ADVOCACY PAPER
Vluchtelingen- en migranten
CRISIS © UNICEF/UN03112/Gilbertson VII Photo
in Europa
Analyse en aanbevelingen betreffende
Kwesties die verband houden met de terugkeer van kinderen en grenscontroles Het aantal vluchtelingen en migranten dat in Europa aankomt, blijft nog steeds hoog. Velen onder hen zijn kinderen. Van de 1.201.970 asielaanvragen die de Europese lidstaten tussen januari en november 2015 i ontvingen, waren er 433.203 door kinderen ingediend. Er zijn ongeziene inspanningen geleverd om in te spelen op de behoeften van het grote aantal toekomende kinderen en om hun rechten te beschermen. Toch blijven de uitdagingen groot. De stuwende krachten achter de huidige gedwongen migratie richting Europa zijn complex. Dit is in het bijzonder zo als het om kinderen gaat. Vele van de kinderen die in Europa aankomen, zijn op de vlucht voor oorlog en conflict in hun thuislanden. Anderen proberen te ontkomen aan extreme armoede, de desastreuze gevolgen van klimaatverandering en discriminatie en geweld waaraan ze onderworpen zijn in hun land van herkomst. Ze zoeken toegang tot basisrechten als gezondheid en onderwijs. Het is tegen deze achtergrond dat staten de daadwerkelijke toegang tot het recht op internationale bescherming voor deze kinderen moeten waarborgen. Zoals het Kinderrechtencomité opmerkte, dienen staten erop toe te zien dat er een leeftijds- en gendergevoelige interpretatie wordt gegeven aan de definitie van vluchteling en dat er een leeftijd en ii gender gevoelige asielprocedure is. Een deel van de oplossing van staten voor de huidige vluchtelingen- en migratiecrisis is een focus op een efficiënter terugkeerbeleid en een set van procedures voor illegale migranten en personen van wie het asielverzoek is geweigerd. Staten beschouwen een terugkeerbeleid als integraal onderdeel van hun inspanningen om illegale migratie aan te pakken. Dit beleid en deze procedures worden noodzakelijk geacht om de druk op de beschikbare middelen te verminderen en zo prioriteit te kunnen geven aan mensen die nood hebben aan internationale bescherming. Staten
hebben het voorrecht om te bepalen welke vreemdelingen hun grondgebied binnenkomen en er mogen verblijven, alsook om hun grenzen te controleren. Deze macht is echter niet absoluut, maar wordt gereguleerd door het internationaal recht. Wanneer het om kinderen gaat, is de staat op het grondgebied waarvan zij zich bevinden of waarvan ze het grondgebied proberen te bereiken krachtens artikel 2 van het VN-kinderrechtenverdrag verplicht hen alle rechten toe te kennen die in het Verdrag worden gewaarborgd en dit zonder discriminatie van welke aard ook. Deze position paper van UNICEF bekijkt een aantal recente ontwikkelingen in de manier waarop staten het hoofd bieden aan de vluchtelingen- en migratiecrisis in Europa. Ten eerste, om te kunnen beantwoorden aan de behoeften van het grote aantal kinderen dat blijft aankomen op hun grondgebied, nemen veel staten versneld beslissingen over oudere, nog lopende asielaanvragen en gaan ze door met het terugsturen van personen van wie de aanvraag werd geweigerd en/of zich illegaal op het grondgebied bevinden. De lijst van zogeheten ‘veilige landen van herkomst’ is aangevuld, wat mogelijk maakt dat er voor burgers uit die landen versnelde procedures zijn voor asielzaken die prima facie ongegrond werden geacht. Ten tweede heeft de gevoelde behoefte om de controle over de grenzen terug te winnen, geleid tot specifieke gevallen van grenssluitingen en andere praktijken die tot doel hebben de beweging van de betrokken bevolkingsgroepen, kinderen inclusief, aan de grenzen te controleren. In elk van deze gevallen bestaat er een ernstige bezorgdheid over kinderrechten en de toepassing van internationaalrechtelijke principes, zoals het naleven van het beginsel van non-refoulement. Deze analyse betreft al deze praktijken en reikt aanbevelingen van UNICEF aan.
