Juridische bescherming van beeldbepalende panden Buiten de binnenstad Onderzoek en advies
Gemeente Alkmaar
Juni 2009
1
Inhoud 1. Inleiding ........................................................................................................................... 3 2. Juridische context ............................................................................................................ 4 2.1 Bouwvergunning ............................................................................................................................ 4 2.2 Sloop- en aanlegvergunning .......................................................................................................... 4 3. Uitwerking voorstel .......................................................................................................... 7 3.1 Sloopvergunningstelsel in bestemmingsplan ................................................................................. 7 3.2 Model Maastrichts Planologisch Erfgoedregime ........................................................................... 13 3.3 Specifieke regels in het bestemmingsplan ................................................................................... 15 3.4 Cultuurhistorische Verordening.................................................................................................... 17 3.5 Overige opties .............................................................................................................................. 20 4. Voorbereidingsbesluit voor bescherming op korte termijn............................................ 21 5. Conclusie ........................................................................................................................ 22 5.1 Samenvatting maatregelen .......................................................................................................... 22 5.2 Afweging ...................................................................................................................................... 22 5.3 Advies........................................................................................................................................... 23
2
1. Inleiding Definitie beeldbepalend De uiterlijke verschijningsvorm van het pand is belangrijk voor het straatbeeld. Probleembeschrijving Beeldbepalende kenmerken onvoldoende beschermd in buitenstad 1 Bij sloop of (ver)bouw van beeldbepalende panden wordt voornamelijk gekeken naar de kwaliteit van wat er wordt neergezet en niet naar de kwaliteit van wat er verdwijnt. Dit kan leiden tot aantasting van het straatbeeld. In de binnenstad is, vanwege de status van beschermd stadsgezicht op grond van de Monumentenwet 1988 , het mogelijk een sloopvergunning aan te houden tot het goedkeuren en verlenen van een bouwvergunning van de bouwaanvraag. Ook is het vergunningsvrij bouwen en slopen in het beschermde stadsgezicht niet vergunningsvrij. In de buitenstad is van deze twee mogelijkheden geen sprake. In dit advies zal worden onderzocht hoe het wel mogelijk is om beeldbepalende kenmerken in de buitenstad beter te beschermen.
Bouwhistorische waarde onvoldoende beschermd in binnen- én buitenstad
Bepalend voor deze waarde zijn de aanwezige authentieke bouwhistorische elementen zoals de neerslag van de betreffende bouwstijl(en), bouwtraditie(s) en gebruiksgeschiedenis, alsmede de mate van zeldzaamheid en gaafheid van deze elementen. Bouwhistorie kan, simpel gezegd, worden gezien als bovengrondse archeologie. Momenteel zijn deze bouwhistorische waarden van gebouwen nauwelijks beschermd. Met de komst van de Alkmaarse Cultuurhistorische verordening aansluitend op de Modernisering Monumentenzorg wordt hier een begin mee gemaakt. In dit advies zal, waar mogelijk, de bescherming van deze waarde zoveel mogelijk worden meegenomen.
Raadsopdracht In navolging van de bovenstaande geconstateerde problemen heeft de raad opdracht gegeven om te onderzoeken hoe de juridische bescherming van de ca. 3000 beeldbepalende panden buiten de binnenstad het beste kan worden geregeld. Doel Het voornaamste doel is sloop van deze beeldbepalende panden tegenhouden. Genuanceerder: eventuele sloop in goede banen leiden met cultuurhistorische/beeldbepalende waarden.
behoud
van
Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat wat dieper in op de juridische context waarin dit onderzoek zich afspeelt. Hoofdstuk 3 beschrijft de vier opties die er zijn om de gewenste bescherming te realiseren. Hoofdstuk 4 beschrijft een mogelijke overgangsregeling, die echter niet geadviseerd wordt. In hoofdstuk 5 wordt de afweging gemaakt tussen de verschillende mogelijkheden en wordt, n.a.v. de uitkomsten van het onderzoek, een advies geformuleerd. De lezer met weinig tijd die voornamelijk geïnteresseerd is in de conclusie, kan hoofdstuk 2, 3, en 4 overslaan en bij eventuele onduidelijkheden alsnog teruglezen.
1
Onder buitenstad wordt hier het gebied verstaan dat niet valt binnen het beschermde stads- of dorpsgezicht
3
2. Juridische context Inleiding Hieronder volgt een korte uiteenzetting van de relevante juridische achtergronden. De lezer die goed bekend is met deze materie, kan dit hoofdstuk overslaan.
2.1 Bouwvergunning Wanneer is bouwvergunning benodigd? Een bouwvergunning is niet vereist voor: 1. Het bouwen van een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of stacaravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf. 2. Het bouwen van bouwwerken waarvoor ingevolge artikel 43 Woningwet geen bouwvergunning is vereist. Bij: o Handhavingsbesluit o Gewoon onderhoud o Bouwvergunningsvrije bouwwerken (zie Bblb). Dit punt geldt echter niet: Als er sprake is van een monument In een beschermd stads- of dorpsgezicht In alle andere gevallen is als je gaat bouwen (het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats) een bouwvergunning vereist. Dus ook bij “bouwvergunningsvrije” bouwwerken die liggen in een beschermd stads- of dorpsgezicht of een monument zijn. Weigeringsgronden bouwvergunning De reguliere bouwvergunning mag alleen en moet geweigerd worden indien: - niet aan voorschriften genomen in algemene maatregel van bestuur, zoals Bouwbesluit wordt voldaan - niet aan voorschriften genomen in bouwverordening gemeente wordt voldaan - strijdig met bestemmingsplan of ontheffingsmogelijkheden beheersverordening - in strijd is met welstandseisen, tenzij B&W het toch willen - er (nog) geen monumentenvergunning verleend is en deze is wel benodigd - als bouwen in strijd is met regels van een provinciale verordening of algemene maatregel van bestuur om de periode totdat bestemmingsplan of beheersverordening inwerking is getreden, te overbruggen - in strijd met exploitatieplan - indien daar op basis van de Wet Bibob aanleiding voor is - in verband met tunnelveiligheid daartoe aanleiding voor is
2.2 Sloop- en aanlegvergunning Sloopvergunningen op een rij Er zijn drie verschillende soorten sloopvergunningen, na inwerkingtreding van de (nieuwe) Wro. Hieronder de opsomming: 1. Sloopvergunning Bouwverordening: Ter bescherming van het milieu. Deze sloopvergunning is opgenomen in de Bouwverordening. De opname van deze vergunning in de gemeentelijke bouwverordening is verplicht krachtens art. 8, tweede lid, Woningwet. In de Bouwverordening is deze sloopvergunning tevens bedoeld voor asbestverwijdering als bedoeld in artikel 10 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.
4
2. Sloopvergunning Monumentenwet: Ter bescherming van monumenten of beschermde stads- en dorpsgezichten: de sloopvergunning krachtens artikel 11 t/m 21 dan wel artikel 37 Monumentenwet 1988. 3. Sloopvergunning Wro (planologische sloopvergunning): Ter bescherming van bestemmingen en de leefbaarheid; de sloopvergunning opgenomen in een bestemmingsplan (facultatief). Deze sloopvergunning is oorspronkelijk afkomstig uit de per 1 juli 2008 afgeschafte Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Wsdv). Er is dus sprake van twee verplichte sloopvergunningen (Bouwverordening en Monumentenwet) en één facultatieve. Of een gemeente naast de twee verplichte vergunningen besluit een derde vergunning te eisen krachtens een bestemmingsplan voor een nader te bepalen gebied, is een keuze van de gemeente zelf. De Wro biedt deze mogelijkheid wel. In het overgrote deel van de gevallen zal dus sprake zijn van één sloopvergunning: die krachtens de bouwverordening. Alleen in gevallen waarin het pand een monument is of wanneer het staat in een speciaal gebied (in een beschermd stadsgezicht op grond van de Monumentenwet 1988 óf een door het bestemmingsplan aangewezen gebied) kunnen het er meer zijn. Voorkomen moet worden dat in een beschermd stads- of dorpsgezicht of bij monumenten nog een extra sloopvergunningstelsel wordt toegevoegd op basis van de Wro. In de Alkmaarse beschermde binnenstad is dus geen behoefte aan bescherming tegen sloop op basis van het ruimtelijke ordeningsinstrument bestemmingsplan. In de buitenstad kan hier wel voor gekozen worden. Wanneer is een aanlegvergunning vereist? Een aanlegvergunning is alleen vereist indien dit bij een bestemmingsplan of in een voorbereidingsbesluit uitdrukkelijk is bepaald en er werkzaamheden gaan worden uitgevoerd die onder “aanleggen” worden verstaan (zoals graven, verharden, et cetera). Onder de oude WRO werden sloopwerkzaamheden onder de noemer van dit aanlegvergunningstelsel aan banden gelegd. Onder de nieuwe Wro is het aanlegvergunningstelsel hier niet meer de plaats voor, echter ziet men in de praktijk nog vaak dat slopen vergunningsplichtig wordt gemaakt door een bepaling over slopen op te nemen in het aanlegvergunningstelsel in het bestemmingsplan. Weigeringsgronden aanlegvergunningstelsel Mag alleen en moet worden geweigerd indien: 1. Werkzaamheden in strijd zijn met bestemming; beoogde vergunning houdt geen verband met de doeleinden van de bestemming (art. 3.16 lid 1 sub a Wro). 2. Er (nog) geen monumentenvergunning is verleend en deze wel is benodigd (art. 3.16 lid 1 sub b Wro). 3. Als werkzaamheden in strijd zijn met regels van een provinciale verordening of algemene maatregel van bestuur om de periode te overbruggen, totdat bestemmingsplan of beheersverordening inwerking is getreden (art 3.16 lid 1 sub c Wro). Wanneer planologische sloopvergunning Wro? Wanneer mag je een sloop- of aanlegvergunningstelsel in je bestemmingsplan opnemen? Artikel 3.3 Wro
“Om te voorkomen dat in een bestemmingsplan begrepen grond minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan te geven bestemming dan wel om een overeenkomstig het plan verwezenlijkte bestemming te handhaven en te beschermen, kan bij het bestemmingsplan worden bepaald, dat het verboden is om binnen een bij dat plan aangegeven gebied zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders: a. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren; b. bouwwerken te slopen.”
