Ap: 1 - 2010
ÉÉN JAAR OBAMA KLIMAAT EN MONDI ALE VEILIGHEID NA ‘KOPENHAGEN’ KATERN: ‘LI SSABON’ EN DE EUROPESE UNI E OP HET WERELDTONEEL Sven Biscop, Serge Van Camp en Pieter Bindt
inhoudsopgave 3
Redactioneel
4
Opinie Eén
jaar Obama: tussen droom en daad
Alexander Moens en Inu Barbee
10
Analyse Het
klimaat en mondiale veiligheid na ‘Kopenhagen’: ook oplossingen voor klimaatverandering hebben implicaties voor internationale veiligheid en bestuur Rob Swart
16
Katern: ‘Lissabon’ en de Europese Unie op het wereldtoneel Opinie 2010: en toen werd de EU een grootmacht? Sven Biscop
20
Analyse Het Verdrag
van Lissabon: grotere nadruk op de militaire ambities van de EU Serge Van Camp
24 Interview “Zolang er chaos is in Somalië, zijn er piraten op zee.” Een interview met commandeur Pieter Bindt David den Dunnen 29
Atlantisch Nieuwsoverzicht
33
Achteraf Atlantisch perspectief: Nummer: 1 / 2010 Jaargang 34 tijdschrift voor internationale betrekkingen en veiligheidspolitiek
colofon Atlantisch Perspectief is een
genmaj marns b.d. Kees Homan
het bureau van de Atlantische
Abonnementen en lidmaatschap-
uitgave van de Stichting
Joris Janssen Lok
Commissie.
pen worden automatisch met een
Atlantische Commissie
prof. dr. Ruud Janssens
ingeschreven bij de Kamer van
prof. dr. Wim Klinkert
Vormgeving
Koophandel Haaglanden onder
Hans van Leeuwe
Arthur Meyer; M/vG ontwerpers
nummer 41149134. Atlantisch
prof. dr. Marianne van Leeuwen
Perspectief verschijnt 8x per jaar
Rik van der Linden
Opmaak & Druk
Anselm van der Peet
Koninklijke De Swart, Den Haag
kalenderjaar verlengd tenzij voor
dr. Sebastian Reyn Auke Venema
ISSN-nr.: 0167-1847
Bezuidenhoutseweg 237A-239A
Internationale Adviesraad
Artikelen uit Atlantisch P erspectief
2594 AM Den Haag
dr. Hans Binnendijk
mogen alleen worden overgenomen
telefoon: 070 363 94 95
dr. Ann-Sofie Dahl
na schriftelijke toestemming van
fax: 070 364 63 09
Marten van Heuven
de redactie.
e-mail:
[email protected]
prof. dr. Jan Willem Honig
internet: www.atlcom.nl
prof. dr. Margarita Mathiopoulos
De redactie van Atlantisch
prof. dr. Alexander Moens
Perspectief is het niet noodzakelij-
Eindredacteur
dr. Henning Riecke
kerwijs eens met de strekking van
David den Dunnen
Stanley Sloan
de artikelen in het tijdschrift.
Adviesraad
Abonnementen
van Atlantisch Perspectief zijn
dr. Bram Boxhoorn
Een abonnement kost ? 25,-
te verkrijgen bij de Atlantische
voorzitter
per jaar. Studenten en scholen
Commissie.
Niklaas Hoekstra
betalen ? 20,-. Opgave schriftelijk,
Advertentietarieven zijn te bevragen
senior redacteur
t elefonisch of elektronisch bij
bij de redactie.
Bureau & Redactie
1 december schriftelijk is opgezegd.
18 januari 2009, Washington DC: een marinier inspecteert de Joint Ceremonial Honor Guard, voorafgaand aan de inauguratie van Barack Obama tot president van de Verenigde Staten (foto: Pentagon/L. Simmons)
Losse en voorgaande nummers
Ap: 1 - 2010
ÉÉN JAAR OBAMA KLIMAAT EN MONDI ALE VEILIGHEID NA ‘KOPENHAGEN’ KATERN: ‘LI SSABON’ EN DE EUROPESE UNI E OP HET WERELDTONEEL Sven Biscop, Serge Van Camp en Pieter Bindt
Ap: 2010nr1
Redactioneel
3
Atlantische reflex De commissie-Davids heeft in een in alle opzichten indrukwekkend rapport de Nederlandse rol bij het Irakconflict (2003) geanalyseerd. De commissie kreeg veel lof toegezwaaid vanwege de diepgang van haar onderzoek en de voortvarendheid waarmee zij de klus heeft geklaard. De politieke beroering die onmiddellijk erna ontstond zal velen niet zijn ontgaan. In het rapport speelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken, naast het optreden van de minister-president, een hoofdrol. De toenmalige minister De Hoop Scheffer figureert veelvuldig als protagonist. In meerdere conclusies van het rapport wordt naar zijn rol verwezen. De algemene tekst van het rapport is zorgvuldig geformuleerd en vlot geschreven. Des te opvallender is dat ten minste één van de conclusies op gespannen voet staat met de door de commissie zelf opgelegde eis de ‘relevante feiten’ vast te stellen. De conclusie waarover hier wordt gesproken (nr. 16) stelt dat de kansen op een gemeenschappelijk EU-standpunt beperkt werden door de aanwezige tweespalt in de EU. En vervolgens: “Nederland kon door zijn pro-Amerikaans-Britse positie niet de gewenste rol van bemiddelaar vervullen tussen vooral het Verenigd Koninkrijk enerzijds en Duitsland en Frankrijk anderzijds. In de door de commissie onderzochte periode prevaleerde de Atlantische reflex boven een op Europa gerichte houding.” Deze conclusie is aanvechtbaar en wel om meerdere redenen. In de eerste plaats volgt de conclusie niet vanzelfsprekend uit de tekst van het rapport. De tekst laat zien hoe vooringenomen vooral de Duitse kanselier Schröder was inzake de kwestie-Irak. Hij had, zo stelt de commissie, de “oorlogskaart” getrokken vanwege aankomende verkiezingen. Hij stelde dat hij tegen elk ingrijpen in Irak was, zelfs als dat werd ondersteund door een Veiligheidsraadresolutie. Het gezegde “all foreign politics is local” is meer dan toepasselijk op deze situatie. Dat De Hoop Scheffer er kennelijk dus niet in slaagde om hem op andere gedachten te brengen is een voor de hand liggende conclusie. Maar kwam dat nu echt door zijn ‘pro-Angelsaksische’ houding? Dat is maar zeer de vraag. De hamvraag is in feite wie er überhaupt in zou zijn geslaagd Schröder op andere gedachten te brengen of minstens tot enige politieke beweging te krijgen. Wellicht was daarvoor de Franse politieke leider Chirac de aangewezen persoon, maar die was in de eerste plaats zelf nogal verrast door het Duitse standpunt, dat een forse breuk betekende in
de Duits-Amerikaanse betrekkingen na 1949. En daarna kwamen de Fransen in een ‘roller coaster-situatie’ terecht, zonder controle over richting en eindpunt van het eigen optreden. De veronderstelling is mijns inziens dus eerder dat wat De Hoop Scheffer ook had gedaan, hij er hoogstwaarschijnlijk nooit in zou zijn geslaagd de Duitse bondskanselier op andere gedachten te brengen. Het is een veronderstelling die in deze kwestie meer terzake doet dan de aangehaalde ‘pro-Amerikaans-Britse positie van De Hoop Scheffer’. Nog anders gezegd: de ‘Atlantische reflex van Buitenlandse Zaken’ of de vooringenomenheid van de toenmalige minister moest het onderspit delven tegen de onbeweeglijke positie (parti pris) van de tandem Duitsland-Frankrijk. Andere opties waren er in feite niet. Tenzij De Hoop Scheffer zich, in navolging van onze zuiderburen, (eerder) had aangesloten bij de Duits-FransBelgische coalitie. Maar een dergelijke draai zou op zijn minst niet politiek consistent zijn geweest. Daarmee komt een andere onduidelijkheid over een deel van de conclusie aan de orde, namelijk de vermeende ondergeschiktheid van een “op Europa gerichte houding” ten opzichte van de Atlantische houding. Wat wordt er precies met een “op Europa gerichte houding” bedoeld? Wordt hier soms de Europese Unie mee bedoeld? Maar welk deel van de Unie dan? Alleen de Frans-Duitse as? Logischerwijs in ieder geval niet de lidstaten uit Midden-Europa, want die waren bijna alle onvoorwaardelijk pro-Amerikaans, zoals het rapport ook stelt. Het is opvallend dat de formulering van deze conclusie zo nonchalant is gekozen. ‘Europa’ omvat meer dan de Europese Unie en het is zeker ongebruikelijk het begrip te reserveren voor de Frans-Duitse relatie. Is dit een onbedoeld gevolg van een deadline die door de commissie gehaald moest worden? Het rapport geeft een heldere analyse over de besluitvorming rondom de kwestie-Irak. Maar de hier besproken conclusie doet onvoldoende recht aan het feitenrelaas van de commissie zelf en is deels – naar mag worden aangenomen onbedoeld – eerder verhullend dan verhelderend te noemen.
Bram Boxhoorn 5 februari 2010 Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
4
Opinie
Eén jaar Obama
Ap: 2010nr1
Tussen droom en daad
Alexander Moens en Inu Barbee
Barack Obama’s karakter als president en zijn stijl van besluitvorming worden gekenmerkt door drie aspecten. Allereerst is Obama intellectueel nieuwsgierig en houdt hij ervan om filosofisch te reflecteren. Doordat hij daarnaast bereid is zich te verplaatsen in de gezichtspunten van anderen, en hij starre ideologie verwerpt, neigt hij meer naar relatieve dan naar absolute waarden. Obama heeft ook een praktische kant, waardoor hij pragmatisch op kan treden en het compromis zoekt.
Obama beschrijft zijn intellectuele nieuwsgierigheid en filosofische inslag in zijn eerste boek, Dreams from My Father, dat werd gepubliceerd in 1995 toen hij nog een onbekende was in de Amerikaanse politiek.1 Als kind van een Keniaanse vader, die als buitenlandse student aan de Universiteit van Hawaii studeerde, en een Amerikaanse moeder die opgroeide in Kansas, legt Obama op fraaie wijze zijn lange intellectuele en emotionele zoektocht naar zijn identiteit en afkomst vast. Als hij uiteindelijk zijn Keniaanse wortels ontdekt en hij enige tijd in Indonesië gewoond heeft, blijkt hij beter in staat een waardering van zijn ‘Amerikaan-zijn’ te kunnen geven. Obama is duidelijk geneigd tot bespiegeling en heeft een sterk verlangen om anderen om hem heen te begrijpen. Het kunnen doorzien van de verschillende aspecten van een probleem is ook onderdeel van zijn presidentiële besluitvormingsproces. De regering-Obama werd in het najaar van 2009 beschuldigd van “dralen” doordat ze er drie maanden over deed om te beslissen over een ‘nieuwe’ strategie voor Afghanistan.2 De uiteenlopende opties, zoals gesteund door vicepresident Joe Biden aan de ene, en generaal Stanley McChrystal aan de andere kant, passeerden publiekelijk de revue. Maar Obama was niet bang voor een conflict tussen zijn adviseurs, en liet zich evenmin dwingen tot een overhaast besluit. Obama gaat heel ontspannen om met zijn Amerikaanse identiteit, al blijft het ingewikkeld. Hij is een Afro-Amerikaan, maar
groeide niet echt op in die cultuur. Het merendeel van zijn jeugd bracht hij door op Hawaii, waar het vooral de grootouders van zijn moeders kant waren die de jonge Barack opvoedden. Obama’s manier van denken is sterk beïnvloed door zijn grootouders’ en zijn moeders hang naar etnische en culturele diversiteit, en hun afkeer van ideologische en religieuze starheid. Obama is eigenlijk evenzeer onderdeel van het blanke, liberal deel van de Amerikaanse cultuur, als van de zwarte cultuur. Hij is zeer Amerikaans op het punt van de politieke cultuur en van zijn religieuze ontwikkeling, maar ook enigszins ‘on-Amerikaans’ doordat hij maar al te goed weet hoe het leven buiten Amerika is. Door zijn multiculturele achtergrond en zijn sterke afkeer van starre ideologie zou je Obama een ‘relativist’ kunnen noemen in de Amerikaanse politiek. Daarmee is hij dus het tegenovergestelde van George W. Bush, die zich sterk verbonden voelde met een aantal kernwaarden. Obama’s retoriek kan soms ‘verheven’ klinken, maar zijn gebondenheid aan concrete waarden is in feite moeilijk vast te stellen. Hoewel het helpen van minderheidsgroepen aan de zuidkant van Chicago – wat Obama als twintiger deed – zonder enige twijfel idealisme vergt, was zijn onderliggende drijfveer toch vooral om dingen voor elkaar te krijgen. Het praktische spreekt Obama eerder aan dan het ideaal. Idealen en overtuigingen staan hem niet in de weg om een specifiek project tot een goed einde te brengen.
Dezelfde dynamiek valt waar te nemen in zijn presidentschap. Het wetsvoorstel voor een herziening van de Amerikaanse gezondheidszorg, dat voor Obama in 2009 bovenaan de lijst met politieke prioriteiten stond, toont duidelijk dit spanningsveld: Obama’s vele redevoeringen over de zorgherziening zijn behoorlijk idealistisch – en ideologisch – van toon, terwijl het wetsvoorstel zelf eigenlijk meer een herziening van het bestaande beleid is dan iets drastisch nieuws. Hetzelfde geldt voor zijn Afghanistanstrategie: dit is feitelijk een verfijning van het beleid dat de huidige president erfde van de regering-Bush, met uitzondering van de datum (2011) waarop de troepen teruggetrokken moeten worden. Verschillende van Obama’s topadviseurs hebben echter al aangegeven dat deze datum niet persé onherroepelijk is; het hangt af van de omstandigheden op de grond. Is het dus Obama’s praktische inslag die de gemeenschappelijke factor is in zijn vroegere maatschappelijk werk en zijn uiteindelijke politieke carrière – eerst in de Senaat van Illinois, later in de Amerikaanse Senaat –, of zijn het toch zijn idealen? Is Obama een dromer of een doener? Dit zou uiteindelijk wel eens de hoofdvraag kunnen zijn wanneer Obama’s presidentschap onderzocht wordt. Obama’s tweede boek, The Audacity of Hope (gepubliceerd in 2006), is een oproep tot pragmatisme, en wil de vergeten kunst van het smeden van politieke compromissen en coalities weer tot leven wekken.3 De toenmalige presidentskandi-
daat keurde ideologische starheid zowel ter linker- als rechterzijde van het politieke spectrum krachtig af, evenals de ‘alles of niets’-mentaliteit van de partijpolitiek. Obama’s onverwachte besluit om het Congres tot een partner te maken bij de ontwikkeling van zijn beleid inzake de gezondheidszorg en groene energie, is duidelijk een poging om een coalitie te smeden tussen het Witte Huis en de leiders in het Congres. Zoals er een spanningsveld bestaat tussen intellectueel zuivere oplossingen en het bij elkaar vegen van de uiteenlopende meningen van alle mogelijke betrokkenen, zo zullen Obama’s eigen prioriteiten en die van de Democraten in het Congres ook niet altijd overeenkomen. De verkiezingscampagne van 2008 toonde dat Obama’s team ijzersterk was in zowel strategie als tactiek. Zijn poging om gezamenlijk op te trekken met de Democraten in het Congres (die ook onderling uiteenlopende belangen hebben) heeft die strategie en tactiek van toen weer hard nodig.
De politieke agenda van de regering-Obama Optreden in de financieel-economische crisis Obama won de Democratische voorverkiezingen in 2008 door een combinatie van eigen charisma en welbespraaktheid, en het tactische vernuft van zijn team onder leiding van David Axelrod en David Plouffe. Obama nam een meer liberal standpunt in op het gebied
Barack Obama’s buitenlands beleid wordt gekenmerkt door de aanvaarding dat de Amerikaanse macht begrensd is. President Obama tijdens een speciale zitting van de VN-Veiligheidsraad in september 2009 over nucleaire non-proliferatie (foto: UN Photo/E. Debebe)
6
Opinie
van uitgaven, de rol van de overheid en van buitenlands beleid dan Hillary Clinton. De hoofdpunten van Obama’s voorstellen waren een drastische belastingverhoging voor de hogere inkomens, nieuwe belastingen voor bedrijven, en hogere heffingen op dividenduitkeringen en kapitaalwinsten. De bijstandsuitkeringen voor de lagere inkomens zouden aanzienlijk moeten stijgen. Geen van deze beloften is tot dusverre ingelost. Op buitenlandgebied handhaafde Obama een harde lijn op het punt van de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak, en van zijn streven naar een dialoog met aartsvijanden als Iran en Noord-Korea. Obama klonk eigenlijk alleen vechtlustig als het erom ging te ‘winnen’ in Afghanistan. Zoals wel vaker in de Amerikaanse politiek was buitenlands beleid geen prioriteit voor Obama. Het was de groeiende financiële en economische crisis in het najaar van 2008 die ervoor zorgde dat het Amerikaanse publiek, dat al langer om verandering riep, zich definitief keerde naar de Democratische partij en Obama. De Amerikaanse kiezer werd echter niet meer liberal. De winst van de Democraten in het Congres in 2008 volgde de trend van 2006, toen veel ‘Blue Dog’ of ‘Reagan Democrats’ zich bij hen aansloten, vooral in het Huis van Afgevaardigden. Voor het economisch beleid koos Obama een in brede kring gerespecteerd en zeer ervaren team uit om de bevolking ervan te overtuigen dat hij direct op zou treden in de economische crisis, en om duidelijk te maken dat hij pragmatisch zou omgaan met zijn behoorlijk liberal plannen uit de verkiezingscampagne. Lawrence Summers, die minister van Financiën was gedurende de laatste twee jaar van de regeringClinton, kreeg de leiding over de Economische Raad van het Witte Huis. Timothy Geithner, Obama’s keuze voor minister van Financiën, was daarvoor voorzitter van de Federal Reserve van New York geweest, en werd beschouwd als een pragmatische figuur die in staat zou zijn om het verlies van vertrouwen in de financiële sector te herstellen. Paul Volcker, de vroegere voorzitter van de ‘Fed’, stemde ermee in om Obama’s Adviesraad voor Economisch Herstel voor te zitten. Gesterkt door de reputatie van dit team lukte het president Obama om begin 2009 een stimuleringspakket door het Congres te krijgen. Obama liet zien dat hij te goeder trouw was jegens de Republikein Mitch McConnell, de leider van de Republikeinse minderheid in de Senaat, door voor te stellen dat meer dan een derde van het stimuleringspakket zou bestaan uit belastingverlagingen en zakelijke afschrijvingen – een van de pijlers van de Republikeinse stimuleringsplannen. Door het pakket zo samen te stellen, was het duidelijk dat de president hoopte tot een akkoord te kunnen komen met de Republikeinen. Slechts drie van hen stemden echter mee met de Democraten om het wetsvoorstel door de Senaat te loodsen. Toen president Obama op 17 februari de American Recovery and Reinvestment Act ter waarde van 787 miljard dollar bekrachtigde, had hij zijn eerste wetgevingsoverwinning behaald. Of zoals de Washington Post het stelde: “Het compromis is de eerste grote prestatie van de nieuwe regering.”4
Ap: 2010nr1
Wat betreft Obama’s overige benoemingen is de rode draad ‘diversiteit in beleid’. Christina Romer werd benoemd tot voorzitter van de Raad van Economische Adviseurs. Melody Barnes, oud-voorzitter van American Progress, een denktank ter linkerzijde van het politieke spectrum in Washington en lange tijd adviseur van senator Ted Kennedy in het Comité voor het Rechtswezen, werd aangesteld als directeur Binnenlands Beleid. De kans was groot dat beiden een meer liberal benadering zouden kiezen dan Geithner en Summers.
