Jongerenstadspeiling 2010
Gemeente Amersfoort Sector Dienstverlening, Informatie en Advies (DIA)
Onderzoek en Statistiek Ben van de Burgwal Dymphna Meijneken Zwaantina van der Veen
Uitgave en rapportage: Onderzoek en Statistiek, gemeente Amersfoort. Postbus 4000, 3800 EA Amersfoort. Bezoekadres: Stadhuisplein 1, kamer 2.05. Telefoon (033) 469 48 88. E-mail:
[email protected] november 2010.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
3
Samenvatting
5
1.
Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4
2.
Kader en achtergrond Opzet van het onderzoek Algemene kenmerken van de jongerenpopulatie Opbouw van de rapportage
Jongeren op school of aan het werk 2.1 2.2 2.3
3.
Inleiding Naar school Werken
Tijdsbesteding van jongeren 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
4.
Inleiding Vrije tijd en verveling Tijdsbesteding Vrienden ontmoeten Buitenvermaak in de eigen buurt Meningen van jongeren over de buitenruimte Veiligheidsgevoel van jongeren Bibliotheekbezoek
Jongerencentra 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
5.
Inleiding Bekendheid en bezoek jongerencentra Redenen van bezoek Meningen over jongerencentra Welke activiteiten zou een jongerencentrum moeten organiseren?
Sport 5.1 5.2 5.3
Inleiding Sportdeelname Welke sporten zijn populair?
Jongerenstadspeiling 2010
11 11 13 13 14
15 15 16 17
21 21 22 23 25 26 27 28 29
31 31 31 33 34 36
39 39 39 42
3
6.
Creatieve hobby’s 6.1 6.2
7.
Inleiding Muziek, zang, dans en andere hobby’s
Cultuur en uitgaan 7.1 7.2 7.3 7.4
8.
Inleiding Uitgaansmogelijkheden Evenementen Hoe weten jongeren wat er te doen is in de stad?
Jongeren en problemen 8.1 8.2 8.3 8.4
9.
Inleiding Problemen Bespreken van problemen Problemen van jongeren uit risicogezinnen
Jongeren en de maatschappij 9.1 9.2 9.3 9.4
Inleiding Belangrijke onderwerpen voor de gemeente Betrokkenheid bij de maatschappij Acceptatie van homoseksualiteit
45 45 45
49 49 49 50 51
53 53 54 56 57
59 59 59 61 63
Bijlage 1: Vragenlijst met scores in procenten
65
Bijlage 2: Prestatie-indicatoren
81
4
Jongerenstadspeiling 2010
Samenvatting In 2010 is voor de derde keer een Jongerenstadspeiling gehouden in opdracht van de hoofdafdelingen Maatschappelijke Ontwikkeling en Sociale Zekerheid. In totaal hebben 4.330 Amersfoortse jongeren een brief in de bus ontvangen met het verzoek om mee te doen aan het onderzoek. Zij konden de vragenlijst digitaal invullen of op papier. Uiteindelijk hebben 1632 jongeren de vragenlijst ingevuld: een respons van 38%. Deze Jongerenstadspeiling geeft inzicht in de tijdsbesteding van jongeren en de wensen en problemen die zij daar mee hebben. Het gaat onder andere over school, werk, cultuur, sport en uitgaan. Omdat dit onderzoek eerder is uitgevoerd kunnen vergelijkingen in de tijd gemaakt worden. SCHOOL EN WERK Jongeren langer op school en willen vaker doorleren Jongeren zitten steeds langer op school. Van de groep Amersfoortse jongeren van 10 tot 22 jaar zit 90% op school. In 1996 was dit nog 80% en in 2004 85%. Van de groep jongeren van 17 tot en met 22 jaar is 22% niet schoolgaand. Dat zijn ongeveer 2100 Amersfoortse jongeren. Dit aandeel is kleiner dan in 2004: toen was 33% van deze groep niet-schoolgaand. Meer dan vroeger zijn jongeren gericht op verder leren. Bijna driekwart van de jongeren (72%) wil na afronding van de opleiding die ze nu volgen verder leren of werken combineren met leren. Kwart van werkende jongeren doet nog andere opleiding Een kwart van de werkende jongeren doet naast het werk nog een opleiding om aan ander of beter werk te komen of volgt een beroepsbegeleidende leerweg. Veel werkende jongeren die geen opleiding doen naast hun werk geven aan over een tijd(je) een opleiding te beginnen of straks weer verder te gaan met hun opleiding. Vooral de werkende jongeren zonder startkwalificatie geven aan op een later tijdstip verder te gaan leren. (Onder startkwalificatie verstaan we een havo of vwo-diploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2.)
TIJDSBESTEDING Vrijetijdsbesteding: meer internetten, minder muziek en ontmoeten van vrienden Ruim 70% van de jongeren is tevreden over de manier waarop ze hun vrije tijd besteden. Dat is meer dan in 2004, toen 65% tevreden was. Amersfoortse jongeren zijn sinds 2004 meer gaan internetten. Dat ging vooral ten koste van het luisteren naar muziek of het ontmoeten van vrienden. Meer tevreden over aanbod vrijetijdsactiviteiten Jongeren zijn in 2010 vaker tevreden over het aanbod aan activiteiten in de stad. Faciliteiten om te sporten en een disco worden het meest gemist.
Jongerenstadspeiling 2010
5
Vrienden ontmoeten elkaar vooral thuis Waar ontmoeten vrienden elkaar? Thuis (bij de ouders) treft men elkaar het liefst: 83% van de jongeren treft zijn vrienden in hun vrije tijd onder andere thuis. Ook de straat, winkelcentrum of veldje (55%) zijn populair. Verder ontmoet 31% zijn vrienden op het sportveld of een sporthal en iets minder, 28%, in een café of disco. Jongeren van niet-westerse afkomst ontmoeten vrienden minder vaak thuis of bij anderen thuis. Het zijn vooral de jongeren van 12 tot en met 15 jaar die elkaar veel buiten ontmoeten. Meeste jongeren zijn vaak buiten Ruim 70% van de jongeren komt twee keer of vaker per week buiten om te spelen, te sporten of vrienden te ontmoeten. Ongeveer een derde speelt of sport nagenoeg elke dag buiten. Met 10 of 11 jaar komen kinderen vooral buiten om er te spelen en te sporten. Worden ze ouder dan is hun voornaamste bezigheid buiten vrienden ontmoeten en rondhangen. 5% hangt wel eens op speciale hangplekken De Amersfoortse jeugd is weinig te vinden in de daarvoor speciaal bestemde hangplekken, plekken die bedoeld zijn als ontmoetingsplek voor jongeren. Slechts 5% van de jongeren geeft aan zich daar weleens te vermaken. Dat kan zo weinig zijn omdat bij jongeren deze plekken niet als zodanig bekend zijn. Drie op de tien jongeren voelt zich wel eens onveilig in zijn buurt Van de jongeren zegt 17% wel eens buiten op hun gedrag te worden aangesproken door volwassenen (niet de eigen ouders). Bijna drie op de tien Amersfoortse jongeren voelen zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Meisjes hebben dit vaker dan jongens. De buurt zelf blijkt duidelijk van invloed: in de prioriteitswijken voelen jongeren zich vaker onveilig. Bibliotheek nog goed bezocht, maar minder voor zoeken van informatie Jongeren weten de openbare bibliotheek nog even vaak te vinden als in 2004. Bijna tweederde van de jongeren komt wel eens in de openbare bibliotheek van Amersfoort. Wel vindt een verschuiving plaats: door de groei van internetgebruik thuis komen jongeren er veel minder voor het zoeken naar informatie.
JONGERENCENTRA De Neng meest bezocht, Reset beste beoordeeld Eén op de negen jongeren heeft het afgelopen jaar wel eens een jongerencentrum in Amersfoort bezocht. Sinds 2004 is het publiek een stuk jonger geworden. De Neng is het meest bezocht. Reset wordt het beste beoordeeld. Wensen voor jongerencentra: meer cursussen, sport en disco De jongeren bezoeken een jongerencentrum vooral om elkaar te ontmoeten en gezelligheid te vinden. In het algemeen is men tevreden over het publiek en het aanbod, hoewel er ook wel kritiek is op het soms eenzijdige publiek of de sfeer. Op de vraag welke activiteiten jongeren nu leuk vinden om te doen in een jongerencentrum, zeggen jongeren vooral cursussen (36%), sport (31%) en disco (27%) leuk te vinden.
6
Jongerenstadspeiling 2010
SPORT Jongeren sporten meer Jongeren besteden sinds 2004 meer tijd aan sporten: 80% van de jongeren is minstens één keer per week actief bezig met sport. Vooral het sporten buiten verenigingsverband is toegenomen. Toch zou bijna de helft van de jongeren wel op een sportclub willen, maar doet dat niet, onder andere vanwege de kosten. Meisjes, oudere jongeren, jongeren van niet-westerse afkomst en lager opgeleide jongeren doen minder aan sport. Wél sporten deze groepen meer dan in 2004. Alleen allochtone meisjes behouden hun achterstand. Slechts de helft van de meisjes van niet-westerse afkomst sport minimaal een keer per week. Minder sporters in prioriteitswijken Jongeren in prioriteitswijken sporten minder dan de jongeren die in de andere, zogenaamde beheerwijken, wonen. Dit verschil is in 2010 zelfs iets toegenomen. Het aandeel sporters in de prioriteitswijken Rustenburg, Randenbroek en Schuilenburg is wel toegenomen, maar in de overige prioriteitswijken bleef het aandeel sporters gelijk of daalde zelfs. Voetbal, fitness en hardlopen meest populair Voetbal is de meest populaire sport onder Amersfoortse jongeren. Maar ook fitness voor conditieverbetering, fitness-krachttraining en hardlopen zijn veel beoefende sporten, maar meestal doet men deze sporten naast een andere (hoofd)sport.
CREATIEVE HOBBY’S Zes op de tien jongeren hebben creatieve hobby’s Creatieve hobby’s zijn nog iets meer in trek dan zes jaar geleden. Zes op de tien jongeren hebben creatieve hobby’s zoals bijvoorbeeld muziek maken, toneelspelen of bijvoorbeeld digitale media. Een derde van de jongeren doet een van de drie hobby’s: muziek, dans of zang. In 2004 was dit 30%. Met name zingen is groeiend aan populariteit. Foto, film en digitale media zijn samen met muziek maken het populairst. Vooral voor muziek volgen jongeren lessen Voor muziek worden de meeste lessen gevolgd: 60% van de jongeren die een instrument bespelen volgen ook lessen. Maar ook voor toneel en dans volgen jongeren vaak lessen.
CULTUUR, UITGAAN EN VRIENDEN ONTMOETEN Jongeren gaan vaker naar concerten en voorstellingen In vergelijking met 2004 gaan jongeren vaker naar concerten en voorstellingen. Het gaat daarbij vooral om musicals, popconcerten of danceparty’s. Het aantal jongeren dat wel eens naar cabaret, dans, klassieke muziek of een toneelvoorstelling gaat is ongeveer gelijk gebleven. Opvallend is dat ook meer jongeren musea bezoeken. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kinderen tegenwoordig gratis naar het museum kunnen. Bekendheid evenementen aanzienlijk toegenomen De bekendheid van evenementen is onder jongeren sterk toegenomen. Mogelijk dat de vele festiviteiten in 2009, het jaar waarin het 750-jarig bestaan van Amersfoort werd gevierd, tot deze grotere bekendheid heeft geleid.
Jongerenstadspeiling 2010
7
Ook hebben jongeren in 2010 vaker Amersfoortse evenementen bezocht dan in 2004. Dit geldt met name voor de avondvierdaagse, Torenpop en het dorpsfeest Hoogland. Meer Amersfoortse evenementen bezocht Jongeren hebben in 2010 vaker Amersfoortse evenementen bezocht dan in 2004. Dit geldt met name voor de avondvierdaagse, Torenpop en Dorpsfeest Hoogland. Het Amersfoort Jazzfestival lijkt bij jongeren iets minder in trek te zijn. Waardering voor Torenpop gestegen De waardering van de evenementen is ongeveeer gelijk gebleven. Wel is voor Torenpop de waardering gestegen, van een 7,2 in 2004 naar een 7,5 in 2010 en is de waardering van het Amersfoort Jazzfestival onder jongeren iets afgenomen ten opzichte van 2004.
PROBLEMEN VAN JONGEREN Jongeren hebben iets meer zorgen Jongeren zeggen anno 2010 iets meer zorgen te hebben dan zes jaar geleden. Bijna de helft van de jongeren piekert veel over één of meerdere zaken. Vanaf 15 jaar wordt er vooral gepiekerd over de toekomst. Op het voortgezet onderwijs zijn de prestaties op school een bron van zorg en over vriendschappen piekeren vooral de 10-12-jarigen. 90% bespreekt problemen Negen op de tien jongeren bespreekt hun problemen, 10% houdt de problemen voor zich. Het zijn vaker jongens die hun problemen met niemand delen. Iets meer gebruik van professionals bij problemen Jongeren maken meer gebruik van professionele hulp bij hun problemen. Van alle jongeren met problemen heeft 22% zijn of haar problemen al eens met een professional besproken. In 2004 was dit nog 18%.
MAATSCHAPPELIJKE BETROKKENHEID Onderwijs vaker genoemd als onderwerp van belang voor gemeente Als onderwerpen waar de gemeente voor zou moeten zorgen, noemen jongeren vooral veiligheid in de buurt, uitgaan, onderwijs en sport- en speelmogelijkheden. In vergelijking met zes jaar geleden wordt onderwijs vaker genoemd. Een schoon milieu wordt vooral door de jongeren van 10 en 11 jaar belangrijk gevonden. Evenveel lidmaatschappen belangenorganisaties Net als zes jaar geleden is 18% van de jongeren lid van een organisatie die ergens voor opkomt, zoals Greenpeace of een politieke partij. In de leeftijd 15 tot en met 21 jaar zijn jongeren minder vaak lid. Net als zes jaar geleden zijn relatief veel jongeren lid van het Wereld Natuur Fonds, Greenpeace en Amnesty International. Jongeren doen vaker vrijwilligerswerk Deed in 2004 nog 6% van de jongeren aan vrijwilligerswerk, in 2010 zegt 10% aan vrijwilligerswerk te doen. Behalve deze actieve groep jongeren, zegt 18% van de jongeren het best te willen. Deze groep is iets kleiner dan 6 jaar geleden (21% in 2004). Drie op de tien
8
Jongerenstadspeiling 2010
jongeren geeft aan (liever) geen vrijwilligerswerk te doen1. De resterende groep, 42% weet het nog niet. Homoseksualiteit relatief veel geaccepteerd Jongeren is dit jaar voor het eerst gevraagd hoe zij aankijken tegen homoseksualiteit. De meeste jongeren vinden het normaal (57%) of een beetje raar (32%) wanneer twee meisjes of vrouwen op elkaar verliefd zijn of twee jongens of mannen. De resterende 11% vindt het erg raar of zelfs verkeerd.
1
Deze antwoordcategorie is niet goed te vergelijken met zes jaar geleden omdat deze toen anders geformuleerd was, namelijk: nee, ik wil geen vrijwilligerswerk doen. In 2010 is hier “(liever)” aan toegevoegd, waardoor mensen mogelijk iets sneller deze categorie aankruisen.
Jongerenstadspeiling 2010
9
10
Jongerenstadspeiling 2010
1. Inleiding
1.1 Kader en achtergrond Amersfoort is een jonge stad: in vergelijking met andere steden telt de stad veel jongeren. Door de nieuwbouw van de komende jaren zal het geboortecijfer hoog blijven. Verschillende afdelingen binnen de gemeente richten hun beleid daarom specifiek op jongeren. Om de goede dingen te doen op het gebied van onder meer onderwijs, arbeidsmarkt en vrijetijdsbesteding is betrouwbare informatie over deze jongeren van belang. In opdracht van de hoofdafdelingen Maatschappelijke ontwikkeling en Sociale Zekerheid heeft de afdeling Onderzoek & Statistiek daarom een onderzoek uitgevoerd onder de Amersfoortse jongeren. Deze ‘Jongerenstadspeiling’ moet inzicht geven in de tijdbesteding van jongeren en de wensen en problemen die men daarbij heeft. Het onderzoek is voor een deel een herhaling van het onderzoek dat is gehouden in 1996 en in 2004. Hierdoor is het mogelijk om ontwikkelingen te beschrijven. Operatie Amersfoort Jong De gemeente richt zich in Operatie Amersfoort Jong sinds 2006 op elf aspecten, genaamd elf blikvangers. Aan deze blikvangers zijn concrete doelstellingen gekoppeld voor 2010, het einde van Operatie Amersfoort Jong. Inmiddels is Amersfoort Jong verlengd tot en met 2011. Dit rapport geeft voor drie blikvangers zicht in hoeverre deze doelstellingen gehaald zijn: sportdeelname, cultuurdeelname en gebruik van speel- en buitenruimte. Sport en cultuur Aansluitend op de blikvangers van Operatie Amersfoort Jong hebben deze doelstellingen vaak ook een plek in andere nota’s, bijvoorbeeld op de terreinen cultuur en sport. Zo is in de nota voor het cultuurbeleid 2008- 2015 ‘Nieuw Amersfoorts Peil’ de jeugd benoemd als één van de vier prioriteiten in het cultuurbeleid. Er zijn in deze nota meerdere prestatie-indicatoren opgenomen op het gebied van jongeren. In het Sportbeleid van 2008 tot en met 2015 ‘De kracht van sport’ is een van de doelstellingen het extra stimuleren van sportdeelname bij jongeren die weinig sporten. Speel- en buitenruimte Behalve in het kader van Operatie Amersfoort Jong is de beleving van de speel- en buitenruimte en het gebruik van de voorzieningen ook van belang voor het terrein Openbare Orde en Veiligheid. De voorzieningen spelen een belangrijke rol bij de leefbaarheid en de veiligheid in wijken. Ook (on)veiligheidsgevoelens van jongeren hebben hier de aandacht. De gemeente wil onder andere een beeld van het aandeel jongeren dat van jongerencentra gebruik maakt en hoe de jongeren het gebruik ervaren. Het stimuleren van activiteiten voor jongeren staat hoog in het vaandel van de politiek. Het gaat daarbij zowel om het vergroten van de ontwikkelingskansen van jongeren als om overlastbestrijding. Scholing en werk De gemeente richt zich - in lijn met het landelijke beleid – op het stimuleren van jongeren om na school door te leren, vooral wanneer zij geen startkwalificatie hebben. Een groeiende groep jongeren zegt ook dat ze gaan verder leren als ze van school afkomen, zo bleek uit de Jongerenstadspeilingen 1996 en 2004. In dit licht is het belangrijk de ontwikkelingen op het terrein van school, studie, werk en werkloosheid onder jongeren te volgen.
Jongerenstadspeiling 2010
11
Jongerenproblemen en hun visie op de maatschappij Operatie Amersfoort Jong geeft ook aandacht aan de zorg voor adequate hulp bij (opvoed)problemen. In dit licht houdt de gemeente zicht op de problemen die jongeren ervaren. De ambitie is ‘één kind, één plan’. We streven ernaar om zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie te laten behalen. Daarnaast is er specifieke aandacht voor kinderen en jongeren uit de zogenoemde ‘multiproblem gezinnen’. Op basis van het ‘Plan van aanpak sociale acceptatie homoseksualiteit’ is de gemeente bezig met beleid op het gebied van homoacceptatie. De beleidsnota “Amersfoort Ondersteunt” deelt een belangrijke rol toe aan vrijwilligerswerk. Vanwege deze ingezette beleidslijnen zijn ook acceptatie van homoseksualiteit, vrijwilligerswerk en de maatschappelijke betrokkenheid van jongeren in meer algemene zin onderwerpen van onderzoek. Onderzoeksvragen Het hoofddoel van de Jongerenstadspeiling is het vergelijken in de tijd van verschillende terreinen. Deze vergelijking kunnen de verschillende beleidsafdelingen gebruiken bij het (tussentijds) evalueren en eventueel bijsturen van het beleid en het formuleren van nieuw beleid. Ook zijn een aantal nieuwe vragen opgenomen in de Jongerenstadspeiling, waarop (nog) geen vergelijking mogelijk is maar die ook goede input voor beleid kunnen leveren. School, werk en werkloosheid - Wat zijn de ontwikkelingen op het gebied van school, werk en werkloosheid onder jongeren? - Hoe ontwikkelt zich het percentage jongeren dat zegt na school verder te willen leren? - Ervaren de werkzoekende jongeren het zoeken naar werk als problematisch? - Volgen de jongeren die niet meer op school zitten – al dan niet naast hun werk – nog een cursus of opleiding? En zo niet, waarom? Tijdsbesteding - Hoe ontwikkelt de vrijetijdsbesteding van jongeren zich? - Hoe vaak benutten jongeren de openbare buitenruimte in de buurt om er te spelen, te sporten of ‘rond te hangen’? En waar doen ze dit? - Wat missen de jongeren in de buitenruimte of welke belemmeringen ervaren ze? - Voelen jongeren zich veilig buiten in de eigen buurt? - In hoeverre worden jongeren wel eens aangesproken op hun gedrag buiten? - Wat is het bereik van de bibliotheek onder jongeren? Jongerencentra - Wat is het bereik van de jongerencentra onder jongeren? - Wat is de mening van jongeren over deze jongerencentra en welke activiteiten zouden jongerencentra moeten organiseren? Sport - Wat is de ontwikkeling van sportdeelname onder jongeren in Amersfoort? Cultuur - Wat is de ontwikkeling van ‘actieve’ cultuurdeelname onder jongeren in Amersfoort (eigen creatieve activiteiten)? - Wat is de ontwikkeling van ‘passieve’ cultuurdeelname onder jongeren in Amersfoort (bezoek voorstellingen en evenementen)? En hoe zijn jongeren op de hoogte van voorstellingen en evenementen? Problemen van jongeren - Met welke problemen kampen jongeren en in hoeverre vinden zij hier hulp voor? - Hoe is de samenstelling van ‘risicogezinnen’ en kampen zij met andere of meer problemen?
12
Jongerenstadspeiling 2010
Maatschappelijke betrokkenheid - Hoe kijken jongeren aan tegen maatschappelijke verschijnselen als homosexualiteit? - Op welke onderwerpen richt de betrokkenheid van jongeren zich? - In hoeverre doen jongeren vrijwilligerswerk of zouden zij dit willen doen? Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen tussen jongens en meisjes, tussen verschillende leeftijdsgroepen en tussen de jongeren van verschillende schooltypes. Wanneer relevant is ook bekeken of er significante verschillen zijn tussen de jongeren van niet-westerse afkomst en van westerse afkomst (Nederlands of een ander westers land). Voor de indeling van westerse en niet-westerse afkomst wordt de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd2. Soms is er bij de analyse ook gekeken naar verschillen tussen jongeren van verschillende wijken en/of stadsdelen. In dit rapport beschrijven we alleen de significante resultaten. Dat wil zeggen dat we de resultaten beschrijven waarbij de kans dat de gevonden afwijking op toeval berust kleiner is dan 5%.