Dit artikel geeft de wettelijke grondslag voor het opnemen van een aanleg- en sloopregiem in het bestemmingsplan. Gelet op de artikelen 3.3, 3.16 en 3.20 Wro is een aanleg- of sloopvergunningenstelsel in een bestemmingsplan erop gericht een verwerkelijkte bestemming te handhaven en te beschermen dan wel te voorkommen dat een in een bestemmingsplan gegeven bestemming niet kan worden verwezenlijkt.
5
Wanneer is planologische sloopvergunning vereist? Een sloopvergunning is niet vereist voor: 1. Het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders (art 3.20 lid 1 sub a). 2. Het slopen van bouwwerken waarvoor ingevolge artikel 43 Woningwet geen bouwvergunning is vereist. Bij: o Handhavingsbesluit o Gewoon onderhoud o Bouwvergunningsvrije bouwwerken (zie Bblb). Dit punt geldt echter niet: Als er sprake is van een monument In een beschermd stads- of dorpsgezicht In alle andere gevallen is als je gaat slopen (het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan) een sloopvergunning vereist op grond van de bouwverordening en als over het specifieke slopen een bepaling is opgenomen in het bestemmingsplan een planologische sloopvergunning. Of dus een sloopvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 bij bouwvergunningsvrije bouwwerken die liggen in een beschermd stads- of dorpsgezicht of een monument zijn. Als planologische sloopvergunning is vereist wanneer dan te weigeren? Weigeringsgronden sloopvergunningstelsel Mag worden geweigerd: 1. Als bouwvergunning voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk kan worden verleend maar nog niet is aangevraagd (art 3.20 lid 2 Wro). Als deze bouwvergunning wordt geweigerd mag de sloopvergunning ook worden geweigerd. Moet worden geweigerd: 2. Als er (nog) geen monumentenvergunning/sloopvergunning (volgens artikel 11 en artikel 37 Mw) verleend is en deze is wel benodigd (art. 3.20 lid 3 sub a Wro). 3. Als werkzaamheden in strijd zijn met regels van een provinciale verordening of algemene maatregel van bestuur om de periode totdat bestemmingsplan of beheersverordening inwerking is getreden, te overbruggen (art 3.20 lid 3 sub b Wro). Volgens deze bovenstaande formulering zijn de weigeringsgronden van het sloopvergunningstelsel in de Wro niet limitatief-imperatief (het is uitputtend en verplicht) geformuleerd, dus volgens de Adviesnota in opdracht van het voormalige RACM 2 zou je een extra weigeringsgrond kunnen formuleren ter bescherming van een bestemming in je bestemmingsplan (zie pp 31 Adviesnota). Dit betekent dus dat je eigenlijk alleen een sloopvergunning voor beeldbepalende panden kan weigeren als je een dergelijke weigeringsgrond hebt geformuleerd in je bestemmingsplan. Deze weigeringsgrond moeten dan wel van toepassing zijn op een bepaalde bestemming. Het is dus zaak om deze bestemming ook helder te formuleren in je beschrijving van de bestemmingen en de doeleinden van deze bestemmingen en op te nemen op je plankaart. Hier is echter nog geen jurisprudentie over. NB1. Waarom lid 1 a van artikel 3.16 Wro uit het aanlegvergunningstelsel niet is herhaald in artikel 3.20 Wro van het sloopvergunningstelsel is onduidelijk. NB2. Weigeringsgronden die in de Wro staan hoeven niet nogmaals in het aanleg- of sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Hoe te verlenen van aanleg- of sloopvergunning? Verlenen aanleg- en sloopvergunning Bij het verlenen van een sloopvergunning kunnen bepaalde voorschriften (verplichtingen; niet nakomen van verplichtingen is handelen in strijd met de vergunning) of beperkingen (handelen buiten de begrenzingen in tijd, plaats of anderszins van de gestelde beperkingen is in weze handelen zonder vergunning) worden gesteld (art 3.16 lid 2 en art 3.20 lid 6 Wro). Zie verder art 3.16 t/m 3.19 en art 3.20 t/m 3.20 Wro voor verdere uitwerking. 2
Adviesnotitie bescherming bouwhistorische waarden, Witbreuk, 2009. In opdracht van de voormalige Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
6
3. Uitwerking voorstel In onderstaande paragrafen worden mogelijke uitwerkingen van de te nemen maatregelen beschreven. Het is mogelijk om de beschreven maatregelen gecombineerd toe te passen. Gedurende het onderzoek zijn vier mogelijke wijzen van bescherming naar voren gekomen: 1. 2. 3. 4.
bescherming bescherming bescherming bescherming
d.m.v. een sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan; in navolging van het Maastrichts Planologisch Erfgoed regime; d.m.v. specifieke regels in het bestemmingsplan; via de monumentenverordening (Alkmaarse Cultuurhistorische verordening)
Let op: deze volgorde wijkt af van de volgorde die is gehanteerd in de collegenota van 11 augustus 2009.
3.1 Sloopvergunningstelsel in bestemmingsplan Inleiding In navolging van het gedachtegoed van de op stapel zijnde Modernisering Monumentenzorg is het aan te raden om bij de bescherming van cultuurhistorische waarde van een objectgerichte naar een gebiedsgerichte bescherming te gaan. Niet alleen het specifieke pand wordt dan beschermd, maar ook de omgeving van dit pand en de samenhang tussen de verschillende panden. Deze bescherming geschiedt via het bestemmingsplan, zodat Monumentenzorg niet als hindermacht achteraf plannen goed- dan wel kan afkeuren, maar dat analyse en afweging voorafgaand aan planvorming plaatsvindt. Doel Bescherming tegen sloop van beeldbepalende panden in de buitenstad. Beeldbepalend in de brede zin: zowel beeldbepalende als bouwhistorische kenmerken, dus meer cultuurhistorie. Te nemen maatregel
In het bestemmingsplan dubbelbestemming opnemen: ‘Waarde – Cultuurhistorie’ + in de begeleidende regels (voorschriften) een sloopvergunningstelsel (planologische bescherming dmv sloopvergunningstelsel)
Beeldbepalende panden kunnen worden beschermd door een dubbelbestemming voor de gronden waarop zij zijn gelegen op te nemen in het bestemmingsplan. Dit geldt tevens voor monumenten. Voor deze dubbelbestemming kunnen in de regels behorend bij het bestemmingsplan, (onder oude WRO de voorschriften genaamd, hierna te noemen planregels), bepalingen worden opgenomen die tot doel hebben de beeldbepalende panden te beschermen tegen sloop en (vernieuw)bouw, door een sloopvergunningstelsel. Ook andere elementen met cultuurhistorische waarde kunnen op deze wijze beschermd worden, door ze op te nemen in het bestemmingsvlak ‘Waarde – Cultuurhistorie’. Hoe? Deze dubbelbestemming heeft op de plankaart betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Is enkel het hoofdgebouw beschermingswaardig dan moet dit bestemmingsvlak enkel aan de gronden waar het hoofdgebouw op gesitueerd is worden toegekend. Zijn ook andere elementen (afscheidingsmuren, historische groenstructuren, schuurtjes, bruggen, et cetera) beschermingswaardig dan kan het bestemmingsvlak betrekking hebben op het gehele perceel of op delen van het openbaar gebied. Echter, uit de planregels moet dan wel blijken dat de dubbelbestemming werking heeft voor de bestaande bouwwerken ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en dus niet op nieuw te bouwen bouwwerken. Beeldbepalende panden krijgen als hoofdgroep bijvoorbeeld de bestemming ‘Wonen’ en als dubbelbestemming: ‘Waarde – cultuurhistorie’. Op de plankaart wordt, volgens de SVBP 2008 3 , de 3
Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP 2008, 22 februari 2008
7
ondergrond in de kleur van de bestemming weergegeven en de dubbelbestemming komt hier zwart gearceerd overheen. Voor verdere details wordt verwezen naar de SVBP 2008. De juridische betekenis van een dubbelbestemmingsvlak op de plankaart is afhankelijk van hetgeen over die bestemming in de planregels is bepaald en de dubbelbestemming dient dan ook correct in de planregels te worden verklaard. In de bijlage 1 is een voorbeeld, van hoe de dubbelbestemming ‘Waarde – cultuurhistorie’ in de planregels kan worden opgenomen, gegeven. Waar in dit voorbeeld ‘beeldbepalende elementen’, ‘bouwhistorische elementen’ dan wel ‘cultuurhistorische waarde’ wordt genoemd kunnen andere elementen of waarden worden ingevuld, afhankelijk van wat is beoogd te beschermen. In dit voorbeeld is er vanuit gegaan dat van bepaalde panden (de beeldbepalende panden) die op de plankaart worden ingekleurd met de dubbelbestemming ‘Waarde – cultuurhistorie’ de beeldbepalende én de bouwhistorische elementen dienen te worden beschermd.