Het buitenlands en nationaal veiligheidsbeleid Sommigen zeggen dat Doris Kearns Goodwins magnifieke studie van het kabinetsbeleid van Abraham Lincoln, gepubliceerd in 2005, Obama geïnspireerd zou hebben om zijn belangrijkste rivaal, Hillary Clinton, te benoemen tot minister van Buitenlandse Zaken.5 Obama had dat boek inderdaad gelezen, maar Clintons benoeming had vooral te maken met het feit dat Obama zijn buitenlands en nationaal veiligheidsbeleid pragmatisch en vanuit het politieke centrum wilde voeren, net als zijn economisch beleid. Om die reden hield hij Robert Gates aan als minister van Defensie. Het was daarnaast een slimme zet van hem om James Jones te benoemen tot Nationaal Veiligheidsadviseur. De voormalige mariniersgeneraal en geallieerd opperbevelhebber van de NAVO had niet alleen de juiste geloofsbrieven om Obama’s aanpak op nationaal veiligheidsgebied militair kracht bij te zetten, maar was tegelijkertijd een van de felste critici van het beleid van George W. Bush geweest. Jones had geklaagd dat minister Rumsfeld de Verenigde Chefs van Staven tot napraters van zijn eigen politieke lijn had gereduceerd. In zijn boek State of Denial bevestigt Bob Woodward Jones’ stellingname, en geeft aan dat Rumsfeld zijn generaals opzij zette en hen feitelijk het zwijgen oplegde, zodat president Bush onthouden werd van onafhankelijk militair advies.6 De Nationale Veiligheidsraad (NSC) van Obama is een afspiegeling van zijn weloverwogen stijl en zijn bereidheid om verschillende invalshoeken te horen. De ambassadeur bij de Verenigde Naties, Susan Rice, de minister van Justitie, en de ministers van Binnenlandse Veiligheid en Energie zijn allen lid van de NSC. Daarnaast is het voornemen om met enige regelmaat een beroep te doen op andere topadviseurs. Blijkbaar wilde president Obama uit een nog bredere kring advies dan alleen van zijn naaste adviseurs, zodat hij besloot ook nog eens verschillende ‘superfunctionarissen’ (‘policy czars’) en speciale gezanten aan te stellen. Hierdoor was een constante toevoer van zoveel mogelijk uiteenlopende meningen gegarandeerd. Zo benoemde Obama Carol Browner, die het Milieubeschermingsagentschap onder Bill Clinton leidde, tot zijn superfunctionaris voor energie. Wat betreft het buitenlands beleid stelde de president George Mitchell aan als zijn gezant voor het Arabisch-Israëlisch conflict. Richard Holbrooke werd benoemd tot speciale gezant voor Afghanistan en Pakistan.
Ap: 2010nr1
Opinie
Obama’s adviseurs gingen van start met een grondige herziening van de verschillende opties voor Afghanistan en Pakistan. Bruce Riedel, een voormalige CIA-agent, werd aan Holbrooke’s team toegevoegd, en de zojuist benoemde onderminister van Defensie voor Beleid, Michèle Flournoy, werd een van de voorzitters van de commissie die de samenwerking tussen de verschillende departementen moest gaan doorlichten. Flournoy was een van de oprichters van het Center for a New American Century, een denktank in Washington. Deze naam leek bewust gekozen om de rol over te nemen van het Project for the New American Century. Deze denktank was opgericht in 1997 door bekende neoconservatieven als Bill Kristol en Robert Kagan. Het plan van George W. Bush om Irak binnen te vallen en het tot een democratie in het MiddenOosten te maken, zoals naar voren gebracht door Paul Wolfowitz en Richard Perle, had zijn intellectuele wortels in deze organisatie. De oprichting van deze speciale organen en de De president heeft aanstelling van verschillende gezanten wijzen zich verzekerd van erop dat Obama, net als Franklin Delano een constante toevoer Roosevelt, een stijl van regeren heeft die van uiteenlopende gebaseerd is op competitie. Roosevelt zette vaak meningen meerdere topadviseurs aan het werk op hetzelfde project, en hoopte dat de diverse invalshoeken – en onderlinge competitie – hem het best mogelijke advies zouden opleveren.7 Een elkaar onderling beconcurrerende groep adviseurs vraagt echter wel van de president dat hij weet te voorkómen dat ze met elkaar in gevecht raken. Daarom is het essentieel dat hij actief betrokken blijft bij de besluitvorming – en hij degene is die de uiteindelijke beslissing neemt. De president moet in de gaten houden of een adviseur zijn concurrent niet het zwijgen probeert op te leggen en dat hij de speciale toegang tot de president niet misbruikt om de hiërarchie binnen de besluitvorming te omzeilen.
Obama’s buitenlandpolitiek: “zweverig” of “oorlogszuchtig”? Met zijn buitenlands beleid is Obama niet eenvoudig in een van de traditionele ideologische categorieën te plaatsen. Zijn beleid getuigt enerzijds van de liberaal-internationalistische benadering van Woodrow Wilson, zoals beschreven door Walter Russell Mead.8 Anderzijds is hij op het gebied van de mensenrechten minder onbuigzaam dan Jimmy Carter, en voorzichtiger over de aantrekkingskracht van de Amerikaanse democratische principes dan George W. Bush. Obama is er niet zo zeker van dat de Amerikaanse waarden de oplossing zijn voor de wereldproblematiek. Zijn buitenlandspolitieke ambities kenmerken zich juist
7
door een zeker realisme. Hoewel zijn speeches doorspekt zijn met idealistische retoriek, bestaat zijn benadering uit meer dan alleen maar diplomatieke détente. Zoals gezegd: Obama is pragmatisch. Hij voert zijn buitenlandbeleid op een vergelijkbare manier als zijn binnenlands beleid: hij maakt duidelijk dat hij idealen heeft, en tegelijkertijd streeft hij naar compromissen, waardoor hij probeert bondgenoten te verwerven onder medestanders én critici.9 Onderdeel van zijn optreden op het internationale toneel is dat hij uiteenlopende gemeenschappen en groepen de hand reikt, in plaats van een benadering onder de noemer ‘vrijheid voor iedereen’. In zijn redevoering voor de Universiteit van Cairo in juni 2009 zei hij dat “Amerika en de islam elkaar niet uitsluiten, en geen competitie met elkaar hoeven te voeren. Ze overlappen elkaar juist, doordat ze verschillende gemeenschappelijke principes hebben…”10 Door zijn verzoenende toon wil hij de kloof die de afgelopen jaren is ontstaan, overbruggen. Hiermee onderscheidt hij zich duidelijk van zijn ideologisch geharde voorganger, die stelde dat je “voor of tegen ons bent.” Obama wil “een nieuw begin [maken] tussen de Verenigde Staten en moslims wereldwijd.”11 In dezelfde geest heeft Obama aangekondigd multilaterale diplomatie te willen inzetten om de relaties met de Europese landen te verbeteren. Joe Biden merkte op dat de regering de ‘reset buttom’ wil indrukken in de betrekkingen met Rusland. Kortom: Obama’s buitenlands beleid wordt gekenmerkt door diplomatie en dialoog, een verlangen om de ander te begrijpen, en de aanvaarding dat de Amerikaans macht begrensd is. Maar maakt al die verzoeningspolitiek Obama nu tot een ‘duif’, een zweverige idealist? Obama’s dankrede bij de aanvaarding van de Nobelprijs voor de Vrede toonde een heel andere kant van zijn visie op de wereld. Hij ging in op het vraagstuk van de rechtvaardige oorlog, en hoe een rechtvaardige vrede is te bereiken. “Als je zegt dat het gebruik van geweld soms nodig is, is dat geen cynisme. Je erkent dan juist de lessen van de geschiedenis, de les dat de mens niet volmaakt is, en dat de rede grenzen heeft.”12 Sommigen suggereerden dat hij de geesten vast rijp maakte voor een mogelijk gewapend conflict met Iran, en bestempelden Obama’s rede tot ‘Nobel War Speech’.13 Anderen stelden dat we hier mogelijk te maken hebben met een ‘Obamadoctrine’, en dat hij ermee afstand neemt van zijn eerdere beleid.14 Het is echter waarschijnlijker dat Obama precies hetzelfde doet in zijn buitenlandbeleid als in zijn binnenlands optreden, namelijk dat hij als pragmaticus duidelijk maakt dat hij weet hoe het spel gespeeld wordt. Geen enkel onderdeel van Obama’s defensiebegroting wijst erop dat er een geharnast beleid aan zit te komen. Je kunt er eerder uit afleiden dat de regering-Obama meegaat met de verschuiving in de defensiedoctrine, van een gebaseerd op zware conventionele eenheden naar een bedoeld voor counterinsurgency. Zo stelt hij een productielimiet in voor de F-22 Raptor. Het basisbudget van 538 miljard dollar voor defensie is een 3,4 procent toename ten opzichte van het budget voor fiscaal jaar 2009. De uitgaven voor het raketschild worden gekort met 15 procent.15
8
Ap: 2010nr1
een troepenverhoging met 30.000 militairen, en daarnaast civiele componenten, te weten een fonds om nationale verzoening met de Taliban te bewerkstelligen, en een verdieping van de samenwerking met Pakistan.18 Obama had een overtuigend plan nodig als hij het succes van de surge in Irak, zoals geleid door generaal David Petraeus, wilde herhalen in Afghanistan.19 De president denkt inderdaad dat zo’n surge succes zou kunnen hebben in Afghanistan, en had daarom McChrystal toegestaan de missie te herdefiniëren. Zijn counterinsurgency-operatie gaat uit van het idee dat de burgerbevolking beter beschermd moet worden, zodat er vertrouwen kan ontstaan tussen de lokale bevolking en de buitenlandse troepen. We moeten echter niet vergeten dat een counterinsurgency-operatie lang kan duren en vaak geen duidelijke deadline heeft. Dat komt omdat zo’n operatie nauw samenhangt met de ontwikkeling en de economische groei van het land.20 Niettemin heeft Obama aangekondigd dat hij de troepen binnen 18 maanden na het begin van de surge weer naar huis wil halen. Dit wordt de grootste uitdaging voor zijn beleid.
Iran: grenzen aan de dialoog?
Surge in Afghanistan Obama’s beleid ten aanzien van de oorlog in Afghanistan toont duidelijk zijn neiging om een middenpositie in te nemen. Zijn voorstel in september om een nieuwe Afghanistanstrategie op te stellen, werd veroorzaakt door de verkiezingsfraude in dat land, de groeiende impopulariteit van de oorlog onder de Amerikaanse bevolking, en generaal McChrystals verzoek om 40.000 extra troepen. Liberal commentatoren zoals Arianna Huffington, Rachel Maddow en E.J. Dionne bestempelden Obama’s beleid als “oorlogszuchtig.” Het zou alleen in naam een verandering zijn ten aanzien van het beleid van George W. Bush.16 Maar de bereidheid van deze critici om weg te lopen van de oorlog in Afghanistan zonder acht te slaan op de consequenties daarvan, toont hoezeer partijpolitieke keuzes de overhand hebben bij vraagstukken van nationale veiligheid.17 Obama heeft duidelijk gemaakt dat hij de oorlog in Irak als “een oorlog uit vrije wil” ziet, en ‘Afghanistan’ als een van “noodzaak” vanwege de aanslagen van 11 september 2001. In tegenstelling tot ‘Irak’ is de oorlog in Afghanistan niet alleen Amerika’s gevecht, maar ook een waarin de NAVO-bondgenoten en de internationale gemeenschap een aandeel hebben. Na lange beraadslagingen zette Barack Obama uiteindelijk zijn strategie voor de Afghanistanoorlog uiteen. Belangrijke elementen zijn
Even ingewikkeld is de kwestie-Iran. Obama’s beleid jegens Teheran is erop gericht het gebruik van geweld te voorkómen. De resultaten hiervan kunnen pas over enige tijd beoordeeld worden. Maar op een gegeven moment is de tijd van handreikingen en dialoog voorbij, en wordt de volgende stap het opstellen van een robuust sanctieregime. Het is nu nog onduidelijk of Obama’s toenadering tot Rusland en China een betere samenwerking met deze landen op dit punt zal opleveren. Rusland verwelkomde eerder de stap van de regering-Obama om het raketschild bestaande uit langeafstandsraketten in Oost-Europa te vervangen door een ander systeem dat gebruik maakt van middellangeafstandswapens. Ook verwelkomde Moskou de Amerikaanse bereidheid om tot een opvolger te komen voor het nucleaire wapenreductieverdrag START. Maar of deze uitingen van Amerikaanse goodwill Russische steun voor sancties tegen Iran kunnen verzekeren, blijft zeer de vraag.
Obama in het nauw? President Obama heeft zinsneden als “a fresh start,” “a new beginning” en “a new day” in 2009 zó vaak gebruikt dat de verwachtingen over zijn beleid van dialoog hooggespannen zijn.21 Tegelijkertijd voelen maar weinig van Obama’s medestanders zich bemoedigd door diens pragmatische ‘Wilsonianisme’. Het is simpelweg te pragmatisch voor radicale liberals, en te soft voor de conservatieven. Blijkbaar begint Obama zich nu kwetsbaar te voelen, want vanuit het Witte Huis worden inmiddels steeds steviger uitspraken gedaan over de strijd tegen het terrorisme. In zijn speech op West Point maakte de president duidelijk dat zijn inzet voor de veiligheid van de regio Afghanistan-Pakistan onveranderd groot is. Hij legde een direct verband met het voorkómen van
Een matroos aan boord van het Amerikaanse vliegdekschip USS John C. Stennis in de Stille Oceaan (foto: U.S. Navy/J.L. Escobosa)
Ap: 2010nr1
9
Opinie
nieuwe terreuraanvallen op de VS.22 Na de mislukte bomaanslag op het Amerikaanse passagiersvliegtuig op Eerste Kerstdag herhaalde hij nog eens dat hij vastberaden is om de strijd tegen het terrorisme te winnen.
1. Barack Obama, Dreams from My Father: A Story of Race and Inheritance, Three Rivers Press, New York, 1995. 2. Daniel Dombey, ‘Obama’s Afghan Surge Mirrors Bush on Iraq’, Financial Times, 2 december 2009, p. 10. 3. Barack Obama, The Audacity of Hope,Three Rivers Press, New York, 2006.
Behalve door dreigende terreuraanvallen en onwillige tegenstanders als Iran en Noord-Korea is president Obama dit jaar ook zeer kwetsbaar aan het thuisfront. Ondanks dat hij eerder had aangegeven dat met het huidige economische herstel de werkloosheid rond deze tijd gedaald zou moeten zijn tot acht procent van de beroepsbevolking, staat deze nog altijd op tien procent. Zo kan hij dus niet alle eer opeisen voor het economisch herstel. Als men het gemiddelde neemt van de meer dan 30 opiniepeilingen die Obama’s populariteit inmiddels gepeild hebben, is deze gedaald van 63 procent in januari 2009 naar 47 procent in januari 2010.23 Zijn wetsvoorstel voor betaalbare gezondheidszorg voor alle Amerikanen geniet weinig steun onder de bevolking. Het recente verlies van de Democratische ‘supermeerderheid’ in de Senaat brengt nu de toekomst van dit wetsvoorstel in gevaar. En zelfs als het wordt aangenomen zal het tegen hem gebruikt worden door de Republikeinen, die de Democraten willen verslaan in de Congresverkiezingen van november dit jaar.
4. Shailagh Murray en Paul Kane, ‘Congress Reaches Stimulus Accord’, Washington Post, 12 februari 2009, A1. 5. Doris Kearns Goodwin, Team of Rivals: The Political Genius of Abraham Lincoln, Simon & Schuster, New York, 2005. 6. Bob Woodward, State of Denial: Bush at War, Part III, Simon & Schuster, New York, 2006. 7. Alexander George, Presidential Decision-making in Foreign Policy, Westview Press, Boulder, 1980, pp. 149-150. 8. Walter Russell Mead, Special Providence: American Foreign Policy and How It Changed the World, Routledge, New York, 2002, p. 88 en hfst. 5. 9. Jonathan Chait, ‘The Obama Method’, The New Republic, 1 juli 2009, www.tnr.com/article/the-obama-method. 10. Witte Huis, ‘Remarks by the President on a New Beginning’, Universiteit van Cairo, Egypte, 4 juni 2009. 11. Ibid. 12. Witte Huis, ‘Remarks by the President at the Acceptance of the Nobel Peace Prize’, stadhuis van Oslo, Noorwegen, 10 december 2009.
Kans op succes?
13. William Kristol, ‘A Nobel War Speech?’, The Weekly Standard, 21 december 2009, www.weeklystandard.com/Content/Public/
Ondanks alles is Obama door zowel zijn stijl als zijn inhoudelijk beleid een nieuw tijdperk in de Amerikaanse buitenlandpolitiek begonnen. Omdat Amerika langdurige budgettaire problemen zal blijven houden, en zijn rivalen steeds sterker worden, doet Obama er verstandig aan om een voorzichtige en pragmatische benadering te kiezen. Door zijn intellectuele scherpte, grootse visie, en de verscheidenheid van adviezen die hij meeneemt in zijn besluitvorming, is de kans vrij groot dat hij succes zal hebben. Om coherent beleid te kunnen voeren moet hij echter wel tijdig keuzes maken uit de zeer uiteenlopende meningen die op hem afkomen. De bereidheid tot compromis en een pragmatisch gebruik van de manieren waarop besluiten bereikt kunnen worden, kunnen tot goed beleid leiden mits er heldere doelen worden afgesproken. Obama’s beleid ten aanzien van Afghanistan bevat deze elementen al in bescheiden mate. Zijn Iranbeleid echter nog niet.
Articles/000/000/017/324jeods.asp. 14. Gary Schmitt en Tom Donnelly, ‘The Obama Doctrine: How Will We Know if It’s for Real?’, The Weekly Standard, 18 december 2009, www.weeklystandard.com/Content/Public/Articles/000/000/017/ 353hhbwm.asp. 15. Todd Harrison, ‘Analysis of the FY 2010 Defense Budget Request’, Center for Strategic and Budgetary Assessments, 2009, www. csbaonline.org/4Publications/PubLibrary/R.20090812.Analysis_of_ the_FY/R.20090812.Analysis_of_the_FY.pdf. 16. Jonah Goldberg, ‘Realism Minus Reality, Idealism Minus Ideals’, National Review, 2 november 2009, p. 37. 17. Ibid. 18. Yochi J. Dreazen, ‘Gates: Afghan Reconciliation Efforts Critical’, The Wall Street Journal, 19 january 2010, online.wsj.com/article/SB10 001424052748703837004575012584050685758.html. 19. Frederick W. Kagan, ‘Planning Victory in Afghanistan: Nine Principles the Obama Administration Should Follow’, The National
Dr. A. Moens is hoogleraar internationale betrekkingen aan Simon Fraser University in Burnaby (BC), Canada. I. Barbee studeerde in 2008 af aan Simon Fraser University, en start in september met een masterstudie in Amerikaans buitenlands beleid in de Verenigde Staten.
