. JAP.RGANG 10,_AFLEVERING NR. 3 )
TIDINGE .· 1
vanDieGoude ·.-----.
JULI 1992
ISBN: 0168-0498
TIDINGE VAN DIE GOUDE Mededelingenblad Oudheidkundige Kring "Die Goude" Rc:dactic:
Jaap Rebel, Henny van Dolder~e \Vit, Paul Abds, Nico Habennehl Redactieadres: \Vesthavcn 43, 2801 PL Gouda No. J - Juli 1992
Secretariaat: Zoutmanstràat 64 2806 XD Go uda (lel. 01820- 16943). penningmc:estcr/lcdcnadminis1ratîe: R. F. Stijnis, Vlk tcnburg 32, 2804 WT Goud.1 (iel. 01820-32278).
Postrekening nr. 39.70.93, t. n.v. "Die Goude", Gouda
VAN KAARSLICHT NAAR OLIELAMP. VERLICHTING IN DE SINT-JANSKERK. Henny van Dolder Het is voor een ieder van ons, gewend als we zijn aan de gemakken die elektriciteit ons in het dagelijks leven biedt, moeilijk zich voor te stellen welke problemen zich voordeden bij de voortschrijdende technieken naar moderne verlichting. De kerkmeesters en kerkvoogden van de negentiende eeuw werden hiermee geconfronteerd, toen binnen een tijdsbestek van 50 jaar de verlichting met kaarsen plaats maakte voor die met olie en later met gas. In dit anikel wordt iets verteld over de moeilijkheden die zich voordeden na de installatie van de ol.ieverlichting in de St.-Janskerk. De uitvinder van de brandspuit Jan van der Heyden ontwierp in 1668 een straatlantaarn die brandde op raapolie. In 1674 ging het Goudse stadsbestuur, in navolging van vele andere steden, over op deze straatverlichting en schafte 270 olielamaams aan mor een bedrag van 2635 gulden. Het zou nog precies 130 jaar duren eer deze vorm van verlichting in de St.-Janskerk werd toegepast. De in 1796 uitgevaardigde decreten van de Nationale Vergadering die leidden tot de scheiding van kerk en staat, hadden ongunstige ·gevolgen voor de kerkelijke financiën. Onder de vele bezuinigingsmaatregelen die het Goudse kerkbestuur trof, vielen ook de kosten v-Jn de verlichting, waarbij een nieuw systeem, met olieverlichting, dé oplossing leek te zijn.
Voor de kerkmeesters was er nog een andere reden om zich over de aanschaf van olielampen te beraden. Ondanks dat in mei 1803 alle touwen
waaraan de kaarsenkronen hingen, \Varen ver·
vangen door ijzeren staven, viel in november van datzelfde jaar een kroon, hangende voor het orgel, met donderend gernas naar beneden. Naar aanleiding van dit voorval kregen twee kerkmeesters onmiddellijk opdracht informatie in te winnen over de mogelijkheid van olieverlichting voor de St.-Janskerk. Per rijtuig lieten zij zich naar Amsterdam brengen en bezochten gedurende drie dagen "publicque gebouwen welke met het beste succes v.1erden verligt door blikke lampen". Voor verdere details wendden zij zich tot een
"beroemd architect", ,viens naan1 helaas niet wordt vernield, en een bliksláger. Voorzien van de opgedane kennis konden zij hel college van kerkmeesters verzekeren dat deze vorm van verlichting voor de kerk uitermate geschikt zou zijn. Ten overvloede bezochten de heren nog een aantal kerken, waar men eveneens problemen had met de (vaak zeer oude) kaarsenkronen. De diverse aan de opdracht verbonden reisjes zullen voor hen een prettige bijkomstigheid zijn geweest! Begin 1804 werd de blikslager Hendrik Bosch uit Amsterdam uitgenodigd naar Gouda te komen. Op zaterdag II februari arriveerde hij
41
TIDINGE VAN OTE GOUDE per trekschuit, vergezeld van zijn knecht en vier modellen van olielampen, die hij 's middags demonstreerde voor de kerkmeesters. De zondag daarop werd er in de namiddagdienst een proef mee genomen. Afgesproken werd dat de lampen gedurende vier weken op proef zouden blijven, onder toezicht van de knecht van Bosch, die er voor zou zorgen en tegelijkertijd de kerkbediendcn instnoctie zou geven hoe ermee om te gaan. De jongen ontving hiervoor 15 gulden per week. Tevreden met het resultaat werd besloten om zo snel mogelijk de contracten voor het maken van de kronen af te sluiten mei ene Hendrik lngeluyff, smid en slotenmaker te Amsterdam en met Hendrik Bosch voor de lampen. De eerste verbond zich om voor een bedrag van 2100 gulden acht ijzeren kronen te leveren, waarvan vier met acht en vier met zes lampen, geschilderd in grondverf; inclusief houten schijven, ijzeren bouten en contragewichten voor het mechaniek om de lampen voor het vullen op en neer te laten. Als uiterste datum voor de oplevering werd 30 september genoemd. Dezelfde tijdslimiet gold voor Bosch, die een contract sloot voor de levering van 56 blikken lampen, overeenkomstig die waarmee de proe· ven waren genomen, \'OOr een bedrag van 895 gulden, waarbij inbegrepen de kousjes voor de lampen. Op beide werd een jaar garantie verlangd. Ook Haarlem toonde belangstelling. Toen het nieuws over de nieuwe verlichting in de St.-Janskerk het Haarlemse kerkbestuu1· bereikte, werd meteen om informatie gevraagd. In hun antwoord vertelden de Goudse kerkmeesters nog eens omslachtig over het ongéluk met de kaarsenkroon in het jaar daarvoor. Dil voorval had blijkbaar diepe indruk gemaakt. Op de vraag of de verlichting ook gebreken vertoonde, antwoordde men laconiek: nwaar vindt men de volmaaktheid?" De verwachte kostenbesparing blijkt volgens het schrijven van doorslaggevend belang te zijn geweest. Toen in augustus hel werk was voltooid, schilderde J. Borst de lampen in een wiue kleur, afgezet met bladgoud, onder supervisie van de schilder-kunstenaar Cornelis Borsteegh. Voor het onderhoud, vullen en opsteken van de lampen werd een speciale bediende aangesteld, Kees Homes, die om steeds bij de hand te zijn kosteloos een muurhuisje van de kerk mocht
bev. onen en daarnaast een beloning van vier 1
gulden per week kreeg. In de dmkke wintermaanden verleende een van de orgeltreders hem de nodige assistentie. Het jaar 1804 plaatste het kerkbc.5tuur wel voor grote uitgaven. De rekening voor het installeren van de verlichting met alle bijkomende kosten
42
bedroeg maar liefst 4409 gulden en 5 stuivers, waarvan 476 gulden en 5 stuivers aan kaarsen werd uitgegeven. De verkoop van de oude kaarsenkronen, inclusief de ijzeren stangen, le.verde 815 gulden en 19 stuivers op. De verwachte kostenbesparing bleek tegen te vallen. De aanschaf van olie en kaarsen vergde het aanzienlijke bedrag van 1622 gulden en 11 stuivers. Bovendien sprongen er door de hitte
nogal ,vat la1npen, waardoor nieuwe glazen bollen nodig waren. Om de kosten nóg meer te drukken, werd in 1806 besloten in de avondkerkdiensten op woensdag en vrijdag alleen de middelste kronen te laten branden en 's zondag.5avonds alle lampen. Oliesoortcn en -maten. Werd er bij het proefbranden nog gebruik gemaakt van gelijke delen boomolie en mwe raapolie, de laatste soort alleen bleek eveneens goed te voldoen. Dat stccd.5 naar verbetering van de brandstof werd gezocht, blijkt uit een "aanbieding per gednokte biljetten", van een firma uit Maassluis, die reclame maakte voor gezuiverde raapolie "tot gebruik in patent- en comptoirlampen". Later werd alleen patentolic gebmikt. De jaarlijkse aankoop van kleine hoeveelheden lijnolie doet vermoeden dat deze in de wintermaanden, vermengd met de patentolie, als een soort "anti-vries" dienst deed. De maten waarin de olie werd geleverd waren heel verschillend. Het meest voorkomend is een aam (145,52 liter), dan een mengel (ca. 1 liter), een pint (5 à 6 dl.) of een stoop (ca. 2 liter). Voor verlichting met alle lampen werd per seizoen vijf aam gebmikt, dat is circa 727,5 liter olie. Verlichting van de preekstoel. Dat de kerkmeesters tevreden waren over het werk van Hendrik lngeluyff blijkt uit het. feit dat hij in 1810opdracht kreeg voorde preekstoel
t,vec "kaarsenarmen'' te vervaardigen. Zij geven ook in deze dagen nog een indmk van de stijl waarin lngeluyff zijn opdrachten uitvoerde en vormen een wat bizar element in het kerkinterieur. In 1820 klaagden de predikanten dat door "de verbazende togt in de kerk"· de kaarsen zo snel afdmipen, dat ze vóór het einde van de dienst al zijn opgebrand. Dat was overigens bij de toen vaak twee uur durende kerkdiensten niet verwonderlijk! Er werd een oplossing gevonden door de preekstoel eveneens van olielampen te voorzien. Aanvankelijk was men hierover zeer enthousiast, want ze verspreidden zo'n helder licht, dat zelfs de voorlezer achter de lessenaar onder de preekstoel er genoeg aan had. Nadat de lampen eens een flinke lekkage op de preekstoel hadden veroorzaakt, werden de waskaarsen weer tevoorschijn gehaald.