Eigenaren beeldbepalende panden
De eigenaren in de circa 3000 beeldbepalende panden in de buitenstad zijn niet, tenzij per toeval, op de hoogte van het feit dat zij in een beeldbepalend dan wel karakteristiek pand wonen. Officieel is de status karakteristiek van deze panden wel door het college vastgesteld. De eigenaren zullen vóór het ter inzage gaan van het ontwerp-bestemmingsplan op de hoogte gesteld moeten worden, van het voornemen van de gemeente om hun pand in het bestemmingsplan de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ te geven en hoe ze daar op kunnen reageren. Dit kan middels een aanschrijving waarin ook duidelijk de consequenties van deze status beschreven zijn. De gemeente is dit niet wettelijk verplicht, alleen dit is wel wenselijk. Door vooraf de eigenaren te informeren voorkom je dat tijdens de bestemmingsplanprocedure een hoop vragen, zienswijzen en onrust over beeldbepalende panden naar boven komt. Discussie Een dubbelbestemming opnemen in het bestemmingsplan kan goed en het hoe staat goed beschreven in de SVBP 2008. Een sloopvergunningstelsel opnemen in het bestemmingsplan kan ook. Tot zover geen problemen. Echter er zijn nogal wat discussiepunten over de manier waarop je dit sloopvergunningstelsel kan toepassen. In het voorbeeld van de bijlage 1 zijn twee varianten opgenomen. Variant 1: sloopvergunningstelsel met extra weigeringsgrond voor het verlenen van de vergunning Variant 2: sloopvergunningstelsel met voorschriften verbonden aan de verleende vergunning De keus voor het een dan wel het ander hangt af van het onderstaande en dan met name of men vindt dat variant 1 juridisch houdbaar is. Variant 2 kan sowieso; je kan aan het verlenen van je sloopvergunning beperkingen en voorschriften verbinden (artikel 3.20 lid 6 en art 56 Ww). Over variant 1 kunnen de volgende vragen gesteld worden: 1. Mag je als gemeente in je sloopvergunning andere weigeringsgronden opnemen dan de weigeringsgronden genoemd in artikel 3.20 Wro? De verwarrende formulering van het sloopvergunningstelsel artikel 3.20 lid 2 en 3 Wro kan op meerdere manieren worden geïnterpreteerd. De ene helft van de juristen is van mening dat deze wel limitatief-imperatief (het is uitputtend en verplicht) is geformuleerd en je sloop dus niet op andere dan de in het artikel gegeven gronden kan weigeren. De andere helft juristen is van mening dat het artikel niet limitatief is geformuleerd en dat een gemeente in het sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan een extra weigeringsgrond kan toevoegen, zoals in dit geval is gedaan in variant 1 van de bijgevoegde bijlage 1. Er is hier nog geen jurisprudentie over bekend aangezien het sloopvergunningstelsel een nieuw fenomeen in de Wro is. Opmerkelijk is dat het stadsdeel Oud-West (geen beschermd stads- of dorpsgezicht zijnde) van de gemeente Amsterdam een dergelijke weigering, in dit geval onder het aanlegvergunningstelsel van de oude WRO, reeds heeft opgenomen in haar bestemmingsplan Oud-West (onherroepelijk geworden 10 augustus 2006). De formulering luidt als volgt: “art 17 Algemene bepalingen met
betrekking tot beeldbepalende panden. Lid 4: De sloopvergunning wordt geweigerd indien door 8
de (gedeeltelijke) sloopwerkzaamheden onevenredige aantasting plaatsvindt van de beeldbepalende kenmerken van het bouwwerk, …” Tot op heden is deze bepaling, voor zover
bekend bij de juridische afdeling van het desbetreffende stadsdeel en voor zover eventuele rechterlijke uitspraken zijn gepubliceerd, juridische onaangetast gebleken. Echter, er moet worden opgemerkt dat in de Wro voor de aanlegvergunning een extra weigeringsgrond bestaat die niet voor de sloopvergunning geldt, namelijk strijdigheid met het bestemmingsplan. Conclusie: Of extra weigeringsgronden kunnen worden toegevoegd aan het sloopvergunningstelsel, anders dan de weigeringsgronden genoemd in artikel 3.20 Wro moet nog blijken uit de jurisprudentie. Doch sloopverboden die onder het mom van het aanlegvergunningenstelsel onder de oude WRO zijn vastgesteld hebben juridisch stand gehouden. Misschien kan worden verwacht dat extra weigeringsgronden in navolging hiervan ook kunnen worden opgenomen in het sloopvergunningstelsel van de nieuwe Wro. 2. Een tweede vraag die rijst (en relevant voor variant 1 en 2) is de vraag; Zijn bouwhistorische waarden ruimtelijk relevant en daardoor via het bestemmingsplan te beschermen? Uit de jurisprudentie is dit nog niet (voldoende) gebleken. Van beeldbepalende kenmerken is dit wel zo, voor zover ze kenmerken bevatten die van invloed zijn op het ruimtebeslag (zoals nokhoogte, rooilijn, dakhelling, et cetera). Eisen als materiaalkeuze en kleurstelling zijn een zaak van welstand. Bouwhistorische waarden zijn, zeker voor een niet-geoefend oog, niet zichtbaar en hebben ook geen direct ruimtelijk effect op naburige bestemmingen. Kan bouwhistorie dan wel als ruimtelijk relevant worden gezien? Jazeker, betoogt kan worden dat beeldbepalende panden zonder behoud van bouwhistorische kenmerken flink in cultuurhistorische waarde zullen dalen. Cultuurhistorie wordt als ruimtelijk relevant gezien. Dus wat is een beeldbepalend pand waard als de authentieke elementen allen zijn vervangen door moderne, weliswaar qua uiterlijk gelijkende, elementen? Het is aan de politiek om de keuze te maken of van beeldbepalende panden slechts de beeldbepalende elementen, of ook de bouwhistorische elementen beschermingswaardig zijn. Als de raad van mening is dat beeldbepalende panden ook zonder bouwhistorische elementen beschermingswaardig zijn, dan kan worden volstaan door aan beeldbepalende panden strikte bouwvoorschriften te verbinden en deze in het bestemmingsplan op te nemen (zie 3.3). Dan hoeft sloop ook niet tegengehouden worden als bouwhistorische waarden in het geding zijn. Echter als de raad ook bouwhistorie, voor zover aanwezig in beeldbepalende panden, beschermingswaardig acht, (wat door de Welstands- en Monumentencommissie Alkmaar en de adviesgroep die heeft geparticipeerd bij de totstandkoming van de beleidsvisie Cultuurhistorie Alkmaar, wordt toegejuicht) lijkt het verstandig om een sloopvergunningstelsel zoals in dit voorstel wordt geopperd toe te voegen aan de bepalingen in de regels van het bestemmingsplan. Conclusie: Bouwhistorische waarden zijn ruimtelijk relevant omdat ze mede onderdeel zijn van de cultuurhistorische waarde van een pand. Zonder authenticiteit boet het pand aan cultuurhistorische waarde in. Wenselijkheid toevoegen sloopvergunningstelsel in bestemmingsplan Vergunningsvrije bouwwerken niet vergunningsplichtig Omdat het sloopvergunningstelsel in art 3.20 Wro niet van toepassing is op bouwwerken waarvoor ingevolge art 43 Woningwet geen bouwvergunning is vereist, is het nog steeds mogelijk om kleine sloop- en bouwwerkzaamheden aan beeldbepalende panden zonder vergunning uit te voeren. Dit blijft onwenselijk. Het bovenbeschreven voorstel biedt hier dus geen oplossing voor. (Waarschijnlijk) meer administratieve last Er is al sprake van twee verplichte sloopvergunningen (bouwverordening en Monumentenwet) en met de toevoeging van het sloopvergunningstelsel aan het bestemmingsplan nog een facultatieve extra. Of de gemeente naast de twee verplichte vergunningen besluit deze derde vergunning te eisen krachtens een bestemmingsplan voor een nader te bepalen gebied, is een keuze van de gemeente zelf. In het overgrote deel van de gevallen zal dus sprake zijn van één sloopvergunning: die krachtens de bouwverordening. Alleen in gevallen waarin het pand een monument is of staat in een beschermd stadsgezicht of wanneer het staat in een speciaal gebied, (de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen in het bestemmingsplan) kunnen het er twee zijn.