Review, 9 februari 2009, article.nationalreview.com/?q=ZGZhOTRh MjRiYjE3ZGZlMTY1ZTA2MmM5YjY1ZTVlMzA. 20. Michael Crowley, ‘Coin Toss: The Cult of Counterinsurgency’, The New Republic, jrg. 240 nr. 23/24, 30 december 2009, p. 10. 21. Roland Paris, ‘Revenge of the World’, Global Brief, mei 2009, pp. 53-57. 22. Witte Huis, ‘Remarks by the President in Address to the Nation on
Vertaling: David den Dunnen. Ga voor het Engelstalige artikel naar www.atlcom.nl/english.
the Way Forward in Afghanistan and Pakistan’, Militaire Academie van West Point, New York, 1 december 2009. 23. RealClear Politics, ‘President Obama Job Approval’, www.realclear-
Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
politics.com/epolls/other/president_obama_job_approval-1044.html.
10
Ap: 2010nr1
Analyse
Het klimaat en mondiale veiligheid na ‘Kopenhagen’
Ook oplossingen voor klimaatverandering hebben implicaties voor internationale veiligheid en bestuur Rob Swart
In zijn artikel ‘Klimaatverandering als veiligheidsprobleem’ in Atlantisch Perspectief 1, 2008 geeft Kees Homan een uitstekend overzicht van de relatie tussen de voorspelde gevolgen van klimaatverandering en veiligheid. Homan stelt dat klimaatverandering de internationale stabiliteit en veiligheid kan bedreigen door de toename van falende en fragiele staten, door risico’s voor de mondiale economische ontwikkeling, door verdelingsconflicten tussen veroorzakers en getroffenen van klimaatverandering, door risico’s voor mensenrechten, toename van migratie en de strijd om het Noordpoolgebied. Wel betwijfelt hij in zijn laatste zin de ernst en urgentie van de problematiek door te stellen dat klimaatverandering vooralsnog voor een belangrijk deel een speculatief onderwerp is.
Hij gaat hier voorbij aan het feit dat na de laatste rapportage in 2007 van het wetenschappelijke klimaatpanel van de Verenigde Naties, het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), inmiddels ook China en de Verenigde Staten gezwicht zijn voor de toenemende bewijslast, en het probleem erkend hebben. Hoewel het voor velen teleurstellend is dat er geen concrete afspraken over mondiale emissiereducties zijn gemaakt tijdens de klimaattop in Kopenhagen in december van het vorige jaar, kan het feit dat juist de VS en China gezamenlijk met een eindvoorstel zijn gekomen als een belangrijke stap voorwaarts worden gezien, ook al is die vooralsnog volstrekt onvoldoende om klimaatverandering effectief aan te pakken. De aandacht is hiermee internationaal definitief verschoven van de vraag “is er wel een probleem en hoe wordt het veroorzaakt?” naar “welke mogelijkheden hebben we om er iets aan te doen en wie moet dat betalen?” De Adviesraad Internationale Vraagstukken – waarbij Homan als externe deskundige was betrokken – volgt in zijn briefadvies van januari 2009 nog Homans voorzichtige lijn: klimaatverandering is nog zeer controversieel, maar we moeten er serieus over nadenken wat de consequenties voor Defensie zijn, met name bij het optreden van de krijgsmacht bij natuurrampen en crisissituaties.1 Omdat Homan hier een prima overzicht van geeft, ga ik in dit artikel niet in detail in op de verschillende mogelijke gevolgen die klimaatverandering kan hebben voor de internationale veiligheid,
maar juist op mogelijke gevolgen van oplossingsrichtingen met betrekking tot (snelle) klimaatverandering voor de internationale verhoudingen en veiligheid.
Ontwikkelende kennis over klimaatverandering: sneller en ernstiger risico’s Sinds het eerste rapport van het IPCC in 1990 is de boodschap van dit Panel niet wezenlijk veranderd, maar wel is door toenemend wetenschappelijk onderzoek en waarnemingen de zekerheid over het probleem en de rol van de mens daarin sterk toegenomen. “The unequivocal detection of the enhanced greenhouse effect from observations is not likely for a decade or more” in IPCC’s eerste rapport in 1990 werd gevolgd door “[t]he balance of evidence suggests a discernible human influence on global climate” in IPCC’s tweede rapport (1996), en “[w]arming of the climate system is unequivocal, as is now evident from observations of increases in global average air and ocean temperatures, widespread melting of snow and ice, and rising global average sea level” in de vierde rapportage uit 2007. Zijn er misschien twee decennia verspild, waarin de wereld actie zou hebben kunnen ondernemen, maar waarin de wereldeconomie alleen nog maar afhankelijker is geworden van fossiele energiebronnen? In de aanloop naar ‘Kopenhagen’ zijn er diverse rapporten verschenen die de kennisontwikkeling sinds 2007 samenvatten.2 Alhoewel de toon varieert van voorzichtig tot alarmerend, zijn de boodschappen
Analysis
in grote lijnen dezelfde: het klimaat lijkt te veranderen volgens de meer pessimistische scenario’s van het IPCC. Het bereiken van zogenaamde ‘tipping points’, waarbij het klimaatsysteem of onderdelen hiervan in een andere toestand kunnen schieten, wellicht onder invloed van elkaar versterkende terugkoppelingen in het klimaatsysteem, is een onderwerp dat toenemende belangstelling krijgt.3 Bovenop deze mogelijkheid van snelle klimaatverandering komt nog het toenemende inzicht dat ecologische en maatschappelijke systemen kwetsbaarder lijken dan voorheen voorzien. Hoewel scenario’s van snelle veranderingen dus plausibel zijn, weten we niet precies hoe de mechanismen werken, en daarom kan niet goed worden ingeschat of – en zo ja, wanneer – dergelijke snelle veranderingen zouden kunnen plaatsvinden. De invloedrijke Amerikaanse klimaatwetenschapper Steven Schneider doet toch een poging en stelt dat volgens de IPCC-auteurs er meer dan twee derde (66 procent) kans is dat de mondiaal gemiddelde temperatuurstijging in 2100 tussen 1,1 en 6,4oC zal uitkomen.4 Dat betekent dus impliciet dat zij de kans dat de mondiaal gemiddelde temperatuur met meer dan 6,4oC zal stijgen – en dus op hogere breedtegraden als in Europa en de VS aanzienlijk meer, zeg 8-10oC – inschatten op ongeveer 17 procent. 17 procent is een veel hogere kans dan die op andere gebeurtenissen waarvoor mensen een verzekering afsluiten, zo stelt Schneider. De vraag is dan of er in beleid rekening mee moet worden gehouden. Hierover verschillen de inzichten.
Waarschijnlijkheden en urgentie Wat betekent de mogelijkheid van een snelle klimaatverandering nu voor internationale veiligheid en bestuur? In de eerste plaats zal de mogelijke versnelling niet van de ene op de andere dag gebeuren, zoals in Hollywoodfilms als The Day after Tomorrow. Het is waarschijnlijk dat de natuurlijke klimaatvariabiliteit over tijdschalen van decennia het ‘bewijzen’ van een versnelling sterk zal bemoeilijken, net zoals dat het geval was bij het leveren van voldoende bewijsmateriaal voor klimaatverandering op zich. Voor Nederland is de toekomstige stijging van de zeespiegel relevant: er worden weliswaar steeds hogere waarden genoemd, maar door vertragingen in het klimaatsysteem zullen deze pas over een periode van eeuwen optreden, zodat we nog voldoende tijd hebben om ons hier op voor te bereiden (zie ook kader 1). Grootschalige, snellere gebeurtenissen equivalent aan het gat in de ozonlaag zijn niet uit te sluiten, maar het is waarschijnlijker dat versnelling van klimaatverandering zich zal uiten door toename van de frequentie van ‘kleinere’ extreme weersgebeurtenissen, zoals stormen, intense regenval en droogte. De meningen zullen verschillen over de oorzaken van dergelijke gebeurtenissen, en er zal niet in één keer politieke overeenstemming zijn over wat er moet gebeuren. Het is te verwachten dat er tegelijkertijd ook vele andere problemen zullen zijn, die niet of slechts zijdelings te maken hebben met klimaatverandering.
De versnelling van de klimaatverandering zal zich waarschijnlijk uiten door vaker voorkomende ‘kleinere’ extreme weersgebeurtenissen, zoals intense droogte (foto: Europese Commissie)
12
Ap: 2010nr1
Analyse
Grote zeespiegelstijging op de lange termijn Een van de meest verontrustende bevindingen van de laatste jaren is dat zelfs indien de concentraties van broeikasgassen gestabiliseerd zouden kunnen worden op een niveau dat laag genoeg is om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging tot 2oC (het doel van de Europese Unie dat in Kopenhagen mondiale steun verwierf) beperkt te houden, het zeer waarschijnlijk is dat gedeeltelijke of volledige afsmelting van Groenland niet meer tegen te houden is. Dit komt door vertragingen in het klimaatsysteem. Dit veroorzaakt dan een zeespiegelstijging van 4-6 meter, maar omdat dit waarschijnlijk ten minste een aantal eeuwen in beslag zal nemen, is de urgentie hiervan vooralsnog beperkt. De aanbevelingen van de Deltacommissie hebben al met een maximale zeespiegelstijging van 1,20 m in 2100 rekening gehouden, ongeveer dubbel zo hoog als de bovengrens in de meest recente IPCC-rapportage, en in lijn met recente hogere voorspellingen, inclusief het afsmelten van Groenland. Voor armere landen met laaggelegen delta’s, zoals Bangladesh, zijn dergelijke zeespiegelstijgingen al in deze eeuw veel bedreigender.
Beleidsopties bij snelle klimaatveranderingen Het is de afgelopen decennia heel moeilijk gebleken om internationaal overeenstemming te “Warming of the bereiken over maatregelen om de uitstoot van climate system is broeikasgassen over de komende decennia alleen unequivocal” al in de rijke landen te verminderen. Indien de klimaatverandering zou versnellen, zou dat aan de ene kant misschien een extra stimulans zijn om het mondiale emissiebeperkingsakkoord dat er in Kopenhagen niet van gekomen is, alsnog te sluiten en uit te voeren. Anderzijds zou de combinatie met andere urgente problemen er ook voor kunnen zorgen dat men zich juist nog meer gaat richten op het eigenbelang op de korte termijn. En wat ook een steeds groter punt van conflict zou kunnen worden, zijn de verschillen van inzicht over wat de beste oplossing is – snellere klimaatveranderingen vereisen veelal drastische en dus controversiële oplossingen. Want wat zijn de mogelijkheden? Die zijn in principe in vier groepen in te delen:5 het drastisch versnellen van de vermindering van emissies van broeikasgassen; eenmaal in de atmosfeer
gebrachte broeikasgassen er weer uithalen; de stralingsbalans van de atmosfeer beïnvloeden; en als die drie oplossingen niet werken of gekozen worden: aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen. Al deze oplossingen hebben gevolgen voor internationale veiligheid en bestuur.
Drastische emissiebeperkingen De eerste optie, het drastisch verminderen van broeikasgasemissies door fossiele brandstoffen, is alleen mogelijk door het versneld omvormen van het wereldenergiesysteem, waarbij enorme economische en politieke belangen spelen die het wereldtoneel al lange tijd domineren. Met name de realisatie van alternatieve economische mogelijkheden voor de vaak instabiele olie- en gasleveranciers in het Midden-Oosten speelt hierbij een sleutelrol. Is het waarschijnlijk dat aanwezige olie-, gas- en kolenvoorraden in de grond gelaten worden? Door de toepassing van het opvangen en opslaan van CO2 (‘Carbon Capture and Storage’, CCS) kan de vermindering van fossiel energieverbruik nog even vertraagd worden. Dat CCS op maatschappelijke weerstand kan rekenen, blijkt uit de recente gebeurtenissen in Barendrecht, waar de plaatselijke bevolking op emotionele wijze uiting gaf aan haar (terechte of onterechte) angsten voor onder hun huizen opgeslagen CO2. In een klimaatnoodsituatie kan de publieke opinie ten opzichte van controversiële technieken (CCS, kernenergie) veranderen. Maar mogelijk kan zonne-energie een belangrijk alternatief vormen: een aantal Duitse bedrijven maakte in 2009 een formele start om op grote schaal zonne-energie uit de Sahara beschikbaar te maken voor Europa.6 Ook hier gaat het echter om deels instabiele landen. Een potentieel snelle manier om emissies te verminderen is verder het veranderen van de energievraag door gedragsverandering of economische structuurveranderingen. In een noodsituatie kan de overheid hierbij een dwingende rol spelen – zoals die momenteel in een democratische samenleving niet realistisch is als er geen crisissituatie wordt gevoeld. Het overheidsingrijpen bij het bankwezen gedurende de financiële en economische crisis laat zien dat in noodsituaties overheidsmaatregelen mogelijk zijn die kort tevoren nog ondenkbaar waren. Als verschillende landen verschillende oplossingsrichtingen kiezen, heeft dit consequenties voor bijvoorbeeld energieprijzen, en dus voor internationale relaties. De militaire sector zelf kan trouwens ook een bijdrage leveren aan de vereiste emissiebeperkingen (zie kader 2).
CO2-verwijdering De tweede optie, het uit de atmosfeer halen van broeikasgassen (met name CO2) kent verschillende varianten. Er zijn ‘natuurlijke’ manieren, zoals de aanplant van bossen, die ook nu al in de klimaatonderhandelingen worden meegenomen. Dat kan heel groot-
Ap: 2010nr1
13
schalig – het is zelfs voorgesteld om de woestijnen van de wereld met ontzilt zeewater te bevloeien.7 CO2 kan ook uit de atmosfeer gehaald worden door de zogenaamde ‘biologische pomp’ in de oceanen te versterken met ijzer of andere voedingsstoffen. Er zijn hiertoe al tests uitgevoerd en bedrijven opgericht die hopen hiermee ‘koolstofcredits’ te verwerven. De effectiviteit op de langere termijn is vooralsnog niet aangetoond, en inmiddels heeft bezorgdheid over de mogelijke effecten op mariene ecosystemen geleid tot een internationaal moratorium in het kader van het Biodiversiteitsverdrag en de Londen-Conventie. Andere opties zijn de vastlegging van koolstof door algen, via het in de bodem brengen van ‘biochar’ (een tussenproduct van biomassaverbranding), of via versnelde verwering van mineralen zoals olivijn. Zelfs is voorgesteld om onder meer via ‘kunstmatige bomen’ CO2 op te vangen in de buitenlucht. Veel van dergelijke technieken zijn het tekentafelstadium nog niet gepasseerd, en om CO2 op voldoende grote schaal uit de atmosfeer te halen zijn met de huidige stand van kennis grote hoeveelheden energie of oppervlakte nodig, die sommige varianten vooralsnog weinig efficiënt maken en vragen kunnen oproepen met betrekking tot de nationale soevereiniteit. Zakenman Richard Branson heeft met zijn ‘Earth Challenge’ een prijs uitgeloofd van 25 miljoen euro voor het beste idee om CO2 uit de atmosfeer te halen, en op het moment van schrijven van dit artikel waren er meer dan 800 ideeën ingeleverd. Mogelijk zitten hier nieuwe, veelbelovende plannen bij.
Beïnvloeden van de stralingsbalans De derde optie is het beïnvloeden van de stralingsbalans van de atmosfeer (in jargon: ‘solar radiation management’). Dit wordt evenals de vorige optie vaak ‘geo-engineering’ genoemd en is wellicht het meest controversieel. Aanvankelijk zijn er vooral in Noord-Amerika ideeën ontwikkeld. De toename van de urgentie van het klimaatprobleem heeft de aandacht voor dergelijke technieken de laatste tijd snel doen toenemen. Een greep uit de suggesties: reflectoren in de ruimte of aerosol-injecties in de stratosfeer om een deel van de zonnestraling af te vangen; het verstrooien van zeewater in de onderste lagen van de atmosfeer om de vorming van witte wolken te bevorderen; of het lichter maken van het aardoppervlak, bijvoorbeeld bij woestijnen, landbouwgewassen of stedelijke gebieden. Sommige van deze opties, zoals injectie van stof in de stratosfeer (een eerder idee dat weer door Nobelprijswinnaar Paul Crutzen als laatste redmiddel onder de aandacht is gebracht), worden door economen als goedkoop beoordeeld, hetgeen hun aantrekkelijkheid vergroot.8 Deze economen houden echter over het algemeen geen rekening met de mogelijke schade, die zeer reëel is. Hoewel deze opties namelijk wel de mondiaal gemiddelde temperatuur kunnen temperen, zijn de gevolgen voor regionale klimaataspecten – zoals neerslag – onvoorspelbaar: het middel zou erger kunnen zijn dan de kwaal. Ook wordt de verzuring van de oceanen door het
toenemende CO2-gehalte van de atmosfeer met deze opties niet opgelost. Ten slotte zou met deze technieken doorgegaan moeten worden totdat de concentraties in de atmosfeer zijn gestabiliseerd op een voldoende laag niveau; als deze ‘noodkoeling’ zou worden uitgezet, zouden anders de broeikasgasconcentraties ondertussen aanzienlijk zijn toegenomen – hetgeen tot een sterk versnelde opwarming zou leiden! ‘Solar radiation management’ roept vele ethische vragen op: mogen wij het klimaat bewust beïnvloeden, en zo ja, wie bepaalt dan wat het ideale klimaat is? Vormt het geen ‘moral hazard’ zodat we minder aan matiging gaan doen? Mogen wij dergelijke acties ondernemen als de onzekerheden zo groot zijn? Is het acceptabel als het door een klein aantal bedrijven of landen wordt gedaan zonder internationale controle? Mogen we zelfs wel onderzoek doen omdat we de opties dan op de agenda zetten, waar ze dan moeilijk weer van af te krijgen zijn? De meningen over dergelijke vragen zijn zeer verschillend, hetgeen tot internationale spanningen zou kunnen leiden. De milieubeweging is over het algemeen sterk tegen deze opties. In de VS heeft John Holdren, een belangrijke adviseur van president Obama, daarentegen gesteld dat verder onderzoek gewenst is; plannen voor een onderzoeksprogramma zijn in vergevorderde staat. Een uitgebreide evaluatie van ‘geo-engineering’ door de gerespecteerde Royal Society in het Verenigd Koninkrijk beveelt ook verder onderzoek aan.
