Keynote Jacques Wallage op Apps voor Democratie. Datum: 8 september 2012 Locatie: Statenpassage Tweede Kamer, ingang Plein 2, Den Haag. Het typeert de scheidend Kamervoorzitter dat wij hier vandaag -- mede ter ere van haar afscheid -- spreken over de betrokkenheid van burgers bij de representatieve democratie. Zij heeft zich nooit teruggetrokken op de vierkante meters van de formele vertegenwoordiging. Daar is ze namelijk te nieuwsgierig en te betrokken voor. Ze is van de verbinding, ook op momenten dat de politiek vooral met zichzelf bezig lijkt. En ze weet dat het woordje "civil" in "'civil society" serieus moet worden genomen. Ik stel het heel erg op prijs om hier een paar woorden te mogen zeggen. Het risico is overigens wel dat ik het feestje ook een klein beetje bederf. Want zo enthousiast als ik ben over de mogelijkheden die internet biedt voor het toegankelijk maken van informatie, zo veel zorg heb ik over de mogelijkheden die burgers hebben om vervolgens met die verworven kennis ook een serieuze rol in het landsbestuur te spelen. De toegang tot informatie en de toegankelijkheid van die informatie zijn zeker belangrijk en ik zal er straks natuurlijk iets over zeggen. En dat de techniek ons daarbij kan helpen is evident; we staan echt niet met lege handen. Maar een betekenisvolle rol voor burgers in een democratie hangt niet alleen af van informatie en van de technische mogelijkheden om die te delen. De horizontale wereld, de netwerksamenleving waarin informatie zo'n cruciale rol speelt, kenmerkt zich door wisselwerking, door dialoog, door nieuwsgierigheid en door de kansen die deze biedt tot deelname, commentaar of ten minste tot zwijgend getoonde interesse. Maar het is vooral de vooronderstelling van wisselwerking die de horizontale wereld bepaalt. Ik zeg iets tegen jou en jij zegt iets terug. Ik weet iets en deel het. Het is de wereld van de dialoog, soms ruw en rauw, soms verbluffend inhoudelijk en serieus. De vraag is hoe de verticale wereld, die van de besluitvorming, van de bureaucratie, met daarin die Weberiaanse taakverdeling -- je gaat maar over een stukje van de werkelijkheid -- van weten regelgeving, te verbinden is met het bestaan van die horizontale realiteit. Dat is overigens voor alle verticale instituties een ingewikkelde opgave. Dat is lastig voor grote ondernemingen, voor vakbonden en voor kerken. In zekere zin zijn dat allemaal reuzen op lemen voeten geworden. Maar, dat mag hier vandaag in het hol van de leeuw worden vastgesteld, de representatieve democratie heeft het er wel bijzonder moeilijk mee. Zozeer zelfs dat de volksvertegenwoordiging voor het gevoel van veel burgers feitelijk tot de verticale wereld behoort, hoe paradoxaal dat volksvertegenwoordigers ook in de oren mag klinken. Dat is vooral een culturele kloof: volksvertegenwoordigers, hoezeer ze ook de taal van het volk of zelfs van de straat spreken, vormen in hun gerichtheid op het verdelen van macht, het nemen van besluiten en het eisen van verantwoording, een soort balkon aan het gebouw van de verticale wereld. Het schouwtoneel op dat balkon is goed te zien en te ervaren, maar het balkon zelf wordt vanuit de horizontale wereld wel gezien als onderdeel van die bestuurstoren, die de verticale wereld symboliseert. Dat veroordeelt de burger tot toeschouwer, terwijl hij in het dagelijks leven juist op deelname, op dialoog wordt aangesproken. Op de sociale media, op het internet in het algemeen, in de netwerksamenleving wordt net als in de politiek ook invloed uitgeoefend, worden opinies 1