TIDINGE VAN DIE GOUOE
JIJ,,
,Tl.!',1·
Interieur van de S1.-Janskerk ten tijde ,,an de olie\'erlic/11ing. U,J,o \'an H.H. Ve11er (/843). Archief l-len'Or11ule Ge111ee111e Gouda. Foto: iVün Se/Jo/ten
Het bleef nodig om de roestvorming aan de kronen in de gaten te houden, evenals de conditie waarin de touwen verkeerden. Die ondervonden veel slijtage van het op- en neerhalen voor het vullen er.. schoonmaken van de lampen. Een extr.i beveiliging die in 1820 in de kap was aangebr.icht, voorkwam niet dat op een zaterdag, toen de kerk voo,· de volgende dag in orde werd gemaakt, opnieuw een kroon naar beneden viel en een groot aanta l stoelen vernielde. Was dit tijdens de godsdienstoefening gebeurd, dan zouden persoonlij ke ongelukken het gevolg zijn geweest. Volgens de koster waren de ' 'houvasten" verteerd en waren zonder onmiddellijke voorzieningen "de geduchtste onheilen te vrezen" . Reeds de maandag daarop wer-
den alle touv. en nagezien en \\•aar nodig ver1
nieuwd.
Olie-crisis. In 1813 was er een "aanmerkelijke quantiteit" minder olie in het vat dan gebniikelijk: 19 stoop in plaats van 44. De kcrkbcdicndcn gaven desgevrJagd schoorvoc1cnd 10c da1 zij hie,van af ,,...;sten, maar wilden vermoedelijk hun maat Kees Homes niet verlinken. De laatste, op het matje geroepen, verklaarde dat hij bijtijds potten onder het lek had geplaatst en met de aldus opgevangen olie de lampen bijvulde. Er was dus volgens hem geen dnippel olie verloren gegaan. Omdat hij het voorval niet had gemeld, moest hij de sleutels van hel lampenhok aan de koster overgeven. Deze kreeg de opdr.icht hem voorlopig bij het vullen van de lampen behulpzaam te zijn. Olie-oproer. Een jaar later bleek Homes zij n werk opnieuw te verwaarlozen. Hij werd op staande voet ontslagen en moest ook zijn buisje bij de kerk ontniimen. Drie kerkbedienden werden aangewezen om zijn taak over te nemen. Dit paste
43
TIDINGE VAN DIE GOUOE
goed in de voorgenomen bezuinigingen die de kerkmees1ers voor het jaar 1813 hadden aangekondigd. Tot hun verbazing weigerden de dJ'ie het werk op zich lc nemen zonder dat hier een vergoeding 1egenoveJ' stond. De president-kerkmees1er vroeg hen daarop of ze wel beseften wat de gevolgen van hun weigering zouden kunnen zijn. Op hun bevestigend anlwoord· werd hen ontslag aangezegd. Ze konden hun boeltje pakken en ve,trekken. Een van hen kwam al spoedig op zijn besluit lenig en zei door de anderen opges1ookt te zijn. Na aangeboden excuses kon hij weer aan het werk. De beide anderen was het bij hun thuiskomst slecht vergaan. Hun ech1geno1es wendden zich lol de kerkmeesters met het verzoek hun man• nen weer in func1ie 1e herstellen "uit consideralie mel haar en haare kinderen". De kerkbedienden boden hun verontschuldigingen aan "verzekerende kerkmeesteren van hun berouw wegens hunne begane onbezonnen stap" en konden weer aan de slag. Aan de achl sollicitanten die zich inmiddels voor de vakante plaatsen hadden aangemeld, werd medegedeeld dat van hun diensten geen gebniik zou worden gemaakl.
Terug naar de kaarsen? Door geldgebrek gedwongen, namen de kerkmeesters een ogenblik in overweging geheel met de olieverlichting te Sloppen. Vrees voor schade aan de lampen weerhield hen van dil besluit. Tijdens de doordeweekse diensten werden nog minder olielampen ontstoken. De kerkgangers werd verzocht zoveel mogelijk in het middenpad plaats te nemen, waarvoor zelfs de verhuurde stoelen gebruikt mochten worden, iels wat anders streng verboden was. Uitleen van lampen. Het is enkele malen voorgekomen dal van de 56 lampcn er 30 werden uitgeleend, bijvoorbeeld aan de Lutherse kerk en aan de dansmeester Rozenstraten. De lampen kwamen vuil lenig
en het schoon1naken 'A'as voor rekening van de kerk. Toen er opnieuw zes lampen te leen werden gevraagd "om te gebruyken ter verligting van het bal welke staal gegeven 1e worden" voldeed men aan het verzoek, echter met de mededeling voortaan aan niemand "wie hij ook zijn mogl eenige lamp of lampen 1eaccorderen". Nieuwe regels. ·lènslotle werd hel gehele onderhoud van de lampen 1oevertrouwd aan de koster, die hiervoor een vaste jaarlijkse vergoeding van 400 gulden ontving. Bij het aanvaarden van deze voor hem nieuwe taak, tekende hij een omvangstbewijs voor alle glazen en lampen, evenals voor de blakers en de aanwezige koperen kandelaars. Voor onkosten, veroorzaakt door hel springen van de gla1,cn bollen ontving hij een extra vergoeding van 15 gulden. Van olie naar gas. In 1830 werden 1er verbetering van de verlichting boven de glazen bollen " rcfcrbcrens of parachutes" aangebracht, vermoedelijk een soort kapjes. De moeilijkheden uil de beginperiode bleken grotendeels overwonnen. Toen in 1853 de gasverlichting werd geïnstalleerd, werd besloten de oliekronen nog twee jaar te bewaren "om in geval de verlich1ing met gas mocht mislukken daarvan gebruik 1e kunnen maken". Dit bleek achteraf een wijs besluit, want ook de ga.werlichting zorgde lange tijd voor problemen, soms
van technische aard, soms van\vege de ''onver-
IJzeren kroon voor tie ,•erlich1ittg ,net olie. zonder de lampen ,net glazen bo/le11. Detail uit een lilho ,•an H.H. Veuer ( 184.1). Ard,ief flen'Omule Ge111ee11te Gouda. Foto: Wün Schoften.
44
draaglijke luchl'' die sommigen er zelfs van weerhielden ter kerke te gaan. In 1863 kocht het kerkbestuur van Oudewater de oliekronen voor 350 gulden. Het enige wal nu nog herinnert aan deze periode van olieverlichting ·zijn de door Hendrik Ingeluyff gemaakte kaarsenstandaards aan de preekstoel.
TIDINGE VAN DIE GOUDE
De kaarsenstandaards aan de preekstoe./ ,•011 Hendrik !ngeluyff uit 18/0. Archief Herl'Onnde Gemeente Gouda. Foto: JYi,n Se-holten.
45
TIDINGE VAN DIE GOUDE
ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN HET MIDDELBAAR TECHNISCH ONDERWIJS IN GOUDA H. B. Zeedijk Inleiding. Dit artikel behandelt de tomandkoming ,,an het middelbaar technisch onderwijs in Gouda en werpt een licht op de moeilijkheden die de stichting van een dergelijke school met zich meebracht. Toch waren er enkele tiencallen mensen die er in bleven geloven en tenslotte resultaat boekten. Structuur van het technisch onderwijs. Onderwijsstructuren zijn dikwijls moeilijk te doorzien vanwege alle veranderingen in het onderwijs na de Tweede Wereldoorlog. Daarom volgt eerst een korte uiteenzetting. In het begin van de jaren vijftig bestond het technisch dagonderwijs uit drie hoofdvormen: het lager technisch onderwijs of amb<1chtsondcrwijs, het middelbaar technisch onderwijs en de technische hogeschool. De industrialisatie van Nederland na de Tweede Wereldoorlog werd zeer sterk door de overheid gestimuleerd. Al snel bleek dat in het technische bedrijfsleven een tekort ontstond aan lager technisch kader. ML~-ers en ingenieurs namen de middelbare en hogere kaderfuncties in op het gebied van leiding geven en research. Lagere kaderfuncties werden vervuld door oudlcerlingen van de ambachtsscholen die ûch na bed1·ijfsopleidingen of schriftelijk onderwijs verder bekwaamden. Dit was echter niet meer voldoende in kwalitatief en kwantitatief opzicht en het bedrijfsleven zocht naar andere wegen. Ook de leraren van de ambachtSScholen zagen met lede ogen aan dat veel intelligente leerlingen maar moeilijk konden doorstuderen. Weliswaar bestonden er avondcursussen om naar het middelbaar technisch onderwijs door te stromen, maar in de praktijk w·Js cht maar voor weinig leerlini;en een kansrijke mogelijkheid. De NiJverheidsonáerwijswet die het vakonderwijs regelde, bevatte een artikel dat uitgebreid technisch onderwijs (uto) mogelijk maakte. Op grond van dit artikel werden tot 1968, toen de Wet op het Voortgezet Onderwijs (:,VVO) werd ingevoerd, de scholen voor ulo opgericht met volle steun v-Jn de overheid, zoals wij in dit artikel zullen zien. Stichtingen en verenigingen voor uto werden veelal opgericht door besturen van scholen voor lager technisch onde,wijs Qto) en het bedrijfsleven. Hel bedrijfäleven had altijd al ruim zitting
46
in deze schoolbesturen en dit was dus de ideale broedplaats voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het uitgebreid technisch onderwijs. Voor het goede begrip nog een korte uiteenzetting over de nomenclatuur. Het ambachtsonderwijs heette sedert 1949 lager technisch onderwijs, in de wandeling vaak technisch onderwijs genoemd. De middelbare technische school (mts) is sedert 1957 hogere technische school (hts) en het uitgebreid technisch onderwijs heet vanaf 1968 middelbaar technisch onderwijs {mto). In dit artikel spreken wij voor 1968 dus over uitgebreid technisch onderwijs (uto) en na de invoering van de WVO over middelbaar technisch onderwijs (mlo). De orerste jaren van het ulo. De stichting van scholen voor uto is vrij snel gegaan en vond i11 het begin plaats in,'de vier grote steden, Amsterdam (1946), Rotterdam (1950), Den Haag (1950) en Utrecht 1957), de provinciehoofdsteden en in indll~triccentra. Van voor die datum dateren al een aantal vakscholen voor bepaalde branches waar hoogwaardig vakonderwijs meestal te zamen met economische vakken werd gegeven om zelfstandige beroepsuitoefening mogelijk te maken. In 1949 bestonden er vier uL~-en, in 1953 al tien en in 1956 reeds 21, waaronder in de provincies Zuid-Holland en Utrecht scholen in Den Haag (neutraal bijzonder = n.b. en r.k.), Rotterdam (gemeentelijk en n.b.), Leiden (n.b.) en Hilversum (n.b.). Tevens waren in deze twee provincies daarvoor al zes scholen voor vakonderwijs van bijzondere aard opgericht, de school voor fotografie (Den Haag), de instrumentmakcrsschool te Leiden, de vakschool voor meubilerings- en houtbedrijven (Rotterdam), de dagschool voor goud- en zilversmeden (Schoonhoven) en twee vakscholen in Utrecht, voor de grafische vakken en het schilderen. De eerste uts in de stad Utrecht begon in 1957 met het onderwijs. Het was dus vrij vermetel van een groep personen al in 1956 te denken aan een uts in Gouda, een stad van ongeveer 40.000 in~oners, liggend tussen drie grote steden en in de directe nabijheid ervan. Toch vond het bestuur van de technische school aan de Graaf Floris-weg dat het tijd werd om over een uts na te denken. Dat niet iedereen daar direct ook van overtuigd was, blijkt wel uit het vervolg van dit verhaal.