1.2 Opzet van het onderzoek In mei 2010 heeft afdeling Onderzoek & Statistiek voor de derde maal een Stadspeiling speciaal voor jongeren gehouden. Om vergelijkingen in de tijd mogelijk te maken is de vraagstelling zoveel mogelijk gelijk gebleven aan die in de peiling van 2004. Het onderzoek is gehouden onder een aselect gekozen groep jongeren van 10 tot en met 22 jaar. In totaal kregen 4.330 Amersfoortse jongeren een brief in de bus met het verzoek om mee te doen aan het onderzoek. Zij konden de vragenlijst digitaal invullen of op papier. Anders dan in het vorige onderzoek onder jongeren, werden de schriftelijk ingevulde vragenlijsten niet opgehaald, maar konden met een bijgevoegde antwoordenvelop worden teruggestuurd3. Deze methode werkt kostenbesparend, maar heeft wel geleid tot een lagere respons. Uiteindelijk hebben 1632 jongeren de vragenlijst volledig en binnen de daarvoor gestelde tijd ingevuld: een respons van 38%. In 2004 was de respons nog 76%. De betrouwbaarheid van de uitkomsten is, net als in 2004, verbeterd doordat de uitkomsten achteraf ‘gewogen’ zijn naar kenmerken als geslacht, leeftijd, etniciteit en wijk, waardoor de respondenten een betere afspiegeling vormen van de populatie. De andere methode van veldwerk heeft weliswaar geleid tot een lagere respons, maar door de weging hebben we het effect op de uitkomsten tot een minimum weten te beperken.
1.3 Algemene kenmerken van de jongerenpopulatie Amersfoort telt ongeveer 22.300 jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 22 jaar. Onderverdeeld in vier leeftijdsgroepen is de groep 19 tot en met 22 jaar iets groter dan de jongere leeftijdsgroepen: 10 tot en met 12 jaar: 5600 13 tot en met 15 jaar: 5500 16 tot en met 18 jaar: 5300 19 tot en met 22 jaar: 5900
2
Het CBS rekent de volgende (geboorte)landen tot de westerse wereld: de landen in Europa (inclusief landen die behoorden tot de voormalige Sovjetunie) en Noord-Amerika plus Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Indonesië inclusief voormalig Nederlands-Indië. Het CBS rekent de overige landen tot de categorie 'nietwesterse landen'. Het gaat daarbij dus om de (geboorte)landen in Azië, Latijns-Amerika en Afrika. 3 In eerste instantie ontving men een brief met het verzoek om de enquête op het internet in te vullen met behulp van een bijgeleverde code. Na ruim een week kregen de jongeren die nog niet gereageerd hadden een brief met de papieren vragenlijst. Als ook daar niet op gereageerd werd, volgde na enkele weken een tweede rappel, zonder papieren vragenlijst.
Jongerenstadspeiling 2010
13
Een op de acht jongeren (12%) woont in een eenoudergezin. Deze situatie is gelijk aan 2004. Van de jongeren is 22% van niet-westerse afkomst. Eén of beide ouders van deze jongeren zijn in een niet-westers land geboren. Net als in de vorige Jongerenstadspeiling is ook nu weer gevraagd aan de jongeren wat ze zicht het meeste voelen. Iets minder dan de helft, 45% van de jongeren waarvan één of beide ouders in een niet-westers land zijn geboren, voelt zich op de eerste plaats Nederlander. Van de 19-22-jarigen woont 30% zelfstandig. Dit is iets minder dan in 2004 toen een derde zelfstandig woonde.
1.4 Opbouw van de rapportage Hoofdstuk 2 geeft een beeld van de school- of werksituatie van jongeren en hun ideeën over verder leren. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe jongeren in het algemeen hun vrije tijd besteden en wat zij missen in Amersfoort. Waar ontmoeten jongeren hun vrienden? Daarnaast gaan we in op het buitenvermaak van jongeren: spelen, sporten of ‘rondhangen’ in de buitenruimte. Daarbij is het ook de vraag in hoeverre jongeren zich daar veilig voelen en of zij er wel eens worden aangesproken op hun gedrag door volwassenen. Ook wordt het bezoek aan de bibliotheek bekeken. In hoofdstuk 4 komt het bezoek aan jongerencentra aan bod en de mening van jongeren daarover. Hoofdstuk 5 en 6 gaan respectievelijk over sport en creatieve hobby’s. Het culturele bezoek van jongeren, uitgaan en de vraag hoe jongeren weten wat er te doen is, komen aan bod in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 komen de problemen van jongeren aan de orde en waar zij hulp zoeken voor hun problemen. In hoofdstuk 9 komt de betrokkenheid van jongeren bij de maatschappij aan de orde. Welke onderwerpen vinden de jongeren van belang? Verder komen aan de orde lidmaatschap van belangenorganisaties, de houding ten opzichte van vrijwilligerswerk en de acceptatie van homoseksualiteit. De rapportage sluit af met een bijlage met daarin de vragenlijst met scores in procenten en een lijst met kengetallen zoals ze in de begroting en in beleidsnota’s zijn opgenomen.
14
Jongerenstadspeiling 2010
2. Jongeren op school of aan het werk Jongeren zitten steeds langer op school. Van de groep Amersfoortse jongeren van 10 tot en met 22 jaar zit 90% op school. In 1996 was dit nog 80% en in 2004 85%. Van de groep jongeren van 17 tot en met 22 jaar is 22% niet schoolgaand. Dat zijn ongeveer 2100 Amersfoortse jongeren. Dit aandeel is kleiner dan in 2004: toen was 33% van deze groep niet-schoolgaand. Meer dan vroeger zijn jongeren gericht op verder leren. Bijna driekwart van de jongeren (72%) wil na afronding van de opleiding die ze nu volgen verder leren of werken combineren met leren. Een kwart van de werkende jongeren doet naast het werk nog een opleiding om aan ander of beter werk te komen of een beroepsbegeleidende leerweg. Veel werkende jongeren die geen opleiding doen naast hun werk geven aan over een tijd(je) een opleiding te beginnen of straks weer verder te gaan met hun opleiding. Vooral de werkende jongeren zonder startkwalificatie geven aan op een later tijdstip verder te gaan leren. (Onder startkwalificatie verstaan we een havo- of vwo-diploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2.)
2.1 Inleiding De meeste jongeren zitten op school maar de jongeren ouder dan 17 jaar zijn soms al aan het werk. De gemeente wil jongeren optimaal ondersteunen bij het doorlopen van hun schooltijd en probeert vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen. Ook richt de gemeente zich - in lijn met het landelijke beleid – op het stimuleren van jongeren om door te leren. Het gaat daarbij vooral om de jongeren zonder startkwalificatie, dat wil zeggen een havo- of vwo-diploma of een mbo-diploma vanaf niveau 2. Met voldoende opleiding gaan Amersfoortse jongeren meer kansrijk de maatschappij in. In dit licht is het belangrijk de ontwikkelingen op het terrein van school, studie, werk en werkloosheid onder jongeren te volgen. Wanneer jongeren er toch voor kiezen om aan het werk te gaan, wil de gemeente de jongeren zonder startkwalificatie stimuleren om alsnog een opleiding te gaan doen – mogelijk naast hun werk. In dit licht wil Sociale Zekerheid graag weten hoe de zoektocht naar werk verloopt. Met deze uitkomsten kan de gemeente haar aanpak om jongeren (zonder startkwalificatie) te motiveren verder te leren naast hun werk mogelijk verbeteren. De volgende onderzoeksvragen staan in dit hoofdstuk centraal: - Wat zijn de ontwikkelingen op het gebied van school, werk en werkloosheid onder jongeren? - Hoe ontwikkelt zich het percentage jongeren dat zegt na school verder te willen leren? - Ervaren de werkzoekende jongeren het zoeken naar werk als problematisch? - Volgen de jongeren die niet meer op school zitten – al dan niet naast hun werk – nog een cursus of opleiding? En zo niet, waarom? Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
Jongerenstadspeiling 2010
15
2.2 Naar school Jongeren langer op school Jongeren zitten steeds langer op school. Van de groep Amersfoortse jongeren van 10 tot en met 22 jaar zit 90% op school. In 1996 was dit nog 80% en in 2004 85%. Tot en met 16 jaar zitten nagenoeg alle jongeren op school. Daarna daalt dit percentage. Tabel 1: Percentage schoolgaande jongeren naar leeftijd schoolgaand werkend/werkzoekend
10-15 jaar 100% 0%
16 jaar 99% 1%
17 jaar 95% 5%
18 jaar 90% 10%
19 jaar 80% 20%
20 jaar 78% 22%
21 jaar 58% 42%
22 jaar 58% 42%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Dat jongeren langer op school zitten kan een gevolg zijn van veranderde leerplichtregels. Sinds augustus 2007 zijn jongeren verplicht tot hun achttiende naar school te gaan, tenzij ze al een diploma van vwo, havo of mbo-niveau 2 op zak hebben. Vroeger waren jongeren slechts tot hun zestiende volledig leerplichtig; daarna gold nog een gedeeltelijke leerplicht. Ook kan de economische neergang van invloed zijn. Verwacht wordt dat jongeren tijdens de recessie minder snel van school gaan en werk zoeken. Opleidingsniveau De volgende figuur geeft een beeld op wat voor school of opleiding de Amersfoortse jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 22 jaar zitten. Figuur 1: Huidige school of opleiding van schoolgaande jongeren hbo / universiteit; 15%
anders; 2% basisschool; 25%
vwo / gymnasium; 13% brugklas / brugperiode; 9% havo; 11% mbo; 14%
mavo / vmbo; 10%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
De ontwikkeling in de tijd van het opleidingsniveau van jongeren kan alleen goed worden weergegeven op basis van gegevens uit de leerlingenadministratie, niet op basis van een steekproef. Veel jongeren willen verder leren De jongeren is gevraagd in hoeverre zij zouden willen stoppen met school. In totaal zou 9% van de schoolgaande jongeren willen stoppen met school. Dit is een klein verschil met 2004, toen 11% zei te willen stoppen. De meeste van hen willen naar een andere school of naar een opleiding waar je school en werk kunt combineren. Maar 1% wil de school verlaten om te werken. Jongeren zijn meer dan vroeger gericht op verder leren. Bijna driekwart van de jongeren (72%) wil na afronding van de opleiding die ze nu volgen verder leren of werken combineren met leren. In
16
Jongerenstadspeiling 2010
2004 was dit nog 64%. Na afronding van de huidige opleiding wil 14% van de jongeren gaan solliciteren en gaan werken. Dit is gelijk aan 2004. Toen was de groep twijfelaars en de jongeren die iets anders wilden groter. De volgende figuur geeft per schooltype weer in hoeverre jongeren willen verder leren of niet. Figuur 2: Doorleren of niet, naar schooltype (zonder basisschoolleerlingen)
vwo / gymnasium 2010 2004 havo 2010 2004 mbo 2010 2004 mavo / vmbo 2010 2004 brugklas / brugperiode 2010 2004
0%
20%
40%
60%
80%
100%
verder leren of werken en leren combineren solliciteren / gaan werken weet niet of 'iets anders'
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
Vooral vwo’ers en gymnasiasten willen na hun school verder leren of werk en opleiding combineren, in totaal 93%. In vergelijking met de andere schooltypen zijn het de mbo’ers die het minst vaak willen doorleren, maar anno 2010 geeft van hen ook bijna driekwart aan te willen doorleren of werk te combineren met een opleiding (73%). In 2004 was dit nog 60%.
2.3 Werken Ruim 20% van 17-22-jarigen is niet schoolgaand Een deel van de jongeren zit niet meer op school. Van de groep jongeren van 17 tot en met 22 jaar is 22% niet schoolgaand. Dat zijn ongeveer 2100 Amersfoortse jongeren. Dit aandeel is kleiner dan in 2004: toen was 33% van deze groep niet-schoolgaand. Vier op de vijf niet-schoolgaande jongeren zijn aan het werk Van deze groep niet schoolgaande jongeren van 17 jaar of ouder werkt 79%, 13% is op zoek naar werk en 7% is (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. De resterende 1% is werkzaam in het huishouden. Wanneer we specifiek kijken naar de jongeren die geen startkwalificatie hebben en die niet meer naar school gaan, zien we dat zij vaker werkzoekend (16%) zijn en vaker (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt (13%). Van deze jongeren zonder startkwalificatie die niet meer op school zitten, is 71% aan het werk. Meer arbeidsongeschikte jongeren In vergelijking met 2004 is vooral de groep (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten gegroeid: van 3% naar 7%. Dit komt overeen met het landelijke beeld dat het aantal (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte
Jongerenstadspeiling 2010
17
jongeren stijgt. Verklaringen hiervoor worden gezocht in de groei van speciaal onderwijs, het doorverwijzen uit de bijstand en de grotere bekendheid van de regeling. De volgende figuur geeft een beeld van het opleidingsniveau van de groep niet-schoolgaande jongeren van 17 jaar en ouder. Figuur 3: Opleidingsniveau niet-schoolgaande jongeren (17 tot en met 22 jaar) anders; 8% hbo / universiteit; 9%
mavo / vmbo; 18%
vwo / gymnasium; 10%
mbo, niveau 1; 7%
havo; 6%
mbo, niveau 2 of hoger; 42% Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Kwart van niet-schoolgaande jongeren zonder startkwalificatie Ongeveer een kwart van de jongeren die niet meer naar school gaan heeft nog geen startkwalificatie (18% mavo/vmbo en 7% mbo, niveau 1). Omdat in 2004 geen onderscheid is gemaakt tussen mboniveau 1 en mbo-niveau 2 is een vergelijking met 2004 op dit punt niet mogelijk. Het opleidingsniveau is in vergelijking met de jongeren die nog naar schoolgaan van 16 jaar en ouder een stuk lager. Het zijn vooral jongeren met een vmbo- of mavodiploma of een mbo-diploma die eerder stoppen met school en aan het werk gaan. Onderzoek geeft geen zicht op zoekproces naar werk Aan de jongeren die aangaven niet te werken en werkzoekend te zijn, vroegen we of ze denken dat ze door een bepaalde oorzaak moeilijk aan het werk kunnen komen. Omdat het om een heel kleine groep van jongeren gaat die deze vraag heeft beantwoord (16 jongeren), krijgen we via dit onderzoek geen beeld in welke mate de werkzoekende jongeren het zoeken naar werk als problematisch ervaren. De oorzaken die jongeren noemen waardoor zij moeilijk aan werk kunnen komen, lopen uiteen. Vooral persoonlijke omstandigheden, te weinig werkervaring en onvoldoende aansluiting van hun opleiding op de arbeidsmarkt worden in dit kader genoemd. Werkende jongeren werken gemiddeld 34 uur per week Gemiddeld werken de jongeren 34 uur per week. Dit is gelijk aan 2004. De volgende figuur geeft weer hoeveel uren de jongeren werken.
18
Jongerenstadspeiling 2010
Figuur 4: Hoeveel uur per week werk je in een betaalde baan? minder dan 20 uur per week; 9%
36 uur of meer per week; 43%
20 tot 36 uur per week; 48%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Uit de figuur blijkt dat weinig jongeren kleine deeltijdbanen hebben. Bijna 90% van de jongeren werkt 20 uur of meer. Kwart van werkende jongeren volgt werkgerichte opleiding Een kwart van de werkende jongeren doet naast het werk nog een opleiding om aan ander of beter werk te komen of een beroepsbegeleidende leerweg. Dit aandeel is niet anders voor de jongeren zonder startkwalificatie (mbo niveau 1 of lager). Deze vraag is in eerder onderzoek nog niet gesteld en kan dus niet worden vergeleken met eerdere antwoorden. Veel werkende jongeren van plan later verder te leren Van de werkende jongeren die geen opleiding doen naast hun werk, 6% van de jongeren, geeft de helft aan over een tijd(je) een opleiding te beginnen of straks weer verder te gaan met hun opleiding. Vooral de werkende jongeren zonder startkwalificatie geven aan op een later tijdstip verder te leren.
Jongerenstadspeiling 2010
19
20
Jongerenstadspeiling 2010
3. Tijdsbesteding van jongeren Ruim 70% van de jongeren is tevreden over de manier waarop ze hun vrije tijd besteden. Dat is meer dan in 2004, toen 65% tevreden was. Amersfoortse jongeren zijn sinds 2004 meer gaan internetten. Dat ging vooral ten koste van het luisteren naar muziek en het ontmoeten van vrienden. Jongeren zijn in 2010 vaker tevreden over het aanbod aan activiteiten in de stad. Faciliteiten om te sporten en een disco worden het meest gemist. Jongeren ontmoeten hun vrienden het meest thuis (bij de ouders): 83% van de jongeren treft zijn vrienden in hun vrije tijd onder andere thuis. Ook de straat, winkelcentrum of veldje (55%) zijn populair. Verder ontmoet 31% zijn vrienden op het sportveld of een sporthal en iets minder, 28%, in een café of disco. Jongeren van niet-westerse afkomst ontmoeten vrienden minder vaak thuis of bij anderen thuis. Het zijn vooral de jongeren van 12 tot en met 15 jaar die elkaar veel buiten ontmoeten. Ruim 70% van de jongeren komt twee keer of vaker per week buiten om te spelen, te sporten of vrienden te ontmoeten. Ongeveer een derde speelt of sport nagenoeg elke dag buiten. Met 10 of 11 jaar spelen en sporten kinderen vooral buiten. Worden ze ouder dan is hun voornaamste bezigheid buiten vrienden ontmoeten en rondhangen. De Amersfoortse jeugd is weinig te vinden in de daarvoor speciaal bestemde hangplekken, plekken die bedoeld zijn als ontmoetingsplek voor jongeren. Slechts 5% van de jongeren geeft aan zich daar weleens te vermaken. Dat kan zo weinig zijn, omdat bij jongeren deze plekken niet als zodanig bekend zijn. Van de jongeren zegt 17% wel eens buiten op hun gedrag te worden aangesproken door volwassenen. Bijna drie op de tien Amersfoortse jongeren voelen zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Meisjes hebben dit vaker dan jongens. De buurt zelf blijkt duidelijk van invloed: in de prioriteitswijken voelen jongeren zich vaker onveilig. Jongeren weten de openbare bibliotheek nog even vaak te vinden als in 2004. Bijna tweederde van de jongeren komt wel eens in de openbare bibliotheek van Amersfoort. Wel vindt een verschuiving plaats: door de groei van internetgebruik thuis komen jongeren er veel minder voor het zoeken naar informatie.
3.1 Inleiding Behalve de verschillende onderwerpen waar het beleid zich op richt, is het voor verschillende beleidsafdelingen nuttig om een algemeen beeld te hebben hoe Amersfoortse jongeren omgaan met hun vrije tijd. En vooral, is er behoefte zicht te houden op wat de jongeren zelf willen op dit terrein. Specifiek wordt ook aandacht gegeven aan het bezoek aan de bibliotheek. Daarnaast gaat dit hoofdstuk in op het gebruik en de beleving van speel- en buitenruimte, één van de blikvangers van Operatie Amersfoort Jong. Hierbij is ook aandacht voor het veiligheidsgevoel van jongeren in de openbare ruimte. Omdat het rondhangen van jongeren ook overlast geeft en
Jongerenstadspeiling 2010
21
Amersfoorters aangeven dat dit een belangrijk onderwerp is voor de gemeente om aan te pakken4, wil de gemeente zicht krijgen in hoeverre volwassenen ook zelf rondhangende jongeren aanspreken op hun gedrag. Centraal in dit hoofdstuk staan de volgende onderzoeksvragen: - Hoe ontwikkelt de vrijetijdsbesteding van jongeren zich? - Hoe en hoe vaak benutten jongeren de openbare buitenruimte in de buurt om er te spelen, te sporten of ‘rond te hangen’? En waar doen jongeren dit? - Hoe ervaart met de speel- en ontmoetingsplekken: wat missen jongeren of welke belemmeringen ervaren zijn? - Voelen jongeren zich veilig buiten in de eigen buurt? - In hoeverre worden jongeren wel eens aangesproken op hun gedrag buiten? - Wat is het bereik van de bibliotheek onder jongeren? De vragen over het gebruik van buitenruimte, het veiligheidsgevoel en het aanspreken door volwassenen op gedrag zijn niet eerder gesteld aan de Amersfoortse jongeren, zodat een vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk is. Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
3.2 Vrije tijd en verveling Meer vrije tijd Amersfoortse jongeren hebben gemiddeld 5,2 uur per dag aan vrije tijd te besteden op een doordeweekse dag. In 1996 had men nog maar vier uur per dag om te doen wat men wilde en in 2004 was dat vijf uur. De hoeveelheid vrije tijd is dus iets toegenomen. Het maakt vooral uit of men naar school gaat en in welk schooljaar men zit. Schoolgaande kinderen hebben gemiddeld 5 uur aan vrije tijd. Werkende en werkloze jongeren iets meer, respectievelijk 6 en 11 uur. Vooral voor basisschoolleerlingen vanaf 10 jaar is de hoeveelheid vrije tijd toegenomen: van 4,5 naar 5 uur per week. De minste vrije tijd hebben kinderen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs: dit is sinds 2004 4,7 uur. Jonge kinderen vervelen zich het meest Jongeren hebben in het algemeen genoeg te doen in hun vrije tijd. Toch slaat ook wel eens de verveling toe. De helft van alle jongeren heeft er af en toe of zelfs vaak last van. Vier op de tien jongeren verveelt zich zelden of nooit en één op de tien komt vaak zelfs tijd te kort. In vergelijking met 2004 is hierin weinig veranderd. Vooral kinderen op de basisschool vervelen zich: 62% verveelt zich vaak of af en toe. Naarmate men ouder wordt, neemt de verveling ook navenant af. Van de werkende en studerende jongeren heeft nog maar 30% af en toe last van verveling. Wanneer vervelen jongeren zich over het algemeen? Dat verschilt sterk: er is geen specifiek moment op de dag dat men zich verveelt. De middagen en de weekenden worden daarbij wel iets vaker genoemd. Vaker tevreden over de besteding van vrije tijd Circa 71% van de jongeren is tevreden over de manier waarop ze hun vrije tijd besteden. Dat is een duidelijke toename sinds 2004, toen 65% van de jongeren tevreden was. Een kwart beantwoordt de vraag met ‘dat gaat wel’ (in 2004: 32%) en net als bij het vorige onderzoek is 3% ontevreden over zijn of haar besteding van vrije tijd.
4
Onderzoek en Statistiek, Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2009
22
Jongerenstadspeiling 2010
Opvallend is dus dat met de toename van de hoeveelheid vrije tijd ook de tevredenheid is toegenomen. Studerende jongeren zijn het meest tevreden en werkenden/werklozen het minst tevreden over de manier waarop ze hun vrije tijd besteden.