9
LET OP: In het beschermde stadsgezicht van Alkmaar hoef je dus geen sloopvergunningstelsel op planologische gronden aan je bestemmingsplanregels toe te voegen (van toepassing zijnde op de gronden van de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie”), omdat hierin dus voorzien wordt door artikel 37 Monumentenwet 1988. Doe je dit wel dan heb je drie sloopvergunningstelsels, een beetje overdreven. In de buitenstad kan dus wel worden besloten tot het opnemen van een sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan. Echter gerealiseerd moet worden dat het aanvragen van een extra (planologische) sloopvergunning een extra administratieve last en afstemming vereist van de afdelingen Monumentenzorg en Bouwen. Ook de aanvrager moet een extra aanvraag doen, maar dit valt wellicht te voorkomen door interne afstemming. Over een eventuele extra lege die moet worden betaald door de aanvrager zal ook moeten worden overlegd binnen de afdelingen Monumentenzorg en Bouwen. In de huidige situatie hoeft de eigenaar bijvoorbeeld ook geen leges te betalen voor de aanvraag van een Monumentenvergunning. Met de inwerkingtreding van de Wabo worden de twee verschillende sloopvergunningen, bouwvergunningen, etc geïntegreerd in één omgevingsvergunning. Dan zou (in theorie) voor de burger de aanvraag niet moeilijker zijn, dus valt het voor de burger al weer heel erg mee. Echter, nog steeds blijft gelden dat achter de schermen voor de ambtenaren, het introduceren van een extra sloopvergunningstelsel, ook een extra taak betekent. Uit navraag bij de desbetreffende afdelingen blijkt dat van een dergelijke afstemming al sprake is, zij het niet vlekkeloos. Als in de huidige situatie een sloop- en of bouwvergunningsaanvraag binnenkomt voor een beeldbepalend pand wordt altijd eerst de afdeling Monumenten gevraagd of er bezwaren zijn tegen sloop. Dus die organisatorische stap zit er al in. Dan zou je door de toevoeging van een sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan, deze stap alleen een betere juridische basis geven.
Goed handvat
De introductie van een sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan biedt een goed handvat om sloop van beeldbepalende panden buiten het beschermde stadsgezicht te reguleren, dan wel daadwerkelijke sloop tegen te houden als gekozen wordt voor variant 1. Het is een waardevol instrument. Vraag aan politiek: wat is belangrijker? Beperking van eventuele administratieve lasten voor ambtenaren en burgers óf dwingend middel om sloop van beeldbepalende panden tegen te houden? Vragen Nemen we alleen gebouwen op onder de bestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ of ook andere cultuurhistorische elementen en delen van het openbaar gebied, zoals bruggen et cetera? Hoe om te gaan met vergunningsvrije bouwwerken? NB. Na eventuele opname van een sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan is het aan te raden om een afstemmingsregeling in het sloopvergunningstelsel uit de bouwverordening op te nemen. Artikel 8.1.6, aanhef en onder e uit de Alkmaarse bouwverordening moet dan worden:
“een aanlegvergunning of sloopvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend;”
Bijlage 1 Voorbeeld planregels op te nemen dubbelbestemming in bestemmingplan Artikel x.
Waarde – cultuurhistorie
1. De voor “Waarde - cultuurhistorie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor : a. de bescherming en het herstel van beeldbepalende elementen in de op die gronden gelegen bouwwerken; b. de bescherming en het herstel van bouwhistorische elementen in de op die gronden gelegen bouwwerken.
10
2. Op a. b. c. d. e. f.
deze gronden zijn toegelaten: hoofdgebouwen; aan- en uitbouwen; bijgebouwen; bouwwerken geen gebouwen zijnde; verhardingen; onverharde gronden.
3. Voor de gronden als bedoeld in lid 1 dienen de bepalingen in artikel … (aanlegvergunningstelsel) van deze planregels in acht te worden genomen. Bouwregels 4. De bouwwerken op de gronden als bedoeld in lid 1 dienen te worden gehandhaafd in de authentieke staat waarin zij zich ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bevinden. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen mag slechts gebouwd worden: a. indien dit betrekking heeft op onderhoud en herstel van de oorspronkelijke cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarde wordt getoetst aan de criteria die in de (waardestelling?….) zijn beschreven; b. indien voor zover uit een cultuurhistorisch onderzoeksrapport, welke door de aanvrager dient te worden overlegd, dat voldoet aan de vereisten die zijn neergelegd in (zie ….), blijkt dat bouwen de cultuurhistorische waarde van het gebouw niet verstoort; c. indien strikte toepassing van het bepaalde in lid 4 leidt tot een onevenredige inbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken. 5. Het bepaalde in lid 4 is niet van toepassing op bouwwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, met uitzondering van de bouwwerkzaamheden welke reeds in strijd waren met de tot dat tijdstip geldende bepalingen met betrekking tot het bouwen van bouwwerken. 6. Voor het bouwen gelden de algemene bebouwingsvoorschriften als bedoeld in artikel … van deze regels. Sloopvergunningstelsel 7. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het burgemeester en wethouders van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) de bouwwerken gelegen op de gronden als bedoeld in lid 1 geheel of gedeeltelijk te slopen. Variant 1 8. De sloopvergunning moet slechts worden verleend: a. indien de sloopwerkzaamheden zijn gericht op het onderhoud en herstel van de oorspronkelijke cultuurhistorische waarden; b. voor zover uit een cultuurhistorisch onderzoeksrapport, welke door de aanvrager dient te worden overlegd, opgesteld door een deskundige instantie op het gebied van de cultuurhistorie, blijkt dat slopen de cultuurhistorische waarde van het gebouw niet verstoort; c. indien in het geval dat uit een cultuurhistorisch onderzoeksrapport, dat voldoet aan de vereisten die zijn neergelegd in (zie…), blijkt dat door slopen de cultuurhistorische waarde van het gebouw wordt verstoord, onderstaande voorschriften aan de sloopvergunning worden verbonden wanneer er sprake is van gedeeltelijk slopen: 1. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor beeldbepalende elementen en bouwhistorische elementen bij gedeeltelijke sloop in het gebouw kunnen worden behouden; en/of 2. (de verplichting de sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van cultuurhistorisch onderzoek die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties);
11
d. strikte toepassing van het bepaalde in lid 7 leidt tot een onevenredige inbreuk van de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken. Variant 2 8. Aan het verlenen van de sloopvergunning kunnen in het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarde (in ieder geval) de volgende voorschriften worden verbonden: d. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor beeldbepalende elementen en bouwhistorische elementen bij gedeeltelijke sloop in het gebouw kunnen worden behouden; e. de verplichting tot het (laten) uitvoeren van cultuurhistorisch onderzoek, dat voldoet aan de vereisten die zijn neergelegd in (zie …), voorafgaand aan en of tijdens de sloopwerkzaamheden; of f. (de verplichting de sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van cultuurhistorisch onderzoek die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties); 9. Het verbod als bedoeld in lid 7 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, met uitzondering van de sloopwerkzaamheden welke reeds in strijd waren met de tot dat tijdstip geldende bepalingen met betrekking tot het slopen van bouwwerken. Wijzigingsbevoegdheid 10. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, aanpassing behoeft. 11. Bij toepassing van de in lid 10 bedoelde wijzigingsbevoegdheid gelden de procedureregels van artikel …
12
3.2 Model Maastrichts Planologisch Erfgoedregime Inleiding Dit voorstel heeft een iets andere insteek dan 3.1. Er wordt niet zoals in 3.1 een extra sloopvergunningstelsel toegevoegd, maar bij het verlenen van de bouwvergunning zal in de bestemmingsplantoets een extra toets cultuurhistorische waarde plaatsvinden. Ook wordt het vergunningsvrij zijn van bouwwerken ondervangen. Het is geïntroduceerd in Maastricht Model Maastrichts Planologisch Erfgoedregime Doel Cultureel erfgoed (in de ruimste zin) beschermen inclusief beeldbepalende panden (exterieur). Filosofie Gebruik maken van wat er al is. Dit door inzet van de juiste instrumenten en koppeling tussen de verschillende wetten maken (Woningwet, Wro, Monumentenwet). Voordeel t.o.v. regeling via de monumentenverordening: lastenvermindering voor burgers en ambtenaren omdat geen monumentenvergunning meer benodigd is, enkel slechts een bouwvergunning. Te nemen maatregel 1. Dubbelbestemming ‘Maastrichts erfgoed’ in bestemmingsplan 2. Gebiedsgerichte welstandscriteria 3. Toevoeging één artikel in de monumentenverordening om de relatie Maastrichts erfgoed, bestemmingsplan en Woningwet tot stand te brengen. Hoe? 1. Dubbelbestemming opnemen (zie uitwerking 3.1, echter zonder sloopvergunningstelsel) 2. De welstandscriteria in de Maastrichtse Welstandsnota zijn zodanig aangepast dat ze van toepassing zijn op de gebieden waar de dubbelbestemming “Maastrichts erfgoed” op rust, vergelijkbaar met de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie”. De toets van plannen aan cultuurhistorische waarden vindt nu plaats via de bouw- en aanlegvergunning. Naast de reguliere welstandstoets op basis van de welstandsnota vindt in de bestemmingsplantoets de afweging op grond van cultuurhistorie plaats. Voor beide wordt advies gevraagd aan de Welstands/Monumentencommissie. 3. Geen monumentenvergunning voor gemeentelijke monumenten nodig op basis van Monumentenwet, maar vergunning op basis van bestemmingsplan. De instandhoudbepaling in de model Erfgoedverordening (VNG) is dus geschrapt. Daarnaast is het begrip gemeentelijk monument in Maastricht opgerekt door de toevoeging van één artikeltje aan de monumentenverordening, namelijk: Maastrichts gemeentelijk beschermd monument: onroerende monumenten, als hiervoor bedoeld sub a., waarvan de gronden en opstallen met de bestemming van Maastrichts erfgoed aangewezen zijn op de cultuurhistorische plankaart van de bestemmingsplannen van de gemeente Maastricht, in de zin van artikel 10 lid 1en 2 van de Wet RO, juncto artikel 12 lid 1 sub c van het Besluit RO. Onder “gemeentelijk monument” worden nu meerdere zaken verstaan. Uit het bestemmingsplan blijkt:
1.1 Het als ME bestemd gebied kent de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, welke aanduidingen A tot en met D aangemerkt worden als zijnde gemeentelijk monument ten behoeve van het bepaalde in de gemeentelijke Monumentenverordening: A dominante bouwwerken; (de bescherming van exterieur én interieur) B kenmerkende bouwwerken; (de bescherming van exterieur) C waardevolle cultuurhistorische elementen; D waardevolle groenelementen; E cultuurhistorisch attentiegebieden;
13
F
archeologische zones en bekende archeologische vindplaatsen;
Waarom? Op deze manier zijn alle bouwwerken (ook de vergunningsvrije bouwwerken die normaal gesproken niet vergunningsplichtig zijn volgens artikel 43 Woningwet) vergunning- en dus welstandsplichtig. Vergunningsvrij bouwen en slopen vervalt immers bij (gemeentelijke) monumenten als bedoeld in de monumentenverordening. Opmerkingen van Bernadette (Res Nova) over het sloopvergunningstelsel. Sloopvergunningstelsel niet toevoegen aan je bestemmingsplan: Is er niet voor bedoeld; komt namelijk letterlijk uit de oude Wet stads- en dorpsvernieuwing en is ter voorkoming van gaten in straatbeeld Zorgt voor hele administratieve last voor ambtenaren en burgers om sloopvergunning aan te vragen, past dus niet goed in de gedachte van minder regeldruk Sloop tegen houden doe je via aanlegvergunningstelsel zoals eigenlijk al in elk bestemmingsplan is opgenomen. Aanlegvergunning is bedoeld om ongewenste ontwikkelingen die verwezenlijking van de bestemming minder geschikt maken, tegen te houden. Van oudsher valt sloop hier dus ook onder, zo is dit ook in Maastrichts model gedaan.
