii BINNENKANT Tekst: PARIMEDESOMKOMMEOISSOKIOISTRIVOIADDEOMDUO[- - -]NEI esom kom meois sokiois …… deom duo[-] nei pari med Transcriptie: sum cum meis sociis tribus Audiorum duorum noli me capere Vertaling: Ik ben (behoor) met mijn drie vrienden van (bij) de 2 Audii. Neem me niet mee.
60
5° E: F al gelezen als onze f. Eigenaar vaasjes vermeld. ESOM Archaïsche vorm van sum. Oorspronkelijke vervoeging:
1. athematische P.U. -mi (1 enk.) die nergens anders sporen heeft nagelaten (in de ind.pr.). 2. aphairese van [e] in 1 enk. 3. afwisseling *h1es/*h1s- tussen enk. en mv. 4. [ǝ] verandert omwille van de uitspraak in 1 enk. en mv. 5. evolutie o > u in 1 enk. en mv. en in 3 mv. (versch. oorzaken!). Klinkerverzwakking voor m en ng Sont > sunt: analogie 6. normale verlies van de [i] in eindpositie (cf. De ontwikkeling van *-ti > -t in de 3° pers.enk. van het perfectum). Uitgang van de "regelmatige" vervoegingen (klassiek)
KOM k wordt vervangen door c en de o door de u MEOIS SOCIOIS
61
TRIFOS Komt overeen met tribusVanuit het PIE ..... kunnen er twee mogelijke wegen zijn naar de [f] in interne positie 1. Overblijfsel van een archaïscher taalstadium waarin *bh in interne positie nog niet geëvolueerd was tot b 2. Invloed van de Sabellische talen, waarin we in interne positie krijgen: => Lijkt logischer! AUDEOM DUOM Archaïsche genitiefuitgang van de tweede verbuiging voor de vervanging van -orum (1° verb.) NEI Evolueert naar ni (in AL heeft het voegwoord vaak nog geen hypothetische waarde. Cf. vaasjes Duenos) PARI Imperatief van pario, hier (zoals ook elders in het AL) met de waarde van capio. "Neem me niet mee."(ne+conj perfectum: ne me ceperis/feceris => verbod!) Hier ne+imperatief. MED Zie vroeger
Cista Ficoroni Juwelenkistje (77 cm); geovnden in de 18°E. in Praeneste; beste voorbeeld van Etrusco-Italisch kistje; vermoedelijk vervaardig in Rome rond 315 VC. Op het oppervlak een tafereel uit de mythe van de Argonauten. Op het deksel staan 3 beeldjes die dienst doen als handvat. Ze stellen Dionysos en twee satyrs voor. Rond hun voeten is een tekst gegraveerd.
62
Tekst: NOVIOS PLAVTIOS MED ROMAI FECID DINDIA MACOLNIA FILEAI DEDIT Transcriptie: Novius Plautius me Romae fecit, Dindia Magulnia filiae dedit Vertaling: Novius Plautius heeft me te Rome gemaakt, Dindia Magulnia heeft (me) gegeven aan (haar) dochter. => Taal ligt heel dicht bij het klassieke Latijn ROMAI Oorspronkelijk locatief (*ah2-i > -ai̯ > -ae ), ook in de klassieke periode geattesteerd bij namen van steden en kleine eilanden. Plaatsbepalingen in het Klassiek Latijn: namen van steden en kleine eilanden in de genitief als ze van de eerste klasse zijn en in het enkelvoud staan. Namen van steden en kleine eilanden in de ablatief als ze van de tweede klasse zijn of in het meervoud staan. Grote eilanden: in + ablatief. Roma > Romae (gen.) Carthago > Carthagine (in +abl.) Athenae > Athenis (abl.) FECID, DEDIT Het gebruik hier in deze context is belangrijk: waarom? Twee perfectumvormen met een andere uitgang, maar wel dezelfde syntactische functie (perf. 3° pers enk) Twee verschillende ontwikkelingen: fecid < feced < *fec-et (S.U. van aorist) dedīt < *dedeit < *dedei-ti (P.U. van praesens) FILEAI
Examen
Algemene vragen a. Over de taal b. Historisch algemeen c. PIE? Reconstructie? Italische talen? Faliskisch een dialect? Taalkundige theorie a. Tekens verklaren b. Laryngaaltheorie? Belang voor het PIE en klankontwikkelingen? c. Latijnse woordaccent? d. Ontwikkeling oi in eindlettergreep? e. Cor-cordis f. Klankwetten kunnen uitleggen (of klankwet zeggen via voorbeeld) VOORBEELDEN KUNNEN GEVEN Bespreking tekst TABELLEN VERBUIGINGEN!!! a. Vertalen b. Enkel geziene teksten
63