3.3 Tijdsbesteding Meer internet en sport Hoe vullen jongeren hun vrije uren? In het onderzoek konden de jongeren voor 27 activiteiten aankruisen hoe vaak zij hun vrije tijd hieraan besteden. De tabel geeft per activiteit weer hoeveel procent meerdere keren per week of dagelijks met die activiteit bezig is. Tabel 2: Wat doe jij in je vrije tijd? (% van activiteiten die je minstens een paar keer per week doet) Activiteit
1996
2004
2010
televisie/video/dvd kijken
96%
95%
93%
muziek luisteren
96%
93%
90%
internetten, chatten, msn’en
.
68%
84%
telefoneren, sms’en
.
69%
75%
huiswerk maken/studeren
76%
70%
70%
vrienden/vriendinnen ontmoeten
67%
71%
66%
sporten
46%
53%
63%
huishoudelijk werk/helpen in huis
61%
61%
58%
computerspelletjes doen
45%
57%
54%
luieren / niets doen
41%
52%
51%
huisdieren verzorgen
39%
39%
42%
buiten spelen
35%
37%
37%
boek lezen
36%
35%
37%
krant lezen
41%
36%
34%
spelletjes doen (niet op de computer of denksport)
21%
23%
22%
(rond)hangen
16%
18%
21%
tekenen, schilderen, knutselen
23%
24%
20%
een muziekinstrument bespelen
15%
16%
17%
binnen spelen
34%
44%
15% *
.
.
15%
overdag de stad in gaan, winkelen
17%
14%
13%
dansen, ballet, toneelspelen
5%
9%
9%
fotograferen, filmen, digitale media
denksport (dammen, schaken, bridge, poker)
5%
6%
8%
brommer of scooter rijden
8%
6%
8%
‘s avonds uitgaan
13%
12%
9%
.
7%
6%
8%
6%
5%
religieuze activiteiten (bijv. naar kerk of moskee) verzameling bijhouden (bijv. plaatjes of postzegels)
.
niet naar gevraagd in dat jaar
*) in 2010 is aan de activiteit ‘binnen spelen’ toegevoegd ‘(bijvoorbeeld met lego, barbies)’. Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 1996, 2004 en 2010
De tabel laat zien dat tv kijken en muziek luisteren nog steeds de meest populaire bezigheden zijn, maar dat dit wel iets terugloopt. Grootste groeier is het internetten, chatten en msn’en. Maar ook bellen en sms’en genieten een groeiende populariteit. Ook zijn Amersfoortse jongeren sinds 2004
Jongerenstadspeiling 2010
23
actiever in sport: 63% is er minstens een paar keer per week mee bezig tegen 53% in 2004. Hierover meer in hoofdstuk 5. Verder besteden de Amersfoortse jongeren sinds 2004 iets meer tijd aan rondhangen (van 18 naar 21%) en het verzorgen van huisdieren (van 39 naar 42%). Minder tijd voor het ontmoeten van vrienden Die verschuivende belangstelling moet ten koste gaan van andere activiteiten. Naast de al genoemde daling van tv kijken en muziek luisteren, komen de jongeren minder toe aan het ontmoeten van vrienden en vriendinnen (van 71% naar 66%). Het mobieltje en het internet lijken daarvoor in de plaats te komen. Verder besteden zij minder tijd aan huishoudelijk werk, het lezen van de krant en creatief bezig zijn met tekenen, schilderen en knutselen. Ook het gamen (computerspelletjes) lijkt na een grote vlucht sinds 1996 weer iets op zijn retour de laatste jaren. Het binnen spelen daalt fors: van 44% naar 15%, maar die daling is vooral toe te schrijven aan een toevoeging ‘bijvoorbeeld met lego of barbies’ in de vraagstelling. Dit blijkt een zeer sturend effect te hebben op het antwoord. Andere activiteiten als huiswerk maken (70%), luieren/ nietsdoen (51%) en buiten spelen (37%) blijven onveranderd een belangrijk deel van de tijdbesteding van jongeren uitmaken. Er is op een aantal punten een duidelijk verschil tussen jongens en meisjes. Jongens doen meer aan sport en (computer)spelletjes en hangen vaker rond. Meisjes zijn iets vaker actief met huiswerk, huishoudelijk werk, bellen en creatieve hobby’s. Ook naar leeftijd zijn er verschillen. Zit men op de basisschool dan leest men het meest en dat neemt iets af, naarmate men ouder wordt. De oudere jongeren (18+) lezen veel vaker een krant. Tijdens de basisschool is men ook het meest actief met binnen en buiten spelen, sporten, een muziekinstrument bespelen of tekenen en schilderen. Dat neemt af naarmate men ouder wordt. Dan is men weer actiever met chatten en bellen. Verder valt op dat de jongeren in de eerste jaren van de middelbare school de meeste tijd steken in het maken van huiswerk. Dat neemt duidelijk af in de hogere klassen. Jongeren in Amersfoort vaker tevreden over aanbod Is er voldoende te doen voor jongeren van jouw leeftijd in Amersfoort? Ruim 37% beantwoordt de vraag met ‘ja’. In 1996 en 2004 was dat nog maar een kleine 30%. Zo’n 35% is niet tevreden over het aanbod voor jongeren in deze stad. In de vorige peilingen was het aandeel ontevreden jongeren nog rond de 40%. De resterende circa 30% kan daar geen antwoord op geven. Het minst tevreden over het aanbod voor jongeren is de jeugd tussen 16 en 18 jaar en jongeren met een niet-westerse achtergrond. Van hen vindt ongeveer 40% dat er te weinig te doen is voor hun leeftijdsgroep. Opvallend is dat vooral de jongeren tussen 19 en 22 jaar positiever zijn geworden dan zes jaar geleden. Vond bijna de helft van deze groep in 2004 dat er te weinig te doen was voor hun leeftijd, in 2010 is dat nog maar 36%. Sportfaciliteiten en disco worden het meest gemist Wat missen de jongeren dan in Amersfoort? Aan de jongeren die vinden dat er voor hun leeftijdsgroep niet genoeg te doen is in Amersfoort is gevraagd dit toe te lichten. Dit leverde 550 antwoorden op met soms een hele waslijst aan wensen. Net als in 1996 en 2004 scoort het gemis van een discotheek of dansgelegenheid hoog, maar in 2010 staat dit niet langer meer op nummer één. Amersfoortse jongeren noemen net iets vaker dat ze bepaalde sportfaciliteiten missen of deze dichterbij in hun buurt zouden willen hebben (140 keer genoemd). Het meeste noemt men voetbalvelden en skatebanen. In de stad mist men vooral een bowlingbaan, kartbanen, een klimwand, een ijsbaan of een subtropisch zwembad. In de directe woonomgeving heeft men vooral behoefte aan voetbal- of basketbalveldjes. Soms voldoen de voorzieningen niet aan de eisen: is het voetbalveld te slecht, mist men doeltjes of een hekje eromheen of wordt men verjaagd door oudere jongens. Meer over de sportfaciliteiten in de volgende paragraaf. Iets minder vaak noemt men de discotheek of dansgelegenheid (135 keer). “Een discotheek!! als ik een keertje een avondje wil dansen, moet ik helemaal wachten tot er een scholierenfeest is in
24
Jongerenstadspeiling 2010
Starlight in Nijkerkerveen.” Soms wil men een disco speciaal voor jongeren (tot 16 jaar), soms juist voor 16-plussers. Naast de disco zijn er veel wensen voor specifieke uitgaansgelegenheden: feesten voor allerlei leeftijdsgroepen, muziek voor jongeren (“liever geen jazz”), een alcoholvrije pub en allerlei clubs. Voor sommigen zijn live-optredens belangrijk, anderen zien meer in workshops waar men zelf kan dansen of musicals spelen. Lasergamen of een coole speeltuin Een ander antwoord dat veel wordt genoemd zijn activiteiten voor jongeren (112 keer). Dit is een zeer uiteenlopende categorie, variërend van een pretpark of ‘coole speeltuin’ die ook leuk is voor kinderen van 12+ tot allerlei buurtactiviteiten en workshops (meidenactiviteiten, workshops voor fotografie, gedichten schrijven, ‘een keet of jongerencentrum, waar je kunt pingpongen of lasergamen’). Ook hier speelt soms dat men de speelplekken niet goed kan of durft te benutten, omdat oudere jongens er de dienst uitmaken. Plek om te chillen Een belangrijke voorziening voor jongeren met name vanaf 14 à 15 jaar is een ‘hangplek’. Zo’n 82 keer heeft men het specifiek over een hangplek of iets wat daar op lijkt: ‘plekken om te chillen’, ‘bankjes en veldjes waar je met andere jongeren samen kunt zijn, zonder dat ouderen er last van hebben of de politie je om een legitimatie vraagt’.
3.4 Vrienden ontmoeten Uit bovenstaande paragraaf blijkt dat het ontmoeten van vrienden nog steeds een populaire vrijetijdsbesteding is onder jongeren. Ondanks dat men er in vergelijking met zes jaar geleden iets minder tijd aan besteedt. Waar ontmoeten jongeren hun vrienden? In onderstaande figuur staat het overzicht van plekken die jongeren noemen. De jongeren zijn gevraagd de drie belangrijkste plekken te noemen. Figuur 5: Waar ontmoet je in je vrije tijd regelmatig vrienden of vriendinnen?
bij mij of bij hen thuis op straat, park, schoolplein, winkelcentrum, veldje op school (na schooltijd) in de sporthal, sportschool, sportveld in een café, discotheek in een wijk- of jongerencentrum ergens anders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Vrienden ontmoeten vooral in huis De meeste jongeren spreken af bij hen thuis of bij anderen thuis (83%). Maar veel jongeren (meer dan de helft) ontmoeten elkaar ook buiten bijvoorbeeld op straat bij een veldje of in een winkelcentrum. De volgende paragraaf gaat hier verder op in.
Jongerenstadspeiling 2010
25
De populariteit van de verschillende ontmoetingsplekken voor jongeren zijn niet gewijzigd met zes jaar geleden. Soms zijn er wel verschillen tussen jongeren qua afkomst, geslacht of leeftijd. Het zijn vooral de jongeren van 12 tot en met 15 jaar die elkaar veel buiten ontmoeten. En zoals te verwachten zijn het vooral de jongeren van 17 jaar en ouder die elkaar ontmoeten in cafés en discotheken. Het zijn vaker de jongens die de plek van het sporten noemen als ontmoetingsplek voor vrienden. Dit is logisch omdat jongens ook vaker sporten dan meisjes.
3.5 Buitenvermaak in de eigen buurt Meeste jongeren vermaken zich minimaal 2 keer per week buiten Ongeveer zeven op de tien jongeren komt twee keer of vaker per week buiten om te spelen, te sporten of vrienden te ontmoeten. Drie op de tien speelt of sport nagenoeg elke dag buiten. Zo’n 10% komt vrijwel nooit buiten om zich te vermaken. Er is een duidelijke samenhang met de leeftijd: hoe jonger het kind, des te vaker is het buiten in de buurt te vinden. Chillen en rondhangen Hoe vermaken jongeren zich het liefst buiten? Het belangrijkste deel (40% van alle jongeren) zegt ‘vrienden ontmoeten, chillen’. Een iets kleiner deel (bijna 30%) vermaakt zich vooral met sporten. Zo’n 9% komt vooral buiten om te spelen en 11% noemt iets anders. Eén op de tien jongeren antwoordt dat ze zich (bijna) nooit buiten vermaken. Vooral jonge kinderen sporten en spelen veel buiten De activiteiten die men onderneemt hangen vooral samen met de leeftijd en soms ook met het geslacht. Buiten spelen komt vooral voor onder de 10 en 11-jarigen: van deze leeftijdsgroep geeft een aan zich vooral op deze wijze buiten te vermaken. Sporten (skaten, voetballen en dergelijke) komt eveneens het meest voor bij de jongste groep. Bijna 60% van de 10-jarigen geeft dit aan als de belangrijkste buitenactiviteit. Dat neemt daarna af, naarmate men ouder wordt. Onder de 15-18 jarigen geldt sport nog maar voor een kwart als belangrijkste activiteit. Daarboven daalt het aandeel verder tot 15 à 20%. Kinderen met een niet-westerse achtergrond doen minder aan sport in de eigen buurt (24% tegen 31% gemiddeld). Het verschil tussen jongens en meisjes is opvallend: 41% van de jongens en 17% van de meisjes beschouwt sporten als de belangrijkste buitenactiviteit. Vanaf 13 jaar: rondhangen, ‘chillen’, vrienden ontmoeten buiten Het ontmoeten van vrienden en ‘chillen’ (volgens het Online woordenboek: ‘lekker rustig aandoen’) is veruit de belangrijkste buitenbezigheid voor kinderen vanaf 13 jaar. Van de 13-jarigen noemt bijna de helft dit als buitenvermaak. Dat neemt toe tot 62% voor 16-jarigen en daalt vervolgens tot één op de drie voor jongeren boven de 20. Kinderen met een niet-westerse achtergrond komen vaker buiten om vrienden te ontmoeten, te chillen: 50% tegen 38% van de autochtone kinderen. Andere dingen om buiten te doen De categorie ‘iets anders’ blijkt vooral te bestaan uit de combinatie sporten en vrienden ontmoeten of spelen en sporten. Ook zijn er veel zaken genoemd die min of meer onder spelen, sporten of ‘vrienden ontmoeten’ kunnen worden geschaard, zoals wandelen met de hond, fotograferen, lekker in de zon zitten, een terrasje bezoeken, shoppen, paardrijden of lezen in de tuin. Een veldje, de stoep of het winkelcentrum meest gebruikt door jongeren In de vorige paragraaf kwam al aan de orde waar jongeren hun vrienden in hun vrije tijd ontmoeten. Daaruit bleek dat men zijn vrienden vooral thuis ontmoet. Daarnaast is gevraagd: “en als je buiten speelt, sport of vrienden ontmoet in je vrije tijd, waar doe je dat dan meestal?” Het (sport)veld of een skatebaan is het meest populair: 35% noemt dit (onder andere) als plek om zich buiten te vermaken en met name om er te sporten.
26
Jongerenstadspeiling 2010
De stoep of straat is voor 30% de plek om zich in de buurt te vermaken. Deze ruimte wordt vooral ingenomen door jongere kinderen, die er komen spelen. Het winkelcentrum (genoemd door 27%) blijkt vooral populair voor jongeren die elkaar willen ontmoeten of chillen. Het park (22%), het schoolplein (16%) en de speeltuin (14%) zijn eveneens in trek als speel-, sportof ontmoetingsplek voor jongeren. Weinig gebruik van speciaal bestemde hangplekken De Amersfoortse jeugd is weinig te vinden in de daarvoor speciaal bestemde hangplekken, plekken die bedoeld zijn als ontmoetingsplek voor jongeren (de zogenaamde JOP’s). Slechts 5% van de jongeren geeft aan zich daar weleens te vermaken. Dat kan zo weinig zijn, omdat er weinig officiële ontmoetingsplekken zijn, het kan ook zijn dat bij jongeren deze plekken niet als zodanig bekend zijn. Zo’n 30% van de jongeren geeft (daarnaast) aan ergens anders zijn vertier te zoeken. Uit de antwoorden blijkt dat het dan vaak gaat om plekken in de tuin (thuis of bij een vriendje), verderop in de stad of bij een vereniging. Als men ergens anders in de buurt is, dan gaat het vaak om ‘een veldje’, een pleintje of op een parkeerplaats. Wegpesten komt weinig voor Tweederde van de jongeren blijft in eigen buurt wanneer zij buiten zijn. Ruim eenderde van de jongeren (35%) gaat, als zij zich buiten willen vermaken, meestal naar een andere buurt. Als reden geven zij vooral op, dat die andere plek leuker is, er meer te doen is of omdat daar hun vrienden komen. Circa 6% van de jongeren geeft aan dat ze ergens anders heengaan, omdat op de plek in hun buurt jongeren komen die pesten of vervelend doen. Ook uit de antwoorden op de open vraag, blijkt dat sommige kinderen door vaak wat oudere jongens verjaagd of geplaagd worden. Het spreekt voor zich dat jongeren, naarmate ze ouder worden, ook vaker verder weg gaan om zich te vermaken.
3.6 Meningen van jongeren over de buitenruimte De meeste jongeren zijn tevreden over de buitenruimte Is er bij jou in de buurt genoeg plek om te spelen, te sporten of je vrienden te ontmoeten? Driekwart van de jongeren vindt van wel, een kwart vindt van niet. Van de kinderen die het liefst buiten spelen is 17% niet tevreden over de ruimte hiervoor in de buurt. Van de kinderen die bij voorkeur sporten is 21% van mening dat de buurt onvoldoende te bieden heeft. Gaat men het liefst vrienden ontmoeten of iets anders doen in de buurt, dan is bijna 30% niet tevreden over de beschikbare ruimte. Wat mis je in je buurt? De open vraag ‘Mis je nog iets bij jou in de buurt om te spelen, te sporten of om je op een andere manier buiten te vermaken?’ levert een lijst op van bijna 700 grote en kleine wensen. Veel wensen komen overeen met de eerder genoemde lijst van dingen die men in de stad mist (zie hoofdstuk 3). Ook nu noemt men de disco of andere activiteiten om uit te gaan. Het overzicht levert vooral heel veel verzoeken op om extra speelplekken, sportvelden of plekken om te kunnen hangen. Speelplekken. Als het om speelplekken gaat, is de opmerking vaak dat deze teveel gericht zijn op jonge kinderen: men mist vooral schommels, een glijbaan, een (groot) klimrek, een ‘duikelrek’, een pingpongtafel, een kabelbaan, een trampoline of een mooi stuk glad asfalt voor radiografisch bestuurbare auto’s. Verder vraagt men vooral om speelplekken die goed zijn onderhouden en waar ze veilig, zonder hondenpoep en hangjongeren kunnen spelen. Een aantal keren vragen jongeren om een strandje bij hen in de buurt (‘het Henschotermeer is zo ver fietsen’). Sport. Heel veel wensen hebben betrekking op sport. Vooral (extra) voetbalveldjes worden veel genoemd en verder veldjes voor basketbal, volleybal en skatebanen op asfalt. Vaak zijn de wensen
Jongerenstadspeiling 2010
27
heel specifiek, zoals een fitnesscircuit in het park, een strand waar je kan zwemmen of poedelen, een klimwand, kunstgras om te hockeyen, een parcours om te bmx’en en een tafeltennistafel. Andere specifieke wensen: - “extra voetbalvelden, want als er grotere jongens komen, kunnen wij er niet meer bij” - “Een voetbalkooi, zodat je geen last hebt van auto’s” Rondhangen, ‘chillen’. Een andere activiteit die voor veel jongeren belangrijk gevonden wordt is ‘hangen’, zoals ze dat in hun eigen woorden zeggen. Men heeft dan vooral behoefte aan bankjes en, liefst overdekte, plekken om te ‘chillen’. “Een plek waar we kunnen hangen, zonder dat omwonenden gaan klagen of dat de politie erbij komt”. Uitgaan. Veel jongeren missen mogelijkheden in de buurt om uit te gaan of op een andere manier actief te zijn. Naast de eerder genoemde disco, dansfeesten, cafés zijn er wensen geuit om (meer) bioscopen, poolbiljart, een gamehal in de eigen wijk. “een cursus make up: welk meisje wil nou niet weten hoe ze ‘smokey eyes’ moet maken?” “Wij missen hier in Koppel een jongerencentrum, zodat we niet meer naar het Turkse café hoeven” “Ik mis een strandje hier in de buurt. De Hens is veel te ver fietsen”. “Wat we missen? Leuke jongens, ha, ha”. Activiteiten voor oudere jongeren. Veel jongeren klagen dat er voor hun leeftijdsgroep te weinig te doen is: “Hier in Nieuwland is genoeg te doen voor 3 tot 12 jaar. Daarboven is het voor jongeren dodelijk saai hier”.
3.7 Veiligheidsgevoel van jongeren Jongeren worden zelden aangesproken op hun gedrag. Volwassenen klagen vaak over het gedrag van jongeren in de openbare ruimte. In de monitor Leefbaarheid en Veiligheid bleek dat overlast van groepen jongeren op de vierde plaats staat van belangrijke buurtproblemen. Weinig volwassenen spreken jongeren aan op hun gedrag. De vraag “Word je wel eens door een volwassene (niet je ouders) aangesproken op je gedrag als je buiten bent?” wordt door slechts 17% bevestigend beantwoord. Het merendeel van de opmerkingen gaat over het lawaai dat zij maken. Verder krijgt men nogal eens commentaar als men troep maakt of tussen de auto’s voetbalt. Vooral jongens tussen 14 en 18 jaar worden wel eens aangesproken op hun gedrag. Boven de 18 jaar komt dat nog maar zelden voor. Jongeren voelen zich vaker onveilig dan volwassenen Ongeveer 28% van de Amersfoortse jongeren voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Meisjes blijken zich veel vaker onveilig te voelen dan jongens: 33% om 23%. En ook de buurt zelf blijkt duidelijk van invloed. Van de jongeren in Liendert en Kruiskamp voelt zelfs het merendeel zich wel eens onveilig. Ook de andere prioriteitswijken, en met name Koppel, Randenbroek en Schuilenburg hebben in dit opzicht een slechte reputatie. Leeftijd blijkt weinig van invloed te zijn op het veiligheidsgevoel: zowel hele jonge kinderen (rond 10 jaar) als jongeren vanaf 15 jaar blijken zich iets vaker onveilig te voelen dan gemiddeld. Wel kan gesteld worden dat de jongeren (in het onderzoek de leeftijd van 10 tot 23 jaar) zich doorgaans vaker onveilig voelen dan volwassenen. Uit de monitor Leefbaarheid en Veiligheid van 2009 bleek dat 23% van de volwassen Amersfoorters wel eens onveilig voelt in de eigen buurt. Een mogelijke verklaring is dat jongeren vaker buiten zijn en meer risico lopen om slachtoffer te worden van een misdrijf.