gevormd, betalingen verricht, goederen besteld, meningen gewisseld, actie gevoerd. Daar kan men zich als deelnemer gemakkelijk ook deelgenoot voelen. Zo verschillend zijn die beide werelden inmiddels dat sommigen een fundamenteel verschil zien. Zo liet iemand op een site naar aanleiding van het Rob-rapport over sociale media weten dat hij er niet van gediend was dat een instituut als de Raad voor het openbaar bestuur, die hij kennelijk tot de verticale wereld rekende, zich een mening zou vormen over sociale media. Hij schreef: "De democratie is van hen en de sociale media zijn van ons." Dat is een formulering om goed tot je door te laten dringen! Elke volksvertegenwoordiger moet dat raken. "Van hen, van ons". Als hier vandaag verkend wordt hoe de toegang tot relevante informatie verbeterd kan worden, dan steun ik die verkenning vanzelfsprekend van harte. Maar dat beschikbare informatie voor Kamerleden pas nu toegankelijk wordt voor burgers is ook wel een beetje symbolisch voor de spanning die ik probeer te benoemen. Als je het volk vertegenwoordigt en je beschikt over informatie, dan is die kennis (staatsgeheim daargelaten) toch van de burger? Geleidelijk dringt zich een paradoxale vraag op: "Hoe vertegenwoordig je een volk dat ook en vooral zichzelf wil vertegenwoordigen?" En waarom wordt informatietechnologie massief ingezet om kosten te besparen en doelmatigheid te vergroten, maar nog maar mondjesmaat om de democratie te versterken? Waar komt deze onevenwichtigheid vandaan? Het vertrouwen in de democratie blijft hoog. We behoren internationaal nog steeds tot de high trust countries, maar het vertrouwen in politici en politieke partijen staat zwaar onder druk. De verbinding tussen samenleving en bestuur loopt via politieke partijen. Slechts 2,5% van de bevolking is lid van een partij en van hen is slechts 10% in die partij actief. We rekruteren dus alle officiële representanten uit 10% van 2,5% van de Nederlandse bevolking. Dat was niet zo erg in een tijd van verzuiling waarin als het ware mensen in die zuil leefden en die zuil bovenlangs gerepresenteerd kon worden. Maar die samenleving is allang verdwenen. Partijen vormen geleidelijk aan in de verbinding tussen de verticale en de horizontale wereld de zwakke schakel, terwijl die verbinding wel hun kerntaak is. En dan wordt regeren feitelijk reageren op wat in de publieke ruimte gebeurt en op wat op internet gebeurt. Informatie is voor betrokken burgerschap natuurlijk van belang. Elke app is in dat opzicht welkom. Maar vervolgens is het de vraag of de burger, gewapend met die informatie, een betekenisvolle rol kan vervullen, of de politiek, als er straks weer een kabinet wordt geformeerd, ruimte laat voor een open beleidsproces. Vanuit de autonome, niet gebonden burger bezien, lijkt het er vaak op dat de politiek de democratie heeft gekaapt. Die burger wordt dezer dagen aangesproken op het leveren van een actieve bijdrage -- ga stemmen! -maar daarna wordt het toch weer vooral een dialoog tussen beroepspolitici en beroepsbestuurders. De representatieve democratie behoeft dringend versterking. De technologie is voorhanden. Er zijn voldoende burgers die meer willen zijn dan de ontvanger van tweets van politici. Maar daarvoor ontstaat slechts ruimte als politici inzien dat zij niet het hele bord van de besluitvorming moeten volschrijven. De kiezers geven, ook weer aanstaande woensdag, steeds minder een eenduidig mandaat. Ze willen richting geven, maar ze willen ook baas 2