Advocacy paper – Analyse en aanbevelingen betreffende kwesties die verband houden met de terugkeer van kinderen en grenscontroles ● 1
TERUGKEER VAN HET KIND In zijn Algemeen Commentaar nr. 6 over de behandeling van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen buiten hun land van herkomst, stelde het Kinderrechtencomité duidelijk dat er geen sprake kan zijn van terugkeer als het beginsel van non-refoulement wordt geschonden. Er wordt ook aangevoerd dat er op basis van het VN-kinderrechtenverdrag, ongeacht de migratiestatus van het kind, geen terugkeer mag zijn wanneer dit schendingen van de fundamentele meniii senrechten van het kind tot gevolg zou hebben. Minderjarige asielzoekers en vluchtelingen Non-refoulement Zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen uit 1951 en het bijbehorende protocol uit 1967, mag geen minderjarige vluchteling of asielzoeker op welke wijze dan ook worden uitgezet of teruggeleid (‘refouler’) naar grondgebied waar zijn/haar leven of vrijheid zou bedreigd worden op basis van zijn of haar ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of politieke overtuiging. Het beginsel van non-refoulement beschermt ook tegen een ‘reëel en gegrond’ risico op foltering of mensonterende of vernederende behandeling of bestraffing. Het Kinderrechtencomité breidt het nonrefoulementbeginsel uit tot de bescherming van het kind tegen schade, door onder meer te verwijzen naar een substantieel levensgevaar, het recht op overleven en ontwikkeling, en vrijheidsberoving. Terugkeer naar een transitland Het beginsel van non-refoulement beschermt de minderjarige vluchteling en asielzoeker ook tegen terugkeer naar een transitland, als in dit land het risico bestaat dat het kind aan ernstige mensenrechtenschendingen wordt blootgesteld, met inbegrip van terugkeer naar het land van herkomst. Zelfs binnen de Europese Unie heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken tegen het overbrengen van een asielzoeker naar lidstaten die onvoldoende waarborgen kunnen geven voor een gepaste behandeling van, en passeniv de huisvesting voor asielzoekers. Aanbevelingen: UNICEF vraagt staten om geen minderjarige asielzoekers en vluchtelingen naar eender welk land terug te sturen tenzij er voldoende garanties zijn dat het kind: 1.
Geen reëel risico zal lopen om vervolgens naar het land van herkomst te worden teruggestuurd.
2.
Geen reëel risico zal lopen om vastgehouden te worden en/of onderworpen te worden aan foltering of mensonterende en vernederende behandeling.
3.
Geen reëel risico zal lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel of uitbuiting.
4.
Toegang zal hebben tot een eerlijke en op kinderen gerichte asielprocedure.
5.
Passende huisvesting, humanitaire bijstand en bescherming zal krijgen, alsook toegang tot basisrechten en -diensten als onderwijs en gezondheidszorg.
Minderjarige migranten zonder papieren en afgewezen asielverzoeken Kinderen van wie het asielverzoek werd afgewezen of die geen papieren hebben, worden niet beschermd door het beginsel van non-refoulement. Toch, zo stelt het Kinderrechtencomité, moet men het beginsel van het belang van het kind volgen wanneer men over hun toekomst beslist, ook als men uiteindelijk besluit tot terugkeer. In zijn Richtlijnen voor de bescherming van minderjarige slachtoffers van mensenhandel roept UNICEF staten bovendien op om doeltreffende procedures te ontwikkelen en aan te nemen voor snelle identificatie van minderjarige slachtoffers van v mensenhandel. Zij hebben, ongeacht hun nationaliteit, recht op bescherming en bijstand en moeten een duurzame oplossing aangereikt krijgen die in lijn ligt met het belang van het kind. Los van bescherming voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel, passen staten een verschillend beleid toe in de beslissing om een kind al dan niet terug te sturen naar het land van herkomst. Wanneer het kind vergezeld wordt door zijn/haar ouders, zijn de mogelijkheden die ze hebben om geregulariseerd te worden erg beperkt. Staten geven er steeds vaker de voorkeur aan om deze families naar hun land van herkomst terug te sturen. In vele van zulke gevallen, heeft de beslissing tot terugkeer van de ouders ook automatisch betrekking op het kind en er wordt weinig rekening mee gehouden of terugkeer al dan niet in het