TIDINGE VAN DIE GOUDE
Het ,•ohallige personeel 1,•0 11 de 111/s in 1970.
De eerste schreden. Op 5 april 1956 schrijft het bestuur van de lts aan de Graaf F lorisweg een bijzondere vergadering uit "in verband met de mogelijkheid te komen tot de stichting van een uts". Tijdens deze vergadering vinden alle bestuursleden dat "een uts een logische behoefte is tussen het lager en het middelbaar technisch onderwijs. Tal van industrieën hebben behoefte aan kader om leiding te geven op dit nive-.iu". De directeur van de lts, A. de Niedieal die jaren een stuwende rol zal vérvullen bij de vestiging van een uts in Gouda, heeft een rapport van december 1955 ontvangen over de mogelijke vestiging van een uts in Zeeuws Vlaanderen. De bestuursleden zullen dit rapport bestuderen omdat hel waarschijnlijk als basis kan dienen "voor de stichting van een uts die in een grote behoefte kan voor1.ien voor de industrie in Gouda en in de wijde omgeving". Na kennisneming van het rappo11 zal het voorbereidende werk verder ingedeeld worden. Reeds de volgende maand komt het bestuur van de lts weer bijeen en wordt een commissie gevormd die een rapport zal samenstellen over de noodzaak van een uts. Dit rapport zal daarna aangeboden worden aan het departement. Uit een gesprek met ir. C..T. Slot. inspecteur van
het uto, blijkt dat in de plaats of regio zelf initiatieven genomen moeten ~1orden om tot
stichting van een uts te komen. En natuurlijk is de stichting van een school ook sterk afhankelijk van de politiek. In Den Haag bestaan in 1956al drie uts-en (n.b., p.c. en r.k.) waarvoor goedkeuring is verleend en waarvan er twee met hel onderwijs 2ijn begonnen. Het besluit van de overheid dat de uts-en, evenals de lts-en naar denominatie kunnen worden gesticht, wordt in 1954 voor het eerst geëffectueerd met de oprichtiilg van de r.k. uts in Nijmegen en de p.c. uL~ in Den Haag in 1955, hoewel de laatste eerst in 1968 met het onderwijs aanvangt. De commissie die een rapport zal samenstellen, bestaat uit de heren Ten Cate (vz), Vcrhcul, Sw,meveld en De Nie. Dit rapport komt gereed in december 1958 en heer voluit Rapport betref-
fende de wenselijkheid tot oprichting en instandhouding van een uitgebreid 1ecl111ische school te Gouda ,•oor Gouda en omstreken. Het rapport
telt zestien pagina's en behandelt de geografische
en economische situatie, de instroompopulatie van ulo en technisch onderwijs en de motieven voor de stichting van een uts. Men dacht toen nog aan een zeer kleinschalige school, 78 gediplomeerde leerlingen voor drie vakrichtingen
47
TIDINGE VAN DIE GOUDE (bouwkunde, elektrotechniek en werktuigbouwkunde) per jaar. LLHrs en ulo-abituriënten zouden in de verhouding van ongeveer 2 : 1 de school bezoeken, in totaal 246 leerlingen verdeeld over vier leerjaren voor lts-ers en drie leerjaren voor uloleerlingen. De lts-ers doorlopen eerst een schakelklas omdat het ulo-onderwijs een jaar langer duurt dan de technische school. De behoefte aan ms-ers voor het bedrijfsleven wordt ook vastgesteld. Het aantal werknemers in het technische bedrijfsleven in Gouda en omgeving is ongeveer 20.000, onderverdeeld in bouwnijverheid en meubelindustrie 7000, metaal- en grafische industrie 5800, levensmiddelenindustrie 1000, tapijt- en garenindustrie 1300, chemische bedrijven en aardewerkinduStrie 2500 en overig 2200. De behoefte aan utsers wordt vastgesteld op 5% van het aantal werknemers, hetgeen neerkomt op de aanwezigheid van bijna 1000 uts-ers en een jaarlijkse behoefte van 66 personen. In dat opzid1t zou de school dan in de behoefte kunnen voorzien. De commissie van voorbereiding bestaat bij de verschijning van het rapport uit de heren G. Bannink (vz), A. de Nie (sccr.) J. Verheul en A. de Weger. Bannink is in het dagelijks leven inspecteur lager onderwijs, De Nie directeur van de lts en Verheul en De Weger zij n beiden directeur van een metaalverwerkend bedrijf. De eerder genoemde heer Swanevcld was ouddirecteur van de lts. Op 2 januari 1959 volgt reeds een bespreking met C. J. Slot, de inspecteur voor het uto in Nederland. Dit gesprek werkt als een koude douche. Als belangrijke argumenten voor het afwijzen van een school noemt Slot: te weinig industrie in Gouda, te geringe belangstelling van ulo-leerlingen voor het uto, al 1c veel u10-scholen in de grote steden op bereikbare afstand, een algemeen tekort aan belangiaclling voor technisch onderwijs en een te weinig zichtbaar effect van wat gediplomeerde leerlingen hebben bereikt. Dit laatste is wel waar; het uto timmert nicl aan de weg want gediplomeerde leerlingen vinden ongemerkt hun weg, vooral in het midden- en kleinbedrijf. Dit komt door het praktisch jaar waarin de leerlingen stage lopen bij drie of vier bedrijven en waar ze later als werknemer terugke,en of blijven, want het praktische jaal' vormt het einde van de opleiding. De grote bedrijven, zoals Akzo, Philips, Stork en Hoogovens, leiden meestal hun eigen jonge werknemers op die via lts, leerlingwezen, a,,ond· uts en bedrijfsopleidingen opklimmen tot kaderfuncties. Slot geeft ook aan dat een uts minimaal 300 leerlingen moet tellen, anders is scholenbouw niet verantwoord, vooral vanwege de kostbare leermiddelen. De evaluatie van het gesprek met Slot vindt
48
A. de Nie_, 101 /972 directeur \•an de lts Graaf Florisweg en su11ve11de kra1.:l11 achter de opric:hling ,·011 de 11,ts
Gouda.
plaats op 23 maart 1959. Men is van mening dat het tekort aan geschikte personen met name in de metaalindustrie zeer nijpend is. De voorzitter van de Kamer van Koophandel heefl in zijn nieuwjaarsrede ook sterk gepleit voor een uts in Gouda. De uto-eommissie besluit niet bij de pakken neer te zitten en zich verder 1c doen informeren over het uto en het college van burgemeester en wethoude,·s van Gouda in 1e lichten over de plannen. Informatie bij de uts te Rotterdam levert geen positieve geluiden op. De ulo-scholen beschouwen het uto als een negatieve keuze voor hun leerlingen. Per jaar worden in Rotterdam maar 120 ulo- en lts-leerlingen aangenomen na een toelatingsexamen onder 250 gegadigden. De Nie, die dit gesprek voert, pleit voor een verdere oriëntatie; een goed idee omdat de grote steden niet representatief blijken te zijn voor de technische belangstelling, met name van ulo-leerlingen. Ook het aannamebeleid is in die tijd zeer streng; alleen de beste leerlingen worden aangcnomcry. Tevens wordt nog vermeld dat in Rotterdam de bedrijven de gediplomeerde utsers vaak in lts-functies willen plaatsen en dat voor de kaderfuncties alleen oudere werknemers in aanmerking komen.
TIDINGE VAN DIE GOUDE
Ludtlf<>to vo11 het nieuwe .schoolgebouw ;,, 1971. Foto: Bart Hofineester.