28
Jongerenstadspeiling 2010
3.8 Bibliotheekbezoek In het begin van dit hoofdstuk was al te zien dat jongeren minder vaak de krant lezen, maar dat het lezen op zichzelf op peil blijft. Ook is er een veel grotere oriëntatie op het gebruik van digitale media. Wat betekent dit voor het bibliotheekbezoek? Uit het onderzoek blijkt dat bijna tweederde van de jongeren, 64%, wel eens in de openbare bibliotheek van Amersfoort komt. Iets minder dan de helft van hen komt daar een keer per maand of vaker. De anderen komen er minder dan één keer per maand. Het bezoek is licht gedaald sinds 2004, toen nog 67% van de jongeren wel eens de bibliotheek bezocht. Vooral de jongere kinderen zijn vaak in de bieb te vinden. Tweederde van de kinderen op de basisschool bezoekt de bibliotheek minstens een keer per maand. Van jongeren op het mbo bezoekt slechts 16% de bibliotheek regelmatig (een keer per maand of vaker). Van de jongeren op het vmbo/mavo bezoekt ruim een kwart de bibliotheek en van de havo’ers en de vwo’ers bezoekt respectievelijk 36% en 42% de bibliotheek regelmatig. Onder studenten is het regelmatige bibliotheekbezoek nog maar 20%. Daarbij speelt een rol dat zij, net als de mbo’ers, vaak gebruik kunnen maken van uitleen- en studiefaciliteiten op hun eigen onderwijsinstelling. Jongeren die werken of werkloos zijn, bezoeken de bieb nog het minst: minder dan 14% komt er minstens eens per maand. Bibliotheek meer voor de boeken, minder voor (digitale) informatie Uiteraard wordt de bieb vooral bezocht om er boeken te lenen: voor 93% van de bezoekers was dit (onder meer) het doel van het bezoek. Circa 32% kwam er (ook) voor het opzoeken van informatie. Andere activiteiten worden minder vaak gedaan. In vergelijking met 2004 is er een opvallende verschuiving zichtbaar. Bezocht in 2004 nog 63% van de jongeren de bieb wel eens voor het opzoeken van informatie, met de sterke groei van het internetgebruik thuis is dat gedaald naar 32%. Ook wordt de bieb anno 2010 door jongeren minder bezocht voor het internetten, het lenen van cd’s, cd-roms of het lezen van kranten en tijdschriften. Alleen het lenen van boeken, dvd’s (en video’s) en het studeren is toegenomen (zie figuur). Figuur 6: Voor welke activiteiten heb je de bibliotheek bezocht? boek lenen i nformatie opzoeken s tuderen kra nten of tijdschriften l ezen i nternetten vi deo's of dvd's lenen 2010
cd's l enen
2004 cd-rom's of games lenen 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
Waarom veel jongeren de bibliotheek voorbij lopen Aan de 36% jongeren die nooit in de bibliotheek komen is de vraag voorgelegd, waarom ze er nooit komen. De grootste groep (37%) zegt niet van lezen te houden. Een iets kleiner deel (28%) heeft
Jongerenstadspeiling 2010
29
thuis al genoeg te lezen. Een vijfde heeft voldoende aan de bieb op school en hetzelfde deel heeft er te weinig tijd voor. Zo’n vier procent geeft aan het aanbod er te beperkt te vinden. Tot slot geeft een vijfde aan een andere reden te hebben. Het gaat dan vaak om jongeren die zeggen liever hun favoriete boeken te kopen of het niet nodig te vinden, vanwege internet thuis.
30
Jongerenstadspeiling 2010
4. Jongerencentra Bijna de helft van de jongeren weet niet dat er jongerencentra in Amersfoort zijn. Eén op de negen jongeren heeft het afgelopen jaar wel eens een jongerencentrum in Amersfoort bezocht. Sinds 2004 is het publiek een stuk jonger geworden. De Neng is het meest bezocht. Reset wordt het beste beoordeeld. De jongeren bezoeken een jongerencentrum vooral om elkaar te ontmoeten en gezelligheid te vinden. In het algemeen is men tevreden over het publiek en het aanbod, hoewel er ook kritiek is op het eenzijdige publiek of de sfeer. Gevraagd welke activiteiten jongeren nu leuk vinden om te doen in een jongerencentrum, zeggen jongeren vooral cursussen (36%), sport (31%) en disco (27%) leuk te vinden.
4.2 Inleiding De gemeente wil een beeld van het aandeel jongeren dat van jongerencentra gebruik maakt en hoe de jongeren het gebruik ervaren. Het stimuleren van activiteiten voor jongeren staat hoog in het vaandel van de politiek. Het gaat daarbij zowel om het vergroten van de ontwikkelingskansen van jongeren als om overlastbestrijding. Tegelijkertijd zet de noodzaak tot bezuinigen de subsidiestroom richting buurt- en jongerencentra onder druk. Dit leidt tot discussies over nut en noodzaak van de centra. Amersfoort kent momenteel zes stedelijke jongerencentra: de Neng (Hoogland), Lijn 16 (Schothorst), Reset (Soesterkwartier), het tienercentrum So What in Zielhorst, The Game (Liendert) en Next Door in Vathorst. De eerste vijf zijn hier onderwerp van onderzoek. Naar jongerencentrum Next Door in Vathorst is in het onderzoek niet gevraagd, omdat dit centrum te kort geopend was tijdens het onderzoek. Overigens zijn er naast de jongerencentra ook een aantal wijkcentra waar activiteiten voor jongeren uit de buurt worden georganiseerd. Dit onderzoek gaat niet in op de ervaringen met deze wijkcentra. In dit hoofdstuk staan de volgende onderzoeksvragen centraal: - Wat is het bereik van de jongerencentra in Amersfoort nu en in vergelijking met 2004? - Wat is de mening van jongeren over deze jongerencentra en welke activiteiten zouden jongerencentra moeten organiseren? Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
4.3 Bekendheid en bezoek jongerencentra Bijna de helft van de jongeren weet niet dat er jongerencentra in Amersfoort zijn Iets meer dan de helft (55%) van de Amersfoortse jongeren weet dat er in Amersfoort jongerencentra zijn. Dat is iets meer dan in 2004 (53%). Van de jongeren in de leeftijd vanaf 16 jaar is 64% hiervan op de hoogte. Evenveel bezoekers, maar ze komen minder vaak Aan de jongeren die bekend zijn met de jongerencentra is gevraagd of ze in het afgelopen jaar wel eens zo’n centrum hebben bezocht. Zo’n 20% van hen is daar wel eens geweest, 74% niet en 6%
Jongerenstadspeiling 2010
31
weet het niet meer. Dat betekent dat ongeveer 2.400 Amersfoortse jongeren wel eens naar een jongerencentrum gaan. Dat is – net als in 2004 – bijna 11% van alle Amersfoortse jongeren in de leeftijd van 10-22 jaar. Publiek wordt steeds jonger Jongens bezoeken de centra vaker dan meisjes en de jongeren onder de 16 komen er veel vaker dan de 16-plussers. Vanaf 19 jaar bezoekt men de jongerencentra nauwelijks meer: zo’n 6% van de leeftijdsklasse van 19 tot 23 jaar kwam er nog in het afgelopen jaar. Onder de bezoekers zijn er relatief veel jongeren van niet-westerse afkomst. Zo’n 16% van de nietwesterse jongeren bezocht het jongerencentrum wel eens. Van de Turkse en Marokkaanse jongeren is dat zelfs nog hoger, terwijl van de jongeren met een Nederlandse achtergrond een kleine 10% één van de jongerencentra heeft bezocht. Uit de onderstaande grafiek blijkt dat het bezoek van de jongerencentra steeds jonger wordt. Vooral kinderen van de basisschool bezoeken de jongerencentra veel vaker, terwijl vooral de leeftijdsklasse van 16 tot en met 18 jaar er minder vaak komt. Ook is het verschil tussen jongens en meisjes iets groter geworden: jongens weten de centra iets vaker te vinden, terwijl meisjes er juist minder vaak komen. Figuur 7: Bezocht een jongerencentrum in Amersfoort
tota al
jongen mei sje
10-12 13-15 16-18 19-22 2010 wes ters 2004
ni et-westers 0%
5%
10%
15%
20%
Toelichting: Ben je in de afgelopen 12 maanden wel eens in één van de Amersfoortse jongerencentra geweest? Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
Er is niet alleen gevraagd of jongeren wel eens naar een jongerencentrum gaan. Ook vroegen we ze hoe vaak ze dat in het afgelopen jaar hebben gedaan. De bezoekers kwamen gemiddeld 11 keer in de afgelopen 12 maanden. Dat is iets minder dan in 2004, toen men een centrum gemiddeld nog ongeveer 15 keer bezocht. Zo’n 15% van de bezoekers komt er regelmatig (meer dan twee keer per maand), in 2004 was dat 18%. De meeste jongeren komen er incidenteel: bijna driekwart van de bezoekers komt er minder dan zes keer per jaar. Vooral jongens zijn regelmatige bezoekers, terwijl meisjes er vaker zo nu en dan komen.
32
Jongerenstadspeiling 2010
De Neng meest bezocht Jongerencentrum De Neng is het populairst: 37% van de jongeren die één of meerdere centra bezocht, is ook in De Neng geweest. Lijn 16 en The Game werden elk door een kwart van de jongeren bezocht, 22% was in So What geweest en 14% in Reset. In vergelijking met 2004 vonden flinke verschuivingen plaats, doordat er nieuwe centra zijn gekomen. Lijn 16 werd in 2004 nog het meest bezocht, toen driekwart van de bezoekers (onder andere) ook wel eens hier kwam. De Neng was indertijd vanwege brand niet in gebruik. Ook So What en The Game waren nog niet als jongerencentrum in gebruik. Ieder jongerencentrum zijn eigen publiek Reset en The Game moeten het meer hebben van vaste bezoekers: gemiddeld komt men er één keer in de twee weken. De tieners die So What en De Neng bezoeken, komen er veel minder vaak: gemiddeld minder dan een keer in de maand. Lijn16 trekt vooral ouder publiek (16+), terwijl De Neng, So What en ook Reset ook veel bezoekers onder de 16 jaar trekken. Lijn 16 en The Game zijn vooral populair onder jongeren met een nietwesterse achtergrond. Lijn 16 en De Neng trekken vooral jongens aan, terwijl in So What iets meer meisjes dan jongens komen.
4.4 Redenen van bezoek Aan de bezoekers is ook gevraagd waarom ze naar een jongerencentrum gaan. De jongeren konden meer dan één antwoord geven. In de volgende figuur zijn de antwoorden te zien. Figuur 8: Redenen om een jongerencentrum te bezoeken (in procenten) a nderen ontmoeten, gezelligheid anders verveel ik me hobby, creativiteit s port curs us a ndere redenen 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Gewoon gezellig De jongeren bezoeken een jongerencentrum vooral om elkaar te ontmoeten en gezelligheid te vinden. Van de bezoekers noemt 40% dit op als reden. Op afstand volgen andere motieven: ‘omdat ik nergens anders heen kan, omdat ik me anders verveel’ (15%); voor hobby’s en creativiteit (12%), om te sporten (8%) of voor het volgen van een cursus (3%). De helft van de bezoekers geeft op andere redenen te hebben. Hiernaar is niet doorgevraagd. In vergelijking met 2004 zijn ontmoeting, gezelligheid en sport minder belangrijk geworden. Men geeft vaker aan dat men nergens anders heen kan en andere, niet nader genoemde, redenen. De Reset en De Neng worden vooral genoemd voor ontmoeting en gezelligheid. The Game en Lijn 16 daarnaast ook omdat men geen andere plek weet om naar toe te gaan.
Jongerenstadspeiling 2010
33
Niet-bezoek vanwege ‘geen tijd’, ‘geen interesse’ Een deel van de Amersfoortse jongeren – ongeveer 44% - is wel bekend met de jongerencentra, maar is er in ieder geval het afgelopen jaar niet geweest. Aan deze groep is gevraagd waarom ze de centra niet hebben bezocht. De jongeren konden meer dan één antwoord aankruisen, zie figuur 8. Figuur 9: Redenen om niet naar een jongerencentrum te gaan, in procenten ik heb er geen tijd of i nteresse voor i k ken er niemand, vri enden gaan er ook niet heen i k weet niet goed wat je er kan doen i k ben daar te jong of te oud voor er komen jongeren die ik niet l euk vi nd i k voel me er niet thuis / de s feer is niet leuk ze orga niseren er dingen die i k niet leuk vi nd i k heb liever contact met jongeren vi a het internet i k ma g er niet heen va n m'n ouders iets a nders 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
De meest genoemde redenen zijn: ‘ik heb er geen tijd of interesse voor’ (63%) en ‘ik ken er niemand, m’n vrienden gaan er ook niet heen’ (43%). Deze redenen zijn iets vaker genoemd dan in 2004. De laatste antwoordmogelijkheid bij deze vraag was ‘anders, namelijk.’ Iets meer dan 100 jongeren hebben hier nog een andere reden genoemd waarom ze niet naar een jongerencentrum zijn geweest. Veel antwoorden liggen in de sfeer van: ik ga liever iets anders doen. Dat kan zijn, voetballen, thuis met vrienden op de bank, paardrijden etc. Vaak hebben ze geen behoefte, geen zin of geen tijd (druk met school). Ook worden vaak antwoorden gegeven die dicht liggen tegen de antwoordmogelijkheid ‘er komen geen leuke jongeren’. Ook noemt men vaak dat er teveel jongeren van niet-westerse afkomst zouden komen, maar ook dat de jongeren te oud of juist te jong zijn.
4.5 Meningen over jongerencentra Bezoekers vaker tevreden Ruim 36% van de bezoekers is (zeer) tevreden en 7% is (zeer) ontevreden over het jongerencentrum waar men meestal heengaat. De meeste bezoekers (57%) zit er tussenin: zij zijn niet tevreden, maar ook niet ontevreden. Vergeleken met het onderzoek van 2004 betekent dit dat men iets vaker tevreden is. In dat jaar was 27% tevreden en 10% ontevreden over het jongerencentrum. Alle jongeren die wel eens gehoord hebben van jongerencentra (dus ongeacht of ze er een bezoek aan hebben gebracht) kregen een aantal stellingen over die centra voorgelegd. In de volgende figuur is aangegeven hoeveel procent van de jongeren het eens is met die stellingen. Hiertoe zijn de antwoorden ‘helemaal eens’ en ‘mee eens’ samengenomen. De groep jongeren die ‘geen mening’ heeft aangekruist is bovendien buiten beschouwing gelaten. En dat zijn er vaak heel veel: bij iedere stelling gaf steeds ongeveer 60% aan daar geen mening over te hebben (zie ook bijlage 1, vraag 31). Deze groep zien we in de volgende figuur dus niet meer terug.
34
Jongerenstadspeiling 2010
Figuur 10: Percentage jongeren dat het eens is met de stellingen over jongerencentra het pers oneel va n jongerencentra is behulpzaam jongerencentra zi jn gezellig jongerencentra organiseren leuke dingen in jongerencentra komen vooral jongens i n jongerencentra komen vooral allochtonen i n jongerencentra komen l euke mensen 2010
er komen vooral jongeren met problemen
2004 jongerencentra zijn saai 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
Behulpzaam personeel en het is er gezellig Uit de figuur blijkt dat, voor zover de jongeren een mening hebben, men vaak in meerderheid positief is. Zo vindt zo’n 85% het personeel behulpzaam, meer dan 70% is van mening dat het gezellig is in de jongerencentra en dat er leuke dingen worden georganiseerd. Over de bezoekers is men kritischer. Er komen volgens veel respondenten vooral jongeren met een niet-westerse achtergrond, vooral jongens en veel jongeren met problemen. In 2004 zijn deze stellingen ook aan de jongeren voorgelegd. Het beeld is sinds die tijd niet noemenswaardig veranderd. Wel vindt men vaker dat er vooral jongens komen en vindt men minder vaak dat de centra vooral allochtonen aantrekken. Reset krijgt de beste beoordeling Aangezien de bezoekersaantallen klein zijn, kan alleen een indicatie gegeven worden over het oordeel over de vijf jongerencentra afzonderlijk. De bezoekers van Reset oordelen over de meeste stellingen positiever dan de bezoekers van de andere centra. De bezoekers van Reset zijn vooral vaker van mening dat het er gezellig is en dat er leuke dingen georganiseerd worden. Over Lijn 16 en The Game wordt vaker gezegd dat er vooral jongens komen en jongeren met problemen. Toch zijn ook hier de bezoekers vaker tevreden dan ontevreden. Goede sfeer, aardige leiding Aan de bezoekers is gevraagd om hun antwoord op de tevredenheidsvraag toe te lichten. Veel jongeren (12% van de Amersfoortse jongeren) hebben dit gedaan. Veel jongeren reageren positief. Zij geven hier antwoorden als: “De leiders zijn vaak aardig, de sfeer is goed”, “ik kan er mijn vrienden ontmoeten” en “ik kan hier lekker chillen met mijn vrienden”. “Het is goed dat er van alles geregeld wordt voor jongeren, waardoor ze niet op straat gaan hangen”. “Je mag er doen wat je wilt, er is een pooltafel en tafeltennis en alles is er gratis”. Verkeerd publiek Een aantal bezoekers klaagt over het publiek. “Ik vind het jammer dat er weinig Nederlandse kinderen komen” en “bepaalde groepen, vaak allochtonen, verpesten de sfeer of maken ruzie”. “Ik vind het publiek dat er komt niet leuk, van die mensen die niets anders te doen hebben en daar een beetje rondhangen en meisjes lastig vallen”. Ook de leeftijd is soms een probleem. Voor sommigen is het publiek te jong (“ik ben 21 en voel me niet thuis tussen die kinderen van 13”). “Bij Reset is de leeftijdsgrens tot 15 jaar: ze zouden meer moeten doen voor de oudere jongeren”.
Jongerenstadspeiling 2010
35
Ruzies en vechtpartijen Ook wordt regelmatig geroepen dat er teveel ruzies en vechtpartijen zijn: “Ik kom niet meer, sinds ik een keer ben geslagen” en “Er lopen teveel rotjongens rond, die de sfeer steeds weer verpesten”. Verkeerde of te weinig activiteiten Sommige jongeren vinden dat er te weinig wordt georganiseerd of dat ze de verkeerde activiteiten organiseren. “Er zou iets voor skaters of bmx’ers moeten zijn”, “ik vind dat er veel gedaan wordt, maar er zouden wel meer dansfeesten georganiseerd mogen worden voor kinderen uit de eerste en tweede klassen”. “Er zijn leuke spelcomputers met wii, ps2, box360, maar de computers doen het niet altijd”. Overige klachten Sommige jongeren klagen dat het centrum weinig open is, dat de ruimte te klein is (Lijn 16), dat de leiding niet erg geïnteresseerd is of dat er de verkeerde muziek wordt gedraaid: “meestal draaien ze carnavalsnummers, er mag wel meer echte jongerendisco gedraaid worden” of “ik vind het er gewoon saai”. Suggesties ter verbetering Jongeren zijn niet alleen positief of negatief over de jongerencentra, maar doen ook allerlei suggesties hoe de jongerencentra verbeterd kunnen worden. “Er mag veel meer reclame worden gemaakt voor de jongerencentra en de activiteiten die ze er organiseren. Ze doen veel leuks, maar je moet het wel weten”. “Meer jongerencentra in de eigen wijk (Kruiskamp); “Ze moeten vaker open zijn” en “er moeten meer spelcomputers komen”.
4.6 Welke activiteiten zou een jongerencentrum moeten organiseren? Welke activiteiten vinden jongeren nu leuk om te doen in een jongerencentrum? Deze vraag is gesteld aan alle jongeren: ook degenen die niet weten dat er jongerencentra in Amersfoort zijn. Er mochten daarbij maximaal twee activiteiten worden aangekruist. Veel behoefte aan meer cursussen Het meest genoemd zijn cursussen: 36% van de jongeren zou hier wel behoefte aan hebben. Ter illustratie zijn de volgende voorbeelden genoemd in de vraag: computers, koken, skaten, toneel, make-up et cetera. Het spreekt voor zich dat het geven van voorbeelden de beantwoording kan sturen. Sport (30%) en disco (26%) worden daarna het meest genoemd. Eén op de vijf zou een jongerencafé of open inloop willen. In vergelijking met 2004 hebben jongeren minder behoefte aan een disco of jongerencafé in het jongerencentrum.
36
Jongerenstadspeiling 2010
Figuur 11: Welke activiteiten zou een jongerencentrum moeten organiseren? curs ussen s port di s co jongerencafé of open i nloop di s cussiegroep over jongerenzaken muzi ekoefenruimte hui swerkgroep i ets anders 0%
10%
20%
30%
40%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
10-13-jarigen: cursussen, sport en muziekoefenruimte De cursussen zijn het meest populair onder de groep jongeren van 10 tot 13 jaar. Hetzelfde zien we bij sport en de muziekoefenruimte. 13-15-jarigen: disco en huiswerkgroep Disco is favoriet onder de iets oudere groep, namelijk de 13- tot 15-jarigen, maar geniet ook een groeiende populariteit onder kinderen onder de 13. Ook een huiswerkgroep is vooral in trek bij de 13-, 14- en 15-jarigen. 16-18-jarigen; jongerencafé of open inloop Een jongerencafé of open inloop is vooral populair onder 16 tot 18-jarigen (37% tegen 19% gemiddeld). Vooral de wat oudere jongeren hebben ook nog antwoorden gegeven bij ‘anders’. Genoemd zijn o.a. bands laten optreden, feesten organiseren, bezoek aan pretparken, meer mogelijkheden om creatief bezig te zijn (zoals knutselen, schilderen, beeldhouwen), vaker en/of meer (computer)spelletjes kunnen doen en zwemmen. Verschillende wensen van jongens en meisjes Zoals we al eerder zagen, komen er meer jongens dan meisjes in de jongerencentra. Wat is nu het verschil tussen jongens en meisjes als het gaat om activiteiten waarvan zij graag zouden zien dat ze georganiseerd worden. Meisjes willen vooral graag cursussen doen (46% van de meisjes, tegen 25% van de jongens) of een discussiegroep over zaken voor jongeren. Ook een jongerencafé of open inloop is wat populairder onder meisjes dan onder jongens (21% van de meisjes, tegen 16% van de jongens). Aan de andere kant hebben de jongens weer meer met sport (22% van de meisjes noemt dit, tegen 38% van de jongens). Voor de overige activiteiten zijn de verschillen tussen jongens en meisjes klein.
Jongerenstadspeiling 2010
37
5. Sport Jongeren besteden sinds 2004 meer tijd aan sporten: 80% van de jongeren is minstens één keer per week actief bezig met sport. Vooral het sporten buiten verenigingsverband is toegenomen. Toch zou bijna de helft van de jongeren wel op een sportclub willen, maar doet dat niet, onder andere vanwege de kosten. Meisjes, oudere jongeren, jongeren van niet-westerse afkomst en lager opgeleide jongeren doen minder aan sport. Wél sporten deze groepen meer dan in 2004. Alleen allochtone meisjes behouden hun achterstand. Slechts de helft van de meisjes van niet-westerse afkomst sport minimaal een keer per week. Jongeren in prioriteitswijken sporten minder dan de jongeren die in de andere, zogenaamde beheerwijken, wonen. Dit verschil is in 2010 zelfs iets toegenomen. Het aandeel sporters in de prioriteitswijken Rustenburg, Randenbroek en Schuilenburg is wel toegenomen, maar in de overige prioriteitswijken bleef het aandeel sporters gelijk of daalde zelfs. Voetbal is de meest populaire sport. Maar ook fitness voor conditieverbetering, fitnesskrachttraining en hardlopen zijn veel beoefende sporten, maar meestal doet men deze sporten naast een andere (hoofd)sport.
5.1 Inleiding In het Sportbeleid van 2008 tot en met 2015 ‘De kracht van sport’ is één van de doelstellingen het extra stimuleren van sportdeelname bij jongeren die weinig sporten. De sportdeelname is relatief laag in de prioriteitswijken (Liendert, Rustenburg, Schuilenburg, Randenbroek, Kruiskamp, Koppel en Soesterkwartier). Concreet is het de bedoeling dat de jongeren in deze wijken meer gaan sporten en dat zij vaker lid worden van een sportvereniging. De sportdeelname is ook één van de blikvangers van de Operatie Amersfoort Jong. Centraal in dit hoofdstuk staat de volgende onderzoeksvraag: - Wat is de ontwikkeling van sportdeelname onder jongeren in Amersfoort? Sommige vraagstellingen voor het onderdeel sport zijn in 2010 aangepast. Daardoor zijn niet alle antwoorden op dit terrein vergelijkbaar met 2004.