belang van de kinderen zal zijn en welke de impact ervan zal zijn op zijn/haar rechten en welzijn. Wanneer het niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft, maken sommige staten (bv. Italië) de beleidskeuze hen niet terug te sturen. De kinderen krijgen dan een tijdelijke verblijfsvergunning tot hun achttiende. Andere staten beslissen over terugkeer op basis van een aantal waarborgen. Minimumwaarborgen worden erkend in de EU-terugkeerrichtlijn. Daarin staat dat lidstaten, voordat ze een niet-begeleide minderjarige vreemdeling terugsturen, moeten verzekeren dat hij of zij wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of naar gepaste opvangfaciliteiten in het land van terugkeer. In zijn Algemeen Commentaar nr. 6, lijst het Kinderrechtencomité de volgende elementen op die in overweging moeten worden genomen wanneer er wordt beslist over het belang van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling dat zich buiten het land van herkomst bevindt: a) veiligheid, beveiliging en omstandigheden, met inbegrip van de sociaal-economische omstandigheden waarin het kind belandt bij terugkeer; b) beschikbaarheid van opvangvoorzieningen; c) de mening van het kind en de verzorger; d) de mate waarin het kind in het gastland is geïntegreerd en hoe lang het van zijn/haar thuisland weg is; e) de rechten van het kind om zijn/haar identiteit te behouden, met inbegrip van nationaliteit, naam en familiebanden;
Advocacy paper – Analyse en aanbevelingen betreffende kwesties die verband houden met de terugkeer van kinderen en grenscontroles ● 2
f) de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het kind en in de etnische, religieuze, culturele en taalachtergrond van het kind.vi Aanbevelingen: 1. UNICEF roept staten op om steeds het belang van het kind in acht te nemen voordat een beslissing wordt genomen die betrekking heeft op de terugkeer van een kind. Bij de beslissing moet de bepaling van het belang van het kind (the best interest determination) als leidraad fungeren. 2. Het bepalen van het belang van het kind moet ook gebeuren in gevallen waar kinderen van hun families vergezeld zijn. In een beslissing over de mogelijke terugkeer van de hele familie moet rekening gehouden worden met het belang van het kind. 3. UNICEF vraagt dat een uitgebreide beoordeling van de kinderrechten in het land van herkomst meespeelt in het proces van bepaling van het belang van het kind. Een dergelijke beoordeling moet gemaakt worden door onafhankelijke kinderbeschermingsdeskundigen. 4. In de beoordeling van de situatie van kinderrechten in het land van herkomst moet er rekening mee gehouden worden of het kind bij terugkeer toegang zal hebben tot een veilige en beschermende omgeving die het kind zal toelaten om zijn/haar behoeften en rechten te vervullen en zich tot volwassene te ontwikkelen. Genderspecifieke aspecten moeten in overweging genomen worden, net als alle andere elementen die betrekking hebben op het land van herkomst, zoals uitgewerkt door het Kinderrechtencomité in zijn Algemeen Commentaar nr. 6. 5. UNICEF beschouwt geïnstitutionaliseerde opvang enkel als een laatste redmiddel en niet gepast op lange termijn voor de opvang van kinderen. Kinderen zouden niet teruggestuurd mogen worden als de enige opvangvoorziening die onmiddellijk na terugkeer ter beschikking staat geïnstitutionaliseerde opvang is. 6. In lijn met het Kinderrechtencomité pleit UNICEF ervoor dat bij het vaststellen van het belang van het kind ook andere elementen overwogen moeten worden, zoals de verblijfsduur en de mate waarin het kind in het gastland is geïntegreerd, zijn/haar taalvaardigheid, inschrijving in een school, beroepsopleiding enz. 7. De standpunten en meningen van het kind moeten doorheen het proces gehoord worden en er moet naar behoren rekening mee worden gehouden bij het bepalen van het belang van het kind. 8. Het vaststellen van het belang van het kind dient ook aan de basis te liggen van de beslissing om minderjarige slachtoffers van mensenhandel al dan niet naar het land van herkomst terug te sturen. Het voorzien van bijstand voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel, met inbegrip van de mogelijkheid om in het gastland te blijven, mag niet afhangen van de medewerking van het kind met de wetshandhavingsautoriteiten.
