Aanwinsten
voor
de
adventief-flora,
Nederlandse
12
door
F.
kreeg
In 1972
het
bezocht
terrein
een
Fabriek
hij
dat
aan
(Rijksherbarium, Leiden)
Rijksherbarium
collectie adventieven,
jaren
Adema
niet alleen
een
nog niet als
in de
aantal
zodanig
gevonden
soorten
Dorgelo
te
Haarlem
een
uitgebreide
de bekende adventief-terreinen,
bekend stond,
maar
te
In
jaren 1962—1966, ten geschenke.
van
de Duivendrechtse Kade
land reeds eerder
de heer J.
van
bijeengebracht
nl.
bij
de Kon.
Amsterdam. Dit leverde liefst 6
van
maar
Ned.
naast
deze ook
Cocaïne
vele
in
ons
de hieronder beschreven nieuwe
adventieven op. De Kon. Ned. Cocaïne Fabriek wint
gedroogde
1)
resten van
De heer Joh. Bolman
van
hem
naar
te
verwerven,
papaverbollen,
(Amsterdam)
waarvoor
was zo
ik hem
een
bepaald
waaraan
het
vriendelijk om
alsnog hartelijk
Apeldoorn.
85
alkaloïde uit het z.g. bolkaf, de
melksap
voor
1
is onttrokken ). Dit bolkaf
mij
deze informatie via
dank zeg. De fabriek is inmiddels
een relatie
verplaatst
wordt in zakken
weggegooid.
uit
verpakt
deze fabriek verzamelde,
van
De zakken worden
Turkije aangevoerd. de
waarschijnlijk zijn
Zeer
meeste
welke
planten,
na
Dorgelo
dit bolkafof met de zakken waarin het
met
het
ledigen
op het terrein wordt
verpakt
meegekomen.
1. Zingeria trichopoda (Boiss.) P. Smirn., Milium
PI.
trichopodum Boiss., Diagn.
Buil. Soc. Nat. Mosc.
Or. Nov.
Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned.
Amsterdam,
51,1946, p. 67
n.s.
—
13, 1853, p. 45 (Gramineae).
I,
ser.
Cocaïne Fabriek,
J.
leg.
1.VI1.
Dorgelo,
1965.
Eenjarig
1 —2
1,8
kaal.
lang,
Pluim
1,5—1,8
mm
lang,
nerf op de
met
enkele
lang, eirond,
mm
35( —50)
met
even
Bladen
stomp.
uitgespreid, (3 door
groen. naar
tamelijk lange,
staande haren. Palea ongeveer
hoog, rechtopstaand,
cm
—
mm
zijtakken dun, afstaand,
1-bloemig,
lang, eennervig,
)15
—
2—4
Ligula
vlak, spits,
breed;
cm
Aartjes
kaal.
breed,
mm
( —16)
(2
Stengels
gras.
Bladscheden
naar
)5 —15
—
—
lang
cm
de top
weinig ongelijk,
niet of
kaal.
dun,
10£)cm lang, 3 —12
en
gerichte stekeltjes
gerichte stekeltjes.
voren
aan
—
voren
Kelkkafjes
als de lemma,
lang
5£(
1|
ca.
ruw.
1,3
mm
Lemma 1,5-
—
nauwelijks verdikte,
eveneens
af-
afstaande haren.
met
Bloeitijd: mei-juni. Ar.: Anatolië, Opm.:
Syrië, Irak,
Zingeria
is
door de behaarde lemma
2.
40,
Fig.
Poa
trivialis L.
1890, p.
1,
125
var.
—
Perzië, Transcaucasië
verwant
nauw
(bij
Milium
aan
Milium is
Zuid-Rusland.
verschilt
dit
van
geslacht
vooral
deze kaal).
silvicola (Guss.)
P. silvicola Guss.,
en
en
Hack., Verh. K.K.
Enum. PI. Inar.
Zoöl.-Bot. Ges.
1854, p. 271
Wien
(Gramineae)
—
c. 0
Amsterdam, Duivendrechtse
Kade, terrein Kon.
•
Ned.
Cocaine
Fabriek,
leg.