5.2 Sportdeelname Bijna 80% van de jongeren sport één keer per week of vaker Bijna 20% van de Amersfoortse jongeren sport vrijwel dagelijks. Daarnaast sporten zes op de tien jongeren niet elke dag, maar toch wel minstens een keer per week. Bij elkaar is bijna 80% van de Amersfoortse jongeren minstens enkele keren per week actief bezig met sporten. Hierbij zijn de gymlessen op school niet meegerekend. In 2004 was dat nog maar 74%. Ongeveer 9% sport één of enkele keren per maand en 3% een paar keer per jaar. Van alle Amersfoortse jongeren heeft 91% in de afgelopen 12 maanden wel eens aan sport gedaan. In 2004 was dat nog maar 84%.
Jongerenstadspeiling 2010
39
Meer sport buiten verenigingsverband Het aandeel jongeren dat lid is van een sportclub is min of meer gelijk gebleven: 58% in 2004 en 59% in 2010. Wel zijn er veel meer jongeren buiten verenigingsverband gaan sporten. In het gemeentelijk sportbeleid is het niet alleen relevant of jongeren lid zijn van een sportvereniging. Het feit dat zij aan sport of beweging doen staat voorop. In dit licht is deze ontwikkeling positief (zie ook tabel). In de afgelopen jaren is het sportaanbod in de openbare ruimte onder andere met de aanleg van pannaveldjes, kunstgrasvelden, een Cruyff-court en een Krajicekcourt in Amersfoort uitgebreid. Dit verklaart wellicht mede de genoemde ontwikkeling. Tabel 3: Sportdeelname in 2004 en 2010 (gymles op school niet meegerekend) 2004
2010
lid van een sportvereniging
58%
59%
geen sportclub, doet wel minstens 1x per week aan sport
16%
20%
geen sportclub, sport wel incidenteel
10%
12%
heeft niet aan sport gedaan in afgelopen 12 maanden
16%
9%
Toelichting: wat het je aan sport gedaan in de afgelopen 12 maanden (gymnastiek op school telt niet mee). Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
Meisjes, oudere jongeren, jongeren van niet-westerse achtergrond en lager opgeleide jongeren doen minder aan sport In het onderzoek onderscheiden we sporters en niet-sporters. Sporters zijn hier gedefinieerd als jongeren die lid zijn van een sportvereniging of minimaal een keer per week aan sport doen (de verplichte gymlessen op school niet meegeteld). Volgens deze definitie is 79% van de Amersfoortse jongeren een sporter: in 2004 was dit nog 74%. Maar de verschillen zijn groot. Zo wordt er minder gesport, naarmate men ouder is en doen meisjes, jongeren van niet-westerse afkomst, lager opgeleide en werkloze jongeren ook minder aan sport dan gemiddeld. Het feit dat allochtone jongeren minder aan sport doen, hangt deels samen met het opleidingsniveau: jongeren met een niet-westerse achtergrond hebben gemiddeld genomen een lager opleidingsniveau en onder lager opgeleiden (vmbo/mavo/mbo) wordt er doorgaans minder gesport dan onder hoger opgeleiden (havo/vwo en hbo/universiteit). De mate waarin verschillende groepen actief zijn in sport is goed te zien in de onderstaande grafiek.
40
Jongerenstadspeiling 2010
Figuur 12: aandeel sporters onder Amersfoortse jongeren in 2004 en 2010 tota a l jongen mei sje
10-12 ja a r 13-15 ja a r 16-18 ja a r 19-22 ja a r ba sisschool brugklas vmbo/ma vo/mbo ha vo/vwo hbo/wo werk geen werk/school wes ters ni et-westers
2010 2004
pri ori teitswijk beheerwijk 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
De verschillen zijn wel kleiner geworden sinds 2004. Vooral jongeren tussen 19 en 22 jaar zijn meer gaan sporten, terwijl dat onder de jongeren van 10-12 jaar (de basisschoolleeftijd) vrijwel niet veranderd is. Ook zijn meisjes op sportief vlak bezig met een inhaalslag evenals de leerlingen van vmbo/mavo en mbo. Niet-westerse meisjes behouden hun achterstand Ook jongeren met een niet-westerse achtergrond zijn vaker aan sport gaan doen. Daarmee lijken ze hun achterstand iets in te lopen. Maar het blijken vooral de jongens met een niet-westerse achtergrond te zijn, die meer zijn gaan sporten. Van de allochtone meisjes blijft het aandeel sporters steken op 51% en is slechts 27% lid van een sportvereniging. Een kwart van deze meisjes deed in het afgelopen jaar helemaal niet aan sport en nog eens een kwart sportte incidenteel (minder dan een keer per week). Minder sport in prioriteitswijken Uit het onderzoek blijkt dat het aandeel sporters in de prioriteitswijken wel is toegenomen, maar minder dan in de overige, zogenaamde beheerwijken. Het aandeel sporters steeg licht van 70% naar 72%. In de beheerwijken was de toename veel sterker: van 75% naar 81%. De bestaande verschillen in sportdeelname tussen prioriteits- en beheerwijken zijn dus groter geworden. Alleen in Rustenburg, Randenbroek en Schuilenburg was een toename zichtbaar. In de overige prioriteitswijken bleef het aandeel sporters gelijk of daalde zelfs.
Jongerenstadspeiling 2010
41
5.3 Welke sporten zijn populair? Voetbal en fitness meest populaire sporten Aan welke sporten doen jongeren zoal? In onderstaande figuur zijn de 10 meest beoefende sporten weergegeven. Een compleet overzicht van 43 sporten is gegeven in bijlage 1 (vraag 44). Veldvoetbal blijkt de meest beoefende sport te zijn: 36% van de jongeren heeft in het afgelopen jaar aan deze tak van sport gedaan. Een belangrijk deel van deze jongeren, ofwel 22% van alle jongeren, beschouwt de sport tevens als zijn of haar hoofdsport. Figuur 13: meest beoefende sporten door jongeren (in procenten) veldvoetbal fitness conditie hardlopen, joggen fitness kracht schaatsen tennis
hoofdsport
skeeleren/skaten zwemsport
ni et a ls hoofdsport beoefend
tafeltennis zaalvoetbal 0
5
10
15
20
25
30
35
40
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Ook fitness voor conditieverbetering (28%), fitness-krachttraining en hardlopen (beide 24%) zijn veel beoefende sporten, maar meestal doet men dit erbij, bijvoorbeeld om voor voetbal een betere conditie te kunnen opbouwen. Bijna één op de vijf jongeren heeft in de afgelopen (strenge) winter ook op de schaatsen gestaan. Verder zijn tennis, skeeleren/skaten, zwemmen, tafeltennis en zaalvoetbal redelijk populair onder jongeren. Een vergelijking met 2004 is helaas niet mogelijk, omdat destijds alleen gevraagd is naar sporten die men in verenigingsverband beoefent. Hardlopen/trimmen en schaatsen scoorden daardoor veel lager. Andere sporten als vecht- en verdedigingsporten, aerobics/steps, paardensport en hockey kwamen toen wel voor in de top tien. Minder verschillen tussen meisjes- en jongenssporten Echte mannensporten zijn nog steeds voetbal, fitness kracht en vechtsporten. Meisjes zijn sterk oververtegenwoordigd bij aerobics/steps (80% meisjes en 20% jongens), danssport/ballet en paardensport (verhouding meisje-jongen circa 90% om 10%). Toch zie je dat de verschillen sinds 2004 minder worden. Meer meisjes zijn gaan voetballen en fitnessen, terwijl jongens vaker actief zijn in de typische ‘meisjessporten’. Jongeren van niet-westerse afkomst zijn iets oververtegenwoordigd bij fitness (conditie en kracht), verdedigingssporten en voetbal. Behoefte aan meer verenigingssport De Amersfoortse jongeren kregen de vraag voorgelegd: “is er een sport die je nu niet doet bij een vereniging of sportschool, maar daar wel graag zou willen doen?”. Ongeveer 38% beantwoordt die vraag bevestigend. Van de jongeren die nu nog geen lid zijn van een sportvereniging geeft zelfs 45% aan dit wel te willen. Bij de prioriteitswijken is er niet meer behoefte aan verenigingssport dan bij de overige wijken.
42
Jongerenstadspeiling 2010
Voor welke sport zou men dan kiezen? In onderstaand overzicht staan de 15 sporten die het meest genoemd zijn. Tabel 4: Welke sport zou je graag in verenigingsverband of fitnessclub willen doen? (15 meest genoemde sporten in %) ________ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ___ ________ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ______ ___ __
danssport, ballet
10%
fitness conditie
9%
tennis
7%
fitness kracht
7%
vecht- en verdedigingssporten, judo
6%
(veld)voetbal
6%
paardensport
5%
boksen
4%
hockey
4%
basketbal
3%
yoga / pilates
2%
motorsport
2%
zwemsport / waterpolo / aqua-aerobics
2%
schietsport
2%
wielrennen / mountainbiken / toerfietsen
2%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Tijd en geld grootste belemmeringen om geen lid te worden van een sportclub Wat is de reden dat jongeren wel lid zouden willen worden van een sportvereniging, maar dat toch niet doen? De meest genoemde reden is tijd: vier op de tien jongeren geeft onder meer als reden op dat ze daarvoor te weinig tijd hebben. Voor drie op de tien jongeren kost zo’n lidmaatschap teveel geld (ofwel de ouders vinden het te duur). Deze reden noemt men vooral voor sporten als paardensport, motorsport, maar ook voor fitness, tennis en yoga wordt dit vaak genoemd. Eén op de tien jongeren geeft aan die sport niet te mogen doen van hun ouders. Dat geldt vooral voor boksen, vechtsporten en paardensport. Een belemmering om aan clubsport te doen is de afstand. De vereniging is te ver weg (8%), hij is zelfs niet in Amersfoort (9%) of de jongere zegt niet te weten waar in Amersfoort zo’n vereniging is (16%). Afstand speelt vooral een rol bij danssport of ballet, duik-, klim- en wintersport. Jongeren die actief willen zijn met wielrennen, yoga of basketbal weten vaak niet waar ze moeten zijn. Tot slot geeft 14% aan niet alleen op zo’n vereniging te willen gaan, maar niemand te kennen om mee samen te gaan. Wensen op gebied van sport in Amersfoort Tot slot konden de jongeren aangeven wat men mist in Amersfoort op het gebied van sport. Deze vraag leverde een kleine 700 antwoorden op. Circa 60 antwoorden (9%) vallen in de categorie: ‘ik mis niks’ of ‘dat weet ik niet’. Veelal zijn het jongeren die niet zoveel hebben met sport, of die gewoon tevreden zijn met het huidige aanbod. Een groot deel van de antwoorden, zo’n 65%, heeft betrekking op een specifieke sport of sportvoorziening. Het huidige aanbod is te gering, te vaak in gebruik of te ver van waar men woont. Veel genoemd (meer dan 20 keer) zijn: - voetbalvelden (met name op kunstgras, pannaveldjes) - sportvelden (buiten verenigingen) in het algemeen - sportscholen, fitnessclubs - dansscholen, streetdance, breakdance, jazzballet, stijldans etc. - zwembad
Jongerenstadspeiling 2010
43
Ongeveer 10 tot 15 keer genoemd: (kunst)ijsbaan of schaatsbaan, basketbalveldje, hockeyvelden, skatebaan, wielerbaan of crossbaan. Tussen de 5 en 10 keer genoemd zijn: Een park om te joggen of trimbaan, tennisbanen, bowlingbanen, een manege en een turnhal Andere sporten die vaker zijn genoemd: Een kartbaan, waterpolo, schermen, een skihal, een klimwand of –hal, handbalveld, American football, . Ongeveer een kwart van de opmerkingen betreft specifieke wensen op sportgebied: - Sporten moet goedkoper of zou gratis moeten. - De accommodaties liggen te ver weg. - De accommodatie is slecht (bijv. Sportfonds, hockeyclub AMHC en veel sporthallen) of de ruimtes zijn te klein. - Er zouden meer toernooien moeten worden georganiseerd (bijvoorbeeld “voetbal” of een “marathonloop, zoals vorig jaar”). - Er moet meer bekend worden gemaakt over de mogelijkheden: “ik weet niet waar ik iets kan doen” of “scholen zouden je meer vertrouwd moeten maken met de verschillende sporten”. - Amersfoort zou meer moeten aanbieden op gebied van topsport, bijv. een betaalde voetbalclub (diverse malen genoemd).. - “Een park waar je kunt joggen zonder hondenpoep” - “Ik mis een muurtje waar je tegenaan kunt voetballen of tennissen”. - “Een plek waar je prettig kunt sporten, zonder lastig gevallen te worden door intimiderende jongeren.” - “Fitness voor jongeren, je mag alleen fitnessen onder begeleiding van een volwassene” - “een zwembad alleen voor dames”.
44
Jongerenstadspeiling 2010
6. Creatieve hobby’s Creatieve hobby’s zijn nog iets meer in trek als zes jaar geleden. Zes op de tien jongeren hebben creatieve hobby’s zoals muziek maken, toneelspelen of bijvoorbeeld digitale media. Een derde van de jongeren doet een van de drie hobby’s: muziek, dans of zang. In 2004 was dit 30%. Met name zingen is groeiend aan populariteit. Foto, film en digitale media zijn samen met muziek maken het populairst. De meeste jongeren zeggen niet (nog) meer aan creatieve hobby’s te willen doen omdat ze al genoeg doen of omdat ze daar geen interesse in hebben. Voor muziek worden de meeste lessen gevolgd: 60% van de jongeren die een instrument bespelen volgen ook lessen. Maar ook voor toneel en dans volgen jongeren vaak lessen.
6.1 Inleiding Eén van de blikvangers uit Operatie Jong heet: Cultuur ook voor jou. Het is belangrijk dat jongeren deelnemen aan cultuur en daarom stimuleert de gemeente jongeren om buiten schooltijd creatieve hobby’s te hebben zoals muziek maken, dansen of zingen. Zoals we in hoofdstuk 3 zagen besteden jongeren steeds meer tijd aan internetten, chatten en msn’en. Maar ook bellen/sms’en en sporten genieten een groeiende populariteit. Het is de vraag of die verschuivende belangstelling ten koste gaat van creatief bezig zijn zoals muziek maken, dansen, zang of tekenen, schilderen en knutselen. Hoofdvraag in dit hoofdstuk is: wat is de ontwikkeling van de ‘actieve’ cultuurdeelname onder jongeren in Amersfoort? Aan de orde komt welke creatieve hobby’s populair zijn en in hoeverre zij er lessen in volgen. Ook wordt er zicht gegeven op wat jongeren weerhoudt om meer te doen op dit vlak. Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
6.2 Muziek, zang, dans en andere hobby’s Jongeren iets vaker creatieve hobby’s Zes van de tien jongeren heeft een creatieve hobby zoals muziek, dans, toneel of digitale media. Wanneer we alleen kijken naar de 3 hobby’s muziek, dans en zang dan is 33% van de jongeren hier buiten school mee bezig. Dit is iets meer dan in 2004 toen 30% aan muziek, dans of zang deed. Er zijn vooral meer jongeren die zingen als hobby hebben. Meisjes zijn vaker actief met muziek, dans of zang dan jongens. Welke hobby’s zijn populair onder jongeren? De volgende figuur geeft weer waar de jongeren zich mee bezig houden.
Jongerenstadspeiling 2010
45
Figuur 14: Welk van de volgende hobby’s doe je in je vrije tijd?
foto, film, video, digitale media muziekinstrument bespelen tekenen, schilderen, keramiek, boetseren zingen dansen/ballet toneel/theater andere creatieve hobby geen van deze hobbies
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Foto, film, digitale media en muziek maken populairst Jongeren houden zich graag bezig met foto, film, video of digitale media (20%) maar maken ook graag muziek (19%). Het aantal jongeren dat een muziekinstrument bespeelt is gelijk gebleven met zes jaar geleden. Tekenen, schilderen, keramieken of boetseren neemt een derde plaats in (16%). Zingen wint aan populariteit: in 2010 geeft 12% van de jongeren dit als hobby aan, in 2004 was dit nog 6%. De talentenjachten op televisie op dit terrein dragen ongetwijfeld bij aan de stijgende populariteit. De vraag is waar de jongeren deze hobby’s doen. Doen ze dit vooral thuis of doen ze dit (ook) ergens anders. Onderstaande figuur geeft weer waar jongeren hun creatieve hobby’s uitoefenen. Figuur 15: Waar doe je je creatieve hobby’s?
thuis of bij anderen Scholen in de Kunst op school (buiten schooltijd) bij particulier docent, instituut wijkcentrum, clubhuis, hobbyclub muziekkorps, showband ergens anders
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
46
Jongerenstadspeiling 2010
Hobby’s zijn vooral iets voor thuis Thuis of in huis bij anderen worden hobby’s het meest uitgeoefend. Van de jongeren gaat 20% voor hun creatieve hobby’s ook naar Scholen in de Kunst. Dit zijn vooral de jongeren die muziek maken, maar ook de jongeren die dansen gaan regelmatig naar Scholen in de Kunst. Ook op school worden creatieve hobby’s uitgeoefend. Het gaat daarbij om activiteiten die buiten de schooltijden om worden gedaan. Vooral hobby’s als tekenen, schilderen, keramiek of boetseren worden vaker op school gedaan. Voor dansen gaan jongeren ook vaker naar een particulier docent of instituut. Bijna een kwart van alle jongeren volgt ook lessen op een creatief vlak. In 2004 zijn de jongeren alleen gevraagd naar 3 creatieve hobby’s, namelijk muziek, dans en zang. Als we alleen kijken naar deze 3 hobby’s dan volgt 19% van de jongeren hierin les. Dat is iets meer dan in 2004 toen 17% muziek-, dans- en/of zangles. In onderstaande figuur staat weergegeven of en voor welke hobby’s jongeren lessen volgen. Er is dan alleen gekeken naar de jongeren die ook zeggen die hobby te hebben. Figuur 16: Volg jij in je vrije tijd lessen of cursussen op het gebied van je hobby(‘s)? (% van groep die ook zegt die hobby te hebben)
muziek dans toneel zang tekenles digitale media
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Meeste lessen in muziek en dans Wanneer jongeren een muziekinstrument bespelen heeft ruimt 60% ook les daarin. Onder de jongeren met dans als hobby heeft ruim 50% les en onder toneelamateurs heeft 45% les. Voor hobby’s als zang, tekenen, schilderen, boetseren, keramiek en foto, film & digitale media worden minder vaak lessen gevolgd. Jongeren nog even vaak muziekles Jongeren lijken niet vaker of minder vaak les te nemen dan in 2004. Voor muziek en dans is het aandeel jongeren dat lessen volgt ongeveer gelijk gebleven met zes jaar geleden. Voor zang nemen jongeren die zingen als hobby hebben in 2010 iets minder vaak les dan in 2004. Maar er zijn dan ook aanzienlijk meer jongeren die aangeven zingen als hobby te hebben (12%, in 2004 6%). De populariteit van zingen is dus toegenomen, maar lang niet alle liefhebbers zijn hier ook lessen in gaan volgen. Zou je (méér) aan creatieve hobby’s willen doen? Jongeren is ook gevraagd of ze meer willen doen aan creatieve hobby’s en zo ja waaraan. Bijna 60% van de jongeren geeft aan niet vaker creatief bezig zouden willen zijn. Zij hebben daar geen interesse in of geven aan dat zij al genoeg doen. De volgende figuur geeft de antwoorden weer.
Jongerenstadspeiling 2010
47
Figuur 17: Zou je (méér) aan een van deze creatieve hobby’s willen doen?
op een instrument spelen dansen foto, film, video of digitale media tekenen, schilderen, boetseren, keramieken zingen toneelspelen een andere creatieve hobby nee, daar heb ik geen interesse in nee, ik doe al genoeg
0%
10%
20%
30%
40%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Wanneer jongeren wel (meer) aan creatieve hobby’s zouden willen doen, is hen gevraagd waarom ze dan nu niet doen. In de grafiek hieronder staan alle antwoorden op een rij. Figuur 18: Waarom doe je niet (meer) aan een van deze creatieve hobby’s?
ik heb te weinig tijd dat kost te veel geld ik weet niet waar ik dat zou moeten doen ik wil niet alleen ik vind andere dingen leuker ik heb geen zin om lessen te volgen dat mag niet van mijn ouders anders
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Omdat in 1996 en 2004 de vragen iets anders zijn gesteld, kunnen de resultaten niet goed worden vergeleken. Wel kan globaal worden bekeken welke redenen eerder vaak genoemd werden. Het blijkt dat door de jaren heen dezelfde redenen het vaakst genoemd worden. Bij de categorie ‘anders’ noemen jongeren vaker dat zij op een later tijdstip de hobby gaan oppakken, bijvoorbeeld volgend jaar. Ook wordt genoemd dat zij een activiteit niet kunnen doen omdat het niet in de buurt wordt gegeven of omdat het ‘vol zit’. Regelmatig zeggen jongeren dat ze toch te weinig motivatie voor een dergelijke activiteit kunnen opbrengen.
48
Jongerenstadspeiling 2010
7. Cultuur en uitgaan In vergelijking met 2004 gaan jongeren vaker naar concerten en voorstellingen. Het gaat daarbij vooral om musicals, popconcerten of danceparty’s. Het aantal jongeren dat wel eens naar cabaret, dans, klassieke muziek of een toneelvoorstelling gaat is ongeveer gelijk gebleven. Opvallend is dat ook meer jongeren musea bezoeken. De bekendheid van evenementen is onder jongeren sterk toegenomen. Mogelijk dat de vele festiviteiten in 2009, het jaar waarin het 750-jarig bestaan van Amersfoort werd gevierd, tot deze grotere bekendheid heeft geleid. Ook hebben jongeren in 2010 vaker Amersfoortse evenementen bezocht dan in 2004. Dit geldt met name voor de avondvierdaagse, Torenpop en het dorpsfeest Hoogland. De waardering van de evenementen is ongeveeer gelijk gebleven. Wel is voor Torenpop de waardering gestegen, van een 7,2 in 2004 naar een 7,5 in 2010 en is de waardering van het Amersfoort Jazzfestival onder jongeren iets afgenomen ten opzichte van 2004.