blijven over hun eigen opvatting. Ze willen op woensdag kunnen stemmen en op donderdag de politicus van hun keuze over de knie kunnen nemen als iets hun niet bevalt. Juist omdat de informatiestromen dankzij apps, smartphone en iPad toegankelijker worden, juist omdat de burger ook in andere levenssferen, in werk en onderwijs, als consument en producent steeds handelingsbekwamer wordt, hebben we niet alleen apps voor democratie nodig, maar ook politici die een betekenisvolle dialoog in de samenleving willen organiseren. Niet in plaats van de representatieve democratie, maar als een onmisbaar onderdeel ervan. Het vraagt om een politieke cultuur die beseft dat de verbinding met de samenleving niet meer in hoofdzaak via politieke partijen kan lopen, maar dat de technologie de burger wapent met kennis, die hij ook op een zinvolle manier wil gebruiken. Dat geldt voor de genuanceerde burger evenzeer als voor de boze. Het is in termen van wisselwerking tussen samenleving en politiek net zo relevant dat de genuanceerde burger in die wisselwerking terechtkomt als de boze burger. Wie wat met onderwijs heeft -- en dat geldt voor Gerdi Verbeet en voor mij evenzeer -- die weet dat er goede alternatieven zijn voor het volschrijven van het bord. Je kunt heel veel kennis delen en overbrengen zonder dat je het bord volschrijft. Zelfwerkzaamheid, de leraar meer als begeleider dan als kennismonopolist, vertrouwen schenken aan wat leerlingen zelf kunnen, een beetje loslaten en de spontaniteit een kans geven. Dat ruimte scheppen voor een betekenisvolle dialoog vraagt in het openbaar bestuur om een nieuw soort bescheidenheid van de politiek. En om nieuwsgierigheid. En om de vindingrijkheid om niet alleen vragen te stellen aan ministers, maar ook aan burgers. En bovenal betekent het dat je die vragen aan burgers alleen maar moet stellen als je ook in het antwoord geïnteresseerd bent en bereid bent die antwoorden ook een serieuze plek in je afwegingen te geven. Zo bezien liggen de technologische mogelijkheden lichtjaren voor op de politieke cultuur. (applaus) De heer Kleinpaste: Voordat we overgaan tot de lunch is er nog ruimte voor het stellen van enkele vragen. De heer Corbière: Ik kan me veel voorstellen bij de woorden van Jacques Wallage dat burgers allemaal wat moeten kunnen zeggen. Als ik echter wel eens op internetfora kijk, ook fora van kranten, dan wordt het mij altijd koud om het hart als ik zie hoeveel mensen niet expliciet met hun eigen, met open vizier, durven strijden. Wat dat betreft vind ik dat iedereen hier, ook de journalisten, enige hygiëne moeten betrachten en gewoon rücksichtslos de reacties van iedereen die zich niet bekend wenst te maken, moeten weggooien. Dan krijg je gewoon een eerlijker discussie en weet je met wie je van doen hebt. De heer Kleinpaste: "Weg met de anonimiteit", lijkt een beetje de teneur te zijn. De heer Wallage: De Raad voor het openbaar bestuur heeft in dat rapport over de sociale media dat vraagstuk dat je eigenlijk moet weten met wie je discussieert, op die manier geadresseerd. Ik beschouw die fora op dit moment een beetje zoals de discussie in de kroeg, op het plein of op de camping. Dat is niet de dialoog waar ik het over heb op het moment dat ik hoop dat de parlementaire democratie op een serieuze wijze 3
beleidsontwikkeling in de samenleving legt. Ik geef een voorbeeld. Als wij nu de AOW-leeftijd opschuiven, dan is dat een heel ingrijpende maatregel. Die stond niet in één van de programma's van de partijen die dat besloten hebben. Dat is ook heel interessant. Die diepingrijpende maatregel is dus niet in een discussie, laat staan in een referendum, laat staan in een gericht debat, aan de orde geweest. Ik hoop dat dat debat heel massaal is. Ik vind het minder belangrijk om dat individu bij naam te kennen, ik vind het veel belangrijker dat je op dat moment iedereen probeert uit te dagen om zich een mening te vormen over dat vraagstuk. Die fase heeft men hier overgeslagen. Men heeft een deal gesloten bovenlangs. Ik heb