Professioneel verder. De uto-con1missie ziet in zijn vergadering van 28 april 1959 wel dat een spoedige stichting van een uts onmogelijk is, maar besluit de stichting van een dag-uts te blijven nastreven. Er is ook nog ovenvogen tot een avond-uts te komen, maar de kleine aantallen leerlingen aan de avond-uts te Rotterdam wekken geen positieve verwachtingen voor Gouda. Besloten wordt bij twaalf uts-en in Nederland door middel van vragenlijsten nadere informatie te vragen om een duidelijker beeld van het uto te krijgen. Op 24 mei 1960 komt de commissie weer bijeen en ook dan wordt geconcludeerd dat gezien de huidige belangstelling vim jongeren voor het uto een school in Gouda nog niet mogelijk is. Uit een gelijktijdig gegeven advies aan B&W van Gouda blijkt dat de commissie tot de conclusie is gekomen dat het uto nog een experimentele opleiding is waarvan men nog niet weet of het een lang leven beschoren zal zijn. De commissie zelf is wel hoopvol op een toenemende belan1,stellinl;\ voor het uto en zegt zelfs dat men gelÎjk 1,al krijgen. Het uitgevoerde onderzoek bij de uLHn in Nederland kan echter niet tot deze bewering leiden. Een belangrijk besluit van de
vergadering van 24 mei 1960 is dat men met het Economisch Technologisch Instituut (ETI) in Rotterdam contact zal opnemen hetgeen resulteert in een opdracht in december 1960 een rapport samen te stellen over een mogelijke vestiging van een school te Gouda. Dan is ook een verdere professionalisering van de commissie tot stand gekomen door de toevoeging van leden van B&W en de Kamer van Koophandel tot de commissie van voorbereiding. Naast de oorspronkelijke leden doen nog twee personen hun mtrede, die een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de stichting van de school: H. Luidens, wethouder van onderwijs en volksontwikkeling en drs. B. W. Buenk, secretaris van de Kamer van Koophandel in Gouda. Het ETI-rapport dat uit slechts zes bladzijden bestaat en in mei 1961 verschijnt, is zeer positief over de stichting van een uts in Gouda. De Rijksbegroting 1961 bevat een nota betreffende de spreiding van uto,scholen. De minister acht stichting van een school bij een aantal van 200 à 300 leerlingen in totaal, verdeeld over drie afdelingen, verantwoord. Het ET! berekent een leerlingenaantal tussen 225 en 270 leerlingen
49
TIDINGE VAN DIE GOUDE indien 2 a 2,5% van de 15 tot 21-jarigen voor uto kieun. Landelijk zal het naar verwachting in 1965 op 1,8% liggen, maar in plaatsen met een uts ligt het vaak hoger. Ook de geboortegolf van de naoorlogse jaren zorgt voor een blijvend hoger potentieel jongeren waaruit geput kan worden. Overigens is het opvallend dat de oorspronkelijke berekening van de ulo-commissie met andere berckenin~wijzen tol 246 leerlingen voor de gehele schoolbevolking was gekomen; precies het gemiddelde van de ETI verwachtmgen. Uit de eerste nota betreffende de spreiding van uto-scholen (1961) blijkt dat definitief is gekozen voor een verdere uitbreiding van het uto als een gevestigde schoolsoort met scholen op denominatieve grondslag. De staatssecretaris voegt de daad bij het woord; de achterstand van het ulo bij het p.c. en r.k. onderwijs wordt ingelopen door de oprichting in de jaren 1960 tot en met 1962 van vier p.c. en vier r.k. uts-en. De gemiddelde schoolgrootte is in 1961 inmiddels bijna 300 leerlingen ondanks de stichting van veel nieuwe scholen. Het gaat met het uitgebreid technisch onderwijs de goede kant op. Op 20 september 1962 is het zover dat een groep initiatiefnemers voor de oprichting van een uts te Gouda bij elkaar komt. Zij besluiten een stichting op te richten met het doel in 1965 het onderwijs te beginnen. Buenk optredend als secretaris heeft een grote groep vertegenwoordigers uitgenodigd. Van technisch ondcnvijs en r.k. onderwijs, vakbeweging, bedrijfsleven onder andere Unilever Emery, de bouwwereld, Nederlandse kabelfabrieken, de firma Wolff, de gemeenten Gouda en Schoonhoven, en de industriële club van Alphen aan den Rijn en Woerden. Oo k in latere jaren zal blijken dat het bestuur altijd een zeer brede samenstelling heen en vele disciplines vertegenwoordigd zijn zodat voor de vele commissies deskundigen ter beschikking staan. De initiatiefnemers o ntwerpen statuten en besluiten een stichting op te richten waarvan de akte op 3 april 1963 wordt verleden. Subsidie voor de start van het onder· wijs wordt gevraagd voo r het schooljaar 19661967. De tweede ulo-nota. Het is nu gedurende anderhalf jaar stil tot in 1965 de Tweede nota betreffende de spreiding van uto-scbolen van de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen Grosheide het licht ziet. Een degelijker werkstuk heeft het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen waarschijnlijk nooit geleverd over een tak van onderwiJS. In 30 pagina's wordt landelijk en per pro vincie een volledige overzicht gegeven van de huidige stand van zakeJl en de verwachtingen tot 1970. Tien tabellen, drie grafieken en elf bijlagen verdui-
50
delijken de bedoeling van de staatSSecretaris. In Zuid-Holland zijn nu acht uts-en met 2856 leerlingen. Het gedeelte over deze provincie eindigt met de zin: "Hoewel de behoefte aan
meer uts-en niet direct aantoonbaar is, zou uit spreidin~ovcrwegingen gedacht kunnen worden aan een uts tussen 's-Gravenhage en Utrecht; de in dit gebied te verwachten aantallen leerlingen blijven evenwel vooralsnog nog vrij klein". Zo'n zin schept geen hoge verwachtingen. De slotbeschouwing van de nota vermeldt dat er thans 38 uts-en zijn, negen andere moeten nog met het onderwijs beginnen, zes gebieden of plaatsen worden overwogen en twee regio's worden nauwlettend door de staatssecretaris "gadegeslagen" te weten de Betuwe en het gebied tussen 's-Gravenhal,le en U trecht "opdat zonodig ook in deze regio's tijdig de nodige voorzieningen kunnen worden getroffen in het belang van het uitgebreid technisch ondenvijs". Met deze nota heen het uto wederom de volle aandacht van de overheid gekregen. Het bestuur van de Stichting uitgebreid technisch onderwijs voor Zuid-Holland-Oost meldt deze stand van zaken op 14 december 1965 aan belanghebbenden en spreekt de hoop uit dat de bezettingsgraad van de scholen in ZuidHolland in 1966 en 1967 zodanig zal zijn dat binnenkort toestemming voor een uL~ in Gouda zal worden verkregen. Goedkeuring. In de Rijksbegroting voor 1967 wordt rijkssubsid ie voor een uts toegezegd zoals blijkt uit een brief die het bestuur begin oktober 1966 ont· vangt. Koningin Juliana tekent het besluit op 9 mei 1967 met terugwerkende kracht tot 1 januari 1967. De school mag het onderwijs beginnen in drie vakrichtingen: bouwkunde, elektrotechniek en wcrktuigbouwktmde. Het bestuur ontplooit meteen vele activiteiten. Gedacht wordt aan theorieondenvijs in de zogenaamde Kleisehool aan de Lange Tiendeweg 79 en praktijkonderwijs in de verschillende ltsen. Als bouwterrein komt een terrein ten oosten van de r.k. lts aan de Winterdijk in het Nieuwe Park-gedeelte in aanmerking. Dat terrein is echter sterk verkaveld en nog gedeeltelijk in gebruik. In de tijdelijke buisvestingen denkt het bestuur te beginnen met de afdelingen bouwkunde en werktuigbouwkunde, zo mogelijk al in augustus 1967. Dat is echter het jaar voorafgaande aan de invoering van de nieuwe wet op het voort· geut onderwijs waarbij het uto omgezet zal worden in middelbaar technisch onderwijs. Daarbij verdwijnt de schakelklas voor lts-leerlingen en wordt de opleiding voor alle leerlingen vierjarig, ook voor ulo-leerlingen die nu geen schakelklas doorlopen, De tweede inspecteur
TIOINGE VAN DIE GOUDE
Vooraanzicht l'OII hel niemve schoolgebouw in 197/. Foto: Bart Hofineester.
voor het uto A. Rommcs brengt het bestuur af van de gedachte nog in 1967 met het onderwijs te beginnen. Beter kan men in 1968 meteen in de nieuwe stmctuur gaan werken.
Huis,·e,,1ing van de nieuwe school. Reeds op 1 november 1966 krijgt het bestuur het aanbod van de Algemene Bond ter bevordering van Beroepsonderwijs (ABB) waar men per 3 november 1966 als lid is toegetreden, deel te nemen in een bou"'stroom van systeemscholen, zodat op korte termijn in een goede huisvesting kan worden voorzien. Toch is 1967 nog niet het jaar waarin al uitzicht bestaat op de start van het onderwijs in 1968. Gedacht wordt aan 1969 of zelfs 1970. Veel zit tegen. De noodbehuizing Lange Tiendeweg valt af vanwege te hoge renovatiekosten. Wel wordt de mts Gouda als eerste .i n de bouwstroom geplaatst van vijf te bouwen scholen door het architectenbureau ir. K. Ruige te Rotterdam. De bouwcommissie uit het bestuur doet al veel voorbereidend werk. Het bouwterrein is een echt zqrgen.)
B& W van Gouda bieden nu aan in Bloemendaal-Oost de eerste lokatie te vormen, aan de zuidzijde van het gebied waar echter nog een weg aangelegd en een bmg gebouwd moeten worden. De gemeente zegt toe hiervoor op korte termijn te kunnen zorgen. Het bestuur stelt echter ook nog harde voorwaarden aan de gemeente om voor woonruimte voor de leraren te zorgen. In die tijd is de woningnood in Gouda zeer groot. Bloemendaal moet nog geheel gebouwd worden hoewel de plannen al vergevorderd zijn. Als de gemeente de huisvesting kan toez.eggen en een spoedig gebniik van het aangeboden terrein kan garanderen, geeft het bestuur de voorkeur aan de Goudse lokatie. Besprekingen met het College van B&W volgen. Op 4 september 1967 verzoekt het bestuur de staatssecretaris van O&W het terrein in het uitbreidingsplan Bloemendaal Il te mogen kopen. De goedkeuring voor de aankoop van 8820 m2 grond wordt spoedig verkregen.