7.1 Inleiding In Nieuw Amersfoorts Peil: Nota voor het cultuurbeleid 2008- 2015 is de jeugd benoemd als één van de vier prioriteiten in het cultuurbeleid. In het cultuurbeleid zijn meerdere prestatie-indicatoren opgenomen op het gebied van jongeren. Een van de onderdelen betreft het kennis nemen van kunst en cultuur en kunst- en cultuureducatie. In dit kader is zicht op het culturele bezoek van jongeren en hun bezoek aan evenementen in Amersfoort van belang. Ging het dus in het voorgaande hoofdstuk vooral om eigen creatieve bezigheden, in dit hoofdstuk staat bezoek aan creatieve/culturele activiteiten centraal. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld toneeluitvoeringen, musicals en muziekuitvoeringen. Apart wordt het bezoek aan en de waardering van Amersfoortse evenementen belicht. Centraal in dit hoofdstuk staan de vragen: - Wat is de ontwikkeling van de ‘passieve’ cultuurdeelname onder jongeren? - Hoe stellen jongeren zich op de hoogte van het aanbod van culturele voorstellingen en evenementen? Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
7.2 Uitgaansmogelijkheden Van een aantal uitgaansmogelijkheden is gevraagd hoe vaak jongeren daar per jaar heen gaan. Het gaat om zaken zoals toneelvoorstellingen, musicals of musea. De bioscoop en het restaurant worden binnen Amersfoort door de meeste jongeren bezocht. In onderstaande tabel staat per uitgaansmogelijkheid het percentage jongeren dat daar in het afgelopen jaar wel eens is geweest (onderscheiden naar binnen en buiten Amersfoort). Ook staat er hoe vaak de jongeren daar dan gemiddeld naar toe zijn geweest.
Jongerenstadspeiling 2010
49
Tabel 5: Hoe vaak per jaar ga je in en/of buiten Amersfoort naar: in Amersfoort % gemiddeld 88% 6 85% 7 37% 2 30% 10 29% 2 25% 2 23% 2 22% 6 13% 2 9% 2 6% 2
bioscoop, filmtheater, filmhuis restaurant popconcert, festival, jazz, bluesconcert sportwedstrijd kijken (niet op tv) toneelvoorstelling museum, galerie musical, show, revue dance, houseparty cabaret, kleinkunst dans, balletvoorstelling concert klassieke muziek, opera of operette
buiten Amersfoort % gemiddeld 44% 4 76% 8 34% 3 36% 6 23% 2 45% 4 32% 2 21% 6 12% 2 7% 2 8% 2
Leesvoorbeeld: 88% van de jongeren gaat wel eens naar de bioscoop of het filmhuis in Amersfoort, gemiddeld doen ze dat 6 keer per jaar. Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Jongeren gaan vaker naar voorstellingen en concerten In vergelijking met 2004 bezoeken jongeren vaker concerten en voorstellingen. Het gaat daarbij vooral om musicals, popconcerten of danceparty’s. Het aantal jongeren dat wel eens naar cabaret, dans, klassieke muziek of een toneelvoorstelling gaat is ongeveer gelijk gebleven. Naarmate jongeren ouder worden gaan ze vaker naar de bioscoop, naar popconcerten en danceparty’s. Meer jongeren bezoeken wel eens een museum Een kwart van de jongeren heeft in het afgelopen jaar wel eens een museum bezocht in Amersfoort. Dit was in 2004 nog 18%. Amersfoort er in vergelijking met zes jaar geleden dan ook een museum bij, de kunsthal KAdE. Meer jongeren geven aan ook buiten Amersfoort wel eens een museum te bezoeken, in 2010 45%, in 2004 27%. Een mogelijke verklaring voor deze toename kan zijn dat kinderen tegenwoordig gratis naar het museum kunnen.
7.3 Evenementen Een aantal evenementen is voorgelegd aan de jongeren en aan hen is gevraagd of ze de evenementen kenden en of zij deze hebben bezocht of hebben meegedaan. Wanneer zij het evenement hebben bezocht of hebben meegedaan, is gevraagd er een rapportcijfer voor te geven. Onderstaande tabel geeft de antwoorden weer. Tabel 6: Bekendheid, bezoek en waardering voor evenementen in Amersfoort bekend 2004 Avondvierdaagse
70%
bezocht/meegedaan
2010
2004
2010
2004
92%
30%
37%
7,8
52%
dancefestival Stadsgeluid
rapportcijfer
22%
2010 7,8 7,3
Torenpopfestival
26%
63%
11%
26%
7,2
7,5
festival Dias Latinos
40%
61%
26%
28%
7,5
7,4
Dorpsfeest Hoogland
45%
70%
21%
28%
7,8
7,7
77%
kermis Hoogland
34%
7,6
carnavalsoptocht Hoogland
69%
70%
22%
22%
7,5
7,4
koninginnedagactiviteiten binnenstad
67%
82%
37%
35%
6,9
6,9
43% Amersfoort Jazz festival Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
67%
26%
23%
7,2
7,0
50
Jongerenstadspeiling 2010
Jongeren meer bekend met evenementen In vergelijking met 2004 zijn alle evenementen die er toentertijd ook al waren in bekendheid gestegen. Mogelijk dat de vele festiviteiten in 2009, het jaar waarin het 750-jarig bestaan van Amersfoort werd gevierd, tot deze grotere bekendheid heeft geleid. Opvallend is de veel grotere bekendheid van Torenpop in 2010, 63%, in vergelijking met zes jaar geleden, 26%. Jongeren bezoeken evenementen vaker Jongeren hebben beduidend meer aan evenementen deelgenomen of evenementen bezocht. Dit geldt met name voor de avondvierdaagse (30% in 2004, 37% in 2010), Torenpopfestival (11% in 2004, 26% in 2010) en Dorpsfeest Hoogland (21% in 2004, 28% in 2010). Het Amersfoort Jazzfestival lijkt bij jongeren iets minder in trek te worden. Ten opzichte van zes jaar geleden is het aandeel van jongeren dat dit heeft bezocht, gezakt van 26% naar 23%. De waardering is vooral voor het Torenpopfestival gestegen, van een 7,2 in 2004 naar een 7,5 in 2010. De waardering voor de andere evenementen is ongeveer gelijk gebleven. Jongeren zijn meer bekend met de evenementen in de stad naarmate ze ouder zijn. Onder jongeren van 16 tot en met 18 jaar oud zijn evenementen als het dancefestival Stadsgeluid en Dorpsfeest Hoogland het meest bekend. De evenementen in Amersfoort-Noord zoals Dorpsfeest Hoogland, de kermis Hoogland en de carnavalsoptocht Hoogland zijn vooral bekend bij jongeren die daar ook in de buurt wonen en zij bezoeken deze evenementen ook vaker dan andere stadsgenoten. De koninginnendagactiviteiten in de binnenstad zijn wel breed bekend in de stad, maar worden vooral bezocht door mensen uit de wijken dichterbij het stadscentrum.
7.4 Hoe weten jongeren wat er te doen is in de stad? Hoe informeren jongeren zich over wat er te doen is in de stad? In onderstaande figuur is te zien wat de jongeren hebben geantwoord. Ze mochten overigens meer dan één antwoord aankruisen. Figuur 19: Hoe blijven jongeren op de hoogte van activiteiten in Amersfoort
via vrienden, kennissen, familie, buren via poster of flyer via school en werk huis-aan-huisbladen AD/de Amersfoortse Courant 2010
lokale radio en tv, teletekst
2004 via internet Uit in Amersfoort, culturele maandagenda daar weet ik meestal niets van anders 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010 *de categorie ‘poster of flyer’ is in 2010 als nieuwe categorie toegevoegd
Jongeren horen vooral van vrienden, kennissen en familie wat er te doen is in de stad. In vergelijking met 2004 wordt er minder gebruik gemaakt van lokale radio en tv of teletekst. Opvallend is dat het
Jongerenstadspeiling 2010
51
aandeel jongeren dat zegt via internet zich op de hoogte te houden wat er te doen is in de stad niet is toegenomen de afgelopen 6 jaar. De manier waarop jongeren zich op de hoogte stellen verschilt per leeftijdsgroep. Posters of flyers worden vooral door jongeren op het voortgezet onderwijs gelezen en minder door kinderen op de basisschool. Het AD en de huis-aan-huisbladen worden vooral door jongeren van 18 jaar en ouder gelezen. Ook de uitagenda Uit in Amersfoort wordt vaker door oudere jongeren (16 jaar of ouder) dan door de jongere jongeren gelezen. De jongere jongeren maken weer relatief vaker gebruik van lokale tv of radio of teletekst.
52
Jongerenstadspeiling 2010
8. Jongeren en problemen Jongeren zeggen anno 2010 iets meer zorgen te hebben dan zes jaar geleden. Bijna de helft van de jongeren piekert veel over één of meerdere zaken. Vanaf 15 jaar wordt er vooral gepiekerd over de toekomst. Op het voortgezet onderwijs zijn de prestaties op school een bron van zorg en over vriendschappen piekeren vooral de 10-12-jarigen. Negen op de tien jongeren bespreekt hun problemen, 10% houdt de problemen voor zich. Het zijn vaker jongens die hun problemen met niemand delen. Apart is gekeken naar de problemen van jongeren uit zogenaamde risico-gezinnen. Hiertoe rekenen we gezinnen waarvan de ouders laagopgeleid zijn of waarvan de ouders van nietwesterse afkomst zijn en de vader werkloos of arbeidsongeschikt. Op hoofdlijnen ervaren jongeren uit risicogezinnen dezelfde problemen als andere jongeren. Maar op sommige punten ervaart een deel van deze jongeren juist minder problemen dan de jongeren die niet uit risicogezinnen komen. Mogelijk is een verklaring dat deze jongeren misschien onder minder druk van hun ouders staan. Opgemerkt moet worden dat jongeren in échte probleemsituaties hoogstwaarschijnlijk niet meedoen aan dit onderzoek. De jongens uit risicogezinnen houden problemen vaker voor zichzelf dan andere jongens. Jongeren maken meer gebruik van professionele hulp bij hun problemen. Van alle jongeren met problemen heeft 22% zijn of haar problemen al eens met een professional besproken. In 2004 was dit nog 18%.
8.1 Inleiding Operatie Jong kent elf blikvangers, uiteenlopend van meer kans op een diploma tot de zorg voor adequate hulp bij (opvoed)problemen. In dit licht wil de gemeente zicht houden op de problemen die jongeren ervaren. Sociale Zekerheid onderscheidt ook specifiek zogenaamde multi-problem gezinnen, gezinnen waar meervoudige problemen spelen. Jongeren in deze gezinnen hebben het moeilijker op school en de kans is groter dat zij zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt komen. De Jongerenstadspeiling kan geen inzicht geven in specifiek de multi-problem gezinnen, maar kan wel zicht geven op jongerenproblemen uit ‘risicogezinnen’. Hiertoe rekenen we gezinnen waarvan de ouders laagopgeleid zijn of gezinnen van niet-westerse afkomst waarvan de vader werkloos of arbeidsgehandicapt is. Centraal in dit hoofdstuk staan de vragen: - Met welke problemen kampen jongeren en in hoeverre vinden zij hier hulp voor? - Hoe is de samenstelling van de groep jongeren uit ‘risicogezinnen’ en met welke problemen zitten zij? Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
Jongerenstadspeiling 2010
53
8.2 Problemen Er zijn 26 onderwerpen genoemd waar jongeren zich (enigszins of veel) zorgen over konden maken. Het grootste deel van de jongeren (87%) maakt zich minimaal enigszins zorgen over één of meerdere van deze onderwerpen.
Bijna de helft van jongeren maakt zich ergens flink zorgen over Iets minder dan de helft (48%) maakt zich minstens over één onderwerp veel zorgen. Dit is een lichte toename ten opzichte van 6 jaar geleden. Toen piekerde 44% van de jongeren over minstens één of meerdere onderwerpen veel. Meisjes piekeren meer dan jongens. Als de jongeren zich ergens zorgen over maken, is het vooral over hun toekomst, hun schoolprestaties en vriendschappen. Dit is niet anders dan 6 jaar geleden. Figuur 20: Kun je aangeven of jij in het afgelopen jaar problemen hebt gehad en/of hebt lopen piekeren over de volgende zaken?
je eigen toekomst je prestaties op school vriendschappen je uiterlijk liefdesrelaties je gewicht je ouders je gezondheid werk of werkloosheid vrijen, seks gepest worden discriminatie drugs, alcohol, gokken
0%
10%
20%
30% veel
40% enigszins
50%
60%
70%
80%
90% 100%
niet
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Eigen toekomst Piekeren over de toekomst doen jongeren vaker vanaf 15 jaar. Van hen maakt 69% zich (een beetje) zorgen over hun toekomst. Meisjes maken zich vaker hierover zorgen dan jongens.
54
Jongerenstadspeiling 2010
Prestaties op school Het zijn vooral de jongeren in het voortgezet onderwijs die zich vaker zorgen maken over hun prestaties op school (63% enigszins of veel). Bij de basisschoolleerlingen en bij jongeren die niet meer naar school gaan speelt dit minder. Vriendschappen Meisjes maken zich vaker (een beetje) zorgen om vriendschappen (63%) dan jongens (41%). Bij meisjes van 20 jaar of ouder speelt dit piekeren om vriendschappen minder dan op jongere leeftijd. Uiterlijk Meisjes maken zich duidelijk vaker (enigszins) zorgen om hun uiterlijk (63%) dan jongens (35%). Vooral in het voortgezet onderwijs is voor meisjes hun uiterlijk een punt van zorg. Liefdesrelaties Vooral in de leeftijd van 14 tot en met 20 jaar maakt men zich relatief vaak zorgen over liefdesrelaties (61% wel eens of vaak). Op jongere leeftijd speelt dit minder en ook bij jongeren ouder dan 20 jaar piekert men hier relatief minder over. In de leeftijd van 14 tot en met 20 jaar piekeren de meisjes hier meer over dan de jongens. Gewicht Van de meisjes maakt 56% zich wel eens zorgen over hun gewicht, tegen 26% van de jongens. Vooral in de leeftijd van 13 tot en met 20 jaar is gewicht een onderwerp om over te piekeren bij meisjes (66%). Ouders Vooral in de leeftijd van 15 tot en met 20 jaar hebben jongeren problemen met hun ouders of piekeren zij hierover. Bijna de helft van de jongeren in de leeftijdsgroep piekert hier (wel eens) over. Het zijn in deze groep vaker de meisjes (52%) dan de jongens (41%) die problemen hebben met hun ouders. Gezondheid Oudere jongeren maken zich vaker zorgen over hun gezondheid. Vanaf 16 jaar maakt 48% zich (enigszins) zorgen over hun gezondheid. Tot en met 12 jaar maakt 24% zich wel eens zorgen hierover en de groep 13 tot en met 15 jaar 34%. Meisjes maken zich vaker zorgen om hun gezondheid dan jongens. Werk of werkloosheid Naarmate de jongeren ouder worden, maken zij zich vaker zorgen over werk of werkloosheid. Van de jongeren van 16 jaar of ouder maakt 44% zich (enigszins) zorgen hierover. De schoolgaande of studeren jongeren (voortgezet onderwijs, hbo of universiteit) maken zich hierover minder zorgen dan de jongeren die werken of werkloos zijn. Vrijen, seks Vanaf 16 jaar hebben jongeren vaker zorgen over vrijen en seks: 32% van hen maakt zich (enigszins) zorgen hierover. Gepest worden Pesten is een probleem dat speelt onder de jongeren tot en met 13 jaar. Van deze groep maakt een zich (enigszins) zorgen hierover. Discriminatie Zoals te verwachten zijn het vooral jongeren van niet-westerse afkomst die vaker over discriminatie piekeren of problemen hebben gehad met discriminatie. Van de jongeren met een niet-westerse achtergrond in Amersfoort maakt 14% zich enigszins zorgen hierover en 7% veel.
Jongerenstadspeiling 2010
55
Drugs, alcohol, gokken Naarmate de leeftijd stijgt, maken jongeren zich relatief vaker zorgen over drugs, alcohol en/of gokken. Tot en met 13 jaar geeft 1% aan zich (een beetje) zorgen te maken over drugs en dergelijke, bij 14 jaar 8% en ouder dan 14 jaar 16%. In het algemeen piekeren meisjes wat meer dan jongens. Van de meisjes piekert 92% wel eens over een of meerdere van genoemde onderwerpen en van de jongens 85%. Ook piekeren oudere jongeren meer dan de jongeren. In de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar piekert ongeveer 80% wel eens over een van de genoemde onderwerpen, van 13 tot en met 15 jaar piekert ongeveer 90%, 16 jaar en ouder piekert 93% van de jongeren wel eens over deze zaken. Wanneer we de antwoorden van de jongeren rangschikken op leeftijd, komt per leeftijdsgroep de volgende top-4 van problemen naar voren. Tabel 7: Top 4 van problemen waar jongeren over piekeren, per leeftijdscategorie 10-12 jaar 1. vriendschappen 2. prestaties op school 3. eigen toekomst 4. uiterlijk
13-15 jaar 1. prestaties op school 2. uiterlijk 3. eigen toekomst 4. vriendschappen
16-18 jaar 1. eigen toekomst 2. liefdesrelaties 3. prestaties op school 4. uiterlijk
19-22 jaar 1. eigen toekomst 2. liefdesrelaties 3. prestaties op school 4. vriendschappen
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Weinig verschil in soort problemen tussen jongeren van westerse en niet-westerse afkomst Jongeren van niet-westerse afkomst piekeren even vaak als jongeren van westerse afkomst. Ook is er geen groot verschil tussen de soort problemen waar jongeren van westerse afkomst mee worstelen dan jongeren van niet-westerse afkomst. Allemaal maken ze zich het meest zorgen over hun toekomst, schoolprestaties en vriendschappen. Alleen over liefdesrelaties maken jongeren van westerse afkomst zich eerder zorgen.
8.3 Bespreken van problemen De jongeren die aangaven wel eens te piekeren over een van de genoemde onderwerpen, is gevraagd of zij deze ook bespreken met mensen in hun omgeving. Negen van de tien jongeren doet dit, maar 10% houdt de problemen voor zich. Dit beeld is gelijk aan het beeld uit 2004 en 1996. Jongens van niet-westerse afkomst houden problemen vaker voor zich Het zijn vaker jongens die hun problemen met niemand delen (16%) dan meisjes (6%). Jongens van niet-westerse afkomst bespreken vaker hun problemen niet (26%) dan de jongens van westerse afkomst (14%). Net als in 2004 bespreken de meeste jongeren deze problemen met vrienden of vriendinnen (62%) en/of met hun ouders (63%).
56
Jongerenstadspeiling 2010
Figuur 21: Met wie bespreek je deze problemen?
met mijn ouders
met een vriend of vriendin
met een broer en/of zus
met mijn partner
met iemand anders
ik bespreek deze problemen niet
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Na basisschool problemen minder met ouders gedeeld Kinderen op de basisschool bespreken nog vaker hun problemen met hun ouders dan jongeren op het voortgezet onderwijs of die werkend zijn. Naarmate jongeren ouder worden bespreken ze vaker hun problemen met vrienden en vriendinnen. Bij 16 jaar en ouder bespreekt 73% zijn problemen met vrienden of vriendinnen, bij 10- en 11-jarigen is dit 34%. Meisjes bespreken al op jongere leeftijd hun problemen met vrienden of vriendinnen. Lagergeschoolde jongeren delen minder problemen met vrienden De jongeren van 16 jaar en ouder die op het vmbo of mavo zitten bespreken minder vaak hun problemen met vrienden of vriendinnen (56%) dan jongeren op het mbo (72%). Oudere jongeren die op de havo, het vwo zitten of een hbo- of universitaire opleiding doen bespreken het vaakst problemen met vrienden (84%). Meer gebruik van professionele hulp Naast ouders, vrienden, een broer of en zus zijn er ook professionele instellingen en personen waar jongeren terecht kunnen met persoonlijke problemen. Dit kan de huisarts zijn of een vertrouwenspersoon op school, maar ook bijvoorbeeld een maatschappelijk werker of een psycholoog. Van alle jongeren met problemen heeft 22% zijn of haar problemen al eens met een professional besproken. In 2004 was dit nog 18%. Wanneer jongeren niet met een professional hebben gesproken, geven de meeste aan dat zij daar geen behoefte aan hebben en/of dat het probleem niet zo erg is. De rest geeft aan geen vertrouwen te hebben in zo’n persoon of instelling (8%), niet te durven (3%), niet te weten waar met het probleem naar toe te gaan (2%), bang dat ouders er achter komen (1%) en 9% geeft aan (ook) nog een andere reden te hebben om niet naar een professional toe te stappen.
8.4 Problemen van jongeren uit risicogezinnen We definiëren risicogezinnen als volgt: gezinnen waarvan ouders laag opgeleid of gezinnen met een niet-westerse achtergrond waarvan de vader werkloos is of arbeidsgehandicapt. Hoe ziet de samenstelling van deze groep jongeren eruit? De verhouding meisjes en jongens ligt ongeveer gelijk.
Jongerenstadspeiling 2010
57
Een derde van deze groep is van niet-westerse afkomst. Iets vaker zitten deze jongeren niet meer op school, 14%. Van de schoolgaande jongeren zit ruim 20% zit nog op de basisschool. En op de verschillende soorten voortgezet onderwijs zit 18% van de jongeren uit risicogezinnen op het vmbo, een kwart van hen op het mbo, 14% op de havo of vwo, 8% op het hbo. De jongeren uit risicogezinnen zijn over het algemeen lager opgeleid dan gemiddeld in Amersfoort. Ook wonen zij vaker in één van de prioriteitswijken. Van de jongeren in de prioriteitswijken behoort 30% tot een zogenaamd risicogezin. In de overige wijken is dit 15%. Opgemerkt moet worden dat jongeren in échte probleemsituaties hoogstwaarschijnlijk niet meedoen aan dit onderzoek. Jongeren uit risicogezinnen piekeren over het algemeen niet vaker De jongeren in deze groep piekeren niet vaker dan de jongeren die niet uit een risicogezin komen. Op hoofdlijnen hebben deze jongeren dezelfde problemen als andere jongeren. Maar op sommige punten ervaart een deel van deze jongeren juist minder problemen dan de jongeren die niet uit risicogezinnen komen. Mogelijk is een verklaring dat deze jongeren misschien onder minder druk van hun ouders staan. Zo piekeren basisschoolleerlingen iets minder over hun schoolprestaties wanneer zij uit risicogezinnen komen dan wanneer dat niet het geval is. Bij 16 jaar en ouder maken de jongeren uit risicogezinnen zich minder zorgen over hun gezondheid dan andere jongeren en piekeren zij minder over zaken als vrijen of seks. In de leeftijd van 12 tot en met 14 jaar hebben de jongeren uit risicogezinnen minder vaak problemen met hun ouders. Jongens uit risicogezinnen bespreken minder vaak problemen Zoals we al zagen houden jongens vaker hun problemen voor zichzelf. Dit blijkt nog vaker het geval bij jongens uit risicogezinnen. Een kwart van hen deelt zijn problemen met niemand, van de andere groep jongens is houdt 13% problemen voor zichzelf.