vooral een pleidooi willen houden om als het ware de techniek die er is, te gebruiken als onderdeel van de parlementaire democratie. Ik deel overigens de opvatting van de heer Corbière. We hadden het in ons rapport opgenomen, maar dat is scherp bekritiseerd. Mensen vonden het typisch weer een overheidsregulering van een vrij kanaal dat het internet nu eenmaal is. Het is dus een omstreden discussie. Ik sta in dit geval aan de kant van de heer Corbière. Ik hoop, eerlijk gezegd, dat op het moment dat die dialoog een serieuzer onderdeel van de representatieve democratie wordt, die zo massaal is, ook in kennis nemen en kennis geven, dat die vraag iets minder relevant wordt. De heer Van Grieken: Ik heb een vraag over de ontwikkelingen rondom het transparanter worden van parlement en openbaar bestuur in brede zin in vergelijking met andere landen. Eén van de eerste wetten die Obama in de afgelopen periode heeft aangenomen, was de open government directive waarin hij democratie, participatie en transparantie predikte. We zien het in Engeland, Denemarken en een heleboel andere landen om ons heen gebeuren. In Nederland hoor ik dan voornamelijk politici spreken over het beperken van de WOBlobbyisten die dit parlement zomaar in kunnen zonder dat we weten wie dat zijn en over de financiering van partijen waar we maar niet achter kunnen komen. We zijn hier vandaag samen met een heleboel technologen, hackers en programmeurs en we zijn niet zo politiek. Ik denk in ieder geval niet dat we in staat zijn om de Kamer in te rennen en te roepen: jongens, het moet allemaal anders. Ik heb de volgende vraag aan Jacques Wallage. Hij heeft vandaag vast een paar mensen gesproken. Wat zouden wij als technologen, als coders, als programmeurs kunnen doen om dit Nederlandse politieke bestel wat meer open te breken, naast deze geweldige actie van de Tweede Kamer om ons hier een keer toe te laten? De heer Wallage: Mijn eerste reflex is: do your thing! Doe de dingen waar je goed in bent en ga daar vooral mee door. Daarmee wordt namelijk heel veel blootgelegd. Mijn tweede reactie is de volgende. Daarom is deze dag inderdaad aardig. Heel veel mensen -- ik reken mezelf daar ook toe -- staan ook elke keer weer verbaasd te kijken wat er allemaal kan, hoeveel informatie dat oplevert en hoeveel politiek debat dat ook oplevert. Ik doel op de wisselwerking tussen al die individuen of groepjes die bezig zijn om te kijken hoe je achter informatie kunt komen die niet direct toegankelijk is. Belangrijk is dat de resultaten en de betekenis daarvan als het ware teruggebracht worden naar dat vertrekje daar aan de achterkant. Dat is systematisch heel ingewikkeld. Je zou je dus kunnen voorstellen dat de wat grotere organisaties die ook op dit terrein bezig zijn, van tijd tot tijd als het ware de dwarsverbinding tussen de dynamiek van die horizontale wereld en het systeem ook echt aan de orde stellen. We hebben een Sociaal en Cultureel Planbureau, we hebben een aantal 4
andere, echt deskundige organisaties in Den Haag die van alles analyseren, maar ook daar zie je heel weinig concrete informatie over de dingen die jullie maken. Ik zou dus eigenlijk een soort bijna ambachtelijke markt willen hebben, waarbij je laat zien wat er is maar waarbij vervolgens iemand de betekenis daarvan ook probeert te vertalen in de spelregels van de parlementaire democratie. Dat is ook precies de reden waarom ik niet op jullie werk ben ingegaan, maar op de vraag hoe volgens mij de officiële politiek daarmee omgaat. Organiseer dus die dwarsverbinding op metaniveau. Daar komt het feitelijk op neer. De heer Kleinpaste: Dank u wel. Ik vraag nogmaals een hartelijk applaus voor de heer Wallage.
5