9. UNICEF bepleit een volledige implementatie van artikel 13 van de EU-terugkeerrichtlijn, die voorziet in het recht om bij een onafhankelijk instantie beroep aan te tekenen tegen een beslissing die betrekking heeft op terugkeer, alsook in het recht op gratis juridisch advies en juridische vertegenwoordiging in een taal die door het kind goed begrepen wordt. 10. Staten moeten ervoor zorgen dat gratis juridische diensten ter beschikking staan om te helpen bij de herziening van terugkeerbesluiten, dat deze aan de hoogste kwaliteitsstandaarden voldoen, en dat er een specifieke opleiding over kinderrechten en kindvriendelijke ondervraging wordt voorzien voor de immigratiediensten, advocaten en rechters die het beroep dat door kinderen werd aangetekend moeten beoordelen. 11. Ieder kind en elke familie ten aanzien van wie een terugkeerbesluit is genomen, moet voldoende ondersteuning krijgen om zich op de terugkeer voor te bereiden. Dit omvat accurate informatie over mogelijkheden en wettelijke gevolgen in een taal die door alle familieleden goed begrepen wordt, alsook mogelijkheden om psychosociale bijstand en ondersteuning te krijgen. 12. UNICEF ondersteunt de voorziening van een termijn voor vrijwillig vertrek, zoals bepaald in artikel 7 van de EU-terugkeerrichtlijn, en roept staten op de verlenging van dergelijke termijnen daadwerkelijk toe te passen wanneer het belang van het kind dit vereist (bv. het kind loopt school, volgt een beroepsopleiding, heeft gezondheidsproblemen enz.). Bij het verstrijken van een dergelijke termijn pleit UNICEF voor een verplichte afzonderlijke administratieve of gerechtelijke handeling die uitzetting beveelt. 13. Geen kind mag worden vastgehouden in afwachting van uitzetting. In plaats daarvan beveelt UNICEF alternatieven gericht op de gemeenschap aan zoals supervisie of meldingsplicht. Kinderen die een uitzetting afwachten, moeten blijvend toegang hebben tot basisvoorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg. 14. UNICEF spreekt zich uit tegen het gebruik van geweld bij de uitvoering van uitzettingsbevelen. Een dergelijk gebruik van geweld kan disproportionele schade toebrengen aan de fundamentele rechten van het kind en kan langdurige fysieke en psychologische schade veroorzaken. In lijn met het Algemeen Commentaar nr. 6 van het Kinderrechtencomité bepleit UNICEF een uitvoering van uitzettingsbevelen op een kindgerichte en genderbewuste manier.
© UNICEF/UNI197623/Gilbertson VII Photo
Advocacy paper – Analyse en aanbevelingen betreffende kwesties die verband houden met de terugkeer van kinderen en grenscontroles ● 3
Sommige staten kennen tijdelijke verblijfsvergunningen toe aan kinderen, die gewoonlijk verlopen wanneer de persoon 18 wordt. Deze status bevordert dus niet de volledige integratie van het kind in de samenleving van het gastland en zou het kind ertoe kunnen drijven onder te duiken (met alle daarmee gepaard gaande risico’s) eens het de 18-jarige leeftijd nadert. In vele staten bestaat er een groeiende bezorgdheid over de beperkte mate waarin er wordt geïnvesteerd in nietbegeleide minderjarige vreemdelingen jonger dan 1618 jaar. De ondersteuning die ze krijgen in het uitoefenen van hun rechten en in het krijgen van toegang tot voorzieningen is erg beperkt. Aanbevelingen: 1. UNICEF roept staten op om ieder verzoek om internationale bescherming op gepaste wijze te behandelen. Tijdelijke bescherming kan niet gebruikt worden ter vervanging van een bepaling van de vluchtelingenstatus, maar moet een alternatief zijn op grond van kinderbescherming, indien het kind niet in aanmerking komt om als vluchteling beschermd te worden. 2. UNICEF pleit voor duurzame oplossingen op lange termijn voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Er moeten passende investeringen gedaan worden om ervoor te zorgen dat kinderen op het grondgebied gelijke toegang hebben tot voorzieningen en basisrechten, met inbegrip van kinderen die een tijdelijke beschermings- of verblijfsstatus hebben gekregen. 