Na bestudering van planregels van bestemmingsplan Amby (Maastricht) blijkt bovenstaande uitspraken niet te kloppen. In de planregels zijn zowel een aanlegvergunningstelsel als sloopvergunningstelsel opgenomen! Twee extra vergunningen dus.
Discussie Of dit model toepasselijk is op de Alkmaarse situatie hangt van de volgende zaken af: - Of de gemeente Alkmaar van mening is dat het begrip “gemeentelijk monument” überhaupt zo kan worden opgerekt als Maastricht doet. Daarbij moet worden opgemerkt dat in Maastricht reeds één bestemmingsplan die met deze systematiek werkt onherroepelijk is geworden, simpelweg omdat er geen bezwaar en beroep is geweest tegen de nieuwe systematiek. Maastricht is toch erg benieuwd of het systeem juridisch houdbaar is, dus gaat bij het tweede bestemmingsplan een vooropgezet proefproces tegen zichzelf houden eind 2009. - Of de gemeente Alkmaar van mening is dat, afgezien van de juridische houdbaarheid, door de introductie van de dubbelbestemming in het bestemmingsplan en de daaraan gekoppelde categorisering dominant, beeldbepalend, groenelement en cultuurhistorisch element, het overkoepelende begrip “gemeentelijk monument” in de monumentenverordening ook gebruikt gaat worden voor beeldbepalende panden en andere cultuurhistorische en groenelementen. Maastricht had ten tijde van de introductie van het MPE nog geen gemeentelijke monumenten, slechts rijksmonumenten. In Almaar zijn al veel gemeentelijke monumenten aangewezen. Naar buiten toe zal de introductie van beeldbepalende panden onder de verbrede noemer “gemeentelijk monument” verwarrend kunnen zijn. Wenselijkheid Dat een monumentenvergunning niet meer benodigd is, betekent een aanzienlijke vermindering in regeldruk voor burger en ambtenaar. Dit is positief en past goed in de gedachte van de Modernisering Monumentenzorg. Natuurlijk zal de afdeling Monumenten, de afdeling Bouwen nog steeds goed moeten blijven ondersteunen bij het toetsen van de bouwaanvraag aan het bestemmingsplan inzake de bestemming “Waarde – Cultuurhistorie”. Intern verandert er dus niet veel. Wat heeft het scharen van beeldbepalende panden als subcategorie onder de noemer “gemeentelijk monument” van invloed op de subsidiering? De subsidieverordening zal moeten worden aangepast, om te voorkomen dat onder de noemer “gemeentelijk monument” in een klap 4000 beeldbepalende panden aanspraak kunnen maken op een subsidie die eigenlijk alleen voor de “echte” gemeentelijke monumenten bestemd is.
14
3.3 Specifieke regels in het bestemmingsplan Inleiding In het voorgaande voorstel is ervan uitgegaan dat voor de bescherming van beeldbepalende panden, niet alleen het object wordt beschermd, maar ook zijn omgeving. Ook worden niet alleen de beeldbepalende kenmerken van het beeldbepalende pand beschermd, maar is dit breder getrokken en wordt de cultuurhistorische waarde van het beeldbepalende pand beschermd. Als men de raadsopdracht echter heel letterlijk neemt (bescherming van beeldbepalende panden) dan kan men genoegen nemen met de bescherming van beeldbepalende kenmerken. Bouwhistorische kenmerken blijven dan buiten beschouwing. Kort door de bocht: het maakt niet uit hoe en door wie en wanneer het gemaakt is, als het er maar hetzelfde uit ziet. Onderstaande uitwerking gaat hierop in. Doel Het uiterlijk van beeldbepalende panden en daarmee het straatbeeld handhaven. Sloop wordt dus niet tegengehouden, echter de mogelijkheden van herbouw wordt beperkt teneinde het uiterlijk hetzelfde te houden. Te nemen maatregel
Beeldbepalende panden strak bestemmen in je bestemmingsplan, met “aanduiding” op de plankaart dan wel dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie” Hoe? In de bouwvoorschriften of algemene bepalingen betreffende beeldbepalende panden in je bestemmingsplan heel expliciet bepalen wat wel mag met betrekking tot hoogtes, gevelaanzichten et cetera. Bepalingen opnemen waarbij zowel de voor- als achtergevel op dezelfde plaats moeten blijven. De kap mag niet veranderen van vorm. Ook de verticale en horizontale indeling van de gevels wordt vastgelegd en mag niet veranderen. Het houdt dus ook het uitbreken van gevels tegen, want dat is een wijziging van de gevel. Deze bouwvoorschriften in het bestemmingsplan worden getoetst door de afdeling bouwen, zoals nu ook al gebeurd. Materialisering, detaillering en kleurstelling wordt strikt gehandhaafd door de Welstandscommisie (aan de hand van de welstandscriteria die gelden voor de beeldbepalende panden). Als je een pand zo strak bestemt is het in het algemeen niet meer interessant om te slopen en nieuw te bouwen. Je moet immers het uiterlijk bij herbouw exact hetzelfde houden, dus wat valt er te winnen voor de eigenaar? In weze maak je sloop heel onaantrekkelijk. Restauratie is dan een meer voor de hand liggende optie. Echter bij ernstige bouwvalligheid is het natuurlijk wel een mogelijkheid, omdat dan de kosten voor restauratie de kosten van sloop en herbouw overstijgen. Er is wel één probleem: bestemmen doe je in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Als er geen beschermd stadsgezicht is aangewezen dan is er geen directe noodzaak om een beschermend bestemmingsplan op te stellen. Er zullen dus andere argumenten moeten worden gevonden om beschermende en beperkende bepalingen in het bestemmingsplan op te nemen. Dit kan door in de toelichting van je bestemmingsplan goed te motiveren waarom de panden beeldbepalend zijn en derhalve de bestemming “Waarde – Cultuurhistorie” dan wel de aanduiding “beeldbepalend pand” krijgen. De inventarisatie van de 3000 panden is reeds gedaan, dus dit zou geen grote opgave hoeven zijn. Op deze manier weet je zeker dat beeldbepalende panden, die je via een aanduiding op de plankaart opneemt, ruimtelijk van belang zijn. En dat je daarom deze dus ook specifieke bouwvoorschriften van toepassing zijnde op beeldbepalende panden kan opnemen in de planregels.