Het onderwijs. In de bestuursvergaderi11g van 15 februari 1968 wordt op voorstel van De Nic weer naarstig gezocht naar huisvestingsmogelijkheden om
51
TIDINGE VAN DIE GOUDE
toch per 1 augustus met het onderwijs te kunnen beginnen. Als men het twee jaar zonder nieuw gebouw kan uitzingen, gaan de eerste leerlingen het praktijkjaar in en heeft men weer een jaar spelmg. In het schooljaar 1971-1972 keren die leerlingen terug op school en zal de nieuwe school ook gereed zijn. De start met de afdelingen elektrotechniek en werktuigbouwkunde is het beste te realiseren, waarvoor de oude muloschool aan de Keizerstraat en de lagere technische scholen in aanmerking komen. De o ude mulo-school wordt echter voor de neus van het bestuur weggekocht. Dan komt ineens het genereuze aanbod van het bestuur van de r.k. technische school en het r.k. bestuur van het kleuter en Jager onderwijs om gedurende twee jaar de praktijklokalen, aula en theorievleugel van de lts aan de Winterdijk zoveel mogelijk ter beschikking te stellen evenals enkele lokalen in de r.k. lagere school aan de Spiering.straat. Met deze toezeggingen kan hel onderwijs beginnen. Op 29 april 1968 wordt H.B. Zeedijk tot directeur benoemd. In de periode van 1 mei to t 1 augustus combineert hij zijn werk als directeur van de lts te Loenen op de Veluwe mei hel dirccteursschap van de mts te Gouda. Middelbare technische school dus, o mdat op 1 augustus 1968 de Wet op het Voortgezet Onderwijs van kracht wordt en de school geheel volgens het nieuwe onderwijssysteem gaat wer· ken. Inmiddels hebben zich in april reeds 130 leerlingen voor de twee vakrichtingcn aang~ meld, niet in het minst door de stuwende kracht van de drie lts-directeuren in Gouda: De Nie, Van Leeuwarden en Dijkshoorn. Half mei wordt het toelatingsexamen gehouden waarvoor 105 leerlingen slagen. Van de leerlingen is 70% afkomstig van het ltc en 30% van het ulo. Ongeveer 25% van de leerlingen komt uit Gouda, de rest uit de regio. De regio levert dus een belangrijk deel van de studenten. De school voorziet in een grote behoefte in het gebied v-Jn Zoetermeer tot Woerden en van Alphen aan den Rijn tot Schoonhoven. Tegelijkertijd met de advertentie voor de dire~ teur zijn ook sollicitanten gevraagd voor het leraarschap. Begin mei volgt de aanstelling van acht leraren, drie in een volletijdfunctie, drie in een deeltijdfunctie die verder aangevuld wordt met lesuren aan de lts en nog twee leraren voor een beperkt aantal uren. Twee leraren zijn alkomstig van de lts Graaf Florisweg, een leraar van de lts in K rimpen aan den IJssel, een uit het bedrijfsleven en drie van de r.k. lts. De huisvestingsproblemen beperken zich gelukkig tot die voor de directeur en een van de leraren en worden spoedig opgelosL De directeur en de in september aangetrokken administrateur krijgen samen een kamer in de r.k. lts.
52
Op 2 september 1968 wordt om 9.20 uur met het onderwijs begonnen na korte toespraken van de voorzitter en de directeur. De afdelingen elektrotechniek en werktuigbouwkunde tellen beide twee eerste klassen, een goede start omdat pas in april met de werving van leerlingen kon
,vorden aangevangen. Hoc in de nieuwe school, die in 1971 wordt geopend, tien jaar later meer dan 1000 leerlingen in plaats van 450 waarvoor zij is gebouwd, gehuisvest zijn en boe in 1977 de eerste scholengemeenschap middelbaar beroepsonderwijs met de schoolsoorten mto en meao in Nederland tot stand komt, is misschien een onderwerp voor een volgend artikel. Geraadpleegde literatuur 1. Ph . .1. ldenburg, Schets va11 het Nederla11dse
schoolwezen (Gro11i11gen 1964). 2. 'Jiveede 11010 betreffende spreiding van uitgebreide technische schole11 (Ministerie van O&W, 's-Gravenhage 1965).
3. Nota inzake de oprichti11g va11 ee11 uts te Gouda (ETI, Rotterdam 1961). 4. Rapport be1reffe11de de wenselijkheid tot
oprid1ti11g e11 i11sta11dhoudi11g van een uitgebreid tech11ische sd100/ te Gouda voor Gouda en omstreke11 (Uto-commissie 1958).
5. MTS Gouda, Notulen bestuurs- en commissievergaderingen gedurende de periode 19561968.
J
·'
TIOINGE VAN DIE GOUDE
Bezoek •·an burgentee.rter Van llofwegen (nlitl,len niet bril) aan de.mts in 1975. Op de foto rechts 1•an de burge,ueester de directeur ~·an de se/tool fl. B. Zeedijk.
53
TIDINGE VAN DIE GOUDE
G. C. HELBERS (1902-1990) N. D. B. Habermchl Inleiding. Tot op de dag van vandaag geniet G. C. Hclbers bekendheid als de grondlegger van de Goudse Musea, in het bijzonder van het Catharina Gasthuis. Veel minder bekend zijn de activiteiten die hij ontplooide als genealoog en historicus. In dit artikel zal zijn leven worden geschetst, met speciale aandacht voor zijn verdiensten op het terrein van de lokale geschiedschrijving. Tevens is een bibliografie van zijn Goudse geschriften opgenomen, bedoeld als een handreiking voor degenen die daarvan nader kennis willen nemen. Le,·ensschets. GijsbertLL~ Cornelis Helbers werd op 2juli 1902 geboren in Delft. Reeds op jeugdige leeftijd was hij geïnteresseerd in de geschiedenis. Hij bezocht op 13-jarige leeftijd het gemeente-archief te Rotterdam en kocht, voor zover zijn zakgeld dat toeliet, antieke voorwerpen. Zijn eerste publikatie handelde over de toestand van de wegen in de zeventiende eeuw in Overschie. Verder was de jonge Helbers een verwoed verzamelaar van prentbriefkaarten van alle steden, dorpen, gehuchten en vlekken die hij had bezocht. Na zijn middelbare school studeerde hij rechten en kunst,\leschiedenis. Tot een afronding van deze studie kwam het evenwel niet. Wel verscheen in 1. 929van zijn hand een gedenkboek van Overschie, dat hij op grond van een groot aantal door hem verzamelde gegevens in zes weken schreef. In 1932, het jaar waarin hij secretaris werd van de Monumentencommissie van Zuid-Holland, werd Helbers gevraagd een overzicht samen te stellen van de historische monumenten in Gouda. Mede door deze opdracht, die bem in nauw contact bracht met de vele fraaie gebouwen die Gouda telde, vatte hij voor de stad een genegenheid op die altijd is blijven bestaan. Tegelijkertijd was hij verbijsterd over de veelal slechte staat waarin de gebouwen verkeerden en vooral over het gemak waarmee het gemeentebestuur vele fraaie monumenten sloopte. Waar mogelijk probeerde hij het tij ten goede te keren. Op het gemeente-archief, waar Helbers als de tijd hem dat toeliet genealogisch onderzoek verrichtte, maakte hij kennis met A. R . van de Putte, een enthousiast liefhebber van oudGouda en lid van de Commissie van toezicht op de ·plaat,;elijke oudheidkamer. Deze liet hem de verzameling Goudse oudheden op de bovenverdieping van het gebouw Arti-Legi zien. Op
54
Helbers maakte de oudheidkamer de indruk van een rommelzolder. Dat hierin verandering moest komen, was voor hem al snel duidelijk. Hij besloot, daarin gesteund door Van de Putte en diens medecommissieleden J. van de Pol en J. Smit, de chaos te ordenen. Helbers werd daartoe in 1937 aangesteld als conservator, zij het dat hij pas in 1940 als zodanig door het gemeentebestuur werd benoemd en gesalarieerd. Vol energie toog hij aan het werk. Al snel boekte hij resultaat. De bovenzaal van ArtiLegi kreeg een geheel ander aanzien, terwijl hij van De Moriaan een aamrekkelijk museum wist te maken. In de Tweede Wereldoorlog wist Helbers als hoofd van de Kunstbcschermingsdienst district Gouda in een aantal gevallen te voorkomen dat particuliere bezittingen in beslag werden genomen. Zijn enigszins beschermde positie had echter ook onaangename kanten. Toen hij een groep Duitse officieren in de Sint-Janskcrk rondleidde, werd hem dat van Nederlandse zijde nogal kwalijk genomen. Wat zijn critici niet wisten, was dat op het grote orgel tien onderduikers zaten. Dit noodzaakte Helbers in de nabijheid van de Duitsers te blijven om te voorkomen dat zij de onderduikers zouden ontdekken. Overigens was de belangstelling van de bezetter niet van kunsthistorische aard. Enige dagen na het bezoek werden honderden jonge mannen, die bij een razzia in Rotterdam waren opgepakt, de kerk ingedreven om daar te overnachten. Omdat zij op stro moesten slapen, maakte Helbers zich grote zorgen dat door onoordeelkundig gebruik van kaarsen brand zou ontstaan. Dit deed hem besluiten eveneens de nacht in de kerk door te brengen. Helbcrs was deze jaren met name actief op museaal gebied. In 1940 kreeg hij de beschikking over het kon daarvoor ontruimde Catharina Gasthuis. Hij haastte zich om alle nog aanwezige gasthuisjes af te laten breken en tevens om de schoorstenen te slopen waarmee hij het gebouw voor de bezetter onaantrekkelijk maakte. In dit ijskoude gebouw heeft Helbcrs als conservator met twee man personeel gedurende de oorlogsjaren hard gewerkt om er een museum van te maken. In deze moeilijke jaren wist hij zich echter gesteund door Margaretha Molt, met wie hij op 25 augustus 1941 in het huwelijk was getreden. Na de oorlog werden de werkzaamheden in het Catharina Gasthuis in versneld tempo voongezet. Omdat de financiële middelen beperkt