J.
Dorgelo,
l.VII.
1965.
Deze variëteit verschilt worden Ar.:
gevonden, Oostelijk
Opm.:
Deze
van
alle andere
vormen
door de kralensnoervormige
Middellandse
van
P. trivialis welke in Nederland
wortelstokken.
Zeegebied.
variëteit is niet,
zoals
JANSEN (1951, p. 81) veronderstelde, in Neder-
land inheems.
Lit.:
JANSEN, P.,
1951.
Gramineae,
in Fl. Neerl.
1(2).
Amsterdam.
1
3. Galium floribundum Sibth. & Sm. ), Fl. Graec. Prod. 1,1806, p.
Fig.
94
( Rubiaceae)
—
1, b.
Amsterdam,
Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned.
Cocaine
Fabriek,
leg.
J.
Dorgelo,
l.VII.
1965.
Plant eenjarig. naar
ï)
achteren
Prof.
voor
Stengels
gerichte stekeltjes
Dr. F. Ehrendorfer
ik hem
zeer
7—35
erkentelijk
(Wenen)
cm
hoog, rechtopstaand,
ruw
was
zo
en
al of niet
vriendelijk
ben.
86
met
deze
rolrond
met
4 ribben, door
korte afstaande haren bezet.
plant
voor
mij
te determineren,
waar-
Fig. 1, bloem stok
a.:
(
X
Galium
20,
(x 2);
murale
All.,
voorste kroonblad
stengel
met
vruchten
weggelaten); c.:
d.: Ricinus communis L.
var.
rugosus
Arg.,
(x 15);
b.:
Poa trivialis L.
Müll.Arg., vrucht
vrucht
87
(x2).
Galium
var.
floribundum Sibth.
silvicola
(X2);
e.:
(Guss.)
id.
var.
&
Sm.,
Hack., wortel-
brasiliensis Müll.
Bladen in kransen
top
en
behaard.
dicht
lang,
mm
2—3
achtig, 4-slippig,
vormig aanhangsel,
onder-
aan
met
korte
1 —5
bolvormig,
murale
Amsterdam,
eirond,
1
ca.
Kade, terrein
afstaand
kaal.
Vrucht-
de top
aan
met
Cyprus,
Kon.
lang,
een
Stijl bijna
4.
draadtot
op
in diam., meestal behaard.
mm
t.
All., Fl. Pedem. 1, 1785, p. 8,
Duivendrechtse
toegespitste
met
lang,
mm
buiten kort afstaand behaard. Meeldraden
Ar.: Macedonië (Thessaloniki), Rhodos,
4. Galium
lang,
cm
bovenzijde tamelijk lang
en
afstaande haren bezet. Bloemkroon bruin-
breed; slippen
mm
van
Vruchten
gedeeld.
voet
lijnvormig, (|—)1 —2
gaafrandig,
voet,
Bloeiwijze pluimvormig. Bloemsteeltjes dun,
beginsel \ —1
de
8 —10(—12),
van
wigvormige
Klein-Azië.
77,
1
fig.
((Rubiaceae )
—
Ned. Cocaïne Fabriek,
J.
leg.
Fig. 1,
Dorgelo,
a.
l.VII.
1965.
Plant
vormig
verspreide
Bloemen of
2—3
haren,
bijeen
enkele
met
gekromde
boven
van
van
2—5
hun stelen
de top
aan
en
aan
nerven
de
buitenzijde
en
de top
Bloemsteeltjes 1
met
voet,
daarnaast
gerichte
kort
lang,
mm
haren.
dik, kaal
en
de top
aan
met
lang; slippen elliptisch,
mm
enkele
met
langwerpig,
1
1|
ca.
wigvormige
gerichte haren,
met naar
ca.
geel, 4-slippig,
Vruchten
gedeeld.
de top
en met
4—6, lancet-
van
haren. Meeldraden 4. haren bezet,
haakvormige
omlaag gebogen.
naar
Ar.: Middellandse
5. Nicotiana
toegespitste top
naar
gewone bladen.
van
haren bezet. Bloemkroon
alleen
met
Vruchtbeginsel langwerpig,
tamelijk spits, rechtopstaand, Stijl
lang,
en nerven
onderen op rand
in de oksels
haren.
mm
4 ribben
met
haren. Bladen in kransen
gerichte
op rand
met
rolrond
hoog, rechtopstaand,
cm
achteren
naar
omgekeerd eirond,
tot
gaafrandig, met
5—20
eenjarig. Stengels
verspreide, korte,
Zeegebied.
attenuata
Torrey
ex
Bot.