Optie: Sloopvergunning Bouwverordening aanhouden
Verder is in dit voorstel nog niet ondervangen dat sloop kan worden aangehouden totdat een eventuele bouwvergunning onherroepelijk is geworden. In de praktijk kan een eigenaar nog steeds een sloopvergunning Bouwverordening aanvragen, moet deze verleend worden en kan de eigenaar al beginnen met slopen zonder dat duidelijk is wat er voor teruggebouwd wordt. Om dit op te lossen kan je als gemeente hierover één aparte bepaling opnemen in de Cultuurhistorische verordening:
15
Bij een beeldbepalend pand kan de sloopvergunning (uit de Bouwverordening) worden aangehouden, indien een bouwvergunning kan worden verleend voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk doch deze nog niet onherroepelijk is geworden. Uit de toelichting moet blijken hoe je hier als gemeente mee moet omgaan. Als er bijvoorbeeld gesloopt gaat worden, zonder dat er iets voor teruggebouwd wordt (bijv. schuurtje), dan hoef je de sloopvergunning uiteraard niet aan te houden, want dan is er van een vervangend bouwwerk geen sprake. Maar als de eigenaar zijn gevel wil vervangen, dan is het wel prettig dat er niet al gesloopt is, voordat de bouwvergunning is verleend en de gemeente en eigenaar maanden tegen een gat aankijken. LET OP: Betwijfeld wordt of je in de praktijk deze bepaling überhaupt nodig hebt. Hoe groot is de kans dat een eigenaar al begint met slopen, zijn gevel eruit ramt, of zijn huis afbreekt zonder dat hij weet of hetgeen dat hij ervoor terug wil bouwen wel mag? In het advies wordt deze optie dus verder buiten beschouwing gelaten. NB. In de Welstandsnota zijn voor karakteristieke panden in de binnenstad aanvullende conserverende waarden opgenomen. De hardheid van de criteria is echter twijfelachtig: “… dient aan te sluiten op de karakteristiek...” is van een andere hardheid dan als er had gestaan: “ voor de
bouwhoogte geldt…”
Wenselijkheid 1. Als je beeldbepalende panden heel strak gaat bestemmen, beperk je de toekomstige bouwmogelijkheden. Of dit te rijmen valt met de belangen van de eigenaar van een beeldbepalend pand is de vraag. Daarnaast geldt dat als je iets dergelijks voor beeldbepalende panden opneemt, je dit eigenlijk ook moet doen voor monumenten. Waarom zou je namelijk beeldbepalende panden strenger handhaven dan monumenten? 2. Een andere beperking van deze uitwerking is dat je sloop hiermee niet kan tegenhouden. Als gemeente beperk je de bouwmogelijkheden en op die manier hoop je dat sloop onaantrekkelijk wordt en ook niet zal voorkomen. Echter een eigenaar die wil slopen zal dat wel kunnen blijven doen. Een combinatie met volgend voorstel is wel goed denkbaar om punt 2 op te lossen, echter blijft de overweging die beschreven wordt bij punt 1 gelden.
16
3.4 Cultuurhistorische Verordening Inleiding Voor een traditionele objectgerichte benadering kan worden gekozen door de aanwijzing van beeldbepalende panden via de monumentenverordening te regelen en ook in deze verordening bepaalde voorwaarden op te nemen over te verlenen vergunningen. Het verschil met het hierboven beschreven voorstel is dat in dit geval in de verordening zelf uitgebreidere regels, die zich richten tot het voorkomen van sloop of onder voorwaarde sloop toestaan, worden opgenomen en niet in de bouwregels van het bestemmingsplan. Een combinatie van 3.3 en deze 3.4 is ook goed mogelijk. Dan wordt dus én sloop via je monumentenverordening vergunningsplichtig én herbouw van hetgeen gesloopt is beperkt tot de gestelde bouwregels die gelden voor beeldbepalende panden in het bestemmingsplan. Doel Tegenhouden van de sloop van beeldbepalende panden Te nemen maatregel
Eerst beeldbepalende panden opnemen in de monumentenverordening. Vervolgens beeldbepalende panden d.m.v. een aanduiding opnemen in het bestemmingsplan. Hoe? In de gemeentelijke monumentenverordening, dus in de nieuwe Alkmaarse Cultuurhistorische Verordening, bepalingen opnemen over beeldbepalende panden. Zie onderstaande bijlage 2. Artikel 8.1.6 van de Bouwverordening Alkmaar zegt (over de sloopvergunning Bouwverordening): ”Een sloopvergunning moet worden geweigerd indien: lid c: een vergunning ingevolge de
Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;” (We gaan er voor het gemak even van uit dat de woordkeuze “gemeentelijke
monumentenverordening” in deze bouwverordening niet uitsluit dat ook in plaats van deze woorden “cultuurhistorische verordening” kan worden gelezen.) In het voorbeeld in de bijlage is een vergunning zoals bedoeld is in dit lid c opgenomen, zie bijlage 2 artikel 2. Op deze manier kan je dus een sloopvergunning op basis van de bouwverordening weigeren. Vervolgens moet de aanvrager van de sloopvergunning een aanvraag doen voor een vergunning op basis van de cultuurhistorische verordening. Aan deze vergunning kan je voorschriften verbinden, zie bijlage 2, artikel 3. Een van de voorschriften luidt dat je slechts met de sloop kan beginnen als er een goedgekeurde bouwvergunning is verleend. In je bestemmingsplan kan je als toetscriteria van deze bouwvergunning bouwregels opnemen behorend bij beeldbepalende panden. In de planregels van je bestemmingsplan moeten voor de met de aanduiding ‘beeldbepalend’ aangeduide panden voldoen aan deze bepaalde bouwregels. Deze bouwregels kunnen (in navolging van voorstel 3.3) regels zijn over bouwhoogte, nokhoogte, gevels, et cetera óf voorwaarden aan het bouwen zijn zoals geformuleerd in bijlage 1 artikel x lid 4. Wenselijkheid Is op zich geen slechte keuze, alleen volgt de gevolgde methode de denktrant van de traditionele monumentenzorg en sluit derhalve niet aan bij het gedachtegoed van de Modernisering Monumentenzorg. Je gaat hierbij alleen uit van bescherming van individuele objecten (gebouwen) en niet van andere cultuurhistorisch waardevolle elementen. Wat betekent dit intern voor je vergunningsverlening procedure? Hier gelden dezelfde overwegingen als bij 3.1 “Wenselijkheid: (Waarschijnlijk) meer administratieve last.”
17
Bijlage 2 Voorbeeld beeldbepalende panden op te nemen in monumentenverordening
Paragraaf x. Beeldbepalende en beeldondersteunde objecten Artikel 1. Aanwijzing beeldbepalende en beeldondersteunende objecten 1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigden besluiten objecten, welke voor bescherming in aanmerking komen, aan te wijzen als beeldbepalend of beeldondersteunend object. 2. Tenzij er naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een spoedeisend belang, in welk geval burgemeester en wethouders onmiddellijk besluiten, maken zij het voornemen openbaar, stellen zij direct de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigden van het voornemen op de hoogte en leggen dit voornemen binnen twee weken gedurende een termijn van drie weken ter inzage met de mogelijkheid om binnen deze termijn zienswijzen bekend te maken. 3. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag alsmede de naar voren gebrachte zienswijze(n) binnen een week na afloop van de inzagetermijn als bedoeld in lid 2 ter kennis van de monumentencommissie. 4. Binnen acht weken nadat de aanvraag aan haar ter kennis is gebracht, brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders. 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie. 6. Indien de aanvraag een ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft kunnen burgemeester en wethouders binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in lid 5 genoemde termijn van twaalf weken verlengen met een termijn van twaalf weken. Van een besluit tot verlenging wordt mededeling gedaan aan de betrokkenen. 7. De aanwijzing wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale leggers bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker(s). 8. De aanwijzing kan objecten betreffen die zijn aangewezen op grond van artikel 6 of 35 van de Monumentenwet 1988. De aanwijzing tot beeldbepalend of beeldondersteunend object vervalt indien de objecten worden aangewezen als monument of als onderdeel van een beschermd stadsof dorpsgezicht als bedoeld in artikel 6 resp. 35 van de Monumentenwet. 9. Burgemeester en wethouders registreren het beeldbepalende of beeldondersteunende object op de gemeentelijke monumentenlijst. Artikel 2 Vergunning 1. Het is verboden beeldbepalende of beeldondersteunende objecten zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders te verstoren, geheel of gedeeltelijk af te breken of in enig opzicht te wijzigen. 2. Geen vergunning is vereist voor het uitvoeren van werkzaamheden ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders. 3. Geen vergunning is vereist indien op grond van het geldende bestemmingsplan een aanlegvergunning of sloopvergunning is vereist die dezelfde mate van bescherming biedt als het bepaalde in lid 1. Artikel 3 Voorschriften 1. Aan een vergunning als bedoeld in artikel 2, kunnen voorschriften worden verbonden ter voorkoming of beperking van schade aan het beeldbepalende of beeldondersteunende object. Daaronder wordt onder meer verstaan een voorschrift: a. tot het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van archeologisch en/of bouwhistorisch onderzoek, voorafgaand aan en/of tijdens de uitvoering van de vergunning;
18