58
Jongerenstadspeiling 2010
9. Jongeren en de maatschappij Als onderwerpen waar de gemeente voor zou moeten zorgen, noemen jongeren vooral veiligheid in de buurt, uitgaan, onderwijs en sport- en speelmogelijkheden. In vergelijking met zes jaar geleden wordt onderwijs vaker genoemd. Een schoon milieu wordt vooral door de jongeren van 10 en 11 jaar belangrijk gevonden. Net als zes jaar geleden is 18% van de jongeren lid van een organisatie die ergens voor opkomt, zoals Greenpeace of een politieke partij. In de leeftijd 15 tot en met 21 jaar zijn jongeren minder vaak lid. Net als zes jaar geleden zijn relatief veel jongeren lid van het Wereld Natuur Fonds, Greenpeace en Amnesty International. Deed in 2004 nog 6% van de jongeren aan vrijwilligerswerk, in 2010 zegt 10% aan vrijwilligerswerk te doen. Behalve deze actieve groep jongeren, zegt 18% van de jongeren het best te willen. Deze groep is iets kleiner dan 6 jaar geleden (21% in 2004). Drie op de tien jongeren geeft aan (liever) geen vrijwilligerswerk te doen. De resterende groep, 42% weet het nog niet. Jongeren is dit jaar voor het eerst gevraagd hoe zij aankijken tegen homoseksualiteit. De meeste jongeren vinden het normaal (57%) of een beetje raar (32%) wanneer twee meisjes of vrouwen op elkaar verliefd zijn of twee jongens of mannen. De resterende 11% vindt het erg raar of zelfs verkeerd.
9.1 Inleiding De afdeling Zorg en Integratie houdt zich op basis van het plan ‘Plan van aanpak sociale acceptatie homoseksualiteit’ bezig met beleid op het gebied van homoacceptatie. In dit licht is zicht op de acceptatie van homoseksualiteit onder Amersfoortse jongeren van belang. In de beleidsnota “Amersfoort Ondersteunt” is een belangrijke rol toebedeeld aan vrijwilligerswerk. Veel activiteiten in Amersfoort zouden niet kunnen worden uitgevoerd als er geen vrijwilligers bij betrokken zijn. Het is daarom van belang om zicht te houden op de mening van de Amersfoortse jongeren over vrijwilligerswerk en voor op welke onderwerpen de betrokkenheid van jongeren zich richt. In dit hoofdstuk staan de volgende vragen centraal: - In hoeverre wordt homoseksualiteit onder Amersfoortse jongeren geaccepteerd?\ - Op welke onderwerpen richt de betrokkenheid van jongeren zich? - In hoeverre doen jongeren vrijwilligerswerk of zouden zij dit willen doen? Bij de analyse is gekeken of de uitkomsten significant verschillen wat betreft geslacht, leeftijd, opleiding en, wanneer relevant, etniciteit. We beschrijven alleen de significante resultaten.
9.2 Belangrijke onderwerpen voor de gemeente De jongeren is gevraagd aan te geven voor welke onderwerpen zij vinden dat de gemeente zich zou moeten inzetten. Ze mochten maximaal twee antwoorden aankruisen.
Jongerenstadspeiling 2010
59
Onderwijs wordt vaker als belangrijk onderwerp genoemd Veiligheid in de buurt, uitgaan, onderwijs en sport- en speelmogelijkheden worden het vaakst genoemd door de jongeren. In vergelijking met zes jaar geleden wordt anno 2010 onderwijs vaker genoemd, terwijl men in 2004 nog vaker veiligheid in de buurt, verkeersveiligheid en woonruimte noemde. Figuur 22: Wat zijn de belangrijke dingen waar de gemeente voor moet zorgen?
veiligheid in de buurt dat je leuk uit kunt gaan, stappen goed onderwijs mogelijkheid om te kunnen sporten en spelen een schoon milieu woonruimte voor jongeren verkeersveiligheid dat er genoeg werk is een jongerencentrum in de buurt
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Veiligheid in de buurt Net als in 2004 wordt veiligheid in de buurt het vaakst genoemd als iets waar de gemeente voor moet zorgen. Van de jongeren geeft 44% aan dit belangrijk te vinden. Dat is iets minder vaak dan in 2004 toen iets meer dan de helft van de jongeren dit als belangrijk onderwerp bestempelde. Uitgaan/stappen Naarmate de leeftijd van jongeren hoger wordt, wordt uitgaan of stappen een belangrijker onderwerp. Van de groep van 16 jaar en ouder geeft ruim 40% van hen aan dat de gemeente vooral voor goede uitgaansmogelijkheden moet zorgen. Goed onderwijs Het zijn vooral de vwo’ers en gymnasiasten van 16 jaar of ouder die onderwijs zien als belangrijk aandachtspunt voor de gemeente. Van hen noemt 65% dit als onderwerp waar de gemeente voor moet zorgen. Voor mavo- en vmbo-scholieren speelt dit minder: slechts 23% noemt dit als een onderwerp van belang voor de gemeente. Mogelijkheden om te sporten en spelen Naarmate de leeftijd van jongeren hoger wordt, vindt men sport- en speelmogelijkheden minder belangrijk. Van de 10-jarigen geeft 58% aan dit een voor de gemeente belangrijk onderwerp te vinden en van de groep jongeren 11 tot en met 15 jaar nog 41%. Bij de jongeren van 16 tot en met 20 jaar vindt nog maar 17% het een onderwerp van belang en van de 21-jarigen 9%. Schoon milieu Vooral de jongeren van 10 en 11 jaar vinden een schoon milieu belangrijk. Onder 10-11-jarigen noemt 35% het als een van de twee belangrijkste onderwerpen waar de gemeente zich op moet
60
Jongerenstadspeiling 2010
richten. Naarmate de leeftijd stijgt, wordt milieu een minder belangrijk onderwerp: 24% onder 1213-jarigen noemt het als belangrijke zaak voor de gemeente en 12% van de jongeren van 14 jaar en ouder. Woonruimte voor jongeren Zoals te verwachten zijn het vooral de oudere jongeren die vinden dat de gemeente voor voldoende woonruimte voor jongeren moet zorgen. Verkeersveiligheid Het zijn vooral kinderen op de basisschool die vaker verkeersveiligheid aangeven als belangrijk onderwerp voor de gemeente (21%). Werkgelegenheid Het zijn vaker de jongeren die op het vmbo zitten en op mbo, niveau 2 of hoger die vinden dat de gemeente zich sterk moet maken voor voldoende banen. Ongeveer 20% van hen noemt dit als belangrijk onderwerp. Jongerencentrum Jongeren van niet-westerse afkomst geven vaker aan dat de gemeente zich moet inzetten voor een jongerencentrum (11%), dan jongeren van westerse afkomst (3%). Wanneer we de antwoorden van de jongeren rangschikken op leeftijd, komt per leeftijdsgroep de volgende top-4 van onderwerpen naar voren waar de gemeente voor zou moeten zorgen. Tabel 8: Top 4 van belangrijke onderwerpen voor de gemeente 10-12 jaar 1. veiligheid 2. sporten & spelen 3. schoon milieu 4. goed onderwijs
13-15 jaar 1. veiligheid 2. sporten & spelen 3. uitgaansmogelijkheden 4. goed onderwijs
16-18 jaar 1. eigen toekomst 2. veiligheid 3. goed onderwijs 4. sporten & spelen
19-22 jaar 1. woonruimte 2. veiligheid 3. uitgaansmogelijkheden 4. goed onderwijs
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
9.3 Betrokkenheid bij de maatschappij 18% lid van organisatie die ergens voor opkomt Net als zes jaar geleden is 18% van de jongeren lid van een organisatie die ergens voor opkomt, zoals Greenpeace of een politieke partij. Het zijn de jongere kinderen onder de 15 jaar (23%) die vaker lid zijn en de oudere jongeren van 22 jaar (31%). Jongeren van westerse afkomst zijn vaker lid dan van niet-westerse afkomst en ook zijn meisjes vaker lid dan jongens. Net als zes jaar geleden zijn relatief veel jongeren lid van het Wereld Natuur Fonds, Greenpeace en Amnesty International. Jongeren doen vaker vrijwilligerswerk Deed in 2004 nog 6% van de jongeren aan vrijwilligerswerk, in 2010 zegt 10% aan vrijwilligerswerk te doen. Behalve deze actieve groep jongeren, zegt 18% van de jongeren het best te willen. Deze groep is iets kleiner dan 6 jaar geleden (21% in 2004). Drie op de tien jongeren geeft aan (liever) geen vrijwilligerswerk te doen5. De resterende groep, 42% weet het nog niet. Er is in dit onderzoek niet verder gevraagd waarom jongeren niet (meer) aan vrijwilligerswerk doen, wanneer zij tegelijkertijd wél aangeven dit te willen. In eerder onderzoek hierover onder volwassenen (O&S, Monitor Vrijwilligerswerk 2008) is hier wel over doorgevraagd. In dit onderzoek gaf ongeveer 30% aan geen tijd te hebben. En ruim een kwart zegt hiervoor geen 5
Deze antwoordcategorie is niet goed te vergelijken met zes jaar geleden omdat deze toen anders geformuleerd was, namelijk: nee, ik wil geen vrijwilligerswerk doen. In 2010 is hier “(liever)” aan toegevoegd, waardoor mensen mogelijk iets sneller deze categorie aankruisen.
Jongerenstadspeiling 2010
61
bijzondere reden te hebben, het komt er gewoon niet van. Ook zegt ongeveer 20% dat zij onvoldoende weten waar zij iets zouden kunnen doen. Mogelijk dat deze redenen ook voor jongeren gelden. In de volgende figuur staan de antwoorden op de vraag of men aan vrijwilligerswerk zou willen doen weergegeven. Figuur 23: Zou je aan vrijwilligerswerk willen doen?
ik doe al vrijwilligerswerk ja, dat zou ik best willen 2010 dat weet ik nog niet, hangt ervan af
2004
nee, ik wil (liever) geen vrijwilligerswerk doen 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2004 en 2010
De bereidheid voor vrijwilligerswerk verschilt naar schooltype waar de jongeren op zitten. In onderstaande figuur staan de antwoorden verdeeld naar school. Figuur 24: Bereidheid voor vrijwilligerswerk naar schooltype 100% 80% 60% 40%
ik doe al vrijwilligerswerk ja, dat zou ik best willen
20% 0%
dat weet ik nog niet, hangt ervan af nee, ik wil (liever) geen vrijwilligerswerk doen
Bron: O&S, Jongerenstadspeiling 2010
Havoscholieren minste animo voor vrijwilligerswerk De groep jongeren die liever geen vrijwilligerswerk doet, zit vaker op de mavo/vmbo, mbo of havo. Toch is er vooral bij de mbo-leerlingen ook een aanzienlijke groep (29%) die al vrijwilligerswerk doet of dit best zou willen doen. Over het algemeen is er onder havoscholieren de minste animo voor vrijwilligerswerk en onder hbo’ers en universitaire studenten de meeste animo.
62
Jongerenstadspeiling 2010
9.4 Acceptatie van homoseksualiteit Jongeren is dit jaar voor het eerst gevraagd hoe zij aankijken tegen homoseksualiteit. De meeste jongeren vinden het normaal (57%) of een beetje raar (32%) wanneer twee meisjes of vrouwen op elkaar verliefd zijn of twee jongens of mannen. De resterende 11% vindt het erg raar of zelfs verkeerd. In Amersfoort acceptatie homoseksualiteit relatief groot In 2007 heeft de GGD in sommige delen van het land dezelfde vraag gesteld. Wanneer we de Amersfoortse resultaten daarmee vergelijken, lijkt de acceptatie van homoseksualiteit in Amersfoort groter dan in veel andere steden. Onderstaande tabel laat de uitkomsten van de GGD-onderzoeken zien voor een aantal gemeenten.
Nijmegen
Arnhem
Ede
Zutphen
Almelo
Hengelo
Enschede
Deventer
Percentage dat homoseksualiteit erg raar of verkeerd vindt
Apeldoorn
Tabel 9: Percentages homoseksualiteit ‘erg raar’ of ‘verkeerd’
21%
15%
19%
27%
11%
17%
15%
19%
15%
Bron: E-MOVO 2007/2008
Alleen Zutphen laat een vergelijkbare uitkomst zien als in Amersfoort. Opgemerkt moet worden dat deze GGD-onderzoeken drie jaar eerder hebben plaatsgevonden. Het zou kunnen zijn dat een herhaling van deze onderzoeksvragen drie jaar later een ander beeld laten zien.
Jongerenstadspeiling 2010
63
Bijlage 1: Vragenlijst met scores in procenten
1
Ga je naar school, werk je of ben je werkloos? Het gaat erom, wat je voornaamste bezigheid is. (100%) 90% ik ga naar school, studeer of loop stage 10% ik zit niet meer op school en heb werk of ben werkloos
→ ga naar vraag 2 → ga naar vraag 5
A. SCHOOL EN STUDIE
2
Op wat voor school of opleiding zit je? (90%) 25% 9% 10% <1% 14% 11% 14% 15% 2%
3
→ ga naar vraag 11
Zou je willen stoppen met de school / opleiding waar je nu op zit? (66%) 91% 5% 1% 2% 1%
4
basisschool brugklas / brugperiode mavo / vmbo mbo, niveau 1 mbo, niveau 2 of hoger havo vwo / gymnasium hbo / universiteit anders
nee ja, ik wil naar een andere school / opleiding ja, ik wil gaan werken ja, ik wil opleiding en werk combineren ja, om een andere reden
Wat denk je dat je gaat doen als je van school af komt of klaar bent met de opleiding die je nu doet? (66%) 62% 14% 10% 2% 12%
verder leren, studeren solliciteren / gaan werken werken en tegelijk in opleiding zijn (bijv. leerling-verpleegkundige, politieagent) iets anders dat weet ik nog niet
→ Na vraag 4 mag je doorgaan met vraag 11.
Jongerenstadspeiling 2010
65
B. WERKEND EN WERKZOEKEND 5
Wat is de hoogste opleiding die je hebt afgemaakt of waar je een diploma voor hebt gehaald? (10%) 2% 18% 7% 41% 6% 9% 9% 8%
6
Welke situatie is op jou het meest van toepassing? (10%) 75% 13% 7% 1% 4%
7
basisschool mavo / vmbo mbo, niveau 1 mbo, niveau 2 of hoger havo vwo / gymnasium hbo / universiteit anders
ik heb betaald werk → ga naar vraag 8 ik ben op zoek naar werk en heb nu geen betaalde baan ik ben (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt → ga naar vraag 8 ik ben werkzaam in het huishouden → ga naar vraag 8 ik ga naar school / studeer → ga naar vraag 11
Denk je dat je door een bepaalde oorzaak moeilijk aan werk kunt komen? (geef de belangrijkste oorzaak) (1%) 24% 9% 13% 37% 0% 17%
nee, dat zou ik niet weten mijn opleiding is onvoldoende of sluit niet goed aan op de arbeidsmarkt ik heb te weinig werkervaring dat heeft te maken met persoonlijke omstandigheden ik weet niet goed hoe ik aan werk moet komen andere oorzaken, namelijk: ____________________________
→ Na vraag 7 mag je doorgaan met vraag 9. 8
Als je werkt, hoeveel uur per week werk je dan in een betaalde baan? (8%) Gemiddeld 34 uur
9
Doe je naast je werk of andere bezigheden nog een opleiding? (9%) 74% 6% 19% 1%
66
nee ja, beroepsbegeleidende leerweg (BBL) / leerlingstelsel ja, een cursus / opleiding voor m’n werk of om aan (beter) werk te komen ja, een andere cursus / opleiding, niet voor werk
→ ga naar vraag 11 → ga naar vraag 11
Jongerenstadspeiling 2010
10
Waarom volg je geen opleiding om aan (beter) werk te komen? (6%) (je mag meer dan 1 antwoord geven) 7% 3% 1% 0% 11% 50% 27% 6%
ik heb geen zin in een opleiding ik heb geen tijd voor een opleiding dan verdien ik minder het mag niet van mijn werkgever ik heb geen opleiding (meer) nodig ik begin een opleiding over een tijd(je) of ik ga straks weer verder met mijn opleiding anders, namelijk ____________________________ weet niet
C. VRIJE TIJD 11
Hieronder volgt een lijst van dingen die je in je vrije tijd kunt doen. Kruis op iedere regel aan hoe vaak jij dat doet. (niet onder lesuren) (99%) paar paar zelden 1 keer keer keer iedere of per per per dag nooit week maand week 32% 22% 9% 22% 15% boek lezen 39% 13% 14% 18% 16% krant lezen 10% 8% 12% 39% 31% huiswerk maken / studeren 1% 2% 5% 26% 66% televisie / video / dvd kijken 69% 9% 5% 9% 8% muziekinstrument bespelen 3% 4% 4% 22% 67% muziek luisteren 43% 23% 14% 15% 5% tekenen, schilderen, knutselen 43% 31% 11% 11% 4% fotograferen, filmen, digitale media 72% 10% 9% 6% 3% dansen, ballet, toneelspelen 75% 6% 5% 10% 4% binnen spelen (bijvoorbeeld met lego, barbies) 8% 17% 17% 35% 23% huishoudelijk werk / helpen in huis 15% 14% 20% 34% 17% luieren / niets doen 59% 25% 8% 6% 2% denksport (dammen, schaken, bridge, poker) 20% 15% 12% 28% 25% computerspelletjes doen achter pc, tv, gameboy, etc. 25% 33% 19% 18% 5% andere spelletjes doen 5% 5% 6% 31% 53% internetten, chatten, msn-en, twitteren 11% 8% 6% 22% 53% bellen, sms-en 81% 11% 3% 3% 2% verzameling bijhouden (bijv. plaatjes of postzegels) 47% 5% 6% 14% 28% (huis)dieren verzorgen 88% 3% 2% 3% 4% brommer / scooter rijden 19% 46% 22% 12% 1% overdag de stad in gaan, winkelen 42% 12% 9% 19% 18% buiten spelen 52% 17% 10% 15% 6% (rond)hangen 49% 27% 16% 8% 1% 's avonds uitgaan 6% 15% 13% 40% 26% vrienden / vriendinnen ontmoeten 13% 6% 18% 47% 16% sporten 76% 6% 12% 6% <1% religieuze activiteiten (bijv. naar de kerk, moskee)
Jongerenstadspeiling 2010
67
12
Hoeveel vrije tijd heb jij ongeveer per dag op een doordeweekse dag? Dat is tijd waarin je kunt doen wat je zelf leuk vindt. (noem het aantal uren)
gemiddeld 5,2 uur em 13
Verveel je je wel eens? (100%) 6% 44% 32% 8% 10%
14
→ ga naar vraag 15 → ga naar vraag 15
Als je je verveelt, wanneer is dat dan meestal? (81%) 55% 5% 15% 10% 2% 13%
15
(heel) vaak af en toe zelden nee, nooit nee, ik kom vaak zelfs tijd tekort
dat verschilt tussen de middag 's middags 's avonds bijna de hele dag in het weekend
Ben je over het algemeen tevreden over de manier waarop je je vrije tijd besteedt? (100%) 71% ja, ik vermaak me goed 26% dat gaat wel 3% nee
16
Vind je dat er voor jongeren van jouw leeftijd voldoende te doen is in Amersfoort? (99%) 37% ja 35% nee 28% dat weet ik niet
17
→ ga naar vraag 18 → ga naar vraag 18
Zo nee: wat mis je in Amersfoort?
D. JONGERENCENTRA
Amersfoort heeft vijf jongerencentra: De Reset, The Game, Lijn 16, De Neng en So what.
18
Wist je dat er in Amersfoort jongerencentra zijn? (100%) 55% ja 45% nee
68
→ ga naar vraag 26
Jongerenstadspeiling 2010
19
Hieronder volgen uitspraken over jongerencentra. Wil je je mening geven over de volgende uitspraken? Als je er geen mening over hebt of het niet weet, kun je het laatste vakje aankruisen. (53%)
jongerencentra zijn gezellig jongerencentra zijn saai jongerencentra organiseren leuke dingen het personeel van jongerencentra is behulpzaam in jongerencentra komen leuke mensen in jongerencentra komen vooral jongeren met problemen in jongerencentra komen vooral jongens in jongerencentra komen vooral allochtonen 20
73% nee 7% dat weet ik niet meer
helemaal oneens
23% 6% 23% 24% 16% 13% 18% 14%
6% 20% 9% 3% 11% 16% 13% 12%
5% 11% 3% 2% 8% 7% 4% 6%
weet niet/ geen mening 60% 60% 60% 65% 62% 60% 58% 59%
keer
→ ga naar vraag 25 → ga naar vraag 26
Naar welk jongerencentrum ben je in de afgelopen 12 maanden geweest? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (10%) 14% 26% 25% 37% 22%
22
6% 3% 5% 6% 3% 4% 7% 9%
mee eens
mee oneens
Ben je in de afgelopen 12 maanden wel eens in één van de Amersfoortse jongerencentra geweest? (54%) 20% ja, in de afgelopen 12 maanden ongeveer:
21
helemaal eens
De Reset The Game Lijn 16 De Neng So what
Waarom ga je naar een jongerencentrum? (11%) (je mag meer dan 1 antwoord geven) 40% 8% 12% 4% 15% 53%
23
om andere jongeren te ontmoeten, gezelligheid voor sport voor hobby, creativiteit voor een cursus omdat ik nergens anders heen kan, me anders verveel andere redenen
Ben je in het algemeen tevreden of ontevreden over het jongerencentrum waar je meestal heen gaat? (11%) 36% (zeer) tevreden 57% niet tevreden, niet ontevreden 7% (zeer) ontevreden
Jongerenstadspeiling 2010
69
24
Hieronder kun je je antwoord op de vorige vraag toelichten. Wat vind je goed of minder goed aan de jongerencentra in Amersfoort?
→ Na vraag 24 mag je doorgaan met vraag 26. 25
Je bent het afgelopen jaar niet in een jongerencentrum geweest. Waarom ben je er niet geweest? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (39%) 25% 6% 63% 43% 14% 19% 2% 22% 2% 17%
26
ik weet niet goed wat je er kan doen ze organiseren er dingen die ik niet leuk vind ik heb er geen tijd of interesse voor ik ken er niemand, m'n vrienden gaan er ook niet heen ik voel me er niet thuis / de sfeer is niet leuk er komen jongeren die ik niet leuk vind ik mag er niet heen van m'n ouders ik ben daar te jong of te oud voor ik heb liever contact met jongeren via het internet anders, namelijk: ____________________________
Wat zou een jongerencentrum moeten organiseren voor jongeren zoals jij? (kies er maximaal 2) (99%) 36% 19% 27% 31% 8% 4% 9% 9% 21%
E.