Zonne-energie kan een belangrijk alternatief gaan vormen voor fossiele brandstoffen. Zonnepanelen in Portugal (foto: Europese Commissie)
14
Analyse
Er is veel belangstelling voor deze ‘technofix’ van het klimaatprobleem in militaire kringen. Landen als de Verenigde Staten en China hebben een lange geschiedenis in pogingen het weer te beïnvloeden. Zoals James Fleming in zijn publicatie ‘The Climate Engineers’ stelt: het is vrijwel onmogelijk om je voor te stellen dat de wereldmachten de verleiding kunnen weerstaan om de militaire toepassingen te onderzoeken van technieken die het klimaat beïnvloeden.9
Radicale aanpassing Als het niet zou lukken om klimaatverandering af te remmen via de reductie van emissies of het anderszins verlagen van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, en tegelijkertijd de risico’s van ‘solar radiation management’ als te groot worden ingeschat, dan blijft er geen andere optie over dan ons aan te passen. Homan heeft al aangegeven wat de gevolgen van ‘gewone’ klimaatverandering zouden kunnen zijn voor de internationale veiligheid. Versnelling van de klimaatverandering zou de ernst en urgentie van de gevolgen versterken, en via veranderde waterbeschikbaarheid en landbouwproductiviteit effecten hebben op prijzen van voedsel en bij kunnen dragen aan regionale conflictsituaties en vluchtelingenstromen. Er is wel geschat dat het aantal aan milieufactoren gerelateerde vluchtelingen zou kunnen groeien van 24 miljoen rond de eeuwwisseling tot 50 miljoen rond 2050, 200 miljoen halverwege de eeuw en meer dan 700 miljoen aan het einde van de eeuw.10 Omdat klimaatverandering slechts een van de vele redenen is waarom mensen besluiten hun spullen te pakken, zijn dergelijke schattingen zeer speculatief. Desalniettemin zijn er ook vanuit klimaatperspectief diverse suggesties gedaan om met dergelijke ontwikkelingen om te gaan. Frank Bierman van de Vrije Universiteit stelt een speciaal vluchtelingenprotocol van het Klimaatverdrag voor, terwijl anderen migraHet middel zou tie niet als mislukte aanpassing zien, maar erger kunnen zijn als een internationaal te organiseren proces dan de kwaal om crisissituaties in kwetsbare gebieden te voorkómen. Al in 2001 verzocht de regering van Tuvalu, een extreem laag gelegen eiland in de Stille Oceaan, eerst Australië en later Nieuw-Zeeland om in verband met de zeespiegelstijging de gehele bevolking op te nemen – vooralsnog zonder succes. De Duitse Wetenschappelijke Adviesraad voor Mondiale Veranderingen (WBGU) suggereerde een lastenverdelingsregeling voor klimaatvluchtelingen, of een quotasysteem, gerelateerd aan de broeikasgasemissies van een land.11
Ap: 2010nr1
Bijdragen van militaire operaties aan klimaatverandering – en aan oplossingen Militaire operaties dragen zelf ook bij aan klimaatverandering, vooral via brandstofverbruik. Emissies moeten in principe volgens VN-richtlijnen worden gerapporteerd in nationale rapportages, maar omdat ze soms verstopt zijn in het brandstofverbruik van bredere sectoren of niet allemaal worden gerapporteerd vanwege vertrouwelijkheid, is de totale omvang van deze emissies niet precies bekend.12 Het Amerikaanse leger heeft zich wel voorgenomen om zijn ‘carbon bootprint’ te verminderen, door de emissies van CO2 in 2015 met 30 procent te verminderen.13 In 2025 zou 25 procent van het militaire energieverbruik in de VS door vernieuwbare bronnen gedekt moeten worden. Dit levert niet alleen kostenbesparing, maar ook voordelen op. In oorlogssituaties is het een enorm voordeel om minder afhankelijk te zijn van de aanvoer van brandstof, waarvan de kosten hoog en de aanvoerlijnen kwetsbaar kunnen zijn. Door gebruik te maken van zonne-energie en andere duurzame bronnen, en door het energieverbruik te beperken door de energie-efficiëntie zo groot mogelijk te maken, kan niet alleen de ‘carbon bootprint’ verminderd worden, maar ook de veiligheid van de militairen vergroot. Gezien de ruime financiële middelen van de defensie-industrie kunnen uit deze ontwikkelingen ook spin-offs voor civiele energietechnologie worden verwacht.
Internationale bestuurlijke consequenties van snelle klimaatverandering Alle mogelijke opties brengen vragen met zich mee met betrekking tot de bestuurlijke aanpak. Om conflicten te voorkomen zouden bij voorkeur stappen moeten worden voorbereid om een snelle klimaatverandering op ordelijke, internationaal gecoördineerde wijze aan te pakken. Naast het VN-Klimaatverdrag zijn er diverse verdragen die een deel van de oplossingen in beschouwing zouden kunnen nemen. Bemesting van de oceanen is al besproken in het kader van het Verdrag van Londen en de Biodiversiteitsconventie. Het regionale Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (CLRTAP) en het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag zouden in kunnen gaan op de injectie van zwavel-aerosolen in de stratosfeer. Voor weersbeïnvloeding zou het ‘Environmental Modification Techniques’-verdrag afgestoft kunnen worden, en voor de meest speculatieve optie van reflectoren in de ruimte het ‘Outer Space’-verdrag. Deze twee verdragen uit de tijd van de Koude Oorlog hebben primair een militair toepassingsgebied. Een nieuw mondiaal atmosfeerverdrag of andere nieuwe mechanismen zijn denkbaar.
Ap: 2010nr1
Analyse
Maar je kunt je ook afvragen of multilaterale mechanismen, die gericht zijn op tijdrovende consensusvorming, geleidelijke besluitvorming en unanieme goedkeuring van besluiten, de meest voor de hand liggende manier zijn om een klimaatcrisis aan te pakken. Het feit dat in Kopenhagen de 192 deelnemende landen er niet in geslaagd zijn om concrete mondiale emissiereducties af te spreken, is hiervan een goed voorbeeld. Het is waarschijnlijker dat zich coalities van publieke en private partijen zullen vormen, vergelijkbaar met de ‘coalitions of the willing’ bij militaire of humanitaire interventies na 1990 waarover de Veiligheidsraad geen overeenstemming kon bereiken. Zulke coalities zouden veel effectiever kunnen zijn dan multilaterale mechanismen, maar er zouden vraagtekens bij de democratische controle van de besluitvorming kunnen worden gezet.
15
Zaken in het kader van het Project Verkenningen: Houvast voor de krijgsmacht van 2020 (“drijvende kracht Klimaat”). 2. Een greep uit de updates van het IPCC-rapport 2007: H.-M. Füssel, An Updated Assessment of the Risks from Climate Change Based on Research Published since the IPCC Fourth Assessment Report, Climatic Change 2009, UNEP, 2009; Climate Change 2009: Science Compendium, UNEP, Nairobi; C. Richardson et al., Synthesis Report. Climate Change Congress on Global Risks, Challenges and Decisions, Copenhagen University, 2009; W. Steffen, Climate Change 2009: Faster Change and More Serious Risks, Australian Government, Department of Climate Change; News in Climate Science and Exploring Boundaries, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), 2009; I. Allison et al., The Copenhagen Diagnosis, 2009: Updating the World on the Latest Climate Science, The University of New South Wales Climate Change
Een mogelijk interessante bron voor ideeën is het Internationale Energieprogramma waarin industrielanden afspraken hebben gemaakt om assertief te kunnen reageren op oliecrises via strategische reserves van 60 dagen en, indien noodzakelijk, vermindering van de olievraag. Ook is interessant te constateren dat de klimaattop in Kopenhagen nieuwe samenwerkingsrelaties tussen landen liet zien, zoals tussen de nieuwe ‘G2’, de Verenigde Staten en China, met een belangrijke additionele rol voor de nieuwe economieën India, Brazilië en Zuid-Afrika. Europa zal rekening moeten houden met deze nieuwe machtsconstellaties. Ook is het is te verwachten dat er met betrekking tot de voorkeur voor bepaalde oplossingen grote verschillen van inzichten zullen blijven bestaan tussen Europa, met het accent op het voorzorgbeginsel en multilaterale consensusvorming, en de Verenigde Staten, met het accent op kosten-batenafwegingen, concurrentie en assertief optreden in kleinere coalities.
Research Centre (CCRC), Sydney (Aus.). 3. T. Lenton et al., ‘Tipping Element’s in the Earth’s Climate System’, Proceedings of the National Academy of Sciences of the USA, 2008, 105: 1786-1793; E. Kriegler et al., ‘Imprecise Probability Assessment of Tipping Points in the Earth System’, Proceedings of the National Academy of Sciences of the USA, 2009, 10.1073/pnas. 0809117106; A. Kattenberg et al., Exploring the Boundaries of Climate Change. A Review of Thirteen Climate Eventualities, KNMI, De Bilt, 2009; M. Scheffer, Critical Transitions in Nature and Society, Princeton Studies in Complexity, Princeton University Press. 4. S. Schneider, ‘Geoengineering: Could We or Should We Make it Work?’, Philosophical Transactions of the Royal Society A, 2008, 366: 3843-3862. 5. News in Climate Science and Exploring Boundaries. A Policy Brief on Developments since the IPCC AR4 Report in 2007, PBL/KNMI/WUR, 2009, en achtergrondrapport: R. Swart et al., Policy Options to Respond to Rapid Climate Change, Wageningen UR, Alterra, Wageningen, 2009.
Het is te hopen dat de bovenbesproken noodmaatregelen bij een snelle klimaatverandering nooit nodig zullen zijn, maar het lijkt een goede beslissing om ze desalniettemin in een vroeg stadium te onderzoeken. Het is beter om over 20 jaar te kunnen zeggen dat we achteraf ten onrechte hebben nagedacht over dergelijke maatregelen, dan dat we moeten concluderen dat we niet klaar waren voor een klimaatverandering die door wetenschappers al voor de eeuwwisseling werd voorzien.
6. Zie www.desertec.org/en/concept/: The DESERTEC Concept. For Global Water, Energy and Climate Security. 7. L. Ornstein et al., ’Irrigated Afforestation of the Sahara and Australian Outback to End Global Warming’, Climatic Change, 2009, via www.springerlink.com/content/55436u2122u77525/. 8. S. Barrett, ‘The Incredible Economics of Geoengineering’, Environmental Resource Economics jrg. 39, 2008, pp. 45-54; J.E. Bickel et al., An Analysis of Climate Engineering as a Response to Climate Change, Björn Lomborgs Copenhagen Consensus on Climate, 2009.
Dr. ir. R.J. Swart is als onderzoeker en projectmanager
9. J. Fleming, ‘The Climate Engineers’, Wilson Quarterly, 2007.
verbonden aan het Team Earth System Science and Climate
10. K. Warner, Migration: Adaptation or Failure to Adapt? Findings from a
Change Group van Wageningen University and Research Centre.
Global Empirical Study, Climate Change Conference, Kopenhagen, 12 maart 2009. 11. The Future Oceans – Warming Up, Rising High, Tuning Sour,
Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
WBGU (Duitse Wetenschappelijke Adviesraad voor Mondiale Veranderingen), Berlijn, 2006.
1. De AIV bracht in januari 2009 briefadvies nr. 14 uit: Klimaatverandering en veiligheid, volgend op advies nr. 62 van november 2008: Klimaat, energie en armoedebestrijding. Eind 2009 werd een analyse verwacht van een Interdepartementale Projectgroep van de Ministeries van Defensie, Financiën, Binnenlandse Zaken, Justitie en Buitenlandse
12. A. Michaelowa et al., ‘Military Emissions, Armed Conflicts, Border Changes and the Kyoto Protocol’, Climatic Change jrg. 50, nr. 4, september 2001. 13. C. Todd Lopez: ‘Army Aims to Reduce Greenhouse Gases, “Carbon Bootprint”’, www.army.mil.
16
Ap: 2010nr1
Opinie
2010: en toen werd de EU een grootmacht? Sven Biscop
Het Verdrag van Lissabon is in werking getreden in de Europese Unie. Het is nu zaak de nieuwe mogelijkheden voor buitenlands beleid optimaal in te zetten.
Een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger
De Europese Veiligheidsstrategie
Nadat Javier Solana 10 jaar aan het hoofd stond van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU, is zijn opvolger nu bekend: op 1 december 2009 trad barones Catherine Ashton aan als Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Dat is de nieuwe titel van de functie onder het Verdrag van Lissabon, nadat de benaming ‘minister van Buitenlandse Zaken’ sneuvelde samen met het Grondwettelijk Verdrag. Verder bracht Lissabon echter geen wijzigingen aan, zodat barones Ashton een aanzienlijk versterkte functie opneemt in vergelijking met de bevoegdheden van Solana. Ze zal – in plaats van het roterend voorzitterschap – de Raad (d.w.z. de ministers van Buitenlandse Zaken) voorzitten wanneer die over buitenlandse zaken handelt, ze krijgt de leiding over een nieuwe Dienst voor Externe Actie die ambtenaren van Raad en Commissie en ook nationale diplomaten omvat, en ze wordt ook Ondervoorzitter van de Commissie en Commissaris bevoegd voor Externe Betrekkingen.
Sinds 2003 heeft de EU in haar Europese Veiligheidsstrategie (EVS) een zogenaamde grand strategy, die alle instrumenten en middelen van het buitenlands beleid omvat. Maar de EVS is verre van volledig: ze zegt ons wel hoe we de dingen moeten doen – op een preventieve, multilaterale en holistische manier –, maar blijft veel vager over wat we precies moeten doen. Wat zijn de prioriteiten van het EU-buitenlands beleid? Het Verslag over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie, dat de Europese Raad in december 2008 aannam, brengt helaas geen verduidelijking.
Het Verdrag van Lissabon biedt dus ongetwijfeld veel potentieel voor een proactiever en meer eengemaakt Europees beleid. Maar de fundamentele vraag blijft: welk buitenlands beleid zal Ashton namens de EU voeren?
De eerste regel van strategie is simpelweg: “Ken u zelve.” Welke waarden en belangen moet de EU verdedigen? Europa heeft een eigen sociaal model, dat democratie, de vrije markt en overheidsinterventie combineert. Dat intern sociaal contract vrijwaren, waarin de EU haar burgers veiligheid, economische welvaart, politieke
Nochtans moet de EU deze vraag dringend beantwoorden, nu het Verdrag van Lissabon eindelijk de instellingen versterkt. Ook heeft de NAVO nu een debat over een nieuwe strategie gelanceerd, waaraan een EU-bijdrage essentieel is. Bovendien riskeert de EU overschaduwd te worden door de nieuwe grootmachten (vooral BRIC: Brazilië, Rusland, India en China) die wel een expliciete strategie volgen.
Ap: 2010nr1
17
Opinie
vrijheid en sociaal welzijn garandeert, is de fundamentele doelstelling van de EU, zowel intern als extern, als internationale actor. De voorwaarden die daartoe vervuld moeten worden, zijn onze vitale belangen: bescherming tegen elke militaire dreiging; open handelsroutes; gegarandeerde bevoorrading met energie en grondstoffen; duurzame ontwikkeling; beheersbare migratie; handhaving van het internationaal recht; en de autonomie van onze besluitvorming.
concrete problemen, op basis van gemeenschappelijke uitdagingen en belangen. Op die manier kan de EU de andere mondiale actoren, inclusief BRIC, mee het bad in trekken en gestaag integreren in het multilaterale systeem. Zo kan de erkenning van de universaliteit van onze waarden geleidelijk en consensueel toenemen.
Om die belangen te beschermen, moet de EU een macht, een power zijn: een strategische actor die langetermijndoelstellingen definieert, die doelbewust nastreeft en er de nodige middelen voor vrijmaakt.
Het EU-buitenlandbeleid tot dusver ligt in deze lijn, maar de praktijk heeft een aantal onbeantwoorde vragen blootgelegd. Wat wanneer er een tegenstelling lijkt te zijn tussen directe belangen en het promoten van onze waarden? Hoe omgaan met de nieuwe grootmachten, die een heel ander model hebben? Wat te doen wanneer preventie faalt en geweld gebruikt moet worden?
Vermits de EU geen vijanden heeft, terwijl de geglobaliseerde wereld samenwerking tussen de grootmachten noodzaakt om mondiale problemen aan te pakken, is de beste manier om onze belangen te beschermen – en dus ons model en onze waarden – precies om dat model en die waarden ook in de rest van de wereld te promoten. Immers, de toegang tot veiligheid, economische welvaart, politieke vrijheid en sociaal welzijn van mensen overal ter wereld verhogen, werkt rechtstreeks in op de onderliggende oorzaken van onveiligheid en instabiliteit. De EU wil echter zeker niemand dwingen om ons model over te nemen, en zelfs anderen ertoe verlokken via conditionaliteit (d.w.z. door economische voordelen in ruil aan te bieden) volstaat niet. De EU kan anderen overtuigen van de voordelen van ons model, door praktische samenwerking aan te gaan rond
Naar een volwaardige grand strategy
In een aantal prioritaire domeinen moet het antwoord op deze vragen leiden tot de definitie van onze specifieke belangen en van meer precieze doelstellingen – en zo tot resoluut beleid. Dan pas zal de EU een volledige grand strategy hebben:
• Het Nabuurschapsbeleid: wat is het einddoel van dit beleid
ten aanzien van onze buurlanden in het oosten en rond de Middellandse Zee? Kan alleen volledige democratisering een stabiele waardengemeenschap creëren die onze belangen beschermt? Of zou democratisering zulke ophef veroorzaken dat
Het Verdrag van Lissabon biedt veel potentieel voor een proactiever en meer eengemaakt Europees beleid (foto: EUFOR Tchad/RCA; Raad van de EU)
18
Opinie
onze belangen er onder lijden? Alleen wanneer met name in het oosten onze belangen duidelijk zijn, kan de EU een echt partnerschap met Rusland aangaan.
• Uitbreiding van de EU: hoewel succesvol tot nu toe, zou verdere
uitbreiding de relaties met Rusland en de geopolitieke positie van de EU fundamenteel veranderen – en kan ze dus niet zonder een grondig strategisch debat.
• Regionale doelstellingen: terughoudendheid om het over belan-
gen te hebben en om alle dimensies van ons beleid – van handel en ontwikkeling tot diplomatie – echt te integreren, ondermijnt ons beleid in Centraal-Azië, de Golf en Afrika. Ook andere regio’s, zoals Azië, Latijns-Amerika en de Noordpool vragen een strategisch debat om te beoordelen of onze aanwezigheid versterkt moet worden.
• Mondiale en institutionele doelstellingen: de EU moet haar visie
over de multilaterale instellingen aanscherpen. Hoe kan de noodzakelijke hervorming gecombineerd worden met het versterken van de impact van de EU-vertegenwoordiging? Zo’n visie moet ook leiden tot een echt strategisch gebruik van de ‘strategische partnerschappen’ met BRIC, waarvan het loutere bestaan nu vaak belangrijker lijkt dan de inhoud.