TIDINGE VAN DIE GOUDE en de materialen schaars waren, duurde het nog twee jaar voordat de verbouwing zover was gevorderd dat het museum officieel in gebruik kon worden genomen. Op 19 juni 1947 vond de opening plaats in de grote grachtenzaal in het bijzijn van verscheidene autoriteiten, waaronder minister-president Beel. Bij deze gelegenheid werd door verschillende sprekers benadrukt dat het Catharina Gasthuis een levend museum moest zijn met wisselende tentoonstellingen. Hclbcrs handelde geheel in deze geest. Onvermoeibaar doorkruiste hij de stad, op zoek naar 'nieuw' materiaal voor zijn museum. Hij legde contacten die hem dikwijls geschenken en legaten opleverden, bezocht uitdragerijen en antiquairs en was aanwezig bij de sloop van gebouwen om te zien of er nog iets van waarde was voor het museum. Binnen het museum organiseerde hij een hele reeks tentoonstellin-
gen, zoals een van tekeningen van Vincent van Gogh, een van Japan~c prenten en een over het Oranjehuis met kostbare zelden uitgeleende voorwerpen uit het koninklijk bezit. Tussen de bedrijven door deed Helbers genealogisch en historisch onderzoek. Daarbij stond Gouda veelal centraal. Waar mogelijk combineerde Hclbers zijn liefde voor reizen met zijn belangstelling voor kunst. In 1945 raakte hij tijdens een verbLijf in Denemarken onder de indruk van de kunstzinnigheid aldaar. Nog enthousiaster was Hclbcrs over Italië, waar hij de opgravingen in Hereulaneurn bezocht en vele maanden in Rome en Pompeï verbleef. In deze periode leerde hij de renaissance waarderen. Deze stijl, met zijn strakke lijnen en beheerste gebogen vormen, sprak Helbers meer aan dan de barok, die hem wel imponeerde, maar slechts tot op zekere hoogte bekoorde. Helbers had grote belangstelling voor meubilair, zowel oud als nieuw. Zijn kennis op dit gebied gebruikte hij om het Catharina Gasthuis smaakvol in te richten. Hclbers ging daarbij soms zover dat wanneer voor de aanschaf van een interessant meubelstuk het geld ontbrak, hij dit uit eigen middelen aankocht om het vervolgens op een daarvoor geschikte plaats in het museum
neer te zetten. Veel wist Helbers dank zij zijn enorme inzet te bereiken. Zelf vond hij het echter te weinig. Het gemeentebestuur was en bleef zuinig, waardoor hij zich teveel in zijn mogelijkheden beknot voelde. Helbcrs ervoer het dan ook als een bevrijding toen hij in 1954, kort na zijn 'promotie' tot directeur, door bet/rovinciebcstuur van Drenthe werd uitgenodig om het Provinciaal Museum te Assen verder uit te bouwen en een Provinciale monumentendienst op te zetten. Bij zijn afscheid gaf Helbers een aardige schets van zijn succesvolle werkwijze. 'Ik achtte
het niet een taak voor iemand die bier de boel moest opzetten', zo stelde hij, 'om voor een gedetailleerde administratie te zorgen. Geen papier en geen gepraat. Ik kom uit een zakengezin; misschien dat daaruit te verklaren valt, dat ik altijd kort en zakelijk ben in mijn brieven en gesprekken. Maar dan behalve als ik iets vragen moet. Dan doe ik het steeds op de boerenmanier en begin eerst over iets anders'. Opgelucht, maar tegelijkertijd met pijn in het hart, verliet Helbers Gouda, de stad waar hij zoveel herinneringen had liggen. Drenthe stelde hem niet teleur. In een onbekrompen sfeer, niet gehinderd door financiële problemen, kon bij al zijn talenten aanwenden om het Provinciaal Museum naar zijn inzicht in te richten. Maar zijn hart bleef biJ Gouda omdat hij nog zoveel had kunnen en willen doen, als hij daartoe de financiële ruimte had gekregen. Het heeft Helbcrs dan ook goed gedaan toen bleek dat Gouda hem niet was vergeten. In 1978 werd hij vanwege zijn grote verdiensten voor de stad benoemd tot ereburger van Gouda. Als initiatiefnemer tot de verplaatsing van de gevelsteen van Dirck Volkertsz Coornhert viel Helbers in 1987 de eer te beurt de verplaatste steen te onthullen. Een jaar later was bij opnieuw te gast in Gouda,nu om de opening te verrichten van de nieuwe opstelling van de kleipijpen in De Moriaan. In juni 1990 overleed Helbcrs op 87-jarige leeftijd. Aan een werkzaam leven was een einde gekomen. Zijn inspanningen voor Gouda zijn niet tevergeefs geweest. De beide Goudse musea vormen in belangrijke mate zijn nalatenschap. Helbers als historicus. Het aantal publikaties over het Goudse verleden dat Helbcrs het licht deed zien, is aanzienlijk. Hij werkte mee aan boeken, schreef artikelen voor tijdschriften en publiceerde in diverse dagbladen. De meeste bijdragen hebben een gebouw tot onderwerp of zijn genealogisch van aard. Genealogie was een ware passie voor Hclbers. Zijn belangstelling voor de Goudse pijpmakers bijvoorbeeld valt te verklaren uit het feit dat hij in vrouwelijke lijn van hen afstamde. Jarenlang ook was Helbcrs redacteur van het Bijblad van de Ne,lerlandsche Leeuw waarin stamrcekscn zijn opgenomen, waaronder die van zijn eigen familie en van zijn echtgenote. Voor zover bekend publiceerde Hclbers zijn eerste artikel over Gouda, dat de Sint-Janskerk tot onderwerp had, in Onze Kopschool. Van groot belang, zowel uit historisch als kunsthistorisch oogpunt, was zijn bijdrage over de merken en het merkenrecht van de pijpmakcrs te Gouda. In deze fraai uitgegeven publikatie geeft Hclbers een overzicht van de door de pijpmakcrs gehanteerde merken, zoals afge-"
55
TIDINGE VAN DrE GOUOE
- "..... ..
Prinses Julil111a wordt tijdens haar bezoek aan Gouda in /947 begroet dooreen diep buigende G. C. Helbers. A. R. van de Pulle (links op de foto) kijkt belangstel/e11d toe. Foto: StreekarchiefHollands Midde11.
56
T!DINGE VAN DIE GOUDE
Toespraak door G. C. He/bers ter gelegenheid ,·an de (her)opening van de Goudse Musea op 19 febmari /938.
57
TIDINGE VAN DIE GOUDE drukt op het verpakkingsmateriaal, alsmede een kunsthistorische beschouwing over de uitvoering van het 'lofwerk', de sierlijke omlijsting van het merk. De verpakkingsmerken zijn naar eigenaar alfabetisch gerangschikt, een vanuit genealogisch oogpunt voor de hand liggende keuze. Een andere belangrijke bijdrage, over het stadhuis, verscheen in de zevende verzameling Bijdragen van Die Goude. Het is de meest diepgravende studie over de geschiedenis van het stadhuis die tot op heden is verschenen. In 1954 schreef Helbers een artikel in de Goudsche Couralll, waarin hij stelde dat de herdenkingssteen van Coornhert moest worden verplaatSl. Het gebeeldhouwde portret van deze
hu1nanist, die de laatste jaren van zijn leven in Gouda doorbracht, was in 1940 geplaatst in het pand Oosthaven 51, in de veronderstelling dat dit het voormalige woonhuis van Coornhert was. Helbcrs twijfelde toe,1 echter al aan de juistheid van de plaats, zodat hij bij de onthulling om nadere infomrntie vroeg. Hem werd meegedeeld dat het niet mogelijk was de lokatie exact te bepalen. Dit onbevredigende antwoord bieef Helbers bezighouden. Bij hel raadplegen van de oude belastingcohieren, ten behoeve van een onderzoek naar de Goudse plateelindustrie, ontdekte hij bij toeval dat het huis waarin Coornhert zijn laatste levensjaren had door-
bracht, v.ras gelegen tu~cn de Molen\Verf en de Lange Noodgodstraal. Hij kwam daarbij uit op het gebouw van de sociëteit De Reunie. Van origine bestond dit pand uit twee huizen. Op de plaats van de zuidelijke helft van de sociëteit stond - aldus Helbers - eens het woonhuis van de grote humanist. Weinig krante-artikelen over het Goudse verleden hebben zoveel reacties opgeleverd als dit. Een jarenlange discussie volgde met als uiteindelijke resultaat de verplaatsing van de herdenkingssteen naar De Rew1ie in 1987. Het was Helbers die de eer ten deel viel de verplaatSte steen te onthullen. Het laatste artikel dat Helbers over Gouda schreef, handelt over de geschiedenis van het Goudse plateel in met name de zeventiende eeuw, de periode waarin deze aardewerksoort vermaard was in binnen- en buitenland. Deze publikatie uit 1956, die vrijwel het gehele vierde nummer van het Mededeli11ge11blad vrie11de11 van de Nederla11dse ceramiek omvat, heeft door de gedetailleerde informatie over de Goudse plateelbakkers en -schilders vooral voor genealogen betekenis. De artikelen die Helbers schreef, bevatten veel ged~tailleerde informatie, een genealoog eigen. Het merendeel daarvan is gebaseerd op archiefondcr,oek. In tegenstelling tot de meeste van zijn collegae op het terrein van de Goudse historie schreef Helbers veelal vanuit een vraagstelling. Vandaar dat zijn artlkelen goed zijn
58
gestructureerd, hetgeen de leesbaarheid ervan heeft bevorderd. Opvallend is, gezien zijn functie van conservator en later van directeur van de Goudse musea, het geringe aantal bijdragen dat Helbcrs schreef over kunsthistorische onderwerpen. Samenvatting. De belangrijkste verdienste van Helbers Ligt in zijn werkz.1amheden als conservator v-.in de Goudse musea. In deze hoedanigheid wist hij De Moriaan in te richten naar de eisen van zijn tijd. Zijn belangrijkste wapenfeit is de verbouwing en inrichting van het museum Catharina Gasthuis. Daarnaast was hij een verdienstelijk genealoog, die tevens op het gebied van de lokale geschiedenis publiceerde. Een aantal van zijn artikelen over Gouda hebben ook thans nog niets aan waarde ingeboet.