Watson,
1871, p. 276,
King's Explor.
27
t.
(Solanaceae).
Grevenbicht,
Plant
hoog,
dicht
eenjarig,
1 —6 cm
de
grintgat
aan
met
de
Maas,
leg.
top
en
klokvormig,
6
—
dan
2—
vuilwit; buis
hartvormige
8(—10)
doorlopen,
tanden korter
mm
lang,
weinig
lang,
cm
—
10(—12)
0,5 —0,8 Ar.:
mm
Opm.:
met
4
en
Ons
weinig
Staten,
van
en
soms
met
8 —15
cm
zittend.
lang,
met
Bloeiwijze
mm
openspringend.
Bloemkroon daarboven
cylindrisch,
Zaden
van
zittende klieren;
grote,
lang, stomp.
of
pluimvormig.
driehoekig, toegespitst. 1/5—1/6 deel
cm
spitse
bladsteel
gaafrandig;
voet,
veel, tamelijk
lobben 5—6
kleppen
30 —100
Stengels rechtopstaand,
donkerder strepen, die tot de toppen
met 5
in het onderste
lang, netvormig geaderd,
Verenigde
New-Mexico
slechts
lang,
mm
12.IX.1966.
wigvormige
ongelijk,
geleidelijk verwijd, vrijwel geheel kaal; 8
tot
bij vruchtrijpheid
de buis,
2|(—3)
Dorgelo,
lancetvormig,
tot
de bovenste bladen smaller
lang;
tanden
zwak
J.
korte klierharen bezet.
al of niet vertakt. Bladen eirond
toegespitste
Kelk
oever
Vrucht
afgeplat
eivormig,
niervormig,
bruin.
Washington
en
Idaho
tot
Zuid-Californië, Arizona,
Texas.
exemplaar, zittende
brekende) bloemen
dat alleen
klieren.
van
rijpe
Hoewel
belang zijn,
vruchten heeft,
voor
ben ik
88
draagt
determinatie ook er
van
overtuigd,
de
aan
(bij
de vruchtkelk
onze
dat de
plant
plant
tot
ont-
deze
behoort. In de sleutel
soort
(1966, p. 173), kan de
3.
gesteeld, stomp.
Bladen deel
cylindrisch,
zeer
kort
buis
1—2
ca.
ingepast:
lang, geelgroen;
cm
omgekeerd kegelvormig; slippen
2—3
in het onderste
buis
mm
lang, afgerond
Bloemkroon
spits.
de laatste in het onderste
of
gesteeld, spits deel
en
ca.
deel
3—5
de
lang,
cm
meestal
zoom
daarboven
cylindrisch,
ca.
2—3
geleidelijk verwijd; slippen
5—6
lang,
mm
Griseb. (non Pers.),
tys
Spie. 2, 1844,
Eenjarig. Stengels rechtopstaand, de
tot
eirond
afstaande haren tot
beiderzijds
Onderste
alle
ingesneden,
veel
met
Bloemkroon 10 niet
langer
dan
de kort
haarring.
Opm.:
ca.
4
mm
Bovenstaande
V.
top
en
bloemen
Plant
eenjarig. Stengels (10
dicht
om
J.
elliptisch
tot
korte,
naar
langwerpig,
met
V.
van
deze 4
laatste
langer
6-bloemig;
—
Mey.,
met
de
cm
aan
2—3,
cm
lang,
gerichte
afgeronde top de
paars
V.
meestal
de
5 mm
ca.
bloei-
hogere
lang, diep
met een
omgekeerd 4
ca.
mm
lang,
(bij
Ind. Sem. Hort.