De EU als mondiale veiligheidsactor Een laatste, doch zeker niet het minst belangrijke domein waarop de EU haar strategisch denken moet verdiepen, is conflictresolutie en crisismanagement: het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Nu is er een ‘missing link’ tussen de vage ambitie in de EVS – ons “deel van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de wereld” op te nemen – en de praktijk van het GVDB. In de eerste plaats is er zelfs geen consensus over welk type operaties de EU kan ondernemen. De meeste lidstaten ontplooien hun troepen voor gevechtsoperaties, voor nationale of NAVOoperaties of ad hoc-coalities. Maar hoewel juridisch gezien ook de Petersbergtaken, zoals gedefinieerd in het EU-Verdrag, gevechtsoperaties omvatten, blijven de lidstaten politiek gezien erg verdeeld over het gebruik van geweld onder de EU-vlag. Sommige hoofdsteden zien het GVDB nog steeds uitsluitend als een kader voor minder ‘geweldsintensieve’ operaties. Vervolgens moet de EU de prioritaire regio’s en scenario’s bepalen, in functie van haar vitale belangen: waar en waarom moet de EU troepen ontplooien, incl. voor gevechtsoperaties indien nodig? Omwille van de nabijheid is de periferie van de EU, de regio van het Nabuurschapsbeleid, een evidente prioriteit. Hier moet de EU niet alleen actief zijn, maar zelfs de leiding nemen in het schep-
Ap: 2010nr1
pen van vrede en veiligheid. In de EVS heet het dat de oplossing van het Arabisch-Israëlisch conflict voor Europa een strategische prioriteit is. “Een onverminderde inspanning is vereist ten aanzien van de conflicten in de zuidelijke Kaukasus, de republiek Moldavië en tussen Israël en de Arabische staten,” voegt het Verslag van 2008 er aan toe. De regio is dus een duidelijke prioriteit, maar veel minder duidelijk is in welke soorten situaties de EU in deze regio moet en wil optreden. Een debat is wellicht ook nodig over de vraag of de Golf en Centraal-Azië niet evenzeer deel uitmaken van deze strategisch belangrijke ‘Nabuurschap’. Na de periferie van de EU wordt Iran naar voren geschoven als duidelijke prioriteit, en de EU heeft effectief het voortouw genomen in de onderhandelingen over de nucleaire kwestie. De EVS vermeldt nog tal van andere conflicten – Kasjmier, de regio van de Grote Meren, Korea – maar het is niet duidelijk of dat ook betekent dat de EU een rol moet spelen. In de praktijk is sub-Sahara-Afrika een belangrijke regio voor het GVDB, maar zonder dat er een klare strategie lijkt achter te zitten. Zo kwam de EU op verzoek van de VN tweemaal militair tussenbeide in Congo, in 2003 en 2006 – waarom werd dan een derde verzoek, in 2008, geweigerd? Dit voorbeeld toont aan dat het zonder strategie zeer moeilijk is het succes van een operatie te meten. De operatie in Tsjaad (2008-2009) bijvoorbeeld, is tactisch en operationeel bekeken zeer goed verlopen – maar tot welk strategisch doel heeft ze bijgedragen en welke duurzame resultaten heeft ze bereikt? Andere mondiale spelers worden steeds actiever in Afrika, maar zijn veel minder bereid om bij te dragen aan crisismanagement – wat zijn de prioriteiten van de EU? Het veiligstellen van de communicatielijnen en handelsroutes tussen de EU en de rest van de wereld is een duidelijker prioriteit. Operatie Atalanta tegen piraterij voor de kust van Somalië is hiervan een goed voorbeeld. Voor de eerste keer onderneemt de EU een militaire operatie die zeer duidelijk over belangen gaat, namelijk de bescherming van onze scheepvaart, en dat in nauwe samenwerking met de marines van andere grootmachten. Dit soort operaties zal in de toekomst nog aan belang winnen. Ten slotte moet ook het collectieve veiligheidssysteem van de VN een prioriteit zijn voor het GVDB. Met twee permanente leden van de Veiligheidsraad onder haar lidstaten, en met een EVS die zeer sterk de nadruk legt op ‘effectief multilateralisme’, heeft de EU geen andere keuze wil ze geloofwaardig blijven. Belangrijk is dat collectieve veiligheid alleen werkt en als legitiem ervaren wordt als eenieders veiligheidsproblemen aangepakt worden – teveel selectiviteit ondermijnt het systeem. Hoewel de EU uiteraard niet altijd een leidende rol kan spelen, moet ze haar deel van de verantwoordelijkheid voor mondiale vrede en veiligheid opnemen. Dat vergt enerzijds een actieve rol in de Veiligheidsraad, anderzijds het bijdragen van troepen aan VN-operaties, of het uitvoeren onder eigen commando van door de VN gemandateerde operaties.
Opinie
Ook hier moet de EU prioriteiten stellen. Wellicht moet de EU minstens wanneer het mechanisme van ‘Verantwoordelijkheid tot Bescherming’ (Responsibility to Protect) geactiveerd wordt, een bijdrage leveren. Dit mechanisme, aanvaard door de Algemene Vergadering van de VN in 2005, stelt dat wanneer een staat zijn eigen inwoners niet kan of wil beschermen tegen, of zelf de dader is van genocide, etnische zuivering, oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid, de internationale gemeenschap de plicht heeft om die bevolking te beschermen. Aan de Veiligheidsraad om de nodige maatregelen te nemen, incl. het gebruik van geweld indien nodig als ultiem middel. Dit alles vergt natuurlijk militaire capaciteiten. De EU moet daarom ook beslissen hoeveel troepen ze ter beschikking wil hebben om in functie van deze prioriteiten in te zetten. Vandaag is het GVDB nog steeds gebaseerd op de oorspronkelijke doelstelling van Helsinki in 1999 om 60.000 troepen te kunnen uitzenden binnen 60 dagen en gedurende een jaar – maar die doelstelling is volledig overschaduwd door de veel beperktere Battle Groups. Wanneer alle Europese troepen ontplooid voor EU, NAVO, VN, nationale en andere operaties geteld worden, zendt Europa vandaag zo’n 80.000 man uit, maar de EU kan er evident niet 60.000 meer mobiliseren voor EU-operaties – nochtans de doelstelling van Helsinki. Anderzijds hebben de 27 lidstaten samen bijna twee miljoen mannen en vrouwen in uniform – daarover bestaat vandaag geen gemeenschappelijke visie.
Besluit Het volstaat niet om een strategie te hebben – ze moet ook toegepast worden. Dat vergt een institutionele vertaling. Nu het Verdrag van Lissabon in werking getreden is, moet de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger formeel belast worden met de uitvoering en ontwikkeling van de Europese strategie, bijgestaan door de Dienst voor Externe Actie. Een grand strategy die de waarden waarop ons eigen model steunt, vertaalt in een proactief en positief buitenlands beleid, gericht op concrete doelstellingen: op die basis kan de EU, met sterke politieke leiders, een wereldmacht worden.
Prof. dr. S. Biscop is directeur van het Programma Veiligheid & Global Governance aan Egmont – Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen in Brussel, en gasthoogleraar aan het Europacollege in Brugge en aan de Universiteit Gent. Voor Egmont coördineerde hij een internationale werkgroep die een ‘Call for an EU Grand Strategy’ produceerde (www.egmontinstitute.be/ paperegm/ep33.pdf). Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
EU-optreden in de praktijk: hulpverlening in Port-au-Prince, Haïti, na de verwoestende aardbeving van 12 januari (foto: Europese Commissie)
20
Ap: 2010nr1
Analyse
Het Verdrag van Lissabon
Grotere nadruk op de militaire ambities van de EU
Serge Van Camp
Het Verdrag van Lissabon heeft niet enkel ingrijpende gevolgen voor de werking en de organisatie van de Europese Unie, ook het militaire belang van ‘Lissabon’ kan moeilijk miskend worden. Europa heeft nu ook defensie als een volwaardige materie opgenomen in het Verdrag, zodat de Unie niet enkel economisch en politiek, maar ook militair een grootmacht kan worden.
Na twee jaar bang afwachten en het tegemoetkomen aan de Ierse eisen, werd met het Ierse “ja” van 2 oktober 2009 de laatste grote hindernis uit de weg geruimd voor het in werking treden van het Verdrag. Nadat ook de Duitse, Poolse en Tsjechische presidentiële pen hun handtekening plaatsten, kon ‘Lissabon’ in werking treden op 1 december 2009. De weg ligt dus open naar een meer democratische, transparante en efficiënte Unie. Maar niet enkel intern wordt de toekomst van het continent uitgezet; de 27 lidstaten worden nu ook in staat gesteld om wereldwijd slagvaardiger op te treden. De nieuwe bepalingen op het gebied van defensie moeten hiertoe bijdragen. Concreet gaat het om drie domeinen: betere veiligheidsgaranties, een groter internationaal engagement en slagvaardige militaire capaciteiten.
De veiligheid van Europa Vooreerst is er de veiligheid van het eigen grondgebied. De huidige militaire capaciteiten van de EU, zoals de 60.000 man voorzien volgens de Headline Goal 2003 en ook de snel inzetbare Battle Groups, zijn gericht op crisismanagementoperaties buiten het Europese grondgebied. Het was nooit de bedoeling deze strijdkrachten in te zetten ter bescherming van de bevolking in de Unie. De verdediging van het Europese continent is immers een taak van de NAVO en de WEU. Met de invoering van een bijstandsclausule
en een solidariteitsclausule in het Verdrag kan de EU nu ook in dit domein een rol gaan vervullen. De bijstandsclausule was de hoofdbestaansreden voor de NAVO en de WEU. In de Unie stuitte de invoering van een dergelijke clausule steevast op hevig verzet van de Britten en de zogenaamde neutrale landen, zoals Ierland en Finland. Nu werd dan toch het compromis bereikt dat indien een lidstaat op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, de overige lidstaten met alle middelen waarover zij beschikken – dus ook militair – hulp en bijstand moeten verlenen. De neutrale landen verkregen de toegeving dat deze clausule geen invloed heeft op het specifieke karakter van hun veiligheids- en defensiebeleid. Niet enkel de bijstandsclausule, maar ook de solidariteitsclausule is een instrument om de veiligheid van het eigen grondgebied te verzekeren. De lidstaten verbinden zich immers om solidair op te treden indien een lidstaat getroffen wordt door een terreuraanslag, een natuurramp of een ramp veroorzaakt door menselijk optreden. En ook hier is het gebruik van militaire middelen voorzien. Zo heeft de Unie een eerste stap gezet naar een collectieve defensie.
Het wereldwijde engagement van Europa Vervolgens wordt ook de positie van de Unie op het internationaal toneel versterkt. De vaste Voorzitter van de Europese Raad,
21
dringende financiering van GBVB-initiatieven, waarmee operationele uitgaven kunnen betaald worden vanuit de begroting van de Unie. Dit fonds moet bijdragen tot een verhoging van de snelle reactiecapaciteit van de EU. Het gaat hierbij enkel om de civiele missies, dus initiatieven zonder militaire of defensieimplicaties, en is eigenlijk een bekrachtiging van de huidige bestaande praktijk. Tevens wordt een Startfonds voor militaire uitgaven voorzien, dat moet instaan voor de financiering van gemeenschappelijke militaire uitgaven. Hier gaat het om een bekrachtiging van het zogenaamde Athena-mechanisme voor de financiering van militaire rapid reaction-operaties.1 In dit fonds kunnen lidstaten ofwel vooraf een bijdrage storten, zoals België, of kunnen lidstaten een bijdrage storten indien nodig, zoals Nederland. Momenteel is het echter onduidelijk of het nieuwe Startfonds op dezelfde manier zal functioneren als het Athenamechanisme.
Europese militaire capaciteiten
informeel ook wel ‘President van Europa’ genoemd, komt in de plaats van het zesmaandelijks roterende voorzitterschap. Herman Van Rompuy, effectief in functie sinds 1 januari van dit jaar voor een eerste ambtstermijn van 2,5 jaar, moet de Unie niet enkel meer continuïteit geven, maar ook internationaal beter vertegenwoordigen. Vervolgens zal het samenvoegen van de Commissaris voor Buitenlandse Betrekkingen en de Hoge Vertegenwoordiger van het GBVB, de cohesie van het EU-beleid ten goede komen. Catherine Ashton zet niet enkel het werk verder van Javier Solana, zij krijgt ook meer bevoegdheden en wordt tevens vicevoorzitter van de Commissie. Het is trouwens ook de bedoeling dat de coördinatie van de civiele en militaire aspecten van de missies zal verbeteren. Vervolgens kunnen de EU-strijdkrachten ingezet worden voor een groter takenpakket. Tot heden konden deze militairen enkel de zogenaamde Petersbergtaken uitvoeren. Deze taken beperkten zich tot humanitaire en reddingsopdrachten, vredeshandhaving en crisisbeheersing. Recente ervaringen toonden het belang aan om ook preventief te kunnen optreden en niet enkel als het kwaad al geschied is. De voorbije jaren trouwens was de financiering van dergelijke operaties telkens een moeilijke oefening. Met twee nieuwe initiatieven tracht Lissabon dit te verhelpen. Zo is er het Fonds voor
Een derde en laatste domein waarop het Verdrag nieuwe perspectieven opent, is de ontwikkeling van de militaire capaciteiten, het grote pijnpunt van de Europese defensie. Hoewel de laatste jaren het vermogen om effectief op te treden in crises is verbeterd, blijven grote lacunes bestaan, zoals het strategisch transport. Het Europees Defensieagentschap (EDA), opgericht in 2004, krijgt nu met het Verdrag een rechtsbasis en een centrale rol voor de verbetering van deze capaciteiten. Het is de taak van het Agentschap om bij te dragen tot de harmonisering van de militaire behoeften van de verschillende lidstaten. Het Agentschap moet eveneens trachten om zoveel mogelijk gezamenlijke aankopen te bevorderen en multinationale projecten te genereren. Op deze manier kan het EDA de efficiëntie van de militaire uitgaven verhogen. In deze context werd in het Verdrag nog een ambitieus project opgenomen, namelijk de Permanente Gestructureerde Samenwerking. Dit mechanisme laat voor de eerste maal toe dat lidstaten militair samenwerken in het raamwerk van de Unie. De lidstaten waarvan de militaire vermogens voldoen aan specifieke militaire criteria, kunnen onderling verbintenissen aangaan om hun militaire capaciteiten verder te optimaliseren. Zo kunnen landen op het vlak van defensie – indien ze dat wensen – verder integreren. De samenwerking moet echter wel openstaan voor alle lidstaten die aan de criteria voldoen. In het Verdrag zijn de vijf criteria echter doelbewust vaag gehouden. Zo zijn er minimale investeringsuitgaven voor militair materieel, maar zonder dat er een cijfer opgekleefd wordt. De deelnemende landen zullen eveneens hun militaire middelen op elkaar moeten afstellen door ondermeer pooling en taakspecialisatie. Er zijn tevens maatregelen voorzien om de inzetbaarheid van hun legers te verhogen. Ten slotte verbinden
EU-strijdkrachten kunnen nu worden ingezet voor een groter takenpakket. Manschappen van EUFOR Tchad/RCA, maart 2009 (foto: Raad van de EU)
22
Analyse
de deelnemende landen zich ertoe om de vastgestelde tekorten in militaire middelen op te vullen, ondermeer door mee te werken aan de ontwikkeling van Europese programma’s. Het is momenteel echter nog niet duidelijk of er voldoende politieke wil is om deze criteria ambitieus af te bakenen.
De grote uitdaging voor 2010: praktische implementatie van het Verdrag De komende maanden moet er dus nog heel wat werk verricht worden voordat de bepalingen die opgenomen werden in het Verdrag van Lissabon ook effectief in werking kunnen treden. Dit zijn ongetwijfeld de grote uitdagingen voor het huidige Spaanse Voorzitterschap, en voor het Belgische Voorzitterschap dat op 1 juli 2010 van start zal gaan. Zo is er bijvoorbeeld een beslissing van de Raad nodig om de implementatie van de solidariteitsclausule concreet in te vullen. Het Verdrag voorziet in deze context een nieuw op te richten permanent comité dat de operationele samenwerking op het gebied van interne veiligheid moet bevorderen. Maar een vraag die hierbij ongetwijfeld aan bod zal komen is de impact ervan op de bestaande ‘Crisis Coordination Arrangements’ die in het leven werden geroepen na de terroristische aanslagen van Madrid.2 Tevens moet de juiste inhoud van de clausule nog uitgeklaard worden: wat wordt er immers begrepen onder “een door de mens veroorzaakte ramp”? De bijstandsclausule daarentegen behoeft geen specifieke actie voor het inwerking treden, maar ze stelt wel het voortbestaan van de WEU in vraag. Een discussie trouwens waar momenteel weinig politieke bereidheid voor te vinden lijkt. Ook de twee financieringsmechanismen kunnen enkel via een impleEen Startfonds moet mentatieakte geactiveerd worden. Het debat zal gemeenschappelijke vooral gaan over wat er gemeenschappelijk militaire uitgaven zal betaald worden en of het Startfonds enkel financieren kan aangewend worden voor militaire uitgaven. De beslissing van de Raad voor de oprichting en de financiering van dit fonds wordt trouwens genomen op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Impliceert dit dat landen kunnen verplicht worden om financieel bij te dragen? De procedures voor het beheer en de controle van het fonds moet eveneens nog vastgelegd worden.
Ap: 2010nr1
Het Europees Defensieagentschap, momenteel nog in werking op basis van een Joint Action, zal op termijn eveneens via een beslissing van de Raad functioneren. In deze beslissing, ook op basis van een gekwalificeerde meerderheid, zullen het statuut, de zetel en de operationele regels van het EDA moeten vastgelegd worden. Algemeen gaat men ervan uit dat de beslissing van de Raad nauw zal aansluiten bij de bestaande Joint Action. Heel wat lidstaten staan immers wantrouwend tegenover een volledige herziening van het statuut van het Agentschap. Het is momenteel ook nog onduidelijk hoe het Agentschap zich in de toekomst zal verhouden tot het Militair Comité van de EU (EUMC) en of het zich enkel zal toeleggen op het beheer van capaciteiten, wat het Britse standpunt is, of dat het ook – zoals vanuit Frans perspectief – een operationele functie krijgt.
De Permanente Gestructureerde Samenwerking: complex maar ambitieus Eén van de grootste uitdagingen wordt ongetwijfeld de uit voering van de Permanente Gestructureerde Samenwerking, wat trouwens één van de vier prioriteiten vormt van het Spaanse Voorzitterschap inzake het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB).3, 4 Voor Spanje moet deze samenwerking zich richten naar de uitvoering van de meest veeleisende missies, namelijk de operaties die capaci teiten vereisen die momenteel niet beschikbaar zijn in de Forces Catalogue, of waarvan de schaarste ze niet gemakkelijk toegankelijk maakt. Vervolgens houden strenge toetredingscriteria volgens Madrid het risico in van een Europese defensie met twee snelheden, een situatie die in principe niet wenselijk lijkt. Het nut van het mechanisme bestaat er immers hoofdzakelijk in om zowel deelnemers als niet-deelnemers vooruitgang te laten boeken inzake het GVDB. Daarom moet er uitgegaan worden van een inclusieve benadering. Het concept zelf zou vanuit Spaans perspectief bestaan uit meerdere domeinen (capaciteiten, deelname aan multinationale strijdkrachten, aan Europese uitrustingsprogramma’s, aan activiteiten van het EDA en bijdrage met gevechtseenheden aan de EUBG’s) waarbij voor elk domein een drietal criteria zouden geïdentificeerd worden. Lidstaten komen dan in aanmerking voor deelname aan de Gestructureerde Samenwerking indien ze voldoen aan minimum één criterium (of ander overeengekomen aantal) in minimum drie domeinen (of ander overeengekomen aantal). De criteria zelf zouden moeten voldoen aan een aantal principes; ze moeten namelijk kwantificeerbaar en verifieerbaar zijn, precieze doelstellingen beogen, een redelijke uitdaging vormen maar realiseerbaar blijven, en resultaatgericht zijn. Ten slotte moeten ze doelstellingen op middellange termijn nastreven.