·,
TIOINGE VAN OIE GOUDE
BIBLIOGRAFIE G.C.HELBERS (UITSLUITEND GOUDA) l. De Grote of Sint-Janskerk te Gouda, Onze Kopschool 1941 (aO. 3) 2-4. 2. De hofjes te Gouda. Het hofje van mr. Cornelis Cincq, Die Goudc 3 (1941) 65-70; 4 (1943) 83. 3. De merken en het merkenrecht van de pijpmakers te Gouda, in: Goudsche pijpen (Gouda 1942) 23-242. Nederlandse, Duitse en Franse tekst. 4. De 'ambten' in een burgergeslacht te Gouda in de achttiende eeuw. [Het erfelijk ambt van turftonster en bierdrager), DieGoude 4 (1943) 75-77. 5. J. J. Bertelman, stadsteekenmeester en mede-oprichter van het Stedelijk Museum, Die Goudc 4 (1943) 78-82. 6. Gouda in vroeger eeuwen. De Haven en omgeving, Trouw (30 november 1946). 7. Gouda in vroeger eeuwen. Merkwaardige gebouwen, Trouw (5 december 1946). 8. Gouda in vroeger eeuwen. Oc omgeving van de Sociëteit. [De Rcunic, Oosthavcn 17), Tromv (1 december 1946). 9. Ons Vorstenhuis en de Goudsche pijpmakers, De Nederlandsche Leeuw 64 (1947) 9093. 10. De herkomst en oudere generaties van het geslacht Polvliet. [Gouda, 16de en 17de eeuw], De Nederlandsche Leeuw 64 (1947) 305-306. 11. Abraham van Beyeren te Gouda. [Schilder van stillevens, 1675-1677], Oud Holland 62 (1947) 164. 12. Uit Gouda's verleden. De geschiedenis van een patriciërswoning. [Westhaven 52, Peper· straat 124], Tromv (18, 20, 27 januari 1947). 13. Gouda 675 jaar. Floris de Vijfde maakte de stad zelfstandig, Goudrche Couram (19 juni 1947). 14. 'In den Slijpmolen van Sarasijn'. Amateurkunstkring heeft een centrum. [Groeneweg 26], Goudsche Couram (18 december 1948). 15. Gorinchem als concurrent van de Goud~e pijpcnstad in de tweede helft van de achttiende eeuw, Die Goude 6 (1949) 118-122. 16. Hoe het interieur van het stadhuis er in 1743 uitzag. Meesterschilder Nicolaas Roëll knapte het voor f 730.· op, Goudrche Couralll (22 seplembcr 1951). 17. De geschiedenis van het gebouw en zijn voorgangers.(Stadbuis], Die Goude 7 (1952) 83-156. 18. Met tekeningen van Leo K. Zcldenrust, Wa,ulclingen door oud Gouda (Gouda 1954). Nederlandse en Engelse tekst.
19. Een historische vergissing. Coornhert's herdenkingssteen moet worden verplaatsl, Goudsche Couram (7 april 1954). 20. Wel een historische vergissing. Coornhert's gedenksteen moet toch worden verplaatsl, Goudse/ie Couram (21 april 1954). 21. Waar nu het GEB zetelt, stond eens Mariaklooster, Het Vrije Volk (24 juni 1955). 22. De geschiedenis van het oude Goudse plateel, Mededeli11ge11blad vrienden van de Nederlandse ceramiek 4 (1956).
Verantwoording Medewerking: Het artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van mevrouw dr. M. Helbers-Molt, waarvoor mijn dank. GeraJtdpleegdc literatuur: Bijblad ,,a11 de Neclerlandsche Leeuw('s-Gravenhage 1950) 122-129, 200. Goudsche Courom (21 juni 1954; 4 november 1978; 28 augustus 1987; 28 juni, 4 juli 1990). Nieuwe Zuid-Hollander (26 juni 1952; 5 maart, 1 april, 21 juni 1954). Holland Silhouet (24 februari 1988). Goudse Post (24 juni 1987). Het Vrije Volk (21 juni 1954).
59
TIDINGE VAN DIE GOUDE
Oud-bestuurslid van "Die Goude" ontvangt onderscheiding
Ds. Yan ltterzon neen,t de erepenning en oorkonde. behorende bij liet ereburgerschap, van burge,neester Boone in ont\•angst. Foto: Goudse/te Courant, Pim A1ul.
' ln een sfeervolle bijeenkomst in de trouwzaal van het Goud,;e stadhuis ontving ds. H.C. van Itterzon, Hervormd emeritus predikant alhier, op 26 mei jongstleden uit handen van burgemeester drs. J. H: Boone de erepenning in zilver met bijbehorende oorkonde., behorend bij het ereburgerschap van de stad Gouda. Dit vanwege een aantal verdiensten, waaronder het bestuurslidmaatschap van de Oudheidkundige Kring "Die Goude" en daarmee verband houdende activiteiten. Daaronder behoort het behoud van het tegeltableau van de Goudse Pijproker, eens interieurstuk van Goedewaagen 's Pijpen- en Aardewerkfabrieken aan het Jaagpad. Dit werd later
60
geplaatst in de hal van het tegenwoordige sta· tionsgebouw en houdt zo de herinnering levend aan deze eens voor Gouda zo belangrijke tak van industrie. Een ander idee van ds. Van ltterzon was, om na het verdwijnen van de Jood,;e begraafplaats aan de Boelekade, het toegangspoortje te bewaren, door het een plaats te geven in het parkje aan de Jeruzalemstraat. Het is traditie geworden om hier elk jaar op 4 mei bloemen te leggen als aandenken aan onze omgekomen Joodse stadgenoten. De eerste maal werd dit gedaan door mevrouw S. R. Meijer-Teixeira de Mattos, voormalig directrice v-.in het Joodse Tehuis aan de Oosthaven 31 , waarvan de bejaarde bewoners
TIOINGE VAN DIE GOUDE
de oorlog niet overleefden, door hun deportatie naar Duitsland, samen met andere Joodse stad· genoten, op 9 april 1943. Alleen mevrouw Meijer kwam terug in Gouda. Haar aanwezigheid werd dan ook zeer op prijs gesteld, vooral door ds. Van lllerzon, die zei haar als een familielid te beschouwen. De betrokkenheid bij het wel en wee van het Joodse volk kwam ook tot uiting in publikatics van ds. Van Itterzon over dit onderwerp, waarin hij een deskundige mag worden genoemd. Nog steeds veel geciteerd is zijn artikel "Gouda en de Joden", verschenen in de bundel van "Die Goudc" nr. 15, uitgegeven ter gelegenheid van het 70().jarig bestaan van Gouda in 1972. Na hel uitreiken van de penning sprak ds. Van ltterw n een dankwoord op de hem zo geheel
eigen wijze, waarin hij zijn verwondering uitsprak over deze eer hem bewezen "omdat het voor een aantal gewone dingen was, die hij met veel plclicr had gedaan". Hierna kregen de aanwezigen, waaronder enkele wethouders, leden van het college van kerkvoogden van de Hervormde Gemeente, kerkelijke raadsleden van Wijkgemeente III, bestuursleden van "Die Goude" en bestuursleden van de Stichting tot bevordering van de diaconessenarbeid in Gouda de gelegenheid ds. Van Itterzon met zijn onderscheiding geluk te
wensen. Henny van Dolder
IN DE STAD VAN DIE GOUDE Bundel 22 als jubileum-geschenk aan de leden mn de Oudheidkundige Kring
Het zal u niet ontgaan zijn dat de Oudheidkundige Kring "Die Goude" dit jaar haar zestigjarig bestaan viert. Naa~t een feestavond, een reeks speciaal aan Gouda gewijde lezingen en een foto-wedstrijd, wordt ter gelegenheid van dit heuglij ke feit een oud gebrnik van de vereniging in ere hersteld. In de eerste jaren van de Kring, de periode 1934-1949, verscheen ,..es keer een zogeheten "verzameling bijdragen" met een reeks historische artikelen over zeer uiteenlopende onderwerpen. Het jubileum is aangegrepen om de,.c traditie in ere te herstellen. Na twee jaar van voorbereiding is een speciaal daarvoor in het leven geroepen redactie erin geslaagd voldoende auteurs zover te krijgen, dat zij stof hebben geleverd voor een zeer gevarieerde bundel, die in oktober aanstaande het licht zal zien onder de titel IN DE STAD VAN DIE GOUDE. Het bestuur van de Kring heeft gemeend dit kloeke boekwerk van ruim 350 pagina's, dat verluchtigd is met meer dan 100 illustraties, GRATIS AAN ALLE LEDEN te moeten aanbieden, als dank voor zestig jaar betrokkenheid van de leden bij het historische wel en wee van de stad. Tegelijk hoopt het bestuur dat dit aantrekkelijke jubileum-geschenk voor de leden,
nog meer Gouwenaars ertoe zal brengen, zich aan te sluiten bij de Kring, zodat het magische ledental van 1000 misschien op niet al te lange
termijn binnen bereik komt! Attendeer daarom uw vrienden en familie op de op handen zijnde verschijning van dit omvangrijke boekwerk over de gc.~chiedcnis van Gouda, dat ook zij snel in hun bezit kunnen krijgen, als zij zich a,1nmelden als lid van "Die Goudc". Wat valt er zoal te lezen in het boek? Allereerst een terngblik op zestig jaar geschiedschrijving
als actiVJteit van "Die Goude'', \Vaarin Nico Habermehl laat zien wat dit heeft opgeleverd. Ook richt hij nadrukkelijk de schijnwerpers op de voornaamste auteurs in deze periode. Verv::ilgens is er in de bundel ruim aandacht voor het middeleeuwse Gouda, dat blijkens het aantal van maar liefst vijf artikelen zich mag verheugen in een warme belangstelling van hedendaagse geschiedschrijvers. Een van hen, Koen Buiskool, werpt een opmerkelijk nieuw licht op de geschiedenis van het Goudse kasteel, waarbij hij ook de recentelijk zo veelbesproken onderaardse gangen niet vergeet. Rene Bollen schetSt hoc de woonhuizen in Gouda zich in de periode 13001600 ontwikkkelden van eenvoudige en kleine onderkomens tot grote en hoge panden, met talrijke vertrekken. Het geestelijk leven in het middeleeuwse Gouda komt ook ruimschoots aan bod: A. Hage bespreekt enkele Goudse pelgimageteksten, over reizen naar het Heilige Land; Koen Goudriaan ontrukt een oud handschrifije aan de vergetelheid, dat afkomstig
61
TIDINGE VAN DIE GOUDE is uit het convent Emaus in het Land van Stein (ook wel aangeduid als het elfde klooster en bekend door het verblijfvan Erasmus)en Bianca van den Berg schetst met behulp van kerkmeestersrekeningen een levendig beeld van de dagelijkse gang van zaken in de laat-middeleeuwse Sint-Janskerk. De overgang van de middeleeuwen naar nieuwe ûjd werd in Gouda onder meer gemarkeerd door de grote kerkbrand van 1552, die de genoemde Sint-Janskcrk volledig in de as legde. G. Vaandrager laat 1icn hoe de Goudse burgerij erin slaagde via een grote loterij de benodigde gelden bijeen te brengen voor de herbouw v-.in het Godshuis en hoe voorname ingezetenen via "sponsoring-avant-Ja-lettre" de sud in het rijke bezit brachten van de oogstrelende "Goudse Glazen". Dat het stad~bestuur ook niet ve'l;lat het oor te behagen laat Jan van der Zwart zien in zijn artikel over de klok in de Vrouwctoren, die - zo toont hij overtuigend aan - eerder deel uitmaakte van de beiaard in de Sint-Jan. Ernst en luim wiS$Clden elkaar af bij de optredens van de dichtende en acterende rederijkerskamers, waarvan Gouda er in de roerige tijd van de Tachti!\iarige Oorlog niet minder dan drie telde. Mieke Docter en Marja van Delft geven in hun bijdrage een fraaie kijk in het Goudse culturele leven in deze roerige tijd. Een andersoortige bijdrage aan het culturele leven in die dagen leverde boekdrukker Jasper Tournay. Paul Abels schildert hoe hij het liberale klimaat in de stàd optimaal benutte, door talrijke boeken van di~ nters en vrijdenkers van de persen te laten rollen.