27
SPELEN, SPORTEN EN VRIENDEN ONTMOETEN IN DE EIGEN BUURT
Hoe vermaak je je het liefst buiten? (96%) 9% 30% 40% 11% 10%
28
70
cursussen: computers, koken, skaten, toneel, make-up, et cetera jongerencafé of open inloop disco sport muziekoefenruimte huiswerkgroep discussiegroep over zaken die jongeren aangaan anders, namelijk: ____________________________ van mij hoeven ze daar niks te organiseren
spelen sporten (skaten, voetballen of zo) vrienden ontmoeten, chillen iets anders, namelijk: ____________________________ geen van deze dingen: ik vermaak me (bijna) nooit buiten → ga naar vraag 35
Is er bij jou in de buurt genoeg ruimte om dat te doen? (90%) 75% ja 25% nee
Jongerenstadspeiling 2010
29
Hoeveel dagen per week kom je buiten om te spelen, te sporten of vrienden te ontmoeten? (buiten schooltijd) (90%) 33% (bijna) elke dag 18% 4 of 5 keer per week 27% 2 of 3 keer per week 13% ongeveer 1 keer per week 9% minder dan 1 keer per week
30
En als je buiten speelt, sport of vrienden ontmoet in je vrije tijd: waar doe je dat dan meestal? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (89%) 15% in een speeltuin 35% op een (sport)veld of skatebaan 5% op een plek die bedoeld is als ontmoetingsplek voor jongeren 30% op de stoep of op straat 22% in een park 27% in een winkelcentrum 16% op een schoolplein 27% ergens anders, namelijk ____________________________
31
Mis je nog iets bij jou in de buurt om te spelen, te sporten of om je op een andere manier buiten te vermaken? Als je nog iets mist, kun je dat hieronder aangeven.
32
Als je buiten komt om te spelen, te sporten of je op een andere manier te vermaken, blijf je dan meestal bij jou in de buurt of ga je naar een andere buurt? (89%) 65% bij mij in de buurt → ga naar vraag 34 35% in een andere buurt
33
Waarom ga je naar een andere buurt? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (31%) 47% die andere plek vind ik leuker, daar is meer te doen 52% daar gaan mijn vrienden of vriendinnen ook naar toe 6% op de plek in mijn buurt komen jongeren die pesten of vervelend doen 21% anders, namelijk: ____________________________
34
Word je wel eens door een volwassene (niet je ouders) aangesproken op je gedrag als je buiten bent? (89%) 84% nee, (bijna) nooit 9% ja, soms, dat we teveel lawaai maken 1% ja, soms, dat we teveel troep maken 6% ja, om een andere reden, namelijk: ____________________________
35
Voel je je wel eens onveilig in de buurt waar je woont? (99%) 28% ja 72% nee
Jongerenstadspeiling 2010
71
F. CREATIEVE HOBBY'S 36
Welk van de volgende creatieve hobby’s doe je in je vrije tijd? (het gaat echt om een hobby en niet om iets wat je wel eens doet) (je mag meer dan 1 antwoord geven) (99%) 19% 12% 11% 5% 16% 20% 18% 41%
37
Waar doe je dat? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (58%) 78% 15% 20% 2% 9% 4% 23%
38
een muziekinstrument bespelen zingen dansen of ballet toneel / theater maken tekenen, schilderen, keramiek of boetseren foto, film, video of digitale media een andere creatieve hobby geen van deze hobby’s → ga naar vraag 39
thuis of bij anderen thuis op school (buiten schoollessen om) bij Scholen in de Kunst (bijvoorbeeld Muziekschool, Dansschool, Popschool enz.) in een muziekkorps of showband bij een particulier docent of instituut, balletschool in een wijkcentrum, clubhuis, hobbyclub ergens anders
Volg jij in je vrije tijd lessen of cursussen op het gebied van je hobby(’s)? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (57%) 21% 4% 11% 4% 2% 1% 8% 57%
39
ja, ik zit op muziekles ja, ik volg zanglessen ja, ik volg balletlessen of danslessen ja, ik volg toneellessen / theaterlessen ja, ik volg tekenlessen / schilderlessen en/of boetseer- of keramieklessen ja, ik volg lessen op het gebied van foto, film, video of digitale media ja, ik volg lessen voor een andere creatieve hobby nee
Zou je (meer) aan een van deze hobby’s willen doen? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (99%) 14% 7% 12% 7% 10% 11% 8% 34% 23%
72
ja, ik zou graag (vaker) op een instrument willen spelen ja, ik zou graag (vaker) willen zingen ja, ik zou graag (vaker) willen dansen ja, ik zou graag (vaker) willen toneelspelen ja, ik zou graag (vaker) willen tekenen / schilderen, boetseren en/of keramieken ja, ik zou graag (vaker) aan foto, film, video of digitale media willen doen ja, ik zou graag (vaker) een ander creatieve hobby willen doen nee, ik doe al genoeg → ga naar vraag 41 nee, daar heb ik geen interesse in → ga naar vraag 41
Jongerenstadspeiling 2010
40
Waarom doe je dat dan niet? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (43%) 12% 48% 33% 3% 19% 14% 6% 13%
41
Hoe vaak heb je de openbare bibliotheek in Amersfoort in de afgelopen 12 maanden bezocht? (100%) 36% 28% 20% 12% 4%
42
ik vind andere dingen leuker ik heb te weinig tijd dat kost te veel geld dat mag niet van m’n ouders ik weet niet waar ik dat zou moeten doen ik wil niet alleen en ken niemand om samen mee te gaan ik heb geen zin om lessen te volgen anders, namelijk: ____________________________
geen enkele keer minder dan 1 keer per maand ongeveer 1 keer per maand 2 of 3 keer per maand wekelijks of vaker
→ ga naar vraag 43
Je kunt bij de bibliotheek terecht voor allerlei zaken. Kun je aankruisen waarvoor je de bibliotheek het afgelopen jaar hebt bezocht? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (64%) 94% 5% 2% 13% 6% 8% 32% 11% 3%
boeken lenen cd’s lenen cd-rom’s of games lenen video's of dvd’s lenen internetten kranten of tijdschriften lezen informatie opzoeken studeren dingen die de bibliotheek organiseert
→ Na vraag 42 mag je door met vraag 44. 43
Waarom kom je nooit in de bibliotheek? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (35%) 37% 28% 20% 4% 21% 20%
ik hou niet van lezen ik heb thuis genoeg te lezen ik heb te weinig tijd het aanbod in de bibliotheek is te beperkt ik ga naar de bibliotheek op school anders, namelijk: ____________________________
Jongerenstadspeiling 2010
73
G. SPORT
44
Aan welke van de volgende sporten heb je de afgelopen 12 maanden gedaan? (gymnastiek op school telt niet mee) (je mag meer dan 1 antwoord geven) (99%) 9% 5% 6% 10% 12% 10% 5% 1% 5% 13% 7% 3% 28% 24% 4% 5% 5% 24% 9% 6% 4% 6% 3%
45
ik heb niet aan sport gedaan → ga naar vraag 49 aerobics / steps (1) atletiek (2) badminton (3) basketbal (4) biljart / poolbiljart / snooker (5) boksen (6) bridge (7) dammen (8) danssport, ballet (9) darts (10) duiksport (11) fitness conditie (12) fitness kracht (13) golf (14) gymnastiek / turnen (15) handbal (16) hardlopen / joggen / trimmen (17) hockey (18) honkbal / softbal (19) kano / kanopolo (20) klimsport / bergwandelen (21) korfbal (22)
2% 7% 3% 3% 19% 6% 2% 15% 11% 3% 14% 17% 9% 36% 9% 6% 6% 9% 3% 15% 13% 11%
motorsport (23) paardensport (24) roeien (25) rugby (26) schaatsen (27) schaken (28) schietsport (29) skeeleren / skaten (30) skiën / langlaufen / snowboarden (31) squash (32) tafeltennis (33) tennis (34) vecht- en verdedigingssporten, judo (35) (veld)voetbal (36) volleybal (37) wandelsport (38) watersport / zeilen / surfen (39) wielrennen / mountainbiken / toerfietsen (40) yoga / pilates (41) zwemsport / waterpolo / aqua-aerobics (42) zaalvoetbal (43) een andere sport (44), namelijk ___________
Aan welke sport doe je het meest, wat is je 'hoofdsport'? (noem één cijfer uit de vorige vraag) 22% 7% 6% 6% 6%
6
Hoe vaak doe je in je vrije tijd aan sport? (buiten schooltijd) (90%) 20% 49% 18% 6% 3% 4%
74
(veld)voetbal fitness conditie danssport/ ballet fitness kracht hockey
(vrijwel) dagelijks een paar keer per week ongeveer één keer per week een paar keer per maand ongeveer één keer per maand een paar keer per jaar
Jongerenstadspeiling 2010
47
Hoe vaak sport je in je vrije tijd buiten een vereniging / club? Bijvoorbeeld voetballen op straat, racefietsen, joggen, skaten? (90%) 20% 35% 17% 28%
48
(vrijwel) dagelijks ja, minimaal één keer per week ja, minimaal één keer per maand (bijna) nooit
Zit je op één of meerdere sportverenigingen of ben je lid van een sportschool / fitnessclub? (90%) 66% ja 34% nee
49
Is er een sport die je nu niet doet bij een vereniging of sportschool, maar daar wel graag zou willen doen? (99%) 38% ja 62% nee
50
→ ga naar vraag 52
Welke sport is dat dan? (noem 1 nummer van een sport van vraag 44 op de vorige bladzijde) 10% 9% 7% 7% 6% 6%
51
Bij de vorige vraag heb je aangegeven dat je graag aan een bepaalde sport zou willen doen. Waarom doe je dat dan niet? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (38%) 9% 8% 10% 31% 40% 16% 14%
52
danssport/ ballet fitness conditie tennis fitness kracht vecht- en verdedigingssporten (veld)voetbal
die sport is niet in Amersfoort die sportvereniging is te ver weg dat mag niet van mijn ouders dat kost te veel geld ik heb te weinig tijd ik weet niet waar ik dat zou moeten doen ik wil niet alleen en ken niemand om samen mee te gaan
Wat mis je in Amersfoort op het gebied van sport?
Jongerenstadspeiling 2010
75
H. UITGAAN
53
Hoe vaak per jaar ga je in en/of buiten Amersfoort naar: (Vul een getal in. Als je nooit gaat, vul dan een 0 in) (100%) toneelvoorstelling musical, show, revue dans / balletvoorstelling cabaret, kleinkunst concert klassieke muziek, opera of operette popconcert / festival / jazz / bluesconcert dance / houseparty bioscoop / filmtheater / filmhuis museum / galerie sportwedstrijd kijken (niet op tv) restaurant
54
in Amersfoort (29%) 2 keer per jaar (23%) 2 keer per jaar (9%) 2 keer per jaar (13%) 2 keer per jaar (6%) 2 keer per jaar (37%) 2 keer per jaar (22%) 6 keer per jaar (88%) 6 keer per jaar (25%) 2 keer per jaar (30%) 10 keer per jaar (85%) 7 keer per jaar
buiten Amersfoort (23%) 2 keer per jaar 32% 2 keer per jaar (7%) 2 keer per jaar (12%) 2 keer per jaar (8%) 2 keer per jaar (34%) 3 keer per jaar (21%) 6 keer per jaar (44%) 4 keer per jaar (45%) 4 keer per jaar (36%) 6 keer per jaar (76%) 8 keer per jaar
Hieronder staan evenementen die de laatste 12 maanden in Amersfoort zijn gehouden. Wil je: - in kolom A de evenementen / activiteiten aankruisen die je kent? - in kolom B de evenementen / activiteiten aankruisen die je toen hebt bezocht? - in kolom C een rapportcijfer geven van 1 (=zeer slecht) tot 10 (=zeer goed). Je hoeft alleen een cijfer te geven als je er geweest bent of meegedaan hebt. (100%) A ja, bekend Avondvierdaagse (Amersfoort of Hoogland, mei/ juni 2009) Dancefestival Stadsgeluid (binnenstad, juni 2009) Torenpopfestival (Eemplein, juni 2009) Festival Dias Latinos (binnenstad, augustus 2009) Dorpsfeest Hoogland (park Schothorst, september 2009) Kermis Hoogland (oktober / november 2009) Carnavalsoptocht Hoogland (februari 2010) Koninginnedagactiviteiten in de binnenstad (april 2010) Amersfoort Jazz festival (binnenstad, mei 2010)
55
92% 52% 63% 61% 70% 77% 70% 82% 67%
B ja, bezocht/ meegedaan 37% 22% 26% 28% 28% 34% 22% 35% 23%
C rapportcijfer 7,8 7,3 7,5 7,4 7,7 7,6 7,4 6,9 7,0
Waar ontmoet je in je vrije tijd regelmatig vrienden of vriendinnen? Noem de 3 belangrijkste plekken. (100%) 83% 55% 4% 28% 31% 43% 18%
76
bij mij of bij hen thuis op straat, park, schoolplein, winkelcentrum, veldje, et cetera in een wijk- of jongerencentrum in een café, discotheek in de sporthal, sportschool, sportveld op school (na schooltijd) ergens anders
Jongerenstadspeiling 2010
I. PROBLEMEN 56
Kun je aangeven in hoeverre jij in het afgelopen jaar problemen hebt gehad en/of hebt lopen piekeren over de volgende zaken? (98%) niet 51% 62% 59% 54% 79% 89% 48% 72% 46% 61% 87% 83% 44%
je uiterlijk je gezondheid je gewicht liefdesrelaties vrijen, seks drugs, alcohol, gokken vriendschappen werk of werkloosheid je prestaties op school je ouders discriminatie gepest worden je eigen toekomst
enigszins 40% 31% 29% 33% 17% 9% 40% 21% 38% 29% 10% 12% 34%
veel 9% 7% 12% 13% 4% 2% 12% 7% 16% 10% 3% 5% 22%
→ Als je de vorige vraag alleen maar met 'niet' hebt beantwoord, dan mag je de volgende drie vragen overslaan. Ga dan door met vraag 60 op de volgende bladzijde.
57
Bespreek je dat soort problemen wel eens met iemand uit jouw directe omgeving? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (86%) 63% 20% 62% 16% 12% 10%
ja, met mijn ouders ja, met een broer en/of zus ja, met een vriend of vriendin ja, met mijn partner ja, met iemand anders nee
Ook zijn er personen en instellingen waar je terechtkunt met persoonlijke problemen. Bijvoorbeeld de huisarts of een vertrouwenspersoon op school. Maar ook bijvoorbeeld Jong Centraal, het Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg of het RIAGG. 58
Heb je in de afgelopen twee jaar wel eens contact gehad met zo'n persoon of instelling om te praten over problemen? (86%) 22% ja 78% nee
59
→ ga naar vraag 60
Zo nee: waarom ben je niet naar zo'n persoon of instelling gegaan? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (65%) 88% 3% 2% 1% 8% 9%
daar heb ik geen behoefte aan, zo erg is het niet dat durf ik niet ik weet niet waar ik met mijn probleem naar toe moet gaan ik ben bang dat mijn ouders daar achter komen ik heb geen vertrouwen in zo'n persoon of instelling andere redenen
Jongerenstadspeiling 2010
77
J. DE MAATSCHAPPIJ
De gemeente wil graag weten hoe jongeren over homoseksualiteit denken. Daarom stellen we de volgende vraag.
60
Wat vind je ervan als twee meisjes / vrouwen of twee jongens / mannen op elkaar verliefd zijn? (99%) 57% 32% 5% 6%
normaal een beetje raar erg raar verkeerd
De gemeente probeert allerlei zaken voor de inwoners van Amersfoort, dus ook voor de jongeren, zo goed mogelijk te regelen. 61
Welke dingen waar bijvoorbeeld de gemeente voor zou moeten zorgen zijn de belangrijkste voor jongeren zoals jij? (je mag maximaal 2 antwoorden aankruisen) (100%) 18% 44% 13% 30% 4% 30% 12% 31% 17%
62
een schoon milieu veiligheid in de buurt verkeersveiligheid mogelijkheid om te kunnen sporten en spelen een jongerencentrum in de buurt goed onderwijs dat er genoeg werk is dat je leuk uit kunt gaan, stappen woonruimte voor jongeren
Als er activiteiten worden georganiseerd in de stad, hoe kom jij dat dan te weten? (je mag meer dan 1 antwoord geven) (100%) 16% 22% 10% 5% 80% 34% 47% 8% 5% 5%
63
dat lees ik in het AD / de Amersfoortse Courant dat lees ik in de huis-aan-huisbladen (De Stad Amersfoort en Amersfoort Nu) via de lokale radio en tv en teletekst / teksttelevisie dat lees ik in de Uit in Amersfoort, de culturele maandagenda via vrienden, kennissen, familie, buren via school of werk via poster of flyer via internet, namelijk op ____________________________ anders daar weet ik meestal niets van
Ben jijzelf lid van een organisatie die ergens voor opkomt? (bijvoorbeeld Greenpeace, het WNF, een politieke partij, Amnesty International) (99%) Zo ja: welke organisatie? 82% nee 18% ja, namelijk:
64
Sommige mensen doen in hun vrije tijd werk, zonder daarvoor betaald te krijgen. Zou jij aan vrijwilligerswerk willen doen? (99%) 30% 18% 42% 10%
78
____________________________
nee, ik wil (liever) geen vrijwilligerswerk doen ja, dat zou ik best willen dat weet ik nog niet, hangt ervan af ik doe al vrijwilligerswerk
Jongerenstadspeiling 2010
K. OVER JEZELF 65
Ben je …. (99%) 50% een jongen / man 50% een meisje / vrouw
66
Hoe oud ben je? (99%) (noteer je leeftijd in het vakje)
67
Wat voel je je het meest? (99%) 87% <1% 1% 2% 4% 6%
68
Nederlander Surinamer Antilliaan / Arubaan Marokkaan Turk anders
Kruis aan met wie jij in een huis woont. Je mag meer antwoorden aankruisen. (100%) 72% mijn vader (pleegvader of stiefvader) 79% mijn moeder (pleegmoeder of stiefmoeder) 67% één of meer broers of zussen (of halfbroers / halfzussen of stiefbroers / stiefzussen) 4% ik woon een deel van de week bij mijn (pleeg)moeder en een deel van de week bij mijn (pleeg)vader 5% ik woon zelfstandig, op kamers of in een woongroep → ga naar vraag 72 3% ik woon samen met mijn partner → ga naar vraag 72 10% anders, namelijk ____________________________
69
Wat is de hoogste opleiding die je ouders / verzorgers hebben afgemaakt? Als bijvoorbeeld je vader een mbo-opleiding heeft afgemaakt en je moeder een universitaire opleiding, kruis dan ‘universiteit’ aan, dus het laatste vakje. (als je het niet weet, vraag het dan aan je ouders) (90%) 4% 17% 15% 14% 50%
70
geen / lager onderwijs (basisonderwijs) lager en middelbaar voortgezet onderwijs (mavo, mulo, lts, leao, huishoudschool e.d.) hoger voortgezet onderwijs (havo, hbs, vwo, mms, gymnasium e.d.) middelbaar beroepsonderwijs (mts, uts, meao, INAS, ROC e.d.) hbo of universiteit
Heeft je vader / verzorger werk? (91%) 72% 11% 1% 1% 3% 1% 5% 6%
ja, hij werkt fulltime ja, hij werkt een aantal dagen per week of een paar uur per dag (parttime) nee, hij is huisman nee, hij is werkloos nee, hij is arbeidsongeschikt of langdurig ziek hij is gepensioneerd, met de VUT anders, namelijk ____________________________ dat weet ik niet, niet van toepassing
Jongerenstadspeiling 2010
79
71
Heeft je moeder / verzorger werk? (90%) 19% 56% 13% 2% 3% <1% 5% 3%
ja, zij werkt fulltime ja, zij werkt een aantal dagen per week of een paar uur per dag (parttime) nee, zij is huisvrouw nee, zij is werkloos nee, zij is arbeidsongeschikt of langdurig ziek zij is gepensioneerd, met de VUT anders, namelijk ____________________________ dat weet ik niet, niet van toepassing
De gemeente is benieuwd naar de mening van jongeren. Hiervoor maken we onder andere gebruik van het Jongerenpanel. Dit panel bestaat uit 500 jongeren die meedoen aan onderzoek voor de gemeente via hun e-mailadres. 72
Wil jij lid worden van dit Jongerenpanel? Je krijgt dan af en toe via internet een aantal vragen van de gemeente. (99%) 42% ja 1% ik ben al lid van het Jongerenpanel → ga naar vraag 74 57% nee → ga naar vraag 74
73
74
80
Op welk e-mailadres ben je hiervoor te bereiken?
Heb je nog opmerkingen over de vragenlijst?
Jongerenstadspeiling 2010
Bijlage 2: Prestatie-indicatoren
Toelichting In de begroting zijn prestatie-indicatoren opgenomen, die meetbaar moeten maken in hoeverre beleidsdoelstellingen zijn bereikt. Daarnaast heeft de sector WSO prestatie-indicatoren opgenomen in beleidsnota’s. Dit geldt voor sport6 en voor het cultuurbereik7. In deze beleidsnota’s zijn ook streefwaarden opgenomen voor 2015.
2004
2010 streefwaarde 2015
jongeren 10 t/m 17 dat lid is van sportvereniging/sportclub
63%
62%
jongeren10 t/m 22 jaar dat aan sport heeft gedaan in afgelopen jaar
84%
91%
30%
33%
40%
% jongeren 10 t/m 22 jaar dat les volgt voor muziek, zang of dans
17%
19%
25%
% jongeren dat toneel-, musical-, dans- of cabaretvoorstelling heeft bezocht in Amersfoort 10 % jongeren dat (pop-, jazz-, klassiek) concert in Amersfoort bezocht
39%
45%
45%
19%
39%
25%
76%
82%
80%
18%
25%
25%
% jongeren 10 t/m 22 jaar dat actief aan kunst en cultuur doet
8 9
% jongeren dat evenement in Amersfoort bezocht
11
% jongeren dat museum of galerie in Amersfoort bezocht
6
Kadernota voor het sportbeleid 2008-2015 ‘De kracht van sport’, pag. 23. Nota voor het cultuurbeleid 2008-2015, ‘Nieuw Amersfoorts Peil’, pag. 27. 8 Feitelijk gaat het hier om het antwoord op de vraag (SP2004: 39): ‘Bespeel jij in je vrije tijd een muziekinstrument of doe je aan zang en/of dans?’ 30% van alle jongeren (10 t/m 22 jaar) doet aan één of meer van deze zaken (excl. disco). In 2010 is de vraag uitgebreid en ‘zang’ is vervangen door ‘zingen’. Beperk je je tot de drie categorieën (een muziekinstrument bespelen, zingen en dansen of ballet), dan blijkt dat m.n. ‘zingen’ is toegenomen. Dit verklaart ook de toename van het kengetal in 2010. 9 Dit kengetal wordt ook aangeduid met het % jongeren dat actief en georganiseerd aan kunst en cultuur doet. Dit wordt in de praktijk gemeten op basis van het aantal jongeren (10 t/m 22 jaar) dat in de vrije tijd lessen of cursussen volgt op gebied van muziek, zang of dans/ballet. 10 % jongeren dat minstens een keer per jaar naar een klassiek-, pop- of jazzconcert gaat in Amersfoort. Er is vooral een sterke toename van het bezoek aan pop-, of jazzconcerten in Amersfoort. 11 Het % is gebaseerd op het aandeel jongeren dat één van de 9 meest bekende jaarlijkse evenementen in Amersfoort heeft bezocht. De lijst verschilt iets van 2004. De toename komt vooral door meer bezoekers van het Dorpsfeest Hoogland en de Avondvierdaagse. 7
Jongerenstadspeiling 2010
81