Ap: 2010nr1
23
Analyse
Het Spaanse Voorzitterschap geeft in deze context ook zijn visie over de rol van het EDA, dat vooral advies zou moet verstrekken. Het Agentschap zou tevens de activiteiten en de vooruitgang van de deelnemende lidstaten moeten evalueren, evenals het updaten en bepalen van nieuwe gelegenheden voor een samenwerking inzake het ‘Capability Development Plan’, zeg maar de hoeksteen voor de ontwikkeling van Europese capaciteiten voor de komende jaren.5 De Raad zou echter niet gebonden mogen zijn door de evaluaties van het EDA. Ondanks deze concrete voorstellen is er de overtuiging dat dit dossier – vanwege de gevoeligheid en complexiteit – met de nodige voorzichtigheid moet worden aangepakt. Er wordt trouwens de vraag gesteld of het opstarten van een dergelijk complex mechanisme tijdens het implementatieproces van het Verdrag van Lissabon wel het geschikte moment is of het moet uitgesteld worden naar een beter moment.6 De Gestructureerde Samenwerking is ongetwijfeld een belangDe komende rijke stap in de verdere ontwikkeling van het maanden moet er GVDB; het mechanisme kan namelijk een proces nog heel wat werk op gang brengen om de vastgestelde tekorten verricht worden – vooral inzake militaire capaciteiten – te verhelpen. Afhankelijk van de geboekte vooruitgang tijdens het Spaanse Voorzitterschap, is België vastberaden om ook tijdens zijn Voorzitterschap verdere stappen te ondernemen om dit mechanisme te implementeren, waarbij het zal trachten om de andere EU-lidstaten te overtuigen van het belang hiervan.
Conclusie Twee jaar geleden hebben de staatshoofden en regeringsleiders met het Verdrag van Lissabon hun ambitieuze visie uiteengezet op het gebied van defensie. Met de voltooiing van de ratificatie hebben nu ook de inwoners van de Unie de aanzet gegeven voor een slagvaardiger Europa. Het is nu de komende maanden de taak van zowel het Spaanse en Belgische Voorzitterschap als van de EU-instellingen om de aangereikte instrumenten ook effectief te laten functioneren.
S. Van Camp, Majoor Stafbrevethouder, is militair raadgever bij de Task Force die is opgericht ter ondersteuning van het Belgische Voorzitterschap van de EU in 2010. Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
1. Council Decision 2007/384/CFSP, Establishing a Mechanism to Administer the Financing of the Common Costs of European Union Operations Having Military or Defence Implications (Athena), 14 mei 2007. De militaire operaties van de EU worden door de lidstaten gefinancierd volgens het principe ‘costs lie where they fall’. Toch heeft de EU een verdeelmechanisme – het zogenaamde Athenamechanisme – uitgewerkt voor de kosten die moeilijk te verdelen zijn. We denken hierbij aan kosten op het vlak van administratie en evacuatie, medische kosten, voorbereiding van operaties, communicatie, infrastructuur en dergelijke. De bijdrage van de lidstaten hiervoor wordt bepaald in functie van hun BNP. 2. Op 1 juli 2006 heeft de Europese Raad dit mechanisme in het domein van crisisbeheer ingesteld. De overeengekomen regelingen moeten de lidstaten toelaten om meer coherent en gecoördineerd op te treden na een ramp. 3. Met het Verdrag van Lissabon wordt de benaming Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) vervangen door Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), dat
De meest delicate oefening vormt ongetwijfeld het concreet vastleggen van de toetredingscriteria. Dit moet de laatste en logische stap zijn van een pragmatisch proces waarbij in eerste instantie een consensus moet bereikt worden inzake de doelstellingen en de visie van de Permanente Gestructureerde Samenwerking. Vervolgens moet er een consensus gevonden worden inzake de principes waaraan de criteria moeten voldoen en is een reflectie over de rol van het EDA noodzakelijk. Pas dan is de tijd aangebroken om te discussiëren over de concrete invulling van de toetredingscriteria. Het is inderdaad belangrijk te vermijden dat de discussie in een vroeg stadium verzandt in een moeilijk technisch debat, namelijk de specifieke invulling van de criteria. Daarom moet in eerste instantie ruimte gecreëerd worden voor politieke discussies. In dit dossier zou het huidige politieke momentum alleszins voor de nodige doorbraak kunnen zorgen.
nog steeds integraal deel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). 4. Wat de drie andere prioriteiten betreft, gaat het om een efficiënt en flexibel gebruik van de EUBG’s als crisismanagement-instrument, een verdere vooruitgang inzake institutionele ontwikkelingen, zoals het opzetten van een ‘Ministers of Defence Council’ en het consolideren van het strategisch partnerschap tussen de EU en de NAVO zowel inzake crisismanagement als de ontwikkeling van capaciteiten in het kader van de EU-NATO Capability Group. 5. Het ‘Capability Development Plan’ (CDP) werd in juli 2008 goedgekeurd door 26 EU-lidstaten. Het plan is gebaseerd op de EDA Long-Term Vision 2025 en de Headline Goal 2010. 6. Permanent Structured Cooperation in the Field of Defence, Food for Thought Paper, Madrid, 4 december 2009.
24
Ap: 2010nr1
Interview
“Zolang er chaos is in Somalië, zijn er piraten op zee”
Een interview met commandeur Pieter Bindt
David den Dunnen
De grote toename van piraterij in de Golf van Aden, waarbij ook Europese schepen doelwit zijn, deed de Europese Unie in december 2008 besluiten tot haar eerste maritieme operatie: Atalanta. De Koninklijke Marine leverde eind vorig jaar de force commander van deze antipiraterijmissie, commandeur Pieter Bindt. In een interview met Atlantisch Perspectief in december ging hij vanaf het vlaggenschip Hr. Ms. Evertsen onder andere in op de vraag wat de operatie tot dusverre bereikt heeft.
U begon uw loopbaan bij de Onderzeedienst van de Koninklijke Marine. Tijdens uw huidige missie bevindt u zich meestal boven water. Wat heeft uw voorkeur? Zou u hierna weer op een onderzeeër aan de slag willen? Beide zou ik voor geen goud willen missen. Als ik het over mocht doen, zou ik zeker weer bij de Onderzeedienst beginnen. Het is een prachtig, relevant, complex, spannend, uniek bedrijf. Maar ik ben erg blij dat ik ook boven water heb kunnen varen. Teruggaan is geen optie, want daar ben ik te oud voor.
Antipiraterij U was tussen 13 augustus en 12 december 2009 Force Commander EUNAVFOR Somalia in de EU-antipiraterijoperatie Atalanta. Hoe gaat de praktische coördinatie binnen een dergelijk multinationaal vlootverband in zijn werk? De landen die met schepen en vliegtuigen deelnemen aan de EUNAVFOR zijn tevens NAVO-lid (op Zweden na) en zijn met die ervaring gewend om onderling te communiceren en samen te werken. Hierin ligt een belangrijke basis die coördinatie mogelijk maakt. Daarnaast heeft de EU het communicatiesysteem Mercury ingevoerd. Dit is een ‘laagbeveiligde’ internet-chat-applicatie
die toegankelijk is voor EU-eenheden, maar ook voor NAVO- en Combined Maritime Forces (CMF)-eenheden, en die van individuele landen zoals China, Japan en Rusland, evenals diverse hoofdkwartieren en organisaties aan de wal. ‘Laagbeveiligd’ betekent dat alle organisaties, hoofdkwartieren en eenheden die van het Operational Headquarters (OHQ) in Northwood (Groot-Brittannië) toegang hebben gekregen, op het systeem kunnen communiceren. Onbevoegden hebben geen toegang. Ten behoeve van de veiligheid van het systeem worden periodiek testen uitgevoerd. Mercury schept de mogelijkheid om niet alleen binnen EUNAVFOR eenvoudig en snel te coördineren, maar ook daarbuiten. Omdat het zeegebied waarin geopereerd wordt zo groot is als WestEuropa, is samenwerking tussen iedereen die zich met antipiraterij bezighoudt van groot belang. De directe coördinatie tijdens aanvallen en antipiraterij-acties vindt dan ook voornamelijk op Mercury plaats. Naast deze tactische coördinatie is ook de logistieke coördinatie van belang. Het gaat daarbij om herbevoorrading in het beperkte aantal havens en om bevoorrading op zee. Om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk schepen op zee zijn, er de nodige kaderuimte in de havens beschikbaar is en schepen en bevoorradingsschepen elkaar op tijd ontmoeten, wordt ook voor de langere termijn gecoördineerd tussen de task forces van EU, NAVO en CMF.
Ap: 2010nr1
Analysis
Wat is de prioriteit van Atalanta? En wat is het belangrijkste dat de operatie tot dusverre heeft bereikt? De prioriteit van EUNAVFOR is de bescherming van schepen gecharterd door het World Food Programme (WFP) van de Verenigde Naties. Deze escortes vinden plaats van Mombasa (Kenia) naar Mogadisjoe en van Djibouti naar Berbera en Bosaso in het noorden van Somalië. Daarnaast wordt bescherming geboden aan andere kwetsbare schepen (waaronder het escorteren van schepen van de African Union Mission in Somalia (AMISOM) tussen Mombasa en Mogadisjoe) en wordt piraterij actief afgeschrikt en verstoord, inclusief het arresteren van piraten. De operatie heeft er voor gezorgd dat tot op heden geen enkel WFP-schip is gekaapt. Een verzekerde aanvoer van voedsel voorkómt dat Somalië door een gebrek aan voedsel verder destabiliseert. Daarnaast heeft EUNAVFOR significant bijgedragen aan de daling van activiteiten en van het succespercentage van piraten van één kaping op drie aanvallen naar één op vijf. In de International Recommended Transit Corridor (IRTC), de beveiligde scheepvaartroute in de Golf van Aden, is de succeskans van piraten gedaald naar nul. Dit is niet alleen te danken aan een sterk verbeterde samenwerking tussen de task forces, maar ook doordat reders hun schepen steeds beter beschermen conform de door de EU geadverteerde ‘Best Management Practices’.
25
Daarnaast zien we de autoriteiten en de locale gemeenschappen in de zelfverklaarde autonome regio’s Somaliland en Puntland steeds meer actief optreden tegen piraterij. (Mensen)smokkel in de Golf van Aden gaf in deze periode ook een alternatieve bron van inkomsten. Wat zou Atalanta nog moeten realiseren? Wat kan er beter? De besluitvorming rond het overdragen van vermeende piraten maar ook van geredde drenkelingen zou idealiter sneller moeten verlopen. Daarin is de EU natuurlijk wel afhankelijk van soevereine landen (zowel lidstaten als vlaggenstaten en landen in de regio), die hun eigen afweging maken. Atalanta (de EU) steunt daarnaast de juridische discussie over piraterij in onder andere de VN-contactgroep over Somalië. Als daarin voortgang kan worden geboekt op het gebied van berechting, waaronder ook het vervolgen van ‘samenzweren tot piraterij’, zou dat mooi zijn. Op dit moment moet een groot deel van de piraten, na in beslagname van aan piraterij gerelateerde middelen en het afnemen van interviews, weer worden vrijgelaten, omdat er te weinig bewijs is om ze aan een specifieke aanval of kaping te koppelen. Ontwapenen en vrijlaten verstoort weliswaar, maar voor de meesten is het effect maar tijdelijk – en het bevredigt het rechtsgevoel niet echt.
Commandeur Pieter Bindt (r.) nam in augustus 2009 het bevel over EUNAVFOR Somalia over van kapitein-ter-zee Juan Garat Carame (foto: Raad van de EU)
26
Interview
Momenteel ligt het grootste succes van Atalanta in het bestrijden van de symptomen van piraterij. Dat gaat goed, maar de activiteit en het succespercentage moeten nog verder naar beneden. De oorzaak én de oplossing van het piraterijprobleem liggen op land. Zolang de chaos daar voortduurt, zullen we piraten blijven zien op zee. Om dat probleem op te lossen is er de ‘samenhangende aanpak’ (3 D of comprehensive approach) van de EU om Somalië als staat weer te laten functioneren. Atalanta is daar het maritieme, militaire deel van. Het geven van training en andere steun valt op dit moment buiten het Atalanta-mandaat, maar EUNAVFOR heeft wel voorwerk verricht door relaties op te bouwen met de kustwachten en lokale autoriteiten. Een deel van de reders doet nog steeds niets aan zelfbeschermingsmaatregelen en slaat zogeheten routeringadviezen in de wind. Dit wordt op zee gesignaleerd. Het Maritime Security Centre Horn of Africa (MSCHOA) van de EU, dat deel uitmaakt van Atalanta, neemt daarna contact op met die reders om hen te stimuleren hun gedrag te verbeteren. Het streven is natuurlijk dat alle schepen zich goed voorbereiden. De bereikte goede samenwerking, waaronder die met de Seychellen, vergt voortdurende aandacht om gezamenlijk steeds tijdig te kunnen reageren op het veranderende gedrag van de piraten. Steeds meer zullen er de (op te bouwen) regionale capaciteiten bij moeten worden betrokken, zodat deze op een gegeven moment zelf de piraterij afdoende kunnen verstoren, afschrikken en vervolgen. U hebt het over “veranderend gedrag” van de piraten. Waarin zit hem dat? Piraten passen zich aan de omstandigheden aan, zoals de aanwezigheid en het optreden van maritieme eenheden, het seizoen, de verkeersstromen, etc. Veranderingen zitten hem onder meer in het gebied waar de piraten actief zijn. Daarnaast constateerden we, rond begin december, het gebruik van kleinere, gekaapte dhows als moederschepen. Die methode hadden ze al eerder gebruikt, maar niet of nauwelijks in de periode van juli tot december 2009.
Juridische complicaties De juridische mogelijkheden om piraten te vervolgen lopen nogal uiteen tussen de verschillende landen die antipiraterij-operaties uitvoeren. Kan dit de afschrikkende werking van de missie ondermijnen? De EU heeft een overeenkomst met Kenia en de Seychellen afgesloten om gearresteerde piraten, onafhankelijk van het arresterende EU-land, over te dragen voor vervolging in die landen. Iedere staat is soeverein in zijn strafrecht en dat geldt dus ook ten aanzien van piraterij. Zij kunnen, op juridische maar ook politieke gronden, overdracht weigeren. Dat gebeurt zowel in de EU als in de vlaggenstaten en de
Ap: 2010nr1
regio. Ik zie vervolging op dit moment vooral als het handhaven van het internationaal recht. Een grote afschrikwekkende werking gaat er niet vanuit zolang de chaos en uitzichtloosheid in Somalië voortduren. Maar het is niet zo dat zonder vervolging de antipiraterij-operaties weinig nut zouden hebben. Dat is de afgelopen periode bewezen. Overigens zeiden mensensmokkelaars wanneer we ze interviewden dat zij voor mensensmokkel kozen omdat het goed verdiende, het niet vervolgd werd en minder risico inhield, omdat de marine-eenheden hen lieten passeren en de lokale autoriteiten ook niet tegen hen optraden. Zij wisten dat als ze als piraat worden aangezien, ze het risico lopen dat er geweld tegen hen gebruikt wordt, ze hun spullen kwijtraken en dat ze opgepakt kunnen worden. Zelfs zonder vervolging door landen buiten Somalië is er dus toch sprake van enige afschrikking. Puntland en Somaliland vervolgen piraten overigens wel. De aanhouding en de noodgedwongen vrijlating van de 13 verdachten van piraterij medio december deed enige stof opwaaien. Ik kan me voorstellen dat dit frustrerend voor u was. Hoe kijkt u terug op de gang van zaken? Het laten gaan van piraten is weliswaar geen hoogtepunt, maar EUNAVFOR heeft er wel alles aan gedaan dat alle mogelijkheden tot vervolging onderzocht konden worden. De resultaten in de periode juli-december waren dat er geen WFP- of AMISOM-schepen werden aangevallen, geen schepen gekaapt in de Golf van Aden, er minder activiteit was en een lager succespercentage van de piraten, betere samenwerking tussen antipiraterij-activiteiten, een grotere zichtbaarheid van de missie, en er meer contacten waren in de regio. Al deze resultaten zijn tot stand gekomen ondanks dat de meeste piraten na ontwapening worden heengezonden. Vervolging ondersteunt ons rechtsgevoel, maar zolang het chaos blijft op land zal er van vervolging geen grote afschrikwekkende werking uitgaan. Desondanks heeft vervolging en stevige bestraffing uiteraard de voorkeur boven heenzending. Het eerste besluit tot vervolging ligt bij het arresterende land, dan bij de vlaggenstaat of ander (EU)-land dat zich betrokken zou kunnen voelen. In het geval van de BBC Togo hebben betrokken landen om politieke redenen van vervolging afgezien. De EU heeft, zoals gezegd, een overeenkomst met Kenia en de Seychellen. Deze landen kunnen hun eigen juridische en politieke afweging maken. Het is niet zo dat uit de overeenkomst een verplichting tot overname volgt. Op verzoek van Kenia is eerst Tanzania benaderd, omdat twee Tanzanianen enkele maanden gegijzeld werden gehouden. Tanzania heeft (net als een groot aantal andere landen) piraterij niet in het strafrecht opgenomen. Het heeft daarom afgezien van vervolging. De Seychellen wilden niet vervolgen omdat ze geen nationaal belang zagen. Officieel heeft Kenia nog geen reden gegeven voor zijn weigering, maar redenen zouden kunnen zijn: de enorme overbelasting van het strafrechtsysteem in het algemeen, de overbelasting van het
Ap: 2010nr1
Interview
deel dat zich bezighoudt met het vervolgen van piraten, de wens om andere landen aan te zetten om ook piraten te vervolgen, angst voor kritiek, onrust of aanslagen omdat Somaliërs zouden worden vervolgd, en interne politieke verhoudingen en problemen. De duur en de gang van het proces met deze 13 specifieke piraten hebben ertoe geleid dat de EU nu versneld een gesprek heeft over de overeenkomst met Kenia, en Tanzania opnieuw zal benaderen om tot een vergelijkbare overeenkomst te komen. Er wordt momenteel gepleit voor een internationaal piraterijtribunaal. Is dat een oplossing?
27
EUNAVFOR werkt intensief samen met de NAVO en met de Combined Task Force (CTF-151) van de Amerikaansgeleide coalitie Combined Maritime Forces (CMF). Daarbij wordt informatie uitgewisseld en dagelijks de inzet van de eenheden gecoördineerd. Ik had dagelijks contact met onze NAVO- en CMF-collega’s, waarbij wij onze inzichten deelden en een zo efficiënt mogelijke inzet van onze eenheden mogelijk maakten. Zo wordt de door de EU geïntroduceerde Internationally Recommended Transit Corridor (IRTC) in de Golf van Aden door de drie taakgroepen beschermd. In de Indische Oceaan worden zoekgebieden, havenbezoeken en de inzet van patrouillevliegtuigen gecoördineerd.
… en met China en Rusland Nederland pleit voor een internationaal piraterijtribunaal in de regio. Vanuit operationeel perspectief ondersteun ik iedere mogelijkheid om gearresteerde piraten snel over te dragen zodat de eenheden verder kunnen met hun taak. Onder mijn commando zijn meerdere eenheden die piraten hebben gearresteerd langere tijd beperkt of niet inzetbaar geweest vanwege de lange juridische en politieke processen.
In Atlantisch Perspectief 4, 2009 stelde onderzoeker Susanne Kamerling dat de antipiraterijmissies een goede manier zijn om de grote mogendheden (de VS, China, Rusland, Europese landen, enz.) beter bekend met elkaar te maken en de onderlinge samenwerking te verbeteren. Hoe is de Europese samenwerking met de Chinezen en de Russen in de Golf van Aden?
Samenwerking met de NAVO… Hoe is de samenwerking met de NAVO-geleide antipiraterij-operatie Ocean Shield? Is dit een goed voorbeeld van NAVO-EU-samenwerking, of is er weinig contact?