3. UNICEF roept staten op om, eens een persoon 18 wordt en zijn/haar tijdelijke verblijfsvergunning verloopt, op grond van bescherming de verblijfsstatus te verlengen voor opleidings- of tewerkstellingsdoeleinden. Staten moeten de verblijfsduur en de mate van integratie in rekening nemen bij hun beslissing tot terugkeer. De rol van UNICEF: monitoring en advocacy 1. Door het verdedigen en monitoren van kinderrechten wil UNICEF verzekeren dat landen aan minderjarige vluchtelingen en migranten in Europa passende informatie verstrekken over hun rechten en dat kinderen toegang hebben tot juridische en psychologische ondersteuning naargelang de behoefte. Het behoort niet tot het mandaat van UNICEF om deel te nemen aan ondervragingen en procedures die betrekking hebben op het bepalen van de status van het kind (bv. vluchteling, andere vormen van internationale bescherming enz.) 2. Waar mogelijk zal UNICEF het volledige proces monitoren: van toegang tot een doeltreffende procedure om internationale bescherming te verzoeken tot een genomen beslissing en opvolgingsmaatregelen van de overheid. 3. Het behoort niet tot het mandaat van UNICEF om vast te stellen of een land al dan niet als veilig land van herkomst kan worden gekwalificeerd. UNICEF’s landenvertegenwoordigingen verstrekken, op basis van het algemeen mandaat van kinderrechtenmonitoring en in overeenstemming
met de capaciteiten en prioriteiten, algemene informatie over de toestand van kinderrechten in een bepaald land. Specifieke landenrapporten kunnen worden opgesteld en gebruikt als inlichtingen over de risico’s en mogelijkheden die kinderen zouden kunnen aantreffen eens teruggestuurd naar deze landen. Dergelijke rapporten kunnen echter in geen geval worden geïnterpreteerd als een standpunt van UNICEF om te bepalen of terugkeer naar het land al dan niet veilig is voor het kind. Het is zo dat UNICEF ervoor pleit om elke zaak afzonderlijk in beschouwing te nemen en besluiten te nemen die zijn gebaseerd op een bepaling van het belang van het kind in kwestie. (zie boven onder c). 4. Kinderen die teruggestuurd worden, moeten op het nationale niveau van alle beschermings- en bijstandsprogramma’s in het land kunnen genieten. UNICEF is vaak betrokken bij de ondersteuning die overheden bieden in het versterken van de capaciteit van systemen van kinderbescherming om alle kinderen op te vangen en ze te beschermen. De tussenkomst van UNICEF draagt bij tot de ontwikkeling van sociaal werk, met inbegrip van outreach en case management-capaciteit, het opsporen van familieleden, risicobeoordelingen op familie- en gemeenschapsniveau en opvolging. Er moet voldoende aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van specifieke programma’s en activiteiten om teruggestuurde kinderen te ondersteunen, in het bijzonder voor wat betreft risicobeheersing en verwachtingen van stakeholders zoals de betrokken overheden (zowel van het land van bestemming als van het land van herkomst), kinderen en gemeenschappen. UNICEF zal de situatie van teruggestuurde kinderen blijven monitoren in het land van herkomst en zal de bevindingen van die monitoring gebruiken voor lobbyactiviteiten bij zowel de overheid in het land van herkomst als bij de overheden verantwoordelijk voor de terugkeer. Agentschappen in gastlanden die belast zijn met besluiten inzake terugkeer worden ook aangemoedigd om samen te werken met kinderbeschermingsorganisaties in het land van herkomst en om ervoor te zorgen dat de situatie van het kind voor een bepaalde periode wordt opgevolgd.
© UNICEF/UNI197798/Gilbertson VII Photo
Gebruik van een tijdelijke verblijfsstatus
Advocacy paper – Analyse en aanbevelingen betreffende kwesties die verband houden met de terugkeer van kinderen en grenscontroles ● 4
WELKE PRAKTIJKEN WORDEN WAARGENOMEN ROND DE GRENZEN EN WAT ZEGT UNICEF EROVER? Het sluiten van grenzen en het niet-verlenen van toegang tot het grondgebied Als aan een kind de toegang tot het grondgebied wordt ontzegd, wordt dit kind het recht ontnomen om internationale bescherming te verzoeken. Overeenkomstig het internationaal recht heeft ieder kind dat vervolging vreest het recht om internationale bescherming te verzoeken. Dit recht mag niet afhangen van de nationaliteit van het kind. Kinderen ondergaan specifieke vormen en manifestaties van vervolging, met inbegrip van recrutering van minderjarigen, vrouwelijke genitale verminking, mensenhandel enz. Dit komt ook voor in zogeheten ‘veilige landen’. Kinderen en hun families worden verder in de armen van smokkelaars en mensenhandelaars gedreven wanneer grenzen voor hen worden gesloten. UNICEF beveelt aan: 1. Dat er grensbeheersprocedures komen die kinderen de mogelijkheid geven om hun recht tot internationale bescherming te laten gelden. 