Dat de voorname Goudse ingeutenen in de loop van de zeventiende eeuw veranderde van jongens van Jan de Witt in jongens van Jan Salie, wordt aangetoond door Krijn Sijrier in zijn studie over de veranderende economische positie van het Goudse patriciaat. De sprong naar de achttiende eeuw wordt gemaakt door Henny van Dolder-de Wit. Een unieke restauratie van de Goudse Glazen in een tijd van verval vormt het onderwerp van haar bijdrage. De Vrijmetselarij wordt nog altijd omgeven door een waas van geheimzinnigheid. Voor Gouda wordt een tipje van de sluier opgelicht door een W. Cassée, die beschouwd mag worden als een ingewijde in deze loge en die twee eeuwen geschiedenis van deze broederschap in Gouda op een rij zet. ·1ot slOt wordt ook onze eigen eeuw niet vergeten. Mevrouw Kooijman-Tibbles beschrijft omstaan en groei van de wijk Korte Akkeren. Vooral oudere Gouwenaars zullen veel herkennen van wat in woord en beeld in deze bijdrage wordt geioond. Hetzelfde geldt voor het laatste artikel, van de hand van J. Hcrmsen, die onder de titel "Macht en mor.ia! in Gouda, 1945-1946" laat zien boe de politieke en maatschappelijke verhoudingen kort na de oorlog in snel tempo hersteld werden. Het is te hopen dat deu kone schets van de inhoud van IN DE STAD VAN DfE GOUDE een extra aansporing betekent voor de leden van de Kring, om ma.,;,Qal de grote jubileumavond op 26 oktober in de nieuwe schouwburg te bezoeken, alwaar een ieder een exemplaar in ontvangst zal mogen nemen.
\
,
D. Meis(s)ner (1623), Gouda gezien \'anaf tie Hollandsche l.!ssel naar de sitt1atie i.·011 ,0ór 1577.
62
TIDINGE VAN DIE GOUDE
LUS1RUM FOTOWEDSTRIJD De lustrumcommissie van de Oudheidkundige Kring 'Die Goude' organiseert in het kader van het lustrum een fotowedstrijd. Het onderwerp moet betrekking hebben op het verleden v-Jn Gouda. Minimum formaat van de foto's 13 x 18 cm, zowel kleurenfoto's als zwart-wit. Er worden drie categorieën onderscheiden: 1) tot 15 jaar; 2) tot 21 jaar; 3) overigen. Op de expositie in de Agnietenkapel van historische foto's uit ons eigen archief op Open Monumentendag worden de winnende foto's tentoongesteld. Een jury wordt door de lustrumcommissie aangezocht Inzenden vóór 15 augustus 1992 met vermelding van naam, adres en geboortedatum. Prijzen voor iedere categorie afaonderlijk : f 15-0,-, f 100,en f 50,-. Adres voor de inzendingen: Lustrumcommissie 'Die Goude', Joris van Spilbergenlaan 16, 2803 EH Gouda. Klaas Ids Nauta
LUS1RUMAVOND De viering van ons jubileum vindt plaats op maandag 26 oktober 1992. Dan wordt de nieuwe bundel aangeboden aan de voorzitter van de vereniging en na de pauze spreekt Henny van Dolder over 'Gouda, oud en nieuw'. Deze diapresentatie wordt gehouden in de grote wal van de nieuwe schouwburg. Sponsor is DataGold. Houdt u de,.c avond vast vrij? Klaas Ids Nauta
WSTRUM LEZING Maandag 21 september is de eerstvolgende lezingenavond. Drie auteurs die hebben meegewerkt aan de jubileumbundel zullen die avond een korte inleiding houden over de resultaten van hun onderzoek. De bijeenkomst, die zeer de moeite waard is, wordt gehouden in de Agnietenkapcl en begint om 20.00 uur.
EXCURSIE NAAR HET LAND VAN KLEEF De najaarsexcursie 1992 is op zaterdag 19 september a.s. en bij voldoende deelname zal op 26 september 1992 deze excursie herhaald worden.
De bestemming is het "Land van Kleer•. Dit Nederrijnse landschap behoort tot het meest afwisselende van West-Europa. Historisch gezien is dit een zeer interessant gebied. Het begon met Julius O:asar die in 58-51 v. Chr. Gallië tot de Rijn veroverde en er Romeinse legerplaat,;en vestigde, die in 69-70 n. Chr. door de opstandige Batavieren werden bestormd en verwoest. Een gedeelte van die strijd vond plaats in het gebied dat wij gaan bezoeken. Na het vertrek om 8.00 uur vanaf de Noordzijde van het station rijden we via Nijmegen naar de stad Kleef in de gelijknamige Kreis, waar wij zullen stoppen voor een koffie-pauze. Hierna bezoeken we Kalkar, niet de kerncentrale, maar de St Nicolaikerk, met zijn rijke verzameling altaren., beelden en plafondschilderingen uit de periode 1450-1550. Naast deze kerk is een restaurant, waar wij de "Gilde-toast" zullen gebruiken. Na de lunch gaan we Xanten bezoeken. Speciaal gaan wc naar het Archeologisch Park. Op deze plaats lag eens de stad Colonia Ulpia Traiana die thans gedeeltelijk is gereconstrueerd. Er zijn o.a. delen van de stadsmuren met weertorcns te zien, het strJ.tenplan, een Jupitcr1.uil, een waterleidinghuisje en het amfitheater, waar eens 12.000 toeschouwers de gladiatorengevechten konden volgen. In dit park zult u van de ene naar de andere bezienswaardigheid moeten lopen, dus goede en gemakkelijke schoenen zijn beslist nodig. Alle bczichtingen zullen onder deskundige leiding gebeuren. De kosten voor deze excursie bedragen f 59,00; in de prijs is behalve de reis ook inbegrepen: een kop koffie met gebak, lunch, toegang tot de Nicolaikcrk en tot het Archeologisch Park, de verzekering, de fooi voor de chauffe.ur en gedurende de reis deskundige leiding. Inschrijven kunt u doen vóór 10 augustus a.s. door het bijgesloten formulier te zenden/in te leveren bij: R. F. Stijnis, Vlietenburg 32, 2804 WT Gouda, telefoon 01820 - 32278. Ook mag u het strookje afgeven in het stadhuis op de zaterdagen tussen 11.00 en 15.00 uur.
63
TIDINGE VAN DIE GOUDE
Hoewel we niet ver over de grens gaan en aan het einde van dit jaar de grenzen binnen Europa zullen worden opgeheven, zult u vooralsnog toch uw PASPOORT mee moeten nemen. Mocht de bus(sen) vol zijn dan wordt er een reservelijst aangelegd. De ervaring heert geleerd dat er op het laatste moment nog afmeldingen zijn. Ondanks deze reservelijst was de 2e excursiedag van de excursie naar Mechelen en Haarlem niet vol. Omdat alle gegevens nog niet binnen waren op het moment dat deze uitnodiging werd geschreven, kunnen er kleine wijzigingen plaats vinden.
STATUTEN EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT Per 19 augustus 1991 heeft de vereniging nieuwe statuten en een nieuw huishoudelijk reglement. Beide documenten zijn in beperkte oplage in druk verschenen. Belangstellenden kunnen op zaterdagen van 11.00-15.00 uur een exemplaar op het ~tadhcis afhalen.
KERKHISTORISCHE DAG IN UIRECHT \
De vierde "Dag van de Kerkgeschiedenis" van de in 1989 in Gouda opgerichte Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, zal op zaterdag 29 augustus a.s. gehouden worden in de Janskerk te Utrecht. Gelet op de rijke kerkhistorie van Utrecht is dit keer besloten zowel de lezingen als de ook nu weer verschijnende bundel geheel te wijden aan de veelbewogen zestiende eeuw. Sprekers op deze dag zullen zijn pror. J. J. Woltjer, prof. 0. J. de Jong, prof. E. Honnee, dr. F. Broeyer en drs. P. H. A. M. Abels. De Janskerk gaat open om 10.00 uur; VNK-ledcn hebben gratis toegang; nietleden betalen f. 10,-. Aan het eind van de dag zal een receptie worden aangeboden door het Utrechtse gemeentebestuur.
64
Secr.: Zoutmanstraat 64 2806 XD Gouda