Ik ben het helemaal eens met Susanne Kamerling. Op open zee zijn er letterlijk geen grenzen maar lijken zaken ook makkelijker te regelen, vooral als er een gemeenschappelijk doel is. De grote mogendheden waren al vertegenwoordigd in de ‘Shared
Het ‘visit, board, search and seizure team’ van de Amerikaanse marine gaat aan boord bij een schip. EUNAVFOR werkt intensief samen met de Amerikaansgeleide Combined Maritime Forces en NAVO-schepen (foto: U.S. Navy/B. Raile)
28
Interview
Awareness and Deconfliction’ (SHADE)-vergaderingen die maandelijks worden georganiseerd in Bahrein door een duo-voorzitterschap van de EU en de Combined Maritime Forces. Hierin worden alle partijen geïnformeerd over de antipiraterij-activiteiten en worden oplossingen gezocht om samenwerking te verbeteren. In november heeft China aangegeven te willen deelnemen aan patrouilles in de IRTC. Zodra dit gaat gebeuren, betekent dit een nog nauwere samenwerking tussen China, EU, NAVO en CMF. De Chinese en Russische eskaders beschikken over Mercury, wat communiHet overdragen van catie en samenwerking mogelijk maakt. Met vermeende piraten China wordt regelmatig informatie uitgewisseld. zou sneller moeten China heeft in twee gevallen assistentie aanverlopen geboden met een schip. Dat betrof een situatie met drenkelingen en een zoektocht naar een piratenskiff (klein bootje). De informatie-uitwisseling met Rusland is recent gestart en die samenwerking moet verder groeien. In november ontmoette u schout-bij-nacht Wang Zhiguo, commandant van het Chinese vlooteskader in de regio. Wat was uw indruk? Ik heb schout-bij-nacht Wang tweemaal ontmoet, en bij de tweede maal zijn ook voor twee dagen liaisonofficieren uitgewisseld. De Chinese commandant leidde een professionele taakgroep en was zeer geïnteresseerd in samenwerking met de EU en andere landen. Tijdens de bezoeken heeft hij een grote mate van openheid aan de dag gelegd en hebben wij zeer prettige gesprekken gevoerd. Wij zijn nu goed op de hoogte van elkaars mogelijkheden en operaties in de bestrijding van piraterij. Hoe gaat de EU nu verder? Is er bijvoorbeeld afgesproken dat het contact onder uw opvolger geïntensiveerd wordt? Mijn aflosser zal de contacten voortzetten. We hadden voor ons vertrek reeds een ontmoeting voor hem geregeld met de nieuwe Chinese commandant. China krijgt binnenkort mogelijk het (roulerende) voorzitterschap van de SHADE-bijeenkomst in Bahrein. De EU en de CMF zullen dan de vaste covoorzitters zijn. Het roulerende voorzitterschap zou volgens dit plan aangeboden worden aan landen die in de beveiliging van de IRTC een rol vervullen. China zou daarmee gaan deelnemen – al dan niet naast het nog blijven uitvoeren van
Ap: 2010nr1
nationale konvooibegeleiding – aan een beveiligingssysteem dat door de EU in samenwerking met NAVO en CMF is opgezet. Zegt u in feite dat de samenwerking met de Chinese marine beter verloopt dan die met de Russische? In mijn periode was de Russische marine beperkt aanwezig. In de week van mijn vertrek kwam er een nieuwe Russische eenheid. Die heb ik niet kunnen ontmoeten. Tot nu toe beperken de Russen zich tot het beveiligen van nationale konvooien.
NAVO: toekomst voor de snelle reactiemacht? In 2007 was u commandant van de amfibische taakgroep binnen NATO Response Force 12. Wat hield dit werk in? Het karakter ervan verschilde sterk van de door u geleide antipiraterijmissie. Met mijn nationale uitzendbare, operationele staf voor maritieme operaties (NLMARFOR), dat een geïntegreerde staf van vloot en mariniers is, leverden wij de Commander Amphibious Task Force (CATF) en de Commander Landing Force (CLF, in de persoon van de plaatsvervangend commandant NLMARFOR, kolonel der mariniers Marco Hekkens). De CATF/CLF leiden amfibische operaties. Dat is complex omdat er veel bewegende en verschillende typen eenheden bij betrokken zijn, op, onder en boven zee, en op en boven land. In het najaar van 2008 is de Nederlands-Noorse amfibische taakgroep van NRF12 gevalideerd door de Maritime Component Commander (MCC) tijdens een oefening bij Noordwest-Schotland. In de eerste helft van 2009 was de taakgroep in de standby-fase, wat betekent dat we met een korte waarschuwingstijd wereldwijd inzetbaar waren voor een missie in NRF-verband. Er wordt soms gesproken over inkrimping van de NRF, omdat er grote operationele druk staat op de deelnemende landen vanwege de verschillende NAVO-geleide missies, vooral die in Afghanistan. Hoe ziet u de toekomst van de snelle reactiemacht? Die druk is er zeker, in het bijzonder voor een aantal essentiële capaciteiten zoals helikopter-, transport- en medische capaciteit. Een van de andere redenen is dat veel landen de binding van eenheden die op dit moment inherent is aan de NRF, te inflexibel vinden. Wat het ook wordt, ik denk dat er binnen de NAVO behoefte blijft aan de bestaansredenen van de NRF: een snelle reactiecapaciteit, het gezamenlijk en internationaal oefenen, en de verbetering van snel inzetbare, expeditionaire militaire capaciteiten van de lidstaten.
Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
Ap: 2010nr1
Atlantisch Nieuwsoverzicht
29
• AFGHANIS TAN • PAKIS TAN • IR AKR APPOR T Nieuwsoverzicht op het gebied van de trans-Atlantische betrekkingen, Europese veiligheid en het Nederlandse buitenlands beleid
Periode 4 december 2009 – 10 februari 2010
Auteurs Marlies Bitter en Geert Klein Wolterink
Bronnen NRC Handelsblad, de Volkskrant, Defensiekrant, International Herald Tribune, Financial Times, Jane’s Defence Weekly, e-nieuwsbrieven van Eastweek, RFE/RL Balkan Report, ISN Security Watch en IPRIS Digest, en websites van onder meer CNN, BBC News, The Wall Street Journal, The Washington Post en de NAVO
Afghanistan
• Op 14 januari kwamen er bij een zelfmoordaanslag op een drukke markt in
Pessimisme vs. optimisme
bijeen om te spreken over de toekomst van Afghanistan.
Deh Rawood in de provincie Uruzgan minstens 16 mensen om het leven.
• De Afghaanse president Karzai zegde
De Afghaanse veiligheidsdiensten,
toe dat zijn regering zich tot het uiter-
waarschuwde in december 2009 voor
ondersteund door militairen van de
ste zal inspannen om binnen vijf jaar
“negatieve trends” die Afghanistan
Nederlandse Task Force Uruzgan, doen
de veiligheid in Afghanistan zelfstan-
“onbeheersbaar” dreigen te maken. Hij
onderzoek naar het incident.
dig te kunnen garanderen. De eerste
• VN-vertegenwoordiger Kai Eide
doelde hiermee op een toename van
• Uit een VN-rapport blijkt dat het aantal
stap daarvan zou in de loop van dit jaar
gevoelens van ongeduld en onvrede
burgerslachtoffers door zelfmoordaan-
al merkbaar moeten zijn: de Afghaanse
onder de Afghaanse bevolking. De VN-
slagen in 2009 het hoogste was sinds
eenheden zullen in enkele provincies
gezant is vooral bezorgd over de sterker
de val van het Talibanregime in 2001.
de verantwoordelijkheid voor de veilig-
wordende opstand van de Taliban. Eide
Het aantal dodelijke slachtoffers als
benadrukte dat er gewerkt moet worden
gevolg van NAVO-aanvallen daalde
aan de opbouw van civiele instellingen,
met 30 procent.
zodat de Afghanen zelf in hun eigen veiligheid kunnen gaan voorzien.
heid op zich nemen. • De conferentiedeelnemers in Londen werden het eens over de oprichting van een fonds voor de reïntegratie van
• ISAF en de Afghaanse krijgsmacht
voormalige opstandelingen. Er is 140
kondigden begin februari een groot
miljoen dollar gereserveerd door de in-
offensief aan in de provincie Helmand.
ternationale gemeenschap, waarvan 50
Britse BBC en de Duitse ARD hielden
Het doelwit bevindt zich rond de stad
miljoen door Japan. Het idee achter het
in december een opiniepeiling onder
Marjah, waar zo’n 100.000 mensen
fonds is om aanhangers van de Taliban
meer dan 1.500 Afghanen afkomstig uit
wonen. De NAVO hoopt dat door de
ervan te overtuigen de strijd tegen de
alle 34 provincies. De uitkomsten we-
aankondiging zo veel mogelijk bur-
zen op een groeiend optimisme onder
gers het gebied zullen verlaten. Het
de Afghaanse bevolking.
offensief is bedoeld om de macht van
gezant Eide eind vorig jaar in Doebai
de Taliban in het gebied te breken. Met
al verkennende gesprekken gevoerd
• De Amerikaanse zender ABC, de
• In de peiling gaf 70 procent van de
regering op te geven. • Volgens sommige media zou VN-
ondervraagden aan het land “de goede
een aanwezigheid van naar schatting
kant” op te vinden gaan, tegenover 40
1.000 strijders wordt het district gezien
procent een jaar eerder. Maar liefst 90
als het laatste grote bolwerk van de
en organisaties bevestigden dat het
procent zou de huidige regering steunen;
Taliban in Afghanistan. Het is nog
aantal internationale strijdkrachten zal
zes procent zou voor eenTaliban-bestuur
onbekend wanneer de acties precies
stijgen om te ondersteunen bij het op-
zijn. Meer dan twee derde van de onder-
zullen beginnen, of hoeveel militairen
leiden van de Afghaanse troepen. De
vraagden bestempelde deTaliban als
erbij betrokken zijn.
Verenigde Staten zenden 30.000 extra
het “grootste gevaar voor het land.” De Afghanen waren diep verdeeld over de
militairen en andere coalitieleden nog
Conferentie Londen
vraag of de ISAF-troepen het land op korte termijn zouden moeten verlaten, of juist langer zouden moeten blijven.
hebben met Talibancommandanten. • De in Londen bijeengekomen landen
eens 9.000. Het aantal buitenlandse strijdkrachten komt dan op ca. 135.000.
Op 28 januari kwamen in Londen 67 lan-
• De Duitse bondsregering liet daags
den en vele internationale organisaties
voor de conferentie al weten tot 850
• AFGHANIS TAN • PAKIS TAN • IR AKR APPOR T Atlantisch Nieuwsoverzicht
Atlantisch Nieuwsoverzicht
30
DAVIDS:
KRITIEK
OP
Ap: 2010nr1
REGERING-
extra soldaten te zullen zenden, maar
berichtgeving hierover. Dattakhel staat
Onderzoekscommissie-Irak, onder lei-
dat ze de nadruk blijft leggen op civiele
bekend als een van de tribale gebieden
ding van oud-rechter Willibrord Davids,
opbouw en een politieke oplossing voor
in Pakistan waar sprake is van een grote
haar rapport over de Nederlandse
aanwezigheid islamistische militanten.
besluitvorming met betrekking tot de
het conflict. Tevens gaven de Duitsers
• Op 17 januari vond er een drone-aanval
aan dat de terugtrekking van hun troepen in 2011 zal beginnen en in 2014
in de regio Shaktoi in Zuid-Waziristan
afgerond moet zijn.
plaats waarbij zeker 20 doden vielen. Het was de derde aanval in vier dagen
Nieuwe gezanten • Per 1 maart 2010 is de Zweedse
oorlog in Irak. Een overzicht van de belangrijkste bevindingen. • Voor de oorlog ontbrak een solide
tijd. De drone-aanvallen zorgen voor
volkenrechtelijk mandaat. Resolutie
steeds meer spanningen tussen de VS
1441 van de VN-Veiligheidsraad kon
en Pakistan.
niet dienen als rechtvaardiging voor
diplomaat Staffan de Mistura (63)
het gebruik van geweld.
het nieuwe hoofd van de VN-missie in
In december en januari kwamen op-
• Bij de besluitvorming in het kabinet
Afghanistan. De Mistura was eerder
nieuw vele Pakistaanse burgers om bij
speelde premier Jan Peter Balkenende,
onder andere gezant voor de Verenigde
zelfmoordaanslagen.
met name in het begin, geen leidende
Naties in Irak. Het nieuwe hoofd lost de
rol. Buitenlandse Zaken, onder leiding
Noor Kai Eide daarmee af. De Mistura
• Eind december werden er meerdere zwa-
zal een belangrijke rol gaan spelen bij
re aanslagen gepleegd in de provincie
de coördinatie van de civiele inspan-
Poenjab. Binnen een week werden de
ningen van de internationale gemeen-
steden Moeltan, Lahore en Dera Ghazi
van De Hoop Scheffer tot secretaris-
schap in Afghanistan.
Khan getroffen. In Dera Ghazi Khan
generaal van de NAVO speelden
kwamen zeker 22 burgers om het leven.
echter geen rol in de Nederlandse
• De NAVO benoemde eind januari de Britse ambassadeur in Kaboel, Mark
• Op 28 december vielen meer dan
Sedwill (45), tot nieuwe civiel verte-
40 slachtoffers in de zuidelijke stad
genwoordiger in Afghanistan. Sedwill
Karachi.
zal gaan functioneren als civiele
van minister Jaap de Hoop Scheffer, bepaalde het beleid. • Handelsbelangen en de benoeming
motivatie de oorlog politiek te steunen. • Het Nederlandse onderscheid tussen politieke en militaire steun werd door de
• Op 1 januari vielen er ten minste 88
Verenigde Staten niet zo scherp gezien.
tegenhanger van de militaire bevelheb-
doden bij een zelfmoordaanslag op
ber, generaal Stanley McChrystal, en
een sporttoernooi in Lakki Marwat, een
hadden vrijwel geen eigen informatie
zal zich vooral gaan bezighouden met
stad in het noordwesten van Pakistan.
over eventuele massavernietigings-
de wederopbouw van het land. De am-
De aanslag is vooralsnog niet opgeëist,
wapens. In hun analyse van de
bassadeur volgt de Italiaan Fernando
maar het is zeer waarschijnlijk dat de
Angelsaksische informatie waren de
Gentilini op, die er twee jaar op heeft
Pakistaanse Taliban ervoor verantwoor-
Nederlandse diensten terughoudend
zitten in de Afghaanse hoofdstad.
delijk zijn.
over het bewijs voor de aanwezigheid
• Bij een aanslag op een meisjesschool
Pakistan Drone-aanvallen en aanslagen: vele slachtoffers
• De Nederlandse inlichtingendiensten
van deze wapens in Irak. De verschillen-
in Pesjawar, Noordwest-Pakistan,
de ministers hebben de Tweede Kamer
werden begin februari zeker 13 mensen
hier niet volledig over ingelicht. Alleen
gedood. Meer dan 50 mensen raakten
informatie die het beleid ondersteunde
gewond. De school was vorig jaar ook
werd gedeeld met het parlement.
al doelwit geweest. De aanslag werd
• Ook werd de Kamer niet voldoende
opgeëist door de Pakistaanse Taliban.
geïnformeerd over het Amerikaanse
len er in Pakistan verschillende slacht-
Radicaalislamistische bewegingen
verzoek mee te werken aan de opbouw
offers door Amerikaanse raketaanval-
zijn fel tegen scholing voor meisjes
van een militaire macht om Irak te
len met zogeheten drones, onbemande
en vrouwen. De afgelopen jaren zijn al
dwingen zich aan Resolutie 1441 te
vliegtuigen die op afstand bestuurd
honderden meisjesscholen verwoest.
houden. Hetzelfde gold voor de Host
• In de maanden december en januari vie-
worden. De vliegtuigen worden door de Amerikanen voor zowel verkenningen als voor aanvallen gebruikt.
Onderzoek rol Nederland bij Irakoorlog Commissie-Davids presenteert rapport
vallen, maar het Amerikaanse leger wil vooralsnog niet reageren op de
DAVIDS:
17 februari 2003 verleende aan de VS, waardoor Amerika gebruik mocht maken van het Nederlandse luchtruim en
• De regio Dattakhel in Noord-Waziristan is regelmatig doelwit van drone-aan-
Nation Support die Nederland vanaf
grondgebied voor militaire transporten. • Er is geen bewijs dat Nederland
Op 12 januari 2010 presenteerde de
KRITIEK
OP
Atlantisch Nieuwsoverzicht
een actieve militaire bijdrage heeft
REGERING-
Ap: 2010nr1
Atlantisch Nieuwsoverzicht
31
BALKENENDE • INTERNATIONA AL OPTREDEN geleverd aan de inval van Irak of de voorbereiding daarvan. • Artikel 100 van de Grondwet, dat voorziet in het vooraf inlichten van de Kamer door het kabinet “over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde,” is niet toegepast met betrekking tot de uitzending van Patriotluchtafweergeschut naar Turkije. Dit had wel moeten gebeuren.
Reacties • In een eerste reactie op het rapport leek minister-president Balkenende de kritische conclusies van de commissie niet te onderschrijven. Hij verklaarde “een ander beeld” te hebben van het
Militairen van de VN-missie in Léogâne, Haïti, waar het World Food Programme voedsel en water
informeren van de Tweede Kamer. Over
uitdeelt aan de bevolking (foto: UN Photo/S. Paris)
het ontbreken van een volkenrechtelijk mandaat en de noodzaak daartoe ver-
• Op 9 februari gaf vicepremier Wouter
• De Verenigde Staten namen hierin
klaarde hij: “Er wordt verschillend over
Bos (PvdA) na een ingelaste minis-
een leidende rol op zich, door het
gedacht.” Wel toonde hij zich verheugd
terraad aan dat het kabinet het eens
inzetten van 20.000 militairen in het
over de conclusie dat Nederland niet
was geworden over een reactie. In de
rampgebied. De Amerikaanse marine
militair betrokken was geweest bij de
daaropvolgende brief aan de Kamer
ondersteunde de operatie door het
inval in Irak.
gaf het kabinet aan “de beschrijving
vliegdekschip USS Carl Vinson in te
van de feitelijke gang van zaken” door
zetten. De Amerikaanse militairen
leidden de uitspraken van de pre-
de commissie-Davids te accepteren.
houden zich niet alleen bezig met de
mier tot een heftige reactie. De partij
De regering schreef dat er “op basis
distributie van hulpgoederen, maar
toonde zich “onaangenaam verrast.”
van een kritische reflectie” lessen zijn
zorgen ook voor de handhaving van de
Verschillende oppositiepartijen
geleerd.
openbare orde. Die werd al kort na de
• Vooral binnen regeringspartij PvdA
spraken in reactie op het rapport van “tunnelvisie” van het kabinet ten
Aardbeving Haïti
ringen. Kritiek op de VS was er ook: zo klaagden Artsen zonder Grenzen over
tijde van de inval in Irak (D66), “forse conclusies” (VVD) en “een politieke
aardbeving bedreigd door vele plunde-
Internationaal optreden na catastrofe
de Amerikaanse luchtverkeersleiding op de luchthaven van Port-au-Prince,
doodzonde” (GroenLinks).
die orde moest scheppen in het over-
• In een brief aan het parlement en een
• Op 12 januari 2010 werd Haïti getrof-
daaropvolgend debat met de Tweede
fen door een aardbeving van 7,0 op
bezette luchtruim boven het eiland. De
Kamer zwakte Balkenende zijn reactie
de schaal van Richter. Gevreesd
verkeersleiders zouden voorrang geven
af. Hij schreef dat het volkenrechtelijk
wordt voor een dodental van meer
mandaat “onvoldoende steun” in de
dan 200.000. Ook werden als gevolg
internationale gemeenschap had gevon-
van de beving tot 1,5 miljoen mensen
Naties kwam maar moeilijk op gang,
den en dat het “ook in andere landen
dakloos. Met name in de hoofdstad,
mede doordat de lokale top van de VN
niet langer aanvaard” werd. Het rapport
Port-au-Prince, die 16 kilometer van
ook getroffen was door de aardbeving.
wordt volgens de premier dan ook
het epicentrum ligt, vielen veel doden
Besloten werd de troepensterkte van
“leidend” bij het leren van het verleden.
te betreuren.
de reeds aanwezige vredesmacht
De PvdA stelde zich met deze reactie tevreden, waarmee de ‘crisissfeer’ in Den Haag voorlopig leek bezworen.
aan Amerikaanse vliegtuigen. • De hulpoperatie van de Verenigde
MINUSTAH van 9.000 man uit te brei Vanuit de hele wereld werden hulp operaties op touw gezet.
den met nog eens 3.500 militairen en politieagenten.