b. dat met de sloopwerkzaamheden niet eerder wordt begonnen dan nadat er voor het vervangende nieuwbouwplan een bouwvergunning is verleend en deze bouwvergunning onherroepelijk is geworden. 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend. Artikel 4 Aanvraag vergunning. 1. Bij een aanvraag voor vergunning als bedoeld in artikel 2, worden de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens overgelegd. In ieder geval wordt vermeld: a. een omschrijving van de werkzaamheden, b. de persoonsgegevens van de aanvrager, c. de plaatselijke en de kadastrale ligging van het object door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000, d. de plattegronden van de bestaande en van de nieuwe situatie door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100, een en ander met de van belang zijnde gevelaanzichten, doorsneden, detailleringen en relevant fotomateriaal. 2. Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen vier weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen. 3. Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. 4. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag voor belanghebbenden ter inzage. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag gegevens kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen is gerechtvaardigd, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. 5. Burgemeester en wethouders doen kennisgeving van de ter inzage legging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor een ieder om binnen een termijn van zes weken zijn zienswijze naar voren te brengen bij het burgemeester en wethouders. 6. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag alsmede de naar voren gebrachte zienswijze(n) onverwijld ter kennis van de monumentencommissie. 7. Binnen 4 weken nadat de aanvraag aan haar ter kennis is gebracht, brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders. 8. Burgemeester en wethouders beslissen conform de bepalingen in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht. 9. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun beslissing aan de monumentencommissie en aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht. 10. In de vergunning wordt een dwingend voorschrift opgenomen dat daarvan geen gebruik kan worden gemaakt zolang het besluit nog niet onherroepelijk is geworden. 11. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan de termijnen in het achtste lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend. + wijzigingsbevoegdheid + eventueel toevoeging bouwregels Bouwregels g. De bouwwerken op de gronden als bedoeld in lid 1 dienen te worden gehandhaafd in de authentieke staat waarin zij zich ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bevinden. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen mag ….. blabla
19
3.5 Overige opties Inleiding Er zijn nog andere wettelijke mogelijkheden denkbaar om sloop tegen te houden. Echter deze zijn om verschillende redenen minder wenselijk. Voor de volledigheid worden ze hier genoemd. Beheersverordening Op basis van artikel 3.38, eerste lid Wro kunnen gemeenten in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen. De toepassing is alleen mogelijk indien geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en het beheer van het betreffende gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. Een beheersverordening vaststellen in plaats van een bestemmingsplan zorgt ervoor dat niets kan worden gebouwd tenzij er een ontheffing wordt verleend. Bij elke aanvraag heb je dan een afwegingsmogelijkheid. In de beheersverordening kun je ook een sloopvergunningenstelsel opnemen. Echter, er is tot op heden nog geen ervaring met dit instrument. Dus de werking en het effect van een dergelijke beheersverordening is nog niet duidelijk. Daarnaast haal je jezelf weer een hoop rompslomp op de hals omdat je voor elk te verlenen vergunning ontheffing moet verlenen. Spoedprocedure aanwijzing gemeentelijk monument In de Alkmaarse Cultuurhistorische verordening artikel 3, tweede lid staat dat men in spoedeisende gevallen van de gewone procedure tot aanwijzing kan afwijken. In ’s-Hertogenbosch is een geval bekend waarbij de gemeente op de aanvraag van een sloopvergunning reageerde door snel een spoedprocedure tot het aanwijzen van desbetreffend pand tot gemeentelijk beschermd monument overging. In de uitspraak van 15 februari 2006, nr 200505397/1 van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State werd geoordeeld dat er van onbehoorlijk bestuur of misbruik van bevoegdheid geen sprake was: “[…] levert het versneld aanwijzen van een pand als beschermd gemeentelijk monument
naar aanleiding van een ingediende aanvraag om sloopvergunning teneinde ter plaatse nieuwbouwplannen te kunnen verwezenlijken, geen misbruik van bevoegdheid op. De aanwijzingsbevoegdheid dient er immers juist toe het monument te beschermen tegen zonder nadere afweging slopen of anderszins wijzigen ervan.” De gevolgde tactiek door de gemeente was dus juridisch correct en sloop kon worden tegengehouden.
Met deze methode maak je echter geen vrienden. Het zorgvuldig opgebouwde imago van de afdeling Monumenten & Archeologie als “ondersteunende afdeling” en niet als “hinderlijke afdeling” wordt hiermee teniet gedaan. Dus ook al is een dergelijke methode juridisch houdbaar gebleken, dan nog moet je als gemeente een dergelijke situatie zien te voorkomen. In toekomstige situaties kan dit alleen maar in het nadeel van de gemeente uitpakken en voorkomen moet worden dat wroeging bij de eigenaar in de toekomst zorgt voor meer narigheid. Toepassing Monumentenwet 1988
Meer objecten tot gemeentelijk monument verklaren.
Beeldbepalende panden zijn het beste beschermd door ze tot gemeentelijk monument aan te wijzen. Door de een beeldbepalend pand tot gemeentelijk monument aan te dragen, vervalt het vergunningsvrij bouwen en slopen. Bij ingrepen zal altijd een monumentenvergunning moeten worden aangevraagd. Deze kan onder voorwaarden worden verleend, of zelfs worden geweigerd. Dit is echter voor 3000 panden niet haalbaar. Circa 100-120 panden zijn wel genomineerd als gemeentelijk monument en kunnen binnenkort worden aangedragen. Van deze panden is de monumentale waarde te groot om enkel als beeldbepalend geregistreerd te staan. Voor de overige beeldbepalende panden is het vanuit praktisch en financieel oogpunt niet wenselijk om al deze panden aan te wijzen als gemeentelijk monument.
20
4. Voorbereidingsbesluit voor bescherming op korte termijn Inleiding Zolang het nieuwe bestemmingsplan niet van kracht is en om op korte termijn iets ter bescherming van de beeldbepalende panden te regelen is wellicht het nemen van een voorbereidingsbesluit een optie. Tegen een voorbereidingsbesluit kan geen beroep worden ingesteld (staat op de negatieve lijst bij art. 8:5 Awb). Aan een voorbereidingsbesluit kan je een sloopvergunningstelsel koppelen. Doel Overgangsregeling op korte termijn Hoe? Met het nemen van een voorbereidingsbesluit bevries je de huidige situatie voor de periode van 1 jaar. Bouwvergunningen worden dan ook aangehouden gedurende 1 jaar. Na het verstrijken van dit jaar, kan opnieuw een voorbereidingsbesluit worden genomen voor wederom 1 jaar, et cetera. Bouwvergunningen die gedurende het eerste jaar zijn aangevraagd moeten wel binnen 12 weken na het verstrijken van dat jaar worden beantwoord. Het voorbereidingsbesluit wordt namelijk niet verlengd maar opnieuw genomen voor de periode van 1 jaar. Hieronder de juridische grondslag:
Art 50 Woningwet 1. In afwijking van 46 eerste lid, houden B & W de beslissing op een aanvraag om een bouwvergunning aan indien er geen grond is de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden uitgevoerd, voor de dag van ontvangst van de aanvraag: a. een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wro in werking is getreden; […] 2. De aanhouding duurt totdat: a. het voorbereidingsbesluit overeenkomstig art 3.7 lid 5 en 6 Wro is vervallen (als binnen 1 jaar niet
ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd; of als binnen 1 jaar bestemmingplan in werking treedt). Op deze manier kan op zeer korte termijn iets geregeld worden om sloop en (ver)bouw van beeldbepalende panden tegen te gaan. Wenselijkheid De vraag is echter of je een dergelijk voorbereidingsbesluit zou willen nemen. Is het een maatregel die in verhouding staat tot het gestelde doel? Je zou de bescherming via deze maatregel kunnen regelen, echter door het aanhouden van de bouwvergunning maak je het jezelf als gemeente ook veel moeilijker om bouwvergunningen van gebouwen die geen cultuurhistorische waarde hebben te gaan verlenen gedurende deze periode. Is het nemen van deze maatregel alle bijkomende moeite waard? Omdat er in de praktijk waarschijnlijk maar enkele bouwaanvragen voor panden met beeldbepalende waarde gedurende 1 jaar op deze manier worden aangehouden, zou je dus kunnen vinden dat het voorbereidingsbesluit hier niet op zijn plaats is. Het sop is de kool niet waard. Er wordt in dit advies dan ook niet verder op dit voorbereidingsbesluit ingegaan en er wordt geadviseerd om van deze mogelijkheid niet gebruik te maken, omdat aan een dergelijke overgangsregeling in de praktijk geen behoefte is.
21
5. Conclusie 5.1 Samenvatting maatregelen De keuze om beeldbepalende panden te beschermen kan globaal op vier manieren:
Optie 3.1: Sloopvergunning in het bestemmingsplan Optie 3.2: Model Maastricht Planologisch Erfgoedregime Optie 3.3: Specifieke regels in het bestemmingsplan Optie 3.4: Bescherming via Cultuurhistorie Verordening
Hieronder staan de consequenties per mogelijkheid beschreven. 1 a b c d e f g h i X= X=
Vervallen vergunningsvrij bouwen en slopen Ervaring mee binnen gemeente Alkmaar Geen extra sloopvergunningplicht (geen toename regeldruk) Sloopvergunning aanhouden tot onherroepelijke bouwvergunning Weigeringsgrond sloopvergunning: aantasting cultuurhist. waarde? Vervallen monumentenvergunning voor gemeentelijke monumenten Tegenhouden van sloop beeldbepalend pand, voor nieuw pand Handhaven straatbeeld Modernisering Monumentenzorg proof van belang voor de afweging weegt niet mee in de definitieve afweging
2 x
x x
x x x
x
x
3
4
x x x
x x x
x x
5.2 Afweging a. Al het bouw- en sloopwerk van beeldbepalende panden (dus ook dakkapelletjes, uitbouwtjes, et cetera aan de achterkant van het pand) wordt enkel bij optie 2 vergunningsplichtig. Feitelijk is dit punt niet relevant, want het is niet wenselijk dat alles vergunningsplichtig wordt. Het betekent veel onnodig werk voor burger en ambtenaar, terwijl ontwikkelingen aan de achterkant van het pand niet het probleem zijn. b. Met sloopvergunningstelsel in het bestemmingsplan (optie 1 + 2) is nog geen ervaring mee in Alkmaar en ook bij andere gemeenten weinig, omdat het een nieuwe optie is in de Wro. Bouwvoorschriften (optie 3) in een bestemmingsplan is niet zo nieuw, dit gebeurt nu al wel (zie bijvoorbeeld bestemmingsplan Binnenstad Zuid en Oost, voorontwerp 15 november 2006). Ook met de Cultuurhistorische verordening (optie 4) is veel ervaring. Zeker na een recentelijk vernieuwing van deze verordening. c.