V.
kort
3-lobbig (bij
grisebachii
2—3
Dit
exemplaar.
van ons
schutbladen
grisebachii
wit
met
mm).
Petrop. 6, 1839,
p. 53
II, 1808, p. 64 ( Labiatae).
op rul
zandig pad langs
en
bladen.
zwak
Onderste bladen
hartvormige
lang genaaide tanden,
kort
langwerpig-
wigvormige
van
elkaar
wigvormige
gewimperd
verwijderd,
voet,
en
voet,
overgaand,
gesteeld. Steelblaadjes
en
kort
tot
in de schutbladen
Schijnkransen zeer
toegespitste top
89
vaak vertakt, rond-
hoog, rechtopstaand,
hogere langwerpig,
gewone
met
voet,
trosvormige
Vruchtbeginsel
de hand
haren bezet.
halfkransen zittend; bloemen
keerd eirond, 1—1
zijden
dan
wigvormige
8.VI.1963.
)15 —40
gekarteld, tamelijk lang gesteeld,
aanliggen-
weinig ingesneden;
langere haren; stijl
grisebachii:
lang (bij
mm
Dorgelo,
achteren met
kortere
1.VII.1965.
korte buis, onderin de buis
volgens Dorgelo
4
ca.
—
met
Dorgelo,
spitse top, lang gewimperd.
met
Vogelenzang, Amsterdamse Waterleidingduinen,nabij ingang Bekslaan, bos, parallel aan wandelpad, leg.
chamaepi-
stengelbladen,
bloemen. Kelk
ibericum Bieb., Fl. Tauro-Cauc.
Dracocephalum
en
dichte, eindelingse,
gemaakt
7. Lallemantiaiberica (Bieb.) Fisch. &
—
spitse
ontwikkeld.
de top
beschrijving
stijl
en
V.
klieren bezet. Bladen in omtrek
de bovenste
zeer
goed
is
beschrijving
grisebachii ongedeeld),
donkerblauwe aderen)
met
gesteelde
aan
—
kaal.
lang,
voldoet niet helemaal aan de
gesteelde
lang,
met een
Discus
268
J.
leg.
langere
met
slippen 4, lijnvormig,
eirond, dicht met korte haren bezet, kaal. Meeldraden
Fabriek,
hoog,
cm
in een
Bloemen
in doorsnede,
aaneengesloten
Cocaine
schutbladen als
korte haren; mm
mm
Soc. 65,1972, p.
afstaande haren; onderste bladen
diep 3-lobbig.
wijze bijeenstaand. 3-spletig;
3—8
weinig, lange,
bovenste bladen
15
kort
N. attenuata
in FL. Neerl.IV(2). Amsterdam.
(Scrophulariaceae).
Ned.
tot
verspreide,
eirond,
omgekeerd met
en
p.
Kade, Kon.
Duivendrechtse
Amsterdam,
Linn.
25
onderste
stomp.
2a.
Veronica cf. grisebachii Walters, Bot. J.
de
geleide-
N. tabacum
buis in het
vuilwit;
lang,
cm
een
rustica
rood,
meer
2.
Bloemkroon
daarboven
of
rose
plotseling of
toegespitst
toegespitst.
cylindrisch,
2/3
Lit.: OOSTSTROOM,S. J. VAN &TH. J. REICHGELT, 1966. Solanaceae,
6.
1/3—1/4
of met
1. N.
lijk verwijd; slippen langer
1/5—1/6
worden
volgende wijze
spitsje
bleker,
3". Bladen
op de
Bloemkroon
daarboven
Bladen meestal zittend,
3'.
de Solanaceae door VAN OOSTSTROOM & REICHGELT
van
soort
aan
omge-
aan weers-
onder-
en
bovenzijde lang,
van
voren
met
korte
buiten
haren
korte
met
achteren
gerichte haren, ongelijk 5-tandig;
grootst,eirond,
korte afstaande haren binnen
met een
met
lange
afstaande haren; de
lobben
middelste lob groter dan de beide dan de voorste; helmdraden
voet
enkele
met
zeer
s-vormig gebogen.
geknot; Ar.:
vruchtwand
in
het
van
lang
binnen
en
voet
mm
naar
de bovenste tand het lancet-
onderste het kleinst,
2
kaal,
naar
boven
toe met
dun, bij de keel verwijd; lippen
bovenlip 2-lobbig,
rechtopstaand,
korte
met
van
binnen
weerszijden
aan
de
afgerond; onderlip 3-lobbig,
zijdelingse, uitgerand.