BALKENENDE • INTERNATIONA AL OPTREDEN Atlantisch Nieuwsoverzicht
Atlantisch Nieuwsoverzicht
32
Ap: 2010nr1
NA A ARDBEVING HAÏTI • VS • IR AK • • Voor de nieuwe ‘minister van
dollar gemoeid. De Britse premier
• Aan het Amerikaanse buitenlandbeleid
Buitenlandse Zaken’ van de Europese
Gordon Brown verklaarde: “Een land
werd duidelijk minder aandacht be-
Unie, Catherine Ashton, was de
dat al bedolven is onder het puin, moet
steed. Obama sprak over het plan om
overbelasting van het luchtruim reden
niet ook nog eens bedolven worden
de gevechtstroepen terug te trekken
om niet af te reizen naar het rampge-
onder schulden.”
uit Afghanistan (vanaf 2011) en uit Irak
bied. Vanuit het Europees Parlement werd geklaagd over een gebrek aan
Verenigde Staten
leiderschap en zichtbaarheid van de EU. Brussel heeft inmiddels ruim
hij Noord-Korea en Iran voor zware sancties als zij doorgaan met nucleaire
Defensiebegroting bekrachtigd
400 miljoen euro toegezegd voor de reconstructie van het eiland; dit komt
(augustus 2010). Ook waarschuwde
• President Barack Obama keurde
bewapening.
Irak
grotendeels uit het bestaande bud-
eind december 2010 de Amerikaanse
get. Ook werd besloten een 350 man
defensiebegroting voor 2010 goed. De
sterk contingent van de European
begroting beslaat het recordbedrag van
Gendarmerie Force (EGF) naar Haïti uit
636 miljard dollar, ruim 442 miljard euro.
te zenden. Deze manschappen zullen
Obama had aanvankelijk een hoger
de landelijke verkiezingen van 7 maart
ingezet worden in het kader van de VN-
bedrag gevraagd, namelijk 663 miljard
neemt weer toe. Met name Bagdad
missie.
dollar.
werd de afgelopen maanden vaak ge-
• Nederland is met 60 marechaussees
• Het defensiebudget zal onder andere
Grote aanslagen in Bagdad Het geweld in Irak in de aanloop naar
troffen door gewelddadige incidenten.
vertegenwoordigd in de missie van de
de oorlogen in Irak en Afghanistan
European Gendarmerie Force. Naast
bekostigen met ruim 128 miljard dollar.
financiële hulp droeg Nederland bij aan
In de begroting wordt een aanzienlijk
in de Iraakse hoofdstad kwamen op
de hulpoperatie met de inzet van het
bedrag gereserveerd voor materieel,
8 december 2009 meer dan 120 mensen
fregat Hr. Ms. Pelikaan, met aan boord
zoals legervoertuigen, vliegtuigen,
om het leven. Overheidsinstellingen
45 mariniers en verschillende voertui-
helikopters en wapens. Hier wordt
waren hierbij het voornaamste doel-
gen. De Koninklijke Luchtmacht droeg
een bedrag van 108 miljard dollar voor
wit. De aanslag is opgeëist door ‘de
bij door het meer dan 60 man sterke
vrijgemaakt. Ook wordt er 481 miljoen
Islamitische Staat in Irak’, een aan
Nederlandse Urban Search and Rescue
dollar gestoken in Sky Warrior drones.
Al-Qaeda verbonden organisatie.
(USAR)-team naar en van het rampge-
Deze onbemande vliegtuigen worden
• Hoewel mensenrechtenorganisatie
bied te vliegen.
door het Amerikaanse leger regelmatig
Iraq Body Count bekend maakte dat het
ingezet in het Afghaans-Pakistaanse
aantal burgerslachtoffers als gevolg
de Multinational Strategic Airlift
grensgebied. In onderzoek, ontwikke-
van sektarisch geweld in 2009 was af-
Capability (SAC), mede opgericht
ling, testen en evaluatie wordt ruim
genomen, blijft Irak volgens de organi-
door Nederland, in voor operationele
78 miljard gestoken. Hiermee wordt
satie het gevaarlijkste land ter wereld.
doeleinden. De strategische lucht-
bijvoorbeeld de ontwikkeling van een
De kritiek op minister-president Noeri
transportcapaciteit werd gebruikt om
nieuwe presidentiële helikopter gefi-
al-Maliki en de veiligheidstroepen
o.a. Scandinavische hulpgoederen naar
nancierd.
• De NAVO zette voor het eerst
Haïti te vliegen. • Op een conferentie in Montreal, ge-
• In januari werd bekend dat Obama nog 33 miljard dollar extra wil uittrekken
houden op 25 januari, besloten donoren
voor de uitbreiding van de troepen
gezamenlijk tot een wederopbouwope-
macht in Afghanistan met 30.000
ratie, die 10 jaar in beslag zal nemen.
militairen.
Volgens de Haïtiaanse overheid is hiervoor minimaal drie miljard dollar nodig.
king met de lokale overheid. • De G7 zegde toe de bilaterale schulden
neemt dan ook toe. • Op 1 februari doodde een vrouwelijke zelfmoordterrorist 40 sjiitische pelgrims in Bagdad. • Op 15 januari werden 11 Irakezen ter dood veroordeeld voor de aanslagen op de Ministeries van Buitenlandse Zaken
State of the Union: focus op economie
De herbouw zal plaatsvinden onder leiding van de VN, in nauwe samenwer-
• Bij een aanslag met vijf autobommen
en Financiën van 19 augustus 2009. Bij deze aanslagen kwamen bijna 100
• Op 27 januari hield president Obama
mensen om het leven.
zijn eerste State of the Union. Economisch herstel en het creëren
die Haïti open had staan bij de zeven
van werkgelegenheid stonden centraal
industrielanden, kwijt te schelden.
in zijn toespraak tot het verzamelde
Hiermee is een bedrag van 1,2 miljard
Congres.
Kijk voor het uitgebreide nieuwsoverzicht op www.atlcom.nl/site/atlnieuws.
NA A ARDBEVING HAÏTI • VS • IR AK • Atlantisch Nieuwsoverzicht
Ap: 2010nr1
33
Achteraf
Afghanistan Verslag van de bijeenkomsten ‘Transformation of Afghanistan: What Way ahead?’ en ‘Loya Jirga: Exit Afghanistan?’ Op 4 februari 2010 organiseerden de Atlantische Commissie en Jonge Atlantici een bijeenkomst in Perscentrum Nieuwspoort met als thema ‘Transformation of Afghanistan: What Way ahead?’ Sprekers waren Mohammad Tariq Ismati en Paula Sastrowijoto. Norbert Both, bestuurslid van de Atlantische Commissie, trad op als voorzitter.
Na een welkomstwoord van Bram
Daarnaast ging Ismati in op de aanwezig-
het gebrek aan vertrouwen van de bevol-
Boxhoorn, directeur van de Atlantische
heid van de internationale troepen en het
king in de overheid. Een van de oorzaken
Commissie, stelde Norbert Both beide
eventuele vertrek hiervan. Hij benadrukte
hiervan is de grote mate van corruptie
sprekers voor.
dat Afghanen geleidelijk aan hun eigen
binnen de regering. Sastrowijoto stelde
land moeten gaan leiden, maar dat de
dat dit probleem goed aangepakt dient te
Mohammad Tariq Ismati is werkzaam
hulp van de internationale gemeenschap
worden om als regering stabiliteit te kun-
voor het Afghaanse Ministry of Rural
voorlopig nog niet gemist kan worden. Er
nen garanderen en het vertrouwen van de
Rehabilitation and Development en
moet volgens hem dan ook niet sprake
bevolking te winnen. Daarnaast moet de
directeur van het Afghaanse ‘National
zijn van een ‘end date’ maar van een ‘end
Afghaanse regering methodes ontwik-
Solidarity Programme’ (NSP). Ismati
state’. Wanneer Afghanistan er klaar voor
kelen om ex-Talibanleden in de maat-
benadrukte in zijn betoog de vooruit-
is om op eigen benen te staan, kunnen
schappij te reïntegreren. Sastrowijoto gaf
gang die er is geboekt in zijn land sinds
troepen zich pas terug gaan trekken.
aan dat het niet alleen een geldkwestie
2001. Zo stelde hij dat er nu meer dan
Wanneer er echter een deadline gehaald
betreft: “Taliban are not taliban just for
zes miljoen kinderen naar school gaan,
moet worden, zou dit een averechts effect
money.” Ze verwees hiermee naar berich-
waarvan ca. drie miljoen meisjes. In
kunnen hebben op het reeds behaalde
ten waaruit zou blijken dat Taliban geld
2001 was dit slechts een fractie hiervan.
resultaat.
krijgen als ze stoppen met de strijd tegen
Bovendien is de infrastructuur sterk
de Afghaanse regering. Net als Ismati
verbeterd.
benadrukte ze het belang van het vertrou-
De kern van Ismati’s betoog was dat het volk en de overheid nader tot elkaar gebracht moeten worden. De Afghaanse bevolking moet meer betrokken worden bij de wederopbouw van haar land. Het NSP steunt diverse projecten die deze betrokkenheid stimuleert. Zijn slogan is “For the People, With the People, By the People,” waarmee de bevolking centraal
Er moet geen
wen van de bevolking in de Afghaanse regering. Dit vormt de basis voor de
sprake zijn van
wederopbouw van Afghanistan.
een ‘end date’,
De jaarlijkse ‘Globaliseringslezing’
maar van een
Felix Meritis, Amsterdam. Bij deze
‘end state’
vond dit jaar plaats op 5 februari in bijeenkomst, mede georganiseerd door de Atlantische Commissie, moesten drie discussierondes en twee documentaires leiden tot
wordt gesteld. In dit kader worden er
een antwoord op de vraag: ‘Exit
bijvoorbeeld scholen gebouwd en sociale projecten opgezet. Ismati stelde dat de
Paula Sastrowijoto, werkzaam voor het
Afghanistan?’ De discussie stond
drie pijlers veiligheid, staat en ontwik-
Nederlandse Ministerie van Buitenlandse
onder leiding van journaliste Linda
keling gekoppeld moeten worden om
Zaken als coördinator Afghanistan
Polman.
van Afghanistan een ‘succesverhaal’ te
(Eenheid Vredesopbouw en Stabilisatie),
kunnen maken. Veiligheid kan bijvoor-
beaamde dat er vooruitgang is geboekt in
Aan de eerste discussie namen journa-
beeld niet worden gewaarborgd zonder
Afghanistan. Zo noemde ze enkele suc-
listen, politici en vertegenwoordigers
de staat, en ontwikkeling is niet mogelijk
cesvolle projecten die met hulp van de
van NGO’s deel. Gezamenlijk bespraken
zonder veiligheid. Door dit te beseffen
Nederlandse overheid tot stand zijn ge-
zij de resultaten van de recente interna-
kunnen projecten als die van het NSP
bracht. Tegelijkertijd vroeg ze zich af hoe
tionale conferentie over Afghanistan in
worden gerealiseerd.
stabiel die ontwikkeling is. Ze wees op
Londen. Duidelijk werd dat deze slechts
Achteraf
34
Ap: 2010nr1
Achteraf
heeft geleid tot goede voornemens en dat
blijft bij het land: “Nederland moet zijn
gens Van Bijlert nadrukkelijker gaan men-
harde beloften tot nog toe zijn uitge-
waarden in Afghanistan in de praktijk
gen in de binnenlandse politiek. Hoewel
bleven. Over het onderhandelen met de
brengen, door de legitieme overheid te
ontwikkelingshulp en militaire aanwezig-
Taliban werd verschillend gedacht: hoe-
helpen de veiligheid van haar burgers te
heid nodig zijn om de situatie te verbe-
wel gesteld werd dat ‘de Taliban’ zowel
garanderen.” Europarlementariër Thijs
teren, draait het volgens haar vooral om
de oplossing als het probleem zijn, bleek
Berman (PvdA) was kritischer. Volgens
machtsrelaties. Het Westen moet voorkó-
het een slecht definieerbare groep.
hem is de internationale gemeenschap
men dat het land terugvalt; de Afghanen
er niet in geslaagd om mensenrechten,
verwachten ook dat het hiervoor in actie
Het voornemen om de komende jaren
stabiliteit en veiligheid te realiseren in
komt. Waarom ‘we’ er zijn doet er nu niet
meer Afghaanse veiligheidstroepen op te
Afghanistan. Hij betwijfelde zelfs of er
meer toe; voor Afghanistan is dit een
leiden, werd met enige scepsis ontvan-
een “nette manier” bestaat om de be-
nieuwe en misschien wel de enige kans
gen. De politie in Afghanistan lijkt vaak
trokkenheid bij het Centraal-Aziatische
om een betere toekomt op te bouwen.
onderdeel van het probleem in plaats van
land te beëindigen. Martine van Bijlert
de oplossing. Burgers klagen veelvuldig
(Afghanistan Analysts Network) geloofde
Berlijn beaamde dit in zijn slotbetoog:
over corrupte agenten. Met betrekking tot
nog wel in een betere toekomst voor het
“Afghanistan heeft meer nodig, niet
het leger werd opgemerkt dat de doel-
land. Zij benadrukte dat het probleem
minder.” Dat bleek een goede afspiege-
stellingen van de NAVO niet reëel lijken,
vooral politiek is en ook zo benaderd
ling van de mening van het publiek: een
en dat de toewijding onder de Afghaanse
moet worden. Ook de psychologische
ruime meerderheid stemde aan het einde
troepen een probleem is: veel Afghaanse
factor is volgens Van Bijlert van groot
van de dag vóór een verlenging van de
militairen zien de oorlog in hun land niet
belang: “Om resultaten te boeken, moet
Nederlandse militaire aanwezigheid in
als hun ‘eigen’ oorlog. Meer in het alge-
eerst het sterke gevoel van achteruitgang
Afghanistan.
meen werd betoogd dat de Afghaanse
veranderen.”
samenleving door de oorlog militariseert. Ten slotte besprak het panel de corruptie
Mohammad Tariq Ismati benadrukte dat
Marlies Bitter en
in het land: verschillende panelleden
het antwoord op de drie grote vraagstuk-
Geert Klein Wolterink
betoogden dat de internationale gemeen-
ken – armoede, het gewapend verzet en
schap hier mede verantwoordelijk voor is,
goed bestuur – vooral van de Afghaanse
door de keuzes die men in 2001 in Bonn
bevolking zelf moet komen. Berman was
heeft gemaakt. Een eventuele oplossing
echter niet enthousiast over Ismati’s
zou voort moeten komen uit initiatief van
voorstel om meer hulp te geven via de
de Afghanen zelf.
centrale Afghaanse overheid. Hij zag niet in hoe een overheid die in zijn ogen niet
Na de vertoning van de VPRO/Tegenlicht-
te vertrouwen is, de corruptie zou kunnen
documentaire ‘Crime Scene Afghanistan’
bestrijden. Aan de hulp moeten volgens
bespraken onder andere Willem van de
de europarlementariër altijd voorwaar-
Put (HealthNet TPO), Dick Scherjon
den verbonden zijn. Ismati antwoordde
(Rabobank), Adriaan van Vuren (gene-
hierop: “We moeten ons nog niet richten
raal-majoor b.d.) en Jaus Müller (NRC
op perfectie, maar op verbetering.”
Handelsblad) de vorderingen van de mili-
Berman kreeg bijval van Berlijn, die het
taire en civiele acties in Afghanistan.
gevoel van irritatie bij de bevolking goed kon begrijpen. Zij ziet nog onvoldoende
Voordat de zaal stemde over de vraag
concrete resultaten van het beleid van
of de Nederlandse militaire missie in
de centrale overheid en de internationale
Uruzgan verlengd zou moeten worden,
bondgenoten. Dit speelt volgens hem niet
stelde generaal b.d. Dick Berlijn in
alleen in Afghanistan; ook het draagvlak
het derde deel van de discussie dat de
voor de aanwezigheid in het land neemt
ongelijke verdeling van welvaart in de
sterk af onder de bevolking van troepen-
wereld de onderliggende reden is voor
leverende landen.
de problemen in Afghanistan. Volgens de oud-Commandant der Strijdkrachten is
Om het tij alsnog te kunnen keren moet
het belangrijk dat Nederland betrokken
de internationale gemeenschap zich vol-
Achteraf
Advertentie
De verdichting van de wereld door François Heisbourg Vertaald uit het Frans door Prescilla van Zoest Paperback, 224 pp. ISBN: 978 90 8679 101 9 Prijs € 22,50 Uitgegeven door Roularta (België) / distributie in Nederland door Uitgeverij Boektotaal
Wie (of wat) zal met de huidige globalisering de overhand krijgen? Hoe zullen beslissingen tot stand komen? Is, zoals zo vaak wordt gedacht, na de suprematie van de VS een ‘Aziatisch’ tijdperk in aantocht? En welke rol is nog voor de EU en haar lidstaten weggelegd? De Franse politicoloog en publicist François Heisbourg schetst de contouren van de wereld in wording: zijns inziens in elk geval geen platte wereld, maar één waarin nationalisme, staatkundige grenzen en religieuze en andere geschillen blijven bestaan. Met vele spelers, grote grensoverschrijdende uitdagingen en veranderende machtsverhoudingen. “China kan wedijveren met de Verenigde Staten, zegt Heisbourg. Maar als de Chinezen al een hegemonie nastreven, dan zal die ambitie door de verdichting van de wereld worden bemoeilijkt. Zoals de hypermacht Amerika dat vandaag ondervindt in Irak en Afghanistan, maar ook in de geschillen met Noord-Korea en Iran.” Rik van Cauwelaert Hoofdredacteur van het Belgisch-Vlaamse weekblad Knack in zijn recensie van 14 oktober 2009 François Heisbourg (geb. 1949) is voorzitter van het International Institute of Strategic Studies te Londen en van het Geneva Centre for Security Policy. Tevens is hij speciaal adviseur van de Fondation pour la Recherche Stratégique te Parijs. Hij schreef boeken als La fin de l’Occident? L’Amérique, l’Europe et le Moyen-Orient (2005), Le terrorisme en France aujourd’hui (2006) en Iran, le choix des armes (2007). Zijn internationale kijk is die van Europeaan en Atlanticus.
Atlantisch perspectief 1
2010 • Jaargang 34 Prijs e 4,50