Optie 1 + 2 + 4 zorgen allen voor een extra sloopvergunningplicht; 1 + 2 op basis van bestemmingsplan, 4 op basis van verordening. Optie 3 heeft deze extra vergunningsplicht dus niet en derhalve zorgt deze optie voor een aanzienlijk geringere regeldruk voor burger en ambtenaar dan de andere opties, omdat nu niet een extra vergunning hoeft worden aangevraagd en behandeld. Toetsing gebeurt bij optie 3 tijdens de gebruikelijke toets van de bouwaanvraag aan het bestemmingsplan,.
d. Bij optie 1 + 2 is het mogelijk om de (planologische) sloopvergunning aan te houden totdat bouwvergunning onherroepelijk is op basis van Wro. In de verordening (optie 4) zou de gemeente ook een dergelijke bepaling kunnen opnemen over de sloopvergunning op basis van die verordening. De gewone sloopvergunning Bouwerordening zou je eventueel bij optie 3 kunnen aanhouden door hier één enkele bepaling over op te nemen in de Cultuurhistorische verordening. Feitelijk is er geen behoefte aan om de sloopvergunning bij optie 3 aan te houden, want welke
22
e. Sloop van beeldbepalende panden daadwerkelijk weigeren en dus tegenhouden op grond van aantasting van cultuurhistorische waarden (optie 1 + 2), (waarbij er van uitgegaan wordt dat die extra weigeringsgrond überhaupt kan worden toegevoegd, zie blz 8) zal waarschijnlijk nooit standhouden in een gerechterlijk proces, omdat de belangen van de eigenaar om zijn eigendom te veranderen, zwaarder wegen. Beeldbepalende panden zijn niet voor niets beeldbepalende panden; het straatbeeld dient te worden gehandhaafd, het pand zelf kan aan verandering onderhevig zijn, weliswaar bij voorkeur zo min mogelijk. Als de gemeente een dergelijk beeldbepalend pand echt ontzettend beschermingswaardig vindt (en dit pand dus ook voldoende aantoonbare monumentale waarde heeft), dan had de gemeente er toch een monument van moeten maken of dat alsnog doen. Daarnaast is de planologische sloopvergunning in het bestemmingsplan is bedoeld om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan te geven bestemming, dan wel om een verwezenlijkte bestemming te handhaven of te beschermen. Echter de wetgever heeft niet bedoeld om ontwikkelingen compleet tegen te houden door het weigeren van een sloopverbod. Dit punt wordt niet meegenomen in de afweging, omdat de juridische houdbaarheid dusdanig onzeker is. f.
Gemeentelijke monumenten (waar volgens Maastrichts model ook beeldbepalende panden onder geschaard worden) zijn niet meer vergunningsplichtig, omdat de instandhoudingbepaling uit de monumentenverordening wordt geschrapt. Daarentegen worden alle gemeentelijke monumenten wel vergunningsplichtig (ook de vergunningsvrije werken) door het planologische sloop- en aanlegvergunningstel in het bestemmingsplan. Netto levert dit dus niets op, dus weegt dit punt niet mee.
g. Daadwerkelijke sloop van een beeldbepalend pand is bij alle opties vooralsnog niet tegen te houden, zie de beperkingen van punt e. Vanwege de limitatieve-imperatieve formulering van de weigeringsgronden van de bouwverordening (slopen ingeval van optie 3) móet deze verleend worden als er geen geldige weigeringsgronden zijn. Vanwege de twijfelachtige limitatieveimperatieve formulering van optie 1 + 2, die overigens ook geldt voor optie 4, is sloop bij deze opties ook (nog) niet tegen te houden. h. Optie 1 + 2 + 4 regelen enkel iets om sloop in goede banen te leiden. Als sloop toch onvermijdelijk is, regelen deze opties niets aanvullends, over het uiterlijk en de ruimtelijke vorm van de herbouwde panden, dan de algemene bepalingen. Optie 3 zorgt hier wel voor, en zorgt ervoor dat het terug te bouwen pand in ieder geval past in de stedenbouwkundige structuur en voldoet aan de kwaliteit van het straatbeeld. i.
Het beleid van de rijksoverheid 4 stuurt aan op de bescherming van monumentale panden en cultureel erfgoed via instrumenten uit de ruimtelijke ordening (met name bescherming via het bestemmingsplan). Optie 1 + 2 + 3 volgen allemaal deze lijn. Optie 4 is meer een vorm van traditionele monumentenzorg; objectgericht en niet geïntegreerd in ruimtelijke besluitvorming.
5.3 Advies Door bovenstaande afwegingen en om de economische bruikbaarheid van beeldbepalende panden te garanderen, is tot onderstaand advies gekomen, waarbij is gekozen voor de bescherming d.m.v. de maatregelen van optie 3: bescherming d.m.v. specifieke bouwregels in het bestemmingsplan. Een van de belangrijkste overwegingen waarom is gekozen voor optie 3, is dat door deze keuze voor burgers en ambtenaren zo min mogelijk extra werklast wordt gegenereerd.
4
Een lust, geen last: Visie op de modernisering van de monumentenzorg, Ministerie van OCW, 2008
23
1. Ten eerste wordt voorgesteld om op korte termijn (het komend half jaar) 100-120 bijzonder waardevolle beeldbepalende panden aan te wijzen als gemeentelijk monument. Inventarisatie van deze aan te wijzen panden is, behalve de panden uit de wederopbouw periode, klaar. Op deze manier is hetgeen je als gemeente écht niet verloren wil laten gaan beschermd, via de meest duidelijke status van gemeentelijk monument. In de toekomst kan in een uitzonderingsgeval (waarbij een zeer waardevol beeldbepalend pand, ook een waardevol interieur blijkt te hebben) alsnog via een aanwijzingsprocedure of spoed aanwijzingsprocedure worden besloten om dit pand op de gemeentelijke monumentenlijst te zetten. De ervaring leert dat dit in de praktijk slechts 1 keer in de paar jaar voorkomt. 2. Ten tweede wordt voorgesteld om de komende jaren bij de actualisatie van alle bestemmingsplannen de planregels specifiek voor de ruimtelijke vorm van de voorkant van beeldbepalende panden (en desgewenst monumenten) scherper te formuleren; door expliciet te bepalen wat wel en niet mag met betrekking tot pandbreedte, hoogte, vorm en helling van de kap, et cetera, wordt gewaarborgd dat het straatbeeld hetzelfde blijft. Deze specifieke regels zijn van toepassing op de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie”. Grootschalige ontwikkelingen en herstructurering of “monumenten van de toekomst”, blijven nog steeds mogelijk door binnenplanse ontheffingsmogelijkheden in het bestemmingsplan op te nemen. Na eventuele sloop en bij herbouw is het waarborgen van het uiterlijk van de vorm van de voorkant van het pand (materialisering, kleur en detaillering) een taak voor de Welstands- en Monumentencommissie, zoals reeds is geregeld. Welstandscriteria zijn opgenomen in de Welstandsnota Alkmaar 2004 en een verwijzing in het bestemmingsplan naar deze eisen van welstand geeft meer juridische houvast. Aan de hand van de reeds vervaardigde waardestelling van alle beeldbepalende panden, wordt gekeken of de kwaliteit van het huidige beeld in een mogelijke (ver)bouwplan gewaarborgd is; dit dus ter beoordeling van de Welstands- en Monumentencommissie. Bovendien zijn hierbij de volgende punten van belang: Geen overgangsregeling benodigd Een overgangsregeling is niet nodig. Op korte termijn wordt wat écht moet worden beschermd, beschermd door de aanwijzing van gemeentelijk monument (zie eerste punt). Op 1 juli 2013 moeten alle bestemmingsplannen wettelijk geactualiseerd zijn (minder dan 10 jaar geleden vastgesteld). De bestemmingsplannen die al recentelijk zijn geactualiseerd, zijn overwegend bestemmingsplannen betreffende nieuwe ontwikkelingsgebieden. Hier zijn nauwelijks beeldbepalende panden te vinden. Dus binnen nu en 4 jaar zijn bijna alle beeldbepalende panden beschermd via het bestemmingsplan. Beeldbepalende panden buiten de binnenstad worden niet aan de lopende band verbouwd of gesloopt dus bínnen die 4 jaar is er geen dringende reden aanwezig om acuut te beschermen.
Evaluatie na modernisering monumentenzorg rijksoverheid
Na de vaststelling van het op stapel staande nieuwe Monumentenstelsel van het Ministerie van OCW, verwacht 2011 of 2012, evalueren of bescherming moet en/of kan worden aangepast, gelijktijdig met de evaluatie van de bescherming van bouwhistorische waarden. Ook kunnen de uitkomsten van het proefproces van het Maastrichts Planologisch Erfgoedregime worden meegenomen.
24