Achterste meeldraden
langer
de beide achterste meeldraden bij de inplanting op de
lange klierharen; helmhokjes 4—5
Nootjes langwerpig,
mm
uiteenwijkend. Stijl lang, bruin,
de
aan
de top af-
aan
bij bevochtiging verslijmend.
Zuid-Rusland,
Turkmenië;
lang,
van
toegespitst,
de
aan
zittende klieren; buis
en
overlangse plooi,
kroonbuis
tanden kort
mm
buisvormig, (8 —)10—15
gerichte haren,
1/3 —1/4 maal zolang als de buis, de
Bloemkroon blauw, 15—20
vormig.
van
zittende klieren. Kelk
en
naar
langs
de Zwarte
oostelijke
Zee
Middellandse
in
en
de Kaukasus; in
Zeegebied op
het Balkan
de
bergen
van
Schiereiland
en
in Klein Azië; Perzië.
Opm.:
Het
Lallemantia is
geslacht
daarvan vooral door de
8.
Ricinus
rijpe
en
vruchten.
var.
er
Dit
deze
van
blijkt
exemplaren.
exemplaren
a.
worden
tot
de
ook
het
Volgens
volgende
brasiliensis Müll.
de
aan
Dracocephalum
en
verschilt
bovenlip.
in
ons
exemplaar
geval
PAX
te
&
land
planten
zijn bij
alleen bladen of
met
uit de collectie
Dorgelo
2 andere, in
HOFFMANN (1919, p.
met
heeft echter
Rijksherbarium
het
120) behoren
deze
3
Fig. 1,
e.
variëteiten:
Arg.,
Amsterdam, Duivendrechtse
soort
Een
bloemen verzameld.
aanwezige
van
communis L.
Gewoonlijk bladen
verwant
nauw
overlangse plooien
in Mart., Fl. Bras.
11(2), 1874, p. 421,
terrein Kon. Ned. Cocaïne Fabriek,
Kade,
t.
leg.
60
J.
—
Dorgelo,
15.IX.
1964.
Vruchten 16—18 mm
b.
var.
armatus
Rotterdam,
Planten
lang, ongestekeld.
ca.
12
mm
lang.
(Andr.) Müll. Arg., in DC., Prod. 15(2), 1866, p.
Merwehaven,
met
Zaden
een
leg.
N.
P.
paarsachtige
W.
1018.
Balke, 28.VIII.1935.
waslaag
overtrokken.
Vruchten
16—18
mm
lang,
lang gestekeld.
c.
var.
rugosus
Wissenkerke,
Vruchten
Lit.:
PAX,
Müll.
zeedijk,
Arg.,
in
20—26 mm
F. & K.
in DC., Prod.
15(2), 1866, p. 1018
aanspoelsel (veek), leg.
A. de
lang, lang gestekeld.
HOFFMANN,
1919.
Ricinus,
Zaden
in A.
90
Visser,
Engler,
—
Fig. I,
d.
19.IX.1952.
15—17 mm
lang.
Das Pflanzenreich
IV.147.XI, p.
119.
Summary
A number
lands,
viz.
of species
floribundum Sibth. grisebachii Walters; Arg.,
id.
and varieties
are
Zingeria trichopoda (Boiss.)
var.
&
Sm.,
G. murale
All.;
Ricinus communis L.
rugosus Müll.
mentioned
as new
P. Smirn.; Poa
to the
trivialis L.
Lallemantia iberica
var.
brasiliensis
Arg.
91
adventitious flora
var.
silvicola
(Bieb.)
Fisch.
Müll. Arg., id.
var.
of the Nether-
(Guss.) Hack.; &
Mey.;
Galium
Veronica cf.
armatus (Andr.) Müll.