2. Dat in verschillende talen kindvriendelijke informatie wordt verstrekt over het recht om internationale bescherming te verzoeken en hoe men er toegang tot krijgt, ook aan grensposten. 3. Ieder asielverzoek van een kind staat op zich en moet worden behandeld op een op leeftijd en gender gevoelige manier, tijdig en met respect voor alle procedurele waarborgen. 4. Staten dienen meer getrainde deskundigen aan te werven om asielaanvragen van kinderen te beoordelen, ook aan grensposten. Kinderen en collectieve uitzetting Collectieve uitzetting van vreemdelingen is verboden volgens het internationaal recht. Artikel 4 van het vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verbiedt eender welke maatregel die vreemdelingen ertoe dwingt als groep te vertrekken, behalve wanneer deze maatregel er is gekomen op basis van een redelijk en objectief onderzoek van de specifieke zaak van iedere vreemdeling in de groep. UNICEF beveelt aan: 1. Dat geen kind uitgewezen mag worden zonder een persoonlijk onderhoud en een individuele beoordeling. 2. Het persoonlijk onderhoud moet worden afgenomen door ambtenaren die zijn opgeleid in kinderrechten en kinderbescherming. De aanwezigheid van een voogd moet worden gegarandeerd voor ieder niet-begeleide minderjarige vreemdeling. Wanneer de aanwezigheid van een dergelijke voogd niet mogelijk is, moet het kind passende rechtsbijstand krijgen. 3. Het onderhoud dient ook specifiek op kinderen gerichte redenen voor internationale bescherming
en gendergerelateerde gevoeligheden in overweging te nemen. 4. Het terugkeerbevel moet voor ieder kind individueel zijn en in het bijzonder rekening houden met objectieve criteria voor het bevel en het belang van het kind. Push back praktijken, met inbegrip van push back van kinderen Kinderen worden kort nadat ze de grens zijn overgestoken teruggedreven naar het land dat ze wilden verlaten. UNICEF drukt zijn bezorgdheid uit over zulke praktijken omdat ze te snel of onmiddellijk nadat het kind de grens is overgestoken plaatsvinden. Daarom bieden ze onvoldoende garanties voor het recht op daadwerkelijke toegang tot internationale bescherming, bescherming tegen refoulement, en het recht op juridische toetsing van een terugkeerbesluit. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft zich uitgesproken tegen push back praktijken, gezien deze ook mensen kunnen blootstellen aan reële risico’s op mensenrechtenschendingen in het land waarnaar ze worden teruggedreven. In de aanhoudende vluchtelingen- en migratiecrisis in Europa merkt UNICEF twee belangrijke risico’s op waarmee kinderen worden geconfronteerd als een gevolg van push back praktijken: ze worden in hoge mate kwetsbaar voor smokkelaars en mensenhandelaars, of ze worden vastgehouden in de staat waarnaar vii ze worden teruggedreven. In beide gevallen leidt dit tot ernstige schendingen van de kinderrechten. UNICEF herinnert staten er ook aan dat wanneer push back betrekking heeft op een groep vreemdelingen en er niet is gekomen op basis van een redelijk en objectief onderzoek van de zaak van elke individuele vreemdeling in de groep, die praktijk als collectieve uitzetting wordt gekwalificeerd en verboden is volgens het internationaal recht. UNICEF voert actie tegen push back praktijken. In plaats hiervan moet aan kinderen daadwerkelijke toegang worden gegeven tot hun recht om internationale bescherming te verzoeken.
i
Gegevens EUROSTAT, zoals geüpdatet op 4 februari 2016 Kinderrechtencomité, Algemeen Commentaar nr. 6, par. 27. beschikbaar op: http://www2.ohchr.org/english/bodies/crc/docs/GC6.pdf iii Ibid., IVRK, AC nr. 6 iv Voor relevante rechtspraak, zie o.a. EHRM, M.S.S. v. België en Griekenland, beschikbaar op: https://ec.europa.eu/anti-trafficking/legislation-and-case-lawcase-law/case-mss-v-belgium-and-greece-application-no3069609_en, ECJ, Joined Cases C-411/10 and C-493/10, beschikbaar op: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62010CJ0411&lang1=en&type=NOT&ancre= v UNICEF, Richtlijnen voor de bescherming van kindslachtoffers van mensenhandel, 2006, beschikbaar op: http://www.unicef.org/ceecis/0610Unicef_Victims_Guidelines_ en.pdf vi IVRK, AC nr. 6, supra noot 2 vii Hirsi Jamaa en anderen tegen Italië, http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-isnew/news/pdf/grandchamberjudgmenthirsijamaaandothersvit aly2302121_ en.pdf ii
Advocacy paper – Analyse en aanbevelingen betreffende kwesties die verband houden met de terugkeer van kinderen